Italië (Gecoördineerde tekst)
Italië (Gecoördineerde tekst)
Italië (Gecoördineerde tekst)
Overeenkomst tussen België en Italië tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen.
Overeenkomst ondertekend op 29.04.1983 Goedkeuringswet: 08.08.1986 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 22.03.1990 In werking getreden op 29.07.1989
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1990 - Andere belastingen: 31.12.1990
Bull. 694
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Aanvullend Protocol ondertekend op 19.12.1984 Goedkeuringswet: 08.08.1986 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 28.09.1989 - 22.03.1990 In werking getreden op 29.07.1989
Toepassing vanaf: - Bronbelasting: 01.01.1990 - Andere belastingen: 31.12.1990
xxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xxxxxxx/XXX/X0000/X00000000/X00000000.xxx
|
Tweede aanvullend Protocol ondertekend op 11.02.2004 Goedkeuringswet: 15.02.2007 Verschenen in Belgisch Staatsblad: 18.06.2013 In werking getreden op 17.04.2013
Toepassing: inkomsten van belastbare tijdperken die aanvangen op of na 01.01.1997
|
Artikel 1 Personen op wie de Overeenkomst van toepassing is
Deze Overeenkomst is van toepassing op personen die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
Artikel 2 Belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is
1. Deze Overeenkomst is van toepassing op belastingen naar het inkomen en naar het vermogen die, ongeacht de wijze van heffing, worden geheven ten behoeve van elke overeenkomstsluitende Staat, van de staatkundige of administratieve onderdelen of plaatselijke gemeenschappen daarvan.
2. Als belastingen naar het inkomen worden beschouwd alle belastingen die worden geheven naar het gehele inkomen of naar bestanddelen van het inkomen, daaronder begrepen belastingen naar voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende of onroerende goederen, belastingen naar het totale bedrag van de door de ondernemingen betaalde lonen of salarissen, alsmede belastingen naar waardevermeerdering.
3. De bestaande belastingen, waarop de Overeenkomst van toepassing is, zijn met name:
a) in België:
1° de personenbelasting;
2° de vennootschapsbelasting;
3° de rechtspersonenbelasting;
4° de belasting der niet-verblijfhouders;
5° de uitzonderlijke en tijdelijke solidariteitsbijdrage, met inbegrip van de voorheffingen, de opdeciemen en opcentiemen op die belastingen en voorheffingen, alsmede de aanvullende belastingen op de personenbelasting
(hierna te noemen "Belgische belasting");
b) in Italië:
1° de belasting op het inkomen van natuurlijke personen (imposta sul reddito delle persone fisiche);
2° de belasting op het inkomen van rechtspersonen (imposta sul reddito delle persone giuridiche);
3° de plaatselijke belasting op de inkomsten (imposta locale sui redditi),
zelfs indien ze bij wijze van inhouding bij de bron worden geheven (hierna te noemen "Italiaanse belasting").
4. De Overeenkomst is ook van toepassing op alle gelijke of in wezen gelijksoortige belastingen die na de datum van de ondertekening van de Overeenkomst naast of in de plaats van de bestaande belastingen worden geheven. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten delen elkaar de belangrijke wijzigingen die in hun onderscheiden belastingwetten zijn aangebracht, mede.
Artikel 3 Algemene bepalingen
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst, tenzij het zinsverband anders vereist:
(a) betekenen de uitdrukkingen "een overeenkomstsluitende Staat" en "de andere overeenkomstsluitende Staat", België of Italië, al naar het zinsverband vereist;
(b)
1° betekent de uitdrukking "België" het nationale grondgebied alsmede de gebieden in zee onder de rechtsmacht van het Koninkrijk België;
2° betekent de uitdrukking "Italië" het grondgebied van de Italiaanse Republiek en omvat ze de gebieden buiten de territoriale zee van Italië - en in het bijzonder de bodem en de ondergrond van de zee die aan het grondgebied van het schiereiland en van de Italiaanse eilanden grenzen en buiten de territoriale zee zijn gebleven - tot aan de grens welke is bepaald door de Italiaanse wetgeving met betrekking tot het onderzoek en de ontginning van de natuurlijke rijkdommen van die gebieden;
(c) omvat de uitdrukking "persoon", een natuurlijke persoon, een vennootschap en elke andere vereniging van personen;
(d) betekent de uitdrukking "vennootschap" elke rechtspersoon of elke eenheid die in de Staat waarvan zij inwoner is voor de belastingheffing als een rechtspersoon wordt behandeld;
(e) betekenen de uitdrukkingen "onderneming van een overeenkomstsluitende Staat" en "onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat" onderscheidenlijk een onderneming gedreven door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat en een onderneming gedreven door een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat;
(f) betekent de uitdrukking "internationaal verkeer" elk vervoer door een schip of luchtvaartuig dat door een onderneming, die haar plaats van werkelijke leiding in een overeenkomstsluitende Staat heeft, wordt geëxploiteerd, behalve indien het schip of het luchtvaartuig slechts tussen in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen plaatsen wordt geëxploiteerd;
(g) betekent de uitdrukking "onderdanen":
1° alle natuurlijke personen die de nationaliteit van een overeenkomstsluitende Staat bezitten;
2° alle rechtspersonen, personenvennootschappen en verenigingen die hun rechtspositie als zodanig ontlenen aan de wetgeving die in een overeenkomstsluitende Staat van kracht is;
(h) betekent de uitdrukking "bevoegde autoriteit":
1° in België, de Minister van Financiën of zijn bevoegde vertegenwoordiger;
2° in Italië, het Ministerie van Financiën.
2. Voor de toepassing van de Overeenkomst door een overeenkomstsluitende Staat heeft, tenzij het zinsverband anders vereist, elke niet erin omschreven uitdrukking de betekenis welke die uitdrukking heeft volgens de wetgeving van die Staat met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is.
Artikel 4 Inwoner
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "inwoner van een overeenkomstsluitende Staat" iedere persoon wiens inkomen of vermogen, ingevolge de wetgeving van die Staat, aldaar aan belasting is onderworpen op grond van zijn woonplaats, verblijf, plaats van leiding of enige andere, soortgelijke omstandigheid. Deze uitdrukking omvat echter niet personen die in die Staat enkel aan belasting zijn onderworpen ter zake van inkomsten uit in die Staat gelegen bronnen.
2. Indien een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van § 1 inwoner van beide overeenkomstsluitende Staten is, wordt zijn toestand op de volgende wijze geregeld:
a) hij wordt geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft; indien hij in beide Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarmede zijn persoonlijke en economische betrekkingen het nauwst zijn (middelpunt van de levensbelangen);
b) indien niet kan worden bepaald in welke Staat hij het middelpunt van zijn levensbelangen heeft, of indien hij in geen van de Staten een duurzaam tehuis tot zijn beschikking heeft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar hij gewoonlijk verblijft;
c) indien hij in beide Staten of in geen van beide gewoonlijk verblijft, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waarvan hij onderdaan is;
d) indien hij onderdaan is van beide Staten of van geen van beide, regelen de bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming.
3. Indien een andere dan een natuurlijke persoon ingevolge de bepalingen van § 1 inwoner is van beide overeenkomstsluitende Staten, wordt hij geacht inwoner te zijn van de Staat waar de plaats van zijn werkelijke leiding is gelegen.
Artikel 5 Vaste inrichting
1. Voor de toepassing van deze Overeenkomst betekent de uitdrukking "vaste inrichting" een vaste bedrijfsinrichting waarin de werkzaamheden van de onderneming geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
2. De uitdrukking "vaste inrichting" omvat in het bijzonder:
a) een plaats waar leiding wordt gegeven;
b) een filiaal;
c) een kantoor;
d) een fabriek;
e) een werkplaats;
f) een mijn, steengroeve of enige andere plaats waar natuurlijke rijkdommen worden geëxploiteerd;
e) de plaats van uitvoering van een bouwwerk of van constructiewerkzaamheden, waarvan de duur twaalf maanden overschrijdt.
3. Een vaste inrichting wordt niet aanwezig geacht, indien:
a) gebruik wordt gemaakt van inrichtingen, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering van aan de onderneming toebehorende goederen;
b) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de opslag, uitstalling of aflevering;
c) een voorraad van aan de onderneming toebehorende goederen wordt aangehouden, uitsluitend voor de bewerking of verwerking door een andere onderneming;
d) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend om voor de onderneming goederen aan te kopen of inlichtingen in te winnen;
e) een vaste bedrijfsinrichting wordt aangehouden, uitsluitend voor reclamedoeleinden, voor het geven van inlichtingen, voor wetenschappelijk onderzoek of voor soortgelijke werkzaamheden, ten behoeve van de onderneming, die van voorbereidende aard zijn of het karakter van hulpwerkzaamheden hebben;
f) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat, die niet onder de toepassing van de § 2 en 4 valt, zich ertoe beperkt in de andere overeenkomstsluitende Staat goederen of rechten als bedoeld in artikel 12, § 3 te verhuren, te verpachten of het recht van gebruik daarvan af te staan.
4. Een persoon - niet zijnde een onafhankelijke vertegenwoordiger in de zin van § 5 - die in een overeenkomstsluitende Staat voor een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat werkzaam is, wordt als een in de eerstbedoelde Staat aanwezige vaste inrichting van de onderneming beschouwd, indien hij in die Staat een machtiging bezit om namens de onderneming overeenkomsten af te sluiten en dit recht aldaar gewoonlijk uitoefent, tenzij zijn werkzaamheden beperkt blijven tot de aankoop van goederen voor die onderneming.
5. Een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat wordt niet geacht een vaste inrichting in de andere overeenkomstsluitende Staat te bezitten op grond van de enkele omstandigheid dat zij aldaar zaken doet door middel van een makelaar, een algemeen commissionair of enige andere onafhankelijke vertegenwoordiger, op voorwaarde dat deze personen in de normale uitoefening van hun bedrijf handelen.
6. De enkele omstandigheid dat een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, een vennootschap beheerst of door een vennootschap wordt beheerst, die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat of die in die andere Staat zaken doet (hetzij met behulp van een vaste inrichting hetzij op andere wijze), stempelt één van beide vennootschappen niet tot een vaste inrichting van de andere.
Artikel 6 Onroerende inkomsten
1. Inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit in de andere overeenkomstsluitende Staat gelegen onroerende goederen (inkomsten uit landbouw- en bosbedrijven daaronder begrepen), mogen in die andere Staat worden belast.
2. De uitdrukking "onroerende goederen" heeft de betekenis die daaraan wordt toegekend door het recht van de overeenkomstsluitende Staat waar de desbetreffende goederen zijn gelegen. De uitdrukking omvat in ieder geval de goederen die bij de onroerende goederen behoren, levende en dode have van landbouw- en bosbedrijven en de rechten waarop de bepalingen van het privaatrecht betreffende de grondeigendom van toepassing zijn. Het vruchtgebruik van onroerende goederen en rechten op veranderlijke of vaste vergoedingen ter zake van de exploitatie, of het recht tot exploitatie, van minerale aardlagen, bronnen en andere bodemrijkdommen worden ook als onroerende goederen beschouwd; schepen en luchtvaartuigen worden niet als onroerende goederen beschouwd.
3. De bepalingen van § 1 zijn van toepassing op inkomsten verkregen uit de rechtstreekse exploitatie of het rechtstreeks genot, uit het verhuren of verpachten, of uit elke andere vorm van exploitatie van onroerende goederen.
4. De bepalingen van de § 1 en 3 zijn ook van toepassing op inkomsten uit onroerende goederen van een onderneming en op inkomsten uit onroerende goederen gebezigd voor de uitoefening van een zelfstandig beroep.
Artikel 7 Ondernemingswinst
1. Winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij de onderneming in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting. Indien de onderneming aldus haar bedrijf uitoefent, mogen de winsten van de onderneming in de andere Staat worden belast, maar slechts in zoverre als zij aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend.
2. Onder voorbehoud van de bepalingen van § 3 worden, indien een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat haar bedrijf uitoefent met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting, in elke overeenkomstsluitende Staat aan die vaste inrichting de winsten toegerekend die zij geacht zou kunnen worden te behalen indien zij een onafhankelijke onderneming zou zijn, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden zou uitoefenen onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden en die met de onderneming waarvan zij een vaste inrichting is geheel onafhankelijk zou handelen.
3. Bij het bepalen van de winsten van een vaste inrichting worden in aftrek toegelaten kosten, alsmede kosten van leiding en algemene beheerskosten, die ten behoeve van die vaste inrichting zijn gemaakt, hetzij in de Staat waar die vaste inrichting is gevestigd, hetzij elders.
4. Bij ontstentenis van een regelmatige boekhouding of andere bewijskrachtige gegevens die het mogelijk maken het bedrag van de winsten van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat te bepalen, dat aan haar in de andere Staat gelegen vaste inrichting kan worden toegerekend, mag de belasting in die andere Staat onder meer volgens diens wetgeving worden gevestigd met inachtneming van de normale winsten van soortgelijke ondernemingen van die Staat, die dezelfde of soortgelijke werkzaamheden onder dezelfde of soortgelijke omstandigheden uitoefenen. Indien deze methode echter tot een dubbele belasting van dezelfde winsten leidt, plegen de bevoegde autoriteiten van beide Staten overleg om die dubbele belasting te vermijden.
In gevallen zoals bedoeld in het voorgaande lid mag de aan de vaste inrichting toe te rekenen winst ook worden bepaald op basis van een verdeling van de totale winst van de onderneming over haar verschillende delen, voor zover het aldus bekomen resultaat in overeenstemming is met de in dit artikel neergelegde beginselen.
5. Geen winsten worden aan een vaste inrichting toegerekend enkel op grond van aankoop door die vaste inrichting van goederen voor de onderneming.
6. Voor de toepassing van de voorgaande § worden de aan de vaste inrichting toe te rekenen winsten van jaar tot jaar volgens dezelfde methode bepaald, tenzij er een goede en genoegzame reden bestaat om hiervan af te wijken.
7. Indien in de winsten inkomstenbestanddelen zijn begrepen die afzonderlijk in de andere artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, worden de bepalingen van die artikelen niet aangetast door de bepalingen van dit artikel.
Artikel 8 Zeevaart en luchtvaart
1. Winsten uit de exploitatie van schepen of luchtvaartuigen in internationaal verkeer zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
2. Indien de plaats van de werkelijke leiding van een zeescheepvaartonderneming zich aan boord van een schip bevindt wordt deze plaats geacht te zijn gelegen in de overeenkomstsluitende Staat waar het schip zijn thuishaven heeft, of, indien er geen thuishaven is, in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de exploitant van het schip inwoner is.
3. De bepalingen van § 1 zijn ook van toepassing op winsten verkregen uit deelneming aan een pool, een gemeenschappelijk bedrijf of een internationaal bedrijfslichaam.
Artikel 9 Afhankelijke ondernemingen
Indien:
a) een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat onmiddellijk of middellijk deelneemt aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat, of
b) dezelfde personen onmiddellijk of middellijk deelnemen aan de leiding van, aan het toezicht op, dan wel in het kapitaal van een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat en van een onderneming van de andere overeenkomstsluitende Staat,
en in het ene of in het andere geval tussen beide ondernemingen in hun handelsbetrekkingen of financiële betrekkingen, voorwaarden worden overeengekomen of opgelegd die afwijken van die welke zouden worden overeengekomen tussen onafhankelijke ondernemingen, mag de winst die één van de ondernemingen zonder deze voorwaarden zou hebben behaald, maar ten gevolge van die voorwaarden niet heeft behaald, worden begrepen in de winsten van die onderneming en dienovereenkomstig worden belast.
Artikel 10 Dividenden
1. Dividenden betaald door een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Deze dividenden mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de dividenden inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 % van het brutobedrag van de dividenden.
Deze § laat onverlet de belastingheffing van de vennootschap ter zake van de winsten waaruit de dividenden worden betaald.
3. De uitdrukking "dividenden", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit aandelen, winstaandelen of winstbewijzen, mijnaandelen, oprichtersaandelen of andere rechten op een aandeel in de winst, met uitzondering van schuldvorderingen, alsmede inkomsten uit andere rechten in vennootschappen die volgens de wetgeving van de Staat waarvan de uitkerende vennootschap inwoner is, op dezelfde wijze als inkomsten uit aandelen in de belastingheffing worden betrokken.
Die uitdrukking de betekent onder meer inkomsten - zelfs indien zij worden toegekend in de vorm van interest - die belastbaar zijn als inkomsten van belegde kapitalen van vennoten in vennootschappen, niet zijnde vennootschappen op aandelen, die inwoner zijn van België.
4. De bepalingen van de § 1 en 2 zijn niet van toepassing indien de uiteindelijke gerechtigde tot de dividenden, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waarvan de vennootschap die de dividenden betaalt inwoner is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald, met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval mogen de dividenden in die andere Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast.
5. Indien een vennootschap die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat winsten of inkomsten verkrijgt uit de andere overeenkomstsluitende Staat, mag die andere Staat geen belasting heffen op dividenden die door de vennootschap aan inwoners van de eerstbedoelde Staat worden betaald, behalve voor zover het aandelenbezit uit hoofde waarvan de dividenden worden betaald wezenlijk is verbonden met een in die andere Staat gelegen vaste inrichting of vaste basis, noch de niet-uitgedeelde winst van de vennootschap onderwerpen aan een belasting op niet-uitgedeelde winst, zelfs indien de betaalde dividenden of de niet-uitgedeelde winst geheel of gedeeltelijk bestaan uit winsten of inkomsten die uit die andere Staat afkomstig zijn.
Artikel 11 Interest
1. Interest afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat is in die andere Staat belastbaar.
2. Deze interest mag echter in de overeenkomstsluitende Staat waaruit hij afkomstig is, overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dan 15 % van het brutobedrag van de interest.
3. In afwijking van de bepalingen van § 2 mag interest in de Staat waaruit hij afkomstig is niet worden belast, indien het gaat:
(a) om interest van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen die aan de andere overeenkomstsluitende Staat of aan een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan wordt betaald;
(b) om interest die aan een kredietinstelling van de andere overeenkomstsluitende Staat wordt betaald uit hoofde van niet door effecten aan toonder vertegenwoordigde leningen die in het kader van een tussen de Regeringen van de overeenkomstsluitende Staten gesloten akkoord worden toegestaan.
4. De uitdrukking "interest", zoals gebezigd in dit artikel, betekent inkomsten uit overheidsleningen, uit obligaties al dan niet gewaarborgd door hypotheek of al dan niet aanspraak gevend op een aandeel in de winst, en uit schuldvorderingen op deposito's van welke aard ook, alsmede loten van leningen en alle andere inkomsten die volgens de belastingwetgeving van de Staat waaruit de inkomsten afkomstig zijn, op dezelfde wijze als inkomsten uit geleende of gedeponeerde bedragen in de belastingheffing worden betrokken.
De uitdrukking "interest" omvat echter niet interest die overeenkomstig artikel 10, § 3, 2 e lid, als dividenden wordt behandeld.
5. De bepalingen van de § 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijk gerechtigde tot de interest, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat waaruit de interest afkomstig is, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en de schuldvordering uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd uit hoofde waarvan de interest is verschuldigd, met een vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval mag de interest in die andere Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast.
6. Interest wordt geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of administratief onderdeel, een plaatselijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de interest, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de schuld, ter zake waarvan de interest wordt betaald, werd aangegaan en die de last van die interest draagt, wordt die interest geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of de vaste basis is gevestigd.
7. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de werkelijke genieter of tussen hun beiden en een derde, het bedrag van de interest, gelet op de schuldvordering waarvoor hij wordt betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de werkelijke genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval mag het daarboven uitgaande deel van de betalingen overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst worden belast.
Artikel 12 Royalty's
1. Xxxxxxx'x afkomstig uit een overeenkomstsluitende Staat en betaald aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Deze royalty's mogen echter ook in de overeenkomstsluitende Staat waaruit zij afkomstig zijn overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast, maar indien de uiteindelijk gerechtigde tot royalty's inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mag de aldus geheven belasting niet hoger zijn dat 5 % van het brutobedrag van de royalty's.
3. De uitdrukking "royalty's", zoals gebezigd in dit artikel, betekent betalingen van welke aard ook als vergoeding voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, een auteursrecht op een werk op het gebied van letterkunde, kunst of wetenschap, daaronder begrepen bioscoopfilms en films of banden voor radio en televisie, van een octrooi, een fabrieks- of handelsmerk, een tekening, een model, een plan, een geheim recept of een geheime werkwijze, alsmede voor het gebruik van, of voor het recht van gebruik van, nijverheids- of handelsuitrusting dan wel wetenschappelijke uitrusting en voor inlichtingen omtrent ervaringen op het gebied van nijverheid, handel of wetenschap.
4. De bepalingen van de § 1 en 2 zijn niet van toepassing, indien de uiteindelijke gerechtigde tot de royalty's, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat waaruit de royalty's afkomstig zijn, een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed uit hoofde waarvan de royalty's verschuldigd zijn, met die vaste inrichting of vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval mogen de royalty's in die andere Staat overeenkomstig de wetgeving van die Staat worden belast.
5. Royalty's worden geacht uit een overeenkomstsluitende Staat afkomstig te zijn indien de schuldenaar die Staat zelf is, een staatkundig of administratief onderdeel, een plaastelijke gemeenschap of een inwoner van die Staat. Indien evenwel de schuldenaar van de royalty's, ongeacht of hij inwoner van een overeenkomstsluitende Staat is, in een overeenkomstsluitende Staat een vaste inrichting of een vaste basis heeft waarvoor de verbintenis, uit hoofde waarvan de royalty's worden betaald, werd aangegaan en die de last van de royalty's draagt, worden die royalty's geacht afkomstig te zijn uit de Staat waar de vaste inrichting of vaste basis is gevestigd.
6. Indien, ten gevolge van een bijzondere verhouding tussen de schuldenaar en de werkelijke genieter of tussen hen beiden en een derde, het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, van het bedrag van de royalty's, gelet op het gebruik, het recht of de inlichtingen waarvoor zij worden betaald, hoger is dan het bedrag dat zonder zulk een verhouding door de schuldenaar en de werkelijke genieter zou zijn overeengekomen, zijn de bepalingen van dit artikel slechts op dit laatstbedoelde bedrag van toepassing. In een zodanig geval mag het daarboven uitgaande deel van de betalingen overeenkomstig de wetgeving van elke overeenkomstsluitende Staat en met inachtneming van de overige bepalingen van deze Overeenkomst worden belast.
Artikel 13 Vermogenswinsten
1. Voordelen die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit de vervreemding van onroerende goederen zoals bedoeld in artikel 6 en die in de andere overeenkomstsluitende Staat zijn gelegen, zijn in die andere Staat belastbaar.
2. Voordelen verkregen uit de vervreemding van roerende goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, of van roerende goederen die behoren tot een vaste basis die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat tot zijn beschikking heeft voor de uitoefening van een zelfstandig beroep, daaronder begrepen voordelen verkregen uit de vervreemding van die vaste inrichting (alleen of tezamen met de gehele onderneming) of van die vaste basis, zijn in die andere Staat belastbaar.
3. Voordelen verkregen uit de vervreemding van schepen of luchtvaartuigen die in internationaal verkeer worden geëxploiteerd of van roerende goederen die bij de exploitatie van deze schepen of luchtvaartuigen worden gebruikt, zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
4. Voordelen verkregen uit de vervreemding van alle andere roerende goederen dan die bedoeld in de § 1, 2 en 3 zijn slechts belastbaar in de overeenkomstsluitende Staat waarvan de vervreemder inwoner is.
Artikel 14 Zelfstandige beroepen
1. Inkomsten verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat in de uitoefening van een vrij beroep of ter zake van andere werkzaamheden van zelfstandige aard zijn slechts in die Staat belastbaar, tenzij die inwoner in de andere overeenkomstsluitende Staat voor het verrichten van zijn werkzaamheden geregeld over een vaste basis beschikt. Indien hij over zulk een vaste basis beschikt, zijn de inkomsten in de andere Staat belastbaar, maar slechts in zoverre als zij kunnen worden toegerekend aan die vaste basis.
2. De uitdrukking "vrij beroep" omvat in het bijzonder zelfstandige werkzaamheden op het gebied van wetenschap, letterkunde, kunst, opvoeding of onderwijs, alsmede de zelfstandige werkzaamheden van artsen, advocaten, ingenieurs, architecten, tandartsen en accountants.
Artikel 15 Niet-zelfstandige beroepen
1. Onder voorbehoud van de bepalingen van de artikelen 16, 18, 19 en 20, zijn lonen, salarissen en andere soortgelijke beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een dienstbetrekking slechts in die Staat belastbaar, tenzij de dienstbetrekking in de andere overeenkomstsluitende Staat wordt uitgeoefend. Indien de dienstbetrekking aldaar wordt uitgeoefend, mogen de ter zake daarvan verkregen beloningen in die andere Staat worden belast.
2. Niettegenstaande de bepalingen van § 1, zijn beloningen verkregen door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een in de andere overeenkomstsluitende Staat uitgeoefende dienstbetrekking slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar, indien:
a) zij werkzaamheden vergoeden, die in de andere Staat worden uitgeoefend gedurende een tijdvak of tijdvakken die in het kalenderjaar een totaal van 183 dagen niet te boven gaan, en
b) de beloningen worden betaald door of namens een werkgever die niet inwoner van de andere Staat is, en
c) de beloningen niet ten laste komen van een vaste inrichting of een vaste basis, die de werkgever in de andere Staat heeft.
3. Niettegenstaande de voorgaande bepalingen van dit artikel mogen beloningen verkregen ter zake van een dienstbetrekking uitgeoefend aan boord van een schip of luchtvaartuig dat in internationaal verkeer wordt geëxploiteerd, worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de plaats van de werkelijke leiding van de onderneming is gelegen.
Artikel 16 Tantièmes
1. Tantièmes, presentiegelden en soortgelijke beloningen, door een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkregen in zijn hoedanigheid van lid van de raad van beheer of van toezicht of van een gelijkaardig orgaan van een vennootschap die inwoner is van de andere overeenkomstsluitende Staat, mogen in die andere Staat worden belast.
2. Normale beloningen die de in § 1 bedoelde personen in een andere hoedanigheid verkrijgen mogen overeenkomstig artikel 14 of artikel 15, naar gelang van hun aard, worden belast.
Artikel 17 Artiesten en sportbeoefenaars
1. Niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 14 en 15 mogen inkomsten die een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat verkrijgt uit zijn persoonlijke werkzaamheden die hij in de andere overeenkomstsluitende Staat verricht in de hoedanigheid van artiest, zoals toneelspeler, film-, radio- of televisieartiest of musicus of in de hoedanigheid van sportbeoefenaar, in die andere Staat worden belast.
2. Indien inkomsten uit werkzaamheden die een artiest of sportbeoefenaar en als zodanig verricht, niet worden toegekend aan de artiest of aan de sportbeoefenaar zelf maar aan een andere persoon, mogen die inkomsten niettegenstaande de bepalingen van de artikelen 7, 14 en 15 worden belast in de overeenkomstsluitende Staat waar de werkzaamheden van de artiest of de sportbeoefenaar worden verricht.
Artikel 18 Pensioenen
Onder voorbehoud van de bepalingen van artikel 19, § 2 zijn pensioenen en andere soortgelijke beloningen betaald aan een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat ter zake van een vroegere dienstbetrekking, slechts in die Staat belastbaar.
Artikel 19 Overheidsfuncties
1. a) Beloningen, niet zijnde pensioenen, betaald door een overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar;
b) Die beloningen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon een inwoner van die Staat is die de nationaliteit van die Staat bezit.
-------------------
Art. 19, 6 1, (b), werd vervangen door art. 1 Tweede aanvullend protocol 11.10.2004 goedgekeurd bij W. 15.02.2007 BS 18.06.2013).
-------------------
2. a) Pensioenen door een overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan, hetzij rechtstreeks, hetzij uit door hen in het leven geroepen fondsen, betaald aan een natuurlijke persoon ter zake van diensten bewezen aan die Staat of aan dat onderdeel of die gemeenschap, zijn slechts in die Staat belastbaar.
b) Die pensioenen zijn evenwel slechts in de andere overeenkomstsluitende Staat belastbaar indien de natuurlijke persoon een inwoner van die Staat is en de nationaliteit ervan bezit.
3. De bepalingen van artikelen 15, 16 en 18 zijn van toepassing op beloningen en pensioenen ter zake van diensten bewezen in het kader van een nijverheids- of handelsbedrijf uitgeoefend door een overeenkomstsluitende Staat, een staatkundig of administratief onderdeel of een plaatselijke gemeenschap daarvan.
Artikel 20 Leraren
Beloningen, van welke aard ook, xxx xxxxxxxxxxx en andere leden van het onderwijzend personeel, die inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat en die tijdelijk in de andere overeenkomstsluitende Staat verblijven om aldaar, gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaar, aan een universiteit of een andere onderwijsinrichting of wetenschappelijke instelling zonder winstoogmerken onderwijs te geven of zich met wetenschappelijk onderzoek bezig te houden, zijn slechts in de eerstbedoelde Staat belastbaar.
Artikel 21 Studenten, leerlingen of stagiairs
Bedragen die een student, een leerling of een voor een beroep in opleiding zijnde persoon, die inwoner is, of onmiddellijk vóór zijn bezoek aan een overeenkomstsluitende Staat inwoner was van de andere overeenkomstsluitende Staat en die in de eerstbedoelde Staat verblijft uitsluitend om aldaar zijn studie of opleiding voort te zetten, ontvangt ten behoeve van zijn onderhoud, studie of opleiding, zijn in die Staat niet belastbaar op voorwaarde dat die bedragen afkomstig zijn uit bronnen buiten die Staat.
Artikel 22 Andere inkomsten
1. Ongeacht hun afkomst zijn bestanddelen van het inkomen van een inwoner van een overeenkomstsluitende Staat die niet in de voorgaande artikelen van deze Overeenkomst worden behandeld, slechts in die Staat belastbaar.
2. De bepaling van § 1 is niet van toepassing op inkomsten, niet zijnde inkomsten uit onroerende goederen als omschreven in artikel 6, § 2, indien de genieter van die inkomsten, die inwoner is van een overeenkomstsluitende Staat, in de andere overeenkomstsluitende Staat een nijverheids- of handelsbedrijf met behulp van een aldaar gevestigde vaste inrichting of een zelfstandig beroep door middel van een aldaar gevestigde vaste basis uitoefent en het recht of het goed dat de inkomsten oplevert met die vaste inrichting of die vaste basis wezenlijk is verbonden. In een zodanig geval zijn de inkomsten in die andere Staat belastbaar overeenkomstig de wetgeving van die Staat.
Artikel 23 Wijze waarop dubbele belasting wordt vermeden
1. InBelgië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
1° Indien een inwoner van België niet in 2° hierna bedoelde inkomsten ontvangt die volgens de bepalingen van de Overeenkomst in Italië mogen worden belast, stelt België deze inkomsten vrij van belasting, maar om het bedrag van zijn belasting over het overige inkomen van die inwoner te berekenen mag België hetzelfde tarief toepassen alsof die inkomsten niet waren vrijgesteld;
2° Met betrekking tot dividenden die belastbaar zijn volgens artikel 10, § 2, interest die belastbaar is volgens artikel 11, § 2 of 7, en royalty's die belastbaar zijn volgens artikel 12, § 2 of 6, wordt het forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting dat onder de voorwaarden en tegen het tarief waarin de Belgische wetgeving voorziet wordt bepaald, verrekend met de Belgische belasting op die inkomsten; het tarief van dat forfaitaire gedeelte van buitenlandse belasting mag echter niet lager zijn dan het tarief van de belasting die in Italië overeenkomstig artikel 10, § 2, artikel 11, § 2 of artikel 12, § 2, naar het geval, op die inkomsten werd geheven.
3° Indien volgens de Belgische wetgeving verliezen die een Belgische onderneming in een in Italië gevestigde vaste inrichting heeft geleden, voor de belastingheffing van die onderneming in België werkelijk in mindering van de winsten van die onderneming werden gebracht, is de vrijstelling volgens 1° in België niet van toepassing op de winsten van andere belastbare tijdperken die aan die vaste inrichting kunnen worden toegerekend, in zoverre als deze winsten ook in Italië door de verrekening van die verliezen van belasting werden vrijgesteld.
2. InItalië wordt dubbele belasting op de volgende wijze vermeden:
1° Indien een inwoner van Italië inkomsten ontvangt die in België mogen worden belast, mag Italië bij het vaststellen van zijn in artikel 2 van deze Overeenkomst vermelde belastingen op het inkomen, deze inkomsten in de belastbare basis van die belastingen opnemen, tenzij de Overeenkomst anders bepaalt.
In een zodanig geval moet Italië zijn aldus vastgestelde belastingen verminderen met de in België betaalde inkomstenbelasting, maar het bedrag van de vermindering mag niet hoger zijn dan het gedeelte van de Italiaanse belasting dat in dezelfde verhouding aan die inkomsten kan worden toegerekend als de verhouding waarin deze inkomsten bijdragen om het totale inkomen te vormen;
2° Geen enkele vermindering wordt evenwel verleend wanneer het inkomen in Italië, op verzoek van de genieter van het inkomen overeenkomstig de Italiaanse wetgeving, aan een bij wijze van inhouding geheven belasting wordt onderworpen.
Artikel 24 Non-discriminatie
1. Onderdanen van een overeenkomstsluitende Staat worden in de andere overeenkomstsluitende Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichting waaraan onderdanen van die andere Staat onder gelijke omstandigheden zijn of kunnen worden onderworpen. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 1 is deze bepaling ook van toepassing op personen die niet inwoner zijn van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten.
2. De belastingheffing van een vaste inrichting die een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat in de andere overeenkomstsluitende Staat heeft, is in die andere Staat niet ongunstiger dan de belastingheffing van ondernemingen van die andere Staat die dezelfde werkzaamheden uitoefenen. Deze bepaling mag niet aldus worden uitgelegd dat zij een overeenkomstsluitende Staat verplicht aan inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat bij de belastingheffing de persoonlijke aftrekken, tegemoetkomingen en verminderingen uit hoofde van de gezinstoestand of gezinslasten te verlenen die hij aan zijn eigen inwoners verleent.
3. Behalve indien de bepalingen van artikel 9, artikel 11, § 7, of artikel 12, § 6, van toepassing zijn, worden interest, royalty's en andere kosten, die door een onderneming van een overeenkomstsluitende Staat aan een inwoner van de andere overeenkomstsluitende Staat worden betaald, bij het bepalen van de belastbare winst van die onderneming op dezelfde voorwaarden in mindering gebracht, alsof zij aan een inwoner van de eerstbedoelde Staat zouden zijn betaald.
4. Ondernemingen van een overeenkomstsluitende Staat, waarvan het kapitaal geheel of ten dele, onmiddellijk of middellijk in het bezit is van, of wordt beheerst door één of meer inwoners van de andere overeenkomstsluitende Staat, worden in de eerstbedoelde Staat niet onderworpen aan enige belastingheffing of daarmede verband houdende verplichting, die anders of zwaarder is dan de belastingheffing en daarmede verband houdende verplichtingen, waaraan andere soortgelijke ondernemingen van de eerstbedoelde Staat zijn of kunnen worden onderworpen.
5. Niettegenstaande de bepalingen van artikel 2 zijn de bepalingen van dit artikel van toepassing op belastingen van elke soort of benaming.
Artikel 25 Regeling voor onderling overleg
1. Indien een persoon van oordeel is dat de maatregelen van een overeenkomstsluitende Staat of van beide overeenkomstsluitende Staten voor hem leiden of zullen leiden tot een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de bepalingen van deze Overeenkomst, kan hij, onverminderd de rechtsmiddelen welke in het kader van de interne procedure inzake geschillen van die Staten zijn bepaald of de verzoeken om teruggave die op grond van artikel 28 werd ingediend, zijn geval voorleggen aan de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat waarvan hij inwoner is, of, indien zijn geval onder artikel 24, § 1, ressorteert, aan die van de overeenkomstsluitende Staten waarvan hij de nationaliteit bezit. Het geval moet worden voorgelegd binnen een termijn van twee jaar vanaf de eerste kennisgeving van de maatregel of de heffing bij de bron die een belastingheffing ten gevolge heeft die niet in overeenstemming is met de bepalingen van de Overeenkomst.
2. De bevoegde autoriteit tracht, indien het bezwaar haar gegrond voorkomt en indien zij niet zelf in staat is tot een bevredigende oplossing ervan te komen, de aangelegenheid in onderlinge overeenstemming met de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat op te lossen, teneinde een belastingheffing die niet in overeenstemming is met de Overeenkomst, te vermijden.
3. De bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staten trachten moeilijkheden of twijfelpunten die mochten rijzen met betrekking tot de uitlegging of de toepassing van de Overeenkomsten, in onderlinge overeenstemming op te lossen.
4. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten kunnen zich rechtstreeks met elkaar in verbinding stellen teneinde een overeenstemming zoals bedoeld in de voorgaande paragrafen te bereiken.
Zij plegen ook overleg omtrent de administratieve maatregelen die voor de uitvoering van de bepalingen van de Overeenkomst nodig zijn en met name omtrent de bewijsstukken die de inwoners van elke Staat moeten overleggen om in de andere Staat de bij deze Overeenkomst bepaalde belastingvrijstellingen of -verminderingen te genieten.
Artikel 26 Uitwisseling van inlichtingen
1. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten wisselen de inlichtingen uit die nodig zijn om uitvoering te geven aan de bepalingen van deze Overeenkomst, om het ontduiken en het ontgaan van belasting te voorkomen of om uitvoering te geven aan de bepalingen van de nationale wetgeving met betrekking tot de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is, voor zover de belastingheffing waarin deze voorzien niet in strijd is met de Overeenkomst. De uitwisseling van inlichtingen wordt niet beperkt bij artikel 1. De door een overeenkomstsluitende Staat verkregen inlichtingen worden op dezelfde wijze geheim gehouden als de inlichtingen die onder de nationale wetgeving van die Staat worden verkregen en worden alleen medegedeeld aan personen of autoriteiten (daaronder begrepen rechterlijke instanties en administratief-rechterlijke lichamen) die betrokken zijn bij de vestiging of de invordering van, bij de tenuitvoerlegging of vervolging ter zake van, of bij de beslissing in beroepszaken betrekking hebbende op de belastingen waarop de Overeenkomst van toepassing is. Deze personen of autoriteiten mogen de inlichtingen slechts voor die doeleinden gebruiken. Zij mogen deze inlichtingen mededelen in rechtszittingen of rechterlijke beslissingen.
2. Ingeen geval mogen de bepalingen van § 1 aldus worden uitgelegd, dat zij een overeenkomstsluitende Staat de verplichting opleggen:
a) administratieve maatregelen te nemen die afwijken van zijn wetgeving en van zijn administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
b) bijzonderheden te verstrekken die niet verkrijgbaar zouden zijn volgens zijn wetgeving of binnen het raam van zijn normale administratieve praktijk of van die van de andere overeenkomstsluitende Staat;
c) inlichtingen te verstrekken die een handels-, bedrijfs-, nijverheids- of beroepsgeheim of een handelswerkwijze zouden onthullen, dan wel inlichtingen waarvan het verstrekken in strijd zou zijn met de openbare orde.
Artikel 27 Invorderingsbijstand
1. De overeenkomstsluitende Staten verlenen elkaar hulp en bijstand voor de betekening en de invordering van de in artikel 2 bedoelde belastingen, de verhogingen en opcentiemen van die belastingen alsmede van de erop betrekking hebbende interest en kosten.
2. Op verzoekschrift van de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat zorgt de bevoegde autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat, overeenkomstig de wettelijke bepalingen en de reglementeringen die voor de betekening en de invordering van de in § 1 bedoelde belastingvorderingen die in de eerstbedoelde Staat eisbaar zijn. Die vorderingen genieten geen enkel voorrecht in de aangezochte Staat en deze is niet gehouden uitvoeringsmiddelen aan te wenden die niet toegelaten zijn door de wettelijke bepalingen of de reglementeringen van de verzoekende Staat.
3. De in § 2 bedoelde verzoekschriften worden gestaafd met een officieel afschrift van de uitvoerbare titels, eventueel vergezeld van een officieel afschrift van de beslissingen die het gezag van het gewijsde hebben verworven.
4. Met betrekking tot belastingvorderingen waartegen beroep openstaat, mag de bevoegde autoriteit van een overeenkomstsluitende Staat, om zijn rechten te vrijwaren, de autoriteit van de andere overeenkomstsluitende Staat verzoeken de conservatoire maatregelen te nemen waarin diens wetgeving voorziet; de bepalingen van de § 1 tot 3 zijn, mutatis mutandis, op die maatregelen van toepassing.
5. Artikel 26, § 1, 3e, 4e en 5e zin, is mede van toepassing op elke inlichting die ingevolge dit artikel ter kennis van de bevoegde autoriteiten van de aangezochte Staat wordt gebracht.
Artikel 28 Teruggave van de bij wijze van inhouding bij de bron geheven belastingen
1. Op verzoek van de belanghebbende worden de belastingen die in een overeenkomstsluitende Staat bij wijze van inhouding bij de bron worden geheven, teruggegeven indien het recht van belastingheffing door de bepalingen van deze Overeenkomst wordt ingeperkt.
2. De verzoeken om teruggave worden bij de bevoegde autoriteit van de overeenkomstsluitende Staat die de teruggave moet verrichten ingediend binnen de termijn waarin de wetgeving van die Staat voorziet; zij moeten vergezeld zijn van een officieel attest van de overeenkomstsluitende Staat waarvan de belastingplichtige inwoner is, waaruit blijkt dat is voldaan aan de voorwaarden die voor de toepassing van de bij de Overeenkomst bepaalde vrijstellingen of verminderingen zijn gesteld.
3. De bevoegde autoriteiten van de overeenkomstsluitende Staten regelen in onderlinge overeenstemming, overeenkomstig de bepalingen van artikel 25, de wijze van toepassing van dit artikel. Zij mogen in onderlinge overeenstemming ook andere procedures voor de toepassing van de bij deze Overeenkomst bepaalde belastingverminderingen vaststellen.
Artikel 29 Diverse bepalingen
1. De bepalingen van deze Overeenkomst tasten in geen enkel opzicht de fiscale voorrechten aan die diplomatieke vertegenwoordigers of consulaire ambtenaren ontlenen aan de algemene regelen van het volkenrecht of aan bepalingen van bijzondere akkoorden.
2. De Overeenkomst is niet van toepassing op internationale organisaties, hun organen of hun ambtenaren, noch op personen die lid zijn van een diplomatieke vertegenwoordiging of van een consulaire post van een derde Staat, indien deze op het grondgebied van een overeenkomstsluitende Staat verblijven en inzake belastingen naar het inkomen niet als inwoners van de ene of de andere overeenkomstsluitende Staat worden behandeld.
3. De bepalingen van de Overeenkomst beletten een overeenkomstsluitende Staat niet de ingevolge zijn wetgeving verschuldigde belastingen te heffen van vennootschappen die inwoner zijn van die Staat, ingeval van inkoop van eigen aandelen of delen door die vennootschappen of naar aanleiding van de verdeling van het maatschappelijk vermogen ervan.
Artikel 30 Inwerkingtreding
1. Deze Overeenkomst zal worden bekrachtigd en de akten van bekrachtiging zullen zo spoedig mogelijk te Brussel worden uitgewisseld.
2. De Overeenkomst zal in werking treden op de vijftiende dag die volgt op de dag van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging en haar bepalingen zullen toepassing vinden :
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld op of na 1 januari van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen op of na 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van die uitwisseling.
3. De Overeenkomst tussen België en Italië tot het vermijden van dubbele belasting en tot regeling van sommige andere aangelegenheden inzake belastingen naar het inkomen en het slotprotocol, die te Brussel op 19 oktober 1970 werden ondertekend, zullen een einde nemen en ophouden toepassing te vinden op elke Belgische of Italiaanse belasting met betrekking tot een tijdperk waarvoor deze Overeenkomst ten aanzien van die belasting overeenkomstig § 2 uitwerking heeft. De bepalingen van dezelfde overeenkomst en hetzelfde slotprotocol van 19 oktober 1970 blijven van toepassing op in de artikel 2, § 3 van deze Overeenkomst bedoelde belastingen die verschuldigd zijn voor tijdperken die aan de uitwerking van deze Overeenkomst voorafgaan.
Artikel 31 Beëindiging
Deze Overeenkomst blijft van kracht zolang zij niet door een overeenkomstsluitende Staat wordt opgezegd; maar elke overeenkomstsluitende Staat kan, tot en met de 30 ejuni van elk kalenderjaar vanaf het vijfde jaar dat volgt op het jaar van de uitwisseling van de akten van bekrachtiging, aan de andere overeenkomstsluitende Staat langs diplomatieke weg een schriftelijk opzegging doen toekomen. In geval van opzegging vóór 1 juli van zodanig jaar, zal de Overeenkomst voor de laatste maal van toepassing zijn:
a) op de bij de bron verschuldigde belastingen op inkomsten die zijn toegekend of betaalbaar gesteld ten laatste op 31 december van het jaar van de opzegging;
b) op de andere belastingen geheven naar inkomsten van belastbare tijdperken die eindigen vóór 31 december van het jaar dat onmiddellijk volgt op dat van de opzegging.
--------
Slotprotocol
Bij de ondertekening van de Overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting en tot het voorkomen van het ontduiken en het ontgaan van belasting op het gebied van belastingen naar het inkomen, heden tussen België en Italië gesloten, zijn de ondergetekende Gevolmachtigden overeengekomen dat de volgende bepalingen een integrerend deel van die Overeenkomst vormen.
1. Inartikel 7, § 3 verstaat men onder "kosten die ten behoeve van die vaste inrichting zijn gemaakt" kosten die rechtstreeks op de werkzaamheden van de vaste inrichting betrekking hebben.
2. De bepalingen van artikel 19, § 1, b, en 2, b, zijn niet van toepassing indien de genieter van de inkomsten de nationaliteit van beide overeenkomstsluitende Staten bezit.
3. De bepalingen van artikel 19, paragrafen 1 en 2, zijn van toepassing op beloningen en pensioenen die door de volgende diensten of instellingen aan hun personeel worden toegekend;
(a) met betrekking tot België :
de Nationale Maatschappij der Belgische Spoorwegen;
de Regie der Posterijen;
de Regie van Telegrafie en Telefonie;
het CommissariaatGeneraal voor Toerisme;
de Belgische Dienst voor Buitenlandse Handel;
de Nationale Bank van België;
(b) met betrekking tot Italië :
de Administratie der Italiaanse Spoorwegen;
(I'Azienda Autonoma delle Ferrovie dello Stato);
de Administratie van de Diensten voor Posterijen en Telecommunicatie;
(I'Amministrazione delle Poste e delle Telecommunicazioni);
de Italiaanse Nationale Dienst voor Toerisme;
(I'Ente nazionale italiano per il Turismo);
het Instituut voor de Buitenlandse Handel;
(I'Istituto per il Commercio estero);
de Bank van Italië;
(la Bancad'Italia".
------------------
Art. 3, werd vervangen door art. 1 Aanvullend protocol 19.12.1984 goedgekeurd bij W. 08.08.1986 (BS 28.09.1989).
------------------
4. Geen enkele bepaling van artikel 24 mag aldus worden uitgelegd dat zij België belet:
(a) het totaal bedrag van de winsten van een Belgische vaste inrichting van een vennootschap die inwoner is van Italië of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in Italië heeft, aan de belasting te onderwerpen tegen het tarief dat door de Belgische wetgeving is bepaald, op voorwaarde dat dit tarief niet hoger is dan het maximum tarief dat van toepassing is op de winsten van vennootschappen die inwoner zijn van België;
(b) de roerende voorheffing te heffen van dividenden uit een aandelenbezit dat wezenlijke verbonden is met een in België gelegen vaste inrichting of vaste basis van een vennootschap die inwoner is van Italië of van een vereniging die haar plaats van werkelijke leiding in Italië heeft en als een rechtspersoon in België belastbaar is.
5. Inartikel 25, § 1, moet het zinsdeel "onverminderd de rechtsmiddelen welke in het kader van de interne procedure inzake geschillen van die Staten zijn bepaald of de verzoeken om teruggave die op grond van artikel 28 werden ingediend" aldus worden uitgelegd, dat de belastingplichtige slechts om de toepassing van de regeling voor onderling overleg kan verzoeken nadat hij de interne procedure inzake geschillen heeft ingesteld of een verzoek om teruggave op grond van artikel 28 heeft ingediend.
Gedaan te Rome, op 29 april1983 intweevoud, in de Nederlandse, de Franse en de Italiaanse taal, zijnde de drie teksten gelijkelijk authentiek.
Voor het Koninkrijk België :
X. XXXXXXXX
Voor de Italiaanse Republiek :
B. CORTI
----------