Pensioenkring Xerox (PKX)
Pensioenkring Xerox (PKX)
Pensioenreglement 2024
per 1 januari 2024
Inhoudsopgave
PREAMBULE 4
Artikel 1 Begripsomschrijvingen 2
Artikel 2 Deelnemerschap 6
PENSIOENAANSPRAKEN 7
Artikel 3 Aanspraken op pensioen 7
Artikel 4 Grondslag voor de berekening van de pensioenaanspraken 7
Artikel 5 Pensioenbedragen 9
Xxxxxxxxxxxxxxxxx 0
Partnerpensioen 9
Xxxxxxxxxxxxx 0
Artikel 6 Ingang, einde en uitkering 10
Artikel 7 ~ Deeltijdpensioen 10
Artikel 8 ~ Vervroeging ouderdomspensioen 11
Artikel 9 ~ Uitstel ouderdomspensioen 11
Artikel 10 ~ Herschikking ouderdomspensioen 12
Artikel 11 ~ Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen 13
Artikel 12 ~ Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen 13
Artikel 13 ~ Arbeidsongeschiktheid 14
Artikel 14 ~ Beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag 15
Artikel 15 ~ Waardeoverdracht 15
Artikel 16 ~ Beëindiging van het partnerschap 16
Artikel 17 ~ Pensioenverevening 17
Artikel 18 ~ Toeslagverlening 18
Artikel 19 ~ Informatieverstrekking 21
Artikel 20 ~ Herverzekering 22
Artikel 21 ~ Premie en financiering 22
Artikel 22 ~ Wijziging van de pensioenregeling 22
Artikel 23 ~ Pensioenregeling en arbeidsovereenkomst 23
Artikel 24 ~ Afkopen, vervreemden en prijsgeven van pensioen 23
Artikel 25 ~ Slotbepalingen en overgangsbepalingen 25
PREAMBULE
Per 1 januari 2023 vindt geen pensioenopbouw meer plaats via dit pensioenreglement, aangezien de werkgever Xerox (Nederland), werkgever Xerox Manufacturing (Nederland), werkgever Veenman en de Stichting Pensioenfonds Xerox (in de hoedanigheid van werkgever) de uitvoeringsovereenkomst en het uitvoeringsreglement met de Stichting Pensioenfonds Xerox hebben beëindigd per 31 december 2022 en de pensioenregeling voor de werknemers per 1 januari 2023 bij een andere pensioenuitvoerder, zijnde Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds, hebben ondergebracht.
Het voorgaande betekent dat voornoemde werkgevers met inachtneming van het Convenant over dekking van arbeidsongeschiktheidspensioen en premievrijstelling in pensioenregelingen (hierna: “Xxx Xxxxxxx II Convenant”) de voortzetting van de pensioenopbouw voor deelnemers, die op of na 1 januari 2023 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt (ziek) zijn geworden of zullen worden, zullen onderbrengen bij Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds.
Stichting Pensioenfonds Xerox zal met inachtneming van het Van Leeuwen II Convenant de voortzetting van de pensioenopbouw premievrij voortzetten voor (gewezen) deelnemers, die reeds op 31 december 2022 (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt (ziek) waren en wel als volgt.
Voor de volgende (gewezen) deelnemers vindt nog wel pensioenopbouw plaats bij Stichting Pensioenfonds Xerox vanaf 1 januari 2023. Dit zijn:
• (gewezen) deelnemers die op 31 december 2022 tijdens de duur van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid een uitkering in de zin van de WIA (zijnde arbeidsongeschiktheid van 80% of meer) genieten en waarvoor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid premievrij wordt voortgezet op basis van artikel 13 van dit pensioenreglement;
• (gewezen) deelnemers die op 31 december 2003 tijdens de duur van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid een uitkering in de zin van de WAO (zijnde arbeidsongeschiktheid van 65% of meer) genieten en waarvoor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid premievrij wordt voortgezet op basis van artikel 25 lid 9 van dit pensioenreglement;
• (gewezen) deelnemers die op 31 december 2003 tijdens de duur van (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid een uitkering in de zin van de WAO (zijnde arbeidsongeschiktheid van 65% of meer) genieten en waarvoor de pensioenopbouw wegens arbeidsongeschiktheid premievrij wordt voortgezet op basis van artikel 25 lid 10 van dit pensioenreglement.
Hierbij geldt het volgende. Indien en voor zover sprake is van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA of de WAO en de mate van arbeidsongeschiktheid van de (gewezen) deelnemer, zoals vastgesteld bij beëindiging van het dienstverband, neemt op of na 1 januari 2023 toe, dan zal voor deze toename geen premievrije voortzetting van de pensioenopbouw door Stichting Pensioenfonds Xerox plaatsvinden. Neemt de mate van arbeidsongeschiktheid daarentegen op of na 1 januari 2023 af, dan zal de premievrije voortzetting door Stichting Pensioenfonds Xerox conform het van toepassing zijnde pensioenreglement worden verminderd.
Voor de werknemer die op 31 december 2022 ziek was, is de dekking als volgt:
a. als de ziekte resulteert in arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, dan dekt het Stichting Pensioenfonds Xerox de premievrijstelling tot ten hoogste de mate van arbeidsongeschiktheid, zoals die geldt bij einde dienstverband. Als bij einde dienstverband de wachttijd voor de WIA nog niet is verstreken, wordt de premievrijstelling gebaseerd op de mate van arbeidsongeschiktheid zoals die geldt bij de eerste toekenning van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering;
b. als de werknemer op of na 1 januari 2023 re-integreert, dan dekt Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds de premievrijstelling conform de nieuwe pensioenregeling, maar uitsluitend indien en voor zover sprake is van toename van de mate van arbeidsongeschiktheid boven de onder sub a bedoelde mate van arbeidsongeschiktheid.
Voor de werknemer, die op of na 1 januari 2023 ziek is geworden, dekt Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds de premievrijstelling conform de nieuwe pensioenregeling, wanneer de ziekte resulteert in arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA.
Op de per 31 december 2022 opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten blijven de bepalingen van dit pensioenreglement gelden.
Voor personen die op 31 december 2022 werknemer waren en dit op 1 januari 2023 nog steeds zijn en uit hoofde hiervan per 1 januari 2023 pensioen opbouwen bij Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds, bestaat de mogelijkheid om na 1 januari 2023 individuele waardeoverdracht van Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds naar Stichting Pensioenfonds Xerox respectievelijk Pensioenkring Xerox te laten plaatsvinden indien hun pensioendatum in 2023 en 2024 is.
Voor deze naar Stichting Pensioenfonds Xerox overgedragen opgebouwde pensioenaanspraken blijven de bepalingen van dit pensioenreglement gelden. De in de uitvoeringsbesluiten bij dit pensioenreglement opgenomen actuariële factoren kunnen vanaf 1 januari 2023 jaarlijks worden aangepast. Indien individuele waardeoverdracht van Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds naar Stichting Pensioenfonds Xerox en vanaf 1 januari 2024 naar Pensioenkring Xerox plaatsvindt, zullen de meest recente actuariële factoren gehanteerd worden.
Toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten van gewezen deelnemers en pensioengerechtigde deelnemers vindt uitsluitend voorwaardelijk plaats en volgens de bepalingen van dit pensioenreglement.
Overal waar in dit pensioenreglement de mannelijke of de vrouwelijke vorm wordt gebruikt, geldt het gestelde voor zowel mannen als vrouwen.
Dit pensioenreglement zal in beginsel niet meer worden aangepast na 1 januari 2024. De in de uitvoeringsbesluiten bij dit pensioenreglement opgenomen actuariële factoren kunnen vanaf 1 januari 2023 jaarlijks worden aangepast.
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
1. Pensioenfonds
Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds, statutair gevestigd te Utrecht.
2. Bestuur
Het Bestuur van Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds.
3. Werkgever
De werkgevers Xerox (Nederland) B.V., statutair gevestigd te Amsterdam, Xerox Manufacturing (Nederland) B.V., statutair gevestigd te Venray, Veenman B.V., statutair gevestigd te Rotterdam en Stichting Pensioenfonds Xerox, statutair gevestigd te Venlo.
4. Ondernemingsraad Xerox (Nederland)
De krachtens de Wet op de ondernemingsraden ingestelde ondernemingsraad van werkgever Xerox (Nederland).
5. Vakorganisaties Xerox Manufacturing (Nederland)
De representatieve organisaties van werknemers die partij zijn bij het cao-overleg met werkgever Xerox Manufacturing (Nederland), zijnde FNV Bondgenoten en De Unie.
6. Ondernemingsraad Veenman
De krachtens de Wet op de ondernemingsraden ingestelde ondernemingsraad van werkgever Veenman.
7. Werknemer
Degene die op 31 december 2022 een arbeidsovereenkomst met de Werkgever heeft.
8. Gedetacheerde werknemer
Werknemer die in een andere EU-lidstaat wordt gedetacheerd om daar te werken en die krachtens titel II van verordening (EEG) nr. 1408/71 van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 14 juni 1971 betreffende de toepassing van de socialezekerheidsregelingen op loontrekkenden en hun gezinnen, die zich binnen de gemeenschap verplaatsen (PbEG L 149), onderworpen blijft aan de wetgeving van de lidstaat van oorsprong.
9. Deelnemer
De werknemer die in aanmerking komt voor deelnemerschap aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling.
10. Gewezen deelnemer
Degene die deelnemer is geweest aan de in dit pensioenreglement omschreven pensioenregeling en ingevolge het deelnemerschap premievrije pensioenaanspraken heeft verkregen.
11. Pensioengerechtigde deelnemer
Degene die krachtens de bepalingen van de statuten van het pensioenfonds en krachtens de bepalingen van dit pensioenreglement een pensioenuitkering ontvangt.
12. Pensioenovereenkomst
De pensioenovereenkomst tussen de Werkgever en de deelnemer, bevattend hetgeen is opgenomen in dit pensioenreglement.
13. Arbeidstijd
De in de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer vastgelegde arbeidstijd.
14. Deeltijdwerker
De werknemer voor wie de arbeidstijd overeenkomstig de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer minder bedraagt dan de arbeidstijd bij een volledige dienstbetrekking.
15. Deeltijdfactor
De breuk waarvan de teller gelijk is aan de gedeeltelijke arbeidstijd overeenkomstig de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer en waarvan de noemer gelijk is aan de arbeidstijd bij een volledige dienstbetrekking.
16. Pensioengevend jaarsalaris
Het bruto jaarsalaris zoals bedoeld in de collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is op de deelnemer, aangevuld met eventuele afspraken aangaande het pensioengevend jaarsalaris in de individuele arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de deelnemer.
17. Franchise
Het gedeelte van het pensioengevend jaarsalaris waarover geen pensioenaanspraken worden opgebouwd.
18. Pensioenrichtdatum
De kalenderdag waarop de (gewezen) deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt of zou hebben bereikt.
19. Pensioendatum
De door de (gewezen) deelnemer gekozen datum van pensionering.
20. Pensioenkring Xerox
De statutaire benaming van de collectiviteitkring binnen het Pensioenfonds waarop dit reglement betrekking heeft.
21. AOW
De Algemene ouderdomswet.
22. AOW-uitkering
Het jaarlijks bruto ouderdomspensioen ingevolge de AOW voor een gehuwde pensioengerechtigde van wie de partner 65 jaar of ouder is.
23. AOW-gerechtigde leeftijd
De datum waarop de AOW-uitkering van de (gewezen) deelnemer ingaat.
24. WAO
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
25. WIA
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
26. Wajong
De Wet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten.
27. WW
De Werkloosheidswet.
28. Wet VPS
De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
29. Ouderschapsverlof
Verlof in de zin van de Wet arbeid en zorg.
30. Geboorteverlof
Verlof in de zin van de Wet invoering extra geboorteverlof.
31. Levensloopregeling
De levensloopregeling zoals deze van 1 januari 2006 tot 1 januari 2012 werd aangeboden door werkgever Xerox (Nederland), werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) of werkgever Veenman.
32. Ploegenpensioenregeling
De ploegenpensioenregeling zoals deze conform bijlage 1 dan wel bijlage 2 bij dit pensioenreglement wordt of werd aangeboden door werkgever Xerox (Nederland) of werkgever Xerox Manufacturing (Nederland).
33. Partnerschap
Het huwelijk dan wel het geregistreerd partnerschap dan wel het partnerschap op basis van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst.
34. Partner
Een deelnemer kan voor dit pensioenreglement slechts één partner hebben. Als partner in de zin van dit pensioenreglement wordt aangemerkt:
a. de persoon met wie de (gewezen) deelnemer is gehuwd, mits het huwelijk vóór de pensioendatum is gesloten; of
b. de persoon met wie de (gewezen) deelnemer een geregistreerd partnerschap is aangegaan, mits de akte van registratie is opgemaakt door een ambtenaar van de burgerlijke stand vóór de pensioendatum; of
x. xx xxxxxxx, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, niet zijnde een bloedverwant of aanverwant in de rechte lijn, met wie de (gewezen) deelnemer, die geen huwelijk of geregistreerd partnerschap is aangegaan, vóór de pensioendatum een partnerschap is aangegaan op basis van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst, waarin de partner als begunstigde voor het partnerpensioen is aangewezen.
35. Prijsindex
De procentuele stijging van het indexcijfer van de maand oktober voorafgaand aan het tijdstip van toeslagverlening ten opzichte van het indexcijfer van de maand oktober van het daaraan voorafgaande kalenderjaar. Deze indexcijfers worden jaarlijks door het Centraal Bureau voor de Statistiek vastgesteld en gepubliceerd als "Consumentenprijzen". Afronding vindt plaats op twee decimalen nauwkeurig. In het geval genoemd indexcijfer niet (langer) beschikbaar is, wordt een daarvoor in de plaats getreden reeks gehanteerd.
36. Toezichthouder
De Stichting Autoriteit Financiële Markten of De Nederlandsche Bank N.V., ieder voor zover belast met de uitvoering van het toezicht bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap eindigt:
a. op de dag van overlijden van de deelnemer;
b. op de dag direct voorafgaand aan de pensioendatum;
c. op de laatste kalenderdag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer eerder wordt beëindigd.
PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 Aanspraken op pensioen
1. De pensioenovereenkomst wordt op grond van de Pensioenwet gekarakteriseerd als uitkeringsovereenkomst. Het betreft een collectieve beschikbare premieregeling (Collective Defined Contribution-regeling) in de vorm van een middelloonregeling met voorwaardelijke toeslagverlening (artikel 18). Het deelnemerschap geeft aanspraak op:
a. ouderdomspensioen;
b. partnerpensioen; en
c. wezenpensioen.
2. Voor partnerpensioen komt in aanmerking de partner zoals omschreven in artikel 1 lid 34, met dien verstande dat in geval van een partnerschap op basis van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst de partner op een door het Bestuur te bepalen wijze bij het pensioenfonds dient te worden aangemeld.
3. Voor wezenpensioen komen in aanmerking:
a. kinderen die tot de deelnemer in een familierechtelijke verhouding staan; en
b. stiefkinderen en pleegkinderen die tot het huishouden van de deelnemer behoren en/of tot zijn overlijden door hem als eigen kinderen worden onderhouden en opgevoed.
Na beëindiging van het deelnemerschap komen de kinderen van de gewezen deelnemer die op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap voldeden aan het gestelde in dit lid in aanmerking voor wezenpensioen. Tevens komen daarvoor in aanmerking de in dit lid bedoelde kinderen van de gewezen deelnemer en van de partner met wie de deelnemer op het tijdstip van beëindiging van het deelnemerschap een partnerschap had.
Artikel 4 Grondslag voor de berekening van de pensioenaanspraken
Pensioengrondslag
1. Voor de in de preambule genoemde personen voor wie nog pensioenopbouw plaatsvindt vanaf 1 januari 2023, geldt de pensioengrondslag conform het bepaalde in artikel 13, artikel 25 lid 6 dan wel artikel 25 lid 7.
2. De pensioengrondslag is gelijk aan het pensioengevend jaarsalaris minus de franchise. Het pensioengevend jaarsalaris wordt gemaximeerd conform wet- en regelgeving. Een overzicht van de maximale pensioengevende jaarsalarissen gedurende de afgelopen vijf kalenderjaren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement. Een overzicht van de gehanteerde franchises gedurende de afgelopen vijf kalenderjaren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
Deelnemersjaren
3. Als deelnemersjaren worden aangemerkt het aantal jaren tussen het begin en het einde van het deelnemerschap, gerekend vanaf 1 januari 2006. Het Pensioenfonds registreert de deelnemersjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de (gewezen) deelnemers.
Deeltijdfactor
4. Voor een deeltijdwerker wordt het pensioengevend jaarsalaris omgerekend naar het pensioengevend jaarsalaris dat bij een volledige arbeidstijd zou hebben gegolden.
5. Voor een deeltijdwerker worden de conform artikel 5 vastgestelde pensioenaanspraken vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
6. Bij de berekening van het partnerpensioen en het wezenpensioen als bedoeld in artikel 5 wordt er vanuit gegaan dat de laatst geldende deeltijdfactor ongewijzigd zou zijn gebleven in toekomstige deelnemersjaren.
7. Bij een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een kalenderjaar worden de pensioenaanspraken van de deelnemer opnieuw vastgesteld.
8. De bijdrage van de deeltijdwerker wordt vastgesteld door de verschuldigde premie die hoort bij een volledige dienstbetrekking te vermenigvuldigen met de laatst vastgestelde deeltijdfactor. Bij een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een kalenderjaar wordt de bijdrage van de deelnemer opnieuw vastgesteld.
Verlof
9. Waar in de leden 10 tot en met 14 wordt gesproken over verlof, wordt hieronder verstaan ouderschapsverlof, geboorteverlof, onbetaald verlof en verlof uit hoofde van de levensloopregeling.
10. Indien en voor zover de deelnemer gebruik maakt van verlof, vindt geen opbouw van pensioenaanspraken plaats, tenzij de deelnemer bij de Werkgever te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om voor eigen rekening de opbouw van pensioenaanspraken (gedeeltelijk) voort te zetten als ware er geen sprake van verlof. Het Pensioenfonds dient door de Werkgever in kennis te worden gesteld van de keuze van de deelnemer.
11. De Werkgever draagt niet bij in de kosten van de pensioenregeling indien en voor zover de deelnemer verlof geniet.
12. Het opnemen van verlof tot een maximum van 18 maanden door de deelnemer tijdens het deelnemerschap is niet van invloed op de risicodekking uit hoofde van het partnerpensioen. De bijdrage voor het partnerpensioen van de deelnemer blijft ongewijzigd.
13. Indien de deelnemer bij de Werkgever te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om voor eigen rekening de opbouw van pensioenaanspraken (gedeeltelijk) voort te zetten als ware er geen sprake van verlof, wordt tijdens het verlof uitgegaan van de pensioengrondslag die zou hebben gegolden indien er sprake zou zijn van de vóór het verlof geldende arbeidstijd.
14. Indien de deelnemer bij de Werkgever te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om voor eigen rekening de opbouw van pensioenaanspraken (gedeeltelijk) voort te zetten als ware er geen sprake van verlof, worden de gedurende het verlof op te bouwen pensioenaanspraken berekend alsof geen verlof wordt genoten.
Aanvaarding lager gekwalificeerde functie en deeltijdfunctie
15. Indien er in de periode van tien jaar direct voorafgaand aan de pensioenrichtdatum ten gevolge van het aanvaarden van een lager gekwalificeerde functie dan wel het aanvaarden van een deeltijdfunctie van minimaal 80% van de arbeidstijd, die gold direct voorafgaand aan het aanvaarden van de deeltijdfunctie, een daling van de pensioengrondslag plaatsvindt, wordt deze daling buiten beschouwing gelaten, indien en voor zover dit volgens de (fiscale) regelgeving is toegestaan en indien de deelnemer bij de Werkgever te kennen heeft gegeven gebruik te willen maken van de mogelijkheid om voor eigen rekening de opbouw van pensioenaanspraken boven de lagere pensioengrondslag voort te zetten. De Werkgever draagt niet bij in de kosten van de pensioenregeling boven de lagere pensioengrondslag, tenzij hierover afwijkende afspraken zijn vastgelegd. Het Pensioenfonds dient door de Werkgever in kennis te worden gesteld van de keuze van de deelnemer. De pensioenopbouw vindt plaats conform het bepaalde in dit artikel, waarbij wordt uitgegaan van de pensioengrondslag, die zou hebben gegolden indien er geen sprake zou zijn van het aanvaarden van een lager gekwalificeerde functie dan wel het aanvaarden van een deeltijdfunctie, en die vervolgens ieder jaar op 1 januari wordt verhoogd conform het bepaalde in artikel 18 lid 3, lid 6, lid 7 en lid 8.
Artikel 5 Pensioenbedragen Ouderdomspensioen
1. Indien de financiële positie daartoe aanleiding geeft, is het bepaalde in artikel 22 lid 3 van
toepassing.
2. Aan de in de preambule genoemde personen voor wie nog pensioenopbouw plaatsvindt vanaf 1 januari 2023, wordt een aanspraak op jaarlijks ouderdomspensioen ter grootte van 1,472% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag toegekend. Op deze pensioenaanspraak vindt jaarlijks onder voorwaarden toeslagverlening plaats op grond van artikel 18 lid 4.
Partnerpensioen
Het jaarlijks partnerpensioen bedraagt 70% van het jaarlijks ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer die tevens werknemer is, wordt dit ouderdomspensioen vastgesteld onder de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioenrichtdatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor.
Wezenpensioen
Het jaarlijks wezenpensioen bedraagt voor ieder kind 14% van het jaarlijks ouderdomspensioen. Bij overlijden van de deelnemer die tevens werknemer is, wordt dit ouderdomspensioen vastgesteld onder de veronderstelling dat de deelnemer tot de pensioenrichtdatum zou hebben deelgenomen met de laatstelijk voor hem geldende pensioengrondslag en de laatstelijk voor hem geldende deeltijdfactor. Het wezenpensioen wordt verdubbeld als geen partnerpensioen (meer) wordt uitgekeerd.
Artikel 6 Ingang, einde en uitkering
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum. Het partnerpensioen en het wezenpensioen gaan in op de eerste kalenderdag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer overlijdt.
2. De pensioenuitkeringen zijn betaalbaar tot de eerste kalenderdag van de maand volgende op de dag van overlijden van degene aan wie de desbetreffende pensioenuitkering toekomt. Het wezenpensioen is uiterlijk betaalbaar tot de eerste kalenderdag van de maand volgende op het bereiken van de 21-jarige leeftijd door het kind. Voor het kind
a. dat blijkens een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de Wajong ten gevolge van ziekte of gebreken vermoedelijk in het eerstkomende jaar buiten staat zal zijn om 45% te verdienen van hetgeen lichamelijk en geestelijk gezonde kinderen, die overigens in gelijke omstandigheden verkeren, kunnen verdienen; of
b. wier voor werkzaamheden beschikbare tijd blijkens een verklaring van een onderwijsinstelling grotendeels in beslag wordt genomen door of in verband met het volgen van onderwijs of een beroepsopleiding;
wordt het wezenpensioen ook ná de eerste kalenderdag van de maand volgende op het bereiken van de 21-jarige leeftijd uitgekeerd, indien en zolang aan de bovenvermelde voorwaarden wordt voldaan, doch uiterlijk tot de eerste kalenderdag van de maand volgend op het bereiken van de 27- jarige leeftijd door het kind.
3. Het Pensioenfonds keert de pensioenuitkering, onder inhouding van de verschuldigde belastingen en wettelijke heffingen, uit aan degene die ingevolge dit pensioenreglement recht heeft op de pensioenuitkering. De pensioenuitkering vindt plaats bij nabetaling in maandelijkse termijnen en wordt vastgesteld in euro's.
4. Het Pensioenfonds is niet gehouden tot uitbetaling van (bijzonder) partnerpensioen en/of wezenpensioen aan degene die zich schuldig heeft gemaakt aan enig misdrijf dat het overlijden van de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer heeft veroorzaakt of bespoedigd. Overlijdt de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer ten gevolge van een dergelijke uitgesloten oorzaak en betrof het een partnerpensioen op opbouwbasis, dan keert het Pensioenfonds aan de partner een periodieke uitkering van partnerpensioen uit die gebaseerd is op de premievrije waarde berekend naar de kalenderdag voorafgaand aan het overlijden.
Artikel 7 ~ Deeltijdpensioen
1. De deelnemer en de Werkgever kunnen in onderling overleg afspreken dat de deelnemer met deeltijdpensioen gaat met een gelijktijdige overeenkomstige vermindering van de arbeidstijd, met ingang van de eerste kalenderdag van een maand die ligt binnen de periode van de 50-jarige leeftijd van de deelnemer en de pensioenrichtdatum. Door deeltijdpensioen verandert de pensioenrichtdatum niet. Bij deeltijdpensioen worden de fiscale grenzen in aanmerking genomen.
2. Een ingegaan deeltijdpensioen kan worden verhoogd in geval van latere vermindering van de arbeidstijd.
3. Een verzoek tot deeltijdpensioen moet ten minste drie maanden voorafgaand aan de ingangsdatum van het deeltijdpensioen schriftelijk bij het pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
4. De hoogte van het deeltijdpensioen wordt op de ingangsdatum vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 en artikel 10 alsmede met inachtneming van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds en rekening houdend met:
a. de ingangsdatum;
b. de uitkeringsduur;
c. sekseneutrale waarderingsgrondslagen.
Een overzicht van de van belang zijnde actuariële factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
Artikel 8 ~ Vervroeging ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de pensioendatum tot uiterlijk de 50-jarige leeftijd van de (gewezen) deelnemer worden vervroegd. De gekozen pensioendatum dient samen te vallen met de eerste kalenderdag van een maand. Bij het vervroegen van de pensioendatum worden de fiscale grenzen in aanmerking genomen.
2. Een verzoek tot vervroeging moet ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. In geval de deelnemer tevens werknemer is, dient er tussen de Werkgever en de werknemer overeenstemming te bestaan over het moment van ingang van de vervroegde pensionering. Bij vervroegde pensionering eindigt de arbeidsovereenkomst met de Werkgever. Na vervroegde pensionering is hernieuwd deelnemerschap ingevolge een arbeidsovereenkomst met de Werkgever niet meer mogelijk.
4. De hoogte van het vervroegde ouderdomspensioen wordt op de pensioendatum vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 alsmede met inachtneming van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds en rekening houdend met:
a. de ingangsdatum;
b. de uitkeringsduur;
c. sekseneutrale waarderingsgrondslagen.
Een overzicht van de van belang zijnde actuariële factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
Artikel 9 ~ Uitstel ouderdomspensioen
1. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de pensioendatum tot uiterlijk vijf jaar na de AOW- gerechtigde leeftijd van de (gewezen) deelnemer worden uitgesteld. De gekozen pensioendatum dient samen te vallen met de eerste kalenderdag van een maand. Bij het uitstellen van de pensioendatum worden de fiscale grenzen in aanmerking genomen. Na de pensioenrichtdatum vindt geen opbouw van pensioenaanspraken meer plaats.
2. Een verzoek tot uitstel moet ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. In geval sprake is van gedeeltelijk beëindigen van de arbeidsovereenkomst, zal de opbouw van het ouderdomspensioen met inachtneming van algemeen aanvaarde actuariële grondslagen worden herrekend voor het gedeelte waarvoor de arbeidsovereenkomst in de uitstelperiode in stand blijft.
4. De hoogte van het uitgestelde ouderdomspensioen wordt op de pensioendatum vastgesteld met inachtneming van het bepaalde in artikel 10 alsmede met inachtneming van de actuariële grondslagen van het Pensioenfonds en rekening houdend met:
a. de ingangsdatum;
b. de uitkeringsduur;
c. sekseneutrale waarderingsgrondslagen.
Een overzicht van de van belang zijnde actuariële factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
Artikel 10 ~ Herschikking ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft
a. op de pensioendatum; en
b. op de AOW-gerechtigde leeftijd; en
c. op een door de (gewezen) deelnemer te kiezen latere leeftijd, waarbij gekozen kan worden tussen drie leeftijden, te weten 70 jaar, 72 jaar en 6 maanden, en 75 jaar;
het recht de aanspraken op ouderdomspensioen te herschikken, met dien verstande dat indien de pensioendatum tevens wordt vervroegd zoals bedoeld in artikel 8 de herschikking niet kan plaatsvinden voordat de (gewezen) deelnemer de 55-jarige leeftijd heeft bereikt. De (gewezen) deelnemer heeft telkens de mogelijkheid te kiezen voor een tijdelijk verhoogd (vervroegd) ouderdomspensioen met daarop volgend een tijdelijk of levenslang verlaagd ouderdomspensioen dan wel een tijdelijk verlaagd (vervroegd) ouderdomspensioen met daaropvolgend een tijdelijk of levenslang verhoogd ouderdomspensioen. De verhouding tussen het verhoogde en het verlaagde (vervroegd) ouderdomspensioen bedraagt telkens ten hoogste 100:75.
2. Indien de pensioendatum tevens wordt vervroegd zoals bedoeld in artikel 8, wordt in de periode tussen de pensioendatum en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd voor het toetsen van de verhouding 100:75, zoals bedoeld in lid 1, een bedrag gelijk aan tweemaal de voor die jaren geldende AOW-uitkeringen voor een gehuwde vermeerderd met de vakantietoeslag, buiten beschouwing gelaten.
3. Een verzoek tot herschikking moet ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
4. De waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen ná het herschikken is gelijk aan de waarde van de aanspraken op ouderdomspensioen vóór de herschikking en wordt op dezelfde actuariële grondslagen berekend. Een overzicht van de van belang zijnde actuariële factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement. Deze actuariële factoren zijn vastgesteld rekening houdend met sekseneutrale waarderingsgrondslagen.
5. De keuze zoals bedoeld in lid 1 is niet van toepassing op het partnerpensioen, tenzij de partner daarmee schriftelijk instemt.
6. Het Pensioenfonds kan met betrekking tot de vermelde opties en de daarbij te hanteren procedures nadere voorwaarden stellen.
Artikel 11 ~ Uitruil partnerpensioen in ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de pensioendatum eenmalig het recht de aanspraak op het (gedeeltelijke) partnerpensioen, met inachtneming van het bepaalde in de volgende leden, uit te ruilen voor een hoger, een eerder ingaand of een hoger én eerder ingaand ouderdomspensioen.
2. Het Pensioenfonds biedt de mogelijkheid tot uitruil aan binnen zes maanden vóór de pensioendatum. Een verzoek tot uitruil moet vervolgens ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk door de (gewezen) deelnemer bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. Aanspraken op bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner, zoals bedoeld in artikel 16, komen niet in aanmerking voor uitruil.
4. De keuze voor (gedeeltelijke) uitruil heeft geen invloed op de hoogte van het wezenpensioen en de eventuele aanspraken op bijzonder partnerpensioen voor de gewezen partner.
5. De (gewezen) deelnemer met een partner in de zin van dit pensioenreglement dient een schriftelijke verklaring te overleggen, waarin de (gewezen) deelnemer verklaart afstand te doen van het partnerpensioen en waarin de partner verklaart hiermee in te stemmen. De (gewezen) deelnemer zonder partner in de zin van dit pensioenreglement dient een schriftelijke verklaring te overleggen, waarin de (gewezen) deelnemer verklaart dat er geen partner bestaat die aanspraak zou kunnen maken op het partnerpensioen.
6. Indien gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel bedoelde uitruil, vervalt met ingang van het moment van bereiken van de pensioendatum de uitgeruilde (gedeeltelijke) aanspraak op partnerpensioen.
7. Het ouderdomspensioen dat wordt verkregen na (gedeeltelijke) uitruil wordt bepaald op basis van door het pensioenfonds vastgestelde factoren. Een overzicht van deze factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement. Deze actuariële factoren zijn vastgesteld rekening houdend met sekseneutrale waarderingsgrondslagen. In geval van gedeeltelijke uitruil zal het partnerpensioen opnieuw worden vastgesteld.
Artikel 12 ~ Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft op de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel op de pensioendatum eenmalig het recht een gedeelte van de aanspraak op het ouderdomspensioen uit te ruilen voor partnerpensioen. Na de uitruil dient het partnerpensioen ten hoogste 70% te bedragen van het ouderdomspensioen dat na de uitruil resteert.
2. Het Pensioenfonds biedt de mogelijkheid tot uitruil aan binnen zes maanden na de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel binnen zes maanden vóór de pensioendatum. Een verzoek tot uitruil moet vervolgens binnen negen maanden na de datum van beëindiging van het deelnemerschap dan wel ten minste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum schriftelijk
door de (gewezen) deelnemer bij het Pensioenfonds zijn ingediend. Een eenmaal gemaakte keuze is onherroepelijk.
3. Aanspraken op verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner, zoals bedoeld in artikel 17, komen niet in aanmerking voor uitruil.
4. Indien gebruik wordt gemaakt van de in dit artikel bedoelde uitruil, vervalt met ingang van de datum van de uitruil de uitgeruilde aanspraak op ouderdomspensioen.
5. Het partnerpensioen dat wordt verkregen na gedeeltelijke uitruil wordt bepaald op basis van door het Pensioenfonds vastgestelde factoren. Een overzicht van deze factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement. Deze actuariële factoren zijn vastgesteld rekening houdend met sekseneutrale waarderingsgrondslagen. Na de uitruil zal het ouderdomspensioen opnieuw worden vastgesteld.
Artikel 13 ~ Arbeidsongeschiktheid
1. Tijdens de duur van volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA (zijnde arbeidsongeschiktheid van 80% of meer), wordt de opbouw van pensioenaanspraken premievrij voortgezet op basis van de pensioengrondslag, welke geldt op 1 januari van het kalenderjaar waarin de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer wordt beëindigd op grond van blijvende arbeidsongeschiktheid. Op de pensioengrondslag en de reeds opgebouwde pensioenaanspraken vindt toeslagverlening plaats conform het bepaalde in artikel 18 lid 4.
2. Tijdens de duur van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA, wordt de in lid 1 bedoelde premievrije voortzetting toegekend conform het toekenningpercentage uit onderstaande tabel.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Toekenningpercentage |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
3. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de WIA. De deelnemer met aanspraak op de in dit artikel bedoelde premievrije voortzetting is verplicht het Pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van een herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
4. De in lid 1 dan wel in lid 2 bedoelde premievrije voortzetting gaat in op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de ingangsdatum van de volledige dan wel gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, zoals vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringorgaan van de WIA.
5. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, wijzigt het toekenningpercentage overeenkomstig, met dien verstande dat het toekenningpercentage na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen de Werkgever en de werknemer niet meer kan worden verhoogd.
6. De premievrije voortzetting vindt plaats zolang de arbeidsongeschiktheid meer dan 35% bedraagt, doch uiterlijk tot de eerste kalenderdag van de maand waarin de deelnemer de pensioenrichtdatum bereikt of tot en met de maand van eerder overlijden van de deelnemer.
Artikel 14 ~ Beëindiging van het deelnemerschap wegens ontslag
Indien het deelnemerschap eindigt ten gevolge van ontslag vóór de pensioendatum, dan verkrijgt de gewezen deelnemer premievrije aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen, die gelijk zijn aan de op het moment van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, partnerpensioen en wezenpensioen.
Artikel 15 ~ Waardeoverdracht
1. Op verzoek van de deelnemer zal de waarde van zijn pensioenaanspraken, die bij de pensioenuitvoerder van zijn vorige werkgever zijn verkregen, worden overgedragen naar het Pensioenfonds. De overgedragen waarde wordt omgezet in pensioenaanspraken volgens dit pensioenreglement. Per 1 januari 2023 is de mogelijkheid tot inkomende waardeoverdracht komen te vervallen, met uitzondering van de in de preambule genoemde personen die op 31 december 2022 werknemer waren, dit op 1 januari 2023 nog steeds zijn en uit hoofde hiervan per 1 januari 2023 pensioen opbouwen bij Stichting Het Nederlandse Pensioenfonds en wiens pensioendatum in 2023 of 2024 is.
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer zal de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken naar de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever worden overgedragen. De overgedragen waarde wordt omgezet in aanspraken volgens de pensioenregeling van de nieuwe werkgever.
3. Overdracht van de waarde van het partnerpensioen is slechts mogelijk na schriftelijke instemming van de partner van de (gewezen) deelnemer. Het eventuele bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 16 kan niet worden overgedragen.
4. De wijze waarop de waardeoverdracht plaatsvindt, evenals het vaststellen van de overdrachtswaarde, geschiedt in overeenstemming met de geldende wettelijke voorschriften.
5. Het Pensioenfonds is verplicht dan wel bevoegd om mee te werken aan de overige vormen van waardeoverdracht met inachtneming van de vereisten in de Pensioenwet.
Artikel 16 ~ Beëindiging van het partnerschap
1. De gewezen deelnemer is verplicht binnen twee maanden na beëindiging van:
a. het huwelijk of geregistreerd partnerschap het Pensioenfonds hiervan in kennis te stellen door het overleggen van een verklaring van inschrijving van de beëindiging in de registers van de burgerlijke stand;
b. de samenlevingsovereenkomst het Pensioenfonds hiervan in kennis te stellen door het overleggen van een door de gewezen deelnemer en de gewezen partner ondertekende verklaring van de beëindiging van de samenlevingsovereenkomst.
Het Pensioenfonds en de Werkgever kunnen niet aansprakelijk worden gesteld voor de gevolgen van te late kennisgeving.
2. Indien een samenlevingsovereenkomst wordt beëindigd wegens het aangaan van een huwelijk of een geregistreerd partnerschap van de gewezen deelnemer met de partner is het bepaalde in dit artikel niet van toepassing.
3. Bij beëindiging van het partnerschap van een gewezen deelnemer verkrijgt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat is opgebouwd tot de datum van beëindiging van het partnerschap en vervalt de aanspraak op partnerpensioen van de persoon die zijn partner blijkt te zijn op het tijdstip van overlijden.
4. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer wordt bijzonder partnerpensioen genoemd. De gewezen partner die recht heeft op bijzonder partnerpensioen wordt voor dit pensioenreglement aangemerkt als gewezen deelnemer vóór ingang van de pensioenuitkering en als pensioengerechtigde deelnemer ná ingang van de pensioenuitkering.
5. Het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer gaat in op de eerste kalenderdag van de maand waarin de gewezen deelnemer overlijdt. Het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer is betaalbaar tot de eerste kalenderdag van de maand volgende op de dag van overlijden van de gewezen partner van de gewezen deelnemer.
6. De aanspraak op bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van een gewezen deelnemer kan zonder de toestemming van de gewezen partner niet bij overeenkomst tussen de gewezen deelnemer en het Pensioenfonds of de Werkgever worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande zin, is nietig. Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing indien de gewezen deelnemer en de gewezen partner bij huwelijkse voorwaarden, bij voorwaarden van een geregistreerd partnerschap, bij voorwaarden van een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de beëindiging van het partnerschap anders overeenkomen. De overeenkomst is slechts geldig indien zij tijdig aan het Pensioenfonds is overlegd en indien aan de overeenkomst een verklaring van het Pensioenfonds is gehecht, dat zij bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken.
7. Een gewezen partner met een recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden gewezen deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer, mits:
a. het Pensioenfonds schriftelijk verklaart dat zij bereid is een eventueel uit die overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken;
b. de vervreemding onherroepelijk is; en
c. dit wordt overeengekomen bij notarieel verleden akte.
8. Indien de gewezen partner komt te overlijden vóórdat het bijzonder partnerpensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer tot uitkering is gekomen dan wel de gewezen partner afziet van een aanspraak op bijzonder partnerpensioen, valt dit bijzonder partnerpensioen weer toe aan de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer, tenzij de gewezen partner gebruik heeft gemaakt van de in artikel 5 van de Wet VPS vastgelegde mogelijkheid van conversie.
Artikel 17 ~ Pensioenverevening
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van een geregistreerd partnerschap, is de Wet VPS van toepassing. Er vindt ingevolge de Wet VPS verevening van het tijdens het huwelijk dan wel geregistreerd partnerschap opgebouwde ouderdomspensioen plaats.
2. Indien de gewezen deelnemer of de gewezen partner na beëindiging van een samenlevingsovereenkomst het tijdens de duur van de samenlevingsovereenkomst opgebouwde ouderdomspensioen wenst te verevenen, dient de gewezen deelnemer of de gewezen partner het pensioenfonds hiervan binnen twee jaar na beëindiging van de samenlevingsovereenkomst schriftelijk op de hoogte te stellen. Indien aan voornoemde voorwaarden is voldaan, wordt naar analogie van de Wet VPS het tijdens de duur van de samenlevingsovereenkomst opgebouwde ouderdomspensioen verevend.
3. Het deel van het te verevenen ouderdomspensioen kan uitsluitend worden omgezet in een eigen recht op ouderdomspensioen voor de gewezen partner mits voldaan aan het navolgende:
a. de omzetting wordt door beide partijen overeengekomen bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de beëindiging van het partnerschap;
b. binnen twee jaar na het tijdstip van de beëindiging van het partnerschap is mededeling gedaan aan het Pensioenfonds van de beëindiging van het partnerschap en van het tijdstip van beëindiging middels een door de gewezen deelnemer of de gewezen partner overlegd formulier, waarvan het model is vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid;
c. het Pensioenfonds heeft ingestemd met de omzetting (zie lid 4).
4. Het Pensioenfonds zal niet instemmen met de beoogde omzetting zoals bedoeld in lid 3 indien een andere regeling voor toeslagverlening is overeengekomen dan die welke is beschreven in artikel 18 of indien de omzetting die wordt overeengekomen voor het pensioenfonds verzekeringstechnisch nadelig is. Het Pensioenfonds zal dan slechts instemmen met de omzetting indien het recht op ouderdomspensioen van de gewezen partner ingaat op de bij het pensioenfonds geldende pensioenrichtdatum.
5. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing indien partijen pensioenverevening hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijke overeenkomst met het oog op de beëindiging van het partnerschap.
6. De aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner wordt verevend ouderdomspensioen genoemd. De gewezen partner die recht heeft op verevend ouderdomspensioen wordt voor dit pensioenreglement aangemerkt als gewezen deelnemer vóór
ingang van de pensioenuitkering en als pensioengerechtigde deelnemer ná ingang van de pensioenuitkering.
7. Het verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer gaat in op de pensioendatum van de gewezen deelnemer, door wie de aanspraken op ouderdomspensioen zijn opgebouwd. Indien het ouderdoms- pensioen van de gewezen deelnemer, door wie de aanspraken op ouderdoms- pensioen zijn opgebouwd, wordt verlaagd of verhoogd, uitsluitend wegens ingang op een vroeger tijdstip als bedoeld in artikel 8 of later tijdstip als bedoeld in artikel 9, wordt het verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer op overeenkomstige wijze verlaagd of verhoogd. Het verevend ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner van de gewezen deelnemer is betaalbaar tot de eerste kalenderdag van de maand volgende op de dag van overlijden van de gewezen partner van de gewezen deelnemer dan wel de eerste kalenderdag van de maand volgende op de dag van overlijden van de gewezen deelnemer door wie de aanspraken op ouderdomspensioen zijn opgebouwd.
8. Indien het tijdstip van beëindiging van het partnerschap ná de pensioenrichtdatum ligt, heeft het recht op uitkering ingang één maand ná de datum waarop het Pensioenfonds het in lid 3 sub b genoemde formulier heeft ontvangen.
9. Indien de gewezen partner komt te overlijden vóórdat het verevende ouderdoms- pensioen ten behoeve van de gewezen partner tot uitkering is gekomen, valt dit verevende ouderdomspensioen weer toe aan de gewezen deelnemer of pensioengerechtigde deelnemer, tenzij de gewezen partner gebruik heeft gemaakt van de in artikel 5 van de Wet VPS vastgelegde mogelijkheid van conversie.
10. Het Pensioenfonds is bevoegd de kosten van de verevening in gelijke delen in rekening te brengen aan de gewezen deelnemer en de gewezen partner dan wel in mindering te brengen op de aan hen uit te betalen bedragen.
Artikel 18 ~ Toeslagverlening
Voorwaardelijkheid
1. De toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten is voorwaardelijk. Er bestaat geen recht op toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten en het is ook voor de langere termijn niet zeker of en in hoeverre toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten zal plaatsvinden. Een besluit om in enig jaar toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten toe te kennen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen toeslagverlening op pensioenaanspraken en pensioenrechten en houdt geen inperking in van de beleidsvrijheid die het Bestuur heeft. Voor de voorwaardelijke toeslagtoezegging wordt geen reserve gevormd.
2. Het Bestuur beslist jaarlijks of en in hoeverre toeslagverlening op pensioen- aanspraken en pensioenrechten kan worden toegekend. Bij het nemen van dit besluit laat het Bestuur zich behalve door de beschikbare toeslagruimte zoals omschreven in lid 7 mede leiden door andere overwegingen, zoals, doch niet uitsluitend, de algemene economische situatie en de ontwikkelingen op de financiële markten.
Toeslagverlening voor de deelnemer
3. Indien en voor zover toeslagverlening wordt toegekend zoals bedoeld in lid 2, zullen de volgende pensioenaanspraken van de deelnemer voor toeslagverlening in aanmerking komen:
a. het totaal opgebouwd ouderdomspensioen;
b. het totaal opgebouwd partnerpensioen;
c. het totaal opgebouwd wezenpensioen;
d. de premievrij gemaakte pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 25 lid 3.
Toeslagverlening voor de gewezen deelnemer
4. Indien en voor zover toeslagverlening wordt toegekend zoals bedoeld in lid 2, zullen de volgende pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer voor toeslagverlening in aanmerking komen:
a. het premievrij ouderdomspensioen;
b. het premievrij partnerpensioen;
c. het premievrij wezenpensioen;
d. het bijzonder partnerpensioen;
e. het verevend dan wel geconverteerd ouderdomspensioen;
f. de premievrij gestelde pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 13 lid 1;
g. de premievrij gestelde pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 25 lid 6;
h. de premievrij gestelde pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 25 lid 7;
i. de premievrij gemaakte pensioenaanspraken zoals bedoeld in artikel 25 lid 3;
j. het premievrij gemaakt vroegpensioen zoals bedoeld in artikel 25 lid 4.
Toeslagverlening voor de pensioengerechtigde deelnemer
5. Indien en voor zover toeslagverlening wordt toegekend zoals bedoeld in lid 2, zullen de volgende pensioenrechten van de pensioengerechtigde deelnemer voor toeslagverlening in aanmerking komen:
a. het ingegaan ouderdomspensioen;
b. het ingegaan deeltijdpensioen;
c. het ingegaan partnerpensioen;
d. het ingegaan wezenpensioen;
e. het ingegaan bijzonder partnerpensioen;
f. het ingegaan verevend dan wel geconverteerd ouderdomspensioen;
g. het ingegaan vroegpensioen zoals bedoeld in artikel 25 lid 4;
h. het ingegaan vroegpensioen zoals bedoeld in artikel 25 lid 5.
Toeslagmaatstaf
6. Het Bestuur streeft ernaar, maar is daartoe niet verplicht, om jaarlijks per 1 januari op de pensioenaanspraken en pensioenrechten zoals bedoeld in lid 4 en lid 5 een toeslag te verlenen op basis van maximaal 100% van de prijsindex en naar rato van de toeslagruimte zoals bedoeld in lid
7. De toeslagverlening wordt uitgedrukt in een percentage en wordt toegekend over de som van de pensioenaanspraken en/of pensioenrechten. Een overzicht van de gehanteerde toeslagpercentages gedurende de afgelopen vijf kalenderjaren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
Toeslagruimte
7. De mate van toeslagverlening wordt jaarlijks vastgesteld door het Bestuur en is afhankelijk van de financiële positie. Er kan alleen toeslagverlening plaatsvinden voor zover dit toekomstbestendig is. Dat wil zeggen dat de financiële positie zodanig is dat het te verlenen toeslagpercentage ook naar verwachting in de toekomst uitgekeerd zal kunnen worden.
Het Bestuur hanteert voor een besluit over de feitelijke toeslagtoekenning de onderstaande beleidsstaffel als leidraad:
Beleidsdekkingsgraad | Toeslagverlening |
Lager dan 110% | Nihil |
Tussen 110% en bovengrens | Naar rato |
Boven bovengrens | Volledige toeslagverlening + eventueel herstel van kortingen + eventueel inhaaltoeslagverlening |
De bovengrens wordt jaarlijks vastgesteld, zodanig dat deze voldoet aan de eis van toekomstbestendigheid. De wijze waarop dit gebeurt en een verdere detaillering van het toeslagbeleid, zijn opgenomen in de actuariële en bedrijfstechnische nota.
Inhaaltoeslagverlening
8. Het Bestuur zal bijhouden in hoeverre in enig kalenderjaar de toeslagverlening niet of niet volledig is toegekend, verminderd met deflatie, om op basis daarvan te kunnen vaststellen of er aanleiding voor inhaaltoeslagverlening bestaat.
9. Inhaaltoeslagverlening kan enkel plaatsvinden voor niet of niet volledig toegekende toeslagen over de periode van tien kalenderjaren voorafgaand aan het kalenderjaar van toekenning van inhaaltoeslagverlening. Inhaaltoeslagverlening van niet of niet volledig toegekende toeslagen in de periode vóór 1 januari 2006 wordt uitgesloten.
10. Het bepaalde in lid 1 en lid 2 is van overeenkomstige toepassing op een besluit tot het toekennen van inhaaltoeslagverlening. Een besluit om in enig jaar inhaaltoeslagverlening toe te kennen, vormt geen garantie voor in toekomstige jaren toe te kennen inhaaltoeslagverlening.
11. Indien in een jaar de beleidsdekkingsgraad hoger is dan de bovengrens van het toeslagbeleid, kan het Bestuur overgaan tot inhaaltoeslagverlening. Van het overschot boven de beleidsdekkingsgraad is 20% beschikbaar voor inhaal- toeslagverlening. Indien inhaaltoeslagverlening mogelijk is, zal de volgorde van reparatie zijn dat eerst de oudst gemiste toeslag binnen de 10-jaars termijn (pro rata) wordt gerepareerd.
12. Negatieve inflatie (deflatie) wordt verrekend met potentiële toekomstige inhaaltoeslagverlening.
Wijzigingen
13. Toekomstige wijzigingen ten aanzien van het toeslagbeleid zijn bindend voor alle gewezen deelnemers en pensioengerechtigde deelnemers.
Artikel 19 ~ Informatieverstrekking
1. Iedere belanghebbende is verplicht tot medewerking aan de goede uitvoering van dit pensioenreglement en dient aan het Pensioenfonds alle gevraagde inlichtingen die voor de uitvoering van de pensioenregeling van belang zijn te verstrekken, zo nodig onder overlegging van officiële bescheiden.
2. Iedere belanghebbende is in ieder geval verplicht aan het Pensioenfonds – al dan niet via de Werkgever – ten spoedigste schriftelijk melding te doen en de daartoe benodigde bewijsstukken overleggen van een wijziging in de persoonlijke leefsituatie.
3. Het Pensioenfonds kan, voor zover dit wettelijk is toegestaan, gezondheids- waarborgen van de gewezen deelnemer, pensioengerechtigde deelnemer of (gewezen) partner verlangen. De gewezen deelnemer, pensioengerechtigde deelnemer of (gewezen) partner dient de vereiste gegevens te verstrekken en dient zijn medewerking te verlenen aan een eventueel geneeskundig onderzoek. De voorwaarden waaronder bedoelde gegevens verstrekt dienen te worden, zijn vastgelegd en zijn op aanvraag bij het Pensioenfonds beschikbaar.
4. Bij beëindiging van de deelname aan de pensioenregeling, en daarna jaarlijks, ontvangt de gewezen deelnemer van het Pensioenfonds ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie. Het Pensioenfonds verstrekt aan de pensioengerechtigde deelnemer bij pensioeningang en daarna jaarlijks ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
5. Het Pensioenfonds verstrekt aan de partner op het moment dat deze de status van gewezen partner als bedoeld in artikel 16 verkrijgt, en daarna jaarlijks, ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie. Het Pensioenfonds verstrekt aan de gewezen partner bij verevening als bedoeld in artikel 17, en daarna jaarlijks, ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
6. Het Pensioenfonds verstrekt aan gewezen deelnemers en pensioengerechtigde deelnemers die zich in een andere lidstaat vestigen ten minste de in de Pensioenwet omschreven verplichte informatie.
7. Belanghebbenden kunnen op verzoek bepaalde, in de Pensioenwet omschreven, informatie ontvangen.
Artikel 20 ~ Herverzekering
1. Ter dekking van de verleende pensioenaanspraken en pensioenrechten kan het Pensioenfonds de verplichtingen, voortvloeiende uit dit pensioenreglement, geheel of gedeeltelijk herverzekeren door het sluiten van overeenkomsten van levensverzekering met één of meer levensverzekeringmaatschappijen.
2. Het Pensioenfonds zal als contractant en begunstigde op de betreffende polissen worden aangewezen.
3. Bij volledige herverzekering is het Pensioenfonds slechts aansprakelijk voor zover de verzekeraar zijn uit de overeenkomsten voortvloeiende verplichtingen nakomt. De voorwaarden van deze overeenkomsten liggen voor de belanghebbende ter inzage.
Artikel 21 ~ Premie en financiering
Indien in enig kalenderjaar de technische voorzieningen onvoldoende mocht blijken ter financiering van de in dat jaar op te bouwen pensioenaanspraken, zal ten aanzien van de uit dit pensioenreglement voortvloeiende nog niet opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenaanspraken op risicobasis het opbouwpercentage worden vastgesteld op een naar rato van het tekort verminderd percentage.
Artikel 22 ~ Wijziging van de pensioenregeling
1. Het Bestuur behoudt zich eenzijdig het recht voor de pensioenregeling zonder instemming van de werknemer te wijzigen, indien sprake is van een zodanig aantoonbaar zwaarwichtig belang van het Pensioenfonds dat het belang van de werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Een beslissing tot wijziging van de pensioenregeling zoals bedoeld in dit lid zal zo spoedig mogelijk schriftelijk aan de belanghebbenden worden medegedeeld.
2. Tenzij bij of krachtens de Pensioenwet anders is bepaald, wordt, in geval van een wijziging van de pensioenregeling, geen inbreuk gemaakt op het gedeelte van de pensioenaanspraken dat tot de datum van wijziging is opgebouwd.
3. Het Bestuur kan in enig jaar besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en/of de ingegane pensioenrechten te verminderen, indien
a. de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het Pensioenfonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal vereist eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigde deelnemers en andere aanspraakgerechtigden onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet, zoals uitgewerkt in het kortetermijnherstelplan, bedoeld in artikel 140 van de Pensioenwet.
4. Het Pensioenfonds informeert de gewezen deelnemers en de pensioengerechtigde deelnemers schriftelijk over het besluit tot vermindering als bedoeld in lid 3.
5. De vermindering als bedoeld in lid 3 kan op zijn vroegst worden gerealiseerd drie maanden nadat de pensioengerechtigde deelnemers hierover geïnformeerd zijn en één maand nadat de gewezen deelnemers en de toezichthouder hierover geïnformeerd zijn.
6. In het geval als bedoeld in lid 3 kan, indien in de volgende kalenderjaren het vermogen van het Pensioenfonds dat toelaat, het Bestuur besluiten de bedoelde korting geheel of ten dele ongedaan te maken.
7. Bij toepassing van het bepaalde in lid 3 kan het Bestuur gelijktijdig besluiten de te verlenen pensioenaanspraken in dat kalenderjaar met een bepaald percentage te korten. Het bepaalde in lid 4 tot en met lid 6 is dan van overeenkomstige toepassing op het korten van de te verlenen pensioenaanspraken.
8. Indien de administratie van 's-Rijks Belastingen dan wel bij geschil de rechter in belastingzaken in hoogste instantie, in deze pensioenregeling een fiscaal bovenmatig element aanwezig acht, dat door het Pensioenfonds en de deelnemer niet als zodanig is bedoeld, zal deze pensioenregeling tot een aanvaardbaar niveau worden aangepast binnen de doelstelling van het Pensioenfonds.
Artikel 23 ~ Pensioenregeling en arbeidsovereenkomst
1. In alle bij dit pensioenreglement niet voorziene gevallen en in geval van verschil van mening over de juiste interpretatie van de tekst van dit pensioenreglement neemt het Bestuur een beslissing naar analogie van de bepalingen van dit pensioenreglement.
2. Het Bestuur is bevoegd artikelen uit het pensioenreglement buiten toepassing te laten dan wel daarvan af te wijken voor zover toepassing, gelet op het doel of strekking van de betreffende bepaling(en), zal leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
Artikel 24 ~ Afkopen, vervreemden en prijsgeven van pensioen
1. De pensioenaanspraken en pensioenrechten ingevolge dit pensioenreglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. In alle gevallen van afkoop worden de voorwaarden van de Pensioenwet in acht genomen.
2. Het Pensioenfonds heeft het recht om op de pensioenrichtdatum de aanspraak op ouderdomspensioen van de deelnemer af te kopen indien:
a. de uitkering van het ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum minder bedraagt dan een wettelijk vastgesteld grensbedrag; en
b. de gewezen deelnemer instemt met de afkoop.
3. Indien de aanspraak op ouderdomspensioen wordt afgekocht, dan wordt daarmee ook de aanspraak op partnerpensioen afgekocht. De gewezen deelnemer met een partner in de zin van dit pensioenreglement dient een schriftelijke verklaring te overleggen, waarin de partner verklaart hiermee in te stemmen. De gewezen deelnemer zonder partner in de zin van dit pensioenreglement dient een schriftelijke verklaring te overleggen, waarin de gewezen deelnemer verklaart dat er geen partner bestaat die aanspraak zou kunnen maken op het partnerpensioen. Een overzicht van de grensbedragen gedurende de afgelopen vijf kalenderjaren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
4. Het Pensioenfonds heeft het recht om op de ingangsdatum de aanspraak op premievrij gemaakt vroegpensioen van de gewezen deelnemer van werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) af te kopen indien:
a. de uitkering van het vroegpensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan het in lid 2 bedoelde grensbedrag; en
b. de gewezen deelnemer instemt met de afkoop.
5. Het Pensioenfonds heeft de mogelijkheid om de aanspraak op partnerpensioen van de partner bij ingang en de aanspraak op bijzonder partnerpensioen van de gewezen partner bij scheiding af te kopen, mits het (bijzonder) partnerpensioen het in lid 2 bedoelde grensbedrag niet te boven gaat.
6. Het Pensioenfonds heeft de mogelijkheid om de aanspraak op wezenpensioen van de wees bij ingang af te kopen, mits het wezenpensioen het in lid 2 bedoelde grensbedrag niet te boven gaat.
7. De waarde van de afkoop als bedoeld in lid 2 tot en met lid 5 wordt vastgesteld op basis van sekseneutrale afkoopfactoren. Een overzicht van deze factoren is opgenomen in een uitvoeringsbesluit bij dit pensioenreglement.
8. De aanspraak op ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen deelnemer en de aanspraak op premievrij gemaakt vroegpensioen van de deelnemer van werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) kunnen zonder de toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de gewezen deelnemer en het Pensioenfonds worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande zin, is nietig. Het hiervoor bepaalde vindt geen toepassing indien de gewezen deelnemer en de gewezen partner het recht op pensioenverevening ingevolge de Wet VPS hebben uitgesloten.
9. De aanspraak op partnerpensioen ten behoeve van de partner van een gewezen deelnemer kan zonder de toestemming van de partner niet bij overeenkomst tussen de (gewezen) deelnemer en het Pensioenfonds worden verminderd, anders dan bij afkoop zoals voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. Elk beding, strijdig met het bepaalde in de voorgaande zin, is nietig.
Artikel 25 ~ Slotbepalingen en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement wordt geacht in werking te zijn getreden op 1 januari 2024 en vervangt alle voorgaande versies.
2. Voor de gewezen deelnemer, die op 31 december 2013 als (gewezen) deelnemer stond geregistreerd, geldt dat de pensioenrichtdatum van de per 31 december 2013 opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen is verhoogd van de eerste kalenderdag waarin de gewezen deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt naar de kalenderdag waarop de gewezen deelnemer de 67- jarige leeftijd bereikt. De omrekening heeft plaatsgevonden op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid.
3. Alle pensioenaanspraken die tot 1 januari 2006 door de gewezen deelnemer van werkgever Xerox (Nederland) dan wel werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) zijn opgebouwd, zijn premievrij gemaakt op basis van het tot 1 januari 2006 geldende pensioenreglement. Op deze premievrije pensioenaanspraken is de toeslagverlening van toepassing zoals bedoeld in artikel 18 lid 4, lid 6 en lid 7.
4. Ten aanzien van de ingang van het premievrij gemaakte vroegpensioen van de gewezen deelnemer van werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) geldt, dat dit vroegpensioen ingaat op de eerste kalenderdag van de maand waarin de gewezen deelnemer de 62,5-jarige leeftijd bereikt. De uitkering van vroegpensioen is betaalbaar tot de 65-jarige leeftijd of de eerdere datum van overlijden zoals genoemd in artikel 6 lid 2 van het tot 1 januari 2006 geldende pensioenreglement. Op het hier bedoelde vroegpensioen wordt toeslagverlening toegepast volgens de bepalingen in artikel 18 lid 4 tot en met lid 7 van het onderhavige pensioenreglement.
5. Het conform het pensioenreglement van Stichting Flexibel Pensioen Xerox Amstelveen (geliquideerd) tot 1 januari 2006 door de gewezen deelnemer opgebouwde vroegpensioenkapitaal (collectief en individueel) is per 1 januari 2006 collectief actuarieel neutraal omgezet in extra aanspraken op ouderdomspensioen ingevolge het pensioenreglement per 1 januari 2006 van Stichting Pensioenbelangen Xerox Amstelveen (geliquideerd). De verplichtingen ten aanzien van het conform het pensioenreglement van Stichting Flexibel Pensioen Xerox Amstelveen (geliquideerd) vóór 1 januari 2006 ingegane vroegpensioen zijn overgenomen door het pensioenfonds. Op het hier bedoelde vroegpensioen wordt toeslagverlening toegepast volgens de bepalingen in artikel 18 lid 5 tot en met lid 7 van het onderhavige pensioenreglement.
6. In afwijking van het bepaalde ten aanzien van arbeidsongeschiktheid in artikel 13, geldt voor de gewezen deelnemer voor wie reeds vóór 1 januari 2004 salarisdoorbetaling dan wel aanvulling van werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) dan wel premievrije voortzetting plaatsvond, het volgende:
a. Tijdens de duur van volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO (zijnde arbeidsongeschiktheid van 65% of meer), wordt de opbouw van pensioenaanspraken premievrij voortgezet op basis van de pensioengrondslag, welke geldt op de laatste kalenderdag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst tussen werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) en de werknemer wordt beëindigd. Op de pensioengrondslag vindt toeslagverlening plaats conform het bepaalde in artikel 18 lid 4.
b. Tijdens de duur van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, wordt de in sub a bedoelde premievrije voortzetting stopgezet.
c. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de WAO. De gewezen deelnemer met aanspraak op de in dit lid
bedoelde premievrije voortzetting is verplicht het pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van een herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
d. De in sub a dan wel in sub b bedoelde (stopzetting van de) premievrije voortzetting gaat in op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de ingangsdatum van de volledige dan wel gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, zoals vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de WAO.
e. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, wijzigt het toekenningpercentage overeenkomstig, met dien verstande dat het toekenningpercentage na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) en de werknemer niet meer kan worden verhoogd.
f. De premievrije voortzetting vindt plaats zolang de arbeidsongeschiktheid meer dan 65% bedraagt, doch uiterlijk tot de eerste kalenderdag van de maand waarin de gewezen deelnemer de pensioendatum bereikt of tot en met de maand van eerder overlijden van de gewezen deelnemer.
7. In afwijking van het bepaalde ten aanzien van arbeidsongeschiktheid in artikel 13, geldt voor de gewezen deelnemer voor wie reeds vóór 1 januari 2004 salarisdoorbetaling dan wel aanvulling van werkgever Xerox (Nederland) dan wel premievrije voortzetting plaatsvond, het volgende:
a. Tijdens de duur van volledige arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO (zijnde arbeidsongeschiktheid van 65% of meer), wordt de opbouw van pensioenaanspraken premievrij voortgezet op basis van de pensioengrondslag, welke geldt op de laatste kalenderdag van de maand waarin de arbeidsovereenkomst tussen werkgever Xerox (Nederland) en de werknemer wordt beëindigd. Op de pensioengrondslag vindt toeslagverlening plaats conform het bepaalde in artikel 18 lid 4.
b. Tijdens de duur van gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO, wordt de in sub a bedoelde premievrije voortzetting verlaagd door vermenigvuldiging met het toekenningpercentage uit onderstaande tabel.
Mate van arbeidsongeschiktheid | Toekenningpercentage |
0 tot 15% | 0% |
15 tot 25% | 20% |
25 tot 35% | 30% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 100% | 100% |
c. De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de WAO. De gewezen deelnemer met aanspraak op de in dit artikel bedoelde premievrije voortzetting is verplicht het Pensioenfonds onmiddellijk in kennis te stellen van een herziening van de mate van arbeidsongeschiktheid.
d. De in sub a dan wel in sub b bedoelde premievrije voortzetting gaat in op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de ingangsdatum van de volledige dan wel gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid, zoals vastgesteld op basis van een beschikking van het uitvoeringsorgaan van de WAO.
e. Indien en zodra de mate van arbeidsongeschiktheid wijzigt, wijzigt het toekenningpercentage overeenkomstig, met dien verstande dat het toekenningpercentage na beëindiging van de arbeidsovereenkomst tussen werkgever Xerox (Nederland) en de werknemer niet meer kan worden verhoogd.
f. De premievrije voortzetting vindt plaats zolang de arbeidsongeschiktheid meer dan 15% bedraagt, doch uiterlijk tot de eerste kalenderdag van de maand waarin de gewezen deelnemer de pensioendatum bereikt of tot en met de maand van eerder overlijden van de gewezen deelnemer.
8. De gewezen deelnemer, die op 31 december 2005 als deelnemer van werkgever Xerox Manufacturing (Nederland) stond geregistreerd, behoudt ook na 1 januari 2006 recht op tijdelijk partnerpensioen. Het jaarlijks tijdelijk partnerpensioen bedraagt 10% van het laatst berekende bereikbare ouderdomspensioen. Het tijdelijk partnerpensioen is uiterlijk betaalbaar tot de eerste kalenderdag van de maand waarop de pensioengerechtigde deelnemer die een uitkering van tijdelijk partnerpensioen ontvangt de 65-jarige leeftijd bereikt.
9. Het recht op uitruil van partnerpensioen in ouderdomspensioen, zoals bedoeld in artikel 11, is in werking getreden op 1 januari 2002 en is uitsluitend van toepassing op degene die deelnemer was op of ná 1 januari 2002. Het recht op uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen, zoals bedoeld in artikel 12, is in werking getreden op 1 januari 2007 en is uitsluitend van toepassing op degene die deelnemer was op of ná 1 januari 2007.
10. Dit pensioenreglement is niet van toepassing op de gewezen deelnemer en de pensioengerechtigde deelnemer die geen gebruik heeft gemaakt van de geboden mogelijkheid de bij Amev Levensverzekeringen N.V. (a.s.r) opgebouwde pensioen- aanspraken per 1 januari 2000 over te dragen aan het pensioenfonds.
Bijlage 1: Ploegentoeslagregeling werkgever Xerox (Nederland) tot 1 januari 2011
De ploegenpensioenregeling zoals bedoeld in deze bijlage is in werking getreden per 1 januari 1995 en heeft uitsluitend betrekking op de gewezen deelnemer die een ploegentoeslag van werkgever Xerox (Nederland) geniet of heeft genoten en daarnaast op of ná 1 januari 1995 doch vóór 1 januari 2001 (opnieuw) is gaan deelnemen.
1. Het deelnemerschap eindigt:
a. op de dag van overlijden van de gewezen deelnemer;
b. op de dag direct voorafgaand aan de pensioendatum;
c. op de laatste kalenderdag van de maand waarin de ploegentoeslag vervalt.
2. Het deelnemerschap geeft aanspraak op:
a. ploegenouderdomspensioen voor de gewezen deelnemer;
b. ploegenpartnerpensioen voor de partner van de gewezen deelnemer; en
c. ploegenwezenpensioen voor de kinderen van de gewezen deelnemer.
3. Bij beëindiging van het deelnemerschap aan de in deze bijlage bedoelde ploegenpensioenregeling behoudt de gewezen deelnemer aanspraak op de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraken op ploegenouderdomspensioen, ploegenpartnerpensioen en ploegenwezenpensioen.
4. De pensioengevende ploegentoeslag is gelijk aan de ploegentoeslag op jaarbasis welke geldt op 1 januari van het betreffende kalenderjaar of op het tijdstip van latere aanvang van het deelnemerschap.
5. Het in enig jaar op te bouwen jaarlijks ploegenouderdomspensioen bedraagt 1,472% van de pensioengevende ploegentoeslag in dat kalenderjaar. Indien gedurende een gedeelte van het kalenderjaar wordt deelgenomen aan deze ploegenpensioenregeling, bedraagt het in dat kalenderjaar op te bouwen ploegenouderdomspensioen een evenredig deel van het in de vorige zin bedoelde ploegenouderdomspensioen. Het in enig kalenderjaar op te bouwen ploegenpartnerpensioen bedraagt 70% van het in dat kalenderjaar op te bouwen ploegenouderdomspensioen. Het in enig kalenderjaar op te bouwen ploegenwezenpensioen bedraagt 14% van het in dat kalenderjaar op te bouwen ploegenouderdomspensioen.
6. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer heeft zijn partner recht op een ploegenpartnerpensioen ter grootte van 70% van het ploegenouderdomspensioen, dat zou gelden indien de deelname aan deze ploegenpensioenregeling tot de pensioenrichtdatum zou zijn voortgezet met de pensioengevende ploegentoeslag, die geldt in het kalenderjaar van overlijden.
7. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer heeft ieder kind van de deelnemer aanspraak op een ploegenwezenpensioen van 14% van het ploegenouderdomspensioen, dat zou gelden indien de deelname tot de pensioenrichtdatum zou zijn voortgezet met de pensioengevende ploegentoeslag, die geldt in het kalenderjaar van overlijden.
8. In geval van overlijden van de gewezen deelnemer of de pensioengerechtigde deelnemer, heeft zijn partner aanspraak op het opgebouwde ploegenpartnerpensioen en heeft ieder van zijn kinderen recht op het opgebouwde ploegenwezenpensioen.
9. Op de pensioenaanspraken zoals bedoeld in deze bijlage is mede overeenkomstig hetgeen bepaald is in:
a. artikel 15;
b. artikel 16;
c. artikel 17;
d. artikel 18; hierbij wordt onder gewezen deelnemer mede verstaan de deelnemer, die geen ploegentoeslag meer geniet, maar nog wel deelnemer is aan de pensioenregeling;
e. artikel 19;
f. artikel 20.
10. Voor de gewezen deelnemer die direct voorafgaand aan de duur van arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA ploegentoeslag ontving, kan het toekenningpercentage gecorrigeerd worden.
Pensioenkring Xerox
Uitvoeringsbesluit behorende bij artikel 4 lid 2, artikel 18 lid 3-5 en artikel 24 lid 2-4 pensioenreglement (overzicht cijfers en bedragen)
In dit uitvoeringsbesluit is een overzicht opgenomen van de voor de opbouw van pensioenaanspraken van belang zijnde gegevens, die jaarlijks aan verandering onderhevig (kunnen) zijn. Daarbij worden tevens de relevante artikelen in het pensioenreglement vermeld.
2024 | 2023 | 2022 | 2021 | 2020 | |
Maximaal pensioengevend jaarsalaris (€) Artikel 4 lid 2 | 137.800 | 128.810 | 114.866 | 112.189 | 110.111 |
Franchise (€) Artikel 4 lid 2 | n.v.t. | n.v.t. | 14.802 | 14.544 | 14.167 |
Toeslagtoekenning deelnemer (%) Artikel 18 lid 3 | 0,00 | 1,98 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
Toeslagtoekenning gewezen en pensioengerechtigde deelnemer (%) Artikel 18 lid 4-5 | 0,00 | 1,98 | 0,00 | 0,00 | 0,00 |
Grensbedrag afkoop (€) Artikel 24 lid 2-4 | 592,51 | 594,89 | 520,35 | 503,24 | 497,27 |
* Voor deelnemers die vóór 1 januari 2009 in dienst zijn getreden bij werkgever Xxxxxxx bedraagt de deelnemersbijdrage 0,0%.
Uitvoeringsbesluit behorend bij artikel 7 lid 4, artikel 8 lid 4, artikel 9 lid 4, artikel 10 lid 4, artikel 11 lid 7 en artikel 12 lid 5 pensioenreglement (richtlijnen voor flexibilisering)
In dit uitvoeringsbesluit is een overzicht opgenomen van de voor de verschillende vormen van flexibilisering van belang zijnde actuariële factoren, die periodiek aan verandering onderhevig (kunnen) zijn. Daarbij worden tevens de relevante artikelen in het pensioenreglement vermeld.
A: Vervroeging ouderdomspensioen (artikel 7 + artikel 8)
Pensioenleeftijd | Ouderdomspensioen vóór vervroeging (€) | Ouderdomspensioen ná vervroeging (€) |
66 jaar | 1.000 | 938 |
65 jaar | 1.000 | 882 |
64 jaar | 1.000 | 832 |
63 jaar | 1.000 | 786 |
62 jaar | 1.000 | 744 |
61 jaar | 1.000 | 706 |
60 jaar | 1.000 | 670 |
59 jaar | 1.000 | 638 |
58 jaar | 1.000 | 609 |
57 jaar | 1.000 | 582 |
56 jaar | 1.000 | 557 |
55 jaar | 1.000 | 534 |
54 jaar | 1.000 | 513 |
53 jaar | 1.000 | 493 |
52 jaar | 1.000 | 475 |
51 jaar | 1.000 | 458 |
50 jaar | 1.000 | 442 |
De tabel geeft aan hoeveel vervroegd ouderdomspensioen wordt verkregen door de vervroeging van € 1.000 opgebouwd ouderdomspensioen. Als de pensioendatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd. Het partnerpensioen behoudt hetzelfde niveau als vóór de vervroeging. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de verhouding partnerpensioen/ouderdomspensioen eventueel gelijk gehouden worden. In dat geval zal worden afgeweken van de factoren in de tabel.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
B: Uitstel ouderdomspensioen (artikel 9)
Pensioenleeftijd | Ouderdomspensioen vóór uitstel (€) | Ouderdomspensioen ná uitstel (€) |
68 jaar | 1.000 | 1.069 |
69 jaar | 1.000 | 1.144 |
70 jaar | 1.000 | 1.229 |
71 jaar | 1.000 | 1.323 |
72 jaar | 1.000 | 1.429 |
De tabel geeft aan hoeveel uitgesteld ouderdomspensioen wordt verkregen door het uitstellen van € 1.000 opgebouwd ouderdomspensioen. Als de pensioendatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd. Het partnerpensioen behoudt hetzelfde niveau als vóór het uitstellen. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de verhouding partnerpensioen/ouderdomspensioen eventueel gelijk gehouden worden. In dat geval zal worden afgeweken van de factoren in de tabel.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
C: Herschikking ouderdomspensioen – hoog-laag constructie (artikel 7 + artikel 10)
Pensioenleeftijd | Ouderdoms- pensioen vóór herschikking en ná vervroeging (€) | Ouderdoms- pensioen ná her- schikking (hoog) (€) | Ouderdoms- pensioen ná her- schikking (laag) (€) |
75 jaar | 1.000 | 1.173 | 880 |
72,5 jaar | 1.000 | 1.187 | 890 |
70 jaar | 1.000 | 1.200 | 900 |
67 jaar | 1.000 | 1.212 | 909 |
66 jaar | 1.000 | 1.216 | 912 |
65 jaar | 1.000 | 1.219 | 914 |
64 jaar | 1.000 | 1.222 | 917 |
63 jaar | 1.000 | 1.226 | 920 |
62 jaar | 1.000 | 1.228 | 921 |
61 jaar | 1.000 | 1.231 | 923 |
60 jaar | 1.000 | 1.234 | 926 |
59 jaar | 1.000 | 1.236 | 927 |
58 jaar | 1.000 | 1.239 | 929 |
57 jaar | 1.000 | 1.241 | 931 |
56 jaar | 1.000 | 1.243 | 932 |
55 jaar | 1.000 | 1.245 | 934 |
De tabel geeft aan hoeveel verhoogd (vervroegd dan wel uitgesteld) ouderdomspensioen wordt verkregen door de omzetting van € 1.000 opgebouwd ouderdomspensioen. Als de pensioendatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd. Het verlaagde ouderdomspensioen na afloop van de periode van vijf jaar van het verhoogde (vervroegde dan wel uitgestelde) ouderdomspensioen bedraagt 75% van het verhoogde (vervroegde dan wel uitgestelde) ouderdomspensioen. Het partnerpensioen behoudt hetzelfde niveau als vóór de herschikking. Op verzoek van de (gewezen) deelnemer kan de verhouding partnerpensioen/ouderdomspensioen eventueel gelijk gehouden worden. In dat geval zal worden afgeweken van de factoren in de tabel.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
D: Herschikking ouderdomspensioen – laag-hoog constructie (artikel 7 + artikel 10)
Pensioenleeftijd | Ouderdoms- pensioen vóór herschikking en na vervroeging (€) | Ouderdoms- pensioen ná her- schikking (laag) (€) | Ouderdoms- pensioen ná her- schikking (hoog) (€) |
75 jaar | 1.000 | 836 | 1.115 |
72,5 jaar | 1.000 | 826 | 1.101 |
70 jaar | 1.000 | 818 | 1.091 |
67 jaar | 1.000 | 811 | 1.081 |
66 jaar | 1.000 | 809 | 1.079 |
65 jaar | 1.000 | 807 | 1.076 |
64 jaar | 1.000 | 805 | 1.073 |
63 jaar | 1.000 | 803 | 1.071 |
62 jaar | 1.000 | 801 | 1.068 |
61 jaar | 1.000 | 800 | 1.067 |
60 jaar | 1.000 | 798 | 1.064 |
59 jaar | 1.000 | 797 | 1.063 |
58 jaar | 1.000 | 796 | 1.061 |
57 jaar | 1.000 | 794 | 1.059 |
56 jaar | 1.000 | 793 | 1.057 |
55 jaar | 1.000 | 792 | 1.056 |
De tabel geeft aan hoeveel verlaagd (vervroegd dan wel uitgesteld) ouderdomspensioen wordt verkregen door de omzetting van € 1.000 opgebouwd ouderdomspensioen. Als de pensioendatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd. Het verlaagde ouderdomspensioen na afloop van de periode van vijf jaar van het verhoogde (vervroegde dan wel uitgestelde) bedraagt 75% van het verhoogde (vervroegde dan wel uitgestelde) ouderdomspensioen. Het partnerpensioen behoudt hetzelfde niveau als voor de herschikking. Op verzoek van de (gewezen) deel- nemer kan de verhouding partnerpensioen/ouderdomspensioen eventueel gelijk gehouden worden. In dat geval zal worden afgeweken van de factoren in de tabel.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van vijf jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
E: Uitruil partnerpensioen in direct ingaand ouderdomspensioen (artikel 11)
Pensioenleeftijd | Partnerpensioen vóór uitruil en vervroe- ging of uitstel(€) | Ouderdomspensioen ná uitruil en vervroeging of uitstel(€) |
67 jaar | 1.000 | 282 |
66 jaar | 1.000 | 271 |
65 jaar | 1.000 | 260 |
64 jaar | 1.000 | 249 |
63 jaar | 1.000 | 239 |
62 jaar | 1.000 | 230 |
61 jaar | 1.000 | 221 |
60 jaar | 1.000 | 212 |
59 jaar | 1.000 | 204 |
58 jaar | 1.000 | 196 |
57 jaar | 1.000 | 189 |
56 jaar | 1.000 | 182 |
55 jaar | 1.000 | 175 |
54 jaar | 1.000 | 169 |
53 jaar | 1.000 | 163 |
52 jaar | 1.000 | 157 |
51 jaar | 1.000 | 152 |
50 jaar | 1.000 | 147 |
De tabel geeft aan hoeveel ouderdomspensioen wordt verkregen door de uitruil van € 1.000 opgebouwd partnerpensioen in ouderdomspensioen. Als de pensioendatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
F: Uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen (artikel 12)
Leeftijd | Ouderdomspensioen vóór uitruil (€) | Partnerpensioen ná uitruil (€) |
67 jaar | 1.000 | 3.544 |
66 jaar | 1.000 | 3.454 |
65 jaar | 1.000 | 3.377 |
64 jaar | 1.000 | 3.310 |
63 jaar | 1.000 | 3.251 |
62 jaar | 1.000 | 3.199 |
61 jaar | 1.000 | 3.153 |
60 jaar | 1.000 | 3.112 |
59 jaar | 1.000 | 3.077 |
58 jaar | 1.000 | 3.045 |
57 jaar | 1.000 | 3.019 |
56 jaar | 1.000 | 2.997 |
55 jaar | 1.000 | 2.979 |
54 jaar | 1.000 | 2.965 |
53 jaar | 1.000 | 2.953 |
52 jaar | 1.000 | 2.946 |
51 jaar | 1.000 | 2.941 |
50 jaar | 1.000 | 2.938 |
49 jaar | 1.000 | 2.937 |
48 jaar | 1.000 | 2.938 |
47 jaar | 1.000 | 2.941 |
46 jaar | 1.000 | 2.947 |
45 jaar | 1.000 | 2.954 |
44 jaar | 1.000 | 2.962 |
43 jaar | 1.000 | 2.972 |
42 jaar | 1.000 | 2.983 |
41 jaar | 1.000 | 2.996 |
40 jaar | 1.000 | 3.010 |
39 jaar | 1.000 | 3.025 |
38 jaar | 1.000 | 3.042 |
37 jaar | 1.000 | 3.059 |
36 jaar | 1.000 | 3.077 |
35 jaar | 1.000 | 3.096 |
34 jaar | 1.000 | 3.115 |
33 jaar | 1.000 | 3.134 |
32 jaar | 1.000 | 3.154 |
31 jaar | 1.000 | 3.175 |
30 jaar | 1.000 | 3.195 |
29 jaar | 1.000 | 3.215 |
28 jaar | 1.000 | 3.235 |
27 jaar | 1.000 | 3.255 |
26 jaar | 1.000 | 3.273 |
25 jaar | 1.000 | 3.291 |
24 jaar | 1.000 | 3.308 |
23 jaar | 1.000 | 3.326 |
22 jaar | 1.000 | 3.344 |
21 jaar | 1.000 | 3.361 |
20 jaar | 1.000 | 3.379 |
De tabel geeft aan hoeveel partnerpensioen wordt verkregen door de uitruil van € 1.000 opgebouwd ouderdomspensioen in partnerpensioen. Als de uitruildatum ligt op een tussenliggende leeftijd, dan wordt lineair tussen de omliggende factoren geïnterpoleerd. Indien de (gewezen) deelnemer kiest voor zowel uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen als vervroeging of uitstel van ouderdomspensioen, zullen eerst de factoren met betrekking tot uitruil van ouderdomspensioen in partnerpensioen toegepast worden en vervolgens de factoren met betrekking tot vervroeging of uitstel van ouderdomspensioen.
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand daartoe aanleiding geeft (geven). Jjaarlijks zal per 1 januari worden bezien of op advies van de adviserende actuaris de tabel dient te worden aangepast op basis van de actuele marktrente.
Uitvoeringsbesluit behorend bij artikel 24 lid 6 pensioenreglement (sekseneutrale afkoopfactoren)
In dit uitvoeringsbesluit is een overzicht opgenomen van de sekseneutrale afkoopfactoren behorende bij het bepaalde in artikel 24 lid 6.
Leeftijd | Latent ouderdoms- pensioen | Xxxxxxxx Xxxxxxxxx- pensioen | Vroeg- pensioen | Latent partner- pensioen met uitruil | Latent partner- pensioen zonder uitruil | Ingegaan partner- pensioen | Ingegaan wezen- pensioen tot 21 jaar | Ingegaan wezen- pensioen tot 27 jaar |
0 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 16,330 | n.v.t. |
1 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 15,750 | n.v.t. |
2 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 15,134 | n.v.t. |
3 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 14,504 | n.v.t. |
4 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 13,859 | n.v.t. |
5 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 13,198 | n.v.t. |
6 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 12,522 | n.v.t. |
7 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 11,829 | n.v.t. |
8 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 11,118 | n.v.t. |
9 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 10,387 | n.v.t. |
10 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 9,636 | n.v.t. |
11 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 8,865 | n.v.t. |
12 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 8,072 | n.v.t. |
13 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 7,259 | n.v.t. |
14 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 6,424 | n.v.t. |
15 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 5,568 | n.v.t. |
16 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 4,691 | n.v.t. |
17 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 3,794 | n.v.t. |
18 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,877 | n.v.t. |
19 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 1,940 | n.v.t. |
20 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 37,137 | 0,983 | n.v.t. |
21 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 36,816 | n.v.t. | 5,567 |
22 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 36,489 | n.v.t. | 4,690 |
23 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 36,158 | n.v.t. | 3,794 |
24 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 35,822 | n.v.t. | 2,876 |
25 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 35,481 | n.v.t. | 1,940 |
26 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 35,135 | n.v.t. | 0,983 |
27 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 34,783 | n.v.t. | n.v.t. |
28 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 34,425 | n.v.t. | n.v.t. |
29 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 34,062 | n.v.t. | n.v.t. |
30 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 33,693 | n.v.t. | n.v.t. |
31 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 33,318 | n.v.t. | n.v.t. |
32 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 32,938 | n.v.t. | n.v.t. |
33 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 32,551 | n.v.t. | n.v.t. |
34 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 32,159 | n.v.t. | n.v.t. |
35 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 31,762 | n.v.t. | n.v.t. |
36 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 31,358 | n.v.t. | n.v.t. |
37 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 30,949 | n.v.t. | n.v.t. |
38 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 30,535 | n.v.t. | n.v.t. |
39 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 30,114 | n.v.t. | n.v.t. |
40 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 29,687 | n.v.t. | n.v.t. |
41 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 29,255 | n.v.t. | n.v.t. |
42 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 28,818 | n.v.t. | n.v.t. |
43 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 28,375 | n.v.t. | n.v.t. |
44 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 27,925 | n.v.t. | n.v.t. |
45 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 27,471 | n.v.t. | n.v.t. |
46 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 27,010 | n.v.t. | n.v.t. |
47 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 26,545 | n.v.t. | n.v.t. |
48 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 26,074 | n.v.t. | n.v.t. |
49 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 25,598 | n.v.t. | n.v.t. |
50 | 11,002 | 24,647 | 1,713 | 3,239 | 2,657 | 25,115 | n.v.t. | n.v.t. |
51 | 11,158 | 24,149 | 1,760 | 3,283 | 2,692 | 24,626 | n.v.t. | n.v.t. |
52 | 11,323 | 23,646 | 1,810 | 3,327 | 2,725 | 24,132 | n.v.t. | n.v.t. |
53 | 11,498 | 23,137 | 1,861 | 3,371 | 2,759 | 23,631 | n.v.t. | n.v.t. |
54 | 11,684 | 22,621 | 1,914 | 3,415 | 2,791 | 23,125 | n.v.t. | n.v.t. |
55 | 11,882 | 22,100 | 1,968 | 3,459 | 2,823 | 22,612 | n.v.t. | n.v.t. |
56 | 12,094 | 21,573 | 2,023 | 3,502 | 2,853 | 22,094 | n.v.t. | n.v.t. |
57 | 12,318 | 21,041 | 2,078 | 3,545 | 2,883 | 21,569 | n.v.t. | n.v.t. |
58 | 12,558 | 20,503 | 2,134 | 3,586 | 2,910 | 21,039 | n.v.t. | n.v.t. |
59 | 12,812 | 19,961 | 2,190 | 3,626 | 2,935 | 20,503 | n.v.t. | n.v.t. |
60 | 13,082 | 19,413 | 2,246 | 3,665 | 2,959 | 19,962 | n.v.t. | n.v.t. |
61 | 13,368 | 18,861 | 2,302 | 3,703 | 2,979 | 19,416 | n.v.t. | n.v.t. |
62 | 13,670 | 18,304 | 2,361 | 3,738 | 2,996 | 18,866 | n.v.t. | n.v.t. |
63 | 13,990 | 17,743 | 1,930 | 3,771 | 3,010 | 18,311 | n.v.t. | n.v.t. |
64 | 14,328 | 17,179 | n.v.t. | 3,801 | 3,019 | 17,752 | n.v.t. | n.v.t. |
65 | 14,687 | 16,613 | n.v.t. | 3,826 | 3,022 | 17,190 | n.v.t. | n.v.t. |
66 | 15,067 | 16,047 | n.v.t. | 3,847 | 3,019 | 16,625 | n.v.t. | n.v.t. |
67 | 15,480 | 15,480 | n.v.t. | 3,863 | 3,041 | 16,058 | n.v.t. | n.v.t. |
68 | n.v.t. | 14,912 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 15,489 | n.v.t. | n.v.t. |
69 | n.v.t. | 14,344 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 14,920 | n.v.t. | n.v.t. |
70 | n.v.t. | 13,776 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 14,348 | n.v.t. | n.v.t. |
71 | n.v.t. | 13,206 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 13,774 | n.v.t. | n.v.t. |
72 | n.v.t. | 12,638 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 13,200 | n.v.t. | n.v.t. |
73 | n.v.t. | 12,069 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 12,623 | n.v.t. | n.v.t. |
74 | n.v.t. | 11,502 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 12,047 | n.v.t. | n.v.t. |
75 | n.v.t. | 10,938 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 11,471 | n.v.t. | n.v.t. |
76 | n.v.t. | 10,379 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 10,898 | n.v.t. | n.v.t. |
77 | n.v.t. | 9,827 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 10,329 | n.v.t. | n.v.t. |
78 | n.v.t. | 9,283 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 9,767 | n.v.t. | n.v.t. |
79 | n.v.t. | 8,749 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 9,211 | n.v.t. | n.v.t. |
80 | n.v.t. | 8,225 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 8,663 | n.v.t. | n.v.t. |
81 | n.v.t. | 7,715 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 8,130 | n.v.t. | n.v.t. |
82 | n.v.t. | 7,222 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 7,610 | n.v.t. | n.v.t. |
83 | n.v.t. | 6,744 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 7,106 | n.v.t. | n.v.t. |
84 | n.v.t. | 6,284 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 6,619 | n.v.t. | n.v.t. |
85 | n.v.t. | 5,843 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 6,150 | n.v.t. | n.v.t. |
86 | n.v.t. | 5,424 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 5,702 | n.v.t. | n.v.t. |
87 | n.v.t. | 5,028 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 5,279 | n.v.t. | n.v.t. |
88 | n.v.t. | 4,655 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 4,881 | n.v.t. | n.v.t. |
89 | n.v.t. | 4,309 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 4,506 | n.v.t. | n.v.t. |
90 | n.v.t. | 3,987 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 4,158 | n.v.t. | n.v.t. |
91 | n.v.t. | 3,692 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 3,841 | n.v.t. | n.v.t. |
92 | n.v.t. | 3,413 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 3,541 | n.v.t. | n.v.t. |
93 | n.v.t. | 3,157 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 3,265 | n.v.t. | n.v.t. |
94 | n.v.t. | 2,922 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 3,012 | n.v.t. | n.v.t. |
95 | n.v.t. | 2,708 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,782 | n.v.t. | n.v.t. |
96 | n.v.t. | 2,514 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,574 | n.v.t. | n.v.t. |
97 | n.v.t. | 2,338 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,387 | n.v.t. | n.v.t. |
98 | n.v.t. | 2,181 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,219 | n.v.t. | n.v.t. |
99 | n.v.t. | 2,041 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 2,070 | n.v.t. | n.v.t. |
100 | n.v.t. | 1,917 | n.v.t. | n.v.t. | n.v.t. | 1,939 | n.v.t. | n.v.t. |
Deze tabel is per 1 januari 2024 voor een periode van één jaar vastgesteld door het Bestuur na advies van de adviserende actuaris en kan tussentijds worden aangepast indien de leeftijdsopbouw en/of de samenstelling en/of de sterfteontwikkeling van het deelnemersbestand en/of de marktrente daartoe aanleiding geeft (geven).