BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
II
(Besluiten op grond van het EG- en het Euratom-Verdrag waarvan publicatie niet verplicht is)
BESLUITEN VAN BIJ INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN INGESTELDE ORGANEN
BESLUIT Nr. 1/2008 VAN DE GEMENGDE COMMISSIE EG-EVA „GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER”
van 16 juni 2008
tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987
(2008/786/EG)
DE GEMENGDE COMMISSIE,
Gelet op de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer van 20 mei 1987 (1), en met name op artikel 15, lid 3, onder a) en c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Overeenkomstig Besluit nr. 4/2005 van de Gemengde Commissie EG-EVA „gemeenschappelijk douanevervoer” van 15 augustus 2005, tot wijziging van de Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake dou- anevervoer van 20 mei 1987 (2) („de overeenkomst”) moeten bedrijven vanaf 1 juli 2005 hun aangiften voor douanevervoer indienen met behulp van het geautomati- seerde systeem voor douanevervoer, met een overgangs- periode tot 31 december 2006 waarin deze aangiften ook nog schriftelijk mogen worden ingediend.
(2) In de standaardprocedure moeten de aangiften voor douanevervoer worden ingediend met behulp van geauto- matiseerde gegevensverwerkingstechnieken in plaats van op papier, waarna de douanediensten de gegevens met betrek- king tot het douanevervoer onderling moeten uitwisselen met behulp van informatietechnologieën en -netwerken.
(3) De bepalingen van de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer dienen te worden aangepast aan de methode met toepassing van de procedure waarbij gebruik wordt gemaakt van de techniek van elektronische gegevensver- werking.
(1) PB L 226 van 13.8.1987, blz. 2.
(4) Reizigers die geen rechtstreekse toegang tot het geauto- matiseerde systeem voor douanevervoer hebben, moeten in de standaardprocedure op papier een aangifte voor douanevervoer bij de bevoegde diensten kunnen indienen. De bevoegde diensten dienen de aangiftegegevens ver- volgens onderling uit te wisselen met behulp van informa- tietechnologieën en -netwerken.
(5) Er dient te worden voorzien in een noodprocedure waarbij wordt teruggevallen op een aangifte voor douanevervoer op papier, zodat bedrijven ook douanevervoer kunnen ver- richten wanneer het computersysteem van de douane of de applicatie van de aangever, inclusief de toegelaten afzender, niet functioneert dan wel het communicatienetwerk niet beschikbaar is.
(6) Aangezien de geautomatiseerde aangifteprocedure de standaardprocedure is en de schriftelijke aangifte voor douanevervoer in beginsel als noodprocedure dient, moeten de inhoud en de volgorde van de bijlagen bij de overeenkomst betreffende deze procedures worden gewij- zigd. Voorts moeten de bijlagen bij de overeenkomst betreffende de modellen van het enig document (ED) en het gebruik ervan om redenen van vereenvoudiging worden geschrapt en vervangen door verwijzingen naar de Overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formali- teiten in het goederenverkeer (3) van 20 mei 1987 („de ED- overeenkomst”). Dit zou voorkomen dat de overeenkomst betreffende het gemeenschappelijk douanevervoer telkens moet worden gewijzigd naar aanleiding van eventuele opeenvolgende wijzigingen in de ED-overeenkomst.
(7) De overeenkomst dient derhalve te worden gewijzigd,
(2) PB L 225 van 31.8.2005, blz. 29. (3) PB L 134 van 22.5.1987, blz. 2.
BESLUIT:
Artikel 1
6) Aanhangsel III wordt vervangen door de tekst in bijlage IV bij dit besluit.
De Overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer wordt als volgt gewijzigd:
1) Artikel 11, lid 4, wordt vervangen door:
„4. Het kantoor van vertrek kan van verzegeling afzien, wanneer het, rekening houdend met eventuele andere identificatiemaatregelen, mogelijk is de goederen te identi- ficeren aan de hand van de omschrijving ervan in de aangifte voor douanevervoer of de bijgevoegde stukken.”.
2) In artikel 12, lid 1, worden de woorden „exemplaar 4” vervangen door
„exemplaar 4 of het begeleidingsdocument voor douane- vervoer”.
3) Aanhangsel I wordt vervangen door de tekst in bijlage I bij dit besluit.
4) De bijlagen I tot en met V van aanhangsel I worden vervangen door de tekst in bijlage II bij dit besluit.
5) Aanhangsel II wordt vervangen door de tekst in bijlage III bij dit besluit.
7) De bijlagen A1 tot en met X00, X0 tot en met B7, C1 en C2, en D1 tot en met D6 bij aanhangsel III worden vervangen door de tekst in bijlage V bij dit besluit.
Artikel 2
1. Dit besluit treedt in werking op de dag waarop het wordt aangenomen.
Het is van toepassing met ingang van 1 juli 2008.
2. De bepalingen van dit besluit zijn niet van toepassing op goederen die vóór de datum van toepassing van dit besluit onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst.
3. De artikelen 41, 41 bis, 116, 118, lid 2, en 119 van aanhangsel I zoals gewijzigd bij dit besluit zijn van toepassing met ingang van 1 juli 2009.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 juni 2008.
Voor de Gemengde Commissie De voorzitter
Xxxxxx XXXXXX
BIJLAGE I
„AANHANGSEL I
REGELINGEN VOOR GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER
TITEL I
ALGEMEEN
Artikel 1
1. Dit aanhangsel bevat bepalingen ter uitvoering van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer overeenkomstig artikel 1, lid 3, van de overeenkomst.
2. Tenzij anders vermeld, zijn de bepalingen van dit aanhangsel van toepassing op het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer, ongeacht het feit of dit onder de T1- of de T2-regeling geschiedt.
3. De goederen met verhoogd frauderisico zijn opgenomen in bijlage I. Wanneer in een bepaling van deze overeenkomst naar deze bijlage wordt verwezen, zijn de maatregelen met betrekking tot de daarin opgenomen goederen alleen van toepassing wanneer de hoeveelheid van deze goederen de overeenkomstige minimumhoeveelheid overschrijdt. Bijlage I wordt minstens ieder jaar herzien.
HOOFDSTUK I
Toepassingsgebied en definities
Artikel 2
Toepassingsgebied
1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer is niet van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten) verstuurd overeen- komstig de voorschriften van de Wereldpostvereniging (UPU), indien de goederen worden vervoerd door of voor rekening van personen die rechten en verplichtingen hebben op grond van die voorschriften.
2. Een overeenkomstsluitende partij kan besluiten de regeling gemeen- schappelijk douanevervoer niet op het vervoer per pijpleiding toe te passen. Dit besluit wordt aan de Commissie meegedeeld, die de andere landen daarvan in kennis stelt.
Artikel 3
Definities
In deze overeenkomst wordt verstaan onder:
a) „bevoegde autoriteiten”:
de douaneautoriteit of elke andere autoriteit die met de uitvoering van deze overeenkomst is belast;
b) „aangifte voor douanevervoer”:
de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze te kennen geeft dat hij goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wil plaatsen;
c) „begeleidingsdocument voor douanevervoer”:
het document ter begeleiding van de goederen, dat wordt afgedrukt door het computersysteem en is gebaseerd op de gegevens van de aangifte voor douanevervoer;
d) „T2-regeling”:
de in artikel 2 van de overeenkomst bedoelde T2-regeling die op de aangifte voor douanevervoer met de aantekening „T2” of „T2F” wordt aangeduid;
e) „aangever”:
de persoon die de aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer doet of de persoon in wiens naam een aangifte voor gemeen- schappelijk douanevervoer wordt gedaan;
f) „kantoor van vertrek”:
het douanekantoor waar de aangifte tot plaatsing onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt aanvaard;
g) „kantoor van doorgang”:
— het douanekantoor op de plaats van binnenkomst in een overeenkomstsluitende partij, of
— het douanekantoor van uitgang van een overeenkomst- sluitende partij wanneer onder de regeling douanevervoer geplaatste goederen het douanegebied van die overeenkomst- sluitende partij verlaten via een grens tussen die overeen- komstsluitende partij en een derde land;
h) „kantoor van bestemming”:
het douanekantoor waar de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen moeten worden aangeboden om de regeling te beëindigen;
i) „kantoor van zekerheidstelling”:
het door de bevoegde autoriteiten van elk land aangewezen kantoor waar door de borg zekerheid wordt gesteld;
j) „borg”:
een derde natuurlijke persoon of rechtspersoon die zich er schriftelijk toe verbindt, binnen de grenzen van het bedrag van de zekerheid, met de aangever hoofdelijk aansprakelijk te zijn voor de betaling van de schuld die kan ontstaan;
k) „GS-code”:
de numerieke code die verwijst naar een post of postonderverde- ling van de bij de overeenkomst van 14 juni 1983 vastgestelde nomenclatuur van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen;
l) „schuld”:
de rechten bij in- of uitvoer en de andere heffingen op onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen;
m) „schuldenaar”:
de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die de schuld moet betalen;
n) „Commissie”:
de Commissie van de Europese Gemeenschappen;
o) „vrijgave van goederen”:
de handeling waarbij de bevoegde autoriteiten toestaan dat goederen ter beschikking worden gesteld voor een van de doeleinden waarin de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voorziet;
p) „in een overeenkomstsluitende partij gevestigde persoon”:
— de natuurlijke persoon die daar zijn gewone verblijfplaats heeft,
— de rechtspersoon of de vereniging van personen die daar zijn/ haar statutaire of maatschappelijke zetel, zijn/haar hoofdbe- stuur of een vaste inrichting heeft;
q) „geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken”:
— de uitwisseling van genormaliseerde EDI-berichten met de bevoegde autoriteiten, of
— het inbrengen van gegevens die nodig zijn voor het vervullen van de desbetreffende formaliteiten in de gegevensverwer- kende systemen van de bevoegde autoriteiten;
r) „EDI” (Electronic Data Interchange):
de elektronische verzending van gestructureerde gegevens volgens erkende berichtnormen tussen twee gegevensverwerkende syste- men;
s) „genormaliseerd bericht”:
een vooraf vastgestelde en erkende structuur voor de elektronische verzending van gegevens;
t) „persoonsgegevens”:
gegevens over een geïdentificeerde of te identificeren natuurlijke persoon of rechtspersoon;
u) „noodprocedure”:
de procedure die berust op het gebruik van op papier opgestelde documenten met het oog op de indiening van de aangifte voor douanevervoer, de controle van die aangifte en de afwikkeling van het vervoer wanneer de standaardprocedure, die langs elektroni- sche weg verloopt, niet kan worden gevolgd;
v) „ED-overeenkomst”:
de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer van 20 mei 1987.
HOOFDSTUK II
Standaardprocedure
Artikel 4
1. De formaliteiten voor de toepassing van de T1- of de T2-regeling worden vervuld met behulp van elektronische gegevensverwerkings- technieken overeenkomstig de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en met inachtneming van de beginselen van de douane- wetgeving.
2. De overeenkomstsluitende partijen stellen in onderling overleg de maatregelen vast houdende:
a) de voorschriften die het voor de uitvoering van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer vereiste berichtenverkeer tussen de douanekantoren definiëren en regelen;
b) de gemeenschappelijke gegevensset en het gemeenschappelijk formaat voor het berichtenverkeer in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
Artikel 5
Toepassingsgebied
1. Onverminderd bijzondere omstandigheden geschiedt de in dit aanhangsel omschreven uitwisseling van gegevens tussen de bevoegde autoriteiten met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnie- ken en informatienetwerken.
2. Voor de in lid 1 bedoelde uitwisseling van gegevens gebruiken alle overeenkomstsluitende partijen het „gemeenschappelijke communicatie- netwerk met gemeenschappelijke systeeminterface” (CCN/CSI) van de Gemeenschap. De financiële bijdrage van de EVA-landen en aanverwante zaken worden in onderling overleg tussen de Gemeenschap en elk EVA- land vastgesteld.
3. Dit hoofdstuk is niet van toepassing op de in artikel 44, lid 1, onder
f) en g), bedoelde vereenvoudigde procedures tenzij anders is bepaald.
Artikel 6
Beveiliging
1. De voorwaarden voor het vervullen van de formaliteiten met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken omvatten onder meer maatregelen ter controle van de bron van de gegevens alsmede ter bescherming van gegevens tegen onopzettelijke of onrechtmatige vernietiging, onopzettelijk verlies en ongeoorloofde wijziging of toegang.
2. Naast de in lid 1 genoemde beveiligingsbehoeften stellen de bevoegde autoriteiten vast welke beveiligingsmiddelen worden ingezet en op welke wijze deze worden onderhouden ter waarborging van een doelmatige, betrouwbare en veilige werking van het volledige systeem voor douanevervoer.
3. Om bovengenoemd beveiligingsniveau te waarborgen, wordt elke invoering, wijziging of schrapping van gegevens geregistreerd met opgave van het doel en het exacte tijdstip van deze bewerking en de persoon die
deze heeft verricht. Voorts worden de oorspronkelijke gegevens of alle gegevens die een bewerking hebben ondergaan, ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het kalenderjaar waarop deze gegevens betrekking hebben of voor een langere periode indien andere bepalingen hierin voorzien.
4. De beveiliging wordt regelmatig door de bevoegde autoriteiten gecontroleerd.
5. De betrokken bevoegde autoriteiten delen vermoedens van inbreu- ken op de beveiliging aan elkaar mee.
Artikel 7
Bescherming van persoonsgegevens
1. De overeenkomstsluitende partijen gebruiken de persoonsgegevens die bij de toepassing van deze overeenkomst worden uitgewisseld, uitsluitend voor de doeleinden van deze overeenkomst en voor andere douanebestemmingen die op de regeling gemeenschappelijk douanever- voer volgen. Dit betekent echter niet dat deze gegevens niet mogen worden gebruikt ten behoeve van risicoanalysen tijdens het gemeen- schappelijk douanevervoer of in het kader van gerechtelijke onderzoeken en vervolgingen volgende op dat gemeenschappelijk douanevervoer. In dat geval wordt de bevoegde autoriteit die deze gegevens heeft verstrekt, terstond van een dergelijk gebruik in kennis gesteld.
2. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe de nodige maatregelen te nemen om de persoonsgegevens die in het kader van deze overeenkomst zijn uitgewisseld, een bescherming te bieden die ten minste gelijkwaardig is met die welke wordt geboden op grond van de beginselen van de overeenkomst van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geauto- matiseerde verwerking van persoonsgegevens.
3. Elke overeenkomstsluitende partij neemt de nodige maatregelen om door middel van doelmatige controles de inachtneming van dit artikel te garanderen.
HOOFDSTUK III
Verplichtingen van de aangever, de vervoerder en de geadresseerde
HOOFDSTUK IV
Zekerheidstelling
Artikel 9
Verplichting tot zekerheidstelling
1. De aangever stelt zekerheid om de betaling van de schuld die ten aanzien van de betrokken goederen kan ontstaan, te waarborgen.
2. De zekerheid is:
a) een zekerheid per aangifte, die voor één enkele aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer wordt gesteld, of
b) een doorlopende zekerheid, die ingevolge een vereenvoudigings- maatregel in de zin van artikel 44 op meerdere aangiften voor gemeenschappelijk douanevervoer betrekking heeft.
Artikel 10
Zekerheidstelling
1. Zekerheid wordt gesteld:
a) hetzij door een storting van contant geld bij het kantoor van vertrek;
b) hetzij door borgstelling bij een kantoor van zekerheidstelling.
2. De bevoegde autoriteiten kunnen de voorgestelde wijze van zekerheidstelling weigeren te aanvaarden wanneer deze onverenigbaar is met de goede werking van de regeling.
Artikel 10 bis
Storting van contant geld
De storting van contant geld geschiedt in de valuta van het land van vertrek of door de overhandiging van elk ander betaalmiddel dat door de bevoegde autoriteiten van dat land wordt aanvaard.
1. De aangever is verplicht:
Artikel 8
De zekerheidstelling door middel van een storting van contant geld of van een gelijkwaardig betaalmiddel geschiedt overeenkomstig de voor- schriften van het land van vertrek.
a) de goederen ongeschonden en de vereiste documenten binnen de gestelde termijn bij het kantoor van bestemming aan te brengen, met inachtneming van de door de bevoegde autoriteiten genomen identificatiemaatregelen;
b) de andere voorschriften inzake het gemeenschappelijk douanever- voer in acht te nemen;
c) de met toezicht belaste bevoegde autoriteiten, op hun verzoek en binnen de eventueel gestelde termijnen, alle nodige documenten en gegevens te verstrekken, op welke drager deze zich ook mogen bevinden, en de nodige bijstand te verlenen.
2. Onverminderd de in lid 1 genoemde verplichtingen van de aangever is de vervoerder of de ontvanger van de goederen die deze aanvaardt in de wetenschap dat zij onder de regeling gemeenschappelijk douanever- voer zijn geplaatst, eveneens verplicht de goederen ongeschonden en de vereiste documenten binnen de gestelde termijn bij het kantoor van bestemming aan te brengen, met inachtneming van de door de bevoegde autoriteiten genomen identificatiemaatregelen.
Artikel 10 ter
Borg
1. De borg moet gevestigd zijn in de overeenkomstsluitende partij waar de zekerheid wordt gesteld en daar door de bevoegde autoriteiten zijn erkend. De borg moet in elke overeenkomstsluitende partij die bij het desbetreffende gemeenschappelijk douanevervoer betrokken is, woon- plaats kiezen of een gemachtigde aanstellen. Indien de Gemeenschap een van deze overeenkomstsluitende partijen is, moet de borg in elke lidstaat van de Gemeenschap woonplaats kiezen of een gemachtigde aanstellen.
2. De verbintenis van de borg geldt ook, binnen de grenzen van het bedrag van de borgstelling, voor de rechten die opeisbaar worden na controles achteraf.
3. De bevoegde autoriteiten weigeren de voorgestelde borg te erkennen, indien deze naar hun oordeel niet alle waarborgen biedt dat het totale bedrag van de schuld die kan ontstaan, binnen de grenzen van het bedrag van de borgstelling, binnen de gestelde termijn zal worden betaald.
4. Wanneer een borg zekerheid stelt bij een kantoor van zekerheid- stelling:
a) wordt aan de aangever een „Guarantee Reference Number” toegekend met het oog op het gebruik van de zekerheid en ter identificatie van iedere verbintenis van de borg;
b) wordt aan de aangever een toegangscode die betrekking heeft op het „Guarantee Reference Number”, toegekend en meegedeeld.
Artikel 11
Ontheffing van zekerheidstelling
1. Behoudens in eventueel nader te bepalen gevallen dient geen zekerheid te worden gesteld voor:
a) het vervoer door de lucht;
b) het vervoer van goederen over de Rijn en de Rijnvaartwegen;
c) het vervoer per pijpleiding;
d) het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer overeenkomstig artikel 44, lid 1, onder f), i).
2. Elk land kan ontheffing van zekerheidstelling verlenen voor het goederenvervoer over andere dan de in lid 1, onder b), genoemde waterwegen op zijn grondgebied. Het doet de gegevens over de maatregelen die het in dit verband neemt, toekomen aan de Commissie, die de andere landen daarvan in kennis stelt.
HOOFDSTUK V
Diverse bepalingen
Artikel 12
Juridische status van de documenten en vaststellingen
1. Ongeacht de gegevensdrager die daarvoor wordt gebruikt, hebben de door de bevoegde autoriteiten van een land op regelmatige wijze afgegeven documenten en de door deze autoriteiten getroffen of aanvaarde maatregelen in de andere landen dezelfde rechtsgevolgen als de op regelmatige wijze afgegeven documenten die de bevoegde autoriteiten van elk van die andere landen hebben afgegeven en als de maatregelen die deze bevoegde autoriteiten hebben getroffen of aanvaard.
2. De vaststellingen van de bevoegde autoriteiten van een land bij controles in het kader van het gemeenschappelijk douanevervoer hebben in andere landen dezelfde bewijskracht als de vaststellingen van de bevoegde autoriteiten van elk van die andere landen.
Artikel 13
Lijst van voor het gemeenschappelijk douanevervoer bevoegde douanekantoren
Elk land voert in het computersysteem in welke kantoren voor gemeenschappelijk douanevervoer bevoegd zijn, onder opgave van het kantoornummer, de bevoegdheden en de openingstijden van deze kantoren. Wijzigingen moeten eveneens in het computersysteem worden ingevoerd.
De Commissie stelt alle landen hiervan in kennis via het computer- systeem.
Artikel 14
Centralisatiekantoor
Elk land stelt de Commissie in voorkomend geval in kennis van de oprichting van centralisatiekantoren en van de aan deze kantoren verleende bevoegdheden inzake het beheer en de afwikkeling van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer alsmede inzake de verzending en de ontvangst van documenten, met opgave van het soort documenten in kwestie.
De Commissie deelt deze informatie aan de andere landen mee.
Artikel 15
Inbreuken en strafmaatregelen
De landen nemen de nodige maatregelen om inbreuken en onregel- matigheden tegen te gaan en deze op doeltreffende, evenredige en afschrikkende wijze te bestraffen.
TITEL II
WERKING VAN DE REGELING
HOOFDSTUK I
Zekerheidstelling per aangifte
Artikel 16
Wijze waarop de zekerheid per aangifte wordt gesteld
1. De zekerheid per aangifte dient het gehele bedrag van de schuld die kan ontstaan, te dekken. Dit bedrag wordt berekend aan de hand van de hoogste rechten en heffingen, inclusief die bij invoer, die in het land van vertrek op de betrokken goederen van toepassing zouden zijn wanneer zij tot verbruik worden aangegeven. Voor deze berekening worden communautaire goederen die met toepassing van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer worden vervoerd, als niet-communautaire goederen beschouwd.
De bedragen waarmee rekening moet worden gehouden bij de berekening van de zekerheid per aangifte, mogen evenwel niet lager zijn dan een minimumbedrag, wanneer een dergelijk bedrag is vermeld in de vijfde kolom van bijlage I.
2. De zekerheidstelling per aangifte door middel van het storten van een bedrag in contant geld is in alle overeenkomstsluitende partijen geldig. Dit bedrag wordt terugbetaald wanneer de regeling is gezuiverd.
3. De zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling kan berusten op het gebruik van in alle overeenkomstsluitende partijen geldige bewijzen van zekerheidstelling per aangifte voor een bedrag van 7 000 EUR die door de borg worden afgegeven aan personen die als aangever zullen optreden.
De aansprakelijkheid van de borg is beperkt tot 7 000 EUR per bewijs van zekerheidstelling.
4. Wanneer de zekerheidstelling per aangifte door middel van borg- stelling geschiedt, kan de aangever de toegangscode die betrekking heeft op het „Guarantee Reference Number” niet wijzigen behalve in het kader van de toepassing van bijlage IV, punt 3.
Artikel 17
Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling
1. De zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling geschiedt door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage C1 van aanhangsel III is opgenomen. De akte van borgtocht wordt bewaard door het kantoor van zekerheidstelling.
2. Wanneer dit volgens de nationale wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen of de gebruiken is vereist, kan elk land de in lid 1 bedoelde akte van borgtocht in een andere vorm doen opstellen, mits deze dezelfde gevolgen heeft als de als model gegeven akte.
Artikel 18
Zekerheidstelling per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling
1. In het in artikel 16, lid 3, bedoelde geval geschiedt de zekerheid- stelling per aangifte door middel van een akte van borgtocht waarvan het model in bijlage C2 van aanhangsel III is opgenomen.
Artikel 17, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.
2. De borg verstrekt het kantoor van zekerheidstelling op de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde wijze alle vereiste gegevens met betrekking tot de door hem afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte. De uiterste datum waarop deze bewijzen kunnen worden gebruikt, mag niet later zijn dan een jaar na afgifte.
3. De borg deelt de aangever voor elk aan hem afgegeven bewijs van zekerheidstelling per aangifte een „Guarantee Reference Number” mee waarvan de bijbehorende toegangscode slechts door de aangever kan worden gewijzigd.
4. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), verstrekt de borg de aangever bewijzen van zekerheidstelling per aangifte op papier opgesteld overeenkomstig het model in bijlage C3. Het identificatie- nummer wordt op het bewijs vermeld.
5. De borg kan bewijzen van zekerheidstelling per aangifte afgeven die niet geldig zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer dat betrekking heeft op goederen die zijn vermeld in de in bijlage I bekendgemaakte lijst. In dat geval brengt de borg op elk door hem afgegeven bewijs van zekerheidstelling per aangifte op papier diagonaal de volgende vermel- ding aan:
— Beperkte geldigheid — 99200.
6. De aangever geeft bij het kantoor van vertrek het aantal bewijzen van zekerheidstelling per aangifte af dat overeenstemt met het veelvoud van 7 000 EUR dat vereist is om het gehele bedrag van de schuld die kan ontstaan, te dekken. Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), worden de bewijzen op papier afgegeven en bewaard in het kantoor van vertrek, dat het identificatienummer van elk bewijs aan het op het bewijs vermelde kantoor van zekerheidstelling meedeelt.
Artikel 19
Intrekking en opzegging van de akte van borgtocht
1. Wanneer niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden die golden op het tijdstip waarop het kantoor van zekerheidstelling de beschikking heeft genomen de verbintenis van de borg te aanvaarden, trekt dit kantoor deze beschikking tot aanvaarding van de verbintenis in.
De borg kan zijn verbintenis te allen tijde opzeggen.
2. De intrekking of opzegging gaat in op de zestiende dag volgende op de dag van kennisgeving aan de borg respectievelijk het kantoor van zekerheidstelling.
Vanaf de datum van ingang van de intrekking of opzegging kunnen de eerder afgegeven bewijzen van zekerheidstelling per aangifte niet meer worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen.
3. De gegevens met betrekking tot de intrekking of de opzegging en de datum waarop deze ingaat, worden door de bevoegde autoriteiten van het land waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert, onverwijld in het computersysteem ingevoerd.
HOOFDSTUK II
Vervoermiddelen en aangiften
Artikel 20
Ladingsvoorwaarden
1. Met eenzelfde aangifte voor douanevervoer mogen slechts goederen worden aangegeven die in of op één enkel vervoermiddel zijn of worden geladen en die van eenzelfde kantoor van vertrek naar eenzelfde kantoor van bestemming zullen worden vervoerd.
Voor de toepassing van dit artikel worden de onderstaande vervoer- middelen als één enkel vervoermiddel beschouwd, mits zij met goederen zijn of worden beladen die samen moeten worden vervoerd:
a) een voertuig voor wegverkeer met een of meer aanhangwagens of opleggers;
b) twee of meer aan elkaar gekoppelde spoorwagons;
c) twee of meer schepen die één geheel vormen;
d) containers geladen op één enkel vervoermiddel in de zin van dit artikel.
2. Voor het laden van goederen bij verschillende kantoren van vertrek en voor het lossen van goederen bij verschillende kantoren van bestemming kan een enkel voertuig worden gebruikt.
Artikel 21
Aangifte voor douanevervoer met behulp van geautomatiseerde gegevensverwerkingstechnieken
1. De in bijlage A1 van aanhangsel III bedoelde gegevens van de aangifte worden vermeld in gecodeerde vorm of in een andere door de bevoegde autoriteiten vastgestelde vorm met het oog op de verwerking ervan per computer, en zij stemmen overeen met de vereiste gegevens.
2. Een met behulp van EDI opgestelde aangifte voor douanevervoer wordt geacht te zijn ingediend op het tijdstip waarop het EDI-bericht door de bevoegde autoriteiten wordt ontvangen.
De aanvaarding van de met behulp van EDI ingediende aangifte voor douanevervoer wordt de aangever meegedeeld door middel van een antwoordbericht, waarin ten minste de identificatie van het ontvangen bericht en/of het registratienummer van de aangifte voor douanevervoer, alsmede de datum van aanvaarding zijn vermeld.
3. De aangifte voor douanevervoer die met behulp van genormali- seerde EDI-berichten wordt gedaan, stemt overeen met de structuur en de aanwijzingen in aanhangsel III.
4. De aangifte voor douanevervoer wordt overeenkomstig aanhang- sel III ingevuld in een van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen die door de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wordt aanvaard. Zo nodig kunnen de bevoegde autoriteiten van het bij het douanevervoer betrokken land de vertaling eisen in de officiële taal of in een van de officiële talen van dat land.
5. Wanneer in het land van vertrek de regeling gemeenschappelijk douanevervoer op een andere douanebestemming volgt, kan het kantoor van vertrek de overlegging van de desbetreffende documenten eisen.
6. De goederen worden samen met het vervoersdocument aangeboden. Het kantoor van vertrek kan besluiten dat dit document bij het vervullen van de douaneformaliteiten niet behoeft te worden voorgelegd, mits het te zijner beschikking wordt gehouden.
Artikel 22
Schriftelijke aangifte voor douanevervoer
1. Goederen kunnen onder de regeling gemeenschappelijk douanever- voer worden geplaatst met behulp van een schriftelijke aangifte voor douanevervoer die wordt ingevuld op een formulier dat overeenstemt met het model in aanhangsel 1 van bijlage I bij de ED-overeenkomst, in de volgende gevallen:
a) wanneer de goederen worden vervoerd door reizigers die geen rechtstreekse toegang hebben tot het computersysteem van de douane, overeenkomstig de in artikel 22 bis omschreven voorwaarden;
b) wanneer de noodprocedure is ingesteld, overeenkomstig de in bijlage V vastgestelde voorwaarden;
c) wanneer een overeenkomstsluitende partij aldus besluit.
2. In het kader van de toepassing van lid 1, onder a) en c), dragen de bevoegde autoriteiten er zorg voor dat de gegevens met betrekking tot het douanevervoer tussen de bevoegde autoriteiten worden uitgewisseld via het computersysteem van de douane.
3. Het in lid 1, onder b), genoemde gebruik van de schriftelijke aangifte voor douanevervoer moet de bevoegde autoriteiten ter goedkeuring worden voorgelegd wanneer de applicatie van de aangever en/of het netwerk niet functioneren.
4. De aangifte voor douanevervoer kan worden aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met het model in aanhangsel 3 van bijlage I van de ED-overeenkomst. Deze formulieren maken integrerend deel uit van de aangifte.
5. Ladingslijsten die overeenkomstig het model in aanhangsel III zijn opgesteld, kunnen in plaats van aanvullende formulieren worden gebruikt als beschrijvend gedeelte van de aangiften voor douanevervoer waarvan zij dan integrerend deel uitmaken.
6. De in de leden 1, 4 en 5 bedoelde formulieren worden overeenkomstig de aanwijzingen in aanhangsel III ingevuld.
7. Artikel 21, leden 4 tot en met 6, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 22 bis
Aangifte voor douanevervoer door reizigers
Voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder a), stelt de reiziger de aangifte voor douanevervoer op overeenkomstig de artikelen 5 en 6 en bijlage B6 van aanhangsel III.
Artikel 23
Gemengde zendingen
Voor zendingen die zowel goederen omvatten die onder de T1-regeling als goederen die onder de T2-regeling moeten worden vervoerd, wordt de aangifte voor douanevervoer die van de vermelding T is voorzien, op artikelniveau aangevuld met het kenmerk „T1”, „T2” of „T2F”.
Artikel 24
Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de aangever
1. De aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer dient een elektronische handtekening of enige andere vorm van identificatie te bevatten.
2. Met de indiening van de aangifte voor douanevervoer stelt de aangever zich aansprakelijk voor:
a) de juistheid van de gegevens in de aangifte voor douanevervoer;
b) de echtheid van de ingediende documenten;
c) de naleving van alle verplichtingen in verband met de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer.
HOOFDSTUK III
Formaliteiten bij het kantoor van vertrek
Artikel 25
Indiening van de aangifte voor douanevervoer
De aangifte voor douanevervoer wordt ingediend en de goederen worden aangeboden bij het kantoor van vertrek tijdens de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde openingstijden.
Het kantoor van vertrek kan op verzoek en op kosten van de aangever toestaan dat de goederen op een andere plaats worden aangeboden.
Artikel 26
Route
1. De onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen moeten volgens een economisch verantwoorde route naar het kantoor van bestemming worden vervoerd.
2. Onverminderd artikel 59 stelt het kantoor van vertrek voor de goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I of wanneer de bevoegde autoriteiten of de aangever dit nodig achten, een verplicht te volgen route vast en vermeldt het met behulp van het kenmerk van vak 44 van de aangifte voor douanevervoer ten minste de landen via welke de goederen moeten worden vervoerd, rekening houdend met de gegevens die de aangever heeft verstrekt.
Artikel 27
Aanvaarding en registratie van de aangifte voor douanevervoer
1. De aangifte voor douanevervoer wordt door het kantoor van vertrek tijdens de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde openingstijden aanvaard en geregistreerd, mits:
a) zij alle gegevens bevat die voor de toepassing van deze overeen- komst noodzakelijk zijn;
b) zij van alle vereiste documenten vergezeld gaat; en
c) de goederen waarop zij betrekking heeft, bij de douane zijn aangebracht.
2. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de in lid 1, onder b), bedoelde vereiste documenten niet samen met de aangifte worden aangeboden. In dat geval worden deze documenten ter beschikking van de bevoegde autoriteiten gehouden.
3. Tenzij specifiek anders is bepaald, is de datum die in aanmerking moet worden genomen voor de toepassing van alle bepalingen met betrekking tot de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, de datum van aanvaarding van de aangifte door de bevoegde autoriteiten.
Artikel 28
Verbetering van de aangifte voor douanevervoer
1. De aangever mag, op zijn verzoek, een of meer gegevens van de aangifte voor douanevervoer verbeteren nadat deze door de bevoegde autoriteiten is aanvaard. De verbetering kan niet als gevolg hebben dat de aangifte voor douanevervoer op andere goederen betrekking heeft dan oorspronkelijk het geval was.
2. Er kan echter geen verbetering meer worden aangebracht, wanneer het verzoek daartoe wordt ingediend nadat de bevoegde autoriteiten:
a) de aangever van hun voornemen in kennis hebben gesteld de goederen aan een onderzoek te onderwerpen;
b) hebben vastgesteld dat de vermelde gegevens niet juist zijn;
c) de goederen hebben vrijgegeven.
Artikel 29
Termijn voor de aanbieding ter bestemming
1. Het kantoor van vertrek stelt de uiterste datum vast waarop de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangeboden, rekening houdend met de te volgen reisweg en alle voorschriften inzake vervoer en andere relevante voorschriften en, eventueel, de door de aangever verstrekte gegevens.
2. De aldus door het kantoor van vertrek vastgestelde termijn is bindend voor de bevoegde autoriteiten van de landen over het grondgebied waarvan de goederen tijdens het gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, en kan door deze autoriteiten niet worden gewijzigd.
Artikel 30
Controle van de aangifte voor douanevervoer en onderzoek van de goederen
1. De bevoegde autoriteiten van het land van vertrek kunnen, op basis van een risicoanalyse of door middel van steekproeven, overgaan tot:
a) een controle van de aanvaarde aangifte voor douanevervoer en van de daarbij gevoegde documenten;
b) een onderzoek van de goederen en, eventueel, een monsterneming met het oog op een analyse of een grondig onderzoek.
2. De goederen worden onderzocht op de daarvoor bestemde plaatsen en tijdstippen. De bevoegde autoriteiten kunnen, op verzoek en op kosten van de aangever, de goederen echter op andere plaatsen of tijdstippen onderzoeken.
Artikel 31
Identificatiemaatregelen
1. Het kantoor van vertrek neemt de identificatiemaatregelen die het noodzakelijk acht, en voert de overeenkomstige gegevens in de aangifte voor douanevervoer in.
2. Onverminderd artikel 11, lid 4, van de overeenkomst mogen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen goederen niet worden vrijgegeven wanneer de verzegeling niet overeenkomstig artikel 11, lid 2 of lid 3, van de overeenkomst kan geschieden.
3. Wanneer de verzegeling per laadruimte geschiedt, gaan de bevoegde autoriteiten na of de vervoermiddelen voor verzegeling zijn goedgekeurd dan wel, indien dit niet het geval is, of de vervoermiddelen verzegeld kunnen worden.
4. Voertuigen voor het wegverkeer, aanhangwagens, opleggers of containers die voor het vervoer van goederen onder douaneverzegeling zijn goedgekeurd overeenkomstig de bepalingen van een internationale overeenkomst waarbij de Europese Gemeenschap of haar lidstaten en de EVA-landen partij zijn, worden geacht overeenkomstig andere bepalin- gen, in de zin van artikel 11, lid 2, onder a), van de overeenkomst, te zijn goedgekeurd.
5. De verzegeling moet aan de in bijlage II omschreven eisen voldoen.
6. De verzegeling mag zonder toestemming van de bevoegde auto- riteiten niet worden verbroken.
7. De goederen worden geacht aan de hand van hun omschrijving te kunnen worden geïdentificeerd in de zin van artikel 11, lid 4, van de overeenkomst, wanneer deze omschrijving zodanig nauwkeurig is dat hoeveelheid en aard van de goederen gemakkelijk kunnen worden nagegaan.
Artikel 32
Vrijgave van de goederen
1. Afhankelijk van de resultaten van de controle voert het kantoor van vertrek de desbetreffende gegevens in de aangifte voor douanevervoer in.
2. Indien de resultaten van de controle het toelaten, geeft het kantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de datum ervan in het computersysteem.
3. Bij de vrijgave van de goederen zendt het kantoor van vertrek de gegevens over het gemeenschappelijk douanevervoer aan het opgegeven
kantoor van bestemming met behulp van een „voorafgaand bericht van aankomst” en aan de opgegeven kantoren van doorgang met behulp van een „voorafgaande kennisgeving van doorgang”. Deze berichten worden gebaseerd op de gegevens die zijn ontleend aan de, eventueel verbeterde, aangifte voor douanevervoer.
Artikel 33
Begeleidingsdocument voor douanevervoer
1. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer stemt overeen met het model en de gegevens in aanhangsel III. Het vergezelt het vervoer van de onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen. Na de vrijgave van de goederen wordt dit document op een van de volgende wijzen ter beschikking gesteld van het bedrijf:
a) het wordt door het kantoor van vertrek overhandigd aan de aangever of het wordt, met toestemming van de bevoegde autoriteiten, opgesteld met het computersysteem van de aangever; of
b) het wordt opgesteld met het computersysteem van de toegelaten afzender nadat deze het bericht van het kantoor van vertrek heeft ontvangen waarin de vrijgave van de goederen wordt goedgekeurd.
2. Het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt eventueel aangevuld door een lijst van artikelen die integrerend deel uitmaakt van dit document en overeenstemt met het model in aanhangsel III.
HOOFDSTUK IV
Formaliteiten tijdens het vervoer
Artikel 34
Aanbieding van het begeleidingsdocument voor douanevervoer
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer en de andere documen- ten die het vervoer van de goederen vergezellen, worden op elk verzoek van de bevoegde autoriteiten voorgelegd.
Artikel 35
Kantoor van doorgang
1. De zending en het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden bij elk kantoor van doorgang aangeboden.
2. Het kantoor van doorgang registreert de doorgang aan de hand van de „voorafgaande kennisgeving van doorgang” die van het kantoor van vertrek is ontvangen. De doorgang wordt met behulp van een
„kennisgeving van grensoverschrijding” aan het kantoor van vertrek meegedeeld.
3. De kantoren van doorgang controleren de goederen indien zij dit noodzakelijk achten. De eventuele controle van de goederen geschiedt met name op basis van de „voorafgaande kennisgeving van doorgang”.
4. Wanneer het vervoer geschiedt over een ander dan het opgegeven en op het begeleidingsdocument voor douanevervoer vermelde kantoor van doorgang, verzoekt het kantoor van doorgang over hetwelk het vervoer werkelijk is verlopen, het kantoor van vertrek om de „voorafgaande kennisgeving van doorgang” en stelt het het kantoor van vertrek in kennis van de doorgang door middel van een „kennisgeving van grensoverschrijding”. In voorkomend geval wordt dit kantoor door het kantoor van vertrek ervan in kennis gesteld dat de zekerheid niet geldt voor het land in kwestie.
5. De leden 1 tot en met 4 zijn niet van toepassing op het goederenvervoer per spoor.
Artikel 36
Voorvallen tijdens het vervoer
1. De vervoerder is in de volgende gevallen verplicht het begeleidings- document voor douanevervoer van vermeldingen te voorzien en dit, tezamen met de zending, aan te bieden bij de bevoegde autoriteiten van het land op het grondgebied waarvan het vervoermiddel zich bevindt:
a) bij wijziging van de voorgeschreven route, wanneer artikel 26, lid 2, van toepassing is;
b) bij verbreking van de verzegeling tijdens het vervoer door een oorzaak buiten de wil van de vervoerder;
c) bij overlading van de goederen op een ander vervoermiddel; deze overlading dient onder toezicht van de bevoegde autoriteiten te geschieden, doch deze kunnen toestaan dat de goederen buiten hun toezicht worden overgeladen;
d) bij dreigend gevaar, waardoor het noodzakelijk wordt de goederen onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk, te lossen;
e) indien zich gebeurtenissen, voorvallen of ongevallen voordoen waardoor de aangever of de vervoerder hun verplichtingen niet zouden kunnen nakomen.
2. Indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat het gemeen- schappelijk douanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument voor douanevervoer. Alle relevante gegevens met betrekking tot de overlading of enig voorval worden in het computer- systeem van de douane ingevoerd door, naargelang van het geval, de bevoegde autoriteiten van het kantoor van doorgang dan wel van het kantoor van bestemming.
HOOFDSTUK V
Formaliteiten bij het kantoor van bestemming
Artikel 37
Aanbieding bij het kantoor van bestemming
1. De goederen en de vereiste documenten worden tijdens de openingstijden bij het kantoor van bestemming aangeboden. Dit kantoor kan evenwel, op verzoek en op kosten van de belanghebbende, toestaan dat de aanbieding op een ander tijdstip plaatsvindt. Dit kantoor kan, op verzoek en op kosten van de belanghebbende, eveneens toestaan dat de goederen en de vereiste documenten op een andere plaats worden aangeboden.
2. Wanneer de goederen na afloop van de door het kantoor van vertrek vastgestelde termijn bij het kantoor van bestemming worden aangeboden en de overschrijding van de termijn te wijten is aan omstandigheden buiten de wil van de vervoerder of de aangever en dit ten genoegen van het kantoor van bestemming kan worden aangetoond, wordt de aangever geacht de voorgeschreven termijn in acht te hebben genomen.
3. Het kantoor van bestemming bewaart het begeleidingsdocument voor douanevervoer en het onderzoek van de goederen geschiedt met name aan de hand van het „voorafgaand bericht van aankomst” dat het kantoor van vertrek heeft toegezonden.
4. Op verzoek van de aangever viseert het kantoor van bestemming, ten bewijze van het feit dat de regeling overeenkomstig artikel 42, lid 1, is beëindigd, de kopie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer dat van de volgende vermelding is voorzien:
— Alternatief bewijs — 99202
5. Het gemeenschappelijk douanevervoer kan bij een ander kantoor worden beëindigd dan het kantoor dat oorspronkelijk in de aangifte voor douanevervoer is opgegeven. Dit kantoor wordt dan het kantoor van bestemming.
Indien het nieuwe kantoor van bestemming onder een andere overeen- komstsluitende partij ressorteert dan het oorspronkelijk voorziene kantoor, verzoekt het nieuwe kantoor van bestemming bij het kantoor van vertrek om toezending van het „voorafgaand bericht van aankomst”.
Artikel 38
Ontvangstbewijs
1. Het kantoor van bestemming viseert een ontvangstbewijs op verzoek van de persoon die de goederen en de vereiste documenten aanbiedt.
2. Het ontvangstbewijs wordt opgesteld overeenkomstig de aanwijzin- gen in aanhangsel III.
3. Het ontvangstbewijs moet vooraf door de belanghebbende worden ingevuld. Het mag andere gegevens betreffende de zending bevatten, buiten het voor het kantoor van bestemming vermelde vak. Het ontvangstbewijs kan niet dienen als bewijs dat de regeling in de zin van artikel 42, lid 1, is beëindigd.
Artikel 39
Terugzending van de gegevens
1. Het kantoor van bestemming stelt het kantoor van vertrek, op de dag van de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming, door middel van een „bericht van aankomst” in kennis van de aankomst van de goederen.
2. Indien het douanevervoer wordt beëindigd in een ander dan het in de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor, stelt het nieuwe kantoor van bestemming het kantoor van vertrek door middel van een
„bericht van aankomst” in kennis van de aankomst van de goederen.
Het kantoor van vertrek stelt het oorspronkelijk voorziene kantoor van bestemming door middel van een „bericht van aankomst ter kennis- geving” in kennis van de aankomst van de goederen.
3. Het in de leden 1 en 2 bedoelde „bericht van aankomst” kan niet dienen als bewijs dat de regeling in de zin van artikel 40, lid 2, is beëindigd.
4. Behalve in naar behoren gemotiveerde omstandigheden deelt het kantoor van bestemming het bericht „resultaten van de controle” uiterlijk op de derde dag volgende op de dag van aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming aan het kantoor van vertrek mee. Bij toepassing evenwel van artikel 65 zendt het kantoor van bestemming het bericht „resultaten van de controle” uiterlijk op de zesde dag volgende op de dag van aanbieding van de goederen aan het kantoor van vertrek toe.
HOOFDSTUK VI
Controle op de beëindiging van de regeling
Artikel 40
Beëindiging en zuivering van de regeling
1. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer eindigt en de verplichtingen van de aangever zijn nagekomen wanneer de onder de regeling geplaatste goederen samen met de vereiste documenten en gegevens, overeenkomstig de bepalingen van de regeling, werden aangebracht op het kantoor van bestemming.
2. De bevoegde autoriteiten zuiveren de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wanneer zij, op grond van een vergelijking van de gegevens van het kantoor van vertrek met die van het kantoor van bestemming, kunnen vaststellen dat de regeling naar behoren is beëindigd.
Artikel 41
Nasporingsprocedure
1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek geen
„bericht van aankomst” hebben ontvangen binnen de voorgeschreven termijn voor de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming of wanneer zij geen bericht „resultaten van de controle” hebben ontvangen binnen zes dagen na ontvangst van het „bericht van aankomst”, dienen zij de nasporingsprocedure in te leiden teneinde alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de regeling noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is:
— de voorwaarden vast te stellen waaronder de douaneschuld is ontstaan;
— vast te stellen wie de schuldenaar is;
— vast te stellen welke autoriteiten voor de invordering bevoegd zijn.
2. De nasporingsprocedure wordt ingeleid uiterlijk zeven dagen na het verstrijken van een van de in lid 1 genoemde termijnen behalve in uitzonderlijke gevallen, die in onderling overleg door de overeenkomst- sluitende partijen worden vastgesteld. Deze procedure wordt terstond ingeleid indien de bevoegde autoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de regeling niet werd beëindigd of indien zij dit vermoeden.
3. Indien de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek uitsluitend het „bericht van aankomst” hebben ontvangen, leiden zij de nasporings- procedure in en verzoeken het kantoor van bestemming, dat het „bericht van aankomst” heeft verzonden, om het bericht „resultaten van de controle”.
4. Indien de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek geen
„bericht van aankomst” hebben ontvangen, leiden zij de nasporings- procedure in en verzoeken zij de aangever om alle voor de zuivering van de regeling vereiste gegevens te verstrekken, dan wel het kantoor van bestemming wanneer voldoende gegevens voor het onderzoek beschik- baar zijn op de plaats van bestemming.
De aangever moet uiterlijk twintig dagen na de inleiding van de nasporingsprocedure bij het kantoor van bestemming worden verzocht om de voor de zuivering van de regeling vereiste gegevens te verstrekken.
5. Het kantoor van bestemming en de aangever moeten op het in lid 4 genoemde verzoek antwoorden binnen 28 dagen. Indien de aangever binnen die termijn voldoende gegevens verstrekt, moeten de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek rekening houden met deze gegevens of de regeling zuiveren indien dat op basis van de verstrekte gegevens mogelijk is.
6. Indien het op basis van de door de aangever verstrekte gegevens niet mogelijk is de regeling te zuiveren, maar deze gegevens door de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wel toereikend worden geacht om de nasporingsprocedure in te leiden, moet terstond een verzoek worden ingediend bij het betrokken douanekantoor.
7. Wanneer bij de nasporingsprocedure blijkt dat de regeling correct is beëindigd, zuiveren de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek de regeling en delen zij dit onmiddellijk mee aan de aangever en, in voorkomend geval, aan de bevoegde autoriteiten die overeenkomstig artikel 117 met de invordering zijn begonnen.
Artikel 41 bis
1. Wanneer na de inleiding van een nasporingsprocedure en vóór het verstrijken van de in artikel 116, lid 1, onder c), genoemde termijn de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek, hierna „verzoekende autoriteiten” genoemd, door ongeacht welk middel het bewijs verkrijgen van de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid, en voor zover deze plaats zich bevindt in een andere overeenkomstsluitende partij, zenden zij onverwijld alle beschikbare gegevens toe aan de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn, hierna „aangezochte autoriteiten” genoemd.
2. De aangezochte autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij meedelen of zij voor de invordering verantwoordelijk zijn. Wanneer geen antwoord wordt ontvangen binnen 28 dagen, dienen de verzoekende autoriteiten onmiddellijk de nasporingsprocedure voort te zetten.
Artikel 42
Alternatief bewijs van beëindiging van de regeling
1. Het bewijs dat de regeling binnen de in de aangifte gestelde termijnen werd beëindigd, kan door de aangever ten genoegen van de bevoegde autoriteiten worden geleverd door de overlegging van een door de bevoegde autoriteiten van het land van bestemming gewaarmerkt document dat de identificatie van de betrokken goederen bevat en waaruit blijkt dat deze bij het kantoor van bestemming of, bij toepassing van artikel 64, bij de toegelaten geadresseerde werden aangebracht.
2. De regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt eveneens als beëindigd beschouwd wanneer de aangever ten genoegen van de bevoegde autoriteiten een van de volgende documenten met de identificatie van de goederen overlegt:
a) een in een derde land opgesteld douanedocument waaruit blijkt dat de goederen een douanebestemming hebben gekregen;
b) een in een derde land opgesteld document dat is geviseerd door de douaneautoriteiten van dat land en waarin wordt bevestigd dat de goederen worden geacht zich in het vrije verkeer te bevinden in dat derde land.
3. De in lid 2 genoemde documenten kunnen worden vervangen door een kopie of een fotokopie die voor conform is gewaarmerkt door de instantie die de originele documenten heeft geviseerd, door de autoriteiten van de betrokken derde landen of de autoriteiten van een van die landen.
Artikel 43
Controle achteraf
1. De bevoegde autoriteiten kunnen de uitgewisselde gegevens evenals de documenten, formulieren, vergunningen of gegevens die verband houden met de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, achteraf
controleren teneinde de echtheid of de juistheid van de gegevens en de eventuele stempels na te gaan. Deze controles worden verricht in geval van twijfel of indien fraude wordt vermoed. Zij kunnen eveneens op basis van een risicoanalyse of bij wijze van steekproef worden verricht.
2. De bevoegde autoriteiten die een verzoek om een controle achteraf ontvangen, beantwoorden dit onmiddellijk.
3. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek om een controle achteraf van de gegevens in het bericht „resultaten van de controle” verzoeken omdat zij twijfels hebben of fraude vermoeden, worden de voorwaarden van artikel 40, lid 2, niet geacht te zijn vervuld zolang de echtheid of de juistheid van de gegevens waarover het verzoek om controle achteraf is ingediend, niet is bevestigd.
4. Deze bepalingen zijn van overeenkomstige toepassing op artikel 22.
TITEL III
VEREENVOUDIGINGEN
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen inzake vereenvoudigingen
Artikel 44
Toepassingsgebied
1. Op verzoek van de aangever of van de geadresseerde kunnen de bevoegde autoriteiten de volgende vereenvoudigingen toestaan:
a) het gebruik van een doorlopende zekerheid of ontheffing van zekerheidstelling;
b) het gebruik van verzegelingen van een bijzonder model;
c) de vrijstelling van de verplichting een bepaalde route te volgen;
d) de status van toegelaten afzender;
e) de status van toegelaten geadresseerde;
f) de toepassing van vereenvoudigde procedures voor bijzondere wijzen van vervoer:
i) per spoor of door middel van grote containers,
ii) door de lucht,
iii) per pijpleiding;
g) andere vereenvoudigde procedures op grond van artikel 6 van de overeenkomst.
2. Tenzij in dit aanhangsel of in de vergunning anders is bepaald, zijn de in lid 1, onder a) en f), vermelde vereenvoudigingen, wanneer zij worden toegestaan, in alle landen van toepassing. Wanneer de onder b),
c) en d) vermelde vereenvoudigingen worden toegestaan, zijn zij uitsluitend van toepassing op gemeenschappelijk douanevervoer dat aanvangt in het land waar zij werden toegestaan. Wanneer de onder e) vermelde vereenvoudiging wordt toegestaan, is zij uitsluitend van toepassing in het land waar zij werd toegestaan.
Artikel 45
Algemene voorwaarden voor de afgifte van vergunningen
1. De in artikel 44, lid 1, bedoelde vergunning wordt slechts verleend aan personen die:
a) in een overeenkomstsluitende partij zijn gevestigd; de vergunning voor het gebruik van de doorlopende zekerheid kan echter slechts worden verleend aan personen die gevestigd zijn in het land waar de zekerheid wordt gesteld;
b) regelmatig van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer gebruikmaken, of van wie het de bevoegde autoriteiten bekend is dat zij de uit deze regeling voortvloeiende verplichtingen kunnen nakomen of, in geval van de in artikel 44, lid 1, onder e), bedoelde vereenvoudiging, regelmatig onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen ontvangen; en
c) zich niet schuldig hebben gemaakt aan ernstige of herhaalde inbreuken op de douane- of de belastingwetgeving.
2. Met het oog op een correct beheer van de vereenvoudigingen wordt de vergunning slechts verleend:
a) indien de bevoegde autoriteiten het gebruik van de regeling kunnen volgen en controleren zonder dat zij daarvoor administratieve maatregelen moeten treffen die niet in verhouding staan tot de behoeften van de betrokkenen;
b) en indien de personen een administratie voeren aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten een doeltreffende controle kunnen verrichten.
Artikel 46
Inhoud van het aanvraagformulier
1. De aanvraag van een vergunning voor gebruikmaking van vereenvoudigingen, hierna „de aanvraag” genoemd, wordt gedateerd en ondertekend. De aanvraag wordt schriftelijk of met behulp van elektronische gegevensverwerkingstechnieken ingediend onder de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde voorwaarden en op de door hen bepaalde wijze.
2. De aanvraag moet alle gegevens bevatten aan de hand waarvan de bevoegde autoriteiten kunnen beoordelen of aan de voorwaarden voor het verlenen van de aangevraagde vereenvoudigingen is voldaan.
Artikel 47
Verantwoordelijkheid van de aanvrager
De persoon die om het gebruik van vereenvoudigingen verzoekt, is, overeenkomstig de in de overeenkomstsluitende partijen geldende bepalingen en onverminderd de mogelijke toepassing van strafbepalin- gen, verantwoordelijk voor:
a) de juistheid van de verstrekte gegevens,
b) de echtheid van de bijgevoegde documenten.
Artikel 48
Bevoegde autoriteiten
1. De aanvraag wordt ingediend bij de bevoegde autoriteiten van het land waarin de aanvrager is gevestigd.
2. De vergunning wordt afgegeven of de aanvraag wordt afgewezen overeenkomstig de bepalingen die in de overeenkomstsluitende partijen van toepassing zijn.
3. De beschikking tot afwijzing van de aanvraag wordt aan de aanvrager meegedeeld binnen de door de overeenkomstsluitende partijen vastgestelde termijnen en op de daar geldende wijze. Zij moet met redenen zijn omkleed.
Artikel 49
Inhoud van de vergunning
1. Het gedateerde en ondertekende origineel van de vergunning en een of meer gewaarmerkte kopieën worden aan de houder verstrekt.
2. In de vergunning zijn de voorwaarden vermeld waaronder van de vereenvoudigingen gebruik kan worden gemaakt en de wijze waarop deze worden toegepast en gecontroleerd. De vergunning wordt van kracht op de datum van afgifte.
3. De persoon die om het gebruik van vereenvoudigingen verzoekt, is verantwoordelijk voor de nakoming van alle verplichtingen die aan de plaatsing van de betrokken goederen onder de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer zijn verbonden.
4. In geval van de in artikel 44, lid 1, onder b), c), en f), bedoelde vereenvoudigingen wordt de vergunning op elk verzoek van het kantoor van vertrek overgelegd.
Artikel 50
Intrekking en wijziging
1. De vergunninghouder dient de bevoegde autoriteiten in kennis te stellen van alle voorvallen die zich na de toekenning van de vergunning voordoen en die op de handhaving of de inhoud van de vergunning van invloed kunnen zijn.
2. De vergunning wordt door de bevoegde autoriteiten ingetrokken of gewijzigd wanneer:
a) aan een of meer voor de afgifte gestelde voorwaarden niet of niet meer is voldaan; of
b) een voorval na de toekenning van de vergunning op de handhaving of de inhoud van de vergunning van invloed is.
3. De vergunning kan door de bevoegde autoriteiten worden ingetrokken of gewijzigd wanneer de vergunninghouder een van de verplichtingen die hem uit hoofde van de vergunning zijn opgelegd, niet meer nakomt.
4. De beschikking tot wijziging of intrekking van de vergunning wordt met redenen omkleed aan de vergunninghouder meegedeeld.
5. De intrekking of de wijziging van de vergunning gaat in op de datum waarop zij wordt meegedeeld. In uitzonderlijke gevallen en voor zover de rechtmatige belangen van de vergunninghouder zulks vereisen, kunnen de bevoegde autoriteiten bepalen dat de intrekking of wijziging later ingaat. De datum van ingang is in de beschikking vermeld.
Artikel 51
Bewaring van de dossiers door de bevoegde autoriteiten
1. De bevoegde autoriteiten bewaren de aanvragen en de daarbij gevoegde stukken alsmede een kopie van de afgegeven vergunningen.
2. Wanneer een aanvraag wordt afgewezen of een vergunning ingetrokken, worden de aanvraag en, naargelang van het geval, de beschikking tot afwijzing van de aanvraag of tot intrekking van de vergunning en de daarbij gevoegde stukken gedurende ten minste drie jaar bewaard vanaf het einde van het kalenderjaar waarin de aanvraag is afgewezen of de vergunning is ingetrokken.
HOOFDSTUK II
Doorlopende zekerheid en ontheffing van zekerheidstelling
Artikel 52
Referentiebedrag
1. De aangever maakt gebruik van de doorlopende zekerheid of van de ontheffing van zekerheidstelling binnen de grenzen van een referentie- bedrag.
2. Het referentiebedrag stemt overeen met het bedrag van de schuld die kan ontstaan ten aanzien van door de aangever in een periode van ten minste een week onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen.
Het kantoor van zekerheidstelling stelt het referentiebedrag vast in samenwerking met de belanghebbende:
a) op grond van de gegevens over het goederenvervoer in het verleden en van een raming van de omvang van het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer, die met name blijken uit de handelsadministratie en de boekhouding van de belanghebbende;
b) rekening houdend met het hoogste bedrag aan rechten en heffingen, inclusief die bij invoer, die in het land van het kantoor van zekerheidstelling op de betrokken goederen van toepassing zijn wanneer zij tot verbruik worden aangegeven. Voor deze berekening worden communautaire goederen die met toepassing van de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer worden vervoerd, als niet-communautaire goederen beschouwd.
Het precieze bedrag van de douanerechten en andere belastingen ten aanzien waarvan de aangever zich voor elk douanevervoer verbindt, wordt berekend wanneer de nodige gegevens beschikbaar zijn. In het andere geval wordt dit bedrag, wanneer het andere goederen betreft dan die welke zijn vermeld op de lijst in bijlage I, geacht 7 000 EUR te belopen, tenzij de bevoegde autoriteiten op grond van andere, hun bekende gegevens een ander bedrag vaststellen.
3. Het kantoor van zekerheidstelling onderzoekt het referentiebedrag, waarbij met name rekening wordt gehouden met een verzoek van de aangever, en past zo nodig dit bedrag aan.
4. De aangever dient erop toe te zien dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling niet is beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden.
In de computersystemen van de bevoegde autoriteiten wordt het gebruik van het referentiebedrag voor elk douanevervoer verwerkt en kan dit worden gecontroleerd.
Artikel 53
Bedrag van de doorlopende zekerheid en ontheffing van zekerheidstelling
1. Het door de doorlopende zekerheid te dekken bedrag is gelijk aan het in artikel 52 bedoelde referentiebedrag.
2. Personen van wie de financiële situatie naar het oordeel van de bevoegde autoriteiten gezond is en die aan de in de leden 3 en 4 omschreven voorwaarden inzake betrouwbaarheid voldoen, kunnen toestemming verkrijgen doorlopende zekerheid te stellen voor een verminderd bedrag of ontheffing van zekerheidstelling.
3. Het bedrag van de doorlopende zekerheid kan worden verminderd:
a) tot 50 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer;
b) tot 30 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt.
4. Ontheffing van zekerheidstelling kan worden verleend wanneer de aangever aantoont dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer, een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, controle heeft over het vervoer en financieel voldoende draagkrachtig is om aan zijn verplichtingen te voldoen.
5. Voor de toepassing van de leden 3 en 4 houden de landen rekening met de bepalingen van bijlage III.
Artikel 53 bis
Wijze van doorlopende zekerheidstelling en ontheffing van zekerheidstelling
Voor het gebruik van iedere doorlopende zekerheid en/of voor iedere ontheffing van zekerheidstelling wordt:
a) aan de aangever een „Guarantee Reference Number” toegekend dat is gekoppeld aan het vastgestelde referentiebedrag;
b) door het kantoor van zekerheidstelling aan de aangever een initiële toegangscode met betrekking tot het „Guarantee Reference Number” toegekend en meegedeeld.
De aangever kan aan de zekerheid een of meer toegangscodes toekennen voor hemzelf of zijn vertegenwoordigers.
Artikel 54
Bijzondere bepalingen inzake goederen met een verhoogd risico
1. Voor goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, moet de aangever, om van de doorlopende zekerheid gebruik te kunnen maken, niet alleen aantonen dat hij aan de voorwaarden van artikel 45 voldoet, maar bovendien dat zijn financiële situatie gezond is, dat hij voldoende ervaring heeft met het gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer en dat hij hetzij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, hetzij controle heeft over het vervoer.
2. Voor deze goederen kan het bedrag van de doorlopende zekerheid worden verminderd:
a) tot 50 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt en dat hij controle heeft over het vervoer;
b) tot 30 % van het referentiebedrag wanneer de aangever aantoont dat hij een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten heeft bereikt, dat hij controle heeft over het vervoer en dat hij financieel voldoende draagkrachtig is om aan zijn verplichtingen te voldoen.
3. Voor de toepassing van lid 2 houden de landen rekening met de bepalingen van bijlage III.
4. De voorgaande leden zijn ook van toepassing wanneer een aanvraag tot gebruikmaking van de doorlopende zekerheidstelling uitdrukkelijk melding maakt van het gebruik van één en hetzelfde certificaat van doorlopende zekerheidstelling niet alleen voor goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, maar ook voor niet daarin opgenomen goederen.
5. De ontheffing van zekerheidstelling is niet van toepassing op gemeenschappelijk douanevervoer dat betrekking heeft op goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I.
6. Rekening houdend met de beginselen die van toepassing zijn op de toekenning van de doorlopende zekerheid en de vermindering van het bedrag van de zekerheid, kan het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag bij wijze van uitzondering in bijzondere omstandigheden tijdelijk worden verboden.
7. Rekening houdend met de beginselen die van toepassing zijn op de toekenning van de doorlopende zekerheid en de vermindering van het bedrag van de zekerheid, kan het gebruik van de doorlopende zekerheid tijdelijk worden verboden ten aanzien van goederen waarmee in het kader van de doorlopende zekerheid op grote schaal blijkt te zijn gefraudeerd.
8. De voorwaarden voor de toepassing van de leden 6 en 7 zijn in bijlage IV omschreven.
Artikel 55
Akte van borgtocht
1. De doorlopende zekerheid wordt door een borg gesteld.
2. De doorlopende zekerheid wordt door middel van een akte van borgtocht gesteld waarvan het model in bijlage C4 van aanhangsel III is opgenomen. De akte van borgtocht wordt bewaard door het kantoor van zekerheidstelling.
3. Artikel 17, lid 2, is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 56
Certificaten van doorlopende zekerheidstelling of ontheffing van zekerheidstelling
1. Op grond van de vergunning geven de bevoegde autoriteiten een of meer overeenkomstig aanhangsel III opgestelde certificaten van door- lopende zekerheidstelling of ontheffing van zekerheidstelling, hierna
„certificaten” genoemd, aan de aangever af, aan de hand waarvan deze kan aantonen dat een doorlopende zekerheid werd gesteld of dat
ontheffing van zekerheidstelling werd verleend in het kader van de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b).
2. De geldigheidsduur van een certificaat bedraagt ten hoogste twee jaar. Het kantoor van zekerheidstelling kan de geldigheidsduur echter eenmaal met een nieuwe termijn van niet meer dan twee jaar verlengen.
Artikel 57
Intrekking en opzegging
1. Artikel 19, lid 1, en artikel 19, lid 2, eerste alinea, zijn van overeenkomstige toepassing op de intrekking en opzegging van de doorlopende zekerheid.
2. De intrekking van de vergunning voor doorlopende zekerheidstel- ling of voor ontheffing van zekerheidstelling door de bevoegde autoriteiten, de intrekking van de beschikking van het kantoor van zekerheidstelling tot aanvaarding van de verbintenis van de borg, de opzegging van de verbintenis door de borg en de datum van ingang van de intrekking of de opzegging moeten door het kantoor van zekerheid- stelling in het computersysteem worden ingevoerd.
3. Op de datum van ingang van de intrekking of de opzegging kunnen de voor de toepassing van artikel 22, lid 1, onder b), afgegeven certificaten niet meer worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen, en moeten deze terstond door de aangever bij het kantoor van zekerheidstelling worden ingeleverd.
Elk land deelt de Commissie de gegevens mee ter identificatie van de nog geldige certificaten die niet zijn ingeleverd of die als gestolen, verloren of vervalst zijn aangemeld. De Commissie stelt de andere lidstaten hiervan in kennis.
HOOFDSTUK III
Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model
Artikel 58
1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de aangever voor vervoermiddelen of colli verzegelingen van een bijzonder model gebruikt, mits de bevoegde autoriteiten hebben erkend dat deze verzegelingen de in bijlage II vermelde kenmerken bezitten.
2. De aangever vermeldt het aantal, het soort en het identificatiemerk van de gebruikte verzegelingen in de aangifte voor douanevervoer.
Hij brengt de verzegelingen uiterlijk bij de vrijgave van de goederen aan.
HOOFDSTUK IV
Vrijstelling van voorgeschreven route
Artikel 59
De bevoegde autoriteiten kunnen een aangever die de nodige maatregelen neemt om ervoor te zorgen dat de bevoegde autoriteiten te allen tijde kunnen nagaan waar de zending zich bevindt, van de verplichting vrijstellen een bepaalde route te volgen.
HOOFDSTUK V
Status van toegelaten afzender
Artikel 60
Toegelaten afzender
De status van toegelaten afzender kan worden toegekend aan personen die gemeenschappelijk douanevervoer willen verrichten zonder de in de aangifte voor douanevervoer vermelde goederen bij het kantoor van vertrek of op een andere aangewezen plaats aan te brengen.
Deze vereenvoudiging wordt uitsluitend toegestaan aan personen die gebruikmaken van een doorlopende zekerheid of aan wie ontheffing van zekerheidstelling is verleend.
Artikel 61
Inhoud van de vergunning
In de vergunning wordt met name vermeld:
a) welk kantoor of welke kantoren van vertrek voor het te verrichten gemeenschappelijk douanevervoer bevoegd is respectievelijk zijn;
b) over welke termijn de bevoegde autoriteiten beschikken nadat de toegelaten afzender zijn aangifte heeft ingediend, om vóór de vrijgave van de goederen eventueel een controle te verrichten;
c) welke identificatiemaatregelen moeten worden genomen. De bevoegde autoriteiten kunnen te dien einde voorschrijven dat de vervoermiddelen of de colli van verzegelingen van een bijzonder model worden voorzien waarvan de bevoegde autoriteiten hebben erkend dat zij de in bijlage II omschreven kenmerken hebben en die door de toegelaten afzender worden aangebracht;
d) welke categorieën goederen of welke soorten vervoer zijn uitge- sloten.
Artikel 62
Formaliteiten bij vertrek
De toegelaten afzender dient bij het kantoor van vertrek een aangifte voor douanevervoer in. De goederen kunnen niet worden vrijgegeven vóór het verstrijken van de in artikel 61, onder b), genoemde termijn.
Artikel 63
Te vermelden gegevens
De toegelaten afzender voert in voorkomend geval de volgende gegevens in het computersysteem in:
— het aantal, het soort en het identificatiemerk van de verzegelingen;
— in voorkomend geval de overeenkomstig artikel 26, lid 2, vastgestelde voorgeschreven route;
— de overeenkomstig artikel 29 vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangeboden.
HOOFDSTUK VI
Status van toegelaten geadresseerde
Artikel 64
Toegelaten geadresseerde
1. Aan personen die in hun bedrijfsruimte of op andere aangewezen plaatsen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen in ontvangst wensen te nemen zonder dat de goederen of het begeleidingsdocument voor douanevervoer aan het kantoor van bestem- ming worden aangeboden, kan de status van „toegelaten geadresseerde” worden toegekend.
2. De aangever heeft aan de ingevolge artikel 8, lid 1, onder a), op hem rustende verplichtingen voldaan en de regeling gemeenschappelijk douanevervoer is beëindigd zodra het bij de zending gevoegde begelei- dingsdocument voor douanevervoer en de goederen in ongeschonden staat, binnen de gestelde termijn en met inachtneming van de voorgeschreven identificatiemaatregelen aan de toegelaten geadresseerde in diens bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats zijn afgeleverd.
3. De toegelaten geadresseerde geeft voor elke zending die onder de in lid 2 bedoelde omstandigheden bij hem wordt afgeleverd, op verzoek van de vervoerder het in artikel 38 bedoelde ontvangstbewijs af dat van overeenkomstige toepassing is.
Artikel 65
Verplichtingen
1. Ten aanzien van de goederen die in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats aankomen, is de toegelaten geadresseerde ertoe gehouden:
a) het bevoegde kantoor van bestemming onmiddellijk in kennis te stellen van de aankomst van de goederen met behulp van een
„kennisgeving van aankomst” waarin alle voorvallen tijdens het vervoer zijn vermeld;
b) te wachten op de „toestemming tot lossen” voordat met lossen wordt begonnen;
c) na ontvangst van de „toestemming tot lossen” aan het kantoor van bestemming uiterlijk op de derde dag volgende op de dag van aankomst van de goederen een bericht „opmerkingen met betrekking tot het lossen” te zenden waarin alle verschillen zijn vermeld, overeenkomstig de in de vergunning vastgestelde voorwaarden;
d) het bij de goederen gevoegde begeleidingsdocument ter beschik- king te houden van of te doen toekomen aan het kantoor van bestemming overeenkomstig het bepaalde in de vergunning.
2. Het kantoor van bestemming voert de gegevens van het bericht
„resultaten van de controle” in het computersysteem in.
Artikel 66
Inhoud van de vergunning
1. In de vergunning wordt met name vermeld:
a) welk kantoor of welke kantoren van bestemming bevoegd is respectievelijk zijn voor de goederen die de toegelaten geadres- seerde ontvangt;
b) binnen welke termijn de toegelaten geadresseerde van het kantoor van bestemming via het bericht „toestemming tot lossen” de relevante gegevens ontvangt van het „voorafgaand bericht van aankomst” met het oog op de overeenkomstige toepassing van artikel 37, lid 3;
c) welke categorieën goederen of welke soorten vervoer zijn uitge- sloten.
2. De bevoegde autoriteiten vermelden in de vergunning of de toegelaten geadresseerde zonder tussenkomst van het kantoor van bestemming over de goederen mag beschikken zodra deze aankomen.
HOOFDSTUK VII
Bijzondere vereenvoudigde procedures voor het vervoer per spoor of met behulp van grote containers
Afdeling 1
Algemene bepalingen v oor het ver voer per spoor
Artikel 67
Toepassingsgebied
De formaliteiten in verband met de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer worden overeenkomstig de artikelen 68 tot en met 79, 95 en 96 vereenvoudigd voor het door spoorwegmaatschappijen verrichte vervoer onder geleide van een „vrachtbrief CIM en expresgoed”, hierna „vracht- brief CIM” genoemd.
Artikel 68
Rechtskracht van het gebruikte document
De vrachtbrief CIM geldt als aangifte voor douanevervoer.
Artikel 69
Controle van de administratie
De spoorwegmaatschappij van elk land houdt de administratie in haar centrale kantoor (kantoren) ter inzage van de bevoegde autoriteiten van haar land, zodat deze daar de nodige controles kunnen verrichten.
Artikel 70
Aangever
1. De spoorwegmaatschappij die goederen met een vrachtbrief CIM, die als aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer dienst doet, ten vervoer aanneemt, geldt voor dit vervoer als de aangever.
2. De spoorwegmaatschappij van het land over het grondgebied waarvan goederen de overeenkomstsluitende partijen binnenkomen, geldt als aangever voor het vervoer van de goederen die door de spoorwegen van een derde land ten vervoer zijn aangenomen.
Artikel 71
Etiket
De spoorwegmaatschappijen dragen er zorg voor dat zendingen die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd,
gekenmerkt worden door middel van etiketten met een pictogram waarvan het model in bijlage B11 van aanhangsel III is opgenomen.
De etiketten worden aangebracht op de vrachtbrief CIM, alsmede op de wagon, indien het een wagonlading betreft, of op het collo of de colli in andere gevallen.
Het in de eerste alinea bedoelde etiket kan worden vervangen door een stempel in groene inkt dat het in bijlage B11 van aanhangsel III opgenomen pictogram weergeeft.
Artikel 72
Wijziging van de vervoersovereenkomst
In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst teneinde:
— een vervoer binnen in plaats van buiten een overeenkomstsluitende partij te beëindigen,
— een vervoer buiten in plaats van binnen een overeenkomstsluitende partij te beëindigen,
mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.
In alle andere gevallen mogen de spoorwegmaatschappijen de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stellen het kantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.
Het v er voer van goederen tussen de o v ereenk omstsluitende par tijen
Artikel 73
Gebruik van de vrachtbrief CIM
1. Wanneer een vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer binnen de overeenkomstsluitende partijen begint en dient te eindigen, wordt de vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek overgelegd.
2. Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA- landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, vermeldt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM op duidelijk zichtbare wijze:
— „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;
— „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd in die gevallen waarin het volgens de communautaire wetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen.
Het teken „T2” of „T2F” wordt gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek.
3. Wanneer goederen vanuit de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, brengt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM op duidelijk zichtbare wijze het teken „T1” aan, indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd.
4. Behalve in de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen worden goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, alsmede goederen die vanaf een plaats in de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, op de door elke lidstaat van de Gemeenschap vast te stellen wijze, voor het gehele traject tussen het station van vertrek en het station van bestemming, onder de T2-regeling geplaatst zonder dat de voor deze goederen opgestelde vrachtbrief CIM bij het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd.
Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, behoeven de in artikel 71 bedoelde etiketten niet te worden aangebracht.
5. Goederen waarvan het vervoer in een EVA-land begint, worden geacht met toepassing van de T1-regeling te worden vervoerd. Worden de goederen evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de overeenkomst, met toepassing van de T2-regeling vervoerd, dan vermeldt het kantoor van vertrek dit op exemplaar 3 van de bijbehorende vrachtbrief CIM; te dien einde worden op duidelijk zichtbare wijze het teken „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar in het voor de douane bestemde vak aangebracht. Wanneer de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd, behoeft het teken
„T1” niet op het document te worden aangebracht.
6. Alle exemplaren van de vrachtbrief CIM worden aan de belang- hebbende teruggegeven.
7. Elk EVA-land kan bepalen dat goederen die zich onder de T1- regeling bevinden, met toepassing van de T1-regeling mogen worden vervoerd zonder dat de vrachtbrief CIM aan het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd.
8. Voor de in de leden 2, 3 en 5 bedoelde goederen vervult het kantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, de functie van kantoor van bestemming. Indien de goederen echter in een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere regeling worden geplaatst, vervult het kantoor waaronder dit station ressorteert de functie van kantoor van bestemming. Voor de goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden, behoeven bij het kantoor van bestemming geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 74
Identificatiemaatregelen
Rekening houdend met de door de spoorwegmaatschappijen toegepaste identificatiemaatregelen, worden de vervoermiddelen of de colli in het algemeen niet door het kantoor van vertrek verzegeld.
Artikel 75
Gebruik van de onderscheiden exemplaren van de vrachtbrief CIM
1. Behoudens in het geval waar de goederen over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, levert de spoorwegmaatschappij van het land waaronder het kantoor van bestemming ressorteert, bij dit kantoor de exemplaren 2 en 3 van de vrachtbrief CIM in.
2. Het kantoor van bestemming geeft exemplaar 2 na visering onverwijld aan de spoorwegmaatschappij terug en behoudt exemplaar 3.
Het ver v oer van goederen naar of vanuit derde landen
Artikel 76
Vervoer naar derde landen
1. Wanneer een vervoer binnen de overeenkomstsluitende partijen begint en buiten de overeenkomstsluitende partijen dient te eindigen, zijn de artikelen 73 en 74 van toepassing.
2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaat, wordt aangemerkt als kantoor van bestemming.
3. Bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 77
Vervoer vanuit derde landen
1. Wanneer een vervoer buiten de overeenkomstsluitende partijen begint en binnen de overeenkomstsluitende partijen dient te eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt.
Bij het kantoor van vertrek behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
2. Het kantoor waaronder het station van bestemming ressorteert, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt. Wanneer de goederen echter op een tussenstation in het vrije verkeer worden gebracht of onder een andere douaneregeling worden geplaatst, wordt het kantoor waaronder dit station ressorteert, als kantoor van bestemming aange- merkt.
De bij artikel 75 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.
Artikel 78
Doorvoer over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen
1. Wanneer een vervoer buiten de overeenkomstsluitende partijen begint en dient te eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de in artikel 77, lid 1, respectievelijk artikel 76, lid 2, bedoelde kantoren.
2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 79
Douanestatus van de goederen
Het vervoer als bedoeld in artikel 77, lid 1, of in artikel 78, lid 1, wordt geacht met toepassing van de T1-regeling plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig aanhangsel II wordt aangetoond.
Afdeling 2
Ver voer met behulp van g rote containers
Artikel 80
Toepassingsgebied
De formaliteiten voor het gemeenschappelijk douanevervoer worden overeenkomstig de artikelen 81 tot en met 96 vereenvoudigd, wanneer spoorwegmaatschappijen onder geleide van overdrachtsformulieren, in dit aanhangsel „overdrachtsformulier TR” genoemd, met behulp van grote containers goederen vervoeren door tussenkomst van vervoers- ondernemingen. Dit vervoer omvat, in voorkomend geval, mede het vervoer van deze goederen door de vervoersonderneming op andere wijze dan per spoor in het land van verzending tot aan het station van vertrek in dit land en in het land van bestemming vanaf het station van bestemming in dit land alsmede het vervoer over zee tussen deze beide stations.
Artikel 81
Definities
Voor de toepassing van de artikelen 80 tot en met 96 wordt verstaan onder:
1. „vervoersonderneming”: een onderneming die de spoorwegmaat- schappijen hebben opgericht in de vorm van een vennootschap, waarvan zij de vennoten zijn en die tot doel heeft goederen met behulp van grote containers onder geleide van overdrachtsformu- lieren te vervoeren;
2. „grote container”: een vervoermiddel
— dat een duurzaam karakter heeft,
— dat speciaal ontworpen is om het vervoer van goederen met verschillende soorten vervoermiddelen te vergemakkelijken zonder dat de goederen moeten worden overgeladen,
— dat ontworpen is om gemakkelijk te worden vastgezet en/of geladen en gelost,
— dat op doeltreffende wijze kan worden verzegeld wanneer verzegeling overeenkomstig artikel 89 noodzakelijk is,
— waarvan de oppervlakte begrensd door de vier onderste buitenhoeken ten minste 7 m2 bedraagt;
3. „overdrachtsformulier TR”: het document waarin de vervoers- overeenkomst is vastgelegd op grond waarvan de vervoersonder- neming in internationaal vervoer een of meer grote containers van een verzender naar een geadresseerde laat vervoeren. Het overdrachtsformulier TR is in de rechterbovenhoek van een volgnummer voorzien, dat uit acht cijfers bestaat, voorafgegaan door de letters „TR”.
Het overdrachtsformulier TR bestaat uit de volgende exemplaren, in volgorde van nummering:
1: exemplaar voor de algemene directie van de vervoersonder- neming,
2: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoersonderneming in het station van bestemming,
3A: exemplaar voor de douane,
3B: exemplaar voor de geadresseerde,
4: exemplaar voor de algemene directie van de vervoersonder- neming,
5: exemplaar voor de nationale vertegenwoordiger van de vervoersonderneming in het station van vertrek,
6: exemplaar voor de afzender.
Met uitzondering van exemplaar 3A is elk exemplaar van het overdrachtsformulier TR aan de rechterzijde voorzien van een groene band die ongeveer 4 cm breed is;
4. „lijst van grote containers”, hierna „lijst” genoemd: het document dat bij een overdrachtsformulier TR is gevoegd en waarvan het integrerend deel uitmaakt en dat dient ten geleide van verscheidene grote containers die van eenzelfde station van vertrek naar eenzelfde station van bestemming worden verzonden, waarbij de douaneformaliteiten in deze stations dienen te worden vervuld.
De lijst wordt in evenveel exemplaren opgesteld als er overeen- komstige overdrachtsformulieren TR zijn.
Het aantal lijsten wordt vermeld in het daarvoor bestemde vak in de rechterbovenhoek van het overdrachtsformulier TR.
Tevens wordt in de rechterbovenhoek van elke lijst het volg- nummer van het overeenkomstige overdrachtsformulier TR vermeld.
Artikel 82
Rechtskracht van het gebruikte document
Het door de vervoersonderneming gebruikte overdrachtsformulier TR geldt als aangifte voor douanevervoer.
Artikel 83
Controle van de administratie — Te verstrekken informatie
1. In elk land houdt de vervoersonderneming, door bemiddeling van haar nationale vertegenwoordiger(s), de administratie in haar centrale kantoor (kantoren) of in dat van haar nationale vertegenwoordiger(s), ter beschikking van de bevoegde autoriteiten, zodat deze de nodige controles kunnen verrichten.
2. De vervoersonderneming of haar nationale vertegenwoordiger(s) stelt (stellen) de bevoegde autoriteiten op hun verzoek zo spoedig mogelijk in kennis van alle documenten, boekhoudkundige bescheiden of inlichtingen betreffende zendingen die reeds vervoerd of nog onderweg zijn en waarvan deze autoriteiten kennis willen nemen.
3. Wanneer het overdrachtsformulier TR overeenkomstig artikel 82 als aangifte voor douanevervoer dienst doet, stelt (stellen) de vervoerson- derneming of haar nationale vertegenwoordiger(s):
a) de kantoren van bestemming ervan in kennis wanneer exemplaar 1 van het overdrachtsformulier TR zonder visering door de douane bij haar is binnengekomen;
b) de kantoren van vertrek ervan in kennis wanneer exemplaar 1 van het overdrachtsformulier TR niet aan haar is teruggezonden, en dat met betrekking tot dat formulier niet kon worden vastgesteld of de zending op regelmatige wijze bij het kantoor van bestemming werd aangeboden dan wel, bij toepassing van artikel 93, of de zending de overeenkomstsluitende partijen met als bestemming een derde land heeft verlaten.
Artikel 84
Aangever
1. Voor het in artikel 80 bedoelde vervoer dat door de vervoerson- derneming in een land wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaatschappij van dat land als aangever.
2. Voor het in artikel 80 bedoelde vervoer dat door de vervoerson- derneming in een derde land wordt aanvaard, geldt de spoorwegmaat- schappij van het land over het grondgebied waarvan het vervoer de overeenkomstsluitende partijen binnenkomt, als aangever.
Artikel 85
Douaneformaliteiten bij ander vervoer dan vervoer per spoor
Indien douaneformaliteiten dienen te worden vervuld op het traject dat niet per spoor wordt afgelegd tot aan het station van vertrek of dat niet per spoor wordt afgelegd vanaf het station van bestemming, kan het overdrachtsformulier TR slechts op één grote container betrekking hebben.
Artikel 86
Etiket
De vervoersonderneming draagt er zorg voor dat op zendingen die onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden vervoerd, etiketten worden aangebracht die van het pictogram zijn voorzien waarvan het model in bijlage B11 van aanhangsel III is opgenomen. De etiketten worden aangebracht op het overdrachtsformulier TR, alsmede op de grote container respectievelijk grote containers.
Het in de eerste alinea bedoelde etiket kan worden vervangen door een stempel in groene inkt dat het in bijlage B11 van aanhangsel III opgenomen pictogram weergeeft.
Artikel 87
Wijziging van de vervoersovereenkomst
In geval van wijziging van de vervoersovereenkomst teneinde:
— een vervoer binnen in plaats van buiten een overeenkomstsluitende partij te beëindigen,
— een vervoer buiten in plaats van binnen een overeenkomstsluitende partij te beëindigen,
mag de vervoersonderneming de gewijzigde overeenkomst slechts met voorafgaande toestemming van het kantoor van vertrek ten uitvoer brengen.
In alle andere gevallen mag de vervoersonderneming de gewijzigde overeenkomst ten uitvoer brengen; zij stelt het kantoor van vertrek onverwijld van de wijziging in kennis.
Het v er voer van goederen tussen de o v ereenk omstsluitende par tijen
Artikel 88
Overdrachtsformulier TR en lijsten
1. Wanneer een vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer binnen de overeenkomstsluitende partijen begint en dient te eindigen, wordt het overdrachtsformulier TR bij het kantoor van vertrek overgelegd.
2. Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA- landen van de ene naar de andere plaats binnen de Gemeenschap worden vervoerd, vermeldt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachts- formulier TR op duidelijk zichtbare wijze:
— „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;
— „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, indien de goederen met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd in die gevallen waarin het volgens de communautaire wetgeving verplicht is deze aantekening aan te brengen.
Het teken „T2” of „T2F” wordt gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek.
3. Wanneer goederen vanuit de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, brengt het kantoor van vertrek in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachts- formulier TR op duidelijk zichtbare wijze het teken „T1” aan, indien de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd.
4. Behalve in de in de leden 2 en 3 bedoelde gevallen worden goederen die over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, alsmede goederen die vanaf een plaats in de Gemeenschap naar een EVA-land worden vervoerd, op de door elke lidstaat van de Gemeenschap vast te stellen wijze, voor het gehele traject onder de T2-regeling geplaatst zonder dat het overdrachtsformulier TR betreffende deze goederen bij het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd. Wanneer goederen over het grondgebied van een of meer EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, behoeven de in artikel 86 bedoelde etiketten niet te worden aangebracht.
5. Goederen waarvan het vervoer in een EVA-land begint, worden geacht met toepassing van de T1-regeling te worden vervoerd. Worden de goederen evenwel, overeenkomstig artikel 2, lid 3, onder b), van de overeenkomst, met toepassing van de T2-regeling vervoerd, dan vermeldt het kantoor van vertrek dit op exemplaar 3A van het bijbehorende overdrachtsformulier TR; te dien einde worden het teken „T2” of „T2F”, naargelang van het geval, het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar in het voor de douane bestemde vak van het exemplaar 3A van het overdrachtsformulier TR aangebracht. Wanneer de goederen met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd, behoeft het teken „T1” niet op het document te worden aangebracht.
6. Wanneer een overdrachtsformulier TR zowel betrekking heeft op containers die goederen bevatten welke met toepassing van de T1- regeling worden vervoerd als op containers die goederen bevatten welke met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, maakt het kantoor van vertrek, in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR, afzonderlijk melding van de container(s), naargelang van het soort goederen dat hij (zij) bevat(ten), en brengt, naast de vermelding van de container(s) het teken „T1” respectievelijk „T2” of „TF2” naargelang van het geval aan.
7. Wanneer, in het in lid 3 bedoelde geval, gebruik wordt gemaakt van lijsten van grote containers, worden per categorie container afzonderlijke lijsten opgesteld. De containers worden in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR aangeduid met het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) van grote containers. Het teken „T1” wordt naast het (de) volgnummer(s) van de lijst(en) aangebracht, naargelang van het geval.
8. Alle exemplaren van het overdrachtsformulier TR worden aan de belanghebbende teruggegeven.
9. Elk EVA-land kan bepalen dat goederen die zich onder de T1- regeling bevinden, met toepassing van de T1-regeling worden vervoerd zonder dat het overdrachtsformulier TR aan het kantoor van vertrek behoeft te worden overgelegd.
10. Het overdrachtsformulier TR voor de in de leden 2, 3 en 5 bedoelde goederen wordt aan het kantoor van bestemming overgelegd waar de goederen voor het vrije verkeer of voor een andere regeling worden aangegeven.
Voor de goederen die over het grondgebied van een of meerdere EVA- landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd onder de in lid 4 bedoelde voorwaarden, behoeven bij het kantoor van bestemming geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 89
Identificatiemaatregelen
De identificatie van de goederen geschiedt overeenkomstig de bepalingen van artikel 11 van de overeenkomst. Het kantoor van vertrek gaat in de regel niet over tot verzegeling van grote containers wanneer door de spoorwegmaatschappij reeds identificatiemaatregelen zijn toegepast. Wanneer de containers worden verzegeld, wordt dit in het voor de douane bestemde vak van de exemplaren 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR vermeld.
Artikel 90
Gebruik van de onderscheiden exemplaren van het overdrachtsformulier TR
1. Behoudens in het geval waar de goederen over het grondgebied van een of meerdere EVA-landen van de ene naar de andere plaats in de Gemeenschap worden vervoerd, levert de vervoersonderneming de exemplaren 1, 2 en 3A van het overdrachtsformulier TR bij het kantoor van bestemming in.
2. Het kantoor van bestemming geeft de exemplaren 1 en 2 na visering onverwijld aan de vervoersonderneming terug en behoudt exemplaar 3A.
Het ver v oer van goederen naar en vanuit derde landen
Artikel 91
Vervoer naar derde landen
1. Artikel 88, leden 1 tot en met 9, en artikel 89 zijn van toepassing wanneer een vervoer op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen begint en buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen dient te eindigen.
2. Het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen verlaat, wordt aangemerkt als kantoor van bestemming.
3. Bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 92
Vervoer vanuit derde landen
1. Wanneer een vervoer buiten het grondgebied van de overeenkomst- sluitende partijen begint en op het grondgebied van de overeenkomst- sluitende partijen dient te eindigen, wordt het douanekantoor waaronder het grensstation ressorteert via hetwelk het vervoer de overeenkomst- sluitende partijen binnenkomt, als kantoor van vertrek aangemerkt. Bij het kantoor van vertrek behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
2. Het kantoor waar de goederen worden aangebracht, wordt als kantoor van bestemming aangemerkt. De bij artikel 90 voorgeschreven formaliteiten worden bij het kantoor van bestemming vervuld.
Artikel 93
Doorvoer over het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen
1. Wanneer een vervoer buiten het grondgebied van de overeenkomst- sluitende partijen begint en dient te eindigen, worden als kantoor van vertrek en als kantoor van bestemming aangemerkt de in artikel 92, lid 1, respectievelijk artikel 91, lid 2, bedoelde kantoren.
2. Bij het kantoor van vertrek en bij het kantoor van bestemming behoeven geen formaliteiten te worden vervuld.
Artikel 94
Douanestatus van de goederen
Het vervoer als bedoeld in artikel 92, lid 1, of in artikel 93, lid 1, wordt geacht met toepassing van de T1-regeling plaats te vinden, tenzij het communautaire karakter van de goederen overeenkomstig aanhangsel II wordt aangetoond.
Afdeling 3
Ov er ige bepalingen
Artikel 95
Ladingslijsten
1. Artikel 22, lid 5, van dit aanhangsel en punt 24 van bijlage V bij dit aanhangsel zijn van toepassing op de ladingslijsten die eventueel bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR zijn gevoegd. Het aantal lijsten wordt aangetekend in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.
Voorts wordt op de ladingslijst het nummer vermeld van de wagon waarop de vrachtbrief CIM betrekking heeft of, in voorkomend geval, het nummer van de container waarin de goederen zich bevinden.
2. Voor vervoer dat op het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen begint en dat zowel betrekking heeft op goederen die met toepassing van de T1-regeling als op goederen die met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, worden afzonderlijke ladingslijsten opge- steld. Voor het vervoer met behulp van grote containers onder geleide van overdrachtsformulieren TR worden afzonderlijke ladingslijsten opgesteld voor elke grote container waarin zich goederen van beide categorieën bevinden.
De volgnummers van de ladingslijsten die betrekking hebben op elk van de twee categorieën goederen worden vermeld in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR.
3. In de gevallen als bedoeld in de leden 1 en 2 en met het oog op de toepassing van de in de artikelen 67 tot en met 96 bedoelde procedures maken de bij de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR gevoegde ladingslijsten daarvan integrerend deel uit en hebben zij dezelfde rechtsgevolgen.
Het origineel van deze ladingslijsten wordt geviseerd door het station van verzending.
Afdeling 4
Toepassingsgebied van de nor male en de
vereenv oudigde procedures — gecombineerd rail-/ w egv er voer
Artikel 96
1. De artikelen 67 tot en met 95 vormen geen beletsel voor de toepassing van de in titel II omschreven procedures, met dien verstande dat de artikelen 69 en 71 of 83 en 86 niettemin van toepassing zijn.
2. In het in lid 1 bedoelde geval wordt bij het opstellen van de vrachtbrief CIM of het overdrachtsformulier TR in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze verwezen naar het (de) gebruikte document(en) voor douanevervoer.
Deze verwijzing dient een vermelding van het soort, het kantoor van afgifte, de datum en het registratienummer van elk gebruikt document te bevatten.
Bovendien moet exemplaar 2 van de vrachtbrief CIM of moeten de exemplaren 1 en 2 van het overdrachtsformulier TR worden geviseerd door de spoorwegmaatschappij waaronder het laatste bij het gemeen- schappelijk douanevervoer betrokken station ressorteert. Deze spoor- wegmaatschappij viseert de exemplaren na te hebben nagegaan dat het vervoer van de goederen geschiedt onder geleide van het document, respectievelijk de documenten, voor douanevervoer waarnaar wordt verwezen.
Wanneer het in lid 1 en in de eerste alinea van dit lid bedoelde gemeenschappelijk douanevervoer in een EVA-land eindigt, kan dit land bepalen dat exemplaar 2 van de vrachtbrief CIM of de exemplaren 1 en 2 van het overdrachtsformulier TR aan het douanekantoor worden overgelegd waaronder het laatste bij het gemeenschappelijk douanever- voer betrokken station ressorteert. Dit douanekantoor viseert de exemplaren na te hebben nagegaan dat het vervoer van de goederen geschiedt onder geleide van het document, respectievelijk de documen- ten, voor douanevervoer waarnaar wordt verwezen.
3. Wanneer, overeenkomstig de artikelen 80 tot en met 94, gemeen- schappelijk douanevervoer onder geleide van een overdrachtsformulier TR plaatsvindt, valt de in het kader van dit vervoer gebruikte vrachtbrief CIM buiten het toepassingsgebied van de artikelen 67 tot en met 79 en artikel 96, leden 1 en 2. Op de vrachtbrief CIM wordt in het voor de vermelding van de bijlagen bestemde vak op duidelijke wijze naar het overdrachtsformulier TR verwezen. Deze verwijzing bevat de vermelding
„Overdrachtsformulier TR”, gevolgd door het volgnummer.
4. Wordt een zending voor gecombineerd rail-/wegvervoer onder geleide van een of meer aangiften voor douanevervoer volgens de in titel II omschreven procedure door de spoorwegen in een spoorwegterminal aanvaard en op wagons vervoerd, dan nemen de
spoorwegmaatschappijen de aansprakelijkheid op zich voor de betaling van de rechten en andere heffingen in geval van overtredingen of onregelmatigheden tijdens het spoorwegtraject, indien er geen geldige zekerheid is gesteld in het land waar de overtreding of de onregelmatig- heid geacht wordt te zijn begaan en voor zover het niet mogelijk is deze bedragen van de aangever in te vorderen.
Artikel 97
Toegelaten afzender en geadresseerde
1. Wanneer de ontheffing van de verplichting om de aangifte voor douanevervoer bij het kantoor van vertrek aan te bieden, betrekking heeft op goederen die overeenkomstig de artikelen 67 tot en met 96 onder geleide van een vrachtbrief CIM of een overdrachtsformulier TR worden verzonden, nemen de bevoegde autoriteiten de nodige maat- regelen om ervoor te zorgen dat, naargelang van het geval, het teken
„T1”, „T2” of „T2F” op de exemplaren 1, 2 en 3 van de vrachtbrief CIM of op de exemplaren 1, 2, 3A en 3B van het overdrachtsformulier TR wordt aangebracht.
2. Wanneer goederen die overeenkomstig de artikelen 67 tot en met 96 worden vervoerd, voor een toegelaten geadresseerde zijn bestemd, kunnen de bevoegde autoriteiten voorschrijven dat, in afwijking van artikel 64, lid 2, en artikel 66, lid 1, onder a), de exemplaren 2 en 3 van de vrachtbrief CIM of de exemplaren 1, 2 en 3A van het overdrachts- formulier TR rechtstreeks door de spoorwegmaatschappij of de vervoersonderneming bij het kantoor van bestemming worden ingele- verd.
(Er zijn geen artikelen 98 tot en met 110)
HOOFDSTUK VIII
Vereenvoudigde procedures voor het vervoer door de lucht
Artikel 111
Vereenvoudigde procedure (niveau 1)
1. Een luchtvaartmaatschappij kan toestemming verkrijgen het lucht- vaartmanifest als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, mits de inhoud van dit manifest overeenstemt met het model in aanhangsel 3 van bijlage 9 bij het Verdrag inzake de Internationale Burgerluchtvaart (vereenvoudigde procedure — niveau 1).
De vorm van het manifest, evenals de luchthavens van vertrek en van bestemming van het gemeenschappelijk douanevervoer, worden in de vergunning vermeld. De luchtvaartmaatschappij doet een voor een- sluidend gewaarmerkte kopie van de vergunning toekomen aan de bevoegde autoriteiten van elke betrokken luchthaven.
2. Wanneer de zending zowel goederen omvat die met toepassing van de T1-regeling als goederen die met toepassing van de T2-regeling worden vervoerd, worden deze goederen op afzonderlijke manifesten vermeld.
3. Het manifest bevat een door de luchtvaartmaatschappij gedateerde en ondertekende vermelding, namelijk:
— „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd;
— „T2” of „T2F”, indien de goederen onder de T2-regeling worden vervoerd. Een manifest mag slechts van een van deze beide tekens worden voorzien.
4. In het manifest worden voorts de volgende gegevens vermeld:
— de naam van de luchtvaartmaatschappij die de goederen vervoert,
— het vluchtnummer,
— de datum van de vlucht,
— de naam van de luchthaven van lading (luchthaven van vertrek) en lossing (luchthaven van bestemming),
en voor elke in het manifest vermelde zending:
— het nummer van de luchtvrachtbrief,
— het aantal colli,
— een omschrijving van de goederen volgens de gebruikelijke handelsbenaming, alsmede de noodzakelijke gegevens om de goederen te kunnen identificeren,
— de brutomassa.
Bij groepagevervoer wordt de omschrijving in voorkomend geval vervangen door de vermelding „consolidation”, eventueel in afgekorte vorm. In dit geval moeten de omschrijving van de goederen volgens de gebruikelijke handelsbenaming alsmede de noodzakelijke gegevens om de goederen te kunnen identificeren, voorkomen op de luchtvracht- brieven die op de in het manifest vermelde goederen betrekking hebben.
5. Het manifest wordt ten minste in tweevoud overgelegd aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek, die een exemplaar ervan behouden.
Deze autoriteiten kunnen eisen dat alle luchtvrachtbrieven die op de in de manifesten vermelde goederen betrekking hebben, ter controle worden overgelegd.
6. Een exemplaar van het manifest wordt aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming overgelegd, die dit exemplaar behouden.
De bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen eisen dat de manifesten en de luchtvrachtbrieven die op alle in die luchthaven geloste goederen betrekking hebben, ter controle worden overgelegd.
7. De bevoegde autoriteiten van elke luchthaven van bestemming doen de bevoegde autoriteiten van elke luchthaven van vertrek maandelijks, na waarmerking, de door de luchtvaartmaatschappijen opgestelde lijst van de manifesten toekomen die hen in de loop van de voorgaande maand werden voorgelegd.
Elk manifest wordt op deze lijst omschreven door vermelding van:
— het referentienummer van het manifest,
— het teken dat aangeeft dat het manifest overeenkomstig lid 3 als aangifte voor douanevervoer wordt gebruikt,
— de naam (eventueel afgekort) van de luchtvaartmaatschappij die de goederen heeft vervoerd,
— het vluchtnummer,
— de datum van de vlucht.
Eveneens kan worden toegestaan dat de luchtvaartmaatschappijen deze gegevens zelf doorzenden.
Wanneer onregelmatigheden worden vastgesteld ten opzichte van de gegevens van de in deze lijst opgenomen manifesten, delen de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming dit mee aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven, waarbij zij met name verwijzen naar de luchtvrachtbrieven betreffende de goederen die tot de vaststelling van de onregelmatigheden aanleiding hebben gegeven.
Artikel 112
Vereenvoudigde procedure (niveau 2)
1. Een luchtvaartmaatschappij kan toestemming verkrijgen om mani- festen die met behulp van een systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens worden doorgezonden als aangifte voor douanevervoer te gebruiken, indien zij een beduidend aantal vluchten tussen de landen uitvoert (vereenvoudigde procedure — niveau 2).
In afwijking van artikel 45, lid 1, onder a), behoeven de luchtvaartmaat- schappijen niet in een overeenkomstsluitende partij te zijn gevestigd, mits zij aldaar over een regionaal kantoor beschikken.
2. Zodra zij de aanvraag om een vergunning hebben ontvangen, delen de bevoegde autoriteiten dit mee aan de andere landen op het grondgebied waarvan luchthavens van vertrek en van bestemming zijn gelegen die door een systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens met elkaar zijn verbonden.
Indien binnen zestig dagen na de datum van deze mededeling geen bezwaren zijn ontvangen, verlenen de bevoegde autoriteiten de vergun- ning.
Deze vergunning is geldig in alle betrokken landen en is uitsluitend van toepassing op het gemeenschappelijk douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde luchthavens.
3. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:
a) het op de luchthaven van vertrek opgestelde manifest wordt met behulp van het systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens naar de luchthaven van bestemming gezonden;
b) de luchtvaartmaatschappij vermeldt op het manifest:
— „T1”, indien de goederen onder de T1-regeling worden vervoerd,
— „T2” of „TF”, naargelang van het geval, indien de goederen onder de T2-regeling worden vervoerd,
— „TD” voor goederen die reeds onder een regeling voor douanevervoer zijn geplaatst. In dergelijke gevallen brengt de luchtvaartmaatschappij het teken „TD” eveneens aan op de betrokken luchtvrachtbrief en vermeldt zij de gevolgde procedure, het referentienummer, de datum en het kantoor van afgifte van de aangifte voor douanevervoer,
— „C” (gelijk aan „T2L”) of „F” (gelijk aan „T2LF”), naargelang van het geval, voor communautaire goederen die niet onder een douanevervoerregeling zijn geplaatst,
— „X” voor uit te voeren communautaire goederen die niet onder een douanevervoerregeling zijn geplaatst,
naast de betrokken artikelen van het manifest.
Het manifest dient eveneens de in artikel 111, lid 4, bedoelde gegevens te bevatten;
c) de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt als beëindigd beschouwd zodra de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming kunnen beschikken over het manifest dat met behulp van het systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens is verzonden en de goederen bij hen zijn aangebracht;
d) een afdruk van het met behulp van het systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt op verzoek voorgelegd aan de bevoegde autoriteiten van de lucht- haven van vertrek en van bestemming;
e) in de administratie van de luchtvaartmaatschappij moeten ten minste de onder b) genoemde gegevens zijn opgenomen;
f) de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek controleren de administratie van de luchtvaartmaatschappij op basis van een risicoanalyse;
g) de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming controleren de administratie van de luchtvaartmaatschappij op basis van een risicoanalyse; zo nodig zenden zij de gegevens over de ontvangen manifesten met behulp van het systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens ter controle aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek.
4. Onverminderd het bepaalde in hoofdstuk VI van titel II en titel IV:
— stelt de luchtvaartmaatschappij de bevoegde autoriteiten van overtredingen en onregelmatigheden in kennis;
— delen de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van bestemming overtredingen en onregelmatigheden zo spoedig mogelijk mee aan de bevoegde autoriteiten van de luchthaven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven.
HOOFDSTUK IX
Vereenvoudigde procedure voor het vervoer door pijpleidingen
Artikel 113
1. Wanneer de regeling gemeenschappelijk douanevervoer wordt toegepast voor het vervoer van goederen per pijpleiding, worden de in het kader van deze regeling te vervullen formaliteiten overeenkomstig de leden 2 tot en met 5 aangepast.
2. De door middel van pijpleidingen vervoerde goederen worden geacht onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te zijn geplaatst:
— op het tijdstip waarop zij het douanegebied van een overeen- komstsluitende partij door middel van een pijpleiding binnen- komen;
— op het tijdstip waarop zij in de pijpleiding worden gebracht, wanneer het goederen betreft die zich reeds in het douanegebied van een overeenkomstsluitende partij bevinden.
In voorkomend geval wordt het communautaire karakter van deze goederen vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van aanhangsel II.
3. Voor de in lid 2 bedoelde goederen wordt de exploitant van de pijpleiding die in het land is gevestigd over het grondgebied waarvan de goederen het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij
binnenkomen of de exploitant van de pijpleiding die in het land is gevestigd waar het vervoer begint, als aangever aangemerkt.
4. Voor de toepassing van artikel 4, lid 2, wordt de exploitant van de pijpleiding die is gevestigd in een land over het grondgebied waarvan de goederen per pijpleiding worden vervoerd, geacht de vervoerder te zijn.
5. Onverminderd lid 8 wordt de regeling gemeenschappelijk douane- vervoer beëindigd op het tijdstip waarop de per pijpleiding vervoerde goederen de installaties of het distributienetwerk van de geadresseerde bereiken en in diens administratie worden opgenomen.
6. Wanneer goederen die overeenkomstig lid 2 onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn geplaatst per pijpleiding tussen twee overeenkomstsluitende partijen worden vervoerd, tijdens het traject door het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij worden vervoerd waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer niet voor het vervoer per pijpleiding wordt toegepast, wordt deze regeling gedurende het vervoer over dit grondgebied geschorst.
7. Wanneer goederen per pijpleiding worden vervoerd vanuit een overeenkomstsluitende partij waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor dit soort vervoer niet wordt toegepast naar een overeenkomstsluitende partij waar deze regeling voor dit soort vervoer wel wordt toegepast, wordt deze regeling geacht aan te vangen op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van deze laatste overeen- komstsluitende partij binnenkomen.
8. Wanneer goederen per pijpleiding worden vervoerd vanuit een overeenkomstsluitende partij waar de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voor dit soort vervoer wordt toegepast naar een overeenkomstsluitende partij waar deze regeling voor dit soort goederen niet wordt toegepast, wordt deze regeling geacht te worden beëindigd op het tijdstip waarop de goederen het grondgebied van de overeenkomst- sluitende partij verlaten waar deze regeling wordt toegepast.
9. De bij het vervoer betrokken ondernemingen voeren een admini- stratie en houden deze ter inzage van de bevoegde autoriteiten zodat deze alle controles kunnen verrichten die zij in het kader van het in dit artikel bedoelde gemeenschappelijk douanevervoer nodig achten.
TITEL IV
SCHULD EN INVORDERING
Artikel 114
Ontstaan van de schuld
1. Een schuld in de zin van artikel 3, onder l), ontstaat:
a) door de onttrekking van goederen aan de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer; of
b) indien de goederen niet aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer zijn onttrokken, door het niet nakomen van een van de verplichtingen die uit het gebruik van deze regeling voortvloeien of het niet voldoen aan een van de voorwaarden om goederen onder deze regeling te mogen plaatsen.
Er ontstaat geen schuld indien de tekortkomingen geen werkelijke gevolgen hebben gehad voor de werking van de regeling, mits:
i) zij geen poging tot onttrekking van de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer inhouden;
ii) zij geen kennelijke nalatigheid van de zijde van de belanghebbende inhouden;
iii) alle noodzakelijke formaliteiten voor het regulariseren van de situatie van de goederen alsnog worden vervuld.
De overeenkomstsluitende partijen kunnen de situaties omschrijven waarin de tweede alinea van toepassing kan worden geacht.
2. De schuld ontstaat:
a) op het tijdstip waarop de goederen aan de regeling gemeenschap- pelijk douanevervoer worden onttrokken, of
b) op het tijdstip waarop de verplichting waarvan de niet-nakoming de schuld doet ontstaan, niet meer wordt nagekomen, hetzij op het tijdstip waarop de goederen onder de regeling worden geplaatst wanneer later blijkt dat aan een van de voorwaarden voor de plaatsing onder de regeling niet is voldaan.
3. Geen schuld wordt geacht te zijn ontstaan ten aanzien van onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen wanneer de belanghebbende het bewijs levert dat de in lid 1, eerste alinea, onder b), bedoelde niet-nakoming van de uit de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voortvloeiende verplichtingen het gevolg is van de volledige vernietiging of het onherroepelijk verlies van de betrokken goederen door een oorzaak die uit de aard van die goederen voortvloeit, die het gevolg is van toeval of overmacht, of de toestemming van de bevoegde autoriteiten.
Goederen zijn onherroepelijk verloren gegaan wanneer zij niet meer kunnen worden gebruikt.
Artikel 115
Identificatie van de schuldenaar
1. In het in artikel 114, lid 1, onder a), bedoelde geval zijn de schuldenaars:
a) de persoon die de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer onttrekt;
b) de personen die aan deze onttrekking hebben deelgenomen terwijl zij wisten, of redelijkerwijze hadden moeten weten, dat de goederen aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer waren onttrokken;
c) de personen die de betrokken goederen hebben verworven of onder zich hebben gehad en die, op het ogenblik waarop zij deze goederen verwierven of ontvingen, wisten of redelijkerwijze hadden moeten weten dat deze aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer waren onttrokken;
d) alsmede de aangever.
2. In het in artikel 114, lid 1, onder b), bedoelde geval is de schuldenaar de persoon die, naargelang van het geval, de verplichtingen moet nakomen die uit de plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer voortvloeien of die de aan de plaatsing van de goederen onder de regeling verbonden voorwaarden in acht moet nemen.
3. Indien verschillende schuldenaars dezelfde schuld moeten betalen, zijn zij hoofdelijk gehouden tot de betaling van die schuld.
Artikel 116
Plaats waar de schuld is ontstaan
1. De schuld ontstaat:
a) op de plaats waar de feiten zich voordoen waaruit de schuld voortvloeit;
b) of, indien deze plaats niet kan worden vastgesteld, op de plaats waar de bevoegde autoriteiten constateren dat de goederen zich in een situatie bevinden die tot het ontstaan van de schuld heeft geleid;
c) of, indien deze plaats niet door toepassing van het bepaalde onder
a) of b) kan worden vastgesteld binnen een termijn van:
— zeven maanden vanaf de datum waarop de goederen bij het kantoor van bestemming hadden moeten worden aange- boden, tenzij een verzoek tot invordering is verzonden, in welk geval deze termijn met maximaal één maand wordt verlengd, of
— één maand na het verstrijken van de in artikel 41, lid 5, genoemde termijn wanneer de aangever geen dan wel onvoldoende gegevens heeft verstrekt,
in het land waaronder het laatste kantoor van binnenkomst ressorteert of in het land waaronder het kantoor van vertrek ressorteert.
2. De in artikel 117, lid 1, bedoelde bevoegde autoriteiten zijn die van het land waar de schuld is ontstaan of waar de schuld overeenkomstig dit artikel geacht wordt te zijn ontstaan.
Artikel 117
Actie ten aanzien van de schuldenaar
1. De bevoegde autoriteiten beginnen met de invorderingsprocedure zodra zij in staat zijn:
a) het bedrag van de schuld te berekenen; en
b) te bepalen wie de schuldenaar is.
2. Te dien einde en onder voorbehoud van verjaring delen deze autoriteiten het bedrag van de schuld aan de schuldenaar mee onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de overeenkomstsluitende partijen van kracht zijn.
3. Elk bedrag van de schuld dat in de in lid 2 bedoelde kennisgeving is vermeld, moet door de schuldenaar worden betaald onder de voorwaarden en binnen de termijnen die in de overeenkomstsluitende partijen van kracht zijn.
4. Wanneer na de aanvang van de invorderingsprocedure de auto- riteiten die overeenkomstig artikel 116 bevoegd zijn (verzoekende autoriteiten) het bewijs verkrijgen, door welk middel dan ook, dat de plaats waar de feiten zich hebben voorgedaan die tot het ontstaan van de schuld hebben geleid in een andere overeenkomstsluitende partij is gelegen, zenden zij de ter zake dienende documenten, waaronder gewaarmerkte kopieën van de bewijsstukken, terstond aan de autoriteiten die voor die plaats bevoegd zijn (aangezochte autoriteiten).
De aangezochte autoriteiten zenden een ontvangstbevestiging waarin zij verklaren of zij voor de invordering bevoegd zijn. Indien zij niet binnen drie maanden antwoorden, hervatten de verzoekende autoriteiten terstond de invorderingsprocedure.
5. Indien de aangezochte autoriteiten bevoegd zijn, leiden zij, in voorkomend geval nadat de in het vorige lid genoemde termijn van drie maanden is verstreken en mits de verzoekende autoriteiten onmiddellijk worden ingelicht, een nieuwe procedure tot invordering van de schuld in.
Een niet-voltooide invorderingsprocedure die is ingeleid door de verzoekende autoriteiten wordt geschorst zodra de aangezochte auto- riteiten hun meedelen dat zij tot invordering overgaan.
Zodra de aangezochte autoriteiten het bewijs leveren dat zij de schuld hebben ingevorderd, betalen de verzoekende autoriteiten de reeds ingevorderde sommen terug of beëindigen zij de invorderingsprocedue.
Artikel 118
Actie ten aanzien van de borg
1. Onder voorbehoud van lid 4 is de borg aansprakelijk zolang het bedrag van de schuld kan worden opgeëist.
2. Wanneer de regeling niet is gezuiverd, moeten de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek de borg binnen een termijn van negen maanden vanaf de datum waarop de goederen bij het kantoor van bestemming hadden moeten worden aangeboden, in kennis stellen van de niet-zuivering van de regeling.
3. Wanneer de regeling niet is gezuiverd, moeten de autoriteiten die overeenkomstig artikel 116 bevoegd zijn, de borg binnen een termijn van drie jaar vanaf de datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer, ervan in kennis stellen dat hij verplicht is of kan worden de bedragen waarvoor hij in verband met het betrokken
gemeenschappelijk douanevervoer aansprakelijk is, te betalen. In deze kennisgeving moeten het identificatienummer voor verzending en de datum van de aangifte voor douanevervoer, de naam van het kantoor van vertrek, de naam van de aangever en de mogelijk opeisbare bedragen worden vermeld.
4. De borg is van zijn verbintenissen ontslagen wanneer een van de in de leden 2 en 3 genoemde kennisgevingen hem niet binnen de voorgeschreven termijnen is gedaan.
5. Wanneer een van de twee kennisgevingen is verzonden, wordt de borg in kennis gesteld van de invordering van de schuld of van de zuivering van de regeling.
Artikel 119
Uitwisseling van informatie en samenwerking bij de invordering
Onverminderd artikel 13 bis van de overeenkomst verlenen de landen elkaar bijstand om vast te stellen welke autoriteiten overeenkomstig artikel 116 voor de invordering bevoegd zijn.
Deze autoriteiten stellen het kantoor van vertrek en het kantoor van zekerheidstelling in kennis van alle gevallen waarin een schuld is ontstaan in verband met door het kantoor van vertrek aanvaarde aangiften voor douanevervoer en van alle maatregelen die worden genomen om de verschuldigde bedragen bij de schuldenaar in te vorderen. Voorts stellen zij het kantoor van vertrek in kennis van de inning van de rechten en andere belastingen, teneinde dit kantoor in staat te stellen het douanevervoer te zuiveren.”
BIJLAGE II
„BIJLAGE I
GOEDEREN MET VERHOOGD FRAUDERISICO
1 | 2 | 3 | 4 | 5 |
GS-code | Omschrijving van de goederen | Minimum- hoeveelheid | Code gevoelige goederen (1) | Minimumbedrag van zekerheidstelling per aangifte |
ex 0102.90 | Andere levende runderen | 4 000 kg | 1 | 1 500 EUR/t |
0201.10 | Vlees van xxxxxxxx, vers of gekoeld | 3 000 kg | 2 700 EUR/t | |
0201.20 | 2 900 EUR/t | |||
0201.30 | 5 200 EUR/t | |||
0202.10 | Vlees van runderen, bevroren | 3 000 kg | 2 700 EUR/t | |
0202.20 | 2 900 EUR/t | |||
0202.30 | 3 900 EUR/t | |||
0402.10 0402.21 | Melk en room, ingedikt of met toegevoegde suiker of andere zoetstoffen | 2 500 kg | 1 600 EUR/t 1 900 EUR/t | |
0402.29 | 2 500 EUR/t | |||
0402.91 | 1 400 EUR/t | |||
0402.99 | 1 600 EUR/t | |||
0405.10 | Boter en andere van melk afkomstige vetstoffen | 3 000 kg | 2 600 EUR/t | |
0405.90 | 2 800 EUR/t | |||
ex 0803.00 | Verse bananen, met uitzondering van plantains | 8 000 kg | 1 | 800 EUR/t |
1701.11 | Rietsuiker en beetwortelsuiker, alsmede chemisch zuivere sacharose, in vaste vorm | 7 000 kg | — | |
1701.12 | — | |||
1701.91 | — | |||
1701.99 | — | |||
2207.10 | Ethylalcohol, niet gedenatureerd, met een alcoholvolume- gehalte van 80 % vol of meer | 3 hl | 2 500 EUR/hl zuivere alcohol | |
2208.20 | Gedistilleerde dranken, likeuren en andere dranken die gedistilleerde alcohol bevatten | 5 hl | 9>=2 500 EUR/hl zuivere alcohol >; | |
2208.30 | ||||
2208.40 | ||||
2208.50 | ||||
2208.60 | ||||
2208.70 | ||||
ex 2208.90 | 1 | |||
2402.20 | Sigaretten, tabak bevattend | 35 000 stuks | 120 EUR/ 1 000 stuks |
(1) Wanneer de bepalingen van hoofdstuk VII van titel II worden toegepast, moet de in kolom 4 aangegeven code voor gevoelige producten worden gebruikt naast de in kolom 1 vermelde GS-code wanneer de in kolom 2 genoemde gevoelige goederen aan de hand van deze code niet met zekerheid geïdentificeerd kunnen worden.
BIJLAGE II
KENMERKEN VAN VERZEGELINGEN
De in artikel 31 van dit aanhangsel bedoelde verzegelingen dienen ten minste de volgende essentiële kenmerken te bezitten en aan de volgende technische specificaties te voldoen.
a) Essentiële kenmerken De verzegelingen:
1. moeten stevig en duurzaam zijn;
2. moeten op eenvoudige wijze gecontroleerd en geïdentificeerd kunnen worden;
3. mogen niet verbroken en weer aangebracht kunnen worden zonder dat dit met het blote oog waarneembare sporen achterlaat;
4. mogen slechts voor eenmalig gebruik geschikt zijn of, wanneer het gaat om verzegelingen die bestemd zijn om meermaals te worden gebruikt, moeten zo zijn ontworpen dat elk gebruik duidelijk blijkt;
5. moeten van identificatiekenmerken zijn voorzien.
b) Technische specificaties
1. De vorm en afmetingen van de verzegelingen kunnen variëren naargelang van het type, maar alle identificatiekenmerken moeten duidelijk leesbaar zijn.
2. De identificatiekenmerken van de verzegelingen mogen niet vervalst kunnen worden en moeten moeilijk zijn na te maken.
3. Het gebruikte materiaal dient zo stevig te zijn dat het niet mogelijk is het per ongeluk te breken. Het mag niet vervalst of ongemerkt opnieuw gebruikt kunnen worden.
BIJLAGE III
DE IN DE ARTIKELEN 53 EN 54 BEDOELDE VOORWAARDEN
Voorwaarden | Opmerkingen |
1. Voldoende ervaring | Voldoende ervaring blijkt uit het correcte gebruik van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer in de hoedanigheid van aangever gedurende een van de volgende, aan de aanvraag voorafgaande perioden: — zes maanden voor de toepassing van artikel 53, lid 3, onder a), en artikel 54, lid 1; — één jaar voor de toepassing van artikel 53, lid 3, onder b), en artikel 54, lid 2, onder a); — twee jaar voor de toepassing van artikel 53, lid 4, en artikel 54, lid 2, onder b). |
2. Een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten | De aangever heeft een hoog niveau van samenwerking met de bevoegde autoriteiten bereikt indien hij bij het beheer van het vervoer bijzondere maatregelen heeft genomen waardoor deze autoriteiten meer mogelijkheden tot controle hebben en de belangen die op het spel staan, beter kunnen beschermen. Deze door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde maatregelen kunnen bijvoorbeeld betrekking hebben op: — de voorwaarden waaronder de aangifte voor douanevervoer wordt opgesteld; — de inhoud van de aangifte voor douanevervoer wanneer de aangever meer dan de verplichte gegevens op deze aangifte laat vermelden in andere gevallen dan wanneer dit verplicht is; of — de wijze waarop de formaliteiten om goederen onder de regeling te plaatsen, worden vervuld (met name de aanbieding van de aangifte bij een enkel douanekantoor). |
3. Controle over het vervoer | De aangever toont aan dat hij controle heeft over het vervoer, met name doordat hij: a) zelf de goederen vervoert en daarbij aan hoge beveiligingsnormen voldoet; of b) van de diensten van vervoerders gebruikmaakt op basis van contracten van lange duur die een hoog beveiligingsniveau garanderen; of c) gebruikmaakt van de diensten van tussenpersonen die contracten met vervoerders hebben gesloten die aan hoge beveiligingsnormen voldoen. |
4. Voldoende financieel vermo- gen om aan de verplichtin- gen te kunnen voldoen | De aangever toont aan dat hij aan zijn financiële verplichtingen kan voldoen door de bevoegde autoriteiten stukken voor te leggen waaruit blijkt dat hij over voldoende middelen beschikt om de schuld te betalen die uit hoofde van de betrokken goederen kan ontstaan. |
BIJLAGE IV
WIJZE VAN TOEPASSING VAN ARTIKEL 54, LID 7
Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag
1. Situaties waarin het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag tijdelijk kan worden verboden
1.1. Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag
Onder „bijzondere omstandigheden” in de zin van artikel 54, lid 6, wordt een situatie verstaan waarin in een beduidend aantal gevallen waarbij meerdere aangevers zijn betrokken en waardoor de goede werking van de regeling in gevaar is gebracht, is vastgesteld dat, ondanks de eventuele toepassing van de artikelen 50 of 57, de betaling binnen de gestelde termijn van de schulden die zijn ontstaan door de onttrekking aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer van de goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, niet langer door de in artikel 54, lid 2, bedoelde doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag kan worden gewaarborgd.
1.2. Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid
Onder „fraude op grote schaal” in de zin van artikel 54, lid 7, wordt een situatie verstaan waarin is vastgesteld dat, ondanks de eventuele toepassing van de artikelen 50 of 57 of eventueel van artikel 54, lid 6, de betaling binnen de gestelde termijn van de schulden die zijn ontstaan door de onttrekking aan de regeling gemeenschappelijk douanevervoer van de goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, niet langer door de in artikel 54, lid 1, bedoelde doorlopende zekerheid kan worden gewaarborgd, gezien de hoeveelheden waarin deze goederen aan de regeling zijn onttrokken en de omstandigheden waarin dit is gebeurd, met name wanneer deze fraude het gevolg is van de activiteiten van internationale misdaadorganisaties.
2. Besluitvormingsprocedure om het gebruik van de doorlopende zekerheid en het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag tijdelijk te verbieden.
2.1. Het besluit van de Gemengde Commissie om het gebruik van de doorlopende zekerheid en het gebruik van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag overeenkomstig artikel 54, lid 6 of lid 7, tijdelijk te verbieden (hierna „het besluit” genoemd) wordt volgens de hieronder beschreven procedure genomen.
2.2. Het besluit kan op verzoek van een of meer overeenkomstsluitende partijen worden genomen.
2.3. Wanneer een dergelijk verzoek is gedaan, delen de overeenkomstsluitende partijen elkaar de door hen vastgestelde feiten mee en onderzoeken zij of aan de voorwaarden van de punten 1.1 of 1.2 is voldaan.
2.4. Indien de overeenkomstsluitende partijen van oordeel zijn dat aan die voorwaarden is voldaan, wordt een ontwerp- besluit aan de Gemengde Commissie voorgelegd die dit via de in punt 2.5 omschreven schriftelijke procedure kan goedkeuren.
2.5. Het secretariaat-generaal van de Commissie doet de andere overeenkomstsluitende partijen dan de Gemeenschap een ontwerp-besluit toekomen.
Het besluit wordt goedgekeurd indien binnen dertig dagen na verzending geen van de overeenkomstsluitende partijen hiertegen schriftelijk bezwaar maakt bij het secretariaat-generaal van de Commissie. Het secretariaat-generaal van de Commissie deelt de goedkeuring van het besluit aan de overeenkomstsluitende partijen mee.
Indien een of meer overeenkomstsluitende partijen binnen de gestelde termijn tegen het ontwerp bezwaar maken, deelt het secretariaat-generaal van de Commissie dit mee aan de andere overeenkomstsluitende partijen.
2.6. Elke overeenkomstsluitende partij draagt zorg voor de bekendmaking van het besluit.
2.7. Het besluit is twaalf maanden geldig. De Gemengde Commissie kan de geldigheidsduur van het besluit evenwel verlengen of het besluit intrekken na een nieuw onderzoek door de overeenkomstsluitende partijen.
3. Maatregelen ter verlichting van de financiële gevolgen van het verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid
De houders van een vergunning tot gebruikmaking van een doorlopende zekerheid kunnen, wanneer het gebruik van die vergunning tijdelijk is verboden voor goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, op verzoek toestemming verkrijgen om gebruik te maken van een zekerheid per aangifte, waarop de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing zijn:
— voor de zekerheid per aangifte moet een bijzondere akte van borgtocht worden opgesteld waarin naar deze bijlage wordt verwezen en die slechts betrekking heeft op de in het besluit genoemde goederen;
— deze zekerheid per aangifte kan slechts bij het in de akte van borgtocht vermelde kantoor van vertrek worden gebruikt;
— zij kan voor verschillende, gelijktijdige of opeenvolgende, douanevervoertransacties worden gebruikt, mits het totaalbedrag waarvoor de regeling niet is gezuiverd het bedrag van de zekerheid per aangifte niet overschrijdt. In dat geval kent het kantoor van zekerheidstelling aan de aangever een initiële toegangscode voor een zekerheid toe. De aangever kan aan deze zekerheid een of meer toegangscodes toekennen voor hemzelf of zijn vertegenwoordigers;
— wanneer een door deze zekerheid per aangifte gedekte transactie gemeenschappelijk douanevervoer wordt gezuiverd, wordt het desbetreffende bedrag vrijgegeven en kan dit vervolgens, binnen de grenzen van het bedrag van de zekerheid, ter dekking van een andere transactie worden gebruikt.
4. Uitzonderingen op het tijdelijke verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag
4.1. De aangever kan evenwel toestemming verkrijgen toch gebruik te mogen maken van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag wanneer hij goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer plaatst waarop het verbod van toepassing is, indien hij kan aantonen dat voor de betrokken goederen in het kader van door hem verricht gemeenschappelijk douanevervoer geen schuld is ontstaan in de twee jaar voorafgaand aan het verbod of, wanneer tijdens deze periode wel een schuld is ontstaan, indien hij kan aantonen dat deze door de schuldenaar of borg binnen de gestelde termijn volledig is voldaan.
Om gebruik te kunnen maken van de tijdelijk verboden doorlopende zekerheid moet de aangever bovendien voldoen aan de voorwaarden van artikel 54, lid 2, onder b).
4.2. De artikelen 46 tot en met 51 zijn van overeenkomstige toepassing op de aanvragen en de vergunningen voor de in punt 4.1 bedoelde uitzonderingen.
4.3. Wanneer de bevoegde autoriteiten de uitzonderingen toestaan, brengen zij in vak 8 van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling de volgende vermelding aan:
— GEBRUIK ONBEPERKT — 99209.
BIJLAGE V
NOODPROCEDURE
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
1. In deze bijlage worden de bijzondere voorwaarden vastgesteld voor de tenuitvoerlegging van de noodprocedure overeenkomstig artikel 22, lid 1, in de volgende gevallen:
a) voor reizigers:
— wanneer het computersysteem van de bevoegde autoriteiten niet functioneert;
b) voor aangevers, met inbegrip van toegelaten afzenders:
— wanneer het computersysteem van de bevoegde autoriteiten niet functioneert;
— wanneer de applicatie van een aangever niet functioneert; of
— wanneer het netwerk tussen een aangever en de bevoegde autoriteiten niet beschikbaar is.
2. De bepalingen van deze bijlage zijn van toepassing op de noodprocedure behalve wanneer hieronder anders is bepaald.
3. Aangiften voor douanevervoer
3.1. De bij de noodprocedure gebruikte schriftelijke aangifte voor douanevervoer moet als zodanig herkenbaar zijn voor alle partijen die bij het douanevervoer betrokken zijn, om problemen te vermijden bij het (de) kantoor (kantoren) van doorgang en het kantoor van bestemming. Daarom mogen slechts de volgende documenten worden gebruikt:
— het enig document (ED),
— een afdruk van het ED op gewoon papier, gemaakt met behulp van het systeem van het bedrijf overeenkomstig de bepalingen in bijlage B6 bij aanhangsel III, of
— het model van het begeleidingsdocument voor douanevervoer (TAD) in plaats van het ED, mits de bevoegde autoriteiten daarvoor toestemming hebben verleend omdat zij de behoeften van het bedrijf gerechtvaardigd achten.
3.2. Voor de toepassing van punt 3.1, derde streepje, wordt het TAD opgesteld overeenkomstig de bijlagen A1 tot en met A3 bij aanhangsel III.
3.3. Wanneer in deze bijlage wordt verwezen naar exemplaren van de aangifte voor douanevervoer die de goederen vergezellen, zijn deze bepalingen van overeenkomstige toepassing op het TAD.
HOOFDSTUK II
Uitvoeringsbepalingen
4. Onbeschikbaarheid van het computersysteem van de bevoegde autoriteiten
4.1. Uitvoeringsbepalingen, ongeacht het gebruikte document:
— de aangifte wordt ingevuld en voorgelegd aan het kantoor van vertrek in drie exemplaren overeenkomstig bijlage B6 van aanhangsel III voor het ED en overeenkomstig de bijlagen A1 tot en met A3 voor het TAD,
— de aangifte wordt door de douane geregistreerd in vak C door middel van een nummering die losstaat van die van het computersysteem,
— de noodprocedure wordt op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer vermeld door het in bijlage B7 van aanhangsel III bedoelde stempel aan te brengen in vak A van het ED of op de plaats van het MRN en de streepjescode voor het TAD,
— in het geval van de vereenvoudigde procedure gebruikt de toegelaten afzender vooraf gewaarmerkte documenten en voldoet hij aan alle verplichtingen en voorwaarden betreffende de in de aangifte te vermelden gegevens en het gebruik van de speciale stempel (hoofdstuk III, punten 27-30) door gebruik te maken van respectievelijk de vakken D en C,
— het document wordt geviseerd door het kantoor van vertrek in de standaardprocedure of door de toegelaten afzender in de vereenvoudigde procedure,
— bij gebruik van het TAD wordt op de aangifte geen streepjescode noch identificatienummer voor verzending (MRN) vermeld.
4.2. Wanneer tot de noodprocedure is besloten, moet iedere aangifte die in het computersysteem is ingevoerd maar door het falen van het systeem nog niet is verwerkt, worden geannuleerd. Het bedrijf moet de bevoegde autoriteiten steeds laten weten wanneer een aangifte in het systeem wordt ingevoerd maar vervolgens in de noodprocedure terechtkomt.
4.3. De bevoegde autoriteit ziet toe op het gebruik van de noodprocedure om misbruik te voorkomen.
5. Onbeschikbaarheid van de applicatie van de aangevers en/of van het netwerk
Wanneer de applicatie van de aangever en/of het netwerk tussen de aangevers en de bevoegde autoriteiten onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:
— de bepalingen van punt 4 zijn van toepassing met uitzondering van de bepalingen betreffende de vereenvoudigde procedure,
— de aangever dient de bevoegde autoriteiten ervan in kennis te stellen wanneer zijn applicatie en/of het netwerk opnieuw beschikbaar is.
6. Onbeschikbaarheid van de applicatie van de toegelaten afzender en/of van het netwerk
Wanneer de applicatie van de toegelaten afzender en/of het netwerk onbeschikbaar is, geldt de volgende procedure:
— de bepalingen van punt 4 zijn van toepassing,
— de toegelaten afzender dient de bevoegde autoriteiten ervan in kennis te stellen wanneer zijn applicatie en/of het netwerk opnieuw beschikbaar is,
— wanneer een toegelaten afzender jaarlijks meer dan 2 % van zijn aangiften in de noodprocedure indient, dient de vergunning te worden herzien teneinde na te gaan of nog aan de voorwaarden is voldaan.
7. Invoering van de gegevens door de nationale douanediensten
In de twee voornoemde gevallen (5 en 6) kunnen de nationale douaneautoriteiten de bedrijven toestaan de aangifte voor douanevervoer in één exemplaar bij het kantoor van vertrek in te dienen (met behulp van het ED of, wanneer dat passend is, het model van het TAD), zodat de gegevens over het douanevervoer tussen de douaneautoriteiten kunnen worden uitgewisseld met behulp van het computersysteem van de douane.
8. Statistische gegevens
Een extra exemplaar van exemplaar 4 van de T1- of T2-aangifte of van het TAD moet worden opgesteld met het oog op de toepassing van artikel 12 van de overeenkomst.
HOOFDSTUK III
Werking van de procedure
9. Onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer geplaatste goederen worden vervoerd onder geleide van de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer op het ED of onder geleide van het TAD, die door het kantoor van vertrek aan de aangever ter beschikking worden gesteld.
10. Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstelling
Wanneer het kantoor van vertrek niet hetzelfde is als het kantoor van zekerheidstelling, behoudt dit laatste kantoor een kopie van de akte waarbij het de verbintenis van de borg heeft aanvaard. Het origineel wordt door de aangever aangeboden bij het kantoor van vertrek waar het wordt bewaard. Indien nodig kan dit kantoor om de vertaling vragen in de officiële taal of een van de officiële talen van het betrokken land.
11. Gemengde zendingen
Voor zendingen die zowel goederen omvatten die onder de T1-regeling als goederen die onder de T2-regeling moeten worden vervoerd, kan de aangifte voor douanevervoer die van het teken T is voorzien, worden aangevuld:
— met aanvullende formulieren waarop „T1bis”, „T2bis” of „T2Fbis” wordt vermeld,
— met ladingslijsten waarop „T1 bis”, „T2 bis” of „T2F bis” wordt vermeld.
12. Gebruik van de T1-regeling als standaardregeling
Wanneer het teken X0, X0 of T2F in het rechterdeelvak van vak 1 van de aangifte voor douanevervoer ontbreekt of wanneer, in geval van zendingen die zowel onder de T1-regeling als onder de T2-regeling geplaatste goederen omvatten, niet is voldaan aan het bepaalde in punt 11 hierboven, wordt ervan uitgegaan dat de betrokken goederen onder de T1-regeling zijn geplaatst.
13. Ondertekening van de aangifte voor douanevervoer en verbintenis van de aangever
Met de ondertekening van de aangifte voor douanevervoer verbindt de aangever zich ertoe de bepalingen van artikel 24 in acht te nemen.
14. Identificatiemaatregelen
Bij toepassing van artikel 11, lid 4, van de overeenkomst brengt het kantoor van vertrek in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegeling” de volgende vermelding aan:
— Vrijstelling — 99201.
15. Aantekeningen op de aangifte voor douanevervoer en vrijgave van de goederen
— Het kantoor van vertrek vermeldt de resultaten van de controle op de aangifte voor douanevervoer.
— Indien de resultaten van de controle met de aangifte overeenstemmen, geeft het kantoor van vertrek de goederen vrij en vermeldt het de desbetreffende datum op de aangifte voor douanevervoer.
16. Kantoor van doorgang
16.1. De vervoerder geeft bij elk kantoor van doorgang een kennisgeving van doorgang af die met het model in bijlage B8 bij aanhangsel III overeenstemt en door dit kantoor wordt bewaard.
16.2. Wanneer het vervoer geschiedt over een ander dan het op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer vermelde kantoor van doorgang, dient het kantoor van doorgang over hetwelk het vervoer werkelijk is verlopen,
— de kennisgeving van doorgang xxxxxxxx toe te zenden aan het aanvankelijk voorziene kantoor van doorgang, of
— het kantoor van vertrek in kennis te stellen van de doorgang van de zending in de gevallen en volgens de procedure die de bevoegde autoriteiten met elkaar zijn overeengekomen.
17. Aanbieding bij het kantoor van bestemming
17.1. Het kantoor van bestemming registreert de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer en vermeldt daarop de datum van aankomst en de resultaten van de verrichte controle.
17.2. Het douanevervoer kan bij een ander dan het in de aangifte voor douanevervoer genoemde kantoor worden beëindigd. Dit kantoor wordt dan het kantoor van bestemming.
Wanneer het nieuwe kantoor van bestemming onder een andere overeenkomstsluitende partij ressorteert dan het oorspronkelijk voorziene kantoor, brengt het nieuwe kantoor van bestemming in het vak „I. Controle door het kantoor van bestemming” van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer, naast de gebruikelijke vermeldingen, de volgende vermelding aan:
— Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht …… (naam en land) — 99203.
17.3. Indien punt 17.2, tweede alinea, van toepassing is en de aangifte voor douanevervoer van de hiernavolgende vermelding is voorzien, houdt het nieuwe kantoor van bestemming de goederen onder toezicht en staat het niet toe dat deze een andere bestemming krijgen dan de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zonder de uitdrukkelijke toestemming van dit kantoor:
— Bij uitgang uit ……………… zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr van
toepassing — 99204.
17.4. De naam van de overeenkomstsluitende partij en het nummer van het desbetreffende rechtsbesluit worden in de in punt 17.3 bedoelde vermelding ingevuld in de taal van de aangifte.
18. Ontvangstbewijs
Het ontvangstbewijs kan worden gesteld op het model onderaan op de achterzijde van exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer.
19. Terugzending van exemplaar 5
De bevoegde autoriteiten van het land van bestemming zenden exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer terstond en in ieder geval binnen acht dagen na de beëindiging van de regeling terug aan de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek. Bij gebruik van het TAD wordt een kopie van het overgelegde TAD teruggezonden onder dezelfde voorwaarden als exemplaar 5.
20. Kennisgeving aan de aangever en alternatieve bewijzen van de beëindiging van de regeling
Indien exemplaar 5 van de aangifte voor douanevervoer niet binnen een maand na het verstrijken van de termijn voor de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming is teruggekeerd bij de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek, delen deze autoriteiten dit mee aan de aangever met het verzoek het bewijs te leveren dat de regeling werd beëindigd.
21. Nasporingsprocedure
21.1. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek twee maanden na het verstrijken van de termijn voor de aanbieding van de goederen bij het kantoor van bestemming niet over het bewijs beschikken dat de regeling werd beëindigd, leiden zij terstond een nasporingsprocedure in om alle gegevens te verzamelen die voor de zuivering van de regeling noodzakelijk zijn of, indien dit niet mogelijk is:
— de voorwaarden vast te stellen waaronder de schuld is ontstaan,
— vast te stellen wie de schuldenaar is,
— vast te stellen welke autoriteiten voor de invordering bevoegd zijn.
21.2. Deze procedure wordt terstond ingeleid indien de bevoegde autoriteiten in een vroeg stadium vernemen dat de regeling niet werd beëindigd of indien zij dit vermoeden.
21.3. De nasporingsprocedure wordt eveneens ingeleid wanneer achteraf blijkt dat het bewijs van de beëindiging van de regeling is vervalst en zulks nodig is om de in punt 21.1 beoogde doelstellingen te bereiken.
22. Zekerheid — Referentiebedrag
22.1. Met het oog op de toepassing van artikel 52, eerste alinea, van dit aanhangsel verricht de aangever voor ieder douanevervoer een berekening van het bedrag van de schuld die kan ontstaan, en ziet hij erop toe dat de eventueel opeisbare bedragen, rekening houdend met het vervoer waarvoor de regeling niet is beëindigd, het referentiebedrag niet overschrijden.
22.2. Wanneer het referentiebedrag onvoldoende is om het vervoer onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te dekken, moet de aangever dit aan het kantoor van zekerheidstelling melden.
23. Certificaten van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling Op basis van de vergunning krachtens artikel 44, lid 1, onder a):
Het door de bevoegde autoriteiten afgegeven certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling moet aan het kantoor van vertrek worden voorgelegd. Op de aangifte voor douanevervoer moet naar het certificaat worden verwezen.
24. Bijzondere ladingslijsten
24.1. De bevoegde autoriteiten kunnen toestaan dat de aangever die aan de algemene voorwaarden van artikel 45 voldoet, lijsten die niet aan alle voorwaarden van aanhangsel III voldoen, als ladingslijst gebruikt.
Het gebruik van dergelijke lijsten kan slechts worden toegestaan wanneer:
— zij zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust,
— zij zo zijn ontworpen en ingevuld dat zij probleemloos door de bevoegde autoriteiten kunnen worden gebruikt, en
— hierop, voor elk artikel, de gegevens zijn vermeld die overeenkomstig bijlage B5 van xxxxxxxxxx XXX zijn vereist.
24.2. Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven, worden gebruikt als de in punt 24.1 bedoelde ladingslijsten, ook indien deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust.
24.3. Aan ondernemingen waarvan de administratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geauto- matiseerde gegevensverwerking berust en waaraan op grond van de punten 24.1 en 24.2 reeds werd toegestaan lijsten van een bijzonder model te gebruiken, mag eveneens worden toegestaan deze lijsten te gebruiken voor gemeenschappelijk douanevervoer dat slechts op een enkel soort goederen betrekking heeft, voor zover deze vereenvoudiging in verband met de door de betrokken ondernemingen gebruikte computerprogramma's noodzakelijk is.
25. Gebruik van verzegelingen van een bijzonder model
De aangever vermeldt in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer naast de rubriek „Aangebrachte verzegeling” de aard, het aantal en de merken van de gebruikte verzegelingen.
26. Vrijstelling van voorgeschreven route
De houder van deze vrijstelling brengt in vak 44 van de aangifte voor douanevervoer de volgende vermelding aan:
— Geen verplichte route — 99205.
27. Toegelaten afzender — Voorafgaande waarmerking en formaliteiten bij vertrek
27.1. Voor de toepassing van de punten 4 en 6 is in de vergunning bepaald dat vak „C. Xxxxxxx van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer:
— vooraf wordt voorzien van het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, of
— door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van de speciale, door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde metalen stempel die met het in bijlage B9 van aanhangsel III opgenomen model overeenstemt. Dit stempel mag ook, door een hiertoe gemachtigde drukkerij, op de formulieren worden voorgedrukt.
De toegelaten afzender vermeldt in dit vak de datum van verzending van de goederen en geeft de aangifte voor douanevervoer een nummer volgens de aanwijzingen in de vergunning.
27.2. De bevoegde autoriteiten kunnen het gebruik voorschrijven van formulieren die van een speciaal onderscheidingsteken zijn voorzien.
28. Toegelaten afzender — Bewaring van de stempel
28.1. De toegelaten afzender moet alle maatregelen treffen om de speciale stempel of de formulieren die van het stempel van het kantoor van vertrek of van het speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.
Hij stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de voorgaande alinea heeft genomen.
28.2. Bij misbruik van formulieren, door ongeacht welke persoon, die vooraf van het stempel van het kantoor van vertrek zijn voorzien of waarop het speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn uit hoofde van de goederen die onder geleide van die formulieren werden vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, aantoont dat hij de in punt 28.1 bedoelde maatregelen heeft genomen.
29. Toegelaten afzender — Verplichte vermeldingen
29.1. Uiterlijk op het tijdstip van de verzending van de goederen vult de toegelaten afzender de aangifte voor douanevervoer aan, door in voorkomend geval in vak 44 de overeenkomstig artikel 26, lid 2, verplichte route en in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” de overeenkomstig artikel 29 vastgestelde termijn waarbinnen de goederen bij het kantoor van bestemming moeten worden aangebracht, en de toegepaste identificatiemaatregelen te vermelden en in dit vak de volgende vermelding aan te brengen:
— Toegelaten afzender — 99206.
29.2. Wanneer de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek bij het vertrek van een zending een controle instellen, viseren zij het vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van de aangifte voor douanevervoer.
29.3. Na de verzending van de goederen wordt exemplaar 1 van de aangifte voor douanevervoer onmiddellijk naar het kantoor van vertrek gezonden. De bevoegde autoriteiten kunnen in de vergunning voorschrijven dat exemplaar 1 naar de bevoegde autoriteiten van het land van vertrek wordt gezonden zodra de aangifte voor douanevervoer is opgemaakt. De andere exemplaren begeleiden de goederen onder de in punt 9 van deze bijlage vastgestelde voorwaarden.
30. Toegelaten afzender — Vrijstelling van ondertekening
30.1. De toegelaten afzender kan worden vrijgesteld van de verplichting de aangiften voor douanevervoer die van het in bijlage B9 van aanhangsel III omschreven speciale stempel zijn voorzien en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgemaakt, te ondertekenen. Deze vrijstelling kan pas worden verleend nadat de toegelaten afzender de bevoegde autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij als aangever optreedt voor alle verrichtingen inzake gemeenschappelijk douanevervoer die plaatsvinden onder geleide van aangiften voor douanevervoer die van dit speciale stempel zijn voorzien.
30.2. Op de overeenkomstig punt 30.1 opgemaakte aangiften voor douanevervoer wordt in het voor de handtekening van de aangever bestemde vak de volgende vermelding aangebracht:
— Van ondertekening vrijgesteld — 99207.
31. Toegelaten geadresseerde — Verplichtingen
31.1. Ten aanzien van de goederen die in zijn bedrijfsruimte of op de in de vergunning aangewezen plaats aankomen, is de toegelaten geadresseerde gehouden het kantoor van bestemming onverwijld de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die deze goederen begeleiden, toe te zenden, onder opgave van de datum van aankomst, de staat van de eventueel aangebrachte verzegelingen en iedere onregelmatigheid.
31.2. Het kantoor van bestemming brengt op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer de in punt 17 voorgeschreven vermeldingen aan.
32. Tijdelijk verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid of van de doorlopende zekerheid voor een verminderd bedrag
32.1. Ten aanzien van het douanevervoer van goederen waarvoor een verbod tot gebruikmaking van de doorlopende zekerheid geldt, blijven de in bijlage IV van dit aanhangsel opgenomen uitvoeringsvoorwaarden van artikel 54, lid 7, van toepassing en worden deze als volgt aangevuld:
— De volgende vermelding, waarvan de afmetingen ten minste 100 mm × 10 mm moeten bedragen, wordt in rode hoofdletters diagonaal op de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer aangebracht:
— DOORLOPENDE ZEKERHEID VERBODEN — 99208.
— In afwijking van punt 19 moet exemplaar 5 van een aangifte voor douanevervoer die van deze vermelding is voorzien, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop de zending en de vereiste exemplaren van de aangifte bij het kantoor van bestemming zijn aangeboden, door dit kantoor worden teruggezonden. Wanneer een dergelijke zending bij een toegelaten geadresseerde in de zin van artikel 64 wordt aangeboden, moet deze exemplaar 5 uiterlijk op de werkdag volgende op de dag waarop hij de zending in ontvangst heeft genomen, bij het kantoor van bestemming waaronder hij ressorteert, inleveren.
32.2. Maatregelen ter verlichting van de financiële gevolgen van het verbod op het gebruik van de doorlopende zekerheid
De houders van een vergunning tot gebruikmaking van een doorlopende zekerheid kunnen, wanneer het gebruik van die vergunning tijdelijk is verboden voor goederen die zijn vermeld op de lijst in bijlage I, op verzoek toestemming verkrijgen om gebruik te maken van een zekerheid per aangifte, waarop de volgende bijzondere voorwaarden van toepassing zijn:
— Deze zekerheid per aangifte kan, in het kader van de noodprocedure, slechts bij het in de akte van borgtocht vermelde kantoor van vertrek worden gebruikt.
33. ED-formulieren — Met behulp van een computersysteem vervulde formaliteiten
33.1. Indien de formaliteiten met behulp van een openbaar of particulier systeem voor automatische gegevensver- werking worden vervuld, staan de bevoegde autoriteiten de belanghebbenden op hun verzoek toe om de eigenhandige ondertekening te vervangen door een andere identificatiemethode die eventueel op het gebruik van codes berust en die dezelfde rechtsgevolgen als de eigenhandige handtekening heeft. Deze faciliteit wordt slechts verleend indien de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld.
33.2. Indien de formaliteiten met behulp van een openbaar of particulier systeem voor automatische gegevensver- werking worden vervuld dat tevens de aangiften opmaakt, kunnen de bevoegde autoriteiten bepalen dat de aldus opgemaakte aangiften rechtstreeks door dit systeem worden gewaarmerkt en niet door de handmatige of mechanische plaatsing van het stempel van het douanekantoor en van de handtekening van de bevoegde ambtenaar.”
BIJLAGE III
„AANHANGSEL II
COMMUNAUTAIR KARAKTER VAN GOEDEREN EN BEPALINGEN BETREFFENDE DE EURO
Artikel 1
Dit aanhangsel bevat de nadere voorschriften voor de tenuitvoerlegging van de overeenkomst en van aanhangsel I met betrekking tot het communautaire karakter van goederen en het gebruik van de euro.
TITEL I
COMMUNAUTAIR KARAKTER VAN GOEDEREN
HOOFDSTUK I
Toepassingsgebied
Artikel 2
1. Het communautaire karakter van goederen kan uitsluitend overeen- komstig deze titel worden aangetoond wanneer deze goederen recht- streeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere overeenkomstsluitende partij worden vervoerd.
Xxxxxx beschouwd rechtstreeks van een overeenkomstsluitende partij naar een andere overeenkomstsluitende partij te worden vervoerd:
a) goederen die niet over het grondgebied van een derde land worden vervoerd;
b) goederen die over het grondgebied van een of meer derde landen worden vervoerd, mits het vervoer door deze landen onder geleide van één enkel vervoersdocument geschiedt dat in een overeen- komstsluitende partij is opgemaakt.
2. Deze titel is niet van toepassing op goederen:
a) die bestemd zijn om uit de overeenkomstsluitende partijen te worden uitgevoerd; of
b) die met toepassing van de regeling voor het internationale vervoer van goederen onder geleide van een TIR-carnet worden vervoerd, tenzij:
— de goederen bestemd zijn om op het grondgebied van een overeenkomstsluitende partij te worden gelost en tezamen worden vervoerd met goederen die bestemd zijn om in een derde land te worden gelost, of
— de goederen over het grondgebied van een derde land van de ene naar de andere overeenkomstsluitende partij worden vervoerd.
3. Deze titel is van toepassing op postzendingen (met inbegrip van postpakketten) die van een postkantoor in een overeenkomstsluitende partij naar een postkantoor in een andere overeenkomstsluitende partij worden verzonden.
HOOFDSTUK II
Bewijs van het communautaire karakter
Artikel 3
Bevoegd kantoor
In dit hoofdstuk wordt onder „bevoegd kantoor” verstaan de bevoegde autoriteiten die het bewijs van het communautaire karakter van de goederen kunnen afgeven.
Artikel 4
Algemene bepalingen
1. Het bewijs van het communautaire karakter van goederen die niet onder de T2-regeling worden vervoerd, kan op een in dit hoofdstuk genoemde wijze worden geleverd.
2. Indien aan de voorwaarden voor de afgifte wordt voldaan, kan het document ten bewijze van het communautaire karakter van de goederen achteraf worden afgegeven. In dit geval wordt de volgende vermelding in het rood op dit document aangebracht:
— Achteraf afgegeven — 99210.
Afdeling 1
Document T2L
Artikel 5
Definitie
1. Het bewijs van het communautaire karakter van de goederen wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, geleverd door overlegging van een document T2L.
2. Onder document T2L wordt elk document verstaan dat van het teken „T2L” of „T2LF” is voorzien.
Artikel 6
Te gebruiken formulier
1. Het document T2L wordt gesteld op een formulier dat met een van de modellen in de ED-overeenkomst overeenstemt.
2. Dit formulier wordt zo nodig aangevuld met een of meer aanvullende formulieren die overeenstemmen met de modellen in de ED-overeenkomst en die dan integrerend deel uitmaken van het document T2L.
3. Ladingslijsten die overeenkomstig het model in aanhangsel III zijn opgesteld, kunnen in plaats van aanvullende formulieren als beschrijvend deel van het document T2L worden gebruikt en maken dan integrerend deel uit van dit document.
4. De in de leden 1 tot en met 3 bedoelde formulieren worden ingevuld volgens de aanwijzingen in aanhangsel III. Zij worden gedrukt en ingevuld in een van de officiële talen van de overeenkomstsluitende partijen die door de bevoegde autoriteiten worden aanvaard.
Artikel 7
Bijzondere ladingslijsten
1. De bevoegde autoriteiten kunnen eenieder die aan de voorwaarden van artikel 45 van aanhangsel I voldoet, toestaan lijsten die niet aan alle voorwaarden van aanhangsel III voldoen, als ladingslijst te gebruiken.
2. Het gebruik van dergelijke lijsten kan slechts worden toegestaan wanneer:
a) zij worden opgesteld door ondernemingen waarvan de admini- stratie op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geauto- matiseerde gegevensverwerking berust;
b) zij zo zijn ontworpen en ingevuld dat zij probleemloos door de bevoegde autoriteiten kunnen worden gebruikt, en
c) hierop, voor elk artikel, de gegevens zijn vermeld die overeen- komstig bijlage B5 van aanhangsel III zijn vereist.
3. Het kan eveneens worden toegestaan dat ten behoeve van de verzendings/uitvoerformaliteiten opgestelde lijsten waarin de goederen zijn omschreven als de in lid 1 bedoelde ladingslijsten worden gebruikt, ook indien deze lijsten zijn opgesteld door ondernemingen waarvan de administratie niet op een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking berust.
Artikel 8
Het opmaken van het document T2L
1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel 19 wordt het document T2L in één exemplaar opgemaakt.
2. Het document T2L en, in voorkomend geval, het (de) aanvullend(e) formulier(en) of de gebruikte ladingslijst(en) worden op verzoek van de belanghebbende door het bevoegde kantoor geviseerd. Het visum bevat de hiernavolgende gegevens die, voor zover mogelijk, in vak „C. Kantoor van vertrek” van deze documenten worden vermeld:
a) wat het document T2L betreft: de naam en het stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, de datum van visering en hetzij een registratienummer, hetzij het nummer van de aangifte tot verzending of ten uitvoer indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is;
b) wat het aanvullend formulier of de ladingslijst betreft: het nummer dat voorkomt op het document T2L. Dit nummer wordt aangebracht hetzij met een stempel waarin de naam van het bevoegde kantoor voorkomt, hetzij met de hand. In dit laatste geval wordt bij het nummer het officiële dienststempel van dit kantoor geplaatst.
Deze documenten worden de belanghebbende teruggegeven zodra de formaliteiten met betrekking tot de verzending van de goederen naar het land van bestemming zijn vervuld.
Afdeling 2
Handelsdocumenten
Artikel 9
Factuur en vervoersdocument
1. Het communautaire karakter van de goederen wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, aangetoond door de overlegging van de factuur of van het vervoersdocument die/dat op deze goederen betrekking heeft.
2. Op de factuur of het vervoersdocument als bedoeld in lid 1 komen ten minste de volgende gegevens voor: naam en volledig adres van de afzender/exporteur of van de belanghebbende indien deze niet de afzender/exporteur is, alsmede het aantal, de soort, de merken en nummers van de colli, de omschrijving van de goederen, de brutomassa in kilogram en, in voorkomend geval, de nummers van de containers.
De belanghebbende brengt op de factuur of op het vervoersdocument duidelijk zichtbaar het teken „T2L” of „T2LF” en zijn handtekening aan.
3. Indien de formaliteiten met behulp van een openbaar of particulier systeem voor automatische gegevensverwerking worden vervuld, geven de bevoegde autoriteiten de belanghebbenden op verzoek toestemming de in lid 2 bedoelde handtekening te vervangen door een andere identificatiemethode die eventueel op het gebruik van codes berust en die dezelfde rechtsgevolgen als de handtekening heeft.
Deze faciliteit wordt slechts verleend indien de door de bevoegde autoriteiten vastgestelde technische en administratieve voorwaarden zijn vervuld.
4. De factuur of het vervoersdocument, door de belanghebbende naar behoren ingevuld en ondertekend, wordt op diens verzoek door het bevoegde kantoor geviseerd. Dit visum omvat de naam en het stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor, de datum van visering en hetzij een registratienummer, hetzij het nummer van de aangifte tot verzending of ten uitvoer indien een dergelijke aangifte noodzakelijk is.
5. Dit artikel is slechts van toepassing indien de factuur of het vervoersdocument uitsluitend op communautaire goederen betrekking heeft.
6. Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt de factuur of het vervoersdocument die/dat aan de voorwaarden bedoeld in de leden 2 tot en met 5 voldoet, gelijkgesteld met het document T2L.
7. Voor de toepassing van artikel 9, lid 4, van de overeenkomst kan het douanekantoor van een EVA-land, op het grondgebied waarvan de goederen onder geleide van een met een document T2L gelijkgesteld(e) factuur of vervoersdocument zijn binnengekomen, bij het document T2 of T2L dat het voor deze goederen afgeeft, een voor eensluidend gewaarmerkte kopie of fotokopie van die factuur of dat vervoers- document voegen.
Artikel 10
Scheepvaartmanifest
1. Het communautaire karakter van de goederen wordt, onder de hierna genoemde voorwaarden, aangetoond aan de hand van het scheepvaartmanifest dat op deze goederen betrekking heeft.
2. Dit manifest dient ten minste de volgende gegevens te bevatten:
a) naam en volledig adres van de scheepvaartmaatschappij;
b) naam van het schip;
c) plaats en datum van lading van de goederen;
d) plaats van lossing van de goederen.
Voorts bevat het manifest voor elke zending:
a) een verwijzing naar het cognossement of naar een ander handelsdocument;
b) aantal, aard, merken en nummers van de colli;
c) de gebruikelijke handelsbenaming van de goederen in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren;
d) de brutomassa in kilogram;
e) in voorkomend geval, de nummers van de containers;
f) de volgende tekens betreffende de douanestatus van de goederen:
— „C” (gelijk aan „T2L”) of „F” (gelijk aan „T2LF”) voor goederen waarvan het communautaire karakter kan worden aange- toond,
— „N” voor alle andere goederen.
3. Het door de scheepvaartmaatschappij naar behoren ingevulde en ondertekende manifest wordt op haar verzoek door de bevoegde autoriteiten geviseerd. Dit visum omvat de naam en het stempel van het bevoegde kantoor, de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor en de datum van visering.
Artikel 11
Een enkel manifest
Wanneer de in artikel 112 van aanhangsel I omschreven vereenvoudigde procedure voor gemeenschappelijk douanevervoer wordt gebruikt, wordt het bewijs van het communautaire karakter van de goederen geleverd door op het manifest naast de betrokken artikelen het teken „C” (gelijk aan „T2L”) of „F” (gelijk aan „T2LF”) te vermelden.
Afdeling 3
Andere bewijsst ukken
Artikel 12
Vervoer onder geleide van TIR- of ATA-carnets
1. Wanneer goederen onder geleide van een TIR-carnet worden vervoerd, in een van de in artikel 2, lid 2, onder b), bedoelde gevallen, of onder geleide van een ATA-carnet, mag de aangever, als bewijs van het communautaire karakter van de goederen en onder voorbehoud van artikel 2, op duidelijk zichtbare wijze het teken „T2L”of „T2LF” en zijn handtekening aanbrengen in het voor de omschrijving van de goederen bestemde vak van alle betrokken stroken van het gebruikte carnet, alvorens het ter visering aan het kantoor van vertrek over te leggen. Het teken „T2L” of „T2LF” moet op alle stroken waarop het is aangebracht, worden gewaarmerkt door het stempel van het kantoor van vertrek en de handtekening van de bevoegde ambtenaar.
2. Wanneer het TIR- of ATA-carnet zowel op communautaire goederen als op niet-communautaire goederen betrekking heeft, worden deze twee categorieën goederen afzonderlijk vermeld en wordt het teken „T2L” of
„T2LF” zo aangebracht dat het duidelijk uitsluitend op de communautaire goederen betrekking heeft.
Artikel 13
Reizigersbagage
Indien het communautaire karakter dient te worden vastgesteld van goederen die door reizigers worden meegevoerd of die zich in hun bagage bevinden, worden die goederen, mits zij niet voor commerciële doeleinden zijn bestemd, geacht communautaire goederen te zijn:
a) wanneer zij als communautaire goederen worden aangegeven en er omtrent de juistheid van deze aangifte geen twijfel bestaat;
b) in de overige gevallen, overeenkomstig de bepalingen van dit hoofdstuk.
Afdeling 4
Bewijs van het communautai re k arakter van goederen door de toegel aten afzender
Artikel 14
Toegelaten afzender
1. De bevoegde autoriteiten van elk land kunnen elke persoon, hierna
„toegelaten afzender” genoemd, die aan de voorwaarden van artikel 45 van aanhangsel I voldoet en die het communautaire karakter van goederen overeenkomstig artikel 6 door middel van een document T2L wenst aan te tonen of door middel van een van de in de artikelen 9 tot en met 11 bedoelde documenten, hierna „handelsdocumenten” genoemd, toestemming verlenen deze documenten te gebruiken zonder dat deze ter visering aan het bevoegde kantoor behoeven te worden overgelegd.
2. De artikelen 46 tot en met 51 van aanhangsel I zijn van overeenkomstige toepassing op de in lid 1 bedoelde vergunning.
Artikel 15
Inhoud van de vergunning
In de vergunning wordt met name vermeld:
a) welk kantoor belast is met voorafgaande waarmerking overeen- komstig artikel 16, lid 1, onder a), van de formulieren waarop de desbetreffende documenten worden gesteld;
b) de wijze waarop de toegelaten afzender het gebruik van de genoemde formulieren moet rechtvaardigen;
c) op welke categorieën goederen of op welk vervoer de vergunning niet van toepassing is;
d) de termijn waarbinnen en de voorwaarden waarop de toegelaten afzender het bevoegde kantoor van de verzending van goederen in kennis stelt zodat dit, vóór het vertrek van de goederen, eventueel een controle kan verrichten.
Artikel 16
Voorafgaande waarmerking en formaliteiten bij vertrek
1. In de vergunning wordt bepaald dat de voorzijde van de desbetreffende handelsdocumenten of vak „C. Kantoor van vertrek” op de voorzijde van de formulieren die voor het opstellen van het document T2L en, in voorkomend geval, van het (de) aanvullende formulier(en) worden gebruikt:
a) vooraf van het stempel van het in artikel 15, lid 1, onder a), bedoelde kantoor en van de handtekening van een ambtenaar van dit kantoor wordt voorzien; of
b) door de toegelaten afzender wordt voorzien van de afdruk van de speciale, door de bevoegde autoriteiten goedgekeurde metalen stempel die met het in bijlage B9 van aanhangsel III opgenomen model overeenstemt. Dit stempel mag ook, door een hiertoe gemachtigde drukkerij, op de formulieren worden voorgedrukt.
2. De toegelaten afzender moet alle maatregelen treffen om de speciale stempel of de formulieren die van het stempel van het kantoor van vertrek of van het speciale stempel zijn voorzien, veilig te bewaren.
Hij stelt de bevoegde autoriteiten in kennis van de veiligheidsmaatregelen die hij op grond van de voorgaande alinea heeft genomen.
3. Bij misbruik van formulieren, door ongeacht welke persoon, die vooraf van het stempel van het kantoor van vertrek zijn voorzien of waarop het speciale stempel is aangebracht, is de toegelaten afzender, onverminderd eventuele strafrechtelijke vervolging, aansprakelijk voor de betaling van de rechten en andere heffingen die in een bepaald land verschuldigd zijn uit hoofde van de goederen die onder geleide van die formulieren werden vervoerd, tenzij hij ten genoegen van de bevoegde autoriteiten die hem de vergunning hebben verleend, aantoont dat hij de in lid 2 bedoelde maatregelen heeft genomen.
4. De toegelaten afzender is verplicht het formulier, uiterlijk bij verzending van de goederen, in te vullen en te ondertekenen. Bovendien vermeldt hij in vak „D. Controle door het kantoor van vertrek” van het document T2L, of op een duidelijk zichtbare plaats op het gebruikte handelsdocument, de naam van het bevoegde kantoor en de datum waarop het document is opgesteld en brengt hij daar de volgende vermelding aan:
— Toegelaten afzender — 99206.
Artikel 17
Vrijstelling van ondertekening
1. De toegelaten afzender kan toestemming verkrijgen zijn handteke- ning niet aan te brengen op de documenten T2L of de handels- documenten die voorzien zijn van het speciale stempel als bedoeld in bijlage B9 van aanhangsel III en die met behulp van een geïntegreerd systeem voor elektronische of geautomatiseerde gegevensverwerking zijn opgesteld. Deze toestemming kan pas worden gegeven nadat de toegelaten afzender deze autoriteiten een schriftelijke verklaring heeft doen toekomen dat hij aansprakelijk is voor de rechtsgevolgen van de afgifte van alle documenten T2L of alle handelsdocumenten die van het speciale stempel zijn voorzien.
2. Op de documenten T2L of de handelsdocumenten als in lid 1 bedoeld, wordt in plaats van de handtekening van de toegelaten afzender de volgende vermelding aangebracht:
— Van ondertekening vrijgesteld — 99207.
Artikel 18
Scheepvaartmanifest dat met behulp van het systeem voor de uitwisseling van gegevens wordt doorgezonden
1. De bevoegde autoriteiten van elk land kunnen toestaan dat scheepvaartmaatschappijen het manifest aan de hand waarvan het communautaire karakter van goederen wordt aangetoond, later opstellen, doch uiterlijk op de dag na het vertrek van het vaartuig en, in ieder geval, voor de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming.
2. De in lid 1 bedoelde vergunning wordt uitsluitend verleend aan internationale scheepvaartmaatschappijen die:
a) aan de voorwaarden van artikel 45 van aanhangsel I voldoen; in afwijking van artikel 45, lid 1, onder a), behoeven de scheepvaart- maatschappijen evenwel niet in een overeenkomstsluitende partij te zijn gevestigd, mits zij daar een regionaal kantoor hebben; en
b) systemen voor de elektronische uitwisseling van gegevens gebruiken om gegevens door te zenden tussen de haven van vertrek en van bestemming op het grondgebied van de overeen- komstsluitende partijen; en
c) regelmatig tussen de landen heen en weer varen volgens erkende routes.
3. Zodra zij het verzoek hebben ontvangen, geven de bevoegde autoriteiten van het land waar de scheepvaartmaatschappij is gevestigd, dit door aan de andere landen op het grondgebied waarvan de voorziene havens van vertrek en van bestemming zijn gelegen.
Indien binnen zestig dagen na deze kennisgeving hiertegen geen bezwaar is gemaakt, staan de bevoegde autoriteiten toe dat gebruik wordt gemaakt van de in lid 4 omschreven vereenvoudigde procedure.
Deze vergunning is geldig in de betrokken landen en is slechts van toepassing op douanevervoer tussen de in de vergunning genoemde havens.
4. De vereenvoudiging wordt als volgt toegepast:
a) het manifest van de haven van vertrek wordt met behulp van een systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens naar de haven van bestemming gezonden;
b) de scheepvaartmaatschappij vermeldt op het manifest de in artikel 10, lid 2, bedoelde gegevens;
c) een afdruk van het met behulp van een systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek op verzoek aangeboden, uiterlijk op de werkdag volgende op de dag van vertrek van het vaartuig, doch in ieder geval voor de aankomst van het vaartuig in de haven van bestemming;
d) een afdruk van het met behulp van een systeem voor elektronische uitwisseling van gegevens doorgezonden manifest wordt aan de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming voorgelegd;
e) de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek controleren de administratie van de scheepvaartmaatschappij op basis van een risicoanalyse;
f) de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming con- troleren de administratie van de scheepvaartmaatschappij op basis van een risicoanalyse; zo nodig zenden zij de gegevens van de manifesten ter controle aan de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek.
5. Onverminderd titel IV van aanhangsel I:
— stelt de scheepvaartmaatschappij de bevoegde autoriteiten van overtredingen en onregelmatigheden in kennis;
— delen de bevoegde autoriteiten van de haven van bestemming overtredingen en onregelmatigheden zo spoedig mogelijk mee aan de bevoegde autoriteiten van de haven van vertrek en aan de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven.
Artikel 19
Verplichte kopie
De toegelaten afzender is verplicht een kopie te maken van elk document T2L of van elk overeenkomstig deze afdeling afgegeven handels- document. De bevoegde autoriteiten bepalen op welke wijze deze kopie ter controle wordt overgelegd en voor ten minste twee jaar wordt bewaard.
Artikel 20
Controles bij de toegelaten afzender
De bevoegde autoriteiten kunnen bij de toegelaten afzenders elke controle verrichten die zij nuttig achten. De toegelaten afzenders zijn verplicht medewerking te verlenen en alle nodige inlichtingen te verstrekken.
HOOFDSTUK III
Wederzijdse bijstand
Artikel 21
De bevoegde autoriteiten van de landen verlenen elkaar bijstand bij de controle op de echtheid en de juistheid van de documenten en de regelmatigheid van de middelen die, overeenkomstig het bepaalde in dit hoofdstuk, worden aangewend om het communautaire karakter van goederen aan te tonen.
TITEL II
BEPALINGEN BETREFFENDE DE EURO
Artikel 22
1. De tegenwaarde in nationale valuta's van de in deze overeenkomst in euro uitgedrukte bedragen wordt berekend tegen de koers die op de eerste werkdag van de maand oktober van kracht is en wordt met ingang van 1 januari van het daaropvolgende jaar toegepast.
Indien deze koers voor een bepaalde nationale valuta niet beschikbaar is, wordt voor deze valuta de koers toegepast van de eerste dag waarop, na de eerste werkdag van oktober, een koers is bekendgemaakt. Indien na de eerste werkdag van oktober geen koers is bekendgemaakt, wordt de laatste gepubliceerde koers vóór deze datum genomen.
2. De voor de toepassing van lid 1 in aanmerking te nemen tegenwaarde van de euro is die welke van toepassing was op de datum van registratie van de aangifte voor gemeenschappelijk douanevervoer die door het bewijs of de bewijzen van zekerheidstelling per aangifte, overeenkomstig artikel 18, lid 5, van aanhangsel I is gedekt.”
BIJLAGE IV
„AANHANGSEL III
AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER, BEGELEIDINGSDOCUMENTEN VOOR DOUANEVERVOER EN ANDERE DOCUMENTEN
Artikel 1
Dit aanhangsel bevat de bepalingen, formulieren en modellen die nodig zijn voor het opstellen van de aangiften voor douanevervoer, het begeleidingsdocument voor douanevervoer en de andere documenten die overeenkomstig de aanhangsels I en II in het kader van de regeling gemeenschappelijk douanevervoer worden gebruikt.
TITEL I
AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER EN FORMULIEREN VOOR DE ELEKTRONISCHE TOEZENDING VAN GEGEVENS
Artikel 2
Aangifte voor douanevervoer
De aangifte voor douanevervoer als bedoeld in artikel 21, lid 1, van aanhangsel I heeft de in bijlage A1 weergegeven structuur en wordt volgens de aanwijzingen in die bijlage opgesteld. De te gebruiken codes zijn die welke in bijlage A2 zijn opgenomen.
Artikel 3
Begeleidingsdocument voor douanevervoer
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer stemt overeen met het model en de aanwijzingen in bijlage A3. Het wordt opgesteld en gebruikt overeenkomstig de toelichting in bijlage A4.
Artikel 4
Lijst van artikelen
De lijst van artikelen stemt overeen met het model en de aanwijzingen in bijlage A5. Hij wordt opgesteld en gebruikt overeenkomstig de toelichting in bijlage A6.
TITEL II
FORMULIEREN VOOR:
— DE OPSTELLING VAN HET DOCUMENT TEN BEWIJZE VAN HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN
— DE AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER VOOR REIZIGERS
— DE NOODPROCEDURE
Artikel 5
1. De formulieren waarop de documenten ten bewijze van het communautaire karakter van goederen worden gesteld, stemmen overeen
met de modellen in de aanhangsels 1 tot en met 4 van bijlage I bij de ED- overeenkomst.
2. Het formulier waarop de aangifte voor douanevervoer voor reizigers of de aangifte voor douanevervoer in het kader van de noodprocedure wordt gesteld, stemt overeen met het model in aanhangsel 1 van bijlage I bij de ED-overeenkomst.
3. De gegevens worden op de formulieren doorgeschreven door middel van een zelfkopiërend procédé:
a) voor de aanhangsels 1 en 3, op de in aanhangsel 1 van bijlage II bij de ED-overeenkomst opgenomen exemplaren;
b) voor de aanhangsels 2 en 4, op de in aanhangsel 2 van bijlage II bij de ED-overeenkomst opgenomen exemplaren.
4. De formulieren worden ingevuld en gebruikt:
a) als document ten bewijze van het communautaire karakter van goederen overeenkomstig de toelichting in bijlage B2;
b) als aangifte voor douanevervoer voor reizigers of voor de noodprocedure overeenkomstig de toelichting in bijlage B6.
In beide gevallen dient, in voorkomend geval, van de codes van de bijlagen X0, X0, X0 en B6 gebruik te worden gemaakt.
Artikel 6
1. De formulieren worden afgedrukt overeenkomstig artikel 2 van bijlage II bij de ED-overeenkomst.
2. In de linkerbovenhoek van het formulier kunnen de overeenkomst- sluitende partijen een teken laten drukken ter identificatie van de betrokken overeenkomstsluitende partij. Zij kunnen eveneens de woorden „GEMEENSCHAPPELIJK DOUANEVERVOER” in plaats van de woorden „COMMUNAUTAIR DOUANEVERVOER” laten drukken. De aangiften die van een dergelijk teken of van een dergelijke vermelding zijn voorzien, dienen te worden aanvaard wanneer zij in een andere overeenkomstsluitende partij worden ingediend.
TITEL III
ANDERE FORMULIEREN DAN HET ENIG DOCUMENT EN HET BEGELEIDINGSDOCUMENT VOOR DOUANEVERVOER
Artikel 7
Ladingslijsten
1. Het voor het opstellen van ladingslijsten te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage B4. Het wordt ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage B5.
2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g per m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier kan door de betrokkenen zelf worden gekozen.
3. Het formaat van het formulier is 210 × 297 mm, waarbij in de lengte een afwijking van ten hoogste 5 mm minder of 8 mm meer is toegestaan.
Artikel 8
Kennisgevingen van doorgang
1. Het voor het opstellen van kennisgevingen van doorgang te gebruiken formulier in het kader van de toepassing van artikel 22 stemt overeen met het model in bijlage B8 bij dit aanhangsel.
2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 40 g per m2 en is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier is wit.
3. Het formaat van het formulier is 210 × 148 mm.
Artikel 9
Ontvangstbewijzen
1. Het ontvangstbewijs stemt overeen met het model in bijlage B10.
2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is zo stevig dat het bij normaal gebruik niet scheurt of kreukt. De kleur van het papier is wit.
3. Het formaat van het ontvangstbewijs is 148 × 105 mm.
Artikel 10
Bewijzen van zekerheidstelling per aangifte
1. Het voor het opstellen van bewijzen van zekerheidstelling per aangifte te gebruiken formulier stemt overeen met het model in bijlage C3.
2. Het voor dit formulier te gebruiken papier is houtvrij, is zodanig gelijmd dat het goed te beschrijven is, heeft een gewicht van ten minste 55 g per m2, en is voorzien van een rood geguillocheerde ondergrond die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. De kleur van het papier is wit.
3. Het formaat van het formulier is 148 × 105 mm.
4. Het formulier van het bewijs van zekerheidstelling per aangifte moet van de naam en het adres van de drukker zijn voorzien of van een teken aan de hand waarvan deze kan worden geïdentificeerd, en van een individueel nummer aan de hand waarvan het formulier kan worden geïdentificeerd.
5. De op bewijzen van zekerheidstelling per aangifte te gebruiken taal wordt bepaald door de bevoegde autoriteiten van het land waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert.
Artikel 11
Certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling
1. De voor het opstellen van certificaten van doorlopende zekerheid- stelling en van ontheffing van zekerheidstelling (hierna „het certificaat” genoemd) te gebruiken formulieren stemmen overeen met het model in de bijlagen C5 en C6. Zij worden ingevuld overeenkomstig de toelichting in bijlage C7.
2. Het voor de certificaten te gebruiken papier is wit, houtvrij en weegt ten minste 100 g per m2. Het is aan de voor- en achterzijde van een geguillocheerde ondergrond voorzien die vervalsingen met behulp van mechanische of chemische middelen zichtbaar maakt. Deze ondergrond is:
— groen voor certificaten van zekerheidstelling;
— lichtblauw voor certificaten van ontheffing van zekerheidstelling.
3. Het formaat van de certificaten is 210 × 148 mm.
4. De overeenkomstsluitende partijen dienen de formulieren voor de certificaten te drukken of te laten drukken. Elk certificaat dient van een volgnummer te zijn voorzien.
Artikel 12
Gemeenschappelijke bepalingen bij titel III
1. Het formulier moet met de schrijfmachine of door middel van een mechanografisch of gelijksoortig procédé worden ingevuld. De in de artikelen 7 en 8 bedoelde formulieren kunnen eveneens met de hand worden ingevuld, mits dit op duidelijk leesbare wijze met inkt en in blokletters geschiedt.
2. Het formulier moet in een van de officiële talen van de overeen- komstsluitende partijen worden ingevuld die door de bevoegde auto- riteiten van het land van vertrek wordt aanvaard. Deze bepaling is evenwel niet van toepassing op de bewijzen van zekerheidstelling per aangifte.
3. De bevoegde autoriteiten van een ander land waar het formulier moet worden voorgelegd, kunnen zo nodig om een vertaling verzoeken in de officiële taal of een van de officiële talen van dat land.
4. Voor het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling wordt de te gebruiken taal bepaald door de bevoegde autoriteiten van het land waaronder het kantoor van zekerheidstelling ressorteert.
5. Op de formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen voorkomen. Eventuele wijzigingen worden aangebracht door de onjuiste gegevens door te halen en, in voorkomend geval, de gewenste gegevens toe te voegen. Iedere aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die deze heeft aangebracht en moet uitdruk- kelijk door de bevoegde autoriteiten worden geviseerd.
6. Een overeenkomstsluitende partij kan, mits de andere overeen- komstsluitende partijen hiertoe vooraf toestemming verlenen en voor zover dit geen afbreuk doet aan de correcte toepassing van de overeenkomst, bijzondere maatregelen nemen om de fraudebestendig- heid van de in deze titel genoemde formulieren te verbeteren.”
BIJLAGE V
„BIJLAGE A1
TOELICHTING BETREFFENDE AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER DOOR MIDDEL VAN DE UITWISSELING VAN EDI-STANDAARDBERICHTEN (EDI-AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER)
TITEL I
ALGEMEEN
De aangifte voor douanevervoer wordt elektronisch aangeboden, tenzij in de overeenkomst anders is bepaald.
De EDI-aangifte voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn opgenomen in de overeenkomst inzake de vereenvoudiging van de formaliteiten in het goederenverkeer van 20 mei 1987 en die overeenstemmen met de verschillende vakken van het enig document (ED), als vastgesteld in deze bijlage en bijlage B1, in voorkomend geval gecombineerd met of vervangen door een code.
Deze bijlage bevat de bijzondere basisvoorschriften die van toepassing zijn wanneer de formaliteiten worden vervuld door middel van de uitwisseling van EDI-standaardberichten. Voorts zijn de aanvullende codes in bijlage A2 van toepassing. Bijlage B1 geldt voor EDI-aangiften voor douanevervoer, tenzij in deze bijlage of bijlage A2 anders is bepaald.
Om het correcte functioneren van het systeem te waarborgen, dienen de gedetailleerde structuur en inhoud van de EDI- aangifte voor douanevervoer te voldoen aan de technische specificaties die de bevoegde autoriteiten aan de aangever meedelen. Deze specificaties zijn gebaseerd op de voorschriften in deze bijlage.
In deze bijlage wordt de structuur van de informatie-uitwisseling beschreven. De aangifte voor douanevervoer wordt ingedeeld in gegevensgroepen, die gegevenskenmerken bevatten. De kenmerken zijn zodanig gegroepeerd dat ze samenhangende logische blokken vormen binnen het bericht. Het inspringen van een gegevensgroep geeft aan dat de gegevensgroep afhangt van een gegevensgroep van een hoger niveau.
In voorkomend geval wordt het nummer van het overeenkomstige vak op het enig document vermeld.
Met „aantal” in de uitleg bij een gegevensgroep wordt bedoeld het aantal malen dat die gegevensgroep in de aangifte voor het douanevervoer mag voorkomen.
„Type/lengte” in de uitleg bij een kenmerk geeft de vereisten aan voor gegevenstype en gegevenslengte. Voor het gegevenstype worden de volgende codes gebruikt:
a alfabetisch,
n numeriek,
an alfanumeriek.
Het cijfer na de code geeft de toegelaten gegevenslengte aan. Hierbij geldt het volgende.
De facultatieve twee punten voor de lengte-indicator betekenen dat de gegevens geen vaste lengte hebben, maar dat het maximale aantal karakters wordt aangegeven door de lengte-indicator. Een komma in de gegevenslengte betekent dat het kenmerk decimalen kan bevatten, waarbij het cijfer voor de komma de totale lengte van het kenmerk aangeeft en het cijfer na de komma het maximaal aantal cijfers na de decimale punt.
TITEL II
IN DE AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER TE VERMELDEN GEGEVENS EN STRUCTUUR VAN DE EDI- AANGIFTE VOOR DOUANEVERVOER
HOOFDSTUK I
Vereiste gegevens
Deze bijlage bevat alle gegevens die door de onderscheiden landen kunnen worden geëist en is gebaseerd op de gegevens waarin de ED-overeenkomst voorziet.
HOOFDSTUK II
DOUANEVERVOER
HANDELAAR afzender HANDELAAR geadresseerde GOEDERENITEM
— HANDELAAR afzender
— HANDELAAR geadresseerde
— CONTAINERS
— SGI-CODES
— COLLI
Structuur
A. Overzicht gegevensgroepen
— VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN
— VOORGELEGDE STUKKEN/CERTIFICATEN
— BIJZONDERE VERMELDINGEN DOUANEKANTOOR van vertrek HANDELAAR aangever VERTEGENWOORDIGER DOUANEKANTOOR van doorgang DOUANEKANTOOR van bestemming HANDELAAR toegelaten geadresseerde CONTROLERESULTAAT VERZEGELINGSINFORMATIE
— VERZEGELINGSIDENTITEIT ZEKERHEIDSTELLING
— VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING
— GELDIGHEIDSBEPERKING EG
— GELDIGHEIDSBEPERKING NIET-EG
B. Gegevens EDI-aangifte douanevervoer
DOUANEVERVOER
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
LRN
Type/lengte: an ..22
Het lokale referentienummer (LRN) moet worden gebruikt. Dit nummer is nationaal gedefinieerd en wordt door de gebruiker toegewezen, in overeenstemming met de bevoegde autoriteiten, voor het identificeren van een aangifte.
Soort aangifte (vak 1)
Type/lengte: an ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
De volgende vermeldingen worden aangebracht:
1) voor goederen die onder de T2-regeling worden vervoerd: T2 of T2F
2) voor goederen die onder de T1-regeling worden vervoerd: T1
3) voor de in artikel 23 van aanhangsel I bedoelde zendingen: T- Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Totaal aantal artikelen (vak 5)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Totaal aantal colli (vak 6)
Type/lengte: n ..7
Het gebruik van dit kenmerk is facultatief. Het totale aantal colli is gelijk aan de som van alle „Totaal colli” + alle
„Aantal stuks” + de waarde „1” voor elke aangegeven „bulk”.
Land van verzending (vak 15a)
Type/lengte: a2
Land van verzending/uitvoer van waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.
Dit kenmerk wordt gebruikt als slechts één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt. In dit geval kan het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van verzending wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep
„DOUANEVERVOER” niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” worden gebruikt.
Land van bestemming (vak 17a)
Type/lengte: a2
Vermelding van de naam van het betrokken land.
Dit kenmerk wordt gebruikt als slechts één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt. In dat geval kan het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep
„GOEDERENITEM” niet worden gebruikt. Indien meer dan één land van bestemming wordt aangegeven, kan dit kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” niet worden gebruikt. In dat geval moet het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” worden gebruikt.
Identiteit bij vertrek (vak 18)
Type/lengte: an ..27
Vermelding van de identiteit, bijvoorbeeld het (de) registratienummer(s) of de naam van het (de) vervoermiddel(en) (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig) waarop of waarin de goederen zijn geladen wanneer zij bij het kantoor van vertrek worden aangebracht met behulp van de daartoe voorgeschreven codes. Bijvoorbeeld, indien een trekkend voertuig en een aanhangwagen met verschillend registratienummer worden gebruikt, zowel het registratienummer van het trekkend voertuig als dat van de aanhangwagen vermelden.
Wanneer evenwel goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de bevoegde autoriteiten de aangever toestaan dat dit vak niet wordt ingevuld indien het logistieke patroon op de plaats van vertrek verhindert dat de identiteit van het vervoermiddel bij de opstelling van de aangifte voor douanevervoer wordt vermeld, mits de overeenkomstsluitende partijen ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
Bij vervoer via vaste transportinrichtingen geen registratienummer vermelden.
Identiteit bij vertrek LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Nationaliteit bij vertrek (vak 18)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Vermelding van de nationaliteit van het vervoermiddel (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig) waarop of waarin de goederen zijn geladen wanneer zij bij het kantoor van vertrek worden aangebracht (of van datgene waarmee het geheel wordt voortbewogen indien er meer dan één vervoermiddel is) met behulp van de daartoe voorgeschreven codes. Bijvoorbeeld, indien een trekkend voertuig en een aanhangwagen met verschillend registratienummer worden gebruikt, de identiteit van het trekkend voertuig vermelden.
Wanneer evenwel goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de bevoegde autoriteiten de aangever toestaan dat dit vak niet wordt ingevuld indien het logistieke patroon op de plaats van vertrek verhindert dat de nationaliteit van het vervoermiddel bij de opstelling van de aangifte voor douanevervoer wordt vermeld, mits de overeenkomstsluitende partijen ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
Bij vervoer via vaste transportinrichtingen of per spoor geen nationaliteit vermelden.
In andere gevallen is de nationaliteit een facultatief gegeven voor de overeenkomstsluitende partijen.
Containers (vak 19)
Type/lengte: n1
Vermelding met behulp van de daartoe voorgeschreven codes van de gegevens over de vermoedelijke situatie bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zoals deze bij plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend is.
De te gebruiken codes zijn:
0: neen
1: ja
Nationaliteit bij grensoverschrijding (vak 21)
Type/lengte: a2
Verplicht vak wat de nationaliteit betreft.
Voor vervoer per spoor of via vaste transportinrichtingen geen nationaliteit vermelden. De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Identiteit bij grensoverschrijding (vak 21)
Type/lengte: an ..27
Vermelding van de aard (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig), gevolgd door de identiteit, bijvoorbeeld het registratienummer of de naam van het actieve vervoermiddel (dat wil zeggen het vervoermiddel dat voor de voortbeweging zorgt) dat vermoedelijk bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zal worden gebruikt, gevolgd door de code van de nationaliteit van dit actieve vervoermiddel zoals deze bij de plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend is.
Bij gecombineerd vervoer of indien meer dan één vervoermiddel wordt gebruikt, is het voertuig dat het geheel voortbeweegt, het actieve vervoermiddel (voorbeeld: bij een vrachtwagen op een schip is het schip het actieve vervoermiddel, bij trekker en aanhangwagen is dat de trekker).
Voor vervoer per spoor of via vaste transportinrichtingen geen registratienummer vermelden. Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
Identiteit bij grensoverschrijding LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Type vervoer grensoverschrijding (vak 21)
Type/lengte: n ..2
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
Vervoerwijze aan de grens (vak 25)
Type/lengte: n ..2
Vermelding, met behulp van de daartoe voorgeschreven codes, van de vervoerwijze van het actieve vervoermiddel waarmee de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, vermoedelijk zullen verlaten.
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
Binnenlandse vervoerwijze (vak 26)
Type/lengte: n ..2
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Voor het gebruik geldt de toelichting bij vak 25 in bijlage A2.
Plaats van lading (vak 27)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
Code erkende locatie (vak 30)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact in gecodeerde vorm worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Erkende locatie van goederen (vak 30)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Erkende locatie van goederen LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Toegelaten locatie van goederen (vak 30)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk is facultatief als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. Als de gegevensgroep
„CONTROLERESULTAAT” niet wordt gebruikt, kan dit kenmerk ook niet worden gebruikt. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Xxxx xx xxxxxx xxxxxxxxxx xxxxxx (xxx 00)
Xxxx/xxxxxx: an ..17
Dit kenmerk kan niet worden gebruikt als de gegevensgroep „CONTROLERESULTAAT” wordt gebruikt. Als deze gegevensgroep niet wordt gebruikt, is dit kenmerk facultatief. Bij gebruik van dit kenmerk moet de plaats waar de goederen kunnen worden onderzocht, exact worden opgegeven. De kenmerken „Erkende locatie van goederen”/„Code erkende locatie”, „Toegelaten locatie van goederen” en „Door de douane aangewezen plaats” kunnen niet tegelijk worden gebruikt.
Totale brutomassa (vak 35)
Type/lengte: n ..11,3
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Taalcode begeleidingsdocument voor douanevervoer
Type/lengte: a2
Om de taal van het begeleidingsdocument voor douanevervoer aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Dialoogtaalindicator bij vertrek
Type/lengte: a2
Het gebruik van de in bijlage A2 bedoelde taalcodes is facultatief. Als dit kenmerk niet wordt gebruikt, wordt door het systeem standaard de taal van het kantoor van vertrek gebruikt.
Aangiftedatum (vak 50)
Type/lengte: n8
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Aangifteplaats (vak 50)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Aangifteplaats LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
HANDELAAR afzender (vak 2)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dat geval kan de gegevensgroep
„HANDELAAR afzender” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” niet worden gebruikt.
Naam (vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer (vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land (vak 2)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Postcode (vak 2)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad (vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van de naam en het adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Identificatienummer (vak 2)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
HANDELAAR geadresseerde (vak 8)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven en het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” een „land” bevat zoals gedefinieerd in de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer. In dat geval kan de gegevensgroep „HANDELAAR geadresseerde” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” niet worden gebruikt.
Naam (vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer (vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land (vak 8)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Postcode (vak 8)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad (vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van de naam en het adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Identificatienummer (vak 8)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
GOEDERENITEM
Aantal: 999
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Soort aangifte (ex vak 1)
Type/lengte: an ..5
Dit kenmerk wordt gebruikt als voor het kenmerk „Soort aangifte” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” de code „T-” is gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.
Land van verzending (ex vak 15a)
Type/lengte: a2
Land van verzending/uitvoer van waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.
Dit kenmerk wordt gebruikt als meer dan één land van verzending wordt aangegeven. De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk „Land van verzending” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van verzending wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” worden gebruikt.
Land van bestemming (ex vak 17a)
Type/lengte: a2
Dit kenmerk wordt gebruikt als meer dan één land van bestemming wordt aangegeven. De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt. Het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” kan niet worden gebruikt. Indien slechts één land van bestemming wordt aangegeven, moet het overeenkomstige kenmerk van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER” worden gebruikt.
Omschrijving (vak 31)
Type/lengte: an ..140
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Vermelding, in alle gevallen, van de gebruikelijke handelsbenaming in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren. Indien het kenmerk „Goederencode” moet worden ingevuld, moet de benaming voldoende nauwkeurig zijn om de goederen te kunnen indelen. Dit kenmerk dient tevens de gegevens te bevatten die uit hoofde van bijzondere voorschriften (bijvoorbeeld accijnzen) vereist zijn. Indien containers worden gebruikt, moeten in dit vak tevens de identificatiemerken van de containers worden vermeld.
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Omschrijving LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Artikelnummer (vak 32)
Type/lengte: n ..5
Vermelding van het volgnummer van het betrokken artikel in het totale aantal artikelen dat met de gebruikte formulieren is aangegeven als omschreven in het kenmerk „Totaal aantal artikelen”.
Dit kenmerk wordt ook gebruikt als voor het kenmerk „Totaal aantal artikelen” van de gegevensgroep
„DOUANEVERVOER” het cijfer „1” is gebruikt. In dat geval wordt het cijfer „1” eveneens voor dit kenmerk gebruikt. Elk artikelnummer is uniek in de gehele aangifte.
Goederencode (vak 33)
Type/lengte: n ..8
Voor dit kenmerk moeten ten minste vier en ten hoogste acht cijfers worden gebruikt. Dit vak moet worden ingevuld wanneer:
— de aangifte voor douanevervoer, door dezelfde persoon, gelijktijdig met of in vervolg op een douaneaangifte wordt opgesteld waarop de goederencode is vermeld,
of
— wanneer de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op goederen op de overeenkomstig artikel 1, lid 3, van aanhangsel I bekendgemaakte lijst.
Vermelding van de code waaronder de betrokken goederen zijn ingedeeld.
Dit vak moet ook worden ingevuld op T2- en T2F-aangiften die in een EVA-land zijn opgesteld, doch uitsluitend indien op de voorafgaande aangifte voor douanevervoer de goederencode is vermeld.
In dat geval wordt de code vermeld die op de exemplaren van die aangifte voorkomt. In de andere gevallen is het gebruik van dit vak facultatief.
Brutomassa (vak 35)
Type/lengte: n ..11,3
Vermelding, in kilogram, van de brutomassa van de goederen die in het overeenstemmende kenmerk zijn omschreven. De brutomassa is de massa van de goederen en van de verpakkingen, tezamen genomen, met uitzondering van containers en ander transportmaterieel.
Dit kenmerk is facultatief wanneer goederen van verschillend type, waarvoor slechts één aangifte is opgesteld, op zodanige wijze tezamen zijn verpakt, dat de brutomassa van elk afzonderlijk type goederen niet kan worden vastgesteld.
Nettomassa (vak 38)
Type/lengte: n ..11,3
Vermelding, in kilogram, van de nettomassa van de goederen die in het overeenstemmende kenmerk zijn omschreven. De nettomassa is de massa van de goederen zelf, zonder verpakking.
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
— HANDELAAR afzender (ex vak 2)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep kan niet worden gebruikt wanneer slechts één afzender wordt aangegeven. In dat geval wordt de gegevensgroep „HANDELAAR afzender” op het niveau „DOUANEVERVOER” gebruikt.
Naam (ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer (ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land (ex vak 2)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Postcode (ex vak 2)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad (ex vak 2)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van de naam en het adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Identificatienummer (ex vak 2)
Type/lengte: an ..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
— HANDELAAR geadresseerde (ex vak 8)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer meer dan één geadresseerde wordt aangegeven en het kenmerk „Land van bestemming” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” een „land” bevat zoals gedefinieerd in de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer. Wanneer slechts één geadresseerde wordt aangegeven, kan de gegevensgroep „HANDELAAR geadresseerde” van de gegevensgroep „GOEDERENITEM” niet worden gebruikt.
Naam (ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Straat en nummer (ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Land (ex vak 8)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Postcode (ex vak 8)
Type/lengte: an ..9
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Stad (ex vak 8)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Om de taal van de naam en het adres (NAD LNG) aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Identificatienummer (ex vak 8)
Type/lengte: an..17
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
— CONTAINERS (vak 31)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Containers” van de gegevensgroep „DOUANEVERVOER”
de code „1” bevat.
Containernummers (vak 31)
Type/lengte: an ..11
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
— SGI-CODES (vak 31)
Aantal: 9
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op goederen die zijn vermeld in bijlage I van aanhangsel I.
Code goederen met verhoogd risico (vak 31)
Type/lengte: n ..2
De code in bijlage A2 moet worden gebruikt wanneer de goederencode op zich niet voldoende is om een goed dat is vermeld in bijlage I van aanhangsel I, op ondubbelzinnige wijze te identificeren.
Risicohoeveelheid (vak 31)
Type/lengte: n ..11,3
Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op goederen die zijn vermeld in bijlage I van aanhangsel I.
— COLLI (vak 31)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Merken en nummers van de colli (vak 31)
Type/lengte: an ..42
Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” andere in bijlage A2 vermelde codes bevat dan de codes voor „los gestort” (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor „onverpakt” (NE, NF, NG). Het gebruik is facultatief wanneer het kenmerk „Soort colli” een van de genoemde codes bevat.
Merken en nummers van de colli LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Soort colli (vak 31)
Type/lengte: a2
De verpakkingscodes in bijlage A2 moeten worden gebruikt.
Aantal colli (vak 31)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” andere in bijlage A2 vermelde codes bevat dan de codes voor „los gestort” (VQ, VG, VL, VY, VR of VO) of voor „onverpakt” (NE, NF, NG). Dit kenmerk mag niet worden gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” een van de genoemde codes bevat.
Aantal eenheden (vak 31)
Type/lengte: n ..5
Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „Soort colli” een in bijlage A2 vermelde code voor
„onverpakt” bevat (NE). In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt.
— VOORAFGAANDE ADMINISTRATIEVE VERWIJZINGEN (vak 40)
Aantal: 9
Verwijzing naar de voorafgaande douanebestemming of de desbetreffende douanedocumenten.
Deze gegevensgroep wordt onder meer gebruikt wanneer het kenmerk „Soort aangifte” van de gegevensgroepen
„DOUANEVERVOER” of „GOEDERENITEM” de code „T2” of „T2F” bevat en het land van het kantoor van vertrek een EVA-staat is als omschreven in de overeenkomst betreffende een gemeenschappelijke regeling inzake douanevervoer.
Type voorafgaand document (vak 40)
Type/lengte: an ..6
Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste één van de in bijlage A2 genoemde codes voor voorafgaande documenten worden gebruikt.
Verwijzing naar voorafgaand document (vak 40)
Type/lengte: an ..20
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Verwijzing naar voorafgaand document LNG
Type/lengte: a2
Om de taal (LNG) van het overeenkomstige vrije tekstveld aan te geven, worden de in bijlage A2 bedoelde taalcodes gebruikt.
Aanvullende informatie (vak 40)
Type/lengte: an ..26
Het gebruik van dit kenmerk is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief.
Aanvullende informatie LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
— VOORGELEGDE STUKKEN/CERTIFICATEN (vak 44)
Aantal: 99
Vermelding van de gegevens die zijn vereist uit hoofde van bijzondere voorschriften van het land van verzending/ uitvoer en van de referentienummers van de documenten die ter staving van de aangifte zijn overgelegd (bijvoorbeeld: registratienummers van controle-exemplaren T5, nummers van uitvoervergunningen, gegevens over de veterinaire en fytosanitaire voorschriften, het nummer van het cognossement enz.).
Het gebruik van deze gegevensgroep is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Wanneer de gegevensgroep wordt gebruikt, moet ten minste één van de volgende kenmerken worden gebruikt.
Type document (vak 44)
Type/lengte: an ..3
De in bijlage A2 vermelde codes moeten worden gebruikt.
Verwijzing naar document (vak 44)
Type/lengte: an ..20
Verwijzing naar document LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
Aanvullende informatie (vak 44)
Type/lengte: an ..26
Aanvullende informatie LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
— BIJZONDERE VERMELDINGEN (vak 44)
Aantal: 99
Het gebruik van deze gegevensgroep is voor de overeenkomstsluitende partijen facultatief. Als deze gegevensgroep wordt gebruikt, is het gebruik van het kenmerk „Code bijzondere vermeldingen” of het kenmerk „Tekst” verplicht.
Code bijzondere vermeldingen (vak 44)
Type/lengte: an ..3
De in bijlage A2 vermelde code wordt gebruikt.
Export uit EG (vak 44)
Type/lengte: n1
Het gebruik van het kenmerk „Export uit EG” of „Export uit land” is verplicht als het kenmerk „Code bijzondere vermeldingen” de code „DG0” of „DG1” bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk worden de volgende codes gebruikt:
0 = neen
1 = ja
Export uit land (vak 44)
Type/lengte: a2
Het gebruik van het kenmerk „Export uit EG” of „Export uit land” is verplicht als het kenmerk „Code bijzondere vermeldingen” de code „DG0” of „DG1” bevat. Beide kenmerken kunnen niet tegelijkertijd worden gebruikt. In andere gevallen kan dit kenmerk niet worden gebruikt. Bij gebruik van dit kenmerk moeten de in bijlage A2 bedoelde landcodes worden gebruikt.
Tekst (vak 44)
Type/lengte: an ..70
Tekst LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
DOUANEKANTOOR VAN VERTREK (vak C)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Referentienummer (vak C)
Type/lengte: an8
De in bijlage A2 vermelde codes moeten worden gebruikt.
HANDELAAR aangever (vak 50)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Identificatienummer (vak 50)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk wordt gebruikt indien de gegevensgroep „Controleresultaat” de code A3 bevat of indien het kenmerk
„GRN” wordt gebruikt.
Naam (vak 50)
Type/lengte: an ..35
Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „Identificatienummer” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Straat en nummer (vak 50)
Type/lengte: an ..35
Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „Identificatienummer” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Land (vak 50)
Type/lengte: a2
Gebruik van de landcodes bedoeld in bijlage A2 is verplicht wanneer het kenmerk „Identificatienummer” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Postcode (vak 50)
Type/lengte: an ..9
Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „Identificatienummer” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
Stad (vak 50)
Type/lengte: an ..35
Gebruik van dit kenmerk is verplicht wanneer het kenmerk „Identificatienummer” wordt gebruikt en het systeem de andere kenmerken van deze gegevensgroep nog niet kent.
NAD LNG
Type/lengte: a2
Als de overeenkomstige vrije tekstvelden worden gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal van de naam en het adres (NAD LNG) aan te geven.
VERTEGENWOORDIGER (vak 50)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer de aangever zich door een gemachtigde laat vertegenwoordigen.
Naam (vak 50)
Type/lengte: an ..35
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Bevoegdheid van de vertegenwoordiger (vak 50)
Type/lengte: a ..35
Gebruik van dit kenmerk is facultatief.
Bevoegdheid van de vertegenwoordiger LNG
Type/lengte: a2
Als het overeenkomstige vrije tekstveld wordt gebruikt, moeten de in bijlage A2 bedoelde taalcodes worden gebruikt om de taal (LNG) aan te geven.
DOUANEKANTOOR van doorgang (vak 51)
Aantal: 9
Vermelding van het voorziene kantoor van binnenkomst in elke overeenkomstsluitende partij over het grondgebied waarvan de goederen zullen worden vervoerd of, indien het vervoer over een ander grondgebied dan dat van de overeenkomst- sluitende partijen zal plaatsvinden, van het kantoor van uitgang via hetwelk de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten.
Deze gegevensgroep moet ten minste éénmaal worden gebruikt als voor vertrek en bestemming verschillende overeenkomstsluitende partijen worden aangegeven.
Referentienummer (vak 51)
Type/lengte: an8
De in bijlage A2 vermelde codes moeten worden gebruikt.
DOUANEKANTOOR van bestemming (vak 53)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Referentienummer (vak 53)
Type/lengte: an8
De in bijlage A2 vermelde codes moeten worden gebruikt.
In bijlage A2 is alleen de structuur van de code vermeld; de kantoren van bestemming zijn vermeld in de lijst van kantoren (op de Europa-website) die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer.
HANDELAAR toegelaten geadresseerde (vak 53)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep kan worden gebruikt om aan te geven dat de goederen zullen worden afgeleverd aan een toegelaten geadresseerde.
Identificatienummer toegelaten geadresseerde (vak 53)
Type/lengte: an ..17
Dit kenmerk wordt gebruikt.
CONTROLERESULTAAT (vak D)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer de aangifte wordt ingediend door een toegelaten afzender.
Code controleresultaat (vak D)
Type/lengte: an2
De code A3 moet worden gebruikt.
Uiterste datum (vak D)
Type/lengte: n8
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
VERZEGELINGSINFORMATIE (vak D)
Aantal: 1
Deze gegevensgroep wordt gebruikt wanneer een toegelaten afzender een aangifte indient waarvoor zijn vergunning verzegeling verplicht stelt, of wanneer een aangever toestemming heeft gekregen om verzegelingen van een bijzonder model te gebruiken.
Aantal verzegelingen (vak D)
Type/lengte: n ..4
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
— VERZEGELINGSIDENTITEIT (vak D)
Aantal: 99
Deze gegevensgroep moet wordt gebruikt.
Verzegelingsidentiteit (vak D)
Type/lengte: an ..20
Dit kenmerk moet worden gebruikt.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx XXX
Xxxx/xxxxxx: x0
Xx xx xxxxxxx X0 xxxxxxxx xxxxxxxxx (XXX) moeten worden gebruikt.
ZEKERHEIDSTELLING
Aantal: 9
Deze gegevensgroep moet worden gebruikt.
Soort zekerheidstelling (vak 52)
Type/lengte: an1
De in bijlage A2 vermelde codes moeten worden gebruikt.
— VERWIJZING NAAR ZEKERHEIDSTELLING
Aantal: 99
Deze gegevensgroep wordt gebruikt indien het kenmerk „Soort zekerheidstelling” de code „0”, „1”, „2”, „4” of „9” bevat.
GRN (vak 52)
Type/lengte: an..24
Dit kenmerk wordt gebruikt om het „Guarantee Reference Number” (GRN) in te voeren indien het kenmerk
„Soort zekerheidstelling” de code „0”, „1”, „2”, „4” of „9” bevat. In dit geval kan het kenmerk „Andere referentie zekerheidstelling” niet worden gebruikt.
Het door het kantoor van zekerheidstelling aan elke zekerheid toegekende „Guarantee Reference Number”(GRN) wordt als volgt samengesteld:
Veld | Inhoud | Soort veld | Voorbeeld |
1 | Laatste twee cijfers van het jaar waarin de zekerheid werd aanvaard (YY) | numeriek 2 | 97 |
2 | Land waar de zekerheid werd gesteld (tweeletterige ISO-landcode) | alfabetisch 2 | IT |
3 | Unieke code voor de aanvaarding door het kantoor van zekerheid per jaar en land | alfanumeriek 12 | 1234AB788966 |
4 | Controlecijfer | alfanumeriek 1 | 8 |
5 | Code voor de zekerheidstelling per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling (1 letter + 6 cijfers) of NUL voor andere soorten zekerheid | alfanumeriek 7 | A001017 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3 moet worden ingevuld met een door het kantoor van zekerheidstelling toegekende code voor de aanvaarding van de zekerheid die uniek is per jaar en land. Nationale administraties die het nationale douanekantoornummer van het kantoor van zekerheidstelling in het GRN willen opnemen, kunnen hiervoor de eerste zes posities gebruiken.
In veld 4 moet een cijfer worden ingevuld waarmee de velden 1, 2 en 3 van het GRN gecontroleerd kunnen worden. Hiermee kunnen fouten bij het invoeren van de eerste vier velden van het GRN worden ontdekt.
Veld 5 wordt slechts gebruikt voor GRN's die betrekking hebben op de in het geautomatiseerde systeem voor douanevervoer geregistreerde zekerheidstellingen per aangifte door middel van bewijzen van zekerheidstelling. In dat geval moet de code van het bewijs in dit veld worden ingevuld.
Andere referentie zekerheidstelling (vak 52)
Type/lengte: an..35
Dit kenmerk wordt gebruikt indien het kenmerk „Soort zekerheidstelling” een andere code dan „0”, „1”, „2”, „4”
of „9” bevat. In dit geval kan het kenmerk „GRN” niet worden gebruikt.
Toegangscode
Type/lengte: an4
Dit kenmerk wordt gebruikt wanneer het kenmerk „GRN” wordt gebruikt. In alle andere gevallen is dit kenmerk voor ieder land facultatief. Afhankelijk van de soort zekerheidstelling wordt het kenmerk afgegeven door het kantoor van zekerheidstelling, de borg of de aangever en gebruikt voor het dekken van een specifieke zekerheid.
— GELDIGHEIDSBEPERKING EG
Aantal: 1
Niet geldig voor de EG (vak 52)
Type/lengte: n1
De te gebruiken codes zijn:
0 = neen
1 = ja
— GELDIGHEIDSBEPERKING NIET-EG
Aantal: 99
Niet geldig voor de andere overeenkomstsluitende partijen (vak 52)
Type/lengte: a2
De landcodes in bijlage A2 worden gebruikt om de overeenkomstsluitende partij aan te geven. De codes voor lidstaten van de Europese Gemeenschap kunnen niet worden gebruikt.
BIJLAGE A2
AANVULLENDE CODES VOOR HET GEAUTOMATISEERDE SYSTEEM VOOR DOUANEVERVOER
1. LANDCODES (CNT)
Veld | Inhoud | Veldtype | Voorbeeld |
1 | Landcode ISO Alpha-2 | alfabetisch 2 | IT |
De „Landcode ISO Alpha-2” is gespecificeerd in ISO-3166-1 van 1997 en latere bijwerkingen.
2. TAALCODES
De codering ISO Alpha-2 als omschreven in ISO-639:1988 is van toepassing.
3. GOEDERENCODES (COM)
Veld | Inhoud | Veldtype | Voorbeeld |
1 | Zescijferige code van het geharmoniseerd systeem (GS6) | numeriek 6 (links uitgelijnd) | 010290 |
De zes cijfers van het geharmoniseerd systeem (HS6) moeten worden gebruikt. Voor nationaal gebruik mag de goederencode tot acht cijfers worden uitgebreid.
4. CODE VOOR GOEDEREN MET VERHOOGD RISICO
Veld | Inhoud | Veldtype | Voorbeeld |
1 | Aanvullend identificerend kenmerk voor goederen met verhoogd risico | numeriek ..2 | 2 |
Deze code wordt gebruikt ter uitbreiding van de HS6-code (zie bijlage I bij aanhangsel I), indien goederen met verhoogd risico door middel van de HS6-code niet voldoende kunnen worden geïdentificeerd.
5. VERPAKKINGSCODES
(Aanbeveling XX/XXX xx. 00/xxxx. 0, mei 2002)
Aerosol | AE |
Ampul, met bescherming | AP |
Ampul, zonder bescherming | AM |
Baal, niet samengeperst | BN |
Baal, samengeperst | BL |
Bak | BI |
Bakje | PJ |
Bakje voor levensmiddelen | FT |
Balk | GI |
Balken, gebundeld of samengevoegd | GZ |
Ballon, met bescherming | BP |
Ballon, zonder bescherming | BF |
Beker | CU |
Bladmetaal | SM |
Blik (canister) | CI |
Blik (tin) | TN |
Blik, cilindervormig (can, cylindrical) | CX |
Blik, met handvat en tuit | CD |
Blik, rechthoekig (can, rectangular) | CA |
Blok | LG |
Blokken, gebundeld of samengevoegd | LZ |
Buis (pipe) | PI |
Buis (tube) | TU |
Xxxx, met schenktuit | TV |
Buizen, gebundeld of samengevoegd (pipes, in bundle/bunch/truss) | PV |
Buizen, gebundeld of samengevoegd (tubes, in bundle/bunch/truss) | TZ |
Bundel (bunch) | BH |
Bundel (bundle) | BE |
Bundel (truss) | TS |
Bus | CC |
Canvas | CZ |
Capsule | AV |
Cilinder | CY |
Container (hamper) | HR |
Container, niet op andere wijze omschreven als vervoermiddel | CN |
Xxxxxxxx, met bescherming | DP |
Xxxxxxxx, zonder bescherming | DJ |
Dispenser | DN |
Doos (box) | BX |
Doos (case) | CS |
Doos van kunsthout | 4F |
Doos van staal | SS |
Doos, aluminium | 4B |
Doos, CHEP (Commonwealth Handling Equipment Pool), Eurodoos | DH |
Doos, echt hout | 4C |
Doos, geëxpandeerde kunststof | QR |
Doos, isothermisch | EI |
Doos, kunststof | 4H |
Doos, kunststof in vaste vorm | QS |
Doos, met bodempallet | ED |
Doos, met bodempallet, van hout | EE |
Doos, met bodempallet, van karton | EF |
Doos, met bodempallet, van kunststof | EG |
Doos, met bodempallet, van metaal | EH |
Doos, opengewerkt | SK |
Doos, triplex | 4D |
Doos, van hout, echt hout, gewoon | QP |
Doos, van hout, echt hout, met stofdichte wanden | |
Doos, van staal | 4A |
Doos, vezelplaat | 4G |
Doos, voor vloeistoffen | BW |
Emmer (bucket) | BJ |
Emmer (pail) | PL |
Filmpak | FP |
Flacon | FL |
Fles, met bescherming, bolvormig | BV |
Fles, met bescherming, cilindervormig | BQ |
Fles, zonder bescherming, bolvormig | BS |
Fles, zonder bescherming, cilindervormig | BO |
Flesje | VI |
Flessenkrat, flessenrek | BC |
Frame | FR |
Fruitkrat | FC |
Gasfles | GB |
Halve schaal | AI |
Haspel (coil) | CL |
Haspel (reel) | RL |
Hoes | SL |
Hoes (cover) | CV |
Hoes (enveloppe) | EN |
Hoes, van staal | SV |
Hok | PF |
Huls | CQ |
Huls | SY |
Hutkoffer | SE |
In overleg gedefinieerd | ZZ |
Jerrycan, cilindervormig | JY |
Jerrycan, kunststof | 3H |
Jerrycan, rechthoekig | JC |
Jerrycan, van kunststof, met afneembaar deksel | QN |
Jerrycan, van kunststof, zonder afneembaar deksel | QM |
Jerrycan, van staal | 3A |
Jerrycan, xxx xxxxx, afneembaar deksel | QL |
Jerrycan, xxx xxxxx, zonder afneembaar deksel | QK |
Jutezak | JT |
Kaart | CM |
Kartonnen doos (carton) | CT |
Kegelvormige spoel | AJ |
Kist (chest) | CH |
Kist (coffin) | CJ |
Kist (footlocker) | FO |
Klos (bobbin) | BB |
Koffer (coffer) | CF |
Koffer (trunk) | TR |
Kooi | CG |
Kooi, (CHEP) Commonwealth Handling Equipment Pool | DG |
Kooi, rol | CW |
Krat | CR |
Krat met klampen | FD |
Krat, bier | CB |
Krat, bulk, van hout | DM |
Krat, bulk, van karton | DK |
Krat, bulk, van kunststof | DL |
Krat, meerlaags, van hout | DB |
Krat, meerlaags, van karton | DC |
Krat, meerlaags, van kunststof | DA |
Krat, voor melk | MC |
Krimpverpakking | SW |
Kruik (jug) | JG |
Xxxxx (pitcher) | PH |
Kuip (tub) | TB |
Kuip (vat) | VA |
Kuip, met deksel | TL |
Laadbord | PX |
Laadbord (skid) | SI |
Laadbord, 100 cm × 110 cm | AH |
Laadbord, doos | PB |
Laadbord, krimpverpakking | AG |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 100 cm | PD |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 120 cm | PE |
Laadbord, modulair, opzetranden 80 cm × 60 cm | AF |
Liftvan | LV |
Los gestort, gas (1 031 mbar en 15 oC) | VG |
Los gestort, vaste stof, fijne deeltjes („poeders”) | VY |
Los gestort, vaste stof, granulaire deeltjes („korrels”) | VR |
Los gestort, vaste stof, grove deeltjes („knolletjes”) | VO |
Los gestort, vloeibaar gas (abnormale temperatuur/druk) | VQ |
Los gestort, vloeistof | VL |
Luciferdoosje | MX |
Mand (basket) | BK |
Mand (creel) | CE |
Mand met handvat, van hout | HB |
Mand met handvat, van karton | HC |
Mand met handvat, van kunststof | HA |
Mandfles (wickerbottle) | WB |
Mandfles, met bescherming (carboy, protected) | CP |
Mandfles, zonder bescherming (carboy, non-protected) | CO |
Mat | MT |
Meerwandige zak | MS |
Nest | NS |
Net | NT |
Net, tube, van kunststof | NU |
Net, tube, van textiel | NV |
Niet beschikbaar | NA |
Niet in een kooi | UC |
Niet verpakt | NE |
Niet verpakt, diverse items | NG |
Niet verpakt, één item | NF |
Okshoofd | HG |
Ondiepe krat | SC |
Pakje | PC |
Pakket | PA |
Partij | LT |
Plaat | BD |
Plaat (plate) | PG |
Plaat, gebundeld of samengevoegd | BY |
Plak | SB |
Plank | PN |
Planken, gebundeld of samengevoegd | PZ |
Platen, gebundeld of samengevoegd (plates, in bundle/bunch/truss) | PY |
Pot | PT |
Pot (jar) | JR |
Recipiënt in plastic verpakt | MW |
Recipiënt van hout | AD |
Recipiënt van kunststof | PR |
Recipiënt van metaal | MR |
Recipiënt van papier | AC |
Recipiënt, van fiber | AB |
Recipiënt, van glas | GR |
Reiskoffer | SU |
Rek | RK |
Xxx, kleerhanger | RJ |
Ring | RG |
Rol (bolt) | BT |
Rol (roll) | RO |
Roodnet | RT |
Samengestelde verpakking, glazen houder | 6P |
Samengestelde verpakking, glazen houder in aluminium krat | YR |
Samengestelde verpakking, glazen houder in aluminium vat | YQ |
Samengestelde verpakking, glazen houder in fibervat | YW |
Samengestelde verpakking, glazen houder in geëxpandeerde kunststof bak | YY |
Samengestelde verpakking, glazen houder in gevlochten mand | YV |
Samengestelde verpakking, glazen houder in houten doos | YS |
Samengestelde verpakking, glazen houder in kartonnen doos | YX |
Samengestelde verpakking, glazen houder in stalen krat | YP |
Samengestelde verpakking, glazen houder in stalen vat | YN |
Samengestelde verpakking, glazen houder in triplex vat | YT |
Samengestelde verpakking, glazen houder in verpakking van kunststof in vaste vorm | YZ |
Samengestelde verpakking, kunststof houder | 6H |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in aluminium krat | YD |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in aluminium vat | YC |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in bakje van kunststof in vaste vorm | YM |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in fibervat | YJ |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in houten doos | YF |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in kartonnen doos | YK |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in kunststofvat | YL |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in stalen krat | YB |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in stalen vat | YA |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in triplex doos | YH |
Samengestelde verpakking, kunststof houder in triplex vat | YG |
Schaal | BM |
Set | SX |
Showverpakking | IE |
Slipklos (spindle) | SD |
Soepele buis | TD |
Spoel | SO |
Staaf | BR |
Staaf | RD |
Staaf (ingot) | IN |
Xxxxxx, gebundeld of samengevoegd | BZ |
Xxxxxx, gebundeld of samengevoegd | IZ |
Staven, gebundeld of samengevoegd (rods, in bundle/bunch/truss) | RZ |
Tank, cilindervormig | TY |
Tank, rechthoekig | TK |
Theekist | TC |
Tray | PU |
Tray, één laag zonder deksel, van hout | DT |
Tray, één laag zonder deksel, van karton | DV |
Tray, één laag zonder deksel, van kunststof | DS |
Tray, één laag zonder deksel, van polystyreen | DU |
Tray, twee lagen zonder deksel, van hout | DX |
Tray, twee lagen zonder deksel, van karton | DY |
Tray, twee lagen zonder deksel, van kunststof | DW |
Vaatje (firkin) | FI |
Vaatje (keg) | KG |
Vacuüm verpakt | VP |
Vanpack | VK |
Vat | TI |
Vat | DR |
Vat (barrel) | BA |
Vat (butt) | BU |
Vat (cask) | CK |
Vat (tun) | TO |
Vat, fiber | 1G |
Vat, staal | 1A |
Vat, triplex | 1D |
Vat, van aluminium | 1B |
Vat, van aluminium, afneembaar deksel | QD |
Vat, van aluminium, niet-afneembaar deksel | QC |
Vat, van hout | 1W |
Vat, van hout | 2C |
Vat, van hout, met afneembaar deksel | QJ |
Vat, van hout, van het spontype | QH |
Vat, van kunststof | IH |
Vat, van kunststof, afneembaar deksel | QG |
Vat, van kunststof, niet-afneembaar deksel | QF |
Vat, van staal | DI |
Vat, van staal, afneembaar deksel | QB |
Vat, van staal, niet-afneembaar deksel | QA |
Vel | ST |
Vel, kunststof verpakking | SP |
Vellen, gebundeld of samengevoegd | SZ |
Verpakking | PK |
Verpakking, flowpack | IF |
Verpakking, ingepakt in papier | IG |
Verpakking, van karton, met grijpgaten voor flessen | IK |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van hout | IA |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van karton | IB |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van kunststof | IC |
Verpakking, voor demonstratiedoeleinden, van metaal | ID |
Verstuiver | AT |
Vervoercontainer van aluminium, onder druk van > 10 kpa | WH |
Vervoercontainer voor stortgoed | WA |
Vervoercontainer voor stortgoed, buigzaam | ZU |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunsthout | ZY |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunsthout met binnenvoering | WZ |
Vervoercontainer voor stortgoed, kunststof film | WS |
Vervoercontainer voor stortgoed, metaal | WF |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld | ZS |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld van stijve kunststof, onder druk | ZN |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, voor vloeistoffen | ZR |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, voor vaste stoffen | ZM |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van buigzame kunststof, onder druk | ZP |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van stijve kunststof, voor vloeistoffen | ZQ |
Vervoercontainer voor stortgoed, samengesteld, van stijve kunststof, voor vaste stoffen | ZL |
Vervoercontainer voor stortgoed, triplex | ZX |
Vervoercontainer voor stortgoed, triplex met binnenvoering | WY |
Vervoercontainer voor stortgoed, van aluminium | WD |
Vervoercontainer voor stortgoed, van aluminium, voor vloeistof | WL |
Vervoercontainer voor stortgoed, van andere metalen dan staal | ZV |
Vervoercontainer voor stortgoed, van echt hout | ZW |
Vervoercontainer voor stortgoed, van echt hout met binnenvoering | WU |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd | WP |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, geverfd en voorzien van voering | WR |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, met voering | WQ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van geweven kunststof, zonder verf/voering | WN |
Vervoercontainer voor stortgoed, van karton | ZT |
Vervoercontainer voor stortgoed, van metaal, met druk van 10 kpa | WJ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van metaal, voor vloeistof | WM |
Vervoercontainer voor stortgoed, van papier, meerwandig | ZA |
Vervoercontainer voor stortgoed, van papier, meerwandig, waterbestendig | ZC |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal | WC |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal, onder druk van > 10 kpa | WG |
Vervoercontainer voor stortgoed, van staal, voor vloeistoffen | WK |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof | AA |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, voor vloeistoffen | ZJ |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, voor vaste stoffen | ZD |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, met bedrijfsuitrusting, onder druk | ZG |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, onder druk | ZH |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, voor vloeistoffen | ZK |
Vervoercontainer voor stortgoed, van stijve kunststof, niet ingebouwd, voor vaste stoffen | ZF |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel met verflaag/voering | WT |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, geverfd | WV |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, geverfd en voorzien van voering | WX |
Vervoercontainer voor stortgoed, van textiel, met voering | WW |
Zak | BG |
Zak (sack) | SA |
Zak, buigzaam | FX |
Zak, extra groot formaat | 43 |
Zak, groot formaat | ZB |
Zak, meerlaags | MB |
Zak, van geweven kunststof | 5H |
Zak, van geweven kunststof, stofdicht | XB |
Zak, van geweven kunststof, waterbestendig | XC |
Zak, van geweven kunststof, zonder binnenvoering | XA |
Zak, van kunststof | EC |
Zak, van kunststoffilm | XD |
Zak, van papier | 5M |
Zak, van papier, meerwandig | XJ |
Zak, van papier, meerwandig, waterbestendig | XK |
Zak, van textiel | 5L |
Zak, van textiel, stofdicht | XG |
Zak, van textiel, waterbestendig | XH |
Zak, van textiel, zonder binnenvoering | XF |
Zakje (pouch) | PO |
Zakje (sachet) | SH |
6. CODE VOORAFGAAND DOCUMENT De volgende codes zijn van toepassing:
T2 = Aangifte voor douanevervoer betreffende gemeenschappelijk douanevervoer voor communautaire goederen
T2F = Aangifte voor douanevervoer betreffende gemeenschappelijk douanevervoer voor communautaire goederen die afkomstig zijn uit of bestemd zijn voor een gedeelte van het douanegebied van de Gemeenschap waar de communautaire regeling voor belasting over de toegevoegde waarde niet van toepassing is
T2CIM = Goederen met communautair karakter vervoerd onder geleide van een vrachtbrief CIM of een overdrachtsformulier TR
T2TIR = Goederen met communautair karakter vervoerd onder geleide van een TIR-carnet T2ATA = Goederen met communautair karakter vervoerd onder geleide van een ATA-carnet T2L = Enig document ten bewijze van het communautaire karakter van goederen
T2LF = Enig document ten bewijze van het communautaire karakter van goederen in het handelsverkeer tussen gedeelten van het douanegebied van de Gemeenschap waar de communautaire regeling voor belasting over de toegevoegde waarde van toepassing is en gedeelten waar die regeling niet van toepassing is
T1 = Aangifte voor douanevervoer betreffende gemeenschappelijk douanevervoer voor niet-communautaire goederen
*… = . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .
* enig ander voorafgaand document (an..5)
7. CODES VOORGELEGDE STUKKEN/CERTIFICATEN
(numerieke codes afkomstig uit UN Directories for Electronic Data Interchange for Administration, Commerce and Transport, versie 1997B: lijst voor data element 1001, Document/message name, coded)
Certificaat van overeenstemming | 2 |
Kwaliteitscertificaat | 3 |
Certificaat inzake goederenverkeer A.TR.1 | 18 |
Containerlijst | 235 |
Paklijst | 271 |
Pro-formafactuur | 325 |
Handelsfactuur | 380 |
House-vrachtbrief | 703 |
Master-cognossement | 704 |
Cognossement | 705 |
House-cognossement | 714 |
Vrachtbrief CIM (spoor) | 720 |
Road list — SMGS | 722 |
Vrachtbrief wegvervoer | 730 |
Luchtvrachtbrief | 740 |
Master-luchtvrachtbrief | 741 |
Verzendingsformulier (postpakketten) | 750 |
Document voor multimodaal/gecombineerd vervoer (generiek) | 760 |
Goederenmanifest | 785 |
Borderel | 787 |
Verzendingsformulier model T | 820 |
Verzendingsformulier model T1 | 821 |
Verzendingsformulier model T2 | 822 |
Controle-exemplaar T5 | 823 |
Verzendingsformulier model T2L | 825 |
Aangifte ten uitvoer | 830 |
Plantengezondheidscertificaat | 851 |
Gezondheidscertificaat | 852 |
Diergeneeskundig certificaat | 853 |
Certificaat van oorsprong | 861 |
Verklaring van oorsprong | 862 |
Certificaat van preferentiële oorsprong | 864 |
Certificaat van oorsprong SAP | 865 |
Invoervergunning | 911 |
Vrachtlijst (aankomst) | 933 |
Vergunning onder embargo geplaatste goederen | 941 |
TIF-formulier | 951 |
TIR-carnet | 952 |
Certificaat van oorsprong EUR.1 | 954 |
ATA-carnet | 955 |
Overige | zzz |
8. CODES VAN DE VERVOERWIJZEN, POST- EN ANDERE ZENDINGEN
A. Code van één cijfer (verplicht)
B. Code van twee cijfers (tweede cijfer facultatief voor de overeenkomstsluitende partijen)
A | B | Benaming |
1 | 10 | Vervoer over zee |
12 | Wagon op zeeschip | |
16 | Motorvoertuig op zeeschip | |
17 | Aanhangwagen of oplegger op zeeschip | |
18 | Binnenschip op zeeschip | |
2 | 20 | Vervoer per spoor |
23 | Vrachtwagen op spoorwagon | |
3 | 30 | Vervoer over de weg |
4 | 40 | Vervoer door de lucht |
5 | 50 | Postzendingen |
7 | 70 | Vaste transportinrichtingen |
8 | 80 | Vervoer over binnenwateren |
9 | 90 | Eigen kracht |
9. CODES BIJZONDERE VERMELDINGEN De volgende codes zijn van toepassing:
DG0 = Export uit een EVA-land onderworpen aan beperkingen of export uit EG onderworpen aan beperkingen DG1 = Export uit een EVA-land onderworpen aan rechten of export uit EG onderworpen aan rechten
DG2 = Uitvoer
Voor nationale systemen kunnen aanvullende codes bijzondere vermeldingen worden opgesteld.
10. CODES SOORT ZEKERHEIDSTELLING
Hiervoor worden de onderstaande codes gebruikt:
Omstandigheid | Code | Andere te vermelden gegevens |
Ontheffing van zekerheidstelling (artikel 53 van aanhangsel I) Doorlopende zekerheidstelling Zekerheidstelling per aangifte door middel van borgstel- ling Zekerheidstelling per aangifte in geld Zekerheidstelling per aangifte met bewijs van zekerheid- stelling Ontheffing van zekerheidstelling (artikel 11 van aanhangsel I) Ontheffing van zekerheidstelling op basis van een afspraak (artikel 10, lid 2, onder a), van de overeenkomst) Ontheffing van zekerheidstelling voor het traject tussen het kantoor van vertrek en het kantoor van doorgang (artikel 10, lid 2, onder b), van de overeenkomst) Zekerheidstelling per aangifte (bijlage IV, punt 3, van aanhangsel I) | 0 1 2 3 4 6 A 7 9 | — nummer van het certificaat van ont- heffing van zekerheidstelling — nummer van het certificaat van door- lopende zekerheidstelling — kantoor van zekerheidstelling — referentie van de akte van borgtocht — kantoor van zekerheidstelling — nummer van het bewijs van zekerheid- stelling — referentie van de akte van borgtocht — kantoor van zekerheidstelling |
Vermelding van de landen
De codes voor vak 51 zijn van toepassing.
11. IDENTIFICATIENUMMER DOUANEKANTOOR (COR)
Veld | Inhoud | Veldtype | Voorbeeld |
1 | Identificerend kenmerk van het land waartoe het douanekantoor behoort (zie CNT) | alfabetisch 2 | IT |
2 | Nationaal nummer van het douanekantoor | alfanumeriek 6 | 0830AB |
Veld 1: zie uitleg hierboven.
Veld 2: in dit veld moet vrij een alfanumerieke code van zes tekens worden ingevuld. Aan de hand van deze zes tekens kunnen de nationale douaneautoriteiten indien nodig een hiërarchie van douanekantoren bepalen.
De kantoren van bestemming zijn vermeld in de lijst van kantoren (op de Europa-website) die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer.
BIJLAGE A3
MODEL VAN HET BEGELEIDINGSDOCUMENT VOOR DOUANEVERVOER
BIJLAGE A4
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE HET BEGELEIDINGSDOCUMENT VOOR DOUANEVERVOER
Toelichting ter aanvulling van het begeleidingsdocument voor douanevervoer
Het voor het begeleidingsdocument voor douanevervoer te gebruiken formulier mag groen van kleur zijn.
De afgedrukte versie van het begeleidingsdocument voor douanevervoer wordt gebaseerd op de gegevens die zijn vermeld op de aangifte voor douanevervoer, eventueel gewijzigd door de aangever en/of geverifieerd door het douanekantoor van vertrek, en aangevuld met:
1. Identificatienummer voor verzending (movement reference number of MRN).
Dit gegeven is een alfanumerieke code van 18 tekens volgens het volgende voorbeeld:
Veld | Inhoud | Veldtype | Voorbeeld |
1 | Laatste twee cijfers van het jaar van formele aanvaar- ding van het douanevervoer (YY) | numeriek 2 | 97 |
2 | Code van het land van vertrek van het douanevervoer (landcode ISO Alpha-2) | alfabetisch 2 | IT |
3 | Unieke code voor de douanevervoerbeweging per jaar en land | alfanumeriek 13 | 9876AB8890123 |
4 | Controlecijfer | alfanumeriek 1 | 5 |
Veld 1 en 2: zie uitleg hierboven.
Veld 3: code voor de douanevervoerbeweging. De wijze waarop het veld wordt gebruikt, valt onder de verantwoordelijkheid van de nationale douaneautoriteiten, maar elke vervoerbeweging die in de loop van het jaar in het betreffende land is afgehandeld, dient een uniek nummer te krijgen. Nationale douaneautoriteiten die het identificatienummer van het douanekantoor in het MRN willen opnemen, kunnen de eerste zes tekens gebruiken om het nationale nummer van het douanekantoor in te voegen.
Veld 4: in dit veld moet een waarde worden ingevuld die een controlecijfer voor het gehele MRN is. Aan de hand van dit veld kunnen fouten bij het registreren van het gehele MRN worden opgespoord.
Het MRN wordt ook in de vorm van een streepjescode gedrukt, waarbij de standaard „code 128”, tekenset „B” wordt gebruikt.
2. Vak 3:
— eerste onderverdeling: serienummer van het huidige gedrukte blad,
— tweede onderverdeling: totaal aantal gedrukte bladen (inclusief lijst van artikelen),
— niet gebruiken als er slechts één goederenitem is.
3. In de ruimte rechts van vak 8:
Naam en adres van het douanekantoor waarnaar het terugzendingsexemplaar van het begeleidingsdocument voor douanevervoer moet worden teruggestuurd wanneer gebruik wordt gemaakt van de noodprocedure.
4. Vak C:
— naam van het kantoor van vertrek,
— identificatienummer van het kantoor van vertrek,
— datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer,
— naam en vergunningnummer van de toegelaten afzender (indien van toepassing).
5. Vak D:
— controleresultaat,
— de aangebrachte verzegeling of de aanduiding „– –” ter identificatie van de „Vrijstelling — 99201”,
— de vermelding „Verplichte route”, indien nodig.
Het begeleidingsdocument voor douanevervoer mag niet worden gewijzigd en aanvullingen of weglatingen mogen niet worden aangebracht tenzij in de overeenkomst anders is bepaald.
6. Formaliteiten tijdens het vervoer
Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde vermeldingen dienen te worden aangebracht op het begeleidingsdocument voor douanevervoer dat de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op dit document te worden vermeld. Zij mogen, mits op duidelijk leesbare wijze, met de hand worden aangebracht, met inkt en in blokletters.
De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de bevoegde autoriteiten van het land waar de overlading plaats vindt.
Indien de bevoegde autoriteiten van oordeel zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij het begeleidingsdocument voor douanevervoer.
De bevoegde autoriteiten van het kantoor van doorgang of van het kantoor van bestemming, naargelang van het geval, dienen de gegevens die op het begeleidingsdocument voor douanevervoer zijn vermeld, in het systeem in te voeren. Deze gegevens kunnen ook door de toegelaten geadresseerde worden ingevoerd.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
— Overladingen: vak 55 invullen Vak 55: Overladingen
De eerste drie regels van dit vak dienen door de vervoerder te worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of container worden overgeladen.
Wanneer evenwel goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de overeenkomstsluitende partijen de aangever toestaan dat vak 18 niet wordt ingevuld indien het logistieke patroon op de plaats van vertrek verhindert dat de identiteit en de nationaliteit van het vervoermiddel bij de opstelling van de aangifte voor douanevervoer worden vermeld, mits de overeenkomst- sluitende partijen ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
— Andere voorvallen: vak 56 invullen
Vak 56: Andere voorvallen tijdens het vervoer
Vak in te vullen overeenkomstig de voorschriften inzake douanevervoer.
Wanneer de goederen in of op een oplegger of aanhangwagen zijn geladen en het trekkende voertuig wordt tijdens het vervoer gewijzigd (zonder dat de goederen worden behandeld of overgeladen), dienen in dit vak tevens het registratienummer en de nationaliteit van het nieuwe trekkende voertuig te worden vermeld. In dergelijke gevallen is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.
BIJLAGE A5
MODEL VAN DE LIJST VAN ARTIKELEN
BIJLAGE A6
TOELICHTING EN NADERE GEGEVENS BETREFFENDE DE LIJST VAN ARTIKELEN
Wanneer een verzending uit meer dan één artikel bestaat, moet blad A van de lijst van artikelen altijd door het computersysteem worden afgedrukt en aan het begeleidingsdocument voor douanevervoer worden gehecht.
De hoogte van de vakken van de lijst van artikelen kan worden aangepast. De gegevens dienen als volgt te worden afgedrukt:
1. In het identificatievak (linkerbovenhoek):
a) lijst van artikelen;
b) volgnummer van het blad en het totale aantal bladen (inclusief het begeleidingsdocument voor douanevervoer).
2. KvVer: naam van het kantoor van vertrek.
3. Datum: datum van aanvaarding van de aangifte voor douanevervoer.
4. MRN: identificatienummer voor verzending („movement reference number”) als omschreven in bijlage A4.
5. De vakken voor de gegevens betreffende de artikelen moeten als volgt worden afgedrukt:
a) artikelnummer: volgnummer van het betrokken artikel;
b) regeling: indien de status voor alle goederen van de aangifte dezelfde is, wordt het vak niet ingevuld;
c) in geval van een gemengde zending wordt de daadwerkelijke status (T1, T2 of T2F) afgedrukt.
BIJLAGE B1
TE GEBRUIKEN CODES BIJ HET OPSTELLEN VAN AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER
A. Toelichting op de vakken
Vak 19: Container
De volgende codes zijn van toepassing:
0: niet in containers vervoerde goederen; 1: in containers vervoerde goederen.
Vak 27: Plaats van lading/lossing
Codes vast te stellen door de overeenkomstsluitende partijen.
Vak 33: Goederencode
Eerste deelvak
Vermelding van de uit ten minste zes cijfers bestaande code van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen waaronder de goederen zijn ingedeeld. In de Gemeenschap moet echter de achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur worden ingevuld indien dit volgens de wetgeving van de Gemeenschap is vereist.
Andere deelvakken
Vermelding van eventuele andere bijzondere codes van de overeenkomstsluitende partijen (onmiddellijk na het eerste deelvak).
Vak 51: Voorziene kantoren van doorgang (en land) Vermelding van de landen
De landcode is de ISO Alpha-2 lettercode (ISO 3166). De lijst van de toepasselijke codes is als volgt:
België BE
Bulgarije BG
Tsjechië CZ
Denemarken DK
Duitsland DE
Estland EE
Griekenland GR
Spanje ES
Frankrijk FR
Ierland IE
Italië IT
Cyprus CY
Letland LV
Litouwen LT
Hongarije HU
Luxemburg LU
Malta MT
Nederland NL
Oostenrijk AT
Xxxxx XX
Xxxxxxxx XX
Xxxxxxxx XX
Xxxxxxxx XX
Xxxxxxxxx XX
Xxxxxxx XX
Xxxxxx SE
Verenigd Koninkrijk GB
IJsland IS
Noorwegen NO
Zwitserland CH
Vak 53: Kantoor van bestemming (en land)
De codes voor vak 51 zijn van toepassing.
B. Code van de verwijzingen in de verschillende talen
Zie titel III van bijlage B6.
BIJLAGE B2
AANWIJZINGEN BIJ HET OPSTELLEN VAN DOCUMENTEN TEN BEWIJZE VAN HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN
A. Algemene bepalingen
1. Wanneer het volgens de overeenkomst noodzakelijk is het communautaire karakter van goederen aan te tonen, wordt gebruikgemaakt van een formulier dat overeenstemt met exemplaar 4 van het model in aanhangsel 1 van bijlage I bij de ED-overeenkomst of met exemplaar 4/5 van het model in aanhangsel 2 van bijlage I bij de ED-overeenkomst. Dit formulier wordt zo nodig aangevuld met een of meer formulieren die overeenstemmen met exemplaar 4 of met exemplaar 4/5 van het model in respectievelijk de aanhangsels 3 en 4 van bijlage I bij de ED-overeenkomst.
2. Slechts de in het bovenste gedeelte van het formulier onder de rubriek „Belangrijke opmerking” voorkomende vakken dienen door de belanghebbende te worden ingevuld.
3. De formulieren dienen met de schrijfmachine of door middel van een mechanografisch of soortgelijk procédé te worden ingevuld. Zij mogen ook op duidelijk leesbare wijze met de hand, met inkt en in blokletters worden ingevuld.
4. De formulieren mogen geen raderingen of overschrijvingen bevatten. Eventuele wijzigingen dienen te worden aangebracht door doorhaling van de onjuiste en, in voorkomend geval, toevoeging van de gewenste gegevens. Iedere aldus aangebrachte wijziging dient te worden goedgekeurd door degene die deze heeft aangebracht en dient door de bevoegde douaneautoriteiten te worden geviseerd. Deze kunnen zo nodig eisen dat een nieuwe aangifte wordt ingediend.
5. De niet gebruikte ruimten in de door de belanghebbende in te vullen vakken dienen te worden doorgehaald, zodat daar later niets aan kan worden toegevoegd.
B. Toelichting op de vakken
Vak 1: Aangifte
In het derde deelvak „T2L” of „T2LF” vermelden.
Wanneer aanvullende formulieren worden gebruikt, dient in het derde deelvak van vak 1 van het gebruikte formulier of de gebruikte formulieren „T2L bis” of „T2LF bis” te worden vermeld.
Vak 2: Afzender/exporteur
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen. Vermelding van de naam en voornaam of de handelsnaam en het volledige adres van de belanghebbende. Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de betrokken landen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de belanghebbende is toegekend). Bij groepagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat dit vak van de volgende vermelding wordt voorzien:
— Diversen — 99211
en dat de lijst van afzenders bij de aangifte wordt gevoegd.
Vak 3: Formulieren
Vermelding van het volgnummer van het formulier ten opzichte van het totale aantal gebruikte formulieren.
Voorbeelden: Wanneer het document T2L op één enkel formulier wordt opgesteld, het nummer 1/1 vermelden; wanneer het document T2L een aanvullend formulier T2L bis bevat, op het document T2L het nummer 1/2 en op het aanvullend formulier het nummer 2/2 vermelden; wanneer het document T2L twee aanvullende formulieren T2L bis bevat, op het document T2L het nummer 1/3, op het eerste formulier T2L bis het nummer 2/3 en op het tweede formulier T2L bis het nummer 3/3 vermelden.
Vak 4: Ladingslijsten
Vermelding van het aantal bijgevoegde ladingslijsten.
Vak 5: Artikelen
Vermelding van het totale aantal artikelen dat op het document T2L voorkomt.
Vak 14: Aangever/vertegenwoordiger
Vermelding van de naam of de handelsnaam en het volledige adres van de belanghebbende overeenkomstig de geldende bepalingen. Indien de belanghebbende tevens de in vak 2 vermelde afzender is, moet de volgende vermelding worden aangebracht:
— Afzender — 99213.
Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de betrokken landen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de belanghebbende is toegekend).
Vak 31: Merken en nummers — Aantal en soort der colli — Omschrijving van de goederen — Nummer van de container
Vermelding van merken, nummers, aantal en soort van de colli. Wanneer het onverpakte goederen betreft, wordt, naargelang van het geval, het aantal op het document aangegeven goederen vermeld of de volgende aantekening aangebracht:
— Los gestort — 99212.
Vermelding, in alle gevallen, van de gebruikelijke handelsbenaming in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren. Indien vak 33 „Goederencode” moet worden ingevuld, moet de benaming voldoende nauwkeurig zijn om de goederen te kunnen indelen. Dit vak dient tevens de gegevens te bevatten die uit hoofde van bijzondere voorschriften (bijvoorbeeld accijnzen) vereist zijn. Indien containers worden gebruikt, moeten in dit vak tevens de identificatiemerken van de containers worden vermeld.
Vak 32: Artikelnummer
Vermelding van het volgnummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen (zie vak 5) dat op het document T2L en de bijgevoegde aanvullende formulieren of ladingslijsten voorkomt.
Wanneer het document T2L slechts op één artikel betrekking heeft, kunnen de overeenkomstsluitende partijen bepalen dat dit vak niet behoeft te worden ingevuld. In dit geval moet in vak 5 het cijfer 1 worden ingevuld.
Vak 33: Goederencode
Dit vak behoeft op in een EVA-land opgestelde documenten T2L slechts te worden ingevuld indien de goederencode op de aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document voorkomt.
Vak 35: Brutomassa
Vermelding, in kilogram, van de brutomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De brutomassa is de massa van de goederen en van de verpakkingen, tezamen genomen, met uitzondering van containers en ander transportmaterieel.
Wanneer het document T2L op verschillende soorten goederen betrekking heeft, behoeft de totale brutomassa slechts in het eerste vak 35 te worden vermeld en behoeven de andere vakken 35 niet te worden ingevuld.
Vak 38: Nettomassa
In een EVA-land dient dit vak slechts te worden ingevuld indien de nettomassa op de aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document voorkomt. Vermelding, in kilogram, van de nettomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De nettomassa is de massa van de goederen zelf, zonder verpakking.
Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document
Vermelding van de aard, het nummer, de datum en het kantoor van afgifte van de aangifte of het voorgaande document aan de hand waarvan het document T2L is opgesteld.
Vak 44: Bijzondere vermeldingen/voorgelegde stukken/certificaten en vergunningen
In een EVA-land moet dit vak slechts worden ingevuld indien dit vak op de aangifte voor douanevervoer of het voorgaande document was ingevuld. Deze gegevens moeten op het document T2L worden overgenomen.
Vak 54: Plaats en datum, handtekening en naam van de aangever of zijn vertegenwoordiger
Behoudens eventuele bijzondere bepalingen over het gebruik van geautomatiseerde systemen dient het document T2L van de originele handtekening van de belanghebbende te worden voorzien, gevolgd door diens naam en voornaam. Wanneer de belanghebbende een rechtspersoon is, moet de ondertekenaar na zijn handtekening zijn naam en hoedanigheid vermelden.
C. Code van de verwijzingen in de verschillende talen
Zie titel III van bijlage B6.
BIJLAGE B3
CODES TE GEBRUIKEN BIJ HET OPSTELLEN VAN DOCUMENTEN TEN BEWIJZE VAN HET COMMUNAUTAIRE KARAKTER VAN GOEDEREN
A. Toelichting op de vakken
Vak 33: Goederencode
Eerste deelvak
Vermelding van de uit ten minste zes cijfers bestaande code van het geharmoniseerd systeem inzake de omschrijving en codering van goederen waaronder de goederen zijn ingedeeld. In de Gemeenschap moet echter de achtcijfercode van de gecombineerde nomenclatuur worden ingevuld indien dit volgens de wetgeving van de Gemeenschap is vereist.
Andere deelvakken
Vermelding van eventuele andere bijzondere codes van de overeenkomstsluitende partijen (onmiddellijk na het eerste deelvak).
B. Code van de verwijzingen in de verschillende talen
Zie titel III van bijlage B6.
BIJLAGE B4
LADINGSLIJST
Volgnummer
Merken, nummers, aantal en soort colli, omschrijving van de goederen
Land van verzending/uitvoer
Brutomassa (kg)
Voor de douane bestemd vak
(handtekening)
BIJLAGE B5
TOELICHTING BIJ DE LADINGSLIJST
TITEL I
ALGEMENE OPMERKINGEN
1. Definitie
De in artikel 7 van aanhangsel IIII bedoelde ladingslijst is een document dat de in deze bijlage omschreven kenmerken bezit.
2. Vorm van de ladingslijsten
2.1. Alleen de voorzijde van het formulier kan als ladingslijst worden gebruikt.
2.2. De ladingslijsten bestaan uit:
a) het opschrift „ladingslijst”;
b) een vak van 70 × 55 mm dat verdeeld is in een bovenvak van 70 × 15 mm en een ondervak van 70 × 40 mm;
c) uit kolommen die, achtereenvolgens, de volgende titel dragen:
— volgnummer,
— merken, nummers, aantal en soort colli, omschrijving van de goederen,
— land van verzending/uitvoer,
— brutomassa (kg),
— voor de douane bestemd vak.
De belanghebbenden kunnen de breedte van deze kolommen aan hun behoeften aanpassen. De kolom met het opschrift „Voor de douane bestemd vak” dient echter een breedte van ten minste 30 mm te hebben. De belanghebbenden kunnen voorts de andere dan de onder a), b) en c) genoemde ruimten vrij benutten.
2.3. Onmiddellijk onder de laatst vermelde gegevens dient een horizontale lijn te worden getrokken en dient de niet- benutte ruimte te worden doorgehaald om te voorkomen dat hier later nog gegevens worden toegevoegd.
TITEL II
IN DE VERSCHILLENDE RUBRIEKEN TE VERMELDEN GEGEVENS
1. Vak
1.1. Bovenste deelvak
Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, vermeldt de aangever in het bovenste deelvak „T1”, „T2” of „T2F”.
Wanneer de ladingslijst bij een document T2L wordt gevoegd, vermeldt de betrokkene in het bovenste deelvak „T2LF”.
1.2. Onderste deelvak
In dit deelvak moeten de gegevens voorkomen die zijn vermeld in punt 4 van de hiernavolgende titel III.
2. Kolommen
2.1. Volgnummer
Ieder artikel op de ladingslijst moet worden voorafgegaan door een volgnummer.
2.2. Merken, nummers, aantal en soort colli; omschrijving van de goederen
Wanneer de ladingslijst bij een aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd, worden in deze kolom de gegevens vermeld die overeenkomstig de bijlagen B1 en B6 van dit aanhangsel zijn vereist. De te vermelden gegevens zijn de gegevens die op de aangifte voor douanevervoer voorkomen in vak 31 „Colli en omschrijving van de goederen”, vak 44 „Bijzondere vermeldingen/Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen”, en eventueel vak 33
„Goederencode” en vak 38 „Nettomassa”.
Wanneer de ladingslijst bij een document T2L wordt gevoegd, worden in deze kolom de gegevens vermeld die overeenkomstig de bijlagen B2 en B3 van dit aanhangsel zijn vereist.
2.3. Land van verzending/uitvoer
Vermelding van de naam van het land waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.
2.4. Brutomassa (kg)
Vermelding van de gegevens van vak 35 van het enig document (zie de bijlagen B2 en B6 van dit aanhangsel).
TITEL III
GEBRUIK VAN DE LADINGSLIJSTEN
1. Het is niet mogelijk bij eenzelfde aangifte voor douanevervoer zowel aanvullende formulieren als ladingslijsten te voegen.
2. Bij het gebruik van ladingslijsten moeten vak 15 „Land van verzending/uitvoer”, vak 32 „Artikelnummer”, vak 33
„Goederencode”, vak 35 „Brutomassa (kg)”, vak 38 „Nettomassa (kg)” en eventueel vak 44 „Bijzondere vermeldingen/ Voorgelegde stukken/Certificaten en vergunningen” van het formulier van de aangifte voor douanevervoer worden doorgehaald en kan vak 31 „Colli en omschrijving van de goederen” niet worden ingevuld wat merken, nummers, aantal en soort colli en omschrijving van de goederen betreft. In vak 31 „Colli en omschrijving van de goederen” van de aangifte voor douanevervoer wordt verwezen naar het volgnummer en de afkorting van de verschillende ladingslijsten.
3. De ladingslijst moet in evenveel exemplaren worden voorgelegd als het formulier waarop hij betrekking heeft.
4. Bij de registratie van de aangifte voor douanevervoer wordt de ladingslijst van hetzelfde registratienummer voorzien als het formulier waarop hij betrekking heeft. Dit nummer moet met een stempel worden aangebracht waarin de naam van het kantoor van vertrek voorkomt, of moet met de hand worden aangebracht. In het laatste geval moet bij het nummer het stempel van het kantoor van vertrek worden geplaatst.
De ondertekening door een ambtenaar van het kantoor van vertrek is facultatief.
5. Wanneer verscheidene ladingslijsten bij eenzelfde formulier worden gevoegd dat in het kader van de T1- of T2-regeling wordt gebruikt, moet de aangever deze van volgnummers voorzien. Het aantal bijgevoegde ladingslijsten wordt in vak 4 „Ladingslijsten” van dit formulier vermeld.
6. De punten 1 tot en met 5 zijn van overeenkomstige toepassing wanneer de ladingslijst bij een document T2L wordt gevoegd.
BIJLAGE B6
AANWIJZINGEN BIJ HET OPSTELLEN VAN AANGIFTEN VOOR DOUANEVERVOER
TITEL I
Algemene opmerkingen
In het kader van de toepassing van artikel 22 van aanhangsel I moet het in aanhangsel 1 van bijlage I bij de ED-overeenkomst bedoelde formulier worden gebruikt om goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer te plaatsen overeenkomstig titel I van aanhangsel 3 van bijlage II bij de ED-overeenkomst.
Indien het verplicht is extra kopieën van de exemplaren van de aangifte voor douanevervoer op te stellen (met name op grond van artikel 12, lid 1, van deze overeenkomst of artikel 37, lid 4, van aanhangsel I), kan de aangever zo nodig aanvullende exemplaren of fotokopieën van die exemplaren gebruiken.
Deze aanvullende exemplaren of fotokopieën moeten door de aangever worden ondertekend, aan de bevoegde autoriteiten worden aangeboden en door deze autoriteiten worden geviseerd onder dezelfde voorwaarden als het enig document zelf. Onverminderd de bijzondere gegevens die moeten worden vermeld, moet op deze aanvullende exemplaren of fotokopieën worden aangegeven dat het kopieën betreft. Zij worden door de bevoegde autoriteiten aanvaard op dezelfde voet als de originele documenten, mits de kwaliteit en leesbaarheid ervan door deze autoriteiten bevredigend worden geacht.
TITEL II
TOELICHTING OP DE VAKKEN
I. Formaliteiten in het land van vertrek
Vak 1: Aangifte
In het derde deelvak dienen de onderstaande gegevens te worden vermeld:
1) voor goederen die onder de T2-regeling worden vervoerd: T2 of T2F
2) voor goederen die onder de T1-regeling worden vervoerd: T1
3) voor de in artikel 24 van aanhangsel I bedoelde zendingen: T
In dit geval dient de onbenutte ruimte achter de letter T te worden doorgehaald.
Vak 2: Afzender/exporteur
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen.
Vermelding van de naam en voornaam of de handelsnaam en het volledige adres van de belanghebbende. Wat het identificatienummer betreft, kan de toelichting door de overeenkomstsluitende partijen worden aangevuld (identificatienummer dat door de bevoegde autoriteiten om fiscale, statistische of andere redenen aan de belanghebbende is toegekend).
Bij groepagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat dit vak van de volgende vermelding wordt voorzien:
— Diversen — 99211.
en dat de lijst van afzenders bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.
Vak 3: Formulieren
Vermelding van het volgnummer van de set in het totale aantal gebruikte sets formulieren en aanvullende formulieren. Bijvoorbeeld: bij gebruik van één formulier en twee aanvullende formulieren wordt op het formulier het nummer 1/3, op het eerste aanvullende formulier het nummer 2/3 en op het tweede aanvullende formulier het nummer 3/3 vermeld.
Wanneer de aangifte slechts op één artikel betrekking heeft (dat wil zeggen wanneer één enkel vak „Omschrijving van de goederen” wordt ingevuld), dient in vak 3 niets te worden vermeld. In vak 5 dient dan slechts het cijfer 1 te worden vermeld.
Wanneer twee sets van vier exemplaren in plaats van één set van acht exemplaren worden gebruikt, worden deze geacht slechts één set te vormen.
Vak 4: Aantal ladingslijsten
Vermelding in cijfers van het aantal eventueel bijgevoegde ladingslijsten of het aantal door de bevoegde autoriteiten toegelaten lijsten van commerciële aard waarin de goederen zijn omschreven.
Vak 5: Artikelen
Vermelding van het totale aantal artikelen dat op de aangifte voor douanevervoer voorkomt.
Vak 6: Totaal colli
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen. Vermeld het totale aantal colli waaruit de betrokken zending bestaat.
Vak 8: Geadresseerde
Vermelding van de naam en voornaam of de handelsnaam en het volledige adres van de persoon of het bedrijf aan wie/waaraan de goederen zullen worden afgeleverd. Bij groepagevervoer kunnen de overeenkomstsluitende partijen toestaan dat in dit vak de voor vak 2 voorziene vermelding wordt aangebracht en dat de lijst van geadresseerden bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.
De overeenkomstsluitende partijen kunnen toestaan dat dit vak niet wordt ingevuld wanneer de geadresseerde buiten het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen is gevestigd.
Het identificatienummer behoeft in dit stadium niet te worden vermeld.
Vak 15: Land van verzending/uitvoer Vak 15a
Vermelding van de naam van het land waaruit de goederen worden verzonden/uitgevoerd.
Vak 17: Land van bestemming Vak 17a
Vermelding van de naam van het betrokken land.
Vak 18: Identiteit en nationaliteit van het vervoermiddel bij vertrek
Vermelding van de identiteit, bijvoorbeeld het (de) registratienummer(s) of de naam van het (de) vervoermid- del(en) (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig) waarop of waarin de goederen zijn geladen wanneer zij bij het kantoor van vertrek worden aangebracht, gevolgd door de nationaliteit van dit vervoermiddel (of van het vervoermiddel waarmee het geheel wordt voortbewogen indien er meer dan één vervoermiddel is) met behulp van de daartoe voorgeschreven codes. Bijvoorbeeld, indien een trekkend voertuig en een aanhangwagen met verschillend registratienummer worden gebruikt, zowel het registratienummer van het trekkend voertuig als dat van de aanhangwagen vermelden, alsmede de nationaliteit van het trekkend voertuig.
Wanneer evenwel goederen worden vervoerd in containers die bestemd zijn om op wegvoertuigen te worden geladen, mogen de bevoegde autoriteiten de aangever toestaan dat dit vak niet wordt ingevuld indien het logistieke patroon op de plaats van vertrek verhindert dat de identiteit en de nationaliteit van het vervoermiddel bij de opstelling van de aangifte voor douanevervoer worden vermeld, mits de overeenkomstsluitende partijen ervoor kunnen zorgen dat de juiste gegevens betreffende het vervoermiddel achteraf in vak 55 worden ingevuld.
Bij vervoer via vaste transportinrichtingen worden registratienummer en nationaliteit niet vermeld. Bij vervoer per spoor wordt de nationaliteit niet vermeld.
In andere gevallen is de nationaliteit een facultatief gegeven voor de overeenkomstsluitende partijen.
Vak 19: Container(s) (Ctr)
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen.
Vermelding, met behulp van de daartoe voorgeschreven codes, van de gegevens over de vermoedelijke situatie bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, zoals deze bij plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer be- kend is.
Vak 21: Identiteit en nationaliteit van het grensoverschrijdende actieve vervoermiddel
Voor de overeenkomstsluitende partijen een facultatief vak wat de identiteit betreft. Verplicht vak wat de nationaliteit betreft.
Voor vervoer per spoor of via vaste transportinrichtingen worden nationaliteit en registratienummer evenwel niet vermeld.
Vermelding van de aard (vrachtwagen, vaartuig, wagon, vliegtuig), gevolgd door de identiteit, bijvoorbeeld het registratienummer of de naam van het actieve vervoermiddel (dat wil zeggen het vervoermiddel dat voor de voortbeweging zorgt) dat vermoedelijk bij het overschrijden van de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert zal worden gebruikt, gevolgd door de code van de nationaliteit van dit actieve vervoermiddel zoals deze bij de plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend is.
Bij gecombineerd vervoer of indien meer dan één vervoermiddel wordt gebruikt, is het voertuig dat het geheel voortbeweegt, het actieve vervoermiddel (voorbeeld: bij een vrachtwagen op een schip is het schip het actieve vervoermiddel, bij trekker en aanhangwagen is dat de trekker).
Vak 25: Vervoerwijze aan de grens
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen.
Vermelding, met behulp van de daartoe voorgeschreven codes, van de vervoerwijze van het actieve vervoermiddel waarmee de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, vermoedelijk zullen verlaten.
Vak 27: Plaats van lading
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen.
Vermelding, eventueel in code, van de plaats, zoals bij plaatsing van de goederen onder de regeling gemeenschappelijk douanevervoer bekend, waar de goederen op of in het actieve vervoermiddel worden geladen waarmee zij de grens van de overeenkomstsluitende partij waaronder het kantoor van vertrek ressorteert, zullen overschrijden.
Vak 31: Colli en omschrijving van de goederen — Merken en nummers — Container(s) nr(s). — Aantal en soort
Vermelding van merken, nummers, aantal en soort van de colli. Wanneer het onverpakte goederen betreft, wordt, naargelang van het geval, het aantal aangegeven goederen vermeld of wordt de volgende aantekening aangebracht:
— Los gestort — 99212.
Vermelding, in alle gevallen, van de gebruikelijke handelsbenaming in voldoende nauwkeurige termen om de goederen te kunnen identificeren. Indien vak 33 „Goederencode” moet worden ingevuld, moet de benaming voldoende nauwkeurig zijn om de goederen te kunnen indelen. Dit vak dient tevens de gegevens te bevatten die uit hoofde van bijzondere voorschriften (bijvoorbeeld accijnzen) vereist zijn. Indien containers worden gebruikt, moeten in dit vak tevens de identificatiemerken van de containers worden vermeld.
Vak 32: Artikelnummer
Vermelding van het volgnummer van het betrokken artikel ten opzichte van het totale aantal artikelen dat met de gebruikte formulieren is aangegeven zoals in vak 5 vermeld.
Wanneer de aangifte slechts op één enkel artikel betrekking heeft, kunnen de overeenkomstsluitende partijen bepalen dat dit vak niet behoeft te worden ingevuld; in vak 5 wordt in dit geval het cijfer 1 ingevuld.
Vak 33: Goederencode
Dit vak moet worden ingevuld wanneer:
— de aangifte voor douanevervoer, door dezelfde persoon, gelijktijdig met of in vervolg op een douaneaangifte wordt opgesteld waarop de goederencode is vermeld, of
— wanneer de aangifte voor douanevervoer betrekking heeft op goederen op de overeenkomstig artikel 1, lid 3, van aanhangsel I bekendgemaakte lijst.
Vermelding van de code waaronder de betrokken goederen zijn ingedeeld.
Dit vak moet ook worden ingevuld op T2- en T2F-aangiften die in een EVA-land zijn opgesteld, doch uitsluitend indien op de voorafgaande aangifte voor douanevervoer de goederencode is vermeld.
In dat geval wordt de code vermeld die op de exemplaren van die aangifte voorkomt. In de andere gevallen is het gebruik van dit vak facultatief.
Vak 35: Brutomassa
Vermelding, in kilogram, van de brutomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven. De brutomassa is de massa van de goederen en van de verpakkingen, tezamen genomen, met uitzondering van containers en ander transportmaterieel.
Wanneer de aangifte op verschillende soorten goederen betrekking heeft, behoeft de totale brutomassa slechts in het eerste vak 35 te worden vermeld en behoeven de andere vakken 35 niet te worden ingevuld.
Vak 38: Nettomassa
Facultatief vak voor de overeenkomstsluitende partijen. Vermelding, in kilogram, van de nettomassa van de goederen die in het overeenkomstige vak 31 zijn omschreven.
De nettomassa is de massa van de goederen zelf, zonder verpakking.
Vak 40: Summiere aangifte/voorafgaand document
Verwijzing naar de voorafgaande douanebestemming of de desbetreffende documenten. Bij meer dan een verwijzing kunnen de overeenkomstsluitende partijen bepalen dat dit vak van de volgende vermelding wordt voorzien:
— Diversen — 99211
en toestaan dat de lijst van verwijzingen bij de aangifte voor douanevervoer wordt gevoegd.
Vak 44: Bijzondere vermeldingen, voorgelegde stukken, certificaten en vergunningen
Vermelding van de gegevens die zijn vereist uit hoofde van bijzondere voorschriften van het land van verzending/ uitvoer en van de referentienummers van de documenten die ter staving van de aangifte zijn overgelegd (bijvoorbeeld: registratienummers van controle-exemplaren T5, nummers van uitvoervergunningen, gegevens over de veterinaire en fytosanitaire voorschriften, het nummer van het cognossement enz.). Het deelvak
„Code BV” behoeft niet te worden ingevuld.
Vak 50: Aangever en gevolmachtigde, plaats, datum en handtekening
Vermelding van de naam en voornaam of de handelsnaam en het volledige adres van de aangever alsmede, in voorkomend geval, het identificatienummer dat hem door de bevoegde autoriteiten is toegekend. Vermelding, in voorkomend geval, van de naam en voornaam of de handelsnaam van de gevolmachtigde die voor de aangever ondertekent.
Behoudens eventuele bijzondere bepalingen over het gebruik van geautomatiseerde systemen moet op het door het kantoor van vertrek te bewaren exemplaar de originele handtekening van de belanghebbende voorkomen. Wanneer deze een rechtspersoon is, moet de ondertekenaar na zijn handtekening zijn naam, voornaam en hoedanigheid vermelden.
Vak 51: Voorziene kantoren van doorgang (en land)
Vermelding van het voorziene kantoor van binnenkomst in elke overeenkomstsluitende partij over het grondgebied waarvan de goederen zullen worden vervoerd of, indien het vervoer over een ander grondgebied dan dat van de overeenkomstsluitende partijen zal plaatsvinden, van het kantoor van uitgang via hetwelk de goederen het grondgebied van de overeenkomstsluitende partijen zullen verlaten. De kantoren van doorgang zijn vermeld in de lijst van kantoren die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer. Na de naam van het kantoor de code van het betrokken land vermelden.
Vak 52: Zekerheid
Vermelding, in de daartoe vastgestelde codes, van de soort zekerheid of van het feit dat ontheffing van zekerheidstelling is verleend en vervolgens, voor zover nodig, het nummer van het certificaat van doorlopende zekerheidstelling of van ontheffing van zekerheidstelling of het nummer van het bewijs van zekerheidstelling per aangifte en, eventueel, het kantoor van zekerheidstelling.
Indien de doorlopende zekerheid, de ontheffing van zekerheidstelling of de zekerheid per aangifte door middel van borgstelling niet voor alle overeenkomstsluitende partijen geldig is, dient (dienen) na „zekerheid niet geldig voor” de betrokken overeenkomstsluitende partij(en) in de daartoe vastgestelde codes te worden vermeld.
Vak 53: Kantoor van bestemming (en land)
Vermelding van het kantoor waar de goederen moeten worden aangebracht om het douanevervoer te beëindigen. De kantoren van bestemming zijn vermeld in de lijst van kantoren (op de Europa-website) die bevoegd zijn voor gemeenschappelijk douanevervoer.
Na de naam van het kantoor de code van het betrokken land vermelden.
II. Formaliteiten tijdens het vervoer
Het is mogelijk dat tussen het tijdstip waarop de goederen het kantoor van vertrek verlaten en het tijdstip waarop zij bij het kantoor van bestemming aankomen, bepaalde gegevens dienen te worden vermeld op de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer die de goederen vergezelt. Deze gegevens hebben betrekking op het vervoer en dienen naarmate het vervoer wordt afgewikkeld, door de vervoerder die verantwoordelijk is voor het vervoermiddel waarop of waarin de goederen zijn geladen, op die exemplaren te worden vermeld. Zij mogen op leesbare wijze met de hand worden aangebracht, met inkt en in blokletters.
De volgende gevallen kunnen zich voordoen:
— Overladingen: vak 55 invullen.
Vak 55: Overladingen
De eerste drie regels van dit vak dienen door de vervoerder te worden ingevuld wanneer de goederen tijdens het vervoer op of in een ander vervoermiddel of container worden overgeladen.
De vervoerder kan de goederen pas overladen nadat hij hiervoor toestemming heeft verkregen van de bevoegde autoriteiten van het land waar de overlading plaats vindt.
Wanneer deze van oordeel zijn dat het gemeenschappelijk douanevervoer, eventueel na het nemen van de nodige maatregelen, op normale wijze kan worden voortgezet, viseren zij de exemplaren 4 en 5 van de aangifte voor douanevervoer.
— Andere voorvallen: vak 56 invullen.
Vak 56: Andere voorvallen tijdens het vervoer
Vak in te vullen overeenkomstig de voorschriften inzake douanevervoer
Wanneer de goederen in of op een oplegger of aanhangwagen zijn geladen en het trekkende voertuig wordt tijdens het vervoer gewijzigd (zonder dat de goederen worden behandeld of overgeladen), dienen in dit vak tevens het registratienummer en de nationaliteit van het nieuwe trekkende voertuig te worden vermeld. In dergelijke gevallen is visering door de bevoegde autoriteiten niet vereist.
TITEL III
VERWIJZINGEN IN DE VERSCHILLENDE TALEN MET BIJBEHORENDE CODE
Vermeldingen in de verschillende taalversies | Code |
— BG Ограничена валидност — CS Omezená platnost — DA Begrænset gyldighed — DE Beschränkte Geltung — EE Piiratud kehtivus — EL Περιορισμένη ισχύς — ES Validez limitada — FR Validité limitée — IT Validità limitata — LV Ierobežots derīgums — LT Galiojimas apribotas — HU Korlátozott érvényű — MT Validità limitata — NL Beperkte geldigheid — PL Ograniczona ważność — PT Validade limitada — RO Validitate limitată — SL Omejena veljavnost — SK Obmedzená platnosť — FI Voimassa rajoitetusti — SV Begränsad giltighet — EN Limited validity — IS Takmarkað gildissvið — NO Begrenset gyldighet | Beperkte geldigheid — 99200 |
— BG Освободено — CS Osvobození — DA Fritaget — DE Befreiung — EE Loobumine — EL Απαλλαγή — ES Dispensa — FR Dispense — IT Dispensa — LV Derīgs bez zīmoga — LT Leista neplombuoti — HU Mentesség — MT Tneħħija — NL Vrijstelling — PL Zwolnienie — PT Dispensa — RO Dispensă — SL Opustitev — SK Oslobodenie — FI Vapautettu — SV Befrielse — EN Waiver — IS Undanþegið — NO Fritak | Vrijstelling — 99201 |
Vermeldingen in de verschillende taalversies | Code | |
— BG — CS — DA — DE — EE — EL — ES — FR — IT — LV — LT — HU — MT — NL — PL — PT — RO — SL — SK — FI — SV — EN — IS — NO | Алтернативно доказателство Alternativní důkaz Alternativt bevis Alternativnachweis Alternatiivsed tõendid Εναλλακτική απόδειξη Prueba alternativa Preuve alternative Prova alternativa Alternatīvs pierādījums Alternatyvusis jrodymas Alternatív igazolás Prova alternattiva Alternatief bewijs Alternatywny dowód Prova alternativa Probă alternativă Alternativno dokazilo Alternatívny dôkaz Vaihtoehtoinen todiste Alternativt bevis Alternative proof Önnur sönnun Alternativt bevis | Alternatief bewijs — 99202 |
— BG — CS | Различия: митническо учреждение, където стоките са представени (наименование и страна) Nesrovnalosti: úřad, kterému bylo zboží předloženo …..(název a země) | Verschillen: kantoor waar de goe- deren zijn aangebracht …… (naam en land) — 99203 |
— DA | Forskelle: det sted, hvor varerne blev frembudt …… (navn og land) | |
— DE | Unstimmigkeiten: Stelle, bei der die Gestellung erfolgte …… (Name und Land) | |
— EE Erinevused: asutus, kuhu kaup esitati (nimi ja riik) | ||
— EL Διαφορές: εμπορεύματα προσκομισθέντα στο τελωνείο …… (Όνομα και χώρα) | ||
— ES Diferencias: mercancías presentadas en la oficina …… (nombre y país) | ||
— FR Différences: marchandises présentées au bureau …… (nom et pays) | ||
— IT Differenze: ufficio al quale sono state presentate le merci …… (nome e paese) | ||
— LV Atšķirības: muitas iestāde, kurā preces tika uzrādītas (nosaukums un valsts) | ||
— LT Skirtumai: jstaiga, kuriai pateiktos prekės (pavadinimas ir valstybė) | ||
— HU Eltérések: hivatal, ahol az áruk bemutatása megtörtént …… (név és ország) | ||
— MT Differenzi: uffiċċju fejn l-oġġetti kienu ppreżentati (isem u pajjiż) | ||
— NL Verschillen: kantoor waar de goederen zijn aangebracht …… (naam en land) | ||
— PL Niezgodności: urząd w którym przedstawiono towar …… (nazwa i kraj) | ||
— PT Diferenças: mercadorias apresentadas na estãncia …… (nome e país) | ||
— RO Diferenţe: mărfuri prezentate la biroul vamal …..(nume şi ţara) | ||
— SL Razlike: urad, pri katerem je bilo blago predloženo … (naziv in država) | ||
— SK Xxxxxxxxxxxxx: xxxx, xxxxxxx xxx xxxxx xxxxxx …… (xxxxx a krajina). | ||
— FI Muutos: toimipaikka, jossa tavarat esitetty …… (nimi ja maa) | ||
— SV Avvikelse: tullkontor där varorna anmäldes …… (namn och land) | ||
— EN Differences: office where goods were presented …… (name and country) | ||
— IS Breying: tollstjóraskrifstofa þar sem vörum var framvísað …… (nafn og land) | ||
— NO Forskjell: det tollsted hvor varene ble fremlagt …… (navn og land) |
Vermeldingen in de verschillende taalversies | Code |
— BG Излизането от подлежи на ограничения или такси съгласно Регламент/Директива/Решение № … — CS Výstup ze podléhá omezením nebo dávkám podle nařízení/ směrnice/rozhodnutí č … — DA Udpassage fra undergivet restriktioner eller afgifter i henhold til forordning/direktiv/afgørelse nr. ... — DE Ausgang aus ..- gemäß Verordnung/Richtlinie/Beschluss Nr. ... Beschränkungen oder Abgaben unterworfen. — EE Väljumine on aluseks piirangutele ja/või maksudele vastavalt määrusele/direktiivile/otsusele nr.. — EL Η έξοδος από υποβάλλεται σε περιοριορισμούς ή σε επιβαρύνσεις από τον Κανονισμό/την Οδηγία/την Απόφαση αριθ. … — ES Salida de sometida a restricciones o imposiciones en virtud del (de la) Reglamento/Directiva/Decisión no ... — FR Sortie de soumise à des restrictions ou à des impositions par le règlement ou la directive/décision no ... — IT Uscita dalla soggetta a restrizioni o ad imposizioni a norma del(la) regolamento/direttiva/decisione n. ... — LV Izvešana no , piemērojot ierobežojumus vai maksājumus saskaņā ar Regulu/Direktīvu/Lēmumu No…, — LT Išvežimui iš taikomi apribojimai arba mokesčiai, nustatytiRe- glamentu/Direktyva/Sprendimu Nr.…, — HU A kilépés………. területéről a rendelet/irányelv/határozat szerinti korlátozás vagy teher megfizetésének kötelezettsége alá esik — MT Ħruġ mill- suġġett għall-restrizzjonijiet jew ħlasijiet taħt Regola/Direttiva/Deċiżjoni Nru… — NL Bij uitgang uit de zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr van toepassing. — PL Wyprowadzenie z podlega ograniczeniom lub opła- tom zgodnie z rozporządzeniem/dyrektywą/decyzją nr … — PT Saída da sujeita a restrições ou a imposições pelo(a) Regulamento/Directiva/Decisão n.o ... — RO Ieşire din. supusă restricţiilor sau impunerilor în temeiul Regula- mentului/Directivei/Deciziei nr … — SL Iznos iz zavezan omejitvam ali obveznim dajatvam na podlagi uredbe/direktive/odločbe št … — SK Výstup z. podlieha obmedzeniam alebo platbám podľa nariadenia/smernice/rozhodnutia č …. — FI vientiin sovelletaan asetuksen/direktiivin ./päätöksen N:o ... mukaisia rajoituksia tai maksuja — SV Utförsel från underkastad restriktioner eller avgifter i enlighet med förordning/direktiv/beslut nr ... — EN Exit from subject to restrictions or charges under Regulation/Directive/Decision No ... — IS Xxxxxxxxxxxx xxx xxx xxxxxxxxxxx xxx xxxxxxx xxxxxxxx xxxxxxxxx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxx xx. ……. — NO Utførsel fra underlagt restriksjoner eller avgifter i henhold til forordning/direktiv/vedtak nr. …. | Bij uitgang uit zijn de beperkingen of heffingen van Verordening/Richtlijn/Besluit nr. ... van toepassing — 99204 |