GOUVERNEMENTS DE COMMUNAUTE ET DE REGION GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN
XXXXXXXXXXXXX XX XXXXXXXXXX XX XX XXXXXX XXXXXXXXXXXX- XX XXXXXXXXXXXXXXXX
GEMEINSCHAFTS- UND REGIONALREGIERUNGEN
VLAAMSE GEMEENSCHAP — COMMUNAUTE FLAMANDE
MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP
Milieubeleidsovereenkomst houdende wijziging
[2003 / 200515]
van de lopende milieubeleidsovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen
Memorie van toelichting Inleiding
Met toepassing van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidovereenkomsten werd op 8 september 2000 de milieubeleidovereenkomst (MBO) gasolietanks voor de verwarming van gebouwen afgesloten voor de duur van vier jaar. Deze MBO werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000 en trad op 17 november 2000 in werking.
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
Met deze MBO heeft de Sector een aantal verbintenissen aangegaan, waaronder inzonderheid deze opgenomen in artikel 4, 4o en 6o ervan die luiden als volgt :
« Art. 4. Doelstelling en verbintenissen van de Sector.
..........
4o de Sector zal in het kader van het financierings- en verzekeringsmechanisme, zoals bedoeld in 6 o, een databank oprichten die volgende gegevens zal bevatten :
- een overzicht van de in Vlaanderen gecontroleerde tanks; de Sector stimuleert de particuliere verbruikers om gecontroleerde tanks aan haar te melden; hierbij wordt verwezen naar het bepaalde art. 4, 6 o, 4e lid;
- het tijdstip van de eerste en latere periodieke onderzoeken;
- het resultaat van het onderzoek en de te nemen maatregelen;
- de na het onderzoek genomen maatregelen;
om te vermijden dat wordt geleverd aan tanks waarvoor uit het onderzoek bleek dat er maatregelen moeten worden genomen, wordt de nodige informatie ter beschikking gesteld van de leveranciers;
de Technische Begeleidingsgroep, zoals voorzien in artikel 6, § 2, volgt de uitbouw van deze databank via tussentijdse rapportages op;
..........
6o de Sector werkt mee aan de uitbouw van een financierings- en verzekeringsmechanisme ter dekking van de kosten voor de sanering van verontreinigingen veroorzaakt door een tank, voor de sanering van de grond rondom de tank en voor tankcleaning; dit zowel voor verontreinigingen die zijn vastgesteld bij de eerste controle als nadien;
het mechanisme bevat een retro-actieve werking; de voorwaarden hiervan worden bepaald binnen de bedoelde Technische Begeleidingsgroep; minimale voorwaarden zijn evenwel:
- beperking in de tijd;
- voor de schade die niet werd gedekt door de verzekering;
- voor elke inwerking zijnde bestaande installatie en voor zoverre dat na wegwerking van de eventuele bodemverontreiniging de gesaneerde installatie nog op gasolie blijft verder werken;
indien nodig zullen individuele gevallen binnen de Technische Begeleidingsgroep worden beoordeeld;
de minimale voorwaarde voor tussenkomst bij verontreiniging vastgesteld na de eerste controle is evenwel dat na wegwerking van de eventuele bodemverontreiniging de gesaneerde installatie nog op gasolie blijft verder werken; dit mechanisme kan eveneens tussenkomen in de kosten van uitgevoerde periodieke onderzoeken en de preventieve maatregelen ter voorkoming van bodemverontreiniging;
tegen uiterlijk 1 augustus 2000 richt de Sector een informatiepunt op waar de particuliere verbruikers terecht kunnen voor informatie over het financieringsmechanisme. Wanneer de voorwaarden en de procedure voor terugbetaling van de saneringskosten zijn vastgelegd, richt de Sector een contactpunt op waar particuliere verbruikers de bewijzen van hun saneringskosten kunnen indienen. De Sector informeert de bevolking over het bestaan van het informatie- respectievelijk contactpunt en de mogelijkheid om hun bewijzen van saneringskosten in te dienen en door het financieringsmechanisme terugbetaald te krijgen; midden 2002 zal de in artikel 5 , § 2 bedoelde Technische Begeleidingsgroep een evaluatie maken van dit mechanisme en indien nodig wijzigingen voorstellen. »
Van zijn kant heeft ook het Vlaams Gewest met deze MBO een aantal verbintenissen aangegaan, waaronder inzonderheid deze opgenomen in artikel 5 ervan die luiden als volgt :
« Art. 5. Het Gewest verbindt er zich toe :
1. mee te werken aan de uitbouw van het in artikel 4, 6o bedoelde financierings- en verzekeringsmechanisme;
2. in het kader van de uitbouw van het financierings- en verzekeringsmechanisme, bedoeld in 1o, de administratieve procedure, die conform het decreet van 22 februari 1995 betreffende de bodemsanering moet worden gevolgd, maximaal te vereenvoudigen steunend op :
a) de resultaten van de onderzoeken gedaan door of in opdracht van de cvba so PREMAZ waaraan de OVAM haar medewerking heeft verleend;
b) de mate van zelfcontrole die de Sector kan waarborgen bij de opvolging van de vastgestelde problemen;
3. alles in het werk te stellen om de andere gewesten en de federale overheid te betrekken in de uitwerking van het mechanisme bedoeld in 1o. ».
In het eerste jaar van de looptijd van 4 jaar van de MBO zijn er met het oog op de realisatie van de verbintenissen inzake de uitbouw van het bedoelde financierings- en verzekeringsmechanisme reeds initiatieven genomen. In het jaarverslag 2001 is hieromtrent het volgende genotuleerd :
« In het kader van de uitvoering van de MBO en met als doel het treffen van maatregelen inzake bodemverontreiniging, werd op initiatief van Vlaams minister Xxxx Xxx een samenwerkingsakkoord voorgesteld tussen de federale overheid, de 3 gewesten en de Sector die de MBO heeft ondertekend. Dit teneinde te komen tot een bredere aanpak van eventuele mogelijke bodemverontreiniging, veroorzaakt door lekkende gasolietanks. Voormelde overeenkomst resulteerde in de oprichting van een werkgroep « Gasolietanks » waarvan het Bestuur Energie van het federale Ministerie van Economische zaken het permanent secretariaat waarnam.
Deze werkgroep werd gemandateerd :
1. de huidige toestand i.v.m. de bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende gasolietanks te analyseren;
2. aanbevelingen tot harmonisering van de regeling inzake opslag van gasolie en bedoelde bodemsanering te formuleren;
3. de modaliteiten van het financieringssysteem en de werking van een beheerssysteem uit te werken en dit binnen het wettelijk kader van onder meer het mededingingsrecht;
4. de modaliteiten van het mechanisme uit te werken dat met volgende taken wordt belast, rekening houdend met de resultaten van het PREMAZ-project :
a) registratie: oprichting van een databank van de gasolietanks bestemd voor de verwarming van gebouwen;
b) preventie: periodieke en efficiënte controles aan een minimale kost;
c) curatieve taak: financieringsmechanisme voor het oplossen van het milieurisico.
Rekening houdend met voormelde mandaten werden binnen de werkgroep « Gasolietanks » 4 subwerkgroepen opgericht, met name :
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
- subwerkgroep 1 : Tankbouw;
- subwerkgroep 2 : Harmonisatie wetgeving;
- subwerkgroep 3 : Werking en financiering Fonds;
- subwerkgroep 4 : Juridische werkgroep.
De door de werkgroep « Gasolietanks » opgemaakte evaluatieverslagen (krijtlijnen) werden pas eind novem- ber 2001 afgewerkt. ».
In het tussentijds evaluatieverslag van de werkgroep « Gasolietanks » van januari 2002 wordt met betrekking tot de invulling van het financierings- en verzekeringsmechanisme geopteerd voor de oprichting van een gemeenschap- pelijk Fonds. Voortbouwend op de krijtlijnen uitgestippeld door voormelde federale / intergewestelijke werkgroep en de resultaten van de verdere besprekingen ter zake met de Sector, is het opportuun de lopende MBO te actualiseren. Meer bepaald past het nadere invulling te geven aan het in de lopende MBO vooropgestelde financierings- en verzekeringsmechanisme nu duidelijk is geworden dat het beoogde financierings- en verzekeringsmechanisme best bestaat uit een door de Sector op te richten fonds onder de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel conform de wet van 27 juni 1921 waarbij aan een vereniging zonder winstgevend doel en aan de instelling van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend.
PROCEDURE WIJZIGING VAN LOPENDE MBO
Artikel 8, § 3, van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidovereenkomsten bepaalt :
« Tijdens haar geldigheidsduur kunnen de partijen overeenkomen een milieubeleidovereenkomst te wijzigen. In dit geval dienen de bepalingen van artikel 6 te worden toegepast. De wijzigingen worden bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad. Zij zijn verbindend voor al wie voorheen door de overeenkomst verbonden was. »
Voor de doorvoering van de beoogde wijziging van de lopende MBO geldt derhalve dezelfde procedure als voor de totstandkoming van de MBO zelf, met name :
- bekendmaking van een samenvatting van het wijzigingsontwerp in het Belgisch Staatsblad met aankondiging van de plaats waar het ontwerp ter inzage ligt tijdens het openbaar onderzoek (artikel 6, § 1);
- een openbaar onderzoek gedurende 30 dagen (artikel 6, § 2);
- adviesinwinning van SERV en MINA-raad (artikel 6, § 3);
- mededeling ontwerp en adviezen aan de Voorzitter van het Vlaams Parlement (artikel 6, § 4);
- het Vlaams Parlement kan zich verzetten tegen de sluiting van de overeenkomst (artikel 6, § 4);
- bekendmaking na ondertekening ervan in het Belgisch Staatsblad. TOELICHTING WIJZIGINGS-MBO
Algemeen :
De wijziging beoogt de bepalingen van de lopende MBO te actualiseren die betrekking hebben op het financierings- en verzekeringsmechanisme. Meer bepaald wordt het huidig algemeen omschreven financieringsme- chanisme nu geconcretiseerd in een Fonds met een rechtspersoonlijkheid onder de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel. Verder worden vooral regels ingeschreven inzake de werking en de financiering van dit op te richten Fonds.
Artikelsgewijze :
Artikel 1 :
Met dit artikel worden de punten 4o en 6o van het artikel 4 van de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen dat betrekking heeft op bedoeld financierings- en verzekeringsmechanisme vervangen door het meer concrete engagement van de Sector om een Fonds met een rechtspersoonlijkheid onder de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel op te richten.
Artikel 2 :
Met dit artikel worden de drie nieuwe artikelen 4bis, 4ter en 4quater in de lopende MBO ingevoegd.
Het nieuwe artikel 4bis regelt de werking van het Fonds. Inzonderheid is daarbij voorzien dat het Fonds binnen de zes maanden na de ondertekening van de wijzigings-MBO een algemeen sanerings- en preventieplan (§ 1) moet voorleggen. Verder moet het Fonds jaarlijks een sanerings- en preventieprogramma opmaken dat telkens vóór 1 april van het werkingsjaar moet worden toegezonden (§ 2).
Het nieuwe artikel 4ter regelt de financiering van de activiteiten van het Fonds. Overeengekomen wordt dat de tot de MBO toegetreden ondernemingen die het statuut van invoerder bezitten aan het Fonds een bijdrage betalen a rato van de hoeveelheid door hen in verbruik gestelde gekleurde en gemerkte gasolie. Er is voorzien dat het bedrag dat per liter gasolie aldus moet worden betaald zal worden vastgesteld door het Fonds.
De in dit nieuw artikel 4ter voorgestelde regeling betreft een « vrijwillig engagement » dat moet aangezien worden als een aanloop naar een ter zake wettelijke regeling wellicht via een samenwerkingsakkoord tussen de federale en de drie gewestelijke overheden. Ook de Sector stelt hieromtrent dat het « vrijwillig » karakter van de bijdragen aan het op te richten Fonds afdwingbaar moet worden gemaakt. In afwachting van een structurele regeling viseert de Sector een alternatieve regeling waarbij in het Koninklijk Besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten ( Belgisch Staatsblad van 31 december 1971) de verplichting zou worden opgenomen, in hoofde van de producenten en invoerders, bij te dragen aan een door de gewesten erkend fonds voor de sanering van bodemverontreiniging door lekkende gasolietanks en de preventie van nieuwe verontreiniging. Operatoren die zich niet of onvoldoende van hun bijdrageplicht kwijten, zouden kunnen worden gesanctioneerd via intrekking van hun respectieve invoervergunning.
De Sector stelt verder inzonderheid nog het volgende :
- gelet op het groot aantal wederverkopers, is het niet aangewezen om deze bijdrage op het niveau van de detailhandel te innen; een dergelijk mechanisme is in de praktijk immers moeilijk realiseerbaar en te controleren; van zodra een kritische massa van bijv. 5 % van de wederverkopers niet zou bijdragen, zou dit onaanvaardbaar marktverstorend werken waardoor het sectoraal fonds op losse schroeven komt te staan;
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
- vandaar de noodzaak om, samen met de producenten en invoerders (opslagplichtigen), een inningmechanisme uit te werken op het niveau van de producent of de maatschappij die het product op de markt brengt; door de koppeling van de « vrijwillige » bijdrage aan de invoervergunning (op basis van de hoeveelheid op de markt gebrachte gasolie-verwarming) wordt de bijdrage als het ware afdwingbaar, wat de kans op concurrentieverstoring aanzienlijk beperkt; het zou immers mogelijk zijn als voorwaarde voor het bekomen van het statuut van invoerder te stellen dat men moet kunnen aantonen toegetreden te zijn tot een organisatie die minimum 40 % van het volume van de Belgische gasoliemarkt vertegenwoordigt en die toelaat elke pollutie, op welk niveau ook, die veroorzaakt wordt door de op de markt gebrachte aardolieproducten, te saneren. »
Vermits de MBO-bepalingen steunen op vrijwillige verbintenissen, geeft het artikel uiteraard geen uitsluitsel over de uiteindelijke toekomstige wettelijke regeling.
Het nieuwe artikel 4quater bevat verbintenissen op het vlak van de sensibilisering van de consumenten. Expliciet wordt voorzien dat de eindverkoper op de factuur of de leveringsbon een bericht zal aanbrengen waarop wordt vermeld op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van de MBO.
Artikel 3 :
Met dit artikel worden aan artikel 5 van de lopende MBO de nieuwe punten 4 o tot en met 10o toegevoegd. Het betreft bijkomende concrete verbintenissen van het Vlaams Gewest kaderend in de optiekeuze van een Fonds voor het in de lopende MBO vooropgestelde financierings- en verzekeringsmechanisme.
Artikel 4 :
Met dit artikel worden de twee nieuwe artikelen 6bis en 6ter in de lopende MBO ingevoegd.
Het nieuwe artikel 6bis voert een regeling in voor mogelijke geschillen tussen het Vlaams Gewest en de Sector over de uitvoering van de MBO.
Het nieuwe artikel 6ter regelt de bevoegdheidsverdeling voor mogelijke gedingen die worden voorgelegd aan de rechtbank. Deze MBO-bepalingen moeten mee gezien worden in relatie tot de bepalingen van artikel 10, § 2, van het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidovereenkomsten die onverminderd gelden en die luiden als volgt :
« § 2. In geval van overtreding van de voorschriften van een milieubeleidovereenkomst kan iedereen die er door verbonden is de dwanguitvoering in natura of bij equivalent vorderen van de overtreder. ».
Artikel 5 :
Met dit artikel wordt de ondertekening van de wijzigings-MBO (§ 1) alsook de inwerkingtreding van de wijzigings-MBO geregeld.
Xxxxxxx, 00 februari 2003.
De minister-president van de Vlaamse regering,
X. XXXXXX
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
V. DUA
Milieubeleidsovereenkomst houdende wijziging
van de lopende milieubeleidsovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen
Gelet op het decreet van 15 juni 1994 betreffende de milieubeleidovereenkomsten;
Gelet op de milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen bekendgemaakt in het
Belgisch Staatsblad van 7 november 2000;
Gelet op de bekendmaking van het ontwerp van milieubeleidovereenkomst houdende wijziging van de voormelde lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen in het Belgisch Staatsblad van 31 juli 2002;
Gelet op het feit dat het voormelde ontwerp van milieubeleidsovereenkomst overeenkomstig artikel 6, § 1 van voormeld decreet bij de Afdeling Milieuvergunningen van het Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap ter inzage lag gedurende een termijn van dertig dagen na de publicatie van de samenvatting in het Belgisch Staatsblad; dat gedurende deze termijn geen schriftelijke bezwaren en / of opmerkingen ter kennis van de Afdeling Milieuvergunningen werden gebracht;
Gelet op het advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen, gegeven op 11 september 2002; Gelet op het advies van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen, gegeven op 18 september 2002;
Gelet op het verslag met de verantwoording van de beslissing tot afsluiting van onderhavige milieubeleidover- eenkomst meegedeeld aan de Vlaamse regering op 8 november 2002;
Gelet op de met toepassing van artikel 6, § 4, van voormeld decreet gedane mededeling aan de voorzitter van het Vlaams Parlement van het voormelde ontwerp van milieubeleidovereenkomst en de voormelde adviezen van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen en van de Milieu- en Natuurraad van Vlaanderen en aangevuld met het verantwoordingsverslag op 14 november 2002;
Gelet op het feit dat het Vlaams Parlement zich niet heeft verzet tegen de sluiting van onderhavige overeenkomst;
Overwegende dat de Sector met de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000, een aantal verbintenissen heeft aangegaan, waaronder inzonderheid deze opgenomen in artikel 4, 4o en 6o van de overeenkomst die betrekking hebben op :
* de uitbouw van een financierings- en verzekeringsmechanisme ter dekking van de kosten voor de sanering van verontreinigingen veroorzaakt door een tank, voor de sanering van de grond rondom de tank en voor tankcleaning; dit zowel voor verontreinigingen die zijn vastgesteld bij de eerste controle als nadien;
* de oprichting in het kader van het voormelde financierings- en verzekeringsmechanisme van een databank die volgende gegevens zal bevatten :
- een overzicht van de in Vlaanderen gecontroleerde tanks; de Sector stimuleert de particuliere verbruikers om gecontroleerde tanks aan haar te melden; hierbij wordt verwezen naar het bepaalde art. 4, 6 o, 4e lid;
- het tijdstip van de eerste en latere periodieke onderzoeken;
- het resultaat van het onderzoek en de te nemen maatregelen;
- de na het onderzoek genomen maatregelen;
Overwegende dat ook het Vlaams Gewest met de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000, conform artikel 5 van deze overeenkomst, de verbintenis heeft aangegaan mee te werken aan de uitbouw van bedoeld financierings- en verzekeringsmechanisme en alles in het werk te stellen om de andere gewesten en de federale overheid te betrekken in de uitwerking van dit mechanisme;
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
Overwegende dat op basis van het overleg dat met betrekking tot de uitbouw van voormeld financierings- en verzekeringsmechanisme inmiddels is gevoerd met de andere gewesten en de federale overheid, kan gesteld worden dat het beoogde financierings- en verzekeringsmechanisme best bestaat uit een door de Sector op te richten fonds onder de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel conform de wet van 27 juni 1921 waarbij aan een vereniging zonder winstgevend doel en aan de instelling van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend; dat het wenselijk is dit als dusdanig te verduidelijken in de lopende milieubeleidovereenkomst; dat daartoe een wijziging van de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000, noodzakelijk is; dat artikel 7 van deze lopende milieubeleidovereenkomst voorziet dat de overeenkomst met akkoord van alle partijen tijdens de geldigheidsduur conform artikel 8, § 3, van het voormelde decreet betreffende de milieubeleidovereenkomsten kan worden gewijzigd;
KOMEN DE HIERNAVOLGENDE PARTIJEN :
1. het Vlaamse Gewest,
vertegenwoordigd door de Vlaamse regering, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxxxxx XXXXXX, minister- president van de Vlaamse regering, en Mevr. Xxxx XXX, Vlaams minister van Leefmilieu en Landbouw,
hierna genoemd het Gewest;
2. de Sector, hier vertegenwoordigd door de volgende overkoepelende representatieve organisaties van ondernemingen :
- de Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars v.z.w., L. Xxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxxxxx, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxx XX XXX, voorzitter;
- de Belgische Petroleum Unie v.z.w., Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxxxx, vertegenwoordigd door de xxxx Xxxx XXXXXX, voorzitter;
- de Industrie van Minerale Olieën van België v.z.w. (IMOB), Xxxxx-Xxxxxxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxx, vertegenwoor- digd door de xxxx Xxxx XXXXXXXXX, voorzitter;
hierna genoemd de Sector,
OVEREEN DE LOPENDE MILIEUBELEIDOVEREENKOMST GASOLIETANKS VOOR DE VERWARMING VAN GEBOUWEN, BEKENDGEMAAKT IN HET BELGISCH STAATSBLAD VAN 7 NOVEMBER 2000, TE WIJZIGEN ALS VOLGT :
Artikel 1. In artikel 4 van de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000, wordt in punt 4o de zin « de Sector zal ... bevatten » vervangen door « de sector zal in het kader van het fonds zoals bedoeld in 6 o van dit artikel, de oprichting van een databank onderzoeken die volgende gegevens bevat ».
In hetzelfde artikel wordt punt 6o vervangen door wat volgt :
« 6o de sector neemt het initiatief om een fonds op te richten onder de vorm van een vereniging zonder winstgevend doel conform de wet van 27 juni 1921 waarbij aan een vereniging zonder winstgevend doel en aan de instelling van openbaar nut rechtspersoonlijkheid wordt verleend;
dit Fonds, dat gespijsd wordt door de gebruikers van gasolie, zal voor deze gebruikers :
a) tussenkomen in de sanering van bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende tanks; met het oog daarop dient het Fonds :
i) een meldpunt op te richten ten behoeve van exploitanten van niet dichte tanks, alsook ten behoeve van eigenaars of feitelijke gebruikers van gronden met niet dichte tanks;
ii) een inventaris te maken van alle niet dichte tanks;
iii) tussen te komen in de saneringskosten van de bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende tanks, voor zover de sanering uitgevoerd werd met inachtneming van het BBT-principe en de kosten beperkt zijn tot de schade die het door de verzekering van de exploitant, eigenaar of feitelijke gebruiker gedekte bedrag overschrijdt, met een maximum van S 250.000 per schadegeval. Het Fonds houdt zich evenwel het recht voor om, indien de verontreiniging ontstaan is na het verstrijken van een termijn van zesendertig maand volgend op de ondertekening van de wijzigingsovereenkomst, slechts tussen te komen in het gedeelte van de saneringskosten dat een nader te bepalen bedrag overschrijdt. Dit bedrag wordt in onderling overleg tussen de Sector en het gewest vastgelegd;
iv) afdoende informatie te verstrekken aan de exploitanten, feitelijke gebruikers en / of eigenaars van verontrei- nigde sites betreffende de modaliteiten van tussenkomst van het Fonds;
v) in een retroactieve werking te voorzien.
b) met het oog op de preventie van bodemverontreiniging door lekkende tanks, voorzien in :
i) de toekenning van een financiële tussenkomst in de kosten van definitieve buitengebruikstelling van tanks aan degene die het bewijs levert deze kosten te hebben gedragen;
ii) de oprichting van een databank, zoals bedoeld in artikel 4, 4o, die toelaat een adequaat preventiebeleid te voeren;
iii) investeringen in onderzoek en ontwikkeling van technieken met betrekking tot de voorkoming van bodemverontreiniging door opslag van gasolie;
iv) desgevallend bijkomende maatregelen teneinde exploitanten van tanks die een ernstige bedreiging vormen voor het leefmilieu, aan te moedigen deze preventief te vervangen.
Art. 2. In de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen wordt na artikel 4 een nieuw artikel 4bis, een nieuw artikel 4ter en een nieuw artikel 4quater ingevoegd die respectievelijk luiden als volgt :
« Art. 4bis. Werking Fonds
§ 1. Ten einde de in artikel 4, 6o, a) en b) vastgestelde opdrachten te realiseren, zal het Fonds een algemeen sanerings- en preventieplan opstellen dat, op niet discriminerende wijze voor de drie gewesten, de voorwaarden voor en de grootte van de financiële tussenkomsten vastlegt. Dit algemeen sanerings- en preventieplan wordt aan het Gewest voorgelegd 6 maanden na de ondertekening van de wijzigingsovereenkomst. Indien het Gewest het plan ontoereikend acht, kan ze desgevallend en na motivering een gedeeltelijke of volledige herziening van het plan vragen.
§ 2. Het Fonds is gehouden tot :
1o het jaarlijks opmaken van een sanerings- en preventieprogramma dat uiterlijk op 31 maart van elk werkingsjaar moet worden bezorgd aan het Gewest;
dit jaarlijks sanerings- en preventieprogramma dient minstens te bevatten :
- een raming van de globale kost van de tijdens het werkingsjaar te nemen preventieve maatregelen en uit te voeren saneringen;
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
- een omstandig verslag betreffende de wijze waarop het Fonds zijn opdrachten tijdens het afgelopen werkingsjaar heeft volbracht.
2o het jaarlijks neerleggen bij het Gewest van de balansen en de resultaatrekeningen van het voorbije jaar en de begroting voor het volgende jaar.
3o het jaarlijks neerleggen bij het Gewest van alle nuttige gegevens respectievelijk prognoses, met betrekking tot het voorbije en het lopende kalenderjaar, betreffende de uitvoering en de financiering van de bodemsanering van verontreinigde gronden.
4o het jaarlijks meedelen aan het Gewest van elke wijziging van de statuten, samenstelling van de algemene vergadering of raad van beheer.
§ 3. Het Fonds streeft naar een zo groot mogelijke uniformiteit inzake administratie en logistiek; over modaliteiten van de werking van het Fonds wordt overleg gepleegd met alle betrokken partijen.
§ 4. Het Fonds mag de toetreding van geen enkele federatie of onderneming van de sector weigeren waarop de in deze overeenkomst beoogde financiering van de preventieve maatregelen ter voorkoming van bodemverontreiniging en de sanering van bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende tanks van toepassing zou kunnen zijn, tenzij om ernstige reden die naar behoren worden verantwoord en door het Gewest worden erkend.
§ 5. Het Gewest kan 2 afgevaardigden aanduiden die de vergaderingen van de raad van beheer van het Fonds met adviserende stem bijwonen.
§ 6. Mogelijke geschillen worden aan de in artikel 6bis bedoelde geschillencommissie voorgelegd. Art. 4ter. Financiering Fonds
§ 1. De tot het Fonds toegetreden ondernemingen die het statuut van opslagplichtige bezitten zoals omschreven in het koninklijk besluit van ... tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 oktober 1971 houdende verplichting inzake opslagmiddelen en opslag van aardolieproducten, betalen ter financiering van de activiteiten van het Fonds, aan het Fonds een bijdrage per liter op de door hen in verbruik gestelde gekleurde en gemerkte gasolie.
Het bedrag van deze bijdrage zal bepaald worden door het Fonds, rekening houdend met de vermoedelijke kosten voor preventie en sanering en met een reserve tegen het verkeerd inschatten van deze vermoedelijke kosten in de opstartfase. Het bedrag van de bijdrage kan worden aangepast in functie van de noodwendigheden.
§ 2. Deze bijdragen met vermelding van de bedragen worden steeds op de factuur vermeld bij een verkoop van gekleurde en gemerkte gasolie tussen de ondernemingen van de sector.
De milieubijdragen worden steeds netto in de commercialisatie-keten doorgegeven en duidelijk gecommuniceerd en doorberekend aan de consumenten.
§ 3. Het Fonds is er toe gehouden de bijdragen op niet discriminerende wijze te innen, teneinde de reële en volledige kosten van de verplichtingen die het Fonds ten laste vallen overeenkomstig deze milieubeleidovereenkomst te dekken.
Art. 4quater. Sensibilisering van de consument
§ 1. Het Vlaams Gewest en het Fonds zorgen voor de nodige sensibilisering van de consumenten in verband met de preventie en de bodemsaneringen in uitvoering van deze overeenkomst.
§ 2. De eindverkoper is er toe gehouden om op de factuur of leveringsbon een bericht aan te brengen waarop vermeld wordt op welke wijze hij voldoet aan de bepalingen van deze overeenkomst. ».
Art. 3. In de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen worden aan artikel 5 de nieuwe punten 4o tot en met 10o toegevoegd die respectievelijk luiden als volgt :
« 4o het Fonds te erkennen en om, indien een gelijkaardige organisatie voor preventie en sanering van door lekkende tanks verontreinigde sites wordt opgericht, deze slechts te erkennen indien zij ten minste 40 % van de gasoliemarkt, zowel op het vlak van de invoer als de distributie, vertegenwoordigt; deze organisatie zal bovendien minimaal aan dezelfde verplichtingen worden onderworpen als het Fonds;
5o er over te waken dat producenten en invoerders die niet zijn toegetreden tot het Fonds of een soortgelijke organisatie voor preventie en sanering van bodemverontreiniging veroorzaakt door lekkende tanks die door het Gewest werd erkend, mede aansprakelijk worden gesteld voor de bodemverontreiniging veroorzaakt door de door hen op de markt gebrachte gekleurde en gemerkte gasolie;
6o initiatieven te nemen naar de andere gewestelijke overheden om in de drie gewesten voor het Belgische grondgebied een geharmoniseerde regelgeving inzake de werking van het Fonds gelijktijdig in voege te brengen.
7o een vereenvoudigde procedure toe te passen voor de sanering van de schadegevallen die via het op te richten Fonds afgehandeld worden.
8o rekening te houden met de resultaten van de door het Fonds verrichte investeringen in onderzoek en ontwikkeling, met name voor wat de periodiciteit en de aard van de voorgeschreven tankcontroles betreft.
9o om, indien vereist, de regelgeving aan te passen teneinde de uitvoering van deze overeenkomst mogelijk te maken.
10o indien de realisatie van het sanerings- en preventieprogramma dat vergt, na overleg met het Fonds, op zijn niveau de nodige aanvullende reglementaire bepalingen te treffen. ».
Art. 4. In de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen wordt na artikel 6 een nieuw artikel 6bis en een nieuw artikel 6ter ingevoegd die respectievelijk luiden als volgt :
« Art. 6bis. Geschillencommissie
§ 1. In geval van een geschil tussen het Gewest en de Sector over de uitvoering van de milieubeleidovereenkomst zal een geschillencommissie samengesteld worden. Deze commissie wordt ad hoc samengesteld, afhankelijk van de aard van het geschil, en bestaat altijd uit twee vertegenwoordigers van het Gewest en twee vertegenwoordigers van het Fonds en een voorzitter. De voorzitter wordt in consensus aangeduid door de 4 vertegenwoordigers.
§ 2. Indien over een geschil geen oplossing wordt gevonden, zal de voorzitter de uiteindelijke beslissing nemen. Art. 6ter. Bevoegdheidsbeding
Elk geding dat uit deze milieubeleidovereenkomst ontstaat of ermee verband houdt en waarvoor geen oplossing kan worden gevonden in de geschillencommissie, bedoeld in artikel 6 bis, wordt voorgelegd aan de rechtbanken van het gerechtelijk arrondissement Brussel. ».
Art. 5. Slotbepalingen
Belgisch staatsblad dd. 31-03-2003
§ 1. Deze milieubeleidovereenkomst tot wijziging van de lopende milieubeleidovereenkomst gasolietanks voor de verwarming van gebouwen, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 7 november 2000 werd gesloten te Brussel op 14 februari 2003 en werd ondertekend door de vertegenwoordigers van alle partijen.
Elke partij erkent haar exemplaar van de overeenkomst te hebben ontvangen.
§ 2. Deze milieubeleidovereenkomst treedt in werking de tiende dag na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad.
Xxxxxxx, 00 februari 2003.
Voor het Gewest :
De minister-president van de Vlaamse regering,
X. XXXXXX
De Vlaamse minister van Leefmilieu en Landbouw,
V. DUA
Voor de Sector :
De Belgische Federatie der Brandstoffenhandelaars v.z.w.,
X. XX XXX, voorzitter
De Belgische Petroleum Unie v.z.w.,
X. XXXXXX, voorzitter
De Industrie van Minerale Olieën van België v.z.w. (IMOB),
X. XXXXXXXXX, voorzitter