Protocol kinderopvang
Dit protocol is opgesteld door de Brancheorganisatie Kinderopvang, de Brancheorganisatie Maatschappelijke Kinderopvang, BOinK, Voor Werkende Ouders en FNV in samenspraak met SZW. Het dient als handreiking voor de sector bij het opstarten van de kinderopvang. In dit protocol wordt ingegaan op een aantal praktische aspecten rondom veiligheid en hygiëne waar rekening mee gehouden kan worden als de kinderopvang weer opengaat. Dit protocol kan worden aangepast naar aanleiding van ervaring uit de praktijk.
Versie 15 mei 2020
Dit protocol bevat de algemene maatregelen voor de gehele kinderopvangsector. Daarnaast maken houders een locatie specifieke uitwerking van dit protocol, waarin zij de concrete maatregelen en acties voor de locaties uitschrijven. Xxxxxxx communiceren hierover naar ouders en waar mogelijk naar kinderen.
Algemene noties vooraf
• Kinderen kunnen vanaf 11 mei weer naar de kinderopvang.
• Buitenschoolse opvang is er alleen op de dagen dat kinderen fysiek naar school gaan.
• De noodopvang blijft bestaan. Hier is afstemming tussen gemeenten, scholen, kinderopvangorganisaties, gastouders en ouders van belang. Houdt er bij het bieden van noodopvang rekening mee dat de wisselingen tussen groepssamenstelling zoveel mogelijk worden beperkt.
• In de kinderopvang is 1,5 meter afstand houden gegeven de aard van het werk niet (altijd) mogelijk en wenselijk.
• Tussen (pedagogisch) medewerkers onderling en tussen (pedagogisch) medewerkers/gastouders en ouders moet altijd 1,5 meter afstand bewaard worden. Pas zo nodig de beschikbare ruimtes op de locatie hierop aan.
• Haal- en brengmomenten zijn kort en kinderen worden door één volwassene gebracht. Informatie over een kind kan via digitale weg of telefonisch worden gedeeld.
• De locaties organiseren de breng- en ophaalmomenten zo dat er 1,5 meter afstand gehouden kan worden. Denk hierbij aan looproutes, eenrichtingsroutes en het maken van afspraken met ouders over breng- en haaltijden om piekmomenten te voorkomen.
• In de kinderopvang gelden de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Wet kinderopvang. Vanuit GGD GHOR NL is er een coulancerichtlijn opgesteld voor overmacht situaties als gevolg van corona.
• In de kinderopvang is men gewend om te werken volgens (bestaande) strikte hygiëne richtlijnen van het RIVM1.
1 xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxx-xxx-xxx
• Bespreek de concrete maatregelen en acties die voor de opvanglocatie worden opgesteld met de oudercommissie en/of ouders. Op de buitenschoolse opvang of bij de gastouderopvang met kinderen van 4 jaar of ouder, kan dit ook met kinderen worden besproken. Kinderen jonger dan vier jaar kunnen spelenderwijs leren omgaan met maatregelen, zoals handen goed leren wassen en hoesten in de elleboog. • BSO locaties stemmen de locatie specifieke maatregelen en acties af met betrokken basisscholen en andere relevante partijen (bijvoorbeeld sportverenigingen). Communicatie • De verschillende brancheorganisaties communiceren naar hun achterban. Er zijn door branchepartijen gezamenlijk reeds posters ontwikkeld voor hygiëne en het houden van afstand in de noodopvang. • Kinderopvanglocaties communiceren naar de ouders en kinderen over de algemene en vooral ook over de locatie specifieke maatregelen. Het is, juist ook voor de kinderen, belangrijk dat de nieuwe regels helder en voorspelbaar zijn. • Hang deze informatie op in alle locaties en communiceer het via mail en andere communicatiemiddelen, zoals ouder-apps. • Informeer ouders/OC en kinderen vooraf over dit protocol (en toekomstige aanpassingen daarvan) zodat dit duidelijk is. • De Rijksoverheid communiceert over dit protocol via xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx en xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx | |||
I | Algemeen | ||
1 | Algemene RIVM richtlijn Veiligheidsrisico’s | Nieuwe richtlijn RIVM is het uitgangspunt, aangepast voor de kinderopvangsetting. Specifiek zijn de volgende maatregelen van kracht: • Tussen kinderen onderling hoeft geen 1,5 meter afstand bewaard te worden • Tussen personeelsleden en kinderen ouder dan 4 jaar moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden • Tussen personeelsleden onderling moet altijd 1,5 meter afstand bewaard worden • Tussen personeelsleden en ouders moet altijd 1,5 meter afstand bewaard worden Let daarbij op: • Bespreek deze regels met ouders • Bij binnenkomst vragen of kinderen klachten hebben en indien ze wel klachten hebben moeten ze naar huis • Bij twijfel naar huis |
• Klachten ontwikkelen gedurende de dag ook direct naar huis | |||
2 | Fysiek contact: | • Volwassenen houden 1,5 meter afstand van elkaar • Iedereen wast zijn/haar handen conform de richtlijn frequent en met water en zeep gedurende ten minste 20 sec. • Geen handen schudden • Hoesten/niezen in de elleboog • Niet aan je gezicht zitten | |
3 | Hygiënemaatregelen | Houders dragen er zorg voor dat de algemene hygiënevoorschriften van het RIVM zoveel mogelijk worden nageleefd. Denk hierbij aan: Op iedere locatie en in iedere groep • Zeep • Papieren handdoekjes Maak extra vaak de materialen schoon waar personeel en kinderen gebruik van maken en de plekken die vaak aangeraakt worden (hotspots). Een of meerdere personeelsleden moeten verantwoordelijk worden gesteld voor de uitvoering van deze hygiënemaatregelen. Voor meer informatie zie de LCHV richtlijn: xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxxxxxxxxx/xxx-xxx-xxx | |
4 | Afstand personeel | Houdt altijd 1,5 meter afstand tussen personeelsleden onderling. | |
5 | Thuisblijfregels – gezondheid kinderen | De houder past de adviezen en richtlijnen van het RIVM toe Specifiek zijn er de volgende maatregelen van kracht: • Kinderen met de volgende klachten blijven thuis o Neusverkoudheid o Loopneus o Niezen o Keelpijn o Lichte hoest o Verhoging tot 38 graden Celsius of koorts (boven 38 graden Celsius) • Kinderen mogen pas weer naar de opvang als zij 24 uur geen klachten meer hebben • Als iemand in het huishouden van het kind koorts boven 38 graden Celsius en/of benauwdheidsklachten heeft, blijft het kind ook thuis • Als iedereen 24 uur geen klachten heeft, mogen de kinderen weer naar de opvang |
• Als iemand in het huishouden van de kinderen getest is voor COVID-19 en positief, moeten kinderen wachten dat die persoon 24 uur klachten vrij is en dan 14 extra dagen thuisblijven • Kinderen met klachten worden zo mogelijk getest door de GGD met toestemming van xxxxx(s)/verzorger(s) • In het geval van (verdenking op) coronavirus meldt de kinderopvangorganisatie het bij de GGD afdeling infectieziektebestrijding als er 3 of meer kinderen in een groep zijn met klachten van neusverkoudheid en/of hoesten en/of koorts. Zo nodig kan de kinderopvangorganisatie ook contact opnemen met de GGD als een kind langdurig klachten houdt en daardoor niet naar de kinderopvanglocatie mag komen. De GGD stelt vervolgens onderzoek in en neemt zo nodig – met toestemming van de ouders – testen af. Zie hiervoor het RIVM-testbeleid: xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx-xxxxx-00/xxxxxx | |||
6 | Thuisblijfregels – gezondheid personeel | Werken in de kinderopvang (als bijvoorbeeld beroepskracht of gastouder) valt onder één van de cruciale beroepen. Hiervoor gelden de volgende richtlijnen van het RIVM: • Personeel/gastouders met symptomen van hoesten en/of neusverkouden en/of koorts boven 38 graden Celsius blijven thuis en kunnen getest worden op COVID-19. • Totdat de uitslag van de test bekend is blijft de medewerker thuis. In geval van een gastouder ontvangt deze in afwachting van de testuitslag geen kinderen of andere volwassenen thuis. • Personeelseden/gastouders kunnen vanaf 6 mei 2020 worden getest volgens het RIVM-testbeleid: xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx-xxxxx-00/xxxxxx o Indien de test negatief is, kan de medewerker weer aan het werk met in achtneming van algemene hygiënemaatregelen. o Indien de test positief is, moet de medewerker ten minste 7 dagen thuisblijven en uitzieken. Als daarna de klachten ook ten minste 24 uur helemaal weg zijn, mag de medewerker weer aan het werk. • In het geval dat een medewerker/gastouder (in overleg met de bedrijfsarts/behandelend arts) besluit om niet getest te worden, mag de medewerker/gastouder weer aan het werk als zij tenminste 24 uur klachtenvrij is. • Bij gastouderopvang in eigen huis geldt: wanneer een huisgenoot van de gastouder verkoudheidsklachten en/of koorts boven 38 graden Celsius heeft, kan er geen (nood)opvang worden geboden. • Personeelsleden/gastouders die in een risicogroep vallen (conform de RIVM lijst2), kunnen niet worden verplicht te werken op de groep en gaan in overleg andere werkzaamheden doen vanuit huis of (elders) op de locatie. De werknemer gaat hierover in overleg met bedrijfsarts/behandelaar. • Personeelsleden/gastouders met gezinsleden die in een risicogroep vallen (conform de RIVM lijst), kunnen niet worden verplicht te werken op de groep |
2 xxxxx://xxx.xxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxx-00#xxxxxxxxxxxxx
en gaan in overleg andere werkzaamheden doen vanuit huis of (elders) op de locatie. De werknemer gaat hierover in overleg met bedrijfsarts/behandelaar. • Personeelsleden die zwanger zijn werken vanaf het laatste trimester (vanaf week 28) niet meer op de groep en gaan in overleg andere werkzaamheden doen vanuit huis of (elders) op de locatie. De werknemer gaat hierover in overleg met de bedrijfsarts/behandelaar. • Xxxxxxxxxx die zwanger zijn vangen vanaf het laatste trimester (vanaf week 28) geen kinderen meer op. | |||
7 | Vervoer | Laat personeel, ouders en kinderen gebruik van het OV zoveel mogelijk mijden. | |
II | Kinderdagopvang | ||
1 | Algemeen | Vanaf 11 mei mogen kinderen van 0-4 naar de dagopvang. | |
2 | Breng- en haalmomenten, contact ouders | Organiseer de breng- en haalmomenten van kinderen zo, dat het mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden tussen volwassenen. Laat kinderen door één volwassene brengen, dus zonder extra volwassenen of kinderen, die daar geen opvang gebruiken. Haal- en brengmomenten zijn kort. Informatie over een kind kan bijv. via digitale weg of telefonisch om dit niet uitgebreid te hoeven bespreken tijdens het brengen en halen. Beperk het contact tussen kinderen uit verschillende groepen, tussen kinderen en ouders en tussen ouders onderling zoveel mogelijk. Denk hierbij aan: • Spreiding in haal- en brengmomenten • In etappes brengen van kinderen en/of maximum aantal ouders tegelijk naar binnen • Het aanbrengen van lijnen (of andere afbakening) waarachter ouders moeten wachten. Denk er ook over na hoe de overdracht van het (jonge) kind van ouder naar pm’er kan plaatsvinden met inachtneming van de 1,5 meter afstand. Bijv. door een ouder het kind in een Maxi-Cosi, in een wipstoeltje of op een speelkleed te laten zitten/neer te leggen en afstand te nemen zodat de pm’er het kind kan oppakken. De emotionele veiligheid dient bovenal te worden gewaarborgd. Oudere kinderen kunnen bijv. op het plein worden opgehaald. | |
3 | Tijdens de opvang | Tussen personeel en kinderen is het niet nodig om 1,5 meter afstand in acht te nemen. Beperk het contact tussen kinderen uit verschillende groepen |
Zorg dat de (binnen en buiten) ruimte waar de opvang plaatsvindt het toelaat om 1,5 meter afstand te bewaren tussen volwassenen. Denk hierbij bijv. aan de inrichting van de ruimte of door activiteiten in groepjes (onder begeleiding van 1 pm’er) te doen. | |||
III | Buitenschoolse opvang | ||
1 | Algemeen | Vanaf 11 mei mogen kinderen van 4-12 waarvan de ouders een contract hebben naar de buitenschoolse opvang op de dagen dat zij naar school gaan. De noodopvang blijft bestaan. | |
2 | Breng- en haalmomenten, contact ouders | Organiseer de breng- en haalmomenten van kinderen zo, dat het mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden tussen volwassenen. Laat kinderen door één volwassene halen of brengen, dus zonder extra volwassenen of kinderen, die daar geen opvang gebruiken. Haal- en brengmomenten zijn kort. Informatie over een kind kan bijv. via digitale weg of telefonisch om dit niet uitgebreid te hoeven bespreken tijdens het brengen en halen. Beperk het contact tussen kinderen uit verschillende groepen, tussen kinderen en volwassenen en tussen ouders onderling zoveel mogelijk. Denk hierbij aan: • Spreiding in haal- en brengmomenten • In etappes brengen van kinderen en/of maximum aantal ouders tegelijk naar binnen • Het aanbrengen van lijnen (of andere afbakening) waarachter ouders moeten wachten • Kinderen onder begeleiding van de pm’er buiten laten ophalen • Let op dat ouders (buiten) ook 1,5 meter afstand houden | |
3 | Naar de buitenschoolse opvang vanaf school (of van de buitenschoolse opvang naar school bij vso) | Organiseer de breng- en haalmomenten van kinderen zo, dat het mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden tussen volwassenen en zoveel mogelijk tussen volwassenen en kinderen. Houd je bij de school aan de maatregelen die de school heeft getroffen. | |
4 | Tijdens de opvang | Tussen (pedagogisch) medewerkers en kinderen vanaf 4 jaar moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden. De buitenschoolse opvang hanteert looproutes, waar mogelijk eenrichtingsroutes. Dit betekent maatwerk voor iedere buitenschoolse opvang locatie. Beperk het contact tussen kinderen uit verschillende groepen. |
Zorg dat de (binnen en buiten) ruimte waar de opvang plaatsvindt het toelaat om 1,5 meter afstand te bewaren. Denk hierbij bijv. aan de inrichting van de ruimte of door activiteiten in groepjes (onder begeleiding van 1 pm’er) te doen. | |||
IV | Gastouderopvang | ||
1 | Algemeen | Vanaf 11 mei 2020 mogen kinderen van 0 tot 12 jaar naar de gastouderopvang. De noodopvang blijft bestaan. | |
2 | Breng- en haalmomenten, contact ouders | Organiseer de breng- en haalmomenten van kinderen zo, dat het mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden tussen volwassenen. Laat kinderen door één volwassene halen of brengen, dus zonder extra volwassenen of kinderen, die daar geen opvang gebruiken. Haal- en brengmomenten zijn kort. Informatie over een kind kan bijv. via digitale weg of telefonisch om dit niet uitgebreid te hoeven bespreken tijdens het brengen en halen. Beperk het contact tussen kinderen en volwassenen en tussen ouders onderling zoveel mogelijk. Denk hierbij aan: • Spreiding in haal- en brengmomenten • In etappes brengen van kinderen en/of maximum aantal ouders tegelijk naar binnen • Het aanbrengen van lijnen (of andere afbakening) waarachter ouders moeten wachten • Kinderen bij de deur laten ophalen • Let op dat ouders (buiten) niet bij elkaar clusteren Denk er ook over na hoe de overdracht van het (jonge) kind van ouder naar gastouder kan plaatsvinden met inachtneming van de 1,5 meter afstand. Bijv. door een ouder het kind in een Maxi-Cosi, in een wipstoeltje of op een speelkleed te laten zitten/neer te leggen en afstand te nemen zodat de gastouder het kind kan oppakken. De emotionele veiligheid dient bovenal te worden gewaarborgd. | |
3 | Naar de gastouderopvang vanaf school (of van de gastouderopvang naar school bij vso) | Organiseer de breng- en haalmomenten van kinderen zo, dat het mogelijk is om 1,5 meter afstand te houden tussen volwassenen en zoveel mogelijk tussen volwassenen en kinderen. Houd je bij de school aan de maatregelen die de school heeft getroffen. | |
4 | Tijdens de opvang | Tussen gastouders en kinderen vanaf 4 jaar moet zoveel mogelijk 1,5 meter afstand bewaard worden. Beperk het contact tussen kinderen en (volwassen) huisgenoten. |
Zorg dat ook buiten de opvanglocatie 1,5 meter afstand wordt bewaard naar andere volwassenen en kinderen. |
“In zoverre de protocollen betrekking hebben op de arbeidsomstandigheden, is de arbeidsomstandighedenwet (Arbowet) leidend. Voorop staat dat de veiligheid en gezondheid van werknemers, maar ook van derden (denk aan klanten, passanten, leveranciers), gewaarborgd moet zijn op grond van de Arbowet. De Arbowet is een kaderwet. Dat betekent dat er geen concrete regels in staan maar algemene beginselen en richtlijnen over het arbeidsomstandighedenbeleid (arbobeleid) in bedrijven. Het arbobeleid in een bedrijf of instelling staat of valt met een goede Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) door het bedrijf. Onderdeel hiervan is het opstellen van een aanpak om risico’s te voorkomen, vermijden of de gevolgen te beperken. Zo ook het risico op besmetting met COVID-19.
Dit protocol is opgesteld in samenspraak tussen werkgevers en werknemers. Omdat alle bedrijven en instellingen met werknemers conform de Arbowet verplicht een RI&E moeten hebben, zullen zij voorafgaand aan voortzetting of hervatting van werkzaamheden het protocol omzetten en waar nodig concretiseren in hun RI&E. Dat geldt zowel bij een aanpak op bedrijfsniveau, als bij een aanpak op branche- of sectorniveau via branche-RI&E of arbocatalogus”.