SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
SCHEIDSGERECHT GEZONDHEIDSZORG
Arbitraal vonnis van 7 januari 2019 Kenmerk: SG KG 18/21
Het Scheidsgerecht, samengesteld als volgt:
mr. H.F.M. Xxxxxxx, wonende te Den Haag, voorzitter, bijgestaan door xx. X. Xxxxxxxx, griffier,
heeft het navolgende vonnis gewezen in het kort geding van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid A., gevestigd te Z.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid B., gevestigd te Y.,
eisers,
gemachtigde: mr. R.J. Xxxxxxxxx, tegen:
de coöperatie C., gevestigd te X., verweerster,
gemachtigde: xx. X. xxx Xxxxxx.
Partijen worden hierna aangeduid als eisers (afzonderlijk: eiseres 1 en eiseres 2) en verweer- ster.
1. De procedure
1.1 Eisers hebben met een brief van 7 december 2018 van hun gemachtigde dit kort geding aanhangig gemaakt. Met een memorie van eis van diezelfde datum hebben zij verzocht dat het Scheidsgerecht bij arbitraal vonnis in kort geding, voor zoveel mogelijk uitvoer- baar bij voorraad:
1) het tussen partijen overeengekomen non-concurrentiebeding met betrekking tot eisers, geheel of gedeeltelijk schorst, althans geheel of gedeeltelijk buiten wer- king stelt op een door het Scheidsgerecht in goede justitie te bepalen wijze welke tot gevolg heeft dat het non-concurrentiebeding hen niet belemmert om vanaf 1 januari 2019, althans vanaf een door het Scheidsgerecht in goede justitie te bepa- len datum werkzaamheden voor D. te verrichten;
2) verweerster veroordeelt om te gehengen en te gedogen dat eisers vanaf 1 januari 2019 werkzaamheden voor D. gaan verrichten;
3) verweerster veroordeelt in de kosten van de procedure, met voorwaardelijke ver- oordeling van verweerster in de wettelijke rente over de uit te spreken kosten- veroordeling, indien en voor zover betaling van de proceskostenveroordeling niet binnen twee dagen na betekening van het te wijzen vonnis heeft plaatsgevonden.
Bij deze memorie zijn tien producties (genummerd 1-10) gevoegd.
1.2 Met een brief van 13 december 2018 heeft de gemachtigde van xxxxxx een nadere pro- ductie (genummerd 11) ingezonden.
1.3 Verweerster heeft met een brief van 13 december 2018 een productie (genummerd 1) ingezonden.
1.4 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden te Utrecht op 18 december 2018. Aan de zijde van eisers waren aanwezig: E. en F. (bestuurders van eiseres 1 respectieve- lijk eiseres 2), met de gemachtigde. Aan de zijde van verweerster waren aanwezig haar bestuurders G. (anesthesioloog) en H. (anesthesioloog-pijnspecialist), met de gemach- tigde. De gemachtigden hebben het woord gevoerd mede aan de hand van pleitaante- keningen, die aan het Scheidsgerecht zijn overgelegd. Verweerster heeft geconclu- deerd tot afwijzing dan wel niet-ontvankelijkverklaring van de vorderingen, met ver- oordeling van eisers in de kosten van de procedure, waaronder de kosten van rechtsbij- stand, uitvoerbaar bij voorraad.
1.5 Aan het einde van de mondelinge behandeling hebben partijen verklaard de mogelijk- heid van een minnelijke regeling nader te onderzoeken. Nadien heeft elk van de ge- machtigden aan het Scheidsgerecht bericht dat er geen regeling is tot stand gekomen en dat partijen een vonnis wensen. Met een e-mailbericht van 22 december 2018 heeft het Scheidsgerecht aan partijen meegedeeld dat het vonnis op of kort na 7 januari 2019 zal worden verstuurd.
2. Enkele vaststaande feiten
2.1 Eiseres 1 is de praktijkvennootschap van E. (”E.”) en eiseres 2 is de praktijkvennoot- schap van F. (“F.”). E. en F. zijn anesthesiologen en waren tot 1 januari 2019 middellijk, via eisers (hun respectieve praktijkvennootschappen), lid van verweerster. Tot diezelfde datum waren zij als medisch specialist werkzaam in het ziekenhuis I. (“het ziekenhuis”). Hun werkzaamheden omvatten de anesthesiologie bij hartoperaties, niet de pijnbe- strijding. Verweerster is een van de medisch-specialistische bedrijven waarmee het zie- kenhuis samenwerkingsovereenkomsten heeft gesloten.
2.2 Het ziekenhuis heeft een zogeheten topklinische status. Het heeft een bovenregionale functie, met X. als hoofdlocatie en nevenlocaties in W., V.en Y.. Verweerster heeft als hoofdlocatie het ziekenhuis (te X.) en heeft nevenlocaties op andere plaatsen in X. en voorts in U. en T..
2.3 In de statuten van verweerster is – voor zover in deze procedure relevant – onder meer het volgende bepaald (waarbij verweerster wordt aangeduid als de coöperatie).
“DOEL EN MIDDELEN
Artikel 3
1. Het doel van de coöperatie is het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid alsmede de continuïteit en toegankelijkheid van de integrale anesthesiologi- sche zorg- en dienstverlening in (primair) X. en haar omringende gemeenten door overeenkomsten met haar leden te (doen) sluiten in het (medisch speci- alistisch) bedrijf dat zij te dien einde ten behoeve van haar leden uitoefent of doet uitoefenen”.
“EINDE VAN HET LIDMAATSCHAP
Artikel 5
1. Het lidmaatschap van de coöperatie eindigt:
a. indien de door het lid gesloten ledenovereenkomst eindigt; (…)
e. door schriftelijke opzegging bij aangetekende brief door het lid; (…)
2. Opzegging van het lidmaatschap door het lid kan slecht schriftelijk geschie-
den tegen het einde van een boekjaar en met inachtneming van een opzeg- termijn van tenminste drie maanden. (…)”.
2.4 De verhouding tussen eisers en verweerster (“de coöperatie”) is bepaald door een le- denovereenkomst (“de ledenovereenkomst”), waaraan ook E. en F. zich in privé hebben gebonden. De ledenovereenkomst houdt, voor zover hier relevant, het volgende in.
“in aanmerking nemende:
a. De Coöperatie exploiteert een medisch specialistisch bedrijf dat ten doel heeft het bevorderen van de kwaliteit en veiligheid alsmede de continuïteit en toegankelijkheid van anesthesiologische zorg- en dienstverlening in (pri- mair) X. en haar omliggende gemeenten”.
“ 10. Duur en opzegging
1. De onderhavige Overeenkomst alsmede de toetreding van het Lid worden, met ingang van 1 januari 2015, aangegaan voor onbepaalde tijd en eindigt: (…)
i. door beëindiging van het lidmaatschap van het Lid per de datum waarop het lidmaatschap eindigt
(…)
6. Opzegging of ontbinding van deze Overeenkomst aan de zijde van het Lid is gedurende het voortduren van het Lidmaatschap van het Lid uitgesloten. Het Lid kan deze Overeenkomst slechts (doen) beëindigingen door opzeg- ging van het lidmaatschap”.
“11. Non-concurrentie en geheimhouding
(…)
3. Na het beëindiging van deze Overeenkomst onthouden het Lid en de Medisch specialist zich gedurende twee jaren van directe of indirecte par- ticipatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van de
Coöperatie. Daarvan is in ieder geval sprake indien het Lid of de Medisch specialist zich gedurende genoemde termijn binnen het adherentiegebied van de Coöperatie vestigen. Het Lid en de Medisch Specialist zullen in elk geval gedurende deze termijnen niet actief werven onder patiënten uit de overgedragen praktijk.
4. Bij overtreding van het in de vorige leden bepaalde, zijn het Lid en de Medisch specialist hoofdelijk verplicht om aan de Coöperatie een direct opeisbare boete te betalen van € 2.500,=, vermeerderd met € 1.000 voor elke dag of halve dag dat de overtreding voortduurt, met een maximum van zestig duizend euro (€ 60.000,=), onverminderd het recht van de Co- öperatie op vergoeding van schade.”
“12. Geschillenregeling
1. Indien tussen partijen een geschil mocht ontstaan naar aanleiding van de onderhavige overeenkomst of daarmee samenhangende overeenkom- sten, dan zullen partijen eerst trachten dit geschil in goed onderling over- leg, zo nodig door middel van een mediator, op te lossen.
2. Indien een geschil niet overeenkomstig het bepaalde in lid 1 van dit arti- kel door partijen in onderling overleg wordt opgelost, zal dat geschil worden beslecht door het Scheidsgerecht Gezondheidszorg overeenkom- stig zijn alsdan geldende reglement.”
2.5 Op 25 september 2018 hebben X. en F. het lidmaatschap (via eisers) van verweerster opgezegd in verband met hun voornemen om per 1 januari 2019 anesthesiologische werkzaamheden te gaan verrichten ten behoeve van de besloten vennootschap D. (“D.”) op locaties te S. en T. xxx xx X. (“J.”). Verweerster levert geen anesthesiologische zorg of diensten aan D.. De door verweerster geleverde anesthesiologische zorg en diensten betreffen voor ongeveer 10% de orthopedie.
2.6 Op 25 september 2018 hebben X. en F. elk, namens eiseres 1 respectievelijk eiseres 2, tevens een brief aan verweerster en de andere leden van verweerster gestuurd. Deze brief heeft onder meer de volgende inhoud:
“Hierbij zeg ik, namens [eiseres 1 respectievelijk eiseres 2], haar lidmaatschap van [verweerster], hierna ook te noemen: “de coöperatie”, met inachtneming van de in artikel 5 lid 2 van de Oprichtingsakte genoemde opzegtermijn van drie maanden, op tegen het einde van dit boekjaar, derhalve met ingang van 1 ja- nuari 2019.
De beëindiging van haar lidmaatschap van de coöperatie leidt, op grond van ar- tikel 10 lid 1 sub h en artikel 6 van de Ledenovereenkomst, tevens tot de beëin- diging van de Ledenovereenkomst met ingang van 1 januari 2019. Voor zover nodig zeg ik volledigheidshalve hierbij ook de Ledenovereenkomst, zowel na- mens [eiseres 1 respectievelijk eiseres 2] als namens mijzelf (…), op per 1 ja- nuari 2019.
(…)”
2.7 Met een brief van 15 november 2018 heeft de gemachtigde van verweerster namens deze aan eisers onder meer het volgende bericht:
“De Coöperatie stelde mij op de hoogte van uw opzegging bij brief van 25 sep- tember jl. namens [eiseres 1 respectievelijk eiseres 2], van haar lidmaatschap van de Coöperatie met ingang van 1 januari 2019, waarmee eveneens de beëin- diging van de Ledenovereenkomst per dezelfde datum wordt beoogd.
De reden van de opzegging van het lidmaatschap van de Coöperatie en de beëin- diging van de Ledenovereenkomst is gelegen in uw aansluiting bij D.. D. wil zich met ingang van 1 januari 2019 binnen de muren van [J.] door eigen anesthesiolo- gen laten ondersteunen.
Vooruitlopend op 1 januari 2019, breng ik u middels deze brief, alvast de gemaak- te afspraken in herinnering, waaronder in het bijzonder het non- concurrentiebeding in artikel 11 lid 3 en 4 van de Ledenovereenkomst. Dit om eventuele misverstanden te voorkomen.
Een aansluiting bij D. op de wijze als voorzien, houdt in dat u het non- concurrentiebeding schendt, als gevolg waarvan u een direct opeisbare boete aan de Coöperatie bent verschuldigd.
Namens de Coöperatie geef ik u hierbij te kennen dat zij deze boete tot het maximum van € 60.000,- opeist, onverminderd het recht op vergoeding van schade.”
2.8 In een e-mail aan de gemachtigde van eisers heeft de gemachtigde van verweerster dit standpunt als volgt nader toegelicht:
“De aansluiting bij D. op de wijze als voorzien, houdt in dat uw cliënten het non- concurrentie beding schenden, en cliënten aldus aanspraak kunnen maken op de direct opeisbare boete en een schadevergoeding. Op het moment dat uw cliënten in een veel eerder stadium juridische advies inwonnen, zoals zij in de ledenverga- dering van 16 september jl. hebben aangegeven, en zij op dat moment ook hun opzeggingen deden, had hen bekend kunnen en moeten zijn, dat cliënten betref- fende boete en schadevergoeding zouden kunnen opeisen. In het geval uw cliën- ten voor hun opzeggingen zekerheid hadden willen hebben, dat cliënten dat na zouden laten, hadden zij met cliënten in gesprek kunnen en moeten gaan over hun voornemen tot aansluiting. Dat is niet gebeurd. Uw cliënten hebben in plaats daarvan, cliënten in desbetreffende ledenvergadering met hun opzeggingen voor het blok gezet. Ook overigens is in diezelfde vergadering door het bestuur van de Coöperatie al aan uw cliënten te verstaan gegeven, dat juridisch advies zou wor- den ingewonnen om de gang van zaken en mede de relatie tot het non- concurrentie beding de toetsen.
Adherentiegebied
Evident concurreert D. met het zorgaanbod van [het ziekenhuis]. Zelfs in de lo- kale krant (K.) probeert D. patiënten uit het zorgaanbod van [het ziekenhuis] te werven met de slogan “vandaag opereren, vandaag naar huis”. De lezers wonen op korte afstand van het X.xx Ziekenhuis en waren anders met zekerheid naar [het ziekenhuis] gegaan.
De stellingname dat het adherentiegebied van een ziekenhuis zich beperkt tot de muren van het ziekenhuis is onzinnig te noemen. De patiënten die gebruik maken van de medische zorg van het ziekenhuis komen immers van buiten de muren van het ziekenhuis. Enkel om die reden is uw stellingname al opmerkelijk en apert on- juist. Daarbij komt nog dat [het ziekenhuis] een ‘Topklinische’ status heeft, waardoor haar adherentiegebied groter is, dan dat van een gemiddeld perifeer ziekenhuis. [Het ziekenhuis] is, als ook hiervoor aangegeven een topklinisch zie- kenhuis met onder meer een bovenregionale functie en meerdere locaties (W./V./Y.). Dat maakt dat ook patiënten van buiten L. voor medische zorg naar [het ziekenhuis] komen. Als Coöperatie ondersteunen cliënten vele specialismen in [het ziekenhuis]. Voorgaande is het aantoonbaar bewijs dat het adherentie- gebied niet enkel de muren van [het ziekenhuis] omvat. Uw cliënten zijn daar zeer wel van op de hoogte, daar zij ook jarenlang patiënten uit de gehele regio en ver daarbuiten hebben behandeld.
Ook uw stellingname dat de Coöperatie geen anesthesiologische zorg aan D. le- verde is niet relevant. Immers betreffende patiënten zijn steeds ook potentiële patiënten voor de Coöperatie.
Overleg
Er is tussen partijen geen geschil. Uw cliënten hebben opgezegd, dat mag. Dit met de kanttekening dat een non-concurrentie beding, uw cliënten zeer wel be- kend, is overeengekomen. Indien uw cliënten vervolgens willens en wetens de keuze maken om desondanks, zonder verder overleg met cliënten, zich bij D. aan te sluiten, waardoor zij gaan concurreren met het adherentiegebied van cliënten, heeft dat tot gevolg dat cliënten aanspraak op de betreffende boete en schade- vergoeding kunnen maken. Als uw cliënten een andere mening zijn toegedaan, dan vernemen cliënten graag waarom uw cliënten niet voorafgaand aan hun op- zeggingen open kaart hebben gespeeld. Ik breng daarbij nog bij uw cliënten in herinnering dat één van hen van de algemene Ledenvergadering de (betaalde) opdracht had gekregen om te onderzoeken wat de anesthesiologische bijdrage van de Coöperatie in D. zou kunnen zijn, juist omdat de Coöperatie verantwoor- delijk wil zijn voor de anesthesiologische zorg in haar adherentiegebied. Vervol- gens heeft dit betreffende lid voor eigen gewin met D. onderhandeld, in uren op kosten van de Coöperatie , zonder enige tekst en uitleg te geven. Tevens moge duidelijk zijn welke consequenties het gelijktijdig vertrek van twee leden van de Coöperatie bij een opzegtermijn van drie maanden heeft. Uw cliënten hadden de keuze kunnen maken om in goed overleg bijvoorbeeld een langere opzegtermijn te hanteren zoals door uw cliënten benoemd in eerdere vergaderingen en corres- pondentie, maar ook daar is niet voor gekozen. Het betrof een fait accompli.
Kennelijk menen uw cliënten ondanks het voorgaande, dat het bereiken van een oplossing in goed overleg nog tot de mogelijkheden behoort. Vanzelfsprekend verkiezen ook cliënten het bereiken van een oplossing via de minnelijke weg bo- ven een procedure. Cliënten zijn daarom bereid om middels een onafhankelijk mediator een oplossing te beproeven”.
2.9 D. heeft zich onder meer door een publicatie in een regionale krant gepresenteerd met haar aanpak. Daarbij heeft zij onder meer de leus “vandaag opereren, vandaag naar huis” gebruikt.
3. Het geschil
3.1 Eisers stellen primair het volgende. Indien zij per 1 januari 2019 werkzaamheden verrich- ten voor D., levert dat geen overtreding van het non-concurrentiebeding op, omdat het adherentiegebied van verweerster (zoals bedoeld in artikel 11 lid 3 van de ledenover- eenkomst) is beperkt tot de muren van het ziekenhuis. Met uitzondering van werk- zaamheden op het gebied van pijnbestrijding, die zij niet uitoefenen, vindt de verwij- zing van patiënten immers plaats door andere medisch specialisten die werkzaam zijn binnen het ziekenhuis. De patiëntenstroom van de anesthesiologen van het ziekenhuis is daarmee volledig gescheiden van de patiëntenstroom van de anesthesiologen van D., die immers werkzaam zijn op de locaties van J..
Subsidiair stellen eisers zich op het standpunt dat verweerster geen rechtens te recht- vaardigen belang heeft om hen te belemmeren in hun werkzaamheden voor D.. Het vertrek van een anesthesioloog bij verweerster brengt verweerster geen schade toe, omdat een individuele anesthesioloog geen patiënten kan “meenemen”. De verdienca- paciteit van verweerster blijft dus behouden. Daarbij is ook van belang dat verweerster geen anesthesiologische zorg en diensten leverde aan D., en dat de anesthesiologische zorg ten behoeve van de orthopedie in het ziekenhuis slechts een klein deel van de tota- le productie van verweerster omvat.
Meer subsidiair betogen eisers, op dezelfde gronden, dat het naar maatstaven van rede- lijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn als zij door het non-concurrentiebeding zouden worden belemmerd in hun werkzaamheden voor D.. Daarbij is van belang dat andere anesthesiologen van verweerster in strijd met artikel 11 lid 1 van de ledenover- eenkomst op eigen titel betaalde waarnemingswerkzaamheden bij andere ziekenhui- zen verrichten, zonder dat verweerster daartegen optreedt. Verweerster lijkt zich uit- sluitend uit rancune op het non-concurrentiebeding te beroepen, en als drukmiddel om eisers te bewegen tot een langere opzegtermijn.
Tijdens de mondelinge behandeling hebben eisers voorts aangevoerd dat het thans geldende Hoofdlijnenakkoord medisch-specialistische zorg 2019-2023 en de daarmee samenhangende afspraken tussen zorgaanbieders en de zorgverzekeraars ertoe leiden dat verweerster geen financieel nadeel lijdt van de overstap van eisers naar D.. Ook zo bezien concurreert D. dus niet met verweerster.
3.2 Verweerster stelt dat het zorgaanbod van D. wel degelijk concurreert met dat van ver- weerster. Zo probeert D. met advertenties in de lokale krant patiënten te werven die in de omgeving van het ziekenhuis wonen en daar normaal gesproken zorg zouden afne- men. Verweerster betwist bovendien dat haar adherentiegebied is beperkt tot de mu- ren van het ziekenhuis (te X.), nu dit ziekenhuis meer dan één locatie heeft en (als top- klinisch ziekenhuis) een bovenregionale functie heeft. Ook uit artikel 3 lid 1 van de sta- tuten van verweerster en het in 2.3 aangehaalde onderdeel a van de considerans van de ledenovereenkomst blijkt dat zij zich niet alleen richt op de zorg in X., maar ook op die in de omringende gemeenten. De werkzaamheid van eisers per 1 januari 2019 voor D. levert dan ook wel degelijk een overtreding van het non-concurrentiebeding op. Hun betoog zou de ongerijmde uitkomst hebben dat aan het beding geen reële betekenis toekomt.
3.3 De verdere stellingen van partijen komen, voor zover nodig, hierna aan de orde.
4. De bevoegdheid van het Scheidsgerecht en de beoordelingsmaatstaf
De bevoegdheid van het Scheidsgerecht volgt uit artikel 12 van de ledenovereenkomst en is op zichzelf tussen partijen niet in geschil. Lid 2 van dat artikel verwijst naar ge- schilbeslechting door het Scheidsgerecht “overeenkomstig zijn dan geldende regle-
menten”. Deze verwijzing, bezien in samenhang met de leden 1 en 2 van artikel 25 van het Arbitragereglement van het Scheidsgerecht, heeft tot gevolg dat het Scheidsge- recht uitspraak zal doen bij arbitraal vonnis en zal beslissen naar de regelen des rechts.
5. De beoordeling van het geschil
5.1 Centraal in dit kort geding staat de vraag of eisers met hun toetreding tot D. per 1 ja- nuari 2019, het non-concurrentiebeding schenden. Zelf beantwoorden zij deze vraag ontkennend. Verweerster bepleit het tegendeel. Tijdens de zitting heeft verweerster verklaard dat zij vooralsnog de boetebedragen (maximaal € 60.000 van elk van eisers) wil vorderen. In dit kort geding is dit overigens niet relevant, nu verweerster geen (te- gen)vordering heeft ingesteld. Het gaat verweerster niet om het (door haar op zichzelf betreurde) vertrek van eisers op een vrij korte termijn, maar om het nadeel dat zij lijdt door de vestiging van eisers in “haar” verzorgingsgebied. Verweerster heeft verklaard dat zij intussen in de opvolging van eisers heeft voorzien, maar ook dit gegeven is dus niet relevant voor het geschil tussen partijen.
5.2 Het is in hoge mate aannemelijk dat D. een concurrent is van verweerster. D. richt zich, deels in hetzelfde verzorgingsgebied, in elk geval voor een deel op dezelfde categorie patiënten. Het geschil gaat echter niet in het bijzonder daarover, maar over de vraag of eisers door hun aansluiting bij D. het non-concurrentiebeding schenden. Dit betekent dat kan worden voorbijgegaan aan datgene wat verweerster heeft gesteld over het type patiënten dat D. behandelt, te weten degenen met lichtere aandoeningen, hetgeen volgens verweerster financieel profijtelijk is. In dit kort geding komt het aan op de bete- kenis van de overstap van eisers naar D. in verhouding tot het non-concurrentiebeding in de ledenovereenkomst.
5.3 Dit beding is ruim geformuleerd. Het verplicht eisers, en ook E. en F. zelf, zich te ont- houden van “directe of indirecte participatie in een zorgaanbod dat concurreert met het zorgaanbod van [verweerster]”. Hieraan is toegevoegd dat van een dergelijke verboden participatie “in ieder geval” sprake is als het lid (in dit geval: een van de eisers) of de me- disch specialist zich gedurende de termijn van twee jaren “binnen het adherentiegebied van [verweerster] vestig[t]”. Het lijdt geen serieuze twijfel dat aan deze voorwaarden is voldaan. Uit het in 5.2 vermelde blijkt (i) dat eisers sinds 1 januari 2019 participeren in een zorgaanbod (te weten dat van D.) dat concurreert met het zorgaanbod van ver- weerster, en (ii) dat eisers zich, door hun aansluiting bij D., hebben gevestigd binnen het adherentie- of verzorgingsgebied van verweerster.
5.4 Alle partijen hebben tijdens de zitting verklaard dat bij de toetreding van eisers bij ver- weerster en bij de totstandkoming van de ledenovereenkomst gebruik is gemaakt van een standaardtekst van een ledenovereenkomst. Volgens partijen was de concepttekst waarschijnlijk afkomstig van de notaris ten overstaan van wie eind 2014 vele akten in verband met de stelselwijziging per 1 januari 2015 zijn verleden. Ook staat tussen partij-
en vast dat zij toen niet – laat staan expliciet – hebben gesproken over de tekst of de reikwijdte van het non-concurrentiebeding. Ook dit was onderdeel van de standaard- tekst, die zij bij de ondertekening van de ledenovereenkomsten zonder meer hebben aanvaard. Deze voorgeschiedenis heeft echter niet tot gevolg dat eisers niet gebonden zijn aan het beding, en dit te minder nu de in 5.3 aangehaalde bewoordingen duidelijk zijn, in elk geval in deze zin dat zij, op zichzelf bezien, de daar vermelde betekenis heb- ben. Eisers hebben dit ook niet betwist.
5.5 Eisers betogen dat zij het non-concurrentiebeding toch niet schenden doordat E. en F., als anesthesiologen, geen zogeheten poortspecialisme uitoefenen. Eisers stellen dat hun patiënten zich niet – al dan niet na verwijzing door de huisarts – rechtstreeks tot hen wenden. Deze stelling is in zoverre juist dat als onweersproken vaststaat dat het in- derdaad andere aan het ziekenhuis verbonden specialisten zijn die (hun eigen) patiën- ten verwijzen naar de anesthesiologen. Dit zou anders zijn als en voor zover E. en F. een praktijk als pijnspecialist zouden hebben, maar dat is niet het geval.
5.6 Het is echter hoogst onzeker of de in 5.5 vermelde gegevens tot gevolg hebben dat het non-concurrentiebeding hier niet geldt doordat – zoals eisers stellen – het adherentie- gebied van verweerster in deze context is beperkt tot de muren van het ziekenhuis. De- ze hoge mate van onzekerheid geldt ook voor de in het verlengde van dat betoog lig- gende stelling van eisers dat verweerster geen gerechtvaardigd belang heeft bij hand- having van dit beding, dan wel dat het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn dat verweerster hen, eisers, aan het beding houdt. Verweer- ster heeft er een alleszins redelijk belang bij dat eisers zich niet aansluiten bij een con- current van haar, verweerster, in hetzelfde verzorgingsgebied, en dat is nu juist wat hier is gebeurd. Verweerster stelt terecht dat het ongerijmd zou zijn als de aard van het me- disch specialisme van haar leden ertoe zou leiden dat het non-concurrentiebeding zo moet worden uitgelegd dat het in de verhouding tussen partijen geen reële betekenis heeft. Een uitleg waarbij het beding wel een reële betekenis heeft, ligt veel meer voor de hand. Daarbij is van belang dat de bewoordingen zich tegen zo’n uitleg niet verzet- ten. Integendeel: de tekst van het beding geeft veeleer steun aan de door verweerster bepleite ruimere uitleg. En blijkens hetgeen in 5.4, slot, is vermeld, levert de voorge- schiedenis van deze bepaling geen argumenten voor een beperkter uitleg op.
5.7 Voor toewijzing van de vorderingen van eisers in dit kort geding is nodig dat voldoende aannemelijk moet zijn dat de bodemrechter hun uitleg van het non-concurrentiebeding zal onderschrijven. Uit hetgeen in 5.6 is vermeld volgt dat dit geval zich hier niet voor- doet. Daarom dienen deze vorderingen te worden afgewezen.
5.8 De verdere verweren kunnen onbesproken blijven. Dit betreft onder meer de door ver- weerster genoemde “advertenties in de lokale krant” en andere reclame-uitingen van D. over de voordelen van behandeling door deze instelling. Uit het besprokene op de zit- ting is overigens gebleken dat de publicatie in de bedoelde krant geen advertentie was, maar een interview met iemand van D.. Verweerster heeft de door haar gewraakte teksten niet overgelegd. Wat daarvan verder ook zij, dergelijke publicaties vormen een illustratie van de al besproken mogelijkheid dat D. een concurrent van verweerster is.
5.9 Door de afwijzing van hun vorderingen, op alle door hen aangevoerde gronden, zijn eisers te beschouwen als de in het ongelijk gestelde partijen. Zij dienen daarom de hier- na te vermelden kosten van het Scheidsgerecht te dragen. Zij worden voorts, op gelijke
grond, veroordeeld tot betaling van de in 6.3 te noemen bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van verweerster.
6. De beslissing
6.1 De vorderingen worden afgewezen.
6.2 De kosten van het Scheidsgerecht bedragen € 4.903,53 en komen ten laste van het door eisers betaalde voorschot, met terugbetaling van het restant aan hen.
6.3 Eisers worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 2.500 als bijdrage in de kosten van rechtsbijstand van verweerster.
Aldus vastgesteld te Utrecht en op 7 januari 2019 aan de partijen verstuurd.