Technisch Reglement
Technisch Reglement
voor de Distributie van Elektriciteit in het Vlaamse Gewest
24/03/2023
Technisch Reglement voor de Distributie van Elektriciteit in het Vlaamse Gewest
Inhoud
TITEL I.— ALGEMENE BEPALINGEN 5
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied en definities 5
HOOFDSTUK II. Taken en verplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder 13
HOOFDSTUK III. Informatie‐uitwisseling 1616
HOOFDSTUK IV. Behandeling van gegevens 19
HOOFDSTUK V. Noodsituatie en overmacht 21
TITEL II.— NETCODE 24
HOOFDSTUK I. Beheer en uitbating van de elektriciteitsdistributienetten 24
Afdeling 1. Gegevens voor het beheer en uitbating 24
Afdeling 2. Investeringsplan 27
Afdeling 3. Uitbouw van het elektriciteitsdistributienet m.b.t. ‘projecten’ zoals verkavelingen, bedrijventerreinen of appartementsgebouwen 28
Afdeling 4. Uitbating van distributienetten 29
HOOFDSTUK II. Aansluiting op het elektriciteitsdistributienet 31
Afdeling 1. Aansluitingswijze en ‐procedure 31
Afdeling 2. Aansluitingsvoorschriften en handhaving ervan 4343
Afdeling 3. Aanleg en beheer van de aansluiting 5251
Afdeling 4. Toegankelijkheid van de aansluiting en de installaties 5454
Afdeling 5. Wijzigingen aan de aansluiting, wegname en verzegeling 5655
Afdeling 6. Wederzijdse rechten en plichten van distributienetbeheerder en ‐gebruiker 5958
HOOFDSTUK III. Toegang tot het elektriciteitsdistributienet 6464
Afdeling 1. Voorwaarden voor toegang tot het elektriciteitsdistributienet voor de elektriciteitsdistributienetgebruiker 6464
Afdeling 2. Geplande onderbrekingen van de toegang tot het elektriciteitsdistributienet 6767
Afdeling 3. Ongeplande onderbrekingen 6868
Afdeling 4. Beperking van de toegang tot het net ten gevolge van lokale congestie of redispatching 6969
Afdeling 5. Compensatie van netverliezen 7069
Afdeling 6. Beëindiging of opschorting van toegang tot het net 7070
Afdeling 7. Toegang tot andere netten 7171
Afdeling 8. Specifieke voorschriften voor toegang tot het net op midden‐ en hoogspanning 7271
Afdeling 9. Flexibiliteit en ondersteunende diensten 7474
TITEL III.— MEETCODE 8383
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen betreffende meetinrichtingen 8383
Afdeling 1. Doel van meetgegevens 8383
Afdeling 2. Samenstelling, beheer en gebruiksrecht van meetinrichtingen 8484
Afdeling 3. Locatie van de meetinrichting en toegang ertoe 8787
Afdeling 4. Vereisten voor meetuitrustingen 8888
Afdeling 5. Sturing tariefperiodes 8989
Afdeling 6. Storingen en fouten 8989
Afdeling 7. Administratief beheer van technische gegevens 9191
HOOFDSTUK II. Bijzondere bepalingen betreffende meetinrichtingen 9393
Afdeling 1. Bijzondere bepalingen betreffende grootverbruiksmeetinrichtingen 9393
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen betreffende kleinverbruiksmeetinrichtingen 9494
Afdeling 3. Meetuitrusting voor decentrale productie en valorisatie van flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt 9595
Afdeling 4. Bijzondere voorschriften voor budgetmeters 9796
HOOFDSTUK III. Meteropname 9898
Afdeling 1. Meteropname bij grootverbruiksmeetinrichtingen 9898
Afdeling 2. Meteropname bij kleinverbruiksmeetinrichtingen 9898
TITEL IV.— MARKTCODE 103103
HOOFDSTUK I. Registratie van gegevens 103103
Afdeling 1. Toekenning van toegangspunt en allocatiepunten 103103
Afdeling 2. Toegangsregister 104104
HOOFDSTUK II. Toegang tot het net 107107
Afdeling 1. Verkrijgen van toegang tot het net 107107
Afdeling 2. Aangeboden diensten en allocatiepuntconfiguratie 110110
HOOFDSTUK III. Marktfacilitatie 113113
Afdeling 1. Proces ter consultatie van gegevens door de toegangshouder op een toegangspunt en allocatiepunt 113113
Afdeling 2. Processen die een wijziging op het allocatiepunt teweegbrengen 113113
Afdeling 3. Processen gekoppeld aan het verwerken van meetgegevens 122122
Afdeling 4. Processen gekoppeld aan de toewijzing van afgenomen, geïnjecteerde, verbruikte en geproduceerde hoeveelheden elektriciteit 131131
Afdeling 5. Processen gekoppeld aan het ter beschikking stellen van meetgegevens ten behoeve van facturatie in het kader van een energiecontract 133133
Afdeling 6. Processen gekoppeld aan de nettarieffacturatie 140140
Afdeling 7. Marktprocessen voor flexibiliteit op het distributienet 141141
Afdeling 8. Marktprocessen voor energiedelen, peer‐to‐peerhandel van groene stroom en de verkoop van groene stroom in appartementsgebouwen of multifunctionele gebouwen 143143
TITEL V.— DATACODE 149149
HOOFDSTUK I. Informatieve toegang tot gegevens 149149
HOOFDSTUK II. Registratie van gegevens 151151
Afdeling 1. Toekenning van datadienstenpunten 151151
Afdeling 2. Registratie 151151
HOOFDSTUK III. Datatoegang 152152
Afdeling 1. Algemeen 152152
Afdeling 2. Geautomatiseerde datatoegang 152152
Afdeling 3. Einde van de datatoegang 155155
HOOFDSTUK IV. Inzage door de elektriciteitsdistributienetgebruiker in zijn gegevens 157157
HOOFDSTUK V. Xxxxxxxxxxxxx en geanonimiseerde datasets 159159
HOOFDSTUK VI. Rapportering door de elektriciteitsdistributienetbeheerder 160160
HOOFDSTUK VII. Vergelijkingsinstrument 161161
HOOFDSTUK VIII. Informatieve toegang tot gegevens om in naam en voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker op te treden t.a.v. de elektriciteitsdistributienetbeheerder
162162
TITEL VI.— SAMENWERKINGSCODE 163163
TITEL VII.— CODE GESLOTEN DISTRIBUTIENETTEN 170170
HOOFDSTUK I. Algemene beginselen 170170
Afdeling 1. Taken en verplichtingen 170170
Afdeling 2. Noodsituatie 171171
Afdeling 3. Behandeling van gegevens 171171
HOOFDSTUK II. Net 172172
Afdeling 1. Aansluiting op het gesloten distributienet 172172
Afdeling 2. Toegang tot het gesloten distributienet voor de achterliggende netgebruiker 173173
HOOFDSTUK III. Meting 176176
Afdeling 1. Algemeen 176176
Afdeling 2. Storingen en fouten 177177
Afdeling 3. Meetuitrustingen bij decentrale productie‐installaties en valorisatie van de flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt 177177
HOOFDSTUK IV. Markt 179179
Afdeling 1. Registratie van gegevens 179179
Afdeling 2. Toegang tot het net voor de toegangshouder 180180
Afdeling 3. Marktfacilitatie 181181
HOOFDSTUK V. Samenwerking 185185
TITEL VIII.— OVERGANGSBEPALINGEN 187187
BIJLAGEN 189189
Bijlage I. Rubrieken van gegevens gebruikt door de netbeheerder voor de uitvoering van zijn wettelijke taken 189189
Bijlage II. Overzicht van persoonsgegevens gebruikt door de distributienetbeheerder voor de uitvoering van zijn wettelijke taken 191191
Bijlage III. Vereisten voor meetuitrustingen 201201
Bijlage IV. Geaggregeerde en geanonimiseerde datasets. 203203
TITEL I.— ALGEMENE BEPALINGEN
HOOFDSTUK I. Toepassingsgebied en definities
Art. 1.1.1
§1. Dit reglement bevat de voorschriften en de regels voor het beheer, de aansluiting op en de toegang tot het elektriciteitsdistributienet en de hieraan gekoppelde gesloten distributienetten voor elektriciteit, gelegen in het Vlaamse Gewest.
§2. Dit reglement bestaat naast de algemene bepalingen (Titel I) uit een netcode (Titel II), een meetcode (Titel III), een marktcode (Titel IV), een datacode (Titel V), een samenwerkingscode (Titel VI), een code gesloten distributienetten (Titel VII), slotbepalingen (Titel VIII) en bijlagen.
Art. 1.1.2
De definities opgenomen in de Vlaamse energiewetgeving, zoals onder meer deze opgenomen in Artikelart. 1.1.3 van het Energiedecreet en Artikelart. 1.1.1 van het Energiebesluit, gelden voor dit reglement. Voor de toepassing van dit reglement wordt verder verstaan onder:
1. Aansluiting: het geheel van fysieke uitrustingen dat nodig is om de installaties van een gebruiker van het elektriciteitsdistributienet of van een gesloten distributienet met dat net te verbinden, inclusief de meetinrichting;
2. Aansluitingscontract: het contract dat overeenkomstig dit reglement gesloten wordt tussen een gebruiker of toekomstige gebruiker van het elektriciteitsdistributienet, en de beheerder van dat net. Dat contract bepaalt de voorwaarden en de wederzijdse rechten, verplichtingen en aansprakelijkheden met betrekking tot de aanleg en het gebruik van een bepaalde aansluiting en bevat de voor de aansluiting van de installaties relevante technische bepalingen;
3. Aansluitingsinstallatie: een component van een aansluiting;
4. Aansluitingspunt: de fysieke plaats en het spanningsniveau van het punt waar de aansluiting verbonden is met het elektriciteitsdistributienet of het gesloten distributienet voor elektriciteit;
5. Aansluitingsreglement: het reglement, opgesteld overeenkomstig dit reglement, dat van toepassing is op een gebruiker van het elektriciteitsdistributienet en de beheerder van dat net. Dat reglement bepaalt de voorwaarden en wederzijdse rechten, verplichtingen en aansprakelijkheden met betrekking tot de aanleg en het gebruik van een aansluiting en bevat de voor de aansluiting van de installaties relevante technische bepalingen;
6. Aansluitingsvermogen: het maximaal vermogen uitgedrukt in kilovoltampère (kVA) of megavoltampère (MVA), waarover de gebruiker van het elektriciteitsdistributienet of gesloten distributienet voor elektriciteit kan beschikken en waarbij de limiet bepaald wordt door het technisch aansluitingsvermogen. Voor aansluitingen op het laagspanningsdistributienet wordt het aansluitingsvermogen gelijkgesteld aan het vermogen waarvoor de aansluiting beveiligd wordt door de automaat of de smeltzekering. Voor aansluitingen op het midden‐ en
hoogspanningsdistributienet wordt het aansluitingsvermogen vastgelegd in het aansluitingscontract waarbij er een onderscheid gemaakt wordt tussen afname en injectie;
6/1. Aanvrager van flexibiliteit: een natuurlijke persoon of rechtspersoon die flexibiliteit aanvraagt;”;
7. Actief vermogen: het elektrische vermogen, uitgedrukt in watt (W), dat kan worden omgezet naar andere vormen van vermogen, zoals mechanisch, thermisch, akoestisch, etc. In geval van een driefasige aansluiting en een symmetrische belasting is de waarde is gelijk aan √3.U.I.cosφ, waarbij U de lijnspanning is, I de stroom en φ het faseverschil tussen die spanning en stroom. In geval van een monofasige aansluiting is de waarde gelijk aan U.I.cosφ, met U de fasespanning, I de stroom en φ het faseverschil tussen die spanning en stroom;
8. Actieve energie: de integraal van het actief vermogen gedurende een bepaalde tijdsperiode;
9. Actieve netverliezen: het verbruik van actief vermogen door het elektriciteitsdistributienet, veroorzaakt door het transport van elektriciteit en de instandhouding van het net;
10.Achterliggende toegangshouder: natuurlijke persoon of rechtspersoon die toegang heeft tot een gesloten distributienet;
11.Achterliggend toegangspunt: toegangspunt van een achterliggende netgebruiker;
12.Adres: locatie, aangeduid door een straatnaam, huisnummer, busnummer, postcode, eventueel verdieping en appartement, stad of gemeente;
13.Afname: het afnemen van elektrische energie vanuit het elektriciteitsdistributienet; 14.Algemene Toepassingseisen: eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproductie‐eenheden op
het net die bepaald worden volgens de modaliteiten bepaald in artikel 7 van de Europese netcode RfG;
15.Allocatiepunt: een punt, verbonden aan een toegangspunt, met een afzonderlijk energiecontract, waarop gegevens voor doeleinden van allocatie, reconciliatie en/of facturatie worden uitgewisseld met de partijen die op dit punt geregistreerd worden;
16.Allocatiepuntconfiguratie: geheel van instelbare parameters op een allocatiepunt, bestaande uit meetregime, doorstuurfrequentie voor facturatie en doorstuurfrequentie voor verbruiksinformatie;
16/1. Allocatiepunt voor flexibiliteit: een dienstverleningspunt, verbonden aan een aansluitingspunt of een toegangspunt, dat kan gebruikt worden in het kader van één of meerdere flexibiliteitsdiensten. Het heeft een unieke identificatie en is gekoppeld met een meetpunt dat gebruikt wordt voor de controle en/of de berekening van de beschikbaarheid en/of activatie van flexibiliteit, behoudens anders gespecifieerd in de voorwaarden van de betrokken flexibiliteitsdienst.
16/2. Bedrijfseenheid: elke afbakenbare eenheid in een bedrijfsgebouw die exclusief aan een bedrijf is toegewezen voor de uitoefening van zijn bedrijfsactiviteiten
17.Belasting: de opname van actief of reactief vermogen door een elektrische installatie; 18.Berekend gebruiksprofiel: de verdeling van de afname, injectie en/of de productie en de daaruit
afgeleide consumptie van een netgebruiker in de tijd, per elementaire periode, op basis van een gemodelleerd profiel;
19.Beschermingsplan: plan tot bescherming van het net, zoals bedoeld in de Verordening (EU) 2017/2196 van de Europese Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet, en in het Technisch Reglement Transmissie;
20.Buiten dienst stellen (of buitendienststelling) van een toegangspunt: het fysiek verhinderen van afname van of injectie op een toegangspunt, door het spanningsloos maken van de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker;
21.Contactadres: adres, aangegeven door de betrokken partij, waarop zij haar correspondentie wenst te ontvangen;
22.Dag D: een kalenderdag;
23.Dag D‐1: de kalenderdag vóór dag D; 24. […]
25.Datatoegang: het recht op informatieve toegang tot gegevens als bedoeld in art. 5.1.1 door partijen vermeld in Artikelart. 4.1.22/5, 5° van het Energiedecreet, met uitzondering van informatieve toegang tot gegevens door die partijen in het kader van hoofdstuk VIII van de datacode;
26.Datadienstenpunt: een dienstverleningspunt waar datatoegang plaatsvindt; 27.Datatoegangscontract: het contract, gesloten tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en
een derde partij, dat de rechten en plichten met betrekking tot de geautomatiseerde datatoegang bepaalt;
28.Decentrale productie‐eenheid: productie‐eenheid waarvan de aansluiting zich bevindt op het elektriciteitsdistributienet of op een daaraan gekoppeld gesloten distributienet voor elektriciteit;
29.Decentrale productie‐installatie: installatie voor productie van elektriciteit, die aangesloten is op het elektriciteitsdistributienet of op een daaraan gekoppeld gesloten distributienet voor elektriciteit;
30.Dienstverlener van flexibiliteit (FSP): elke natuurlijke of rechtspersoon die een of meerdere diensten, gebaseerd op flexibiliteit, aanbiedt aan minstens één andere partij; ook wel een ‘aanbieder
31.Dienstverleningspunt: een datadienstenpunt of een allocatiepunt; 31/1. Doorstuurfrequentie voor facturatie:, de frequentie waarmee de
elektriciteitsdistributienetbeheerder gevalideerde meetgegevens voor een bepaald allocatiepunt overmaakt aan de toegangshouder op dat allocatiepunt, en dit voor doeleinden van afrekeningsfacturatie;
31/2.Doorstuurfrequentie voor verbruiksinformatie: de frequentie waarmee de elektriciteitsdistributienetbeheerder meetgegevens voor een bepaald allocatiepunt overmaakt aan de toegangshouder op dat allocatiepunt, en dit voor informatieve doeleinden;
32.Elektriciteitsdistributienetgebruiker: natuurlijk persoon of rechtspersoon die als afnemer of producent op het toegangspunt tot het elektriciteitsdistributienet in het toegangsregister geregistreerd is of, bij gebrek aan registratie, degene die van dit toegangspunt gebruik maakt;
33.EAN‐GLN: European Article Number/Global Location Number (uniek numeriek veld van 13 posities voor unieke identificatie van een marktpartij);
34.EAN: European Article Number (uniek numeriek veld van 18 posities); 35.Eilandbedrijf: situatie waarbij een productie‐eenheid, na plotse uitschakeling van het
elektriciteitsdistributienet, kan blijven instaan voor de voeding van de eigen hulpdiensten en eventueel (een deel van) het afgekoppelde systeem, en beschikbaar is om opnieuw op dat elektriciteitsdistributienet aangesloten te worden;
36.Elektriciteitsproductie‐eenheid: een synchrone elektriciteitsproductie‐eenheid of een power park module zoals gedefinieerd in de Europese netcode RfG;
37.Elektrisch systeem: het geheel van de uitrustingen dat alle gekoppelde netten, alle aansluitingsinstallaties en alle installaties van de netgebruikers, aangesloten op die netten omvat;
37/1. Elementaire periode: een tijdsduur gelijk aan een kwartuur;
38.Energiebesluit: Besluit van de Vlaamse Regering houdende algemene bepalingen over het energiebeleid van 19 november 2010;
39.Energiecontract: het contract, gesloten tussen een netgebruiker en zijn toegangshouder, voor de aankoop en/of verkoop van elektriciteit via het distributienet;
40.Energiedecreet: het Vlaamse decreet van 8 mei 2009 houdende algemene bepalingen betreffende het energiebeleid;
41.Energieopslagsysteem: een systeem dat in staat is om elektrische energie uit het netwerk van een distributienetgebruiker of het elektriciteitsdistributienet op te nemen, op te slaan en terug te voeden, onafhankelijk van de aard van de technische uitvoering ervan;
42.Energieoverdracht: een activatie van flexibiliteit met een leverancier en een dienstverlener van flexibiliteit die een afzonderlijke evenwichtsverantwoordelijke hebben en/of een dienstverlener van flexibiliteit die niet hun leverancier is;
43.Energieovernamedocument: een document om de wijziging van netgebruiker op een toegangspunt te regelen;
44.Europese netcode RfG: Verordening (EU) 2016/631 van de Commissie van 14 april 2016 tot vaststelling van een netcode betreffende eisen voor de aansluiting van elektriciteitsproducenten op het net;
44/1. Facturatiepiek afname: de gemiddelde maandpiek afname voor nettarieffacturatie. In het geval van een standaard allocatiepuntconfiguratie bij een kleinverbruiksmeetinrichting betreft dit een geaggregeerde facturatiepiek, zijnde het gewogen gemiddelde van de gemiddelde maandpieken binnen een periodieke meteropnameperiode.
45.Flexibele toegang: toegang tot het net onder flexibele voorwaarden met de mogelijkheid tot beperking van de toegang tot het net in functie van de beschikbare netcapaciteit;
46.Flexibiliteit: de wijziging van het profiel van productie, injectie, verbruik of afname van energie in reactie op een op extern signaal of een lokaal gemeten grootheid gelieerd aan de operationele veiligheid zoals de spanning of de frequentie van het net – al dan niet via een gemandateerde derde partij ‐ teneinde ofwel een dienst in het energiesysteem te verlenen ofwel een financieel voordeel te verkrijgen. Met ‘extern signaal’ wordt een activatiesignaal of een dynamisch prijssignaal bedoeld;
47.Frequentie: cijfermatige aanduiding van het aantal herhalingen per seconde van de fundamentele component in de voedingsspanning. De frequentie wordt uitgedrukt in Hertz (Hz);
47/1. Geautomatiseerde datatoegang: datatoegang via de diensten opgenomen in het datatoegangscontract door aanbieders van energiediensten en ESCO’s.
48.Gemeten gebruiksprofiel: reële afname, injectie en/of productie en daaruit afgeleide consumptie van een netgebruiker of achterliggende netgebruiker, op basis van een meting per elementaire periode;
48/1. Gemiddelde maandpiek afname: het rollend gemiddelde van de 12 laatste maandpieken afname met inachtneming van de minimumwaarde van de maandpiek, zoals gedefinieerd in de tariefmethodologie, vastgelegd door de VREG. Indien de maandpiek nog niet voor 12 maanden beschikbaar is, is de gemiddelde maandpiek het gemiddelde sinds de eerste relevante maandpiek.
49.Grootverbruiksmeetinrichting: de meetinrichting waarmee een grootverbruiksmeting elektriciteit wordt uitgevoerd;
50.Grootverbruiksmeting elektriciteit: meting bij een netgebruiker met een aansluitingsvermogen groter dan of gelijk aan 56 kVA;
51.Herstelplan: plan tot herstel van het net, zoals bedoeld in de Verordening (EU) 2017/2196 van de Europese Commissie van 24 november 2017 tot vaststelling van een netcode voor de noodtoestand en het herstel van het elektriciteitsnet, en in het Technisch Reglement Transmissie;
51/1. Hoogspanningsnet: net, behorend tot het elektriciteitsdistributienet, op hoogspanning, als vermeld in Artikel 1.1.3 van het Energiedecreet;
00.Xx dienst nemen (indienstname) van een toegangspunt: het fysiek mogelijk maken van afname van of injectie op een toegangspunt;
53.Injectie: het inbrengen van elektriciteit in het net;
54.Installatie die functioneel deel uitmaakt van het elektriciteitsdistributienet: elke uitrusting die niet tot het elektriciteitsdistributienet behoort, maar een functie heeft voor het beheer van het elektriciteitsdistributienet;
55.Installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker: elke uitrusting van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die door een aansluiting op het elektriciteitsdistributienet is aangesloten, en die niet tot die aansluiting behoort, en waarop dit technisch reglement van toepassing is;
56.Kennisgeving: elke vorm van bekendmaking, mededeling, (aan)vraag of klacht; 57.Kleinverbruiksmeetinrichting: de meetinrichting waarmee een kleinverbruiksmeting elektriciteit
wordt uitgevoerd;
58.Kleinverbruiksmeting elektriciteit: meting bij een netgebruiker met een aansluitingsvermogen onder de 56 kVA;
59.Koppelpunt: het tussen beheerders onderling overeengekomen fysieke punt waar de koppeling tussen hun netten is gerealiseerd;
60.Kwaliteit: het geheel van de karakteristieken van elektriciteit die een invloed kunnen hebben op het elektriciteitsdistributienet (met inbegrip van de aansluiting) en de installaties van een of meer elektriciteitsdistributienetgebruikers, dat in het bijzonder de continuïteit van de spanning en de elektrische karakteristieken van die spanning (frequentie, amplitude, golfvorm, symmetrie) bevat;
61.Kwartiervermogen: het gemiddeld afgenomen of geïnjecteerd vermogen over een periode van een kwartier, uitgedrukt in kilowatt (kW) in geval van actief vermogen, in kilovoltampère reactief (kvar) in geval van reactief vermogen, en in kilovoltampère (kVA) in geval van schijnbaar vermogen;
62.61/1. Laagspanningsnet: het gedeelte Lokale congestie: een situatie waarin een element van het elektriciteitsdistributienet op laagspanning, als vermeld in Artikel 1.1.3, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of het Energiedecreetkoppelpunt met het transmissienet niet alle fysieke stromen kan opvangen zonder de operationele veiligheid in het gevaar te brengen;
63.[…];
64.Meetconfiguratie: de wijze waarop de indexen, kwartiervermogens en/of andere meetgegevens (inclusief afname en injectievolumes) bepaald worden door berekening op basis van meerdere reële registers of meters;
65.Meetinrichting: de samenstelling van alle apparatuur met inbegrip van software die dient voor het bepalen van de elektrische grootheden bij het afnemen, verbruiken, injecteren en produceren van elektrische energie op een (achterliggend) toegangspunt of (achterliggend) allocatiepunt ten behoeve van de facturatie in het kader van een energiecontract, de valorisatie van de flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt, het netbeheer en het verstrekken van verbruiksinformatie;
66.Meetpunt: de fysieke plaats en het spanningsniveau van het punt waar de meetinrichting met de betrokken installatie verbonden is;
67.Meetregime: de frequentie waarmee deperiode waarover meetgegevens op een allocatiepunt geregistreerd worden met het oog op het gebruik ervan in de allocatie, namelijk per jaar, per maand of per elementaire periodeop een dienstverleningspunt;
68.Meetuitrusting: samenstelling van apparatuur en bijhorende software die tot doel heeft de uitgewisselde elektriciteit te meten;
69.Meternummer: uniek identificatienummer van een meter per fabrikant;
70.Meteropname: elke elektronische meteruitlezing op afstand, fysieke meteropname door de beheerder van het net, opname van de meetgegevens door de gebruiker van het net waarbij deze meetgegevens al dan niet via de leverancier worden overgemaakt aan de beheerder van het net
of schatting door de beheerder van het net op basis waarvan de elektriciteit die over een bepaalde periode afgenomen, geïnjecteerd, geproduceerd of verbruikt is, bepaald wordt; 71.Meting: opname door een meetinrichting van een fysische grootheid op een bepaald tijdstip;
70/1. Middenspanningsnet: het gedeelte van het elektriciteitsdistributienet op middenspanning, als vermeld in Artikel 1.1.3 van het Energiedecreet;
72.Netinvoer: de actieve energie die via een ander net, hetzij een elektriciteitsdistributienet, hetzij een transmissienet, of via een aansluiting waaraan een productie‐installatie gekoppeld is, in het elektriciteitsdistributienet ingevoerd wordt;
71/1. Niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende dienst: een dienst die wordt gebruikt door een transmissie‐ of distributienetbeheerder of de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor spanningsregeling in stationaire toestand, snelle blindstroominjecties, inertie voor plaatselijke netstabiliteit, of kortsluitstroom of inzetbaarheid in eilandbedrijf;
71/2. Niet‐geautomatiseerde datatoegang: datatoegang die niet onder geautomatiseerde datatoegang valt;
72.Nominaal vermogen (Pnom): het maximaal ontwikkelbaar actief vermogen van een productie‐ eenheid, bepaald in het aansluitingscontract, dat de maximaal toegestane levering van actief vermogen in het elektriciteitsdistributienet bepaalt;
73.Noodgroepen: generatoren die uitsluitend tot bedoeling hebben om kritische belasting te voeden bij netuitval, en die verder enkel netgekoppeld worden om te testen;
74.Ondersteunende diensten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder: het geheel van de volgende diensten:
• niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende dienst aanvan de distributienetbeheerder;
• de compensatie van de netverliezen;
• de toegang tot de netten waarmee het elektriciteitsdistributienet van de elektriciteitsdistributienetbeheerder gekoppeld is;
75.Onterechte wissel van toegangshouder: Behoudens in de situaties waarvoor volgens de geldende energieregelgeving geen energiecontract nodig is, elke wissel van toegangshouder die niet gedekt is door een energiecontract met de elektriciteitsdistributienetgebruiker op het betrokken toegangspunt allocatiepunt of zonder het verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker om zelf toegangshouder te zijn;
76.Op afstand uitleesbare meetinrichting: Een meetinrichting die op afstand uitgelezen kan worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder via een veilige, door de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalde telecommunicatie methode.
77.Opnamemaand: de maand waarin de elektriciteitsdistributienetbeheerder de jaarlijkse meterstand(en) voorziet te bepalen;
78.Periodieke meteropnameperiode: De periode tussen twee meteropnames die allebei door de elektriciteitsdistributienetbeheerder worden georganiseerd in het kader van de jaarlijkse meteropname, zoals bedoeld in art. 3.3.3 §1 en die in de tijd op elkaar volgen;
79.Productie‐eenheid: een fysische eenheid die een elektrische generator omvat; 80.Reactief vermogen: De imaginaire component van het schijnbaar vermogen bij de
grondfrequentie, uitgedrukt in voltampère reactief (VAr). In geval van een driefasige aansluiting en een symmetrische belasting is de waarde is gelijk aan √3.U.I.sinφ, waarbij U de lijnspanning is, I de stroom en φ het faseverschil tussen die spanning en stroom. In geval van een monofasige aansluiting is de waarde gelijk aan U.I.sinφ, met U de fasespanning, I de stroom en φ het faseverschil tussen die spanning en stroom;
81.Reactieve energie: de integraal van het reactief vermogen gedurende een bepaalde tijdsperiode;
82.Reëel lastprofiel (RLP): gemodelleerd profiel van een netgebruiker ter benadering van de verdeling van de afname of, indien van toepassing, de consumptie in de tijd, op basis van reële gegevens;
83.Register van toegangsverantwoordelijken: register dat de transmissienetbeheerder bijhoudt overeenkomstig het Technisch Reglement Transmissie;
84.Schijnbaar vermogen: het product van spanning en stroomsterkte bij de fundamentele frequentie, doorgaans uitgedrukt in voltampère (‘VA’). In geval van een driefasige aansluiting en een symmetrische belasting is de waarde is gelijk aan √3.U.I, waarbij U de lijnspanning is en I de stroom. In geval van een monofasige aansluiting is de waarde gelijk aan U.I, met U de fasespanning en I de stroom;
85.Stamgegevens: gegevens met betrekking tot een toegangspunt die nodig zijn voor het uitvoeren van de activiteiten verbonden aan de aankoop en verkoop van elektriciteit op dit toegangspunt; 86.Standaard jaarverbruik: een berekend verbruik over een jaar op basis van het werkelijk verbruik
en het reëel (RLP) of synthetisch lastprofiel (SLP). De berekeningswijze wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerders gepubliceerd;
87.Standaard maandverbruik: een berekend verbruik over een maand op basis van het werkelijk verbruik en het reëel (RLP) of synthetisch lastprofiel (SLP). De berekeningswijze wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerders gepubliceerd;
88.Synthetisch lastprofiel (SLP): gemodelleerd profiel van een netgebruiker ter benadering van de verdeling van de afname of, indien van toepassing, de consumptie in de tijd;
89.Synthetisch productieprofiel (SPP): gemodelleerd profiel van een netgebruiker ter benadering van de verdeling van de productie of, indien van toepassing, de injectie in de tijd;
89/1. Tariefwissel: een wijziging van de indeling van een toegangspunt binnen een bestaande tariefstructuur van de periodieke elektriciteitsdistributietarieven in de tariefmethodologie;
89/2. Technisch aansluitingsvermogen: het maximaal vermogen, uitgedrukt in kilovoltampère (kVA) of megavoltampère (MVA) dat bepaald wordt door de technische karakteristieken van de aansluiting;
90.Technisch Reglement Transmissie: het koninklijk besluit van 19 december 2002 houdende een technisch reglement voor het beheer van het transmissienet van elektriciteit en de toegang ertoe;
91.Telling: opname ‐ door een meetinrichting ‐ van de hoeveelheid actieve en/of reactieve energie die gedurende een tijdsperiode wordt geïnjecteerd of afgenomen;
92.Toegangsaanvraag: een aanvraag voor toegang tot het elektriciteitsdistributienet of een gesloten distributienet overeenkomstig dit reglement;
93.Toegangscontract: het contract, gesloten tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de toegangshouder, dat de rechten en plichten met betrekking tot de toegang tot het elektriciteitsdistributienet bepaalt;
94.Toegangsprogramma: een lijst, opgedeeld in tijdseenheden, van de geplande afgenomen en geïnjecteerde vermogens voor een bepaalde dag D, met betrekking tot een bepaald (achterliggend) toegangspunt;
95.Toegangsvermogen voor afname: het door de elektriciteitsdistributienetgebruiker gekozen vermogen afname (vijftien minuten gemiddelde) uitgedrukt in kilovoltampère (kVA), waarover hij mag beschikken en waarvan de maximale waarde steeds kleiner dan of gelijk is aan het aansluitingsvermogen;
96.Toegangsvermogen voor injectie: het door de elektriciteitsdistributienetgebruiker gekozen vermogen injectie (vijftien minuten gemiddelde) uitgedrukt in kilovoltampère (kVA), waarover hij mag beschikken en waarvan de maximale waarde steeds kleiner dan of gelijk is aan het aansluitingsvermogen;
96/1. Totaal ontwikkelbaar netgekoppeld vermogen: de som van het maximale schijnbare opgesteld vermogen, uitgedrukt in kVA, van een of meerdere productie‐eenheden of opslaginstallaties die via één aansluiting gekoppeld zijn met het distributienet;
97.UMIG: de Utility Market Implementation Guide, de handleiding die de uitwisseling van informatie over allocatiepunten en de daarmee verbonden toegangspunten beschrijft tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerders en andere betrokken marktpartijen;
98.Voedingsspanning: de effectieve waarde van de spanning op een toegangspunt, gemeten over een gegeven tijdsinterval;
98/1. Volledig geïntegreerde netwerkcomponent: netwerkcomponenten, met inbegrip van elektriciteitsopslagfaciliteiten, die geïntegreerd zijn en die uitsluitend gebruikt worden om een veilig en betrouwbaar beheer van het elektriciteitsdistributienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit te waarborgen, en niet voor balancerings‐ of (lokaal) congestiebeheer;
99.Werkdag: elke dag van de week, met uitzondering van zaterdag, zondag en de wettelijke feestdagen.
Art. 1.1.3
§3. Behoudens andersluidende bepalingen, lopen de termijnen, vermeld in dit reglement, van middernacht tot middernacht. Ze vangen aan op de werkdag die volgt op de dag van de ontvangst van de kennisgeving, of, bij gebrek aan een kennisgeving, de dag van de kennisname van de gebeurtenis die aanleiding geeft tot de loop van een termijn. De ontvangst van de kennisgeving wordt vermoed te vallen op de derde werkdag na de kennisgeving, behoudens tegenbewijs van kortere termijn.
§4. Vastgelegde reactietijden in de marktprocessen starten op de datum vermeld in het acceptatiebericht van de elektriciteitsdistributienetbeheerder De reactietijd voor een acceptatiebericht is 48 uur.
HOOFDSTUK II. Taken en verplichtingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder
Art. 1.2.1 Kerntaken
§1. In het gebied waarvoor hij is aangewezen voert de elektriciteitsdistributienetbeheerder de taken en verplichtingen uit die hem worden opgedragen krachtens de Vlaamse energiewetgeving.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt al wat redelijkerwijs binnen zijn mogelijkheden ligt in het werk om onderbrekingen van de toegang tot het net te voorkomen, of indien een onderbreking optreedt, die zo snel mogelijk te verhelpen, alsook om de continuïteit en kwaliteit van de processen van gegevensuitwisseling verbonden aan de toegang tot het net te garanderen.
Art. 1.2.2 Klachtenbehandeling
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder organiseert zich op een dergelijke wijze dat hij alle klachten van zijn elektriciteitsdistributienetgebruikers registreert en verwerkt. Klachten kunnen schriftelijk per brief, via e‐mail of via de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerder worden ingediend. Van elke klacht registreert de elektriciteitsdistributienetbeheerder de datum van ontvangst en het onderwerp.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bevestigt de ontvangst van elke schriftelijke klacht van de elektriciteitsdistributienetgebruiker binnen tien werkdagen per brief of via e‐mail.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder behandelt verder de klacht in overeenstemming met de wetgeving of reglementering ter zake, zoals onder meer dit reglement en het aansluitingsreglement of aansluitingscontract en Boek XVI van het Wetboek Economisch Recht.
Art. 1.2.3 Publieke informatie
De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt de volgende informatie ter beschikking van het publiek:
• de modelcontracten en reglementen voor aansluiting op en toegang tot het elektriciteitsdistributienet, vermeld in dit reglement;
• de voorschriften en procedures die van toepassing zijn en waarnaar in dit reglement wordt verwezen;
• de formulieren die vereist zijn voor de gegevensuitwisseling overeenkomstig dit reglement;
• de tariefperiodes.
Die informatie wordt minstens op eenvoudige aanvraag ter beschikking gesteld. Die documenten en formulieren moeten geraadpleegd kunnen worden op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Art. 1.2.4 Modelcontracten, reglementen, technische voorschriften, procedures en formulieren van elektriciteitsdistributienetbeheerders
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders streven, door onderling overleg, naar het opstellen van uniforme modelcontracten, reglementen, technische voorschriften, procedures en formulieren in het kader van dit reglement.
§2. Alle modelcontracten, reglementen, technischetechnisch voorschriften, procedures en formulieren van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, opgesteld in uitvoering van dit reglement, alsook elke wijziging daaraan, moeten voldoende ruim voorafgaand aan de beoogde inwerkingtreding ervan overgemaakt worden aan de VREG.
§3. De voorwaarden voor de aansluiting op of de toegang tot het elektriciteitsdistributienet, vervat in documenten, vermeld in §2, zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de VREG volgens de procedure bepaald in §5. De VREG kan deze voorwaarden voor de aansluiting op of de toegang tot het elektriciteitsdistributienet bovendien te allen tijde, al dan niet op verzoek van belanghebbenden, op eigen initiatief wijzigen of laten wijzigen volgens de procedure bepaald in §6.
De voorwaarden voor datatoegang, vervat in de documenten vermeld in §2, zijn onderworpen aan de voorafgaandelijke goedkeuring van de VREG volgens de procedure bepaald in §5.
De VREG gaat na of de voorwaarden transparant, niet‐discriminerend en evenredig zijn.
§4. Behoudens andersluidende bepaling in de Vlaamse energieregelgeving zijn de bepalingen vervat in documenten, bedoeld in §2, die niet ressorteren onder §3, onderworpen aan commentaar van de VREG. Pas na ontvangst van commentaar van de VREG kunnen de documenten in werking treden. Echter, bij het uitblijven van commentaar 3060 dagen nadat de documenten werden overgemaakt, kunnen zij in werking treden.
§5. De elektriciteitsdistributienetbeheerder moet elke In geval van vaststelling of wijziging van documenten met daarin aansluitings‐ of (data)toegangsvoorwaardende voorwaarden, bedoeld in §3, consulteren§3, op initiatief van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, worden alle belanghebbenden geconsulteerd met betrekking tot deze nieuwe voorwaarden op de wijze bepaald in §7.§7. De elektriciteitsdistributienetbeheerder maakt nahet voorstel van gewijzigde tekst, na voornoemde consultatie het voorstel, samen met een verslag van de consultatie, over aan de VREG met het oog op de goedkeuring zoals bedoeld in §3.
De VREG neemt binnen een redelijke termijnUiterlijk 60 dagen na ontvangst van het voorstel neemt de VREG een beslissing tot goedkeuring, tot verzoek om herziening van het voorstel, of tot weigering van de goedkeuring.
Pas na goedkeuring door de VREG kunnen de voorwaarden in werking treden.
In afwijking van het eerste lid, kan de VREG zo snel mogelijk beslissen dat geen consultatie vereist is. De VREG motiveert dit in zijn beslissing tot goedkeuring van de betreffende voorwaarden.
§6. In geval van wijziging van de aansluitings‐ of toegangsvoorwaardenvoorwaarden, bedoeld in
§3, lid 1, op initiatief van de VREG, maakt de VREG, na overleg met belanghebbende partijen, een gemotiveerd voorstel tot wijziging van de voorwaarden over aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De motivering van het voorstel bevat in voorkomend geval de opmerkingen van de door de VREG geconsulteerde belanghebbende partijen. Uiterlijk 60 dagen na kennisname van dit voorstel maakt de elektriciteitsdistributienetbeheerdernetbeheerder zijn opmerkingen op dit voorstel, inclusief een ontwerp van gewijzigde voorwaarden, over aan de VREG.
Na ontvangst van het voorstel neemt de VREG, na consultatie van de belanghebbenden, een beslissing tot goedkeuring, dan wel (al dan niet na overleg met de belanghebbenden) tot verzoek tot herziening van het voorstel.
In geval van verzoek tot herziening maakt de elektriciteitsdistributienetbeheerder uiterlijk 60 dagen na kennisname van dit verzoek een nieuw ontwerp van gewijzigde voorwaarden over aan de VREG.
Na ontvangst hiervan neemt de VREG, na consultatie van de belanghebbenden, een beslissing tot goedkeuring van het voorliggende ontwerp, dan wel tot vastlegging van de wijziging van de voorwaarden indien het voorstel niet kan worden goedgekeurd. In geval van vastlegging bepaalt de VREG in zijn beslissing de modaliteiten van inwerkingtreding, en maakt dit over aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§7. DeEen consultatie van belanghebbenden, bedoeld in §5, houdt in dat de belanghebbenden op de meest efficiënte manier bereikt en geïnformeerd worden van het voorstel, opmerkingen op het voorstel kunnen formuleren, alsook geïnformeerd worden over de wijze waarop met deze opmerkingen werd omgegaan door de elektriciteitsdistributienetbeheerder, inclusief de omstandige motivering daarvan. De elektriciteitsdistributienetbeheerder hanteert hiervoorstelt een door de VREG goedgekeurde consultatieprocedure op die minstens aan deze voorwaarden voldoet.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder, en legt een voorstel voor consultatieprocedure, vermeld in het voorgaande lid,deze ter goedkeuring voor aan de VREG. De VREG neemt uiterlijkUiterlijk 60 dagen na ontvangsthet overmaken van het voorstelde procedure neemt de VREG een beslissing tot goedkeuring, tot verzoek om herziening ervan, of tot weigering van de goedkeuring. Deze termijn kan, mits motivering en akkoord van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, worden verlengd.
HOOFDSTUK III. Informatie‐uitwisseling
Art. 1.3.1
§1. Behoudens een andersluidende bepaling moet elke kennisgeving ter uitvoering van dit reglement, schriftelijk gebeuren, overeenkomstig de formaliteiten en voorwaarden vastgesteld in artikel 1.5 2281 van het Burgerlijk Wetboek, waarbij de afzender en de geadresseerde eenduidig kunnen worden geïdentificeerd. Behoudens een andersluidende bepaling bepaalt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de inhoudelijke vorm van de documenten waarin die gegevens uitgewisseld moeten worden.
§2. In geval van hoogdringendheid mogen gegevens mondeling worden uitgewisseld. In elk geval moeten dergelijke gegevens zo spoedig mogelijk overeenkomstig §1 van dit artikel worden bevestigd.
Art. 1.3.2 Machtiging aan derde partijen
Een elektriciteitsdistributienetgebruiker kan steeds een derde partij, zoals zijn toegangshouder of evenwichtsverantwoordelijke, mandateren voor zijn contacten en communicatie met de elektriciteitsdistributienetbeheerder in het kader van een of meer procedures, beschreven in dit reglement. Die partij moet steeds kunnen aantonen dat hij hiertoe gemachtigd werd door de elektriciteitsdistributienetgebruiker. De communicatie die de elektriciteitsdistributienetbeheerder in dat geval zou doen naar de elektriciteitsdistributienetgebruiker, wordt dan ook gericht aan de partij. Als de derde partij daartoe op correcte wijze is gemachtigd, worden ook gerelateerde kosten voor de prestaties van de elektriciteitsdistributienetbeheerder verrekend via de gemandateerde partij.
Het voorgaande geldt onverminderd de mogelijkheid die een netgebruiker heeft om, op grond van Artikelart. 4.1.22/5 van het Energiedecreet, een andere partij toestemming te geven om toegang te krijgen tot de gegevens die door de netbeheerder worden verzameld uit de digitale, elektronische of analoge meter.
Art. 1.3.3 UMIG
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders en de toegangshouders communiceren met betrekking tot de status, de relationele gegevens waaronder de stamgegevens, en de meetgegevens van een allocatiepunt, de allocatie‐ en reconciliatiegegevens, de foutenafhandeling en de nettarieffacturatiegegevens volgens een protocol dat in overleg werd opgesteld en waarvan de vorm, inhoud en timing worden beschreven in de UMIG.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt de UMIG op conform de procedure beschreven in
§3, en is belast met het versiebeheer van het protocol, vermeld in §1, en de certificatie voor het gebruik van de daarin beschreven berichten.
§3. Het vaststellen en de wijziging van de UMIG gebeurt na voorafgaandelijk overleg met de op zijn net actieve toegangshouders en hun evenwichtsverantwoordelijken, de transmissienetbeheerder en de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit. Via dit overleg moeten deze toegangshouders op de meest efficiënte manier geïnformeerd worden van het voorstel, moeten zij opmerkingen kunnen formuleren alsook geïnformeerd worden over de wijze waarop met deze opmerkingen wordt omgegaan door de elektriciteitsdistributienetbeheerder, inclusief de omstandige motivering daarvan.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder legt, voor het overleg, vermeld in het voorgaande lid, een procedure vast die minstens aan de voorwaarden vermeld in het voorgaande lid voldoet, en legt deze ter goedkeuring voor aan de VREG.
Indien in het kader van de overlegprocedure een beroep gedaan wordt op de klachtenprocedure bepaald in Artikelartikel 3.1.4/3 van het Energiedecreet, kan de VREG eisen dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder een kosten‐batenanalyse maakt ter ondersteuning van de wijze waarop hij met een tijdens de consultatie ontvangen opmerking is omgegaan.
§4. […]
§5. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt de UMIG en alle latere afspraken over de toepassing ervan onverwijld ter beschikking op een publieke website. In afwijking van Art. 1.2.4, §4 moet de UMIG niet voorafgaand ter kennis en commentaar worden overgemaakt aan de VREG.
§6. De elektriciteitsdistributienetbeheerder monitort de gegevensuitwisseling zoals beschreven in de UMIG op een onafhankelijke en transparante manier in samenspraak met de betrokken partijen.
§7. Er wordt tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de toegangshouders een overeenkomst opgesteld die de kwaliteitseisen inzake de communicatie, vermeld in §1, bevat en de hiermee verbonden wederzijdse rechten en plichten.
§8. Behalve indien wettelijk of reglementair anders bepaald, worden de gegevens die tussen de verschillende betrokken partijen worden uitgewisseld en die vermeld staan in de UMIG, geleverd via een beveiligd elektronisch systeem dat voldoende transparantie en traceerbaarheid biedt aan haar gebruikers, volgens het protocol vermeld in §1.
Art. 1.3.4 Protocollen voor gegevensuitwisseling met derde partijen
§1. In het kader van geautomatiseerde datatoegang communiceren de distributienetbeheerder en de partijen die geautomatiseerde datatoegang hebben volgens protocollen opgesteld door de distributienetbeheerder na consultatie van de betrokken partijen.
§2. De distributienetbeheerder is belast met het uitwerken van het protocol, het versiebeheer van het protocol, vermeld in §1, en de certificatie voor het gebruik van de daarin beschreven berichten. De distributienetbeheerder stelt het protocol en alle latere afspraken over de toepassing ervan onverwijld ter beschikking op een publieke website.
§3. De distributienetbeheerder monitort de gegevensuitwisseling zoals beschreven in de protocollen op een onafhankelijke en transparante manier.
§4. Behalve indien wettelijk of reglementair anders bepaald, worden de gegevens die tussen de verschillende betrokken partijen worden uitgewisseld en die vermeld staan in de protocollen, geleverd via een beveiligd elektronisch systeem dat voldoende transparantie en traceerbaarheid biedt aan haar gebruikers, volgens het protocol vermeld in §1.
Art. 1.3.5
Bij afwezigheid van uitdrukkelijke bepalingen over de informatie‐uitwisseling in dit reglement zetten de elektriciteitsdistributienetbeheerders, de elektriciteitsdistributienetgebruikers en de toegangshouders zich in om zo spoedig mogelijk de noodzakelijke informatie overeenkomstig dit reglement mee te delen.
HOOFDSTUK IV. Behandeling van gegevens
Art. 1.4.1 Gebruik van gegevens door de elektriciteitsdistributienetbeheerder
§1. De limitatieve lijst van rubrieken van gegevens die de netbeheerder nodig heeft voor de uitvoering van de taken die hem in of krachtens het Energiedecreet worden opgelegd, is opgenomen in Bijlage I.
§2. De limitatieve lijst van persoonsgegevens, zoals meetgegevens en afgeleide gegevens, die de distributienetbeheerder nodig heeft voor de uitvoering van de taken die hem in of krachtens het Energiedecreet worden opgelegd, is opgenomen in Bijlage II.
§3. Voor de bestrijding van energiefraude kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder bijkomend gebruik maken van de gegevens vermeld in Artikelartikel 4.1.3 van het Energiebesluit.
Art. 1.4.2
Toegangspunt en dienstverleningspunten vormen de sleutel om de beschikbare technische gegevens, relationele gegevens en meetgegevens per toegangspunt aan elkaar te relateren.
Art. 1.4.3 Koppeling van gegevens door de elektriciteitsdistributienetbeheerder
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder koppelt aan de meetgegevens die gebruikt worden op het allocatiepunt, de nodige relationele en technische gegevens, waaronder:
• de identificatie van het toegangspunt en allocatiepunt;
• de locatie en het type van de meetinrichting;
• de identificatie van de toegangshouder en de evenwichtsverantwoordelijken;
• de identificatie van de netgebruiker.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder koppelt aan de meetgegevens die gebruikt worden in het kader van datatoegang, de nodige relationele en technische gegevens, waaronder:
• de identificatie van het toegangspunt en datadienstenpunt;
• de identificatie van de derde partij die datatoegang heeft;
• de identificatie van de netgebruiker.
Art. 1.4.4 Vertrouwelijke gegevens
Als vertrouwelijke gegevens worden minimaal volgende gegevens beschouwd:
• de gegevens opgenomen in het toegangsregister;
• de aanvragen tot aansluiting op het net;
• de gegevens verkregen in het kader van de opzegging van een energiecontract door de leverancier bij huishoudelijke afnemers;
• de meetgegevens;
• de financiële situatie van de betrokken afnemer, toegangshouder of derde partij.
Wie andere informatie meedeelt, bepaalt wat commercieel gevoelige of vertrouwelijke informatie is.
HOOFDSTUK V. Noodsituatie en overmacht
Art. 1.5.1 Begrip noodsituatie
Er is sprake van een noodsituatie als de operationele veiligheid of de betrouwbaarheid van het elektriciteitsdistributienet of het gesloten distributienet in acuut gevaar is of dreigt te komen.
Onder meer volgende situaties kunnen een noodsituatie uitmaken:
1. de (gedeeltelijke) onbeschikbaarheid van een of meerdere koppelpunten met het transmissienet of het plaatselijk vervoernet van elektriciteit;
2. het niet of niet volledig operationeel zijn van het centrale SCADA‐systeem (systeem voor monitoring en besturing van het net);
3. energieschaarste met activatie van het afschakelplan als gevolg;
4. algemene black‐out;
5. onbeschikbaarheid van voldoende middelen en personeel waardoor bepaalde interventies niet meer veilig kunnen worden uitgevoerd;
6. een concentratie, cascadering of opeenvolging van (meervoudige) defecten of incidenten die aanleiding geven tot geheel of gedeeltelijke onbeschikbaarheid van het elektriciteitsdistributienet of gesloten distributienet, of van de bedrijfskritische processen (bv alle beveiligingen die plots gaan werken door een overspanning veroorzaakt door de transmissienetbeheerder) van dat net;
7. de onmogelijkheid om schakelingen uit te voeren op het net omdat de schakelapparatuur niet veilig of tijdig bereikt kan worden;
8. een al dan niet gecoördineerde actie bij de netgebruikers waarbij zij een onverwacht (simultaan) gedrag vertonen dat aanleiding geeft tot werking van de beveiligingen met als gevolg een gehele of gedeeltelijke onbeschikbaarheid van het elektriciteitsdistributienet of gesloten distributienet, of van de bedrijfskritische processen van dat net;
9. uitval van de dataverbindingen voor netmonitoring.
Art. 1.5.2 […]
Art. 1.5.3 Ingrijpen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder is bevoegd om, in geval van een noodsituatie als vermeld in Art. 1.5.1, alle uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen te nemen die hij nodig acht met het oog op het waarborgen of het herstel van de operationele veiligheid en de betrouwbaarheid van het elektriciteitsdistributienet, of om verdere schade te voorkomen.
§2. De maatregelen, bedoeld in §1, die de elektriciteitsdistributienetbeheerder neemt met betrekking tot de elektrische installaties aangesloten op zijn elektriciteitsdistributienet, verbinden alle betrokken personen.
§3. Als een noodsituatie gelijktijdig betrekking heeft op het transmissienet en één of meer elektriciteitsdistributienetten, moeten de maatregelen tussen de beheerders van deze netten onderling worden gecoördineerd.
§4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt zo snel mogelijk de VREG op de hoogte van de vaststelling van een noodsituatie. Uiterlijk 30 dagen na het ontstaan van de noodsituatie maakt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een gemotiveerd voorstel van te nemen maatregelen, bedoeld in §1, over aan de VREG. In geval de maatregelen wegens urgentie reeds genomen werden, maakt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een verslag over met een gedetailleerde uiteenzetting van de redenen, de uitvoering en de gevolgen van deze maatregelen.
§4.Deze paragraaf geldt niet in geval van lokale congestie.
§5. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan te allen tijde, ongeacht of er sprake is van een noodsituatie, alle uitzonderlijke en tijdelijke maatregelen nemen die hij nodig acht in geval de aantasting van de fysieke integriteit van personen, of materiële schade, dreigt of hersteld moet worden.
Art. 1.5.4 Opschorting van de verplichtingen
§1. In geval van een noodsituatie kan de uitvoering van de taken en verplichtingen die voortvloeien uit dit reglement en uit de contracten en de reglementen die erin vermeld staan, geheel of gedeeltelijk opgeschort worden in hoofde van degene die er zich op beroept, in de mate dat de uitvoering van die taken onmogelijk is geworden en beperkt tot de duur van de noodsituatie.
§2. De verplichtingen van geldelijke aard, ontstaan vóór de noodsituatie, moeten uitgevoerd worden.
Art. 1.5.5 Verplichtingen in geval van noodsituatie
§1. De partij die haar verplichtingen opschort, als bedoeld in Art. 1.5.4 §1, doet alle redelijke inspanningen om:
• de gevolgen van de niet‐uitvoering van haar verplichtingen te beperken;
• haar opgeschorte verplichtingen zo snel mogelijk opnieuw te vervullen.
§2. De partij die haar verplichtingen opschort, als bedoeld in Art. 1.5.4, §1, brengt zo snel mogelijk de VREG en alle betrokken partijen op de hoogte van de redenen waarom ze haar verplichtingen geheel of gedeeltelijk opschort en welke de voorzienbare termijn van de noodsituatie zal zijn. In afwijking van Art. 1.3.1 kan deze mededeling ook via de media worden gedaan.
Art. 1.5.6 Definitie van overmacht
Overmacht, als bedoeld in het Energiedecreet, is elke onvoorzienbare en onvermijdbare gebeurtenis, met onmogelijkheid tot het uitoefenen van plichten als gevolg. Dit geldt evenwel behoudens andersluidende wettelijke, reglementaire of contractuele bepalingen.
Onder meer volgende situaties kunnen overmacht uitmaken als zij voldoen aan de voorwaarden bepaald in het eerste lid:
1. natuurrampen, met inbegrip van aardbevingen, overstromingen, stormen, cyclonen of andere uitzonderlijke klimatologische omstandigheden;
2. brand, explosie of kernramp;
3. sabotage, wilde staking, oorlog, opstand, terroristische daden, daden van vandalisme, schade veroorzaakt door criminele daden, en bedreigingen van dezelfde aard;
4. bevel van de overheid.
TITEL II.— NETCODE
De Netcode bevat de voorschriften met betrekking tot:
• het beheer en de uitbating van de elektriciteitsdistributienetten;
• de aansluiting op het elektriciteitsdistributienetdistributienet;
• de toegang tot het elektriciteitsdistributienetdistributienet;
• de wederzijdse rechten en plichten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
HOOFDSTUK I. Beheer en uitbating van de elektriciteitsdistributienettendistributienetten
Afdeling 1. Gegevens voor het beheer en uitbating
Art. 2.1.1
Bij de aanvraag tot, of wijziging van, de aansluiting kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder al dan niet conform het aansluitingscontract of ‐reglement bepaalde gegevens uit Bijlage I van de distributienetgebruiker opvragen door spontane melding, op schriftelijk verzoek of in voorkomend geval via de meetinrichting.
De distributienetbeheerder publiceert op zijn website een overzicht van de gegevens die hij conform het eerste lid kan opvragen, de frequentie waarmee, het tijdstip waarop ze kunnen worden opgevraagd en de doeleinden waarvoor ze gebruikt worden.
De gegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn ten opzichte van de doeleinden waarvoor ze gebruikt zullen worden. De distributienetbeheerder legt dit overzicht voor ter goedkeuring aan de VREG, die daarbij nagaat of het overzicht voldoet aan deze voorwaarden
Art. 2.1.2
De elektriciteitsdistributienetgebruiker of, indien van toepassing, de toegangshouder, is ertoe gehouden de gegevens overeenkomstig dit hoofdstuk aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder te bezorgen volgens zijn best mogelijke inschatting en volgens de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerders gemeenschappelijk bepalen.
Art. 2.1.3
Met behoud van de toepassing van Art. 2.1.1 brengt de elektriciteitsdistributienetgebruiker op een aansluiting met een afname‐ of injectievermogenvermogen groter dan 1000 kVA de elektriciteitsdistributienetbeheerder, op diens schriftelijke verzoek, elk jaar vóór 1 april van het lopende jaar, op de hoogte van de gegevens die betrekking hebben op de periode in het investeringsplan, vermeld in Art. 2.1.11:
1. de vooruitzichten over het maximaal af te nemen vermogen (kW, kvar) op jaarbasis, met aanduiding van de verwachte trendbreuken;
2. de beschrijving van het jaarlijkse gebruiksprofiel van het af te nemen actief vermogen.
Art. 2.1.4
Met behoud van de toepassing van Art. 2.1.1 brengt de elektriciteitsdistributienetgebruiker waarvan de installaties productie‐eenheden omvatten of zullen omvatten met een totaal nominaal vermogen per toegangspunt van minstens 400 kVA, de elektriciteitsdistributienetbeheerder op diens schriftelijk verzoek, elk jaar vóór 1 april van het lopende jaar, op de hoogte van de volgende gegevens die betrekking hebben op de periode in het investeringsplan, vermeld in Art. 2.1.11:
1. het maximaal nominaal vermogen, de beschrijving van het verwachte productieprofiel, de technische gegevens, de operationele grenzen en het regelgedrag van de diverse in dienst genomen productie‐eenheden;
2. het maximaal nominaal vermogen, de beschrijving van het verwachte productieprofiel, de technische gegevens, de operationele grenzen en het regelgedrag van de diverse in dienst te nemen productie‐eenheden;
3. de productie‐eenheden die uit dienst zullen worden genomen en de geplande datum van de buitendienststelling.
Art. 2.1.5
Voor de elektriciteitsdistributienetgebruikers op toegangspunten die niet vermeld zijn in Art. 2.1.3 of Art. 2.1.4, brengt de toegangshouder voor het geheel van toegangspunten waarop hij toegang tot het elektriciteitsdistributienet heeft, elk jaar vóór 1 april van het lopende jaar de elektriciteitsdistributienetbeheerder op diens schriftelijk verzoek op de hoogte van de volgende gegevens die betrekking hebben op de periode in het investeringsplan, vermeld in Art. 2.1.11:
1. de vooruitzichten over het maximaal af te nemen of te injecteren vermogen (kW, kvar) op jaarbasis, met aanduiding van de verwachte trendbreuken;
2. de beschrijving van het jaarlijkse gebruiksprofiel van het af te nemen actief vermogen.
Art. 2.1.6
De distributienetbeheerder publiceert op zijn website een overzicht van de gegevens vermeld in Art. 2.1.3, Art. 2.1.4 en Art. 2.1.5, de frequentie waarmee, het tijdstip waarop ze kunnen worden opgevraagd en de doeleinden waarvoor ze gebruikt worden.
De gegevens moeten toereikend, ter zake dienend en niet overmatig zijn ten opzichte van de doeleinden waarvoor ze gebruikt zullen worden. De distributienetbeheerder legt dit overzicht voor ter goedkeuring aan de VREG, die daarbij nagaat of het overzicht voldoet aan deze voorwaarden.
De elektriciteitsdistributienetbeheerders bepalen in onderling overleg de minimale vereisten met betrekking tot de vorm waarin deze gegevens worden overgedragen.
Art. 2.1.7
De elektriciteitsdistributienetgebruiker met een midden‐ of hoogspanningsaansluiting informeert zo spoedig mogelijk de elektriciteitsdistributienetbeheerder over elke wijziging of verwachte wijziging van de gegevens die bezorgd werden.
Art. 2.1.8
De plicht tot kennisgeving van de gegevens, vermeld in Art. 2.1.3 en Art. 2.1.4, geldt eveneens voor de toekomstige elektriciteitsdistributienetgebruikers bij het indienen van hun aanvraag tot aansluiting, met dien verstande dat ze die gegevens ook voor het lopende jaar moeten verstrekken.
Art. 2.1.9
§1. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder van oordeel is dat de kennisgeving van de gegevens onvolledig, onnauwkeurig of onredelijk is, geeft de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de toegangshouder op verzoek van de elektriciteitsdistributienetbeheerder alle verbeteringen of aanvullende gegevens die de elektriciteitsdistributienetbeheerder nuttig acht.
§2. Na raadpleging van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de toegangshouder bepaalt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de redelijke termijn waarbinnen de gegevens, vermeld in §1, aan hem bezorgd moeten worden.
Art. 2.1.10
De beheerder van een elektriciteitsdistributienet dat gekoppeld is aan een gesloten distributienet voor elektriciteit, bepaalt op welke wijze de beheerder van het gesloten distributienet gegevens moet aanleveren in het kader van de opmaak van het investeringsplan. De afspraken worden opgenomen in de overeenkomst vermeld in Art. 7.5.2, §2.
Afdeling 2. Investeringsplan
Art. 2.1.11
§1. Het investeringsplan, bedoeld in Artikelartikel 4.1.19 van het Energiedecreet, wordt opgesteld op basis van de gegevens in dit hoofdstuk. Het plan wordt ieder jaar geüpdatetaangepast voor een periode van drie jaar en tien jaar.
§2. Het investeringsplan wordt aan de VREG ter beschikking gesteld volgens het rapporteringsmodel opgesteld en gepubliceerd door de VREG. Het rapporteringsmodel wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerder voorzien van een omstandige, gedetailleerde, duidelijke en transparante toelichting. Gelijktijdig maakt de elektriciteitsdistributienetbeheerderelektriciteitsdistributienetbeheer ook de resultaten van de publieke consultatie, vermeld in Artikelartikel 4.1.19, §2 van het Energiedecreet, over aan de VREG. Het investeringsplan wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerders jaarlijks, telkens vóór 1 oktober ter goedkeuring aan de VREG voorgelegd.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerders verstrekken aan de VREG de informatie zoals vermeld in Artikelartikel 4.1.19 van het Energiedecreet en verstrekken tevens informatie over de beoordeling die zij uitvoeren van het potentieel voor energie‐efficiëntie van hun elektriciteitsinfrastructuur, in het bijzonder wat betreft elektriciteitsdistributie, beheer van de belasting van het elektriciteitsdistributienet en interoperabiliteit, en de aansluiting van installaties voor energieopwekking, inclusief de toegangsmogelijkheden voor micro‐energiegeneratoren.
§4. De VREG beslist binnen de dertig dagen na de dag waarop hij het investeringsplan heeft ontvangen of het dossier al dan niet ontvankelijk is. Indien het dossier onontvankelijk is, dan beschikt de elektriciteitsdistributienetbeheerder over een termijn van 10 werkdagen om een aangepast dossier over te maken.
De VREG beslist over de gegrondheid van het investeringsplan binnen de negentig dagen na de dag waarop hij het investeringsplan heeft ontvangen. Oordeelt de VREG dat er bepaalde informatie ontbreekt, dan vraagt de VREG om bijkomende inlichtingen. De elektriciteitsdistributienetbeheerder beschikt daarbij telkens over maximaal 10 werkdagen om de afdoende, bijkomende inlichtingen te verschaffen. De VREG beslist in dit geval over de gegrondheid van het investeringsplan binnen de honderdtachtig dagen na de dag waarop hij het investeringsplan heeft ontvangen.
§5. Bij de beslissing ten gronde kan de VREG kan het investeringsplan goedkeuren, goedkeuren onder voorwaarden of niet goedkeuren.
Indien de VREG het investeringsplan goedkeurt onder voorwaarden of afkeurt dan dient de elektriciteitsdistributienetbeheerder ten laatste binnen de negentig dagen te rekenen vanaf de dag na de publicatie van de beslissing ten gronde van de VREG op zijn website, een aangepaste versie van het investeringsplan aan de VREG voor te leggen.
Art. 2.1.12
Minstens eenmaal per jaar pleegt de elektriciteitsdistributienetbeheerder overleg met de beheerders van de met zijn net gekoppelde netten over de geplande investeringen in zijn elektriciteitsdistributienet met inbegrip van de ontwikkelingen van decentrale productie en de daaruit voortvloeiende knelpunten.
Art. 2.1.13
Na goedkeuring publiceert de beheerder van het elektriciteitsdistributienet de investeringsplannen op zijn website met weglating van confidentiële informatie, volgens een rapporteringsmodel zoals in onderling overleg met de VREG overeengekomen.
Afdeling 3. Uitbouw van het elektriciteitsdistributienet m.b.t. ‘projecten’ zoals verkavelingen, bedrijventerreinen of appartementsgebouwen
Art. 2.1.14
§1. Onder deze afdeling wordt onder ‘project’ begrepen elk stedenbouwkundig initiatief waarbij grond wordt gesplitst in meerdere kavels, meerdere gebouwen tegelijkertijd worden opgericht, een gebouw wordt opgericht met meerdere wooneenheden of bedrijfseenheden, of een gebouw wordt gewijzigd zodat meer dan één wooneenheid of bedrijfseenheid ontstaat. Dergelijke initiatief vereist de creatie van meerdere aansluitingspunten of toegangspunten tot het net.
§2. Opdat de elektriciteitsdistributienetbeheerder de netuitbouw, bedoeld in §1, kan realiseren, moet een project tijdig worden gemeld aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De netbeheerder legt de procedureregels hiervoor vast in een reglement. Deze procedureregels omvatten onder meer de noodzakelijke inhoud van de melding van het project en het verdere verloop van de procedure, inclusief termijnen.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder hanteert bij de behandeling van de meldingen, bedoeld in het vorige lid, dezelfde termijnen voor de ontvankelijkheidsverklaring en het opstellen van een kostenraming als in Art. 2.2.30 en volgende (Detailstudie en ontwerp van aansluiting).
§3. Als deDe elektriciteitsdistributienetbeheerder op grondheeft, voor de inrichting van Artikel 4.1.23installaties voor de distributie van elektriciteit, het Energiedecreet een erfdienstbaarheid van openbaar nut geniet oprecht op de terbeschikkingstelling, door de initiatiefnemer van het project, van een deel van de grond of het gebouw van het project, en er. Als voor het betreffende project de aflevering van een omgevingsvergunning vereist is, geeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder, mits tijdige kennisgeving door de initiatiefnemer van het project conform §2, ten laatste op de datum van de aflevering van die vergunning kennis aan de initiatiefnemer van het project van het bestaan van zijn erfdienstbaarheid en de wens tot gebruik daarvan..de nood aan de beschikking over een deel van de grond of het gebouw van het project.
§4. […]
§4.§5. Als deDe terbeschikkingstelling van een deel van de grond door de initiatiefnemer van een project, aan de distributienetbeheerder, bedoeld in §3, gebeurt door toekenning van een zakelijk recht. Onverminderd de toepassing van andere regelgeving gebeurt dit in principe tegen een door de distributienetbeheerder bepaalde vergoeding, bepaald in het reglement bedoeld in §2, tenzij anders overeengekomen. De terbeschikkingstelling van een deel van een gebouw door de initiatiefnemer van een project, aan de distributienetbeheerder, bedoeld in §3, gebeurt door toekenning van een zakelijk recht tegen een door de distributienetbeheerder bepaalde vergoeding, bepaald in het reglement bedoeld in §2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder op grond van Artikel 4.1.23 van het Energiedecreet een erfdienstbaarheid van openbaar nut geniet op een deel van de grond of het gebouw van het project, dan bepaalt hijbepaalt de grootte, de plaats en de technische vereisten van het deel van de grond of het gebouw waarop deze erfdienstbaarheid betrekking heeftter beschikking moet worden gesteld. Die vereisten motiveert hij ten opzichte van de initiatiefnemer van het project. In overleg met de initiatiefnemer van het project kunnen wijzigingen aangebracht worden om beter aan de vereisten van het project te voldoen.
§5.§6. Op basis van het finale ontwerp wordt een offerte opgesteld voor de uitbouw van het elektriciteitsdistributienet ten behoeve van het project. Die offerte wordt aan de initiatiefnemer van het betrokken project bezorgd. De offerte is gedetailleerd volgens de mate van detail conform de door de bevoegde regulator goedgekeurde of opgelegde tarieven.
§6.§7. Het door de distributienetbeheerder opgestelde reglement, in uitvoering van de bepalingen van deze afdeling, wordt ter goedkeuring overgemaakt aan de VREG, en daarna door de distributienetbeheerder gepubliceerd op zijn website.
Afdeling 4. Uitbating van distributienetten
Art. 2.1.15 Spanningsnorm
De elektriciteitsdistributienetbeheerder verstrekt de gebruiker een spanning op het aansluitingspunt die minstens voldoet aan de norm NBN EN 50160 “Spanningskarakteristieken in openbare elektriciteitsnetten”.
Art. 2.1.16 Kwaliteitsrapport
De elektriciteitsdistributienetbeheerder zendt jaarlijks vóór 1 april een verslag aan de VREG, waarin hij de kwaliteit van zijn dienstverlening in het voorgaande kalenderjaar beschrijft en verslag uitbrengt over de toepassing van de decretale aansprakelijkheidsbepalingen.
De VREG steltDat verslag wordt opgesteld volgens het rapporteringsmodel, bedoeld voor het verslag in het eerste lid, op en publiceert deze op zijn websitegepubliceerd door de VREG.
Art. 2.1.17 Toegangsvermogen
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder voorziet in een webportaal waar de in het toegangsregister geregistreerde elektriciteitsdistributienetgebruiker of diens gemandateerde het gewenste toegangsvermogen kan vastleggen.
§2. Het toegangsvermogen wordt vastgelegd per toegangspunt en kan gewijzigd worden met inachtneming van de volgende voorwaarden:
• Elke aanpassing wordt van kracht op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de maand van aanpassing;
• Een verlaging na voorafgaande verlaging of verhoging na voorafgaande verhoging is steeds mogelijk met inachtname van vorige bullet;
• Een verlaging voorafgegaan door een verhoging of een verlaging na een initiële bepaling is pas mogelijk 12 maanden na respectievelijk de voorafgaande verhoging of initiële bepaling.
§3. Bij een nieuw toegangspunt en in geval van een klantenwissel is binnen een periode van 12 maanden, in afwijking van §2, derde bullet, een verlaging na de initiële vastlegging door de distributienetgebruiker of zijn gemandateerde mogelijk zonder een wachttijd van 12 maanden.
§4. Bij ontstentenis van een gevalideerde keuze voor de leveringsmaand wordt het toegangsvermogen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder vastgelegd op basis van de hoogste maandpiek van de laatste 12 voorgaande maanden. Indien er geen historiek ter beschikking is wordt het aansluitingsvermogen als basis gebruikt. Indien het aansluitingsvermogen niet gekend is wordt het technische aansluitingsvermogen gebruikt. De validatieregels en de procedure voor keuze van het toegangsvermogen worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder of zijn werkmaatschappij bepaald in de algemene voorwaarden bij het aansluitingscontract.
Art. 2.1.18 Schatting maandpiek
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt een schattingsmethodiek op voor ontbrekende maandpieken en legt deze ter goedkeuring voor aan de VREG. Bij gebrek aan een goedgekeurde schattingsmethodiek legt de VREG zelf een schattingsmethodiek vast.
§2. In geval van maandelijkse facturatie wordt een maandpiek, die 10 dagen na het einde van de maand niet ter beschikking is in de achterliggende datasystemen, geschat volgens de schattingsmethodiek zoals bepaald in §1. Uitgezonderd berekeningsfouten is deze schatting definitief.
§3. Bij een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting worden, in geval van jaarfacturatie, de ontbrekende maandpieken die 10 dagen na het einde van de meteropnamemaand niet ter beschikking zijn in de achterliggende datasystemen, geschat volgens de schattingsmethodiek zoals bepaald in §1. Uitgezonderd berekeningsfouten is deze schatting definitief.
HOOFDSTUK II. Aansluiting op het elektriciteitsdistributienet
Afdeling 1. Aansluitingswijze en ‐procedure
Art. 2.2.1 /0 Nieuwe aansluiting of wijziging van de aansluiting
Deze afdeling is van toepassing bij een aanvraag van een nieuwe aansluiting en bij een aanvraag tot wijziging van een bestaande aansluiting.
Onderafdeling 1. BevoegdeprocedureBevoegde netbeheerder, aansluitingsvermogen en wijze van aansluiten
Art. 2.2.1 Bevoegde elektriciteitsdistributienetbeheerdernetbeheerder
De aansluiting op het elektriciteitsdistributienet van een installatie in een gebouw of op een perceel wordt uitgevoerd door de elektriciteitsdistributienetbeheerder die door de VREG is aangewezenaangesteld voor het grondgebied waarop het gebouw of perceel zich bevindt.
Art. 2.2.2
[…]
Art. 2.2.3 Wijze van aansluiten
§1. Als het gevraagde aansluitingsvermogen <lager is dan 25 kVA is, sluit de elektriciteitsdistributienetbeheerder de installatie op, zal de aansluiting vanaf het laagspanningsnet aanworden uitgevoerd.
§2. Als het gevraagde aansluitingsvermogenVoor aansluitingsvermogens ≥ 25 kVA en < 250 kVA is, sluitzal de elektriciteitsdistributienetbeheerder de installatie, op basis van technisch‐economische criteria, aan op ofwel aansluiten op het laagspanningsnet, ofwel rechtstreeks opmet een rechtstreekse verbinding op een middenspanning/laagspanning‐transformatiepost tussen het laag‐ en middenspanningsnet, ofwel op het middenspanningsnet.
§3. Als het gevraagde aansluitingsvermogen ≥ 250 kVA en < 15 MVA is, sluit de elektriciteitsdistributienetbeheerder de installatie aan opzal de aansluiting vanaf het midden‐ of hoogspanningsnet worden uitgevoerd door de beheerder van het elektriciteitsdistributienet.
§4. Als het gevraagde aansluitingsvermogen ≥ 15 MVA en < 25 MVA is, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder, op basis van een eerste technisch‐economische analyse van een aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet, beslissen om de aanvraag eveneens over te maken aan de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit voor aansluiting op dat net. De aansluitingsmogelijkheden. Beide mogelijkheden worden technisch‐economisch onderzocht en de kosten‐batenanalyses worden geëvalueerd door beide netbeheerders. en de aanvrager. De studiekostenkosten die de netbeheerder heeft gemaakt van de beheerder van het net waaropwie de oplossing niet zal worden aangesloten, zijngekozen werd, komen voor rekening van diedeze netbeheerder.
§5. Als het gevraagde aansluitingsvermogen ≥ 25 MVA is, wordt de installatie aangesloten op het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of op het transmissienet.
§6. Als het gevraagde aansluitingsvermogen voor een nieuwe aansluiting > 5 MVA is, kan deDe elektriciteitsdistributienetbeheerder kan, in geval van een nieuwe aansluiting, de aansluiting uitvoeren via een rechtstreekse verbinding van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker met de secundaire rails van een transformatiepost die het elektriciteitsdistributienet op midden‐ of hoogspanning voedt als het aansluitingsvermogen, dat bij de aanvraag tot aansluiting vooropgesteld wordt, groter is dan 5 MVA.
§7. De wijze van aansluiting is in principe volgens §1 tot en met §6, deDe elektriciteitsdistributienetbeheerder kan hiervan afwijkenbeslissen om voor een wijze van aansluiten te kiezen die afwijkt van de bepalingen in dit artikel, afhankelijk van de karakteristieken van het lokale elektriciteitsdistributienet of als de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker schadelijke storingen op het elektriciteitsdistributienet of overdreven spanningsschommelingen zou veroorzaken.
Onderafdeling 2. De verschillende soorten aansluitingsaanvragenaansluitingen
Art. 2.2.4
[…]
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een eenvoudige aansluiting, een tijdelijke aansluiting en een aansluiting met voorafgaande studie.
Art. 2.2.5 Eenvoudige aansluiting
Er is sprake van een eenvoudige aansluiting als tegelijk aan de volgende voorwaarden is voldaan:
de installatie kan, voor wat betreft de afname, conform Art. 2.2.3 aangesloten worden op het laagspanningsnet;
•
• er is geen productie‐installatie, of hetmet een gevraagde productievermogen ervan is ≤ 10 kVA de afname gebeurt op laagspanning;
•
• het gevraagde aansluitingsvermogen is lager dan 25 kVA of de elektriciteitsdistributienetbeheerder oordeelt dat geen uitbreiding, spanningswijziging of versterking van het elektriciteitsdistributienet nodig is;
• met een productievermogen is ≤ kleiner dan of gelijk aan 10 kVA.
Art. 2.2.6 Tijdelijke aansluiting
Er is sprake van een tijdelijke aansluiting als tegelijk aan de volgende voorwaarden is voldaan:
• de aansluiting zal worden gebruikt voor het voeden van installaties op bouwterreinen of bij manifestaties;
• het gebruik van de aansluiting wordtis strikt beperkt in de tijd of de aansluiting wordt na een beperkte periode vervangen door een permanente aansluiting;
• het gevraagde aansluitingsvermogen is < lager dan 25 kVA.
Art. 2.2.7 Aansluiting met voorafgaande studie
Als de gevraagdeeen aansluiting geen eenvoudige of tijdelijke aansluiting volgens respectievelijk Art. 2.2.5 en Art. 2.2.6 is, danis, is er sprake van een aanvraag voor een aansluiting met voorafgaande studie.
Onderafdeling 3. De aansluitingsprocedure Sub‐onderafdeling 1. Algemene bepalingen
Art. 2.2.8 Aanvraag tot aansluiting
§1. Elke Tenzij anders bepaald in art. 2.2.3 kan elke natuurlijke persoon of rechtspersoon kan bij de bevoegde elektriciteitsdistributienetbeheerder, zoals bepaald in Art. 2.2.1, een aanvraag tot aansluiting indienen.
§2. De aansluitingsaanvraag bevat minstens de volgende gegevens:
• de identiteit en contactgegevens van de aanvrager (eventueel de juridische vorm en het ondernemingsnummer);
• de rechten van de aanvrager ten aanzien van het gebouw of de installatie waarop de aansluiting betrekking heeft;
• het grondplan van de plaats van afname of injectie;
• het gewenste aansluitingsvermogen en spanningsniveau, dat bij laagspanning gebaseerd is op de tabel van de mogelijke waarden voor het aansluitingsvermogen gepubliceerd door de elektriciteitsdistributienetbeheerder;
• de technische karakteristieken van de installaties die op het elektriciteitsdistributienet moeten worden aangesloten.;
• de informatie die nodig is voor het toekennen van het gebruiksprofiel.
§3. […]
Art. 2.2.9 Offerte tot aansluiting
De offerte, die de elektriciteitsdistributienetbeheerder opsteltwordt opgesteld naar aanleiding van een aanvraag tot aansluiting, moet voldoendein die mate van detail bevatten voor wat betreft worden opgesteld dat de door de bevoegde regulator goedgekeurde of opgelegde tarieven. De zijn weergegeven. Deze offerte is geldig gedurende een periode van zes maanden. Nadien vervalt de offerte en de aanvraag tot aansluiting.
Sub‐onderafdeling 2. De aanvraag van een eenvoudige aansluiting
Art. 2.2.10
§1. Een aanvraag voor een eenvoudige aansluiting wordt ingediend bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder volgens de procedure die hij heeft opgesteld en onder andere via een website heeft bekendgemaakt.
§2. DezeDe aanvraag kan minstens telefonisch enschriftelijk per brief, per e‐mail of via de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerder ingediend worden.
Art. 2.2.11
In geval van een nieuwe aansluiting voor een wooneenheid aangesloten op het laagspanningsnetlaagspanning heeft de netgebruiker het, indien gewenst, recht omop een minimaal aansluitingsvermogen van 22,1 kVA te krijgen.
Art. 2.2.12
De elektriciteitsdistributienetbeheerder gaat na of de aanvraag voor een eenvoudige aansluiting ontvankelijk is, d.w.z. of de gevraagde aansluiting of ze beantwoordt aan de definitie van een eenvoudige aansluiting, en of de aanvraagze volledig is. Als de aanvraag niet ontvankelijk is, meldt en
motiveert de elektriciteitsdistributienetbeheerderwordt dat binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag aan de aanvragergemeld en gemotiveerd.
Art. 2.2.13
De elektriciteitsdistributienetbeheerder beantwoordt binnen tien werkdagen na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag voor een eenvoudige aansluiting de aanvrager ervan door middel vanbinnen tien werkdagen na ontvangst. Hij stuurt een van de onderstaande documenten aan de aanvrager:
• ofwel een bindende offerte waarin de voorwaarden voor de aansluiting en het aansluitingsreglement opgenomen worden;
• ofwel een schriftelijke gemotiveerde weigering van de aanvraag, met de vermelding van de bemiddelings‐ en beslechtingstaak in geschillen met de netbeheerder conform Artikelenartikelen 3.1.4/2 en 3.1.4/3 van het Energiedecreet.
Art. 2.2.14
Als de identificatie van het toegangspunt, die bij de aansluiting hoort, en van één of meer hieraan gekoppelde allocatiepunten, niet werd meegedeeld in de offerte, deelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder deze desgewenst op vraag van de aanvrager uiterlijk drie dagen na het akkoord van de aanvrager van een eenvoudige aansluiting met de offerte mee aan de elektriciteitsdistributienetgebruikeraanvrager.
Art. 2.2.15
Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder een deel van de aanleg of van de aanpassing van de aansluiting onder zijnde verantwoordelijkheid van de elektriciteitsdistributienetbeheerder toevertrouwdtoevertrouwt wordt aan de aanvrager van de nieuwe aansluiting of aan te passen van de aanpassing van de aansluiting, dan vermeldt de elektriciteitsdistributienetbeheerderhij in zijn offerte de werkzaamheden waarvan hij verwacht dat ze worden uitgevoerd, de delen van de aansluiting waarvan hij verwacht dat ze geïnstalleerd worden en de technische eisen waaraan die moeten voldoen tegen de datum die afgesproken wordt om de nieuwe of aangepaste aansluiting te realiseren.
Sub‐onderafdeling 3. De aanvraag van een tijdelijke aansluiting
Art. 2.2.16
§1. Elke Een aanvraag voor een tijdelijke aansluiting wordt ingediend bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder volgens de procedure die hij heeft opgesteld en onder andere via zijn website heeft bekendgemaakt.
§2. Dergelijke aanvraag kan minstensschriftelijk per brief, e‐mail of telefonisch en via de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerder worden ingediend.
Art. 2.2.17
Bij eenIn zijn aanvraag van een tijdelijke aansluiting moet de aanvrager een uitvoeringsdatum voorstellen.
Art. 2.2.18
De elektriciteitsdistributienetbeheerder gaat na of de aanvraag voor een tijdelijke aansluiting ontvankelijk is, d.w.z. of de gevraagde aansluiting ze beantwoordt aan de definitie van een tijdelijke aansluiting en de aanvraagze volledig is. Als de aanvraag niet ontvankelijk is, meldt en motiveert de elektriciteitsdistributienetbeheerder datwordt dat binnen vijf werkdagen na ontvangst van de aanvraag aan de aanvragergemeld en gemotiveerd.
Art. 2.2.19
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder beantwoordt binnen vijf werkdagen na ontvangst van een ontvankelijke aanvraag voor een tijdelijke aansluiting de aanvrager ervan door middel vanbinnen vijf werkdagen na ontvangst. Hij stuurt daarvoor een van de onderstaande documenten aan de aanvrager:
• ofwel een bindende offerte waarin ook de voorwaarden voor de aansluiting opgenomen worden;
• ofwel een schriftelijk gemotiveerde weigering van de aanvraag, met vermelding van de bemiddelings‐ en beslechtingstaak in geschillen met netbeheerder conform artikelen Artikelen 3.1.4/2 en 3.1.4/3 van het Energiedecreet.
§2. In uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder afwijken van de gestelde termijn uit §1, eenmalig verlengen.
Art. 2.2.20
Als de identificatie van het toegangspunt, die bij de aansluiting hoort, en van één of meer hieraan gekoppelde allocatiepunten, niet werd meegedeeld in de offerte, deelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder deze desgewenst uiterlijk drie dagen na het akkoord van de aanvrager van een tijdelijke aansluiting met op de offerte mee aan de aanvrager meeelektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 2.2.21
De elektriciteitsdistributienetbeheerder gaat na of de door de aanvrager van een tijdelijke aansluiting voorgestelde uitvoeringsdatum haalbaar is. Als de voorgestelde uitvoeringsdatum niet haalbaar is, voegt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een motivatie voor het verwerpen van de voorgestelde datum en een voorstel van alternatieve uitvoeringsdatum bij zijn antwoord offerteop de aanvraag.
Art. 2.2.22
Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder een deel van de aanleg of de aanpassing van de aanslui‐ ting onder zijnde verantwoordelijkheid van de elektriciteitsdistributienetbeheerder toevertrouwd wordttoevertrouwt aan de aanvrager van de nieuwe aansluiting of aan te passenaanpassing van de aansluiting, dan vermeldt hijde elektriciteitsdistributienetbeheerder in zijn offerte de werkzaamhe‐ den waarvan hij verwacht dat ze worden uitgevoerd, de delen van de aansluiting waarvan hij verwacht dat ze geïnstalleerd worden en de technische eisen waaraan die moeten voldoen tegen de datum die afgesproken wordt om de nieuwe of aangepaste aansluiting te realiseren.
Sub‐onderafdeling 4. De aanvraag van een aansluiting met studie
Art. 2.2.23 Algemeen
Elke aanvraag voor een aansluiting met studie, met een aansluitingsvermogen <25 MVA, wordt ingediend bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Daarbij geeft de aanvrager aan of hij een oriënterende studie of een detailstudie wenst.
Oriënterende studie ‐ voorontwerp van aansluiting
Art. 2.2.24 Doel
Het doel van een oriënterende studie is het opmaken van een voorontwerp van aansluiting op midden‐ of hoogspanning.
De gegevens in het voorontwerp van aansluiting binden noch de elektriciteitsdistributienetbeheerder, noch de aanvrager van de oriënterende studie op enige wijze.
Art. 2.2.25
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon kan bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aanvraag voor een oriënterende studie indienen met betrekking tot een nieuwe aansluiting. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt dan de oriënterende studie op als de gevraagde aansluiting aangesloten wordt op het midden‐ of hoogspanningsnet, conform Art. 2.2.3.
Het indienen van een aanvraag voor een oriënterende studie is facultatief.
Art. 2.2.26
De aanvraag voor een oriënterende studie bevat minstens de gegevens, vermeld in Art. 2.2.8, §2. Ze wordt schriftelijk ingediend volgens de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft opgesteld en openbaar gemaakt.
Art. 2.2.27 Kost oriënterende studie
De kosten voor het opstellen van een oriënterende studie zijn voor rekening van de aanvrager.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder publiceert de tarieven voor het opstellen van een oriënterende studie.
Art. 2.2.28
De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan op elk moment bij de aanvrager aanvullende informatie opvragen die noodzakelijk is om het voorontwerp van aansluiting voor te bereiden.
Art. 2.2.29
§1. Binnen een redelijke termijn, en in ieder geval binnen een termijn van vijftien werkdagen na ontvangst van een volledige aanvraag voor een oriënterende studie, bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder:
• ofwel een voorontwerp van aansluiting;
• ofwel een schriftelijk gemotiveerde weigering van de aansluiting, met vermelding van de bemiddelings‐ en beslechtingstaak in geschillen met netbeheerder conform Artikelenartikelen 3.1.4/2 en 3.1.4/3 van het Energiedecreet.
§2. In afwijking van §1 bedraagt de termijn, vermeld in §1, maximaal dertig werkdagen als de aanvraag betrekking heeft op een aansluiting op een spanning groter dan of gelijk aan 30 kV en voor aansluitingen van installaties met een vermogen groter dan of gelijk aan 1 MVA.
§3. Het voorontwerp bevat ten minste:
• een schema voor de beoogde aansluiting;
• de technische voorschriften voor de aansluiting;
• een indicatieve raming van de kosten;
• een indicatieve raming van de termijn die nodig is voor de realisatie van de aansluiting, met inbegrip van de eventuele versterkingen die aan het elektriciteitsdistributienet moeten worden aangebracht ten gevolge van de aansluiting.
§4. Bij de behandeling van de aanvraag voor een oriënterende studie verleent de elektriciteitsdistributienetbeheerder, in de mate van het mogelijke en rekening houdend met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, voorrang aan aanvragen die betrekking hebben op kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallaties en productie‐installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken.
§5. De indiening van een aanvraag voor een oriënterende studie verplicht de beheerder van het elektriciteitsdistributienet er niet toe om een capaciteitsreservering te bepalen of toe te kennen.
De termijnen, vermeld in §1 en §2, kunnen worden verlengd in onderling overleg.
Detailstudie ‐ ontwerp van aansluiting
Art. 2.2.30 Doel detailstudie
De Het doel van een detailstudie omvatis het opmaken, door de elektriciteitsdistributienetbeheerder, van een ontwerp van aansluiting, als onderdeel van een prijsofferte.
De offerte wordt in die mate van detail worden opgesteld dat de door de bevoegde regulator goedgekeurde of opgelegde tarieven zijn weergegeven. Ze is geldig gedurende een periode van zes maanden.
Nadien wordt de procedure van de aansluitingsaanvraag beschouwd als afgesloten.
Art. 2.2.31
[…]
Elke natuurlijke persoon of rechtspersoon kan bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aanvraag voor een aansluiting met studie indienen met betrekking tot een nieuwe aansluiting.
Art. 2.2.32 Samenstelling aanvraagdossier en wijze van indiening aanvraag
De aanvraag tot aansluiting met detailstudie bevat minstens de gegevens, vermeld in Art. 2.2.8 §2. Ze wordt schriftelijk ingediend volgens de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft opgesteld en onder andere via een website heeft gepubliceerd.
Art. 2.2.33 Ontvankelijkheid en volledigheid
Na ontvangst van een aanvraag voor een aansluiting met detailstudie beoordeelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder zo snel mogelijk, en in ieder geval binnen een termijn van tien werkdagen, de ontvankelijkheid en volledigheid ervan. Hij stelt de aanvrager schriftelijk op de hoogte van het resultaat van dezede beoordeling, en vermeldt daarbij de eventuele bijkomendede verdere gegevens die de aanvrager hemeventueel moet verstrekken om de detailstudiehet ontwerp van aansluiting voor te kunnen opmakenbereiden.
Art. 2.2.34 Volgorde dossierbehandeling
§1. Bij het onderzoek van de aanvraag voor een aansluiting verleent de elektriciteitsdistributienetbeheerder, in de mate van het mogelijke en rekening houdend met de noodzakelijke continuïteit van de voorziening, voorrang aan aanvragen die betrekking hebben op kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallaties en productie‐installaties die hernieuwbare energiebronnen gebruiken.
§2. Met behoud van de toepassing van §1 behandelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de ontvankelijke aanvragen voor een detailstudie en de bijhorende capaciteitsreservering in volgorde van aanvraag.
Art. 2.2.35 […]
Art. 2.2.36 Offerte of weigering
§1. Zo snel mogelijk en zeker binnen een termijn van dertig werkdagen na ontvangst van een ontvankelijke en volledige aanvraag voor aansluiting met detailstudie, bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder aan de aanvrager:
• ofwel een offerte
• ofwelof een schriftelijk gemotiveerde weigering van de gevraagde aansluiting met vermelding van de bemiddelings‐ en beslechtingstaak in geschillen met netbeheerder conform Artikelenartikelen 3.1.4/2 en 3.1.4/3 van het Energiedecreet.
§1.§2. De offerte bevat de detailstudieomvat een ontwerp van aansluiting met de technische oplossingen en regelparameters die overeengekomen moeten worden tussen elektriciteitsdistributienetbeheerder en aanvrager, in overeenstemming met de voorschriften van dit reglement en rekening houdend met de technische kenmerken van het elektriciteitsdistributienet.
Dit voorstel bevatomvat eveneens:
• de uitvoeringsvoorwaarden en ‐termijnen voor de realisatie van de aansluiting, inclusief een voorstel van startdatum van de werken op het terrein, naargelang het gaat om een nieuwe of een aan te passen aansluiting, met aanduiding van de onderliggende hypothesen en rekening houdend met de termijnen die nodig zijn voor de eventuele aanpassingen die aan het elektriciteitsdistributienet, plaatselijk vervoernet van elektriciteit en transmissienet moeten worden aangebracht;
• het aansluitingsreglement of het desgevallend te ondertekenen aansluitingscontract.
§2.§3. In afwijking van §1 bedraagt de termijn voor aanvragen die betrekking hebben op aansluitingen op een spanning groter dan of gelijk aan 30 kV en voor aansluitingen van installaties met een vermogen groter dan of gelijk aan 1 MVA, veertig werkdagen. Indien een dergelijke aansluitingsaanvraag overleg noodzaakt met een andere netbeheerder, kan de termijn vermeerderd worden tot maximaal vijftig werkdagen.
§3.§4. De termijnen, vermeld in §1 en §3, kunnen in onderling overleg verlengd worden.
De uitvoering van (werken aan) een aansluiting kan door de elektriciteitsdistributienetbeheerder opgeschort worden als de aanvrager nog financiële verplichtingen, verbonden aan het gebruik van een bestaande aansluiting op het elektriciteitsdistributienet, heeft t.a.v. de elektriciteitsdistributienetbeheerder, waarvan de uiterste betaaldatum is verlopen. Dit geldt niet in geval op het moment van de (eerste) aanvraag van de betreffende (werken aan een) aansluiting de financiële verplichting(en) reeds betwist zijn door de aanvrager, en zolang de betwisting niet afgerond is.
Een betwisting, bedoeld in het voorgaande lid, is afgerond als de klacht afgesloten is door de distributienetbeheerder, de bemiddelings‐ of geschillenbeslechtingsprocedure bij de VREG is afgerond, of alle rechtsmiddelen zijn uitgeput.
Art. 2.2.37
§1. De capaciteitsreservering voorzien in de offerte blijft geldig gedurende de geldigheidsduur van de offerte zoals bepaald in Art. 2.2.9. Daarna, en mits goedkeuring van de offerte, is de capaciteitsreservering geldig voor een periode van twee jaar te rekenen vanaf goedkeuring van de offerte. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan de capaciteitsreservering slechts eenmaal mits motivering van de aanvrager verlengen. Bij laattijdige realisatie van de aansluiting door de
elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt de capaciteitsreserveringreservering automatisch verlengd. De capaciteitsreservering isCapaciteitsreserveringen zijn niet verhandelbaar of overdraagbaar.
§2. In geval van een aanvraag van aansluiting op het elektriciteitsdistributienet in het kader van het capaciteitsremuneratiemechanisme (CRM), kunnen er andere regels geldig zijn dan inartikel
2.2.37 §1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder neemt deze regels op in de algemene aansluitingsvoorwaarden.
Art. 2.2.38 KostenTarieven
De kosten die de elektriciteitsdistributienetbeheerder maakt voor de behandeling van de aansluitingsaanvraag en het opstellen van een detailstudiehet ontwerp van aansluiting, zijn voor rekening van de aanvrager ervan, onder de vorm van een door de bevoegde regulator goedgekeurd of opgelegd tarief.
Als de detailstudie de oriënterende studie tegenspreekt, moeten de aangerekende kosten voor de oriënterende studie worden terugbetaald.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder publiceert de tarieven voor het opstellen van een detailstudie.
De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan in de periode die eindigt zes maanden vóór de geplande startdatum van de werken op het terrein een voorschot van maximaal 30% van het volledige bedrag van de reëel te betalen aansluitingstarieven volgens de offerte met detailstudieaansluitingskosten factureren aan de aanvrager.
Sub‐onderafdeling 5. Termijnen van uitvoering van de aansluiting
Art. 2.2.39
§1. Na goedkeuring van de offerte voor een eenvoudige aansluiting spreken de aanvrager en de elektriciteitsdistributienetbeheerder een uitvoeringsdatum af, waarbij de aanvrager kan eisen dat de uitvoering gebeurt binnen vijftien werkdagen na de betaling. In geval er daarbij een onderboring, een netuitbreiding of een spanningswijziging moet uitgevoerd worden of in andere uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder van die periode met een redelijke termijn verlengenafwijken.
§2. Na goedkeuring van de offerte voor een tijdelijke aansluiting spreken de aanvrager en de elektriciteitsdistributienetbeheerder een uitvoeringsdatum af, waarbij de aanvrager kan eisen dat de uitvoering gebeurt binnen vijftien werkdagen na de goedkeuring van de offerte. Alleen in
uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder die periode met een redelijkevan deze termijn verlengenafwijken.
§3. Na goedkeuring van de offerte voor een aanvraag met detailstudie en desgevallend de betaling van het voorschot volgens Art. 2.2.38, spreken de aanvrager en de elektriciteitsdistributienetbeheerder een uitvoeringsdatum af, waarbij voor aansluitingen tot 5 MVA de aanvrager kan eisen dat de uitvoering gebeurt binnen achttien weken. Alleen in uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder die periode met een redelijke termijn verlengenvan deze termijnen afwijken.
§4. De termijnen voor de realisatie van de aansluiting kunnen bovendien steeds worden verlengd in onderling overleg.
§5. De elektriciteitsdistributienetbeheerder respecteert de termijn voor de realisatie van de aansluiting zoals die is afgesproken met de aanvrager. Alleen als de aanvrager in gebreke blijft bij het uitvoeren van de gemaakte afspraken of in uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder van die termijn afwijken.
§6. Onverminderd de vorige paragrafen kan de afgesproken uitvoeringstermijn vanafna goedkeuring van de offerte voor een aansluiting van kwalitatieve warmtekrachtkoppelingsinstallaties, energieopslagsystemen en installaties die elektriciteit produceren op basis van hernieuwbare energiebronnen niet meer dan 24 maanden bedragen, behoudens uitzonderlijke omstandigheden en na motivering.
Art. 2.2.40
§1. De noodzakelijke vergunningsaanvragen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder moeten binnen een termijn die met de planning van de realisatie van de aansluiting overeenstemt, bij de bevoegde instantiesoverheden ingediend worden.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan niet aansprakelijk gesteld worden voor de gevolgen van een eventueel uitstel of eventuele weigering door de bevoegde instantieoverheid om de noodzakelijke vergunningen af te leveren.
Afdeling 2. Aansluitingsvoorschriften en handhaving ervan
Onderafdeling 1. Voorschriften voor elke aansluiting en aangesloten installatie van de netgebruiker
Art. 2.2.41
§1. Elke aansluiting, alsook elke installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die op het elektriciteitsdistributienet is aangesloten, moet voldoen aan de normen en de reglementering die op
elektrische installaties van toepassing zijn, de voorschriften van dit reglement en het aansluitingscontact of ‐reglement.
§2. Een aansluiting of installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die bestond op 1 juli 2002 en die niet in overeenstemming is met de voorschriften van dit reglement, kan als dusdanig worden gebruikt zolang ze geen schade of hinder berokkent of zou kunnen berokkenen aan de installaties van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of aan de installaties van of de kwaliteit van de geleverde spanning bij een andere elektriciteitsdistributienetgebruiker. Bij de eerste ingrijpende wijziging of uitbreiding van de aansluiting of de installatie moet deze in overeenstemming gebracht worden met de bepalingen van dit reglement.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan niet verantwoordelijk worden gesteld voor eventuele schade bij de elektriciteitsdistributienetgebruiker die veroorzaakt wordt door de slechte werking van diens installaties omdat die niet in overeenstemming zijn met dit reglement.
§4. De elektriciteitsdistributienetgebruiker en de eigenaar van het goed in kwestie treffen de nodige voorzorgen om iedere beschadiging aan de aansluiting te voorkomen.
§5. Het tracé van de aansluiting, alsmede de opstelling en de karakteristieken van de samenstellende delen worden op zo'n wijze bepaald door de elektriciteitsdistributienetbeheerder dat de algemene veiligheid en de normale werking van de deelelementen van de aansluiting verzekerd zijn en dat de meteropnamen, het toezicht, het nazicht en het onderhoud gemakkelijk kunnen worden uitgevoerd.
§6. De installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker mogen bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder of bij derden geen risico's, schade of hinder van welke aard ook veroorzaken.
Art. 2.2.42
§1. De doorvoer van de aansluitingskabel door de muur van het gebouw van de elektriciteitsdistributienetgebruiker kan aan de aanvrager of de eigenaar van het gebouw worden toevertrouwd volgens de aanwijzingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§2. De kabel moet over de hele lengte van de doorvoeropening mechanisch worden beschermd door een mantelbuis, vervaardigdvervaardigt uit polyvinylchloride, polyethyleen of vezelcement.
§3. De doorvoeropening voor de elektriciteitsaansluiting mag niet voor andere leidingen worden gebruikt.
§4. De muurdoorvoer wordt door de aanvrager of de eigenaar van het gebouw water‐ en gasdicht gemaakt. Hij bezorgt aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder het bewijs dat de muurdoorvoer water‐ en gasdicht werd gemaakt. De elektriciteitsdistributienetgebruiker of de eigenaar van het goed zorgt ervoor dat de muren in kwestie waterdicht blijven.
§5. De aansluiting mag pas worden ingewerkt na de toestemming van de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Ze moet doeltreffend beschermd worden. Toezicht moet altijd mogelijk zijn.
Art. 2.2.43 Verbod achterliggende verbinding
Installaties gelegen achter verschillende toegangspunten mogen zonder expliciete toestemming van de elektriciteitsdistributienetbeheerder op geen enkele manier met elkaar verbonden worden.
Onderafdeling 2. Specifieke voorschriften voor aansluitingen op het laagspanningsnetlaagspanning
Art. 2.2.44
§1. VoorIn gebouwen waarvanwaar het gevraagde aansluitingsvermogen op het laagspanningsnet 25 kVA overschrijdt, stelt de elektriciteitsdistributienetgebruiker voor de plaatsing van de meetinrichting en andere apparatuur die deel uitmaakt van de aansluiting, gratis een (deel van een) ruimte ter beschikking aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Die ruimte voldoet aan de eisen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, vastgelegd in de technische voorschriften voor aansluiting.
§2. VoorIn gebouwen waarvanwaar het gevraagde aansluitingsvermogen op het laagspanningsnet 25 kVA niet overschrijdt, stelt de elektriciteitsdistributienetgebruiker gratis een deel van een muur ter beschikking voor de aansluitingskast. De ter beschikking gestelde oppervlakte voldoet aan de eisen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, vastgelegd in de technische voorschriften voor aansluiting.
Art. 2.2.45
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders leggen gemeenschappelijk de aanvullende technische voorschriften voor aansluitingsinstallaties en installaties van elektriciteitsdistributienetgebruikers op het laagspanningsnetlaagspanning vast en maken die bekend via hun website.
§2. […]
§2. Indien niet geïntegreerd in de in §1 vermelde technische voorschriften, leggen de elektriciteitsdistributienetbeheerders gemeenschappelijk de aanvullende technische voorschriften voor het aansluiten van laadpunten op laagspanning vast in een apart technisch voorschrift.
§3. De elektriciteitsdistributienetgebruiker meldt de indienstname of significante wijziging van zijneen laadpunt aangesloten op het laagspanningsnetlaagspanning, met een laadvermogen groter dan of gelijk aan 5 kVA, aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De De wijze van melding wordt
bepaald door de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt de wijze van deze melding en maakt die mogelijk via onder andere een website.
Onderafdeling 3. Specifieke voorschriften voor aansluitingen op het midden‐ of hoogspanningsnethoogspanning
Art. 2.2.46
Voor de plaatsing van de meetinrichting en andere apparatuur die deel uitmaakt van de aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet, stelt de elektriciteitsdistributienetgebruiker gratis een ruimte ter beschikking aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Die ruimte voldoet aan de eisen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De plaats wordt in onderling overleg bepaald.
Art. 2.2.47
De inplanting, de bereikbaarheid van de installaties, de bedienbaarheid en de identificatie van de bedieningsapparatuur van de elektriciteitsdistributienetgebruiker moet aanvaard worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De werking moet in overeenstemming zijn met de exploitatiewijze van het elektriciteitsdistributienet waarop ze aangesloten worden, zowel met betrekking tot hun technische kenmerken als met betrekking tot de veiligheidsaspecten die aan de exploitatie verbonden zijn.
Art. 2.2.48
§1. De instellingen van de beveiligingen van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die in geval van incident zijn installaties afschakelen van de aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet, worden in onderling overleg met de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaald. De selectiviteit van de beveiliging van de netten mag door de keuze van de waarde van de beveiligingsparameters in geen geval in het gedrang gebracht worden.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om, op basis van een gewijzigde netsituatie, de noodzakelijke aanpassingen op te leggen voor de beveiligingen in de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker aangesloten op het midden‐ of hoogspanningsnet, zodat de selectiviteit van de beveiligingen in de netten gewaarborgd kan blijven. DeAlle kosten die verbonden zijn aan eventueel uit te voeren aanpassingen aan de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, komen voor rekening van de betrokken elektriciteitsdistributienetgebruiker. De kosten die verbonden zijn aan materiaal voor de beveiliging en relevante netwerkcomponenten komen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Art. 2.2.49
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om de technische middelen aan te wenden die nodig zijn voor de compensatie van reactieve energie, of, meer in het algemeen, voor de compensatie van ieder verstorend fenomeen, als de belasting van een installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die opaan het midden‐ of hoogspanningsnetelektriciteitsdistributienet is aangesloten, aanleiding geeft tot een extra afname van reactieve energie, zoals bepaald in Art. 2.3.16, Art. 2.3.17 en Art. 2.3.18, of als ze de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het elektriciteitsdistributienet verstoort.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder motiveert zijn beslissing en deelt die mee aan de betrokken elektriciteitsdistributienetgebruiker.
§3. De installatie en de aanwending van de technische middelen, vermeld in §1, komen voor rekening van de betrokken elektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 2.2.50
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders leggen gemeenschappelijk de aanvullende technische voorschriften voor aansluitingsinstallaties en installaties van elektriciteitsdistributienetgebruikers op het midden‐ en hoogspanningsnethoogspanning vast, en maken die bekend via hun websites.
§2. Voor aansluitingen op het hoogspanningsnethoogspanning bepaalt de elektriciteitsdistributienetbeheerder, na overleg met de elektriciteitsdistributienetgebruiker, de minimale technische vereisten en de regelparameters met betrekking tot:
• de aansluiting,
• de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die functioneel deel uitmaken van het distributienet, en
• De installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die een niet‐verwaarloosbare invloed hebben op het elektriciteitsdistributienet, de aansluiting(en) of de installaties van een andere elektriciteitsdistributienetgebruiker,
§2.§3. die door de elektriciteitsdistributienetbeheerder nodig worden geacht met het oog op de veiligheid, de betrouwbaarheid en de efficiëntie van het elektriciteitsdistributienet.
De technische vereisten en de regelparameters kunnen worden herzien op gemotiveerd verzoek van de elektriciteitsdistributienetbeheerder na onderling overleg worden herzien.
Onderafdeling 4. Specifieke voorschriften voor de aansluiting van elektriciteitsproductie‐ eenheden en energieopslagsystemen
Art. 2.2.51
Elektriciteitsproductie‐eenheden, aangesloten op het elektriciteitsdistributienet, zijn conform de Europese netcode RfG op basis van drempelcriteria als volgt geklasseerd in de types A, B, C of D:
• type A: het maximaal vermogen van de elektriciteitsproductie‐eenheid is ≥ 0,8 kW en < 1 MW;
• type B: het maximaal vermogen van de elektriciteitsproductie‐eenheid is ≥ 1 MW en < 25 MW;
• type C: het maximaal vermogen van de elektriciteitsproductie‐eenheid is ≥ 25 MW en < 75 MW.
• type D: het maximaal vermogen van de elektriciteitsproductie‐eenheid is ≥ 75 MW
Art. 2.2.52
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerders leggen gemeenschappelijk de aanvullende technische voorschriften voor aansluitingen van elektriciteitsproductie‐eenheden van types A en B en energieopslagsystemen vast en maken die bekend via hun websites. De Algemene Toepassingseisen worden eveneens in deze aanvullende technische voorschriften opgenomen.
Voor noodgroepen kunnen afwijkingen op deze technische regels gelden.
§2. Nieuwe elektriciteitsproductie‐eenheden van types A, B, C of D, alsook bestaande elektriciteitsproductie‐eenheden van het type C of D die een substantiële modernisering ondergaan, moeten voldoen aan de Algemene Toepassingseisen.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerders stellen in samenspraak met de transmissienetbeheerder de definitie, criteria en procedure voor substantiële modernisering op en leggen deze na publieke consultatie voor aan de VREG ter goedkeuring.
Art. 2.2.53 Meldingsplicht
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker moet de indienstname of relevante wijziging van een elektriciteitsproductieproductie‐eenheid of energieopslagsysteem melden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt in de aanvullende technische voorschriften, vermeld zoals bepaald in Art. 2.2.52 §1, wanneer een wijziging relevant is. De wijze van melding wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaald.
§2. In de aanvullende technische voorschriften zoals bepaald in Art. 2.2.52 §1 legt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de reden tot noodzaak voor een verplichte, aan de indienstname voorafgaande, voorafgaandelijke detailstudie vast.
Art. 2.2.54 Telecontrole
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder legtkan een telecontrole opopleggen aan de elektriciteitsproducentproducent in volgende gevallen:
• nieuwe projecten met een elektriciteitsproductie‐eenheid van het type B of C;
• nieuwe projecten met een totaal ontwikkelbaar netgekoppeld vermogen groter dan of gelijk aan 1000 kVA;
• nieuwe projecten met een gezamenlijk ontwikkelbaar vermogen van 400 kW of meer waarvan uit de detailstudie blijkt dat bij lokale congestie op het elektriciteitsdistributienet, het plaatselijk vervoernet van elektriciteit of daarmee gekoppelde netelement, tijdelijke productiebeperkingen noodzakelijk zijn;
• bestaande elektriciteitsproductie‐eenheden van het type C of D die een substantiële modernisering ondergaan.
De telecontrole, vermeld in het eerste lid, geeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder legt de mogelijkheid om, door middel van een telecontrolecentraal besturingssysteem, productiebeperkingen op voor nieuwete leggen op basis van objectieve criteria die contractueel vastgelegd worden, in volgende gevallen:
• in uitzonderlijke uitbatingsomstandigheden van het elektriciteitsdistributienet;
• in geval dat met de elektriciteitsproductie‐eenheid ondersteunende diensten aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder geleverd worden volgens de modaliteiten beschreven in art. 2.3.22 §2.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan een telecontrole opleggen voor energieopslagsystemen met een globaal opgesteld vermogen groter dan of gelijk aan 1000 kVA. Deze telecontrole geeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder de mogelijkheid om, in geval van uitzonderlijke uitbatingsomstandigheden van het elektriciteitsdistributienet, door middel van een centraal besturingssysteem, injectiebeperkingen op te leggen op basis van objectieve criteria die contractueel vastgelegd worden.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan een telecontrole opleggen aan de elektriciteitsproducent of aan bestaande energieopslagsystemen in de volgende gevallen:
• bestaande projecten met een elektriciteitsproductie‐eenheid van type B of C;
• bestaande projecten met een totaal ontwikkelbaar netgekoppeld vermogen groter dan of gelijk aan 1000 kVA;
• bestaande energieopslagsystemen met een globaal opgesteld vermogen groter dan of gelijk aan 1000 kVA.
Alle kosten die verbonden zijn aan eventueel uit te voeren aanpassingen aan de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, voor zover die aanpassingen veroorzaakt worden door de plaatsing van de telecontrole, komen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§4. De elektriciteitsdistributienetgebruiker kan aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder vragen om een telecontrolekast te plaatsen. De elektriciteitsdistributienetgebruiker betaalt hiervoor het geldende distributienettarief aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Onderafdeling 5. Handhaving van de conformiteit van de aansluiting of de aangesloten installatie(s) van de netgebruiker
Art. 2.2.55
De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om de conformiteit na te gaan van de aansluiting en de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker met de voorschriften van dit reglement, de aanvullende technische voorschriften en het aansluitingscontract en ‐reglement.
Art. 2.2.56
§1. Om de conformiteit van de aansluiting en van de installaties van een elektriciteitsdistributienetgebruiker met de bepalingen van dit reglement, de aanvullende technische voorschriften en het aansluitingscontract en ‐reglement te onderzoeken kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder op eigen initiatief of op verzoek van een derde partij testen op de installaties uitvoeren.
§2. Na overleg komen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de betrokken elektriciteitsdistributienetgebruiker de procedure, de planning en de in te zetten middelen overeen.
§3. Binnen een maand na de proeven, uitgevoerd door of in opdracht van de elektriciteitsdistributienetbeheerder, bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een rapport aan de betrokken partij(en), voor zover de gegevens in dat rapport niet vertrouwelijk zijn.
Art. 2.2.57
Als het onderzoek of de proeven aantonen dat een installatie niet beantwoordt aan de vereisten van dit reglement, de aanvullende technische voorschriften of het aansluitingscontract en ‐ reglement, brengt de in gebreke blijvende partij de vereiste veranderingen aan de installatie aan binnen een door de elektriciteitsdistributienetbeheerder vastgelegde termijn. Die partij draagt de kosten voor het onderzoek of de proeven die de inbreuk onthuld hebben, alsook de kosten voor de nieuwe proeven die uitgevoerd worden nadat de veranderingen aan de installatie zijn aangebracht. In het tegenovergestelde geval zijn de proeven op kosten van diegene die ze aangevraagd heeft.
Art. 2.2.58
§1. Elke aansluiting of installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die niet in overeenstemming is met de voorschriften van en krachtens dit reglement en die daardoor schade of hinder berokkent aan de installaties van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of bij een of meer andere elektriciteitsdistributienetgebruikers, moet door de elektriciteitsdistributienetgebruiker in
overeenstemming gebracht worden binnen een door de elektriciteitsdistributienetbeheerder vastgelegde termijn afhankelijk van de aard en de omvang van de schade of hinder.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan gedurende die termijn niet verantwoordelijk gesteld worden voor eventuele schade die veroorzaakt wordt bij elektriciteitsdistributienetgebruikers doordat installaties van een elektriciteitsdistributienetgebruiker niet in overeenstemming zijn met de voorschriften van dit reglement.
Art. 2.2.59
De aanpassingen, vermeld in Art. 2.2.58, §1, komen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of van de eigenaar van het goed in kwestie, volgens hun respectieve verantwoordelijkheden, als bewezen is dat de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of van de eigenaar van het goed aan de basis liggen van de schade of hinder.
Art. 2.2.60
§1. Als de elektriciteitsdistributienetgebruiker de aanpassingen, vermeld in Art. 2.2.57 of Art. 2.2.58, niet binnen de opgelegde termijn heeft uitgevoerd, stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder hem per brief in gebreke.
§2. Behoudens andersluidend akkoord tussen de betrokken partijen, heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder het recht het toegangspunt buiten dienst te stellen, indien de aanpassingen tien werkdagen na de ingebrekestelling nog niet zijn uitgevoerd. Bij het vaststellen van die termijn geldt de postdatum van de brief als bewijs.
Art. 2.2.61
Onverminderd de bepalingen van Art. 2.2.58 kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder eisen dat de elektriciteitsdistributienetgebruiker maatregelen treft en die bekostigt om te voorkomen dat ten gevolge van de werking van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker het toegestane niveau van storingen, vermeld in Art. 2.3.3/1, wordt overschreden.
Art. 2.2.62
§1. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker die zelf proeven wil uitvoeren of laten uitvoeren op de aansluiting of op zijn installaties die een niet‐verwaarloosbare invloed hebben op het elektriciteitsdistributienet of op de aansluiting(en) of de installaties van een andere elektriciteitsdistributienetgebruiker, moet vooraf een schriftelijke goedkeuring van de
elektriciteitsdistributienetbeheerder krijgen. Elke aanvraag moet gemotiveerd zijn. Ze vermeldt de installatie(s) waarop de proeven betrekking hebben, de aard en de technische gegevens van de proeven, de procedure (onder meer wie de proeven uitvoert) en de planning.
§2. Op basis van de gegevens in die aanvraag beslist de elektriciteitsdistributienetbeheerder over de opportuniteit van de aanvraag en geeft hij, in voorkomend geval, zijn goedkeuring aan de gevraagde proeven, de procedure en de planning ervan. Hij waarschuwt de partijen die volgens hem bij de gevraagde proeven betrokken zijn.
Afdeling 3. Aanleg en beheer van de aansluiting
Onderafdeling 1. Algemeen
Art. 2.2.63 Verdeling van rechten en plichten m.b.t. een aansluiting
§1. Een aansluiting op het elektriciteitsdistributienet bestaat uit verschillende onderdelen, zoals aangegeven in de schema’s weergegeven in door de elektriciteitsdistributienetbeheerders gemeenschappelijk vastgelegde technische voorschriften die gepubliceerd worden op hun websites.
De verdeling van eigendomsrechten en exploitatie‐ en onderhoudsplichten tussen elektriciteitsdistributienetgebruiker en elektriciteitsdistributienetbeheerder worden eenduidig opgegeven in de schema's. Deze schema's zijn van toepassing op nieuwe installaties. Voor bestaande installaties gelden deze schema's enkel bij gebrek aan andersluidende bepalingen.
§2. Voor aansluitingen op het midden‐ of op het hoogspanningsnet kan afgeweken worden van de schema's vermeld in §1. In dat geval moet de verdeling van eigendomsrechten en exploitatie‐ en onderhoudsplichten tussen elektriciteitsdistributienetgebruiker en elektriciteitsdistributienetbeheerder in het aansluitingscontract bepaald worden.
Onderafdeling 2. Gedeelte van aansluiting in eigendom of gebruik van de elektriciteitsdistributienetbeheerder
Art. 2.2.64 Aanleg
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder is als enige gemachtigd het gedeelte van de aansluiting waarvan hij het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, aan te leggen.
§2. Onder de verantwoordelijkheid van de elektriciteitsdistributienetbeheerder kan een deel van de aanleg van de aansluiting toevertrouwd worden aan een derde partij of aan de aanvrager van de nieuwe aansluiting of van de aanpassing van de aansluiting.
Een elektriciteitsdistributienetgebruiker of een aanvrager van een aansluiting op het elektriciteitsdistributienet kan niet door de elektriciteitsdistributienetbeheerder verplicht worden de
werkzaamheden op openbaar domein, die nodig zijn voor de realisatie van de aansluiting, zelf uit te voeren.
Art. 2.2.65 Beheer en onderhoud
De elektriciteitsdistributienetbeheerder is belast met het onderhoud en de goede en veilige werking van de delen van de aansluiting waarover hij het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft. Hij is als enige gemachtigd het gedeelte van de aansluiting waarvan hij het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft aan te passen, te onderhouden, te herstellen, te vervangen, te verwijderen, buiten dienst te stellen en uit te baten.
Art. 2.2.66 Bijkomende bepalingen inzake gebruik, onderhoud en herstelling van aansluitingen op het laagspanningsnetlaagspanningsaansluitingen
§1. De onderhouds‐ en herstellingskosten voor aansluitingen op het laagspanningsnet zijn voor rekening van de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor zover er geen schade door de elektriciteitsdistributienetgebruiker veroorzaakt werd. Bij schade kan de De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan de kosten steeds verhalen op de veroorzaker ervan. De kostenOnderhouds‐ of herstellingswerken op initiatief van de elektriciteitsdistributienetbeheerdernetgebruiker zijn voor een onderhouds‐ of herstellingswerken van een aansluiting op het laagspanningsnet, uitgevoerd op louter verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, worden tarifair aangerekenddiens rekening.
§2. De automatische schakelaar van de aansluiting die bij de meetinrichting behoort, mag bediend worden door de elektriciteitsdistributienetgebruiker, behalve als de elektriciteits‐ distributienetbeheerder een verzegeling of een andere contra‐indicatie heeft aangebracht.
Onderafdeling 3. Gedeelte van aansluiting in eigendom of gebruik van de elektriciteitsdistributienetgebruiker
Art. 2.2.67
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt in het aansluitingscontract welke installaties waarvan de elektriciteitsdistributienetgebruiker het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, functioneel deel uitmaken van het elektriciteitsdistributienet.
§2. De installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die functioneel deel uitmaakt van het elektriciteitsdistributienet (voor doorvoer van energie naar andere elektriciteitsdistributienetgebruikers) wordt kosteloos ter beschikking gesteld van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§3. Tussenkomsten en schakelingen op installaties die functioneel deel uitmaken van het elektriciteitsdistributienet mogen alleen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder of een door hem gemandateerde uitgevoerd worden, zelfs als de elektriciteitsdistributienetgebruiker het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft van deze installaties. Als de tussenkomsten of schakelingen gebeuren op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, of hun oorzaak vinden in de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, komen de kosten van die tussenkomsten en schakelingen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 2.2.68 Plicht tot aanpassing van de installaties van de netgebruiker
§1. Als een installatie waarvan de elektriciteitsdistributienetgebruiker het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, de veiligheid of de betrouwbaarheid van het elektriciteitsdistributienet in het gedrang brengt, stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker in gebreke bij aangetekende brief. De ingebrekestelling beschrijft de door de elektriciteitsdistributienetgebruiker te nemen maatregelen, de motivatie hiervoor en de termijn voor uitvoering. Ingeval de elektriciteitsdistributienetgebruiker binnen de termijn die in de ingebrekestelling is vastgelegd, de te nemen maatregelen niet heeft genomen, heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder het recht de nodige maatregelen te nemen op kosten van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of hem de toegang tot het elektriciteitsdistributienet te ontzeggen. De bepalingen van Afdeling 4 van deze code zijn van toepassing.
§2. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder van oordeel is dat een aanpassing van de installaties waarvan de elektriciteitsdistributienetgebruiker het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, noodzakelijk is voor de efficiëntie van het elektriciteitsdistributienet, heeft hij het recht om die aanpassingen op te leggen, na overleg met de elektriciteitsdistributienetgebruiker over de werkzaamheden en hun termijn van uitvoering en op voorwaarde dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder de gemaakte kosten vergoedt.
§3. De werkzaamheden, met inbegrip van de inspecties, testen of proeven, moeten worden uitgevoerd conform de bepalingen van dit reglement en de contracten en reglementen, vermeld in dit reglement.
Afdeling 4. Toegankelijkheid van de aansluiting en de installaties
Art. 2.2.69 Toegankelijkheid van de aansluiting
De elektriciteitsdistributienetgebruiker en de elektriciteitsdistributienetbeheerder hebben toegang tot de aansluiting.
Art. 2.2.70 Toegankelijkheid van de installaties van de elektriciteitsdistributienetbeheerder
§1. De toegang tot elk roerend of onroerend goed waarvan de elektriciteitsdistributienetbeheerder het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, gebeurt te allen tijde overeenkomstig de toegangsprocedures en veiligheidsvoorschriften van de elektriciteitsdistributienetbeheerder en na zijn uitdrukkelijk akkoord.
§2. Met inachtname van (grond)wettelijke bepalingen, heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder toegang tot alle installaties waarvan hij het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft en die zich bevinden in de inrichting van de elektriciteitsdistributienetgebruiker. De elektriciteitsdistributienetgebruiker zorgt voor een permanente mechanische toegang voor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of verschaft hem die onmiddellijk op eenvoudig mondeling verzoek na behoorlijke legitimatie.
§3. Als de toegang tot een roerend of onroerend goed van de elektriciteitsdistributienetgebruiker onderworpen is aan specifieke toegangsprocedures en veiligheidsvoorschriften van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, moet hij die vooraf schriftelijk aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder meedelen. Zo niet volgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder zijn eigen veiligheidsvoorschriften.
Art. 2.2.71 Toegankelijkheid van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker die functioneel deel uitmaken van het elektriciteitsdistributienet
§1. Met inachtname van (grond)wettelijke bepalingen heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder toegang tot de installaties die functioneel deel uitmaken van het elektriciteitsdistributienet om er inspecties, testen, proeven of exploitatiehandelingen uit te voeren. De elektriciteitsdistributienetgebruiker zorgt voor een permanente mechanische toegang voor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of verschaft hem die onmiddellijk op eenvoudig mondeling verzoek na behoorlijke legitimatie.
§2. Voor elke exploitatiehandeling en inspectie, test of proef, als vermeld in §1, moet de elektriciteitsdistributienetgebruiker de elektriciteitsdistributienetbeheerder schriftelijk op de hoogte brengen van de toepasselijke veiligheidsvoorschriften. Zo nietZoniet volgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder zijn eigen veiligheidsvoorschriften.
Art. 2.2.72 Toegankelijkheid van installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker met niet‐ verwaarloosbare invloed
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt in het aansluitingscontract welke installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker een niet‐verwaarloosbare invloed hebben op het elektriciteitsdistributienet, de aansluiting(en) of de installaties van een andere elektriciteitsdistributienetgebruiker.
§2. Met inachtname van (grond)wettelijke bepalingen heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder toegang tot de installaties, vermeld in §1, om er inspecties, testen of proeven uit te voeren. De elektriciteitsdistributienetgebruiker zorgt voor een permanente
mechanische toegang voor de elektriciteitsdistributienetbeheerder of verschaft hem die onmiddellijk op eenvoudig mondeling verzoek na behoorlijke legitimatie.
Afdeling 5. Wijzigingen aan de aansluiting, wegname en verzegeling
Onderafdeling 1. Wijzigingen aan de aansluiting
Art. 2.2.73
§1. Elke aangesloten elektriciteitsdistributienetgebruiker kan bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aanvraag tot wijziging, zoals bijvoorbeeld een verzwaring, van zijn bestaande aansluiting indienen.
§2. In gevalDe wijziging van storingen door deeen bestaande aansluiting zoals vermeld in Art. 2.2.90, kan ook opgelegd worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder een wijziging van de bestaande installatie opleggen aan de elektriciteitsdistributienetgebruikerin de gevallen bedoeld in art. 2.2.90, om de algemene veiligheid, het toezicht op en het gemakkelijk onderhoud van de aansluiting te vrijwaren, alsook om de correcte werking van de toestellen van de aansluiting ofen de gemakkelijke opname van de meters toe te laten. Dergelijke wijziging is op kosten van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de eigenaar van het betrokken goed.
§3. In geval van herhaaldelijke overschrijding van het aansluitingsvermogen bij aansluitingen op het midden‐ en hoogspanningsdistributienet kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder een verzwaring van de aansluiting opleggen om de algemene veiligheid van het distributienet te garanderen. De kosten van deze verzwaring zijn ten laste van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de eigenaar van het betrokken goed.
Art. 2.2.74
D e aanvraag bevat minstens de volgende gegevens:
• de identiteit en contactgegevens van de aanvrager (eventueel de juridische vorm en het ondernemingsnummer);
• de rechten van de aanvrager ten aanzien van het gebouw of de installatie waarop de aansluiting betrekking heeft;
• het grondplan van de plaats van afname of injectie;
• het gewenste aansluitingsvermogen en spanningsniveau;
• de technische karakteristieken van de installaties die op het elektriciteitsdistributienet moeten worden aangesloten;
• de informatie die nodig is voor het toekennen van het gebruiksprofiel.[…]
Art. 2.2.75
Bij de aanvraag tot wijziging van een aansluiting wordt eveneens een onderscheid gemaakt tussen een eenvoudige aansluiting, een tijdelijke aansluiting en een aansluiting met voorafgaande studie. De procedures voor de aanvraag tot nieuwe aansluiting zoals beschreven in Afdeling 1 van Hoofdstuk II van de Netcode zijn van overeenkomstige toepassing.[…]
Art. 2.2.76
De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan, in geval van een bestaande aansluiting, de wijziging van de aansluiting uitvoeren via een rechtstreekse verbinding van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker met de secundaire rails van een transformatiepost die het elektriciteitsdistributienet op midden‐ of hoogspanning voedt, als het gemiddelde van de maandelijkse reële hoogste kwartiervermogens voor afname of injectie overmet betrekking tot de voorbije twaalf maanden groter is dan 5 MVAMW.
Art. 2.2.77
Vóór een toegangspunt naar een gewijzigde installatie in dienst wordt genomen, bezorgt de elektriciteitsdistributienetgebruiker aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder het bewijs dat zijn installaties aan de wettelijke verplichtingen voldoen.
Art. 2.2.78
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker moet met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een nieuw, aangepast aansluitingscontract sluiten in de volgende gevallen:Voor elke aanpassing van een bestaande aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet, van een daarmee verbonden installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die een niet‐verwaarloosbare invloed heeft op het midden‐ of hoogspanningsnet of van hun respectieve exploitatiewijze moet met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aansluitingscontract worden gesloten.
• de aanpassing van de bestaande aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet;
• de aanpassing van een met de aansluiting verbonden installatie van een elektriciteitsdistributienetgebruiker die een niet‐ verwaarloosbare invloed heeft op het midden‐ of hoogspanningsnet;
• de aanpassing van de exploitatiewijze van de aansluiting van een bestaande aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet.
§2. Vo or aanpassingen aan een bestaande aansluiting op het laagspanningsnet, moet geen aan‐ sluitingscontract ondertekend worden. Voor die aanpassingen worden de voorwaarden opgenomen in het aansluitingsreglement van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.[…]
Art. 2.2.79
Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder beslissen dat een wijziging als vermeld Art. 2.2.78, §1 als minder belangrijk wordt beschouwd. Een dergelijke minder belangrijke aanpassing wordt vermeld in een bijvoegsel bij het aansluitingscontract.
Onderafdeling 2. Wegname van de aansluiting
Art. 2.2.80 Wegname op initiatief eigenaar
§1. Elke aansluiting op het elektriciteitsdistributienet kan worden weggenomen na aanvraag daartoe door de eigenaar van het goed in kwestie. De netbeheerder kan dit weigeren indien iemand nog gebruik maakt van de aansluitinghet goed.
§2. Alvorens een gebouw of installatie waarin de aansluiting zich bevindt te slopen, moet de elektriciteitsdistributienetbeheerder diede aansluiting voldoende beveiligen of wegnemen.
De eigenaar richt daarvoor een verzoek tot de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Dezelfde aanvraagprocedures en bijbehorende termijnen als vermeld in Afdeling 1 van HOOFDSTUK II van de Netcode zijn hier van toepassing.
§3. De tarievenkosten voor het wegnemen van een aansluiting, alsook de kosten voor het opnieuw in de oorspronkelijke staat brengen van lokalen, toegangswegen en terreinen, komen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de eigenaar van het goed in kwestie.
§4. Dezelfde aanvraagprocedures en bijbehorende termijnen als vermeld in Afdeling 1 van HOOFDSTUK II van de Netcode zijn van toepassing voor diensten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder met betrekking tot het wegnemen van een aansluiting.
Art. 2.2.81 Wegname op initiatief netbeheerder
De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om elke aansluiting op het elektriciteitsdistributienet waarop in het toegangsregister meer dan een jaar geen toegangshouder werd geregistreerd, na overleg met de eigenaar van het aangesloten goed in kwestie, elke aansluiting die meer dan een jaar niet meer gebruikt werd, weg te nemen of af te koppelen, behalve indien de aansluiting voor noodvoeding dienstig kan zijn.
Onderafdeling 3. Verzegeling van de aansluiting
Art. 2.2.82
De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan de delen van de aansluiting waarover hij het eigendoms‐ of gebruiksrecht heeft, verzegelen.
Afdeling 6. Wederzijdse rechten en plichten van distributienetbeheerder en ‐gebruiker
Onderafdeling 1. Aansluitingscontract en –reglement
Art. 2.2.83
Met behoud van de toepassing van de bepalingen van dit reglement, worden nadere bepalingen met betrekking tot de wederzijdse rechten en plichten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder en – gebruiker geregeld in het aansluitingsreglement of het aansluitingscontract.
Art. 2.2.84
§1. Voor elke nieuwe aansluiting op het midden‐ of hoogspanningsnet moet de elektriciteitsdistributienetgebruiker met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een aansluitingscontract sluiten. Hetzelfde geldt voor elke nieuwe aansluiting aan laagspanningszijde op een transformator tussen het midden‐ en laagspanningsnetworden gesloten.
§2. Voor de overige aansluitingen op het elektriciteitsdistributienetlaagspanningsnet moet geen aansluitingscontract ondertekend worden. Voor die aansluitingen op het laagspanningsnet worden de voorwaarden opgenomen in het aansluitingsreglement van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Onverminderd het voorgaande lid, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder, in uitzonderlijke gevallen en voor specifieke aspecten van de aansluiting op het laagspanningsdistributienet, bijkomende contractuele voorwaarden bepalen, meer bepaald in geval van het verbinden, met de aansluiting, van toepassingen die een sterke invloed op de spanningskwaliteit kunnen uitoefenen. In het aansluitingsreglement van de elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt verduidelijkt in welke situaties dit van toepassing is.
Art. 2.2.85
In afwachting van de opmaak van nieuwe aansluitingscontracten tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de elektriciteitsdistributienetgebruiker, blijven de vroeger
gemaakte afspraken tussen de partijen die bij de aansluiting betrokken zijn verder van kracht, voor zover ze niet strijdig zijn met dit reglement.
Art. 2.2.86
Het aansluitingscontract bevat minstens de volgende elementen:
• de identiteit van de partijen;
• de aanwijzing van de contactpersonen;
• de bepalingen met betrekking tot de looptijd en de stopzetting van het contract;
• de beschrijving en de ligging van de aansluiting en de meetinrichting met locatie en spanningsniveau van het toegangspunt of de toegangspunten;
• de unieke identificatie van de aansluiting met een of meer toegangspunten door een of meer EAN;
• de bepalingen in verband met de toegankelijkheid en het beheer van de aansluitingsinstallaties;
• de beschrijving van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker (inclusief installaties welke functioneel deel uitmaken van het net), inzonderheid de aangesloten productie‐eenheden;
• de specifieke technische voorwaarden en bepalingen, onder meer het aansluitingsvermogen, de relevante technische karakteristieken van de aansluiting en van de installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, de meetinrichting, de uitbating, het onderhoud, de eisen in verband met beveiligingen, de veiligheid enzovoort;
• de bepalingen met betrekking tot de wederzijdse aansprakelijkheid en de confidentialiteit;
• de bepalingen in verband met de meteropname;
• de betalingsmodaliteiten.
Art. 2.2.87
In geval van overdracht van roerende of onroerende goederen, in gebruik of in eigendom, waarvoor de aansluiting dient, sluit de overnemer onverwijld een nieuw aansluitingscontract af met de elektriciteitsdistributienetbeheerder als de aansluiting overeenkomstig Art. 2.2.84 niet valt onder het toepassingsgebied van het aansluitingsreglement.
Onderafdeling 2. Overleg‐ en informatieplichten elektriciteitsdistributienetgebruikernetgebruiker
Art. 2.2.88
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker of de eigenaar van het aangesloten goed in kwestie moet de elektriciteitsdistributienetbeheerder onmiddellijk op de hoogte brengen van elke
beschadiging, afwijking of niet‐conformiteit aan de wettelijke of reglementaire voorschriften die hij redelijkerwijs kan vaststellen.
§2. Voorafgaand aanBij de uitvoering van werkzaamheden door de elektriciteitsdistributienetgebruiker in de nabijheid van de aansluiting, waarbij onderdelen van het elektriciteitsdistributienet, inclusief de aansluiting, beschadigd of beïnvloed kunnen worden, pleegt de elektriciteitsdistributienetgebruiker hierovervooraf overleg met de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Art. 2.2.89 Wijzigingwijziging afname‐ of injectiekenmerken/ wijziging met niet‐verwaarloosbare invloed op het net
In geval van gewijzigde afname‐ of injectiekenmerken, of van wijzigingen ten opzichte van de omstandigheden en afspraken die golden op het ogenblik van de uitvoering van de aansluiting, en die toe te schrijven zijn aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker, heeft de elektriciteitsdistributienetgebruiker de plicht om conform het aansluitingsreglement of –contract de elektriciteitsdistributienetbeheerder hiervan te informeren.
Het plaatsen/bijplaatsen of verzwaren van een decentrale productie‐eenheid of een energieopslagsysteem met een maximum AC vermogen groter dan 10 kVA, ongeacht het feit of deze netto zal injecteren in het elektriciteitsdistributienet, is een wijziging met niet‐verwaarloosbare invloed op het elektriciteitsdistributienet, waarvoor steeds een voorafgaandelijke aanvraag ingediend moet worden bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Onderafdeling 3. Spanningskwaliteit en stroomstoringen[…]
Art. 2.2.90 Storingen[…]
§1. Het toelaatbare niveau van storingen, teweeggebracht op het elektriciteitsdistributienet door de installaties van de aansluiting en de eigen installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, wordt bepaald door technische voorschriften zoals C10/11, C10/17 en C10/19 die door de netbeheerders zijn opgesteld, door de VREG zijn goedgekeurd, en gepubliceerd worden op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerders. Ook elke wijziging aan deze voorschriften wordt pas van kracht na goedkeuring door de VREG.
§2. Behoudens andersluidende bepaling in het aansluitingscontact is de elektriciteitsdistributienetbeheerder bij een storing aan het elektriciteitsdistributienet of de aansluiting binnen twee uur na de melding door de elektriciteitsdistributienetgebruiker ter plaatse om de werkzaamheden aan te vangen die leiden tot het opheffen van de storing.[…]
Art. 2.2.91 Spanningskwaliteit[…]
§1. Een klacht over de spanningskwaliteit kan schriftelijk ingediend worden bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder beantwoordt een klacht met betrekking tot de spanningskwaliteit binnen tien werkdagen na ontvangst van die klacht. Als de oorzaak bekend is, beschrijft de elektriciteitsdistributienetbeheerder in zijn antwoord de aard en duur van het probleem en de acties die hij ertegen onderneemt.
§3. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker informeert de elektriciteitsdistributie‐ netbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker over de mogelijkheid en de voorwaarden om een meting uit te voeren.
§4. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker worden de nodige metingen ter controle van een klacht met betrekking tot de verandering van de geleverde spanning (amplitude) uitgevoerd. De elektriciteitsdistributienetgebruiker spreekt met de elektriciteitsdistributienetbeheer‐ der een datum af waarop die meting moet worden uitgevoerd. De elektriciteitsdistributienetgebruiker kan eisen dat die meting binnen tien werkdagen uitgevoerd wordt. In uitzonderlijke omstandigheden en na motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder van die termijn afwijken.
§5. Een rapport met de resultaten en conclusies van die meting wordt aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker bezorgd binnen vijf werkdagen na de uitvoering van de meting.
§6. Als die metingen een afwijking aantonen ten opzichte van de eisen van de norm NBN EN 50160, worden de kosten voor de metingen gedragen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Als de metingen geen afwijking aantonen ten opzichte van de norm NBN EN 50160 aantonen, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder hiervoor kosten aanrekenen aan de elektriciteitsdistributie‐ netgebruiker. Die kosten blijven in elk geval beperkt tot de vergoeding voor de verplaatsing van de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Die kosten worden door de elektriciteitsdistributienetbeheer‐ der gepubliceerd.
§7. Als de controlemeting niet uitwijst of de klacht terecht is, kan de elektriciteitsdistributienet‐ gebruiker de elektriciteitsdistributienetbeheerder een langdurige registratie (minstens 48 uur) van de spanning opleggen.
§8. Als die testen een afwijking aantonen ten opzichte van de eisen van de norm NBN EN 50160, worden de kosten voor de registratie gedragen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder. Als de testen geen afwijking ten opzichte van de norm NBN EN 50160 aantonen, worden de kosten voor de registratie gedragen door de elektriciteitsdistributienetgebruiker. De kosten voor de registratie worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder gepubliceerd.
§9. Voor de vaststellingen, vermeld in §7, kan eveneens een beroep gedaan worden op een geaccrediteerd controleorganisme of een derde partij die beide partijen met wederzijdse goedkeuring hebben aangewezen, en onder dezelfde voorwaarden van kostentoewijzing als vermeld in §8.[…]
Onderafdeling 4. Implicaties wijziging elektriciteitsdistributienet
Art. 2.2.92 Aanpassing aansluiting n.a.v. wijziging distributienet
Onverminderd Art. 2.2.57 zijn bij wijziging aan het elektriciteitsdistributienet, behoudens anders vermeld in het aansluitingscontract, de kosten voor de vervanging van de aansluiting, die conform is aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI), door een standaardaansluiting met hetzelfde aansluitingsvermogen voor rekening van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Bij wijziging aan het elektriciteitsdistributienet op laagspanning zijn de kosten voor aanpassingen van zowel de aansluiting als die delen van de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, die conform zijn aan het Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties (AREI), voor rekening van de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
HOOFDSTUK III. Toegang tot het elektriciteitsdistributienetnet
Afdeling 1. Voorwaarden voor toegang tot het elektriciteitsdistributienetnet voor de elektriciteitsdistributienetgebruikerelektriciteitsdistributie‐netgebruiker
Onderafdeling 1. Algemene voorwaarden voor toegang tot het elektriciteitsdistributienet
Art. 2.3.0
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker heeft recht op toegang tot het elektriciteitsdistributienet ter grootte van het aansluitingsvermogen.
§2. […]
§3. In het geval van een aansluitingscontract mag het door de elektriciteitsdistributienetgebruiker werkelijk afgenomen of geïnjecteerd vermogen in geen geval het aansluitingsvermogen overschrijden. Als het schijnbaar vermogen niet gemeten wordt, dan wordt rekening gehouden met een arbeidsfactor (cos φ) van 0,9 op het geïnjecteerde of afgenomen vermogen. In geval van overschrijding van het aansluitingsvermogen komt de schade die hierdoor wordt veroorzaakt, voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 2.3.1 (Her)indienstname van een toegangspunt – voorwaarden voor verkrijgen van toegang en procedure
§1. Een nieuw of buiten dienst gesteld toegangspunt kan op aanvraag van de elektriciteitsdistributienetgebruiker door de elektriciteitsdistributienetbeheerderpas in dienst genomen worden als de volgende voorwaarden samen vervuld zijn:
• Een elektriciteitsdistributienetgebruiker, de netgebruiker, de toegangshouder en de evenwichtsverantwoordelijke staanwerden geregistreerd in het toegangsregister op het eerste aan het toegangspunt gekoppelde allocatiepunt.
• Dede elektriciteitsdistributienetgebruiker aanvaarddeaanvaardt de algemene aansluitingsvoorwaarden bij de offerte en namneemt kennis van het aansluitingsreglement of slootsluit een aansluitingscontract met de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor de aansluiting in kwestie;
• DeIn het geval de toegangshouder niet de elektriciteitsdistributienetgebruiker zelf is: er is een geldig energiecontract op het toegangspunt in kwestie waardoor de door de elektriciteitsdistributienetgebruiker aangewezen toegangshouder hierop toegang tot het net kan verkrijgen;
• de aansluiting is conform de bepalingen van dit Reglement, met de van toepassing zijnde technische regelgeving en met de bepalingen van het aansluitingsreglement of het aansluitingscontract;
• Dede installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker voldoet aan de wettelijke verplichtingen en hij bezorgdede aanvrager bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder daarvan het bewijs.
§2. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker kan bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder vragenaanvragen om zijn toegangspunt in dienst te laten nemen. Om een afspraak te maken om de werken uit te voeren neemt hij via website, telefonisch, via e‐mail of per brief contact op met de elektriciteitsdistributienetbeheerder, die nagaat of aan de voorwaarden, vermeld in §1, voldaan zijnis.
§3. Als voldaan is aan de voorwaarden, vermeld in §1, en behoudens andersluidende bepalingen, spreken de elektriciteitsdistributienetgebruiker en elektriciteitsdistributienetbeheerder een datum af waarop de elektriciteitsdistributienetbeheerder het toegangspunt in dienst zal nemen. De afnemer kan eisen dat die datum binnen twee werkdagen ligt. De producent kan eisen dat die datum binnen twee weken ligt. In uitzonderlijke omstandigheden en mits formelena motivatie kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder afwijken van die termijn.
§4. Op de datum van de afspraak neemt de elektriciteitsdistributienetbeheerder het toegangspunt in dienst. De wijziging in het toegangsregister gebeurt via een daartoe, door de in §1 vermelde toegangshouder, ingediende aanvraag op die datum. Als bij het ter plaatse gaan conform de afspraak met de elektriciteitsdistributienetgebruiker, de elektriciteitsdistributienetbeheerder geen toegang heeft of krijgt tot de aansluiting en de meetinrichting, vervalt de aanvraag en wordt het toegangspunt niet in dienst genomen.
§5. DeBehoudens andersluidende bepaling zijn de kosten voor (her)indienstname van een toegangspunt zijn voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, onder de vorm van door de bevoegde regulator vastgestelde tarieven.
Art. 2.3.2 Buitendienststelling van een toegangspunt
§1. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker kan, rechtstreeks of via zijn toegangshouder, bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder vragenaanvragen om zijn toegangspunt buiten dienst te laten stellen. Om een afspraak te maken om de werken uit te voeren neemt hij contact op met de elektriciteitsdistributienetbeheerder per telefoon, via e‐mail of per brief.
§2. Bij dat contact spreken de elektriciteitsdistributienetgebruiker en elektriciteitsdistributienetbeheerder een datum af waarop de elektriciteitsdistributienetbeheerder het toegangspunt buiten dienst zal stellen. De elektriciteitsdistributienetgebruiker kan eisen dat die datum binnen twee werkdagen ligt. In uitzonderlijke omstandigheden en mits formelena motivatie kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder afwijken van die termijn.
§3. Op de datum van de afspraak stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder het toegangspunt buiten dienst. De wijziging in het toegangsregister gebeurt, indien de aanvraag van de elektriciteitsdistributienetgebruiker via de toegangshouder verliep via een daartoe door de toegangshouder ingediende aanvraag, om 00u00 lokale tijd op die datum. Als bij het ter plaatse gaan conform de afspraak met de elektriciteitsdistributienetgebruiker, de
elektriciteitsdistributienetbeheerder geen toegang heeft of krijgt tot de meetinrichtingaansluiting, vervalt de aanvraag en wordt het toegangspunt niet buiten dienst gesteld.
§4. DeBehoudens andersluidende bepaling zijn de kosten voor buitendienststelling van een toegangspunt zijn voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, onder de vorm van de door de bevoegde regulator vastgestelde tarieven.
Onderafdeling 1. Spanningskwaliteit en stroomstoringen
Art. 2.3.3 /1 Storingen
§1. Het toelaatbare niveau van storingen, teweeggebracht op het elektriciteitsdistributienet door de installaties van de aansluiting en de eigen installaties van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, wordt bepaald door technische voorschriften zoals C10/11, C10/17 en C10/19 die door de netbe‐ heerders zijn opgesteld, door de VREG zijn goedgekeurd, en gepubliceerd worden op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerders. Ook elke wijziging aan deze voorschriften wordt pas van kracht na goedkeuring door de VREG.
§2. Behoudens andersluidende bepaling in het aansluitingscontract is de elektriciteitsdistributie‐ netbeheerder bij een door de elektriciteitsdistributienetgebruiker waargenomen storing aan het elektriciteitsdistributienet of de aansluiting binnen twee uur na de melding door de elektriciteitsdis‐ tributienetgebruiker ter plaatse om desgevallend de werkzaamheden aan te vangen die leiden tot het opheffen van de storing.
Art. 2.3.3 /2 Spanningskwaliteit
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker die op het elektriciteitsdistributienet is aangesloten, heeft toegang tot het elektriciteitsdistributienet ter grootte van het aansluitingsvermogen. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt al wat redelijkerwijs binnen zijn vermogen ligt in het werk om die toegang te verlenen. […]
§2. […]
§3. Het door de elektriciteitsdistributienetgebruiker werkelijk afgenomen of geïnjecteerd vermogen mag in geen geval het aansluitingsvermogen, gespecificeerd in het aansluitingscontract, overschrijden. Als het schijnbaar vermogen niet gemeten wordt, wordt rekening gehouden met een arbeidsfactor (cos ϕ) van 0,9 op het geïnjecteerde of afgenomen vermogen. In geval van overschrijding komt de schade die hierdoor wordt veroorzaakt, voor rekening van de elektriciteitsdistributienetgebruiker. […]
§3.§4. Elke elektriciteitsdistributienetgebruiker kan eenEen klacht over de spanningskwaliteit indienen regelmatige problemen bij injectie kan schriftelijk ingediend worden bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§4. /1 De elektriciteitsdistributienetbeheerder beantwoordt een klacht met betrekking tot de spanningskwaliteit binnen tien werkdagen na ontvangst van die klacht. Als de oorzaak bekend is, beschrijft de elektriciteitsdistributienetbeheerder in zijn antwoord de aard en duur van het probleem en de acties die hij ertegen onderneemt.
§4.§5. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker informeert de elektriciteitsdistributienetbeheerder hemde elektriciteitsdistributienetgebruiker over de mogelijkheid en de voorwaarden om ter plaatse een onderzoek in te stellen.
§5.§6. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker worden de nodige metingen uitgevoerd ter controle van een klacht met betrekking tot de veranderinghet loskoppelen van de geleverde spanning (amplitude en frequentie).netontkoppelbeveiliging van een productie‐eenheid. De elektriciteitsdistributienetgebruiker spreekt met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een datum af waarop die meting moet worden uitgevoerd. De elektriciteitsdistributienetgebruiker kan eisen dat die meting binnen tientwintig werkdagen uitgevoerd wordt. In uitzonderlijke omstandigheden en mits formelena motivatie, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder van die termijn éénmalig verlengen met een redelijke termijnafwijken.
§6.§7. Een rapport met de resultaten en conclusies van die meting wordt aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker bezorgd binnen vijfvijftien werkdagen na de uitvoering van de meting.
§7.§8. Als de metingen aantonen dat de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker beantwoordt aan de technische voorschriften van de elektriciteitsdistributienetbeheerder en dit reglement, stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een oplossing voor. Als die metingen een afwijking aantonen op de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker ten opzichte van de technische voorschriften van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of dit reglement, wordenkunnen de kosten voor de metingen aangerekend worden aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker, onder de vorm van. Die kosten worden door de bevoegde regulator vastgestelde tarievenelektriciteitsdistributienetbeheerder gepubliceerd.
§8.§9. Voor de vaststellingen, vermeld in §8, kan op vraag van de elektriciteitsdistributienetgebruiker eveneens een beroep gedaan worden op een geaccrediteerd controleorganisme of een derde partij die de elektriciteitsdistributienetgebruiker en de elektriciteitsdistributienetbeheerder met wederzijdse goedkeuring hebben aangewezen en Als de metingen aantonen dat de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker beantwoordt aan de technische voorschriften van de elektriciteitsdistributienetbeheerder en dit reglement, stelt de elektriciteitsdistributienetbeheerder een oplossing voor. Als die metingen een afwijking aantonen op de installatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker ten opzichte van de technische voorschriften van de elektriciteitsdistributienetbeheerder of dit reglement, worden de kosten voor de metingen aangerekend aan de elektriciteitsdistributienetgebruikeronder dezelfde voorwaarden van kostentoewijzing als vermeld in §8.
Afdeling 2. Geplande onderbrekingen van de toegang tot het elektriciteitsdistributienetnet
Art. 2.3.4 Geplande onderbrekingen op het midden‐ en hoogspanningsnethoogspanning
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om, na overleg met de betrokken elektriciteitsdistributienetgebruiker, de toegang tot het net op midden‐ of hoogspanningsnethoogspanning te onderbreken als de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het elektriciteitsdistributienet dit vereist of wanneer eende aansluiting werkzaamheden vereist aan het elektriciteitsdistributienet of de aansluiting.
§2. In hetBehoudens in geval van een geplande onderbrekingnoodsituatie, uitzonderlijke uitbatingsomstandigheden of congestie brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker van hetop midden‐ of hoogspanningsnethoogspanning, alsook de toegangshouders, minstens tien werkdagen voorafgaand aan de start van de onderbrekingvooraf op de hoogte van deze startdatum de start en de vermoedelijkeverwachte duur van deeen onderbreking.
§2.Deze paragraaf is niet van toepassing op dringend geplande werken ten gevolge van een noodsituatie of om de normale uitbatingsomstandigheden te herstellen.
Art. 2.3.5 Geplande onderbrekingen op het laagspanningsnetlaagspanning
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om op een toegangspunt de toegang tot het laagspanningsnetop laagspanning te onderbreken als de veiligheid, de betrouwbaarheid of de efficiëntie van het elektriciteitsdistributienet dit vereist of wanneer eende aansluiting werkzaamheden vereist aan het elektriciteitsdistributienet of de aansluiting.
§2. InBehoudens in geval van een geplande onderbreking, behoudens voor eennoodsituatie en voor aanpassing van de tapstand van de transformator voor het bijregelen van de spanningshuishouding, brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker op het laagspanningsnetlaagspanning, alsook de toegangshouders die daarom verzocht hebben, minstens vijf werkdagen voorafgaand aan de start van de onderbrekingvooraf op de hoogte van deze startdatumde start en de vermoedelijkeverwachte duur van deeen onderbreking.
§2.Deze paragraaf is niet van toepassing op dringend geplande werken ten gevolge van een noodsituatie of om de normale uitbatingsomstandigheden te herstellen.
Afdeling 3. Ongeplande onderbrekingen van de toegang tot het net
Art. 2.3.6 Melding van de onderbreking
De elektriciteitsdistributienetbeheerder voorziet ten minste in een permanent bereikbaar telefoonnummertelefonisch informatienummer waarop onderbrekingen kunnen worden gemeld en informatie over onderbrekingen kan worden verstrekt.
Art. 2.3.7 Informatie over onderbrekingen
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder geeft in geval van ongeplande onderbrekingen van de toegang tot zijn net informatie via een permanent bereikbaar telefoonnummer en via zijn zijn website over de aard van de onderbreking en de te verwachten duur ervan.
§2. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de toegangshouder op het toegangspunt geeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder binnen tien werkdagen na de startdatum van de onderbreking een verklaring voor het ontstaan van de ongeplande onderbreking van de toegang.
Afdeling 4. Beperking van de toegang tot het net ten gevolge van lokale congestie of redispatching
Art. 2.3.8
§1. In geval van lokale congestie of redispatching op het midden‐ of hoogspanningsnet brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker, alsook de toegangshouder, vooraf op de hoogte van de start, de vermoedelijke duur en de motivatie van de beperking van de toegang tot het net.congestiebeperking. De elektriciteitsdistributienetbeheerder doet de aankondiging op de voorgaande kalenderdag, in de mate waarin dat de congestie de voorgaande kalenderdag reeds bekend is. Indien dit niet het geval is, doet de elektriciteitsdistributienetbeheerderDNB de aankondiging ten laatste twee uur na het tijdstip waarop de congestie bekend is.
§2. In geval van lokale congestie of redispatching op het midden‐ of hoogspanningsnet brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de evenwichtsverantwoordelijke op de hoogte van de start en de vermoedelijke duur van de beperking van de toegang tot het net.congestiebeperking. De elektriciteitsdistributienetbeheerder zal dit zo snel als mogelijk en maximum binnen het kwartier doen na de start van de beperking van de toegang tot het net ten gevolge van lokale congestiecongestiebeperking doen.
§3. Bovenstaande regels zijn ook geldig in het geval van congestie veroorzaakt op andere netten dan die van de distributienetbeheerder, die een beperking van de toegang tot het distributienet veroorzaken. De beheerder van het bovenliggende net, zowel de transmissienetbeheerder als de beheerder van het plaatselijk vervoernet van elektriciteit, heeft de verplichting om hierover zo snel mogelijk met de distributienetbeheerder af te stemmen zodat deze de verplichtingen uit §1 en §2 kan respecteren. Ze maken hierover afspraken in de samenwerkingsovereenkomst zoals vermeld in Art. 6.1.6.
§4. Wanneer de toegang tot het elektriciteitsdistributienet beperkt wordt door lokale congestie of redispatching onder buitengewone omstandigheden zoals gedefinieerd in Art. 2.3.22/1, dient de elektriciteitsdistributienetbeheerder toepassing te maken Art. 2.3.22/1.
§5. Wanneer de toegang tot het elektriciteitsdistributienet beperkt wordt door lokale congestie of redispatching onder onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden zoals gedefinieerd in Art. 2.3.22/2, dient de elektriciteitsdistributienetbeheerder toepassing te maken van Art. 2.3.22/2.
Afdeling 5. Compensatie van netverliezen
Art. 2.3.9 Compensatie van netverliezen
In het kader van de levering van ondersteunende diensten compenseert de elektriciteitsdistributienetbeheerder de energieverliezen in zijn distributienet.
Afdeling 6. Beëindiging of opschorting van toegang tot het net
Art. 2.3.10
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om de toegang tot het net voor een elektriciteitsdistributienetgebruiker geheel of gedeeltelijk te beëindigen of op te schorten in de ge‐ vallen beschreven in art. 4.1.18 §2 van het Energiedecreet.
§2. De voorwaarden voor toegang tot het net voor de elektriciteitsdistributienetgebruiker, als be‐ doeld in art. 4.1.18 §2, derde lid van het Energiedecreet, zijn bepaald in art. 2.3.1.
[…]
Art. 2.3.11
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht om de toegang tot zijn net voor de toegangshouder voor al diens toegangspunten te beëindigen in de gevallen beschreven in art. 4.1.18,
§2 van het Energiedecreet.
§2. De voorwaarden voor toegang tot het net voor de toegangshouder, als bedoeld in art. 4.1.18
§2, derde lid van het Energiedecreet, zijn bepaald in art. 4.2.2 van dit reglement.
[…]
Art. 2.3.12 Procedure ontzeggen toegang tot het net
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt de elektriciteitsdistributienetgebruiker of, als die niet bekend is, de eigenaar van de woning of de installatie schriftelijk op de hoogte van het feit
dat op zijn toegangspunthem de toegang tot het elektriciteitsdistributienet zalnet ontzegd worden opwordt vanaf de datum die de elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft vastgesteld, conform de procedures in de reglementering.
Voorafgaand aan het ontzeggen van toegang tot het elektriciteitsdistributienetnet in geval van een aanzienlijke overschrijding van het aansluitingsvermogen, gespecificeerd in het aansluitingscontract, brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de elektriciteitsdistributienetgebruiker en eventueel de respectievelijke toegangshouder voor afname en injectie op het (de) allocatiepunt(en) van die overschrijding op de hoogte met een aangetekende brief. Tot het ontzeggen van toegang tot het elektriciteitsdistributienetnet kan worden overgegaan als de elektriciteitsdistributienetgebruiker niet binnen een termijn van acht werkdagen na verzending van de aangetekende brief de overschrijding hersteld heeft of de nodige maatregelen nam om de overschrijding te herstellen.
§2. Als de toegang tot het elektriciteitsdistributienet op het toegangspunt van de elektriciteitsdistributienetgebruiker de toegang tot het net ontzegd wordt en dit niet automatisch gebeurt door de automaten in de aansluiting zelf, verleent de elektriciteitsdistributienetgebruiker (of, als die niet bekend is, de eigenaar van de woning of de installatie verbonden aan het toegangspunt) de elektriciteitsdistributienetbeheerder toegang tot de aansluitingsinstallatie op de in
§1 vastgestelde datum.
§3. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder geen toegang krijgt tot de aansluitingsinstallatie op de hiervoor in §1 vastgestelde datum, dan neemt hij de nodige maatregelen om het toegangspunt alsnog buiten dienst te stellen.
§4. Tenzij het wettelijk of reglementair anders is geregeld, worden de kosten voor het buiten dienst stellen van het toegangspunt en van de mogelijke aanvullende maatregelen die de elektriciteitsdistributienetbeheerder daarbij moet nemen als hem geen spontane toegang werd verleend, gedragen door de elektriciteitsdistributienetgebruiker of, indien die niet gekend is, door de eigenaar van de woning of de installatie, verbonden aan het toegangspunt, aangerekend onder de vorm van door de bevoegde regulator vastgestelde tarieven.
Art. 2.3.13 Informatieplicht inzake beëindiging op opschorting van toegang tot het net
De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt de betrokken toegangshouders op de hoogte van de gehele of gedeeltelijke ontzegging van de toegang tot het net, en van de reden hiervan.
Afdeling 7. Toegang tot andere netten
Art. 2.3.14
De elektriciteitsdistributienetbeheerder is ten opzichte van de toegangshouder verantwoordelijk voor de toegang tot de netten waarmee zijn elektriciteitsdistributienet gekoppeld is.
Afdeling 8. Specifieke voorschriften voor toegang tot het net op midden‐ en hoogspanning
Onderafdeling 1. Toegangsprogramma’s
Art. 2.3.15
§1. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder het nodig acht, kan hij op bepaalde toegangspunten volgens de grootte van het afgenomen of geïnjecteerd vermogen, of op basis van andere objectieve en niet‐discriminerende criteria, dagelijks een toegangsprogramma eisen van de toegangshouder, alvorens toegang tot het elektriciteitsdistributienet te verlenen. Ook kan hij voor die toegangspunten jaarlijks vooruitzichten eisen van die partij.
§2. Als de toegangshouder voorziet dat het werkelijke afname‐ of injectieprofiel sterk zal afwijken van het opgegeven toegangsprogramma of de meegedeelde vooruitzichten, brengt hij de elektriciteitsdistributienetbeheerder daarvan onverwijld op de hoogte.
Onderafdeling 2. Afname van reactieve energie
Art. 2.3.16
De elektriciteitsdistributienetbeheerder kent aan de toegangshouder per tijdsinterval een hoeveelheid reactieve energie toe per toegangspunt waarop het toegangscontract betrekking heeft.
Art. 2.3.17
De hoeveelheden met betrekking tot de werking in inductief en capacitief regime worden afzonderlijk opgemeten en worden onderling niet gecompenseerd.
Art. 2.3.18
§1. De toegangshouderpartij, vermeld in Art. 2.3.16 geniet per elementaire periode vantijdsinterval een rechtafnamerecht op afname van een forfaitaire hoeveelheid reactieve energie, in inductief en capacitief regime.
§2. Onder voorbehoud van de bepalingen van §3 is de in §1 vermeldedie forfaitaire hoeveelheid afneembare reactieve energie per elementaire periodetijdsinterval gelijk aan 32,9 % van de hoeveelheid actieve energie, afgenomen op het toegangspuntallocatiepunt tijdens de elementaire periodedat tijdsinterval voor een afname op een spanning groter dan of gelijk aan 30 kV of via een rechtstreekse aansluiting op een transformatiepost die het elektriciteitsdistributienet op hoogspanning voedt, en aan 48,4 % van de hoeveelheid actieve energie, afgenomen op het toegangspunt tijdens de elementaire periodedat tijdsinterval in alle andere gevallen.
§3. De werkelijkeDie forfaitaire hoeveelheid afgenomen reactieve energie per elementaire periodetijdsinterval mag niet lager zijn dan 3,29 %, respectievelijk 4,84 % van de hoeveelheid actieve energie afgenomen in die conform is met de elementaire periodelooptijd van het tijdsinterval, vermenigvuldigd met het door de in Art. 2.3.16 vermelde toegangshouderpartij op het betrokken toegangspunt ter beschikking gesteld aansluitingsvermogen.
§4. Het positieve verschil tussen de werkelijke hoeveelheid in inductief regime en de forfaitaire hoeveelheid in inductief regime, toegewezen overeenkomstig deze onderafdelingafdeling, komt voor rekening van de partij, vermeld in Art. 2.3.16toegangshouder, volgens het overeenkomstige tarief.
§5. Het positieve verschil tussen de werkelijke hoeveelheid in capacitief regime en de forfaitaire hoeveelheid in capacitief regime, toegewezen overeenkomstig deze onderafdelingafdeling, komt voor rekening van de partij, vermeld in Art. 2.3.16toegangshouder, volgens het overeenkomstige tarief.
§6. […]
§6. Voor de toepassing van deze afdeling is het desbetreffende tijdsinterval een kwartier.
Onderafdeling 3. Specifieke voorschriften bij exploitatie van het net op midden‐ en hoogspanning
Art. 2.3.19
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder neemt de nodige maatregelen om op een veilige, betrouwbare en efficiënte wijze de elektriciteitsstromen op het elektriciteitsdistributienet te beheren.
§2. Bij het voorbereiden van de exploitatie laten de maatregelen, vermeld in §1, onder meer toe:
• de regeling van productie‐eenheden coördineren met de betrokken marktdeelnemers en daar waar van toepassing met de transmissienetbeheerder;
• de onderbreking of beperking van de afname door een elektriciteitsdistributienetgebruiker te voorzien in geval die aan het congestiebeheer deelneemt;
• een noodsituatie in te roepen overeenkomstig Art. 1.5.1
§3. Bij de exploitatie van het elektriciteitsdistributienet door de elektriciteitsdistributienetbeheerder laten de maatregelen, vermeld in §1, onder meer toe:
• de regeling van de productie‐eenheden te coördineren. Zij respecteren ook de modaliteiten van Afdeling 9 Flexibiliteit en ondersteunende diensten;
• indien noodzakelijk, de afname van een elektriciteitsdistributienetgebruiker te onderbreken of beperken in geval die aan het lokaal congestiebeheer deelneemt;
• een noodsituatie in te roepen overeenkomstig Art. 1.5.1.
Indien de maatregelen geïnitieerd worden of impact hebben bij een andere netbeheerder, plegen de netbeheerders vooraf overleg met elkaar.
Art. 2.3.20
§1. De modaliteiten voor de onderbreking of beperking van de afname resp. de regeling van de productie‐eenheden, vermeld in Art. 2.3.19 worden contractueel overeengekomen tussen de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de toegangshouder.
Zij respecteren ook de modaliteiten van de Afdeling 9 Flexibiliteit en ondersteunende diensten.
§2. Als de modaliteiten met de toegangshouder werden vastgelegd, levert die het bewijs aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder dat hij die vermogensonderbreking of –beperking op het toegangspunt kan mobiliseren. De elektriciteitsdistributienetbeheerder beoordeelt de geldigheid van die mobilisatie op transparante en niet‐discriminerende basis.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt de evenwichtsverantwoordelijke zo snel als mogelijk op de hoogte van de start en de ingeschatte duur voor de onderbreking of beperking van de afname respectievelijk de regeling van de productie‐eenheden uit Art. 2.3.19.
Afdeling 9. Flexibiliteit en ondersteunende diensten
Art. 2.3.20 /1 Algemene bepalingen
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder dient in toepassing van Artikel 4.1.17/4 van het Energiedecreet, prioritair marktgebaseerde flexibiliteit toe te passen, volgens de specificaties bepaald conform Art. 2.3.22.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan, in toepassing van Artikel 4.1.17/5, §1 van het Energiedecreet, onder buitengewone omstandigheden gereserveerde technische flexibiliteit toepassen, volgens Art. 2.3.22/1.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan, in toepassing van Artikel 4.1.17/5, §2 van het Energiedecreet, onder onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden niet‐gereserveerde technische flexibiliteit toepassen volgens Art. 2.3.22/2.
Art. 2.3.21 MarktgebaseerdeAlle vormen van flexibiliteit op het elektriciteitsdistributienet
§1. De dienstverlener van flexibiliteit, actief op een toegangspunt, sluit een overeenkomst met de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
De overeenkomst, vermeld in het eerste lid, bepaalt onder meer:
• de eventuele procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerder toepast op de kwalificatie van het toegangspunt of allocatiepunt voor flexibiliteit;
• de eventuele informatie die de dienstverlener van flexibiliteit ter beschikking moet stellen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor de netanalyse en na de levering van de diensten;
• de wijze waarop de elektriciteitsdistributienetbeheerder de meetgegevens en/of andere data zal overmaken, indien van toepassing;
• de respectievelijke aansprakelijkheden;
• de dienstencatalogus, die weergeeft ten aanzien van welke elektriciteitsdistributienetgebruikers, en op welke vormen van flexibiliteit, de hierna volgende bepalingen uit §2 tot en met §5 van toepassing zijn.
Indien een aantal van bovenstaande aspecten niet van toepassing zijn op de flexibiliteitsdienst, zoals bijvoorbeeld bij frequentiebegrenzingsreserve, zorgt de distributienetbeheerder ervoor dat er geen administratieve barrières zijn voor de dienstverlener van flexibiliteit.
§2. […]
§3. […]
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder kan de levering van flexibiliteit tijdelijk beperken als de levering de operationele veiligheid van zijn elektriciteitsdistributienet in het gedrang brengt. De netbeheerder legt de technische criteria vast waaraan voldaan moet zijn opdat sprake kan zijn van het in het gedrang komen van de operationele veiligheid van het elektriciteitsdistributienet. Deze criteria moeten openbaar zijn.
§3. De beperking van de levering van flexibiliteit, vermeld in voorgaande paragraaf, geldt enkel onder volgende voorwaarden:
• de beperking geldt voor afgebakende tijdsvensters, die regelmatig geëvalueerd worden;
• de beperking wordt toegepast op grond van een niet‐discriminatoire en transparante procedure;
• de elektriciteitsdistributienetbeheerder moet de motivering van de beperking meedelen aan de dienstverlener van flexibiliteit en de netgebruiker.
Indien de elektriciteitsdistributienetbeheerder een beperking wil opleggen aan de activatie van flexibiliteit via een voorafgaande kwalificatieprocedure, dan deelt hij deze samen met de motivering mee aan de dienstverlener van flexibiliteit maximum 30 dagen na de aanvraag tot kwalificatie van het toegangspunt of allocatiepunt door de dienstverlener van flexibiliteit. De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht de kwalificatie te herzien mits het respecteren van de termijnen opgenomen in het technisch voorschrift C8/01, dat wordt goedgekeurd door de VREG.
§4. […]
§5. Op verzoek van de dienstverlener van flexibiliteit, actief op een toegangspunt, bezorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder hem de nodige meetgegevens, conform de bepalingen die van toepassing zijn op het ter beschikking stellen van gegevens aan de dienstverlener van flexibiliteit.
§6. […]
§7. […]
§7. De modelovereenkomsten uit §1, de criteria uit §2 en alle andere relevante documenten van de distributienetbeheerder die betrekking hebben op flexibiliteit moeten ter goedkeuring voorgelegd worden aan de VREG. De goedkeuringsprocedure vermeld in art. 1.2.4 §5 geldt onverkort. De elektriciteitsdistributienetbeheerder maakt deze documenten nadien publiek beschikbaar.
Art. 2.3.22 Aankoop van flexibiliteitsdiensten voor lokaal congestiebeheer of redispatching
§1. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker, voorzien van een meetinrichting op het toegangspunt die het gebruiksprofiel registreert, kan flexibiliteitsdiensten voor het beheer van lokale congestie of voor redispatching aanbieden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder, al dan niet via een dienstverlener van flexibiliteit.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerders stellen de specificaties op voor de marktgebaseerde aankoop van flexibiliteitsdiensten, voor het beheer van lokale congestie binnen zijn dekkingsgebied of voor redispatching. Deze specificaties waarborgen minimum de vereisten uit Artikelartikel 4.1.17/4 van het Energiedecreet en bevatten minstens voor elke flexibiliteitsdienst, al dan niet via een gestandaardiseerd marktproduct:
• de technische specificaties;
• het proces van aankoop (selectiecriteria, vorm zoals tendering of veiling,…);
• het vergoedingsmechanisme per product;
• penalisatie‐ en controlemechanismen, indien van toepassing;
• de informatieverplichtingen;
• het settlement en metering proces van de dienst, indien dit zou afwijken van de standaardprocessen voor metering en settlement;
• methodologie voor de neutralisatie of compensatie van impact op de evenwichtsverantwoordelijke en de leverancier, indien van toepassing;
• de activatievolgorde, indien van toepassing;
• regels over combinatie van de flexibiliteitsdienst voor lokaal congestiebeheer of redispatching met andere flexibiliteitsdiensten of ondersteunende diensten.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerders houden eerst, volgens Artikelart. 4.1.17/4 van het Energiedecreet, een transparant, en participatief overleg over de specificaties met de transmissienetbeheerder en alle relevante marktdeelnemers. Dit overleg bestaat uit een gedocumenteerd stakeholdersoverleg, gevolgd door consultatie van belanghebbenden conform Art. 1.2.4, §5 en §7. De specificaties worden na het doorlopen van deze procedure goedgekeurd door de VREG. Art. 1.2.4, §5 is daarbij van toepassing. De goedgekeurde specificaties kunnen op elk moment
gewijzigd worden, mits het doorlopen van het stakeholdersoverleg, en van de consultatie‐ en goedkeuringsprocedure uit Art. 1.2.4, §5 en §7.Artikel 1.2.4, §3 en §5 is van toepassing op de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerders dienen te volgen. De beslissingstermijn waarbinnen de VREG de regels dient goed te keuren kan, mits uitdrukkelijke motivering, eenmalig verlengd worden met dertig dagen.
§4. […]
§4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder steltlegt de door de VREG goedgekeurde specificaties voor lokaal congestiebeheer en elkeredispatching ter goedkeuring voor aan de VREG, ten laatste 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van dit reglement.
§5. De specificaties kunnen op elk moment gewijzigd worden, mits het doorlopen van de overleg‐ en consultatieprocedure uit §3 van dit artikel. Elke wijziging ervan onverwijld ter beschikking op een publieke website. dient opnieuw ter goedkeuring aan de VREG worden voorgelegd.
§6. De elektriciteitsdistributienetbeheerder maakt tweejaarlijks, na raadpleging van de marktdeelnemers, een evaluatierapport op over het aankoopproces met aanbevelingen tot verbetering en bezorgt dit aan de VREG. Op basis van dit rapport kunnen de specificaties door de elektriciteitsdistributienetbeheerder aangepast worden, mits het doorlopen van de overleg‐ en consultatieprocedure uit §3 van dit artikel. Elke wijziging dient opnieuw ter goedkeuring aan de VREG worden voorgelegd.
Art. 2.3.22 /1 Gereserveerde technische flexibiliteit
§1. In geval van buitengewone omstandigheden kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder de categorieën van elektriciteitsdistributienetgebruikers, zoals vermeld in Artikel 3.1.34/1 van het Energiebesluit, verplichten om deel te nemen aan flexibiliteitsdiensten voor lokale congestie en redispatching.
§2. Onder buitengewone omstandigheden, als vermeld in de vorige paragraaf, wordt verstaan:
• het uitvoeren van een redelijke en kostenefficiënte netinvestering om de lokale congestie en redispatching te vermijden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder is niet mogelijk, zoals blijkt uit de afweging tussen de aankoop van flexibiliteitsdiensten en een netinvestering in het investeringsplan, opgesteld conform Art. 2.1.11;
• in combinatie met één van de volgende situaties:
o er is geen marktgebaseerd alternatief beschikbaar;
o alle beschikbare marktgebaseerde middelen zijn gebruikt;
o de aankoop van flexibiliteit leidt tot meer lokale congestie binnen het dekkingsgebied van de netbeheerder;
o de verhouding tussen de marginale kost voor marktgebaseerde flexibiliteit van een deelnemende asset en de verwachte maximale marginale kost voor gereserveerde technische flexibiliteit, beide bepaald volgens het afwegingskader in het investeringsplan, is groter dan 1,2 voor de beschouwde periode;
o op jaarbasis bedraagt de totale verwachte vergoeding voor marktgebaseerde flexibiliteit meer dan de vermeden boekhoudkundige kosten van de uitgestelde of vermeden netinvestering zoals bepaald volgens de afweging in het investeringsplan.
Art. 2.3.22 /2 Niet‐gereserveerde technische flexibiliteit
§1. In geval van onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden en als alle commerciële middelen uitgeput zijn, tenzij de aankoop ervan economisch niet efficiënt is, kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder de categorieën van elektriciteitsdistributienetgebruikers, zoals vermeld in Artikel 3.1.34/2 van het Energiebesluit, verplichten om deel te nemen aan flexibiliteitsdiensten voor lokale congestie en redispatching.
§2. Onder onvoorziene uitzonderlijke netuitbatingsomstandigheden, als vermeld in de vorige paragraaf, wordt verstaan:
de elektriciteitsdistributienetbeheerder wordt lokaal geconfronteerd met een noodsituatie die het gevolg is van één van de volgende oorzaken:
o natuurrampen;
o een nucleaire of chemische explosie en de gevolgen ervan;
o brand, explosie, sabotage, terroristische daden, daden van vandalisme, schade veroorzaakt door criminele daden, en bedreigingen van dezelfde aard;
o bevel van de overheid.
§3. Onder de uitputting van marktgebaseerde flexibiliteit, als vermeld in de eerste paragraaf, wordt verstaan:
o er is geen marktgebaseerd alternatief beschikbaar;
o alle beschikbare marktgebaseerde middelen zijn gebruikt.
§4. Onder Dde het economisch niet efficiënt zijn van aankoop van marktgebaseerde flexibiliteit is economisch niet efficiënt is, zoals vermeld in de eerste paragraaf, wordt verstaan:
op jaarbasis bedraagt de totale verwachte vergoeding voor marktgebaseerde flexibiliteit om lokale congestie te vermijden meer dan de vermeden boekhoudkundige kosten van de uitgestelde of vermeden netinvestering zoals bepaald volgens de afweging in het investeringsplan.
Art. 2.3.23 Niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende diensten voor de elektriciteitsdistributienetbeheerderDNB
§1. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker, voorzien van een meetinrichting op het toegangspunt die het gebruiksprofiel registreert, kan niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende diensten aanbieden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerders stellen transparante, objectieve en niet‐ discriminerende regels op voor de aankoop van de niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende diensten die nodig zijn voor een efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van hun net en voor de
aankoop van de netverliezen. Deze regels waarborgen minimum de vereisten uit Artikelartikel 4.1.17/6 van het Energiedecreet en bevatten minstens voor elke niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende dienst:
• de technische specificaties;
• het proces van aankoop (selectiecriteria, vorm zoals tendering of veiling,…);
• het vergoedingsmechanisme per product, waarbij de hoogte van de vergoeding minstens jaarlijks wordt herbekeken en eventueel wordt aangepast;
• penalisatie‐ en controlemechanismen, indien van toepassing;
• de informatieverplichtingen;
• het settlement en metering proces, indien dit zou afwijken van de standaardprocessen voor metering en settlement.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerders houden eerst, volgens Artikelart. 4.1.17/6 van het Energiedecreet, een transparant, en participatief overleg over de regels met de transmissienetbeheerder en alle relevante marktdeelnemers. Art. 1.2.4, §3 en §5 Dit overleg bestaat uit een gedocumenteerd stakeholdersoverleg, gevolgd door consultatie van belanghebbenden conform Art. 1.2.4, §5 en §7. De regels worden na het doorlopen van deze procedure goedgekeurd door de VREG. Art. 1.2.4, §5 is daarbij van toepassing. De goedgekeurde regels kunnen op elk moment gewijzigd worden, mits het doorlopen van het stakeholdersoverleg, en van de consultatie‐ en goedkeuringsprocedure uit Art. 1.2.4, §5 en §7. is van toepassing op de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerders dienen te volgen. Binnen het overleg en de consultatie bevragen de elektriciteitsdistributienetbeheerders de stakeholders bovendien uitdrukkelijk over welke diensten de stakeholders kunnen aanbieden en welk nut deze kunnen bieden voor het net. In het consultatierapport motiveren de elektriciteitsdistributienetbeheerders uitdrukkelijk welke diensten zij nuttig achten voor het net en welke niet, waarbij zij rekening houden met de feedback van de stakeholders. De beslissingstermijn waarbinnen de VREG de regels dient goed te keuren, kan mits uitdrukkelijke motivering eenmalig verlengd worden met dertig dagen.
§4. De elektriciteitsdistributienetbeheerders stellen de regels op voor elke dienst die nodig is voor hun net, ten laatste 1 jaar na de datum van inwerkingtreding van dit reglement. De VREG kan een uitzondering toestaan op de deadline voor de specificaties voor niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende diensten waar een ex‐ante afwijking voor werd aangevraagd.
§4. De regels kunnen op elk moment gewijzigd worden, mits het doorlopen van de overleg‐ en consultatieprocedure uit §3 […]
§5. De elektriciteitsdistributienetbeheerder stelt de door de VREG goedgekeurde regels en elke wijziging ervan onverwijld ter beschikking op een publieke website.
§5. van dit artikel. Elke wijziging dient opnieuw ter goedkeuring aan de VREG worden voorgelegd.
§6. De elektriciteitsdistributienetbeheerders maken tweejaarlijks een evaluatierapport op, na raadpleging van de marktdeelnemers, over de regels voor de aankoop van de niet‐ frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en de netverliezen, met daarin aanbevelingen tot verbetering en bezorgen dit aan de VREG. De elektriciteitsdistributienetbeheerders motiveren in het rapport ook uitdrukkelijk waarom een dienst al dan niet nodig is voor hun net en wat de toekomstperspectieven zijn. Ook elke ex‐ante afwijking dient daarbij opnieuw geëvalueerd te
worden. Op basis van dit rapport kunnen de regels door de elektriciteitsdistributienetbeheerderDNB aangepast worden. Elke wijziging dient opnieuw ter goedkeuring aan de VREG worden voorgelegd.
§7. De verplichting om niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende diensten aan te kopen is niet van toepassing op volledig geïntegreerde netwerkcomponenten.
§8. Wanneer een dienst nodig is voor het efficiënt, betrouwbaar en veilig beheer van het net, dan kunnen de elektriciteitsdistributienetbeheerders toch een afwijking van de verplichting tot aankoop aanvragen, indien de aankoop economisch niet‐efficiënt is. De afwijking kan op twee manieren worden aangevraagd: ex‐ante of ex‐post. De procedure verloopt op twee verschillende manieren:
Een ex‐ante aanvraag tot afwijking voor aankoop van een niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende dienst dient plaats te vinden vóór de organisatie van de daadwerkelijke aankoopprocedure. De elektriciteitsdistributienetbeheerder dient, na een openbare consultatie, bij de VREG een aanvraag in waarbij hij aantoont dat de aankoop van de niet‐frequentiegerelateerde ondersteunende dienst economisch niet‐efficiënt is. Hij motiveert grondig zijn vraag tot afwijking. Het aanvraagdossier moet steeds een kosten‐batenanalyse bevatten voor de verschillende scenario’s. De elektriciteitsdistributienetbeheerder dient een dossier voor een ex‐ante afwijking in, ten laatste samen met de regels uit §2 van dit artikel. De VREG neemt een beslissing over het toestaan en de duurtijd van de afwijking ten laatste samen met de beslissing over de regels voor niet‐ frequentiegerelateerde ondersteunende diensten en netverliezen.
Een ex‐post aanvraag tot afwijking gebeurt na de daadwerkelijke organisatie van de aankoopprocedure. Dit kan enkel wanneer uit de resultaten van de aankoopprocedure blijkt dat er geen economisch efficiënt resultaat mogelijk is. Dit kan door de elektriciteitsdistributienetbeheerder onder meer worden aangetoond door een gebrek aan dienstverleners van flexibiliteit bij de aankoop van de dienst, een onredelijke prijs voor de dienst, of een andere reden die zou leiden tot economische inefficiëntie. De elektriciteitsdistributienetbeheerder motiveert grondig zijn vraag tot afwijking. Hij dient ten laatste 3 weken nadat de resultaten van de aankoop bekend zijn, een dossier voor een ex‐post afwijking in. De VREG neemt een beslissing over het toestaan van de afwijking ten laatste 20 dagen na de vraag tot afwijking.
Art. 2.3.24 Ondersteunende diensten voor de transmissienetbeheerder
§1. Een elektriciteitsdistributienetgebruiker, voorzien van een meetinrichting op het toegangspunt die het gebruiksprofiel registreert, kan ondersteunende diensten aanbieden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder of de transmissienetbeheerder.
§2. […]
§3. De flexibiliteitsdiensten voor balancing of congestiebeheer en de niet frequentie‐gerelateerde ondersteunende diensten aangeboden aan de transmissienetbeheerder voldoen aan de desbetreffende bepalingen van het Technisch Reglement Transmissie en daar waar van toepassing ook aan de bepalingen van dit reglement.
§4. De elektriciteitsdistributienetbeheerder verleent aan de transmissienetbeheerder de nodige bijstand bij de controle op de beschikbaarheid en de levering van de ondersteunende diensten aan de transmissienetbeheerder en de andere taken rond flexibiliteit uit de samenwerkingscode.
Art. 2.3.25 Procedure vrijstelling piek door activatie‐ of controletest flexibiliteitsdiensten
§1. De aanvrager van flexibiliteit bepaalt in overleg met de elektriciteitsdistributienetbeheerder de kwartieren waarin de activatie‐ en controletesten plaatsvinden en op welke toegangspunten of allocatiepunten, tenzij anders bepaald door de elektriciteitsdistributienetbeheerder. De modaliteiten voor de communicatie worden vastgelegd door de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§2. De elektriciteitsdistributienetbeheerder neemt deze kwartieren in rekening bij de facturatie van de elektriciteitsdistributienetgebruiker volgens de geldende tariefmethodologie vastgelegd door de VREG, tenzij de netgebruiker hier expliciet van afziet door dit te melden aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
§3. Als de aanvrager van flexibiliteit de transmissienetbeheerder is, dan kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder ook afspraken maken in de samenwerkingsovereenkomst.
Art. 2.3.26 Specifieke bepalingen voor flexibiliteitsdiensten op het laagspanningsnet
§1. Elke distributienetgebruiker op het laagspanningsdistributienet die een actieve afnemer is, zoals gedefinieerd in het Energiedecreet, heeft het recht om deel te nemen aan flexibiliteitsdiensten. De dienstverlener van flexibiliteit, die de actieve afnemer vertegenwoordigt, zal daartoe een overeenkomst sluiten met de desbetreffende elektriciteitsdistributienetbeheerder, volgens de modaliteiten uit Art. 2.3.21, §1 van dit reglement.
§2. Voor de De bepalingen uit artikel 2.3.21, §2 en §3, zijn niet van toepassing vanop flexibiliteit legt de elektriciteitsdistributienetbeheerder geen beperkingen op aan elektriciteitsdistributienetgebruikers aangesloten op het laagspanningsdistributienet indien de aangeboden op‐ of neerwaartse flexibiliteit het flexibel vermogen beperkt wordt tot een vermogen van 5 kVA bij een monofasige aansluiting of tot een vermogen van 10 kVA bij een driefasige aansluiting. Deze vrijstelling is geldig voor een periode van 2 jaar, die ingaat op 1 september 2021. Na het verstrijken van deze periode evalueert de VREG of dergelijke vrijstelling nog verder van toepassing dient te zijn en of dat al dan niet bijkomende regels opgemaakt moeten worden.
Enkel indien de elektriciteitsdistributienetbeheerders kunnen aantonen dat de daadwerkelijke operationele veiligheid van het distributienet in het gevaar dreigt te komen, kan de VREG uitzonderlijk en enkel in situaties met een lokaal en specifiek karakter toestaan dat voormelde bepalingen toch van toepassing worden. De elektriciteitsdistributienetbeheerders dienen daartoe een gemotiveerde aanvraag in bij de VREG.
§3. De Art. 2.3.22, §1, Art. 2.3.23, §1 en Art. 2.3.24, §1 betreffende de vereisten voor een meetinrichting op het toegangspunt die het gebruiksprofiel registreert, zijn niet van toepassing voor
meetuitrustingen ten behoeve van flexibiliteit op het laagspanningsdistributienet. Een op afstand uitleesbare kleinverbruiksinrichting is voldoende.
§4. De dienstverlener van flexibiliteit kan daarenboven een gemotiveerde uitzondering vragen aan de VREG om, naast de op afstand uitleesbare kleinverbruiksinrichtingen, ook flexibiliteit aan te kopen bij elektriciteitsdistributienetgebruikers waarbij gebruik wordt gemaakt van een niet op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting op het toegangspunt. Deze uitzondering dient ter goedkeuring aan de VREG te worden voorgelegd en is enkel mogelijk voor netgebruikers die nog niet in de mogelijkheid waren om op initiatief van de elektriciteitsdistributienetbeheerder een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting te verkrijgen. De VREG vraagt bij de beoordeling van de uitzonderingsvraag, het advies aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
TITEL III.— MEETCODE
De meetcode bevat de bepalingen betreffende de meetinrichtingen, zoals bijvoorbeeld de voorschriften inzake de terbeschikkingstelling, de nauwkeurigheid, de plaatsing, het gebruik en het onderhoud.
HOOFDSTUK I. Algemene bepalingen betreffende meetinrichtingen
Afdeling 1. Doel van meetgegevens
Art. 3.1.1
§1. Elk toegangspunt vormt het voorwerp van een telling om de afname en/of de injectie van de actieve en/of reactieve energie te bepalen ten opzichte van het elektriciteitsdistributienet. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van een meetinrichting.
§2. Onder de voorwaarden en volgens de procedure vermeld in Onderafdeling 3 Forfaitair bepaalde afname van de MARKTCODE, kan met de elektriciteitsdistributienetbeheerder een forfaitaire vaststelling van de energiehoeveelheden worden afgesproken, zonder gebruik te maken van een meetinrichting.
§3. De meetgegevens, resulterend uit de in §1 vermelde telling, aangevuld met de gegevens vermeld in §2, dienen voor de verrekeningen tussen de verschillende partijen. Ze dienen eveneens als basis om een goed beheer van het elektriciteitsdistributienet en de gesloten distributienetten mogelijk te maken en voor informatiedoeleinden zoals beschreven in de datacode.
Art. 3.1.2
§1. De verrekeningen, vermeld in Art. 3.1.1, §3, zijn gebaseerd op gegevens die betrekking hebben op de elementaire perioden. Afhankelijk van de aard van de aansluiting worden die gegevens rechtstreeks betrokken uit de meetinrichting of zijn ze het resultaat van de toepassing van een berekening op basis van gebruiksprofielen toegepast op de meetgegevens.
§2. De elementaire periode, vermeld in §1, bedraagt vijftien minuten.[…]
Art. 3.1.3
§1. De meetgegevens voor de actieve energie, evenals de allocatie‐ en reconciliatiegegevens, worden uitgedrukt in kWh. De meetgegevens voor reactieve energie worden uitgedrukt in kVArhkvarh.
§2. De meetgegevens voor de actieve energie worden ter beschikking gesteld van de betrokken partijen zoals vastgelegd in Afdeling 5 Processen gekoppeld aan het ter beschikking stellen van meetgegevens ten behoeve van facturatie in het kader van een energiecontract van de MARKTCODE.
§3. Indien van belang voor de facturatieprocessen, worden de meetgegevens voor de reactieve energie maandelijks overgemaakt als maandtotaal per allocatiepunt of alle kwartierwaarden van de maand voor dat allocatiepunt.
§4. Op vraag van de netgebruiker, worden de meetgegevens voor de reactieve energie overgemaakt voor alle kwartierwaarden van de maand voor dat allocatiepunt.
Afdeling 2. Samenstelling, beheer en gebruiksrecht van meetinrichtingen
Art. 3.1.4
§1. Een meetinrichting kan onder meer bestaan uit al dan niet geïntegreerde combinaties van:
• stroomtransformatoren;
• spanningstransformatoren;
• meters;
• dataloggers;
• communicatie‐uitrusting, met inbegrip van ontvangsttoestellen die gebruikt worden voor tariefomschakeling;
• kast – klemmen – bedrading – beveiliging.
§2. Op de toegangspunten van nieuwe aansluitingen of bestaande aansluitingen waarop een verzwaring wordt uitgevoerd, met een aansluitingsvermogen groter dan of gelijk aan 56 kVA, plaatst de distributienetbeheerder een grootverbruiksmeetinrichting voor het meten van de afgenomen en/of geïnjecteerde actieve energie.
Op de toegangspunten van aansluitingen waarvoor het gemiddelde van het afgenomen of geïnjecteerde maximumkwartiervermogen op maandbasis, bepaald over een periode van twaalf opeenvolgende maanden, minstens 56 kVA bedraagt, plaatst de distributienetbeheerder eveneens een grootverbruiksmeetinrichting.
De grootverbruiksmeetinrichting moet de standaard allocatiepuntconfiguratie, zoals bepaald in Art. 4.2.12, §1, ondersteunen.
§3. In geval van metervervanging of bij nieuwe aansluitingen of bestaande aansluitingen waarop een verzwaring wordt uitgevoerd, met een aansluitingsvermogen kleiner dan 56 kVA en, in geval dat er een productie‐installatie aangesloten is, met een productie‐installatie of energieopslagsysteem
kleiner dan of gelijk aan 10 kVA, plaatst de elektriciteitsdistributienetbeheerder een kleinverbruiksmeetinrichting met gescheiden registratie van de afgenomen en/of geïnjecteerde actieve energie. In geval van een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting ondersteunt deze de standaard allocatiepuntconfiguratie zoals bepaald in Art. 4.2.13, §1/1. In geval van een niet op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting ondersteunt deze de standaard allocatiepuntconfiguratie zoals bepaald in Art. 4.2.13, §1.
§4. Op de toegangspunten met een aansluitingsvermogen kleiner dan 56 kVA waar een nieuwe decentrale productie‐installatie of een energieopslagsysteem, met een totaal ontwikkelbaar netgekoppeld vermogen groter dan 10 kVA geplaatst wordt, plaatst de distributienetbeheerder een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting met een allocatiepuntconfiguratie zoals bepaald in Art. 4.2.13, §3. Op expliciete vraag van de netgebruiker kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder ook een grootverbruiksmeetinrichting plaatsen.
§5. De netbeheerder zal, op vraag en voor rekening van de netgebruiker en mits technisch mogelijk de meetinrichting aanpassen om een afwijking van de standaard allocatiepuntconfiguratie mogelijk te maken.
§6. De netbeheerder zal, op vraag en voor rekening van de netgebruiker en mits technisch mogelijk, de meetinrichting aanpassen om het aanbod van diensten door de elektriciteitsdistributienetbeheerder aan de partijen geregistreerd op allocatiepunten en datadienstenpunten, te verruimen.
Art. 3.1.5
§1. Als de elektriciteitsdistributienetgebruiker zelf eigenaar is van meetuitrustingen, die deel uitmaken van de meetinrichting, heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder een gebruiksrecht op deze uitrustingen, en worden de modaliteiten van aanpassing, uitbreiding, onderhoud en uitbating, vastgelegd in een overeenkomst met de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
§2. Meetuitrustingen die geen deel uit maken van de meetinrichting mogen door de netgebruiker of een door hem aangestelde partij geplaatst worden in zoverre ze geen aantoonbare negatieve invloed hebben op de werking van meetinrichting. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt onder welke voorwaarden en binnen welke grenzen al dan niet een invloed op de meetinrichting toegestaan kan worden. De elektriciteitsdistributienetbeheerders kunnen gemeenschappelijk de aanvullende technische voorschriften bepalen en maken die bekend via hun websites.
Art. 3.1.6
§1. De elektriciteitsdistributienetgebruiker en de elektriciteitsdistributienetbeheerder hebben het recht in hun installaties op eigen kosten alle uitrustingen te plaatsen die zij nuttig achten om de nauwkeurigheid na te gaan van de meetinrichting, vermeld in Art. 3.1.4. Een dergelijke meetuitrusting, die eventueel toebehoort aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker, moet voldoen aan de voorschriften van dit reglement.
§2. Een meetuitrusting van een elektriciteitsdistributienetgebruiker kan dienst doen als controlemeting voor metingen van de elektriciteitsdistributienetbeheerder na diens aanvaarding.
Art. 3.1.7
§1. Als de distributienetgebruiker extra onderdelen op de meetinrichting, of op een ander element van de aansluiting, wenst aan te brengen, moet dit in overeenstemming zijn met de technische voorschriften van de distributienetbeheerders.
§2. Alle kosten met betrekking tot de integratie van die extra onderdelen worden gedragen door de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 3.1.8
De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht aan de meetinrichting alle extra apparatuur toe te voegen die hij nuttig acht voor de uitvoering van zijn taak, onder meer met het oog op het meten van kwaliteitsindicatoren van de spanning en/of de stroom, en de faseverschuiving tussen spanning en stroom.
Art. 3.1.9
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder maakt het mogelijk voor de elektriciteits‐ distributienetgebruiker om te allen tijde de in de meetinrichting lokaal beschikbare meetgegevens ter hoogte van de meetinrichting af te lezen.
§2. Bij de plaatsing van een nieuwe, op afstand uitleesbare meetinrichting, moeten meetgegevens afkomstig uit de meetinrichting op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker kosteloos beschikbaar gemaakt worden ter hoogte van de meetinrichting, voor toepassingen van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of een door de elektriciteitsdistributienetgebruiker aangewezen aanbieder van energiediensten of dienstverlener van flexibiliteit.
§2./1 Het ter beschikking stellen van de meetgegevens als vermeld in §2 gebeurt vanaf 1 januari 2023 via een digitaal communicatieprotocol. De meetgegevens die via dit protocol ter beschikking gesteld worden omvatten, minstens per seconde, data van actief vermogen, afname en injectie van actieve energie en, indien beschikbaar, reactief vermogen en reactieve energie. Het betreft informatieve niet‐gevalideerde waarden.
In afwijking van het voorgaande kan dit tevens vanaf 1 januari 2022, zij het op expliciet verzoek van de netgebruiker.
§3. Als de toegang tot de installatie onderworpen is aan voorwaarden, opgelegd door de elektriciteitsdistributienetbeheerder, worden die voorwaarden in het aansluitingscontract vastgelegd.
Art. 3.1.10
Bij het vervangen of wegnemen van een meter moeten de genoteerde meterstanden zowel door de afnemer (of een vertegenwoordiger van de afnemer) als door de elektriciteitsdistributienetbeheerder ter plaatse genoteerd, gedagtekend en ondertekend worden.
Als de afnemer in de mogelijkheid gesteld was om de genoteerde meterstanden te ondertekenen, maar hiervan geen gebruik maakte, heeft hij later niet meer de mogelijkheid deze meterstanden te betwisten. Dit is het geval als de afnemer verwittigd was van het moment waarop de meter wordt vervangen of weggenomen, en de afnemer niet aanwezig noch vertegenwoordigd is, alsook in het geval de afnemer aanwezig of vertegenwoordigd is, maar weigert de door de elektriciteitsdistributienetbeheerder genoteerde meterstanden te ondertekenen.
Als de afnemer niet verwittigd was van het moment waarop de meter wordt vervangen of weggenomen en hij niet aanwezig noch vertegenwoordigd is op dat moment, noteert de netbeheerder de meterstanden en neemt bovendien een duidelijke foto van de meterstanden en de meter. In dat geval gelden deze meterstanden tot bewijs van het tegendeel door de netgebruiker.
Art. 3.1.11
Een elektriciteitsdistributienetgebruiker die beschikt over een meter met rollentelwerk, waarop een meervoudig tariefmeting wordt geregistreerd, kan enkel overschakelen op een enkelvoudige tariefmeting mits vervanging van deze meter op eigen kosten, tenzij de elektriciteitsdistributienetbeheerderDNB de mogelijkheid aanbiedt om de bestaande meter te gebruiken voor enkelvoudige tariefmeting.
Afdeling 3. Locatie van de meetinrichting en toegang ertoe
Art. 3.1.12
De meetinrichting wordt geplaatst ter hoogte van het toegangspunt of koppelpunt. Dit neemt niet weg dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder en de elektriciteitsdistributienetgebruiker kunnen overeenkomen om de meetuitrusting die deel uitmaakt van de meetinrichting ergens anders te plaatsen.
Art. 3.1.13
In afwijking van Art. 3.1.12 kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder, om economische redenen en voor zover dat technisch haalbaar is, beslissen om de meetinrichting met betrekking tot een aansluiting vanuit het midden‐ of hoogspanningsnetmiddenspanningsnet en met een aansluitingsvermogen kleiner dan of gelijk aan 250 kVA, te plaatsen aan de laagspanningszijde van de vermogentransformator.
Art. 3.1.14
In afwijking van Art. 3.1.12 kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder beslissen om de meetinrichting ergens anders te plaatsen na motivering van de beslissing ten overstaan van de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
Art. 3.1.15
De elektriciteitsdistributienetbeheerder brengt op de meetinrichting van elke aansluiting die nieuw geplaatst wordt op een permanente wijze en duidelijk leesbaar de identificatie aan van het toegangspunt.
Art. 3.1.16
De elektriciteitsdistributienetbeheerder heeft het recht op toegang tot de meetinrichting, met inbegrip van de uitrusting van de eventuele controlemeting, om een conformiteitscontrole uit te voeren met betrekking tot de bepalingen van dit reglement.
Afdeling 4. Vereisten voor nauwkeurigheid en plaatsing van meetuitrustingen
Art. 3.1.17
§1. De meetinrichtingen en daartoe behorende meetuitrustingen voldoen minimaal aan de vereisten opgenomen in Bijlage III Vereisten voor meetuitrustingen, voor zover geen andere regelgeving terzake geldt.
§2. De meetuitrusting waarvan de meetresultaten worden gebruikt voor de berekening van het aantal toe te kennen groenestroom‐ en/of warmtekrachtcertificaten en garanties van oorsprong (in uitvoering van het Energiebesluit) of ten behoeve van het vermarkten van flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt moet voldoen aan de vereisten vermeld in Bijlage III Vereisten voor meetuitrustingen.
§2./1 De meetuitrusting waarvan de meetresultaten worden gebruikt ten behoeve van het vermarkten van flexibiliteit die geen energieoverdracht met zich meebrengt moet voldoen aan de vereisten vermeld in Bijlage III Vereisten voor meetuitrustingen, tenzij de aanvrager van flexibiliteit, in overleg met de elektriciteitsdistributienetbeheerder, een afwijking hierop toestaat.
§3. Voor grootverbruiksmeetinrichtingen bepaalt de distributienetbeheerder de modaliteiten met betrekking tot het periodieke metrologisch beheer enperiodiek nazicht van de nauwkeurige werking van deze meetinrichtingen. Deze modaliteiten, en elke herziening daarvan, worden onverwijldDit wordt ter goedkeuring voorgelegd aan de VREG en nadien gepubliceerd op de website van de elektriciteitsdistributienetbeheerderdistributienetbeheerder.
Afdeling 5. Sturing tariefperiodes
Art. 3.1.18
De elektriciteitsdistributienetbeheerder beheert en bedient de apparatuur die nodig is voor de sturing van meetinrichtingen en voedingscircuits en/of het configureren van de nodige instellingen in meetinrichtingen met het oog op het toepassen van verschillende tariefperiodes.
Art. 3.1.19
De elektriciteitsdistributienetbeheerder publiceert de informatie over de toegepaste sturing met inbegrip van de uurregeling voor de tariefperiodes in zijn distributiegebied.
Art. 3.1.20
§1. Aanpassingen van de sturing van meetinrichtingen, vermeld in Art. 3.1.18 op initiatief van de elektriciteitsdistributienetbeheerder kunnen pas worden uitgevoerd na overleg met de betrokken toegangshouders.
§2. De elektriciteitsdistributienetgebruikers of de toegangshouders op het elektriciteitsdistributienet kunnen verzoeken om de aanpassing van de sturing of van de periodes bij de betrokken elektriciteitsdistributienetbeheerder, die de technisch‐economische haalbaarheid ervan beoordeelt op basis van objectieve en niet‐discriminerende criteria.
Afdeling 6. Storingen en fouten
Art. 3.1.21
Als bij een dubbele meting de hoofdmeting uitvalt, vervangt de controlemeting de hoofdmeting voor wat betreft de in de controlemeting beschikbare gegevens.
Art. 3.1.22
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder zorgt ervoor dat een storing bij de meting (exclusief dataoverdracht) in een meetuitrusting die hij beheert en deel uitmaakt van een meetinrichting, verholpen wordt binnen een termijn van:
• drie werkdagen, bij een meetinrichting die betrekking heeft op een toegangspunt met een aansluitingsvermogen groter dan of gelijk aan 56 kVA;
• zeven werkdagen, voor de overige meetinrichtingen.
Die termijn vangt aan op het ogenblik dat de elektriciteitsdistributienetbeheerder op de hoogte is van de storing.
§2. In de mate van het mogelijke worden dezelfde termijnen gehanteerd in geval van een storing bij de dataoverdracht.
§3. […]
§3. De netbeheerder informeert de netgebruiker schriftelijk indien de dataoverdracht bij een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting niet mogelijk is waardoor de meetinrichting de status “niet communicerend” krijgt, volgens de definitie in art. 3.2.6 §5. In deze communicatie licht de netbeheerder toe wat de gevolgen hiervan zijn alsook de stappen die de netgebruiker kan nemen om het communicatieprobleem te laten verhelpen, zoals bepaald in art. 3.2.6 §6.
Art. 3.1.23
Als de storing niet binnen de termijn, vermeld in Art. 3.1.22 kan worden verholpen, neemt de elektriciteitsdistributienetbeheerder alle noodzakelijke maatregelen om het verlies van meetgegevens te beperken. Hij deelt aan de elektriciteitsdistributienetgebruiker en de betrokken partijen de vermoedelijke duur van de storing mee.
Art. 3.1.24
Een fout bij de meting wordt als significant beschouwd als ze groter is dan toegestaan krachtens de toepasbare nauwkeurigheidsvereisten conform Afdeling 4 Vereisten voor meetuitrustingen van de MEETCODE.
Art. 3.1.25
Een elektriciteitsdistributienetgebruiker of toegangshouder die in de meetgegevens een significante fout vermoedt, brengt de elektriciteitsdistributienetbeheerder daar onverwijld van op de hoogte en kan bij de elektriciteitsdistributienetbeheerder schriftelijk een controle van de meetinrichting aanvragen. De elektriciteitsdistributienetbeheerder plant dan, na voorafgaandelijke analyse in de systemen en bij uitsluiting van een systeemfout, zo snel mogelijk de uitvoering van een testprogramma.
Art. 3.1.26
Als de controle, vermeld in Art. 3.1.25, uitwijst dat een significante fout veroorzaakt wordt door een fout, een defect of een onnauwkeurigheid in de meetinrichting of een onderdeel ervan, waarvoor de elektriciteitsdistributienetbeheerder verantwoordelijk is, zorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder ervoor dat de fout wordt verholpen of de meter wordt vervangen binnen tien werkdagen, behoudens uitzonderlijke omstandigheden, gemotiveerd door de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Art. 3.1.27
De elektriciteitsdistributienetbeheerder draagt de kosten verbonden aan de acties, vermeld in Art.
3.1.25 en in Art. 3.1.26, als een significante fout kon worden vastgesteld. In het andere geval worden ze gedragen door de aanvrager.
Afdeling 7. Administratief beheer van technische gegevens
Art. 3.1.28
De elektriciteitsdistributienetbeheerder is verantwoordelijk voor het bijhouden en archiveren van de administratieve gegevens die vereist zijn voor een goed beheer van de meetinrichtingen en de toepasselijke wettelijke controles (onder meer fabrikant, type, fabrieksnummer, bouwjaar, controle‐ en ijktijdstippen).
Art. 3.1.29
Wijzigingen aan de meetinrichtingen, voor zover ze betrekking hebben op de metingen met het oog op facturatie in het kader van het energiecontract, worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder binnen tien werkdagen meegedeeld aan de toegangshouder op het toegangspunt.
HOOFDSTUK II. Bijzondere bepalingen betreffende meetinrichtingen Afdeling 1. Bijzondere bepalingen betreffende grootverbruiksmeetinrichtingen Art. 3.2.1
Het gebruiksprofiel wordt geregistreerd op basis van meetperioden die overeenstemmen met de elementaire periode. zoals bepaald in Art. 3.1.2 §2.
Art. 3.2.2
§1. In overeenstemming met de bepalingen van het aansluitingscontract en/of de noden van de elektriciteitsdistributienetbeheerder registreert een meetinrichting per meetperiode de volgende data:
• de aanduiding van de meetperiode;
• de afgenomen en/of geïnjecteerde actieve energie;
• desgevallend de afgenomen en/of geïnjecteerde reactieve energie.
§2. De meetinrichting heeft de mogelijkheid om alle kwartiervermogens van de voorbije twaalf maanden te registeren.
Art. 3.2.3
§1. Om desgevallend de uitlezing op afstandtele‐opname van de meetinrichting mogelijk te maken, zorgt de elektriciteitsdistributienetbeheerder, op basis van technisch‐economische criteria, voor de realisatie van de meest aangewezen telecommunicatieverbinding.
§2. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder geen eigenaar is van de meetuitrustingen, is de elektriciteitsdistributienetgebruiker verantwoordelijk voor de overdracht van de meetgegevens naar de elektriciteitsdistributienetbeheerder volgens de procedure die de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt.
§3. Als de elektriciteitsdistributienetbeheerder geen eigenaar is van de meetuitrustingen en de inzameling overeenkomstig §2 onmogelijk is ten gevolge van een storing of een defect ervan, inclusief de overdracht naar de elektriciteitsdistributienetbeheerder, of ten gevolge van iedere andere oorzaak, heeft de elektriciteitsdistributienetbeheerder te allen tijde het recht om op kosten van de elektriciteitsdistributienetgebruiker, de meetgegevens of ieder ander gegeven ter plaatse op de meetuitrustingen in kwestie te verzamelen, met naleving van de voorschriften die betrekking hebben op de toegang tot die uitrustingen.
Art. 3.2.4
§1. Een meetperiode is gerelateerd aan eenhet tijdstip met formaat 00:00:00 volgens de lokale tijd.
§2. De afwijking van de begin‐ en eindtijden van de meetperiode ten overstaan van de gehanteerde referentietijd mag niet groter zijn dan tien seconden.
Art. 3.2.5
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder verstrekt de elektriciteitsdistributienetgebruiker het recht om te allen tijde de in de meetinrichting lokaal beschikbare meetgegevens die betrekking hebben op het toegangspunt, te consulteren. In de uitzonderlijke gevallen waarbij de meetuitrusting zich bevindt op een plaats die niet rechtstreeks voor de elektriciteitsdistributienetgebruiker toegankelijk is, wendt de elektriciteitsdistributienetgebruiker zich tot de elektriciteitsdistributienetbeheerder, die hem binnen een redelijke termijn toegang zal verschaffen overeenkomstig de bepalingen, vermeld in Art. 2.2.70.
§2. De meetgegevens, vermeld in §1, omvatten minstens de meetgegevens die dienen voor de bepaling van de elektriciteitsafname of ‐injectie over een bepaalde maand.
§3. Op verzoek van de elektriciteitsdistributienetgebruiker of de toegangshouder op een toegangspunt verschaft de elektriciteitsdistributienetbeheerder binnen de tien werkdagen de nodige inlichtingen voor de interpretatie van de meetgegevens.
§4. De afleesmethode en de omrekeningsfactoren die toegepast moeten worden voor het bepalen van de elektriciteitsafname of ‐injectie, vermeld in §2, worden bij nieuw geïnstalleerde meetinrichtingen op een duidelijke manier aangebracht op of vlak naast de meter.
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen betreffende kleinverbruiksmeetinrichtingen
Art. 3.2.6
§1. De niet op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting voorziet in een telwerk per toegepaste tariefperiode.
§2. De op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting voldoet aan de op het moment van plaatsing geldende functionaliteiten.
§3. Afhankelijk van de kwaliteit van de telecommunicatie kan de op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting twee functionele statussen hebben: “volledig functioneel” of “niet
communicerend”. Deze functionele status wordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerder ter beschikking gesteld aan de toegangshouder. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt de technische randvoorwaarden die aanleiding geven tot wissel van functionele status. Een wissel van functionele status kan impact hebben op de beschikbare diensten op de gekoppelde dienstverleningspunten alsook op de van toepassing zijnde tarieven.
§4. Een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting waarvan de kwaliteit van telecommunicatie voldoende performant is ter ondersteuning van de allocatiepuntconfiguratie zoals bepaald in Art. 4.2.13, §3 krijgt de status “volledig functioneel”.
§5. Een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting waarvan de kwaliteit van telecommunicatie onvoldoende performant is ter ondersteuning van de allocatiepuntconfiguratie zoals bepaald in Art. 4.2.13, §3 krijgt de status “niet communicerend” en wordt in het kader van dit reglement beschouwd als een niet op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting.
§6. Op vraag van de elektriciteitsdistributienetgebruiker dient de elektriciteitsdistributienetbeheerder een communicatieprobleem bij een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting binnen de drie maanden na melding op te lossen. Mits afdoende motivatie kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder van deze termijn afwijken. De kosten voor aanpassing of vervanging van en aan de meetinrichting die nodig zijn om het communicatieprobleem op te lossen, of de vervanging van de meetinrichting worden gedragen door de elektriciteitsdistributienetbeheerder tenzij hij de elektriciteitsdistributienetbeheerder kan aantonen dat de oorzaak van het communicatieprobleem te herleiden is tot een aan de distributienetgebruiker toe te wijzen fout.
§7. De netbeheerder informeert de netgebruiker schriftelijk indien de dataoverdracht bij een op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichting niet mogelijk is waardoor de meetinrichting de status “niet communicerend” krijgt, volgens de definitie in Art. 3.2.6 §5. In deze communicatie licht de netbeheerder toe wat de gevolgen hiervan zijn alsook de stappen die de netgebruiker kan nemen om het communicatieprobleem te laten verhelpen, zoals bepaald in Art. 3.2.6 §6.
Afdeling 3. Meetuitrusting voor decentrale productie en valorisatie van flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt
Art. 3.2.7 Meetuitrustingen bij decentrale productie‐installaties of energieopslagsystemen
§1. Als de meting op het toegangspunt of het allocatiepunt niet toelaat om de hoeveelheid geproduceerde elektriciteit van een decentrale productie‐installatie of energieopslagsysteem eenduidig te bepalen, kan de elektriciteitsdistributienetgebruiker beroep doen op de diensten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor het plaatsen van bijkomende meetuitrusting, het uitlezen ervan en het beheer van de meetgegevens.
§2. Bij aansluitingen met decentrale productie waarvan de som van het totaal opgestelde productievermogen kleiner dan of gelijk is aan 10 kVA bepaalt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de voorwaarden waaraan de meetuitrusting van de decentrale productie‐eenheid moet voldoen in geval de meetgegevens gebruikt worden ten behoeve van de
facturatie van productie in het kader van een energiecontract en de berekening van groenestroomcertificaten en warmtekrachtcertificaten.[…]
§3. Bij aansluitingen met decentrale productie of energieopslagsysteem waarvan de som van het totaal opgestelde productievermogen groter is dan 10 kVA wordt een meetinrichting met uitlezing van de productie op afstand geplaatst door de elektriciteitsdistributienetbeheerder als de elektriciteitsdistributienetgebruiker hierom verzoekt of indien dit vereist is op grond van hogere wetgeving. De plaatsing gebeurt na een positief onderzoek van de conformiteit met de aansluitingsvoorschriften, en, in geval van aanvraag, binnen vijftien werkdagen.
De afname‐ en injectiemeting wordt, indien ze niet geschikt is om op afstand uitgelezen te worden, aangepast. Het onderzoek moet plaatsvinden binnen de vijftien werkdagen na het uitvoeren van de eventuele aanpassing aan de aansluitingsinstallaties door de elektriciteitsdistributienetbeheerder en/of de elektriciteitsdistributienetgebruiker.
§4. Voor productie‐installaties met een vermogen kleiner dan of gelijk aan 10 kVA in dienst genomen vanaf 1 september 2010 moet de meetuitrusting voor een decentrale productie‐eenheid, in voorkomend geval, op een zichtbare plaats in de buurt van de meter op het toegangspunt geplaatst worden.
§5. Ongeacht het gaat om een klein‐ of grootverbruiksmeetinrichting kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder de meterstand opnemen bij de indienstname van de decentrale productie‐installatie of het energieopslagsysteem.
§6. De meetinrichting vermeld in §3 wordt aan de gelijkspanningszijde van de productie‐installatie of het energieopslagsysteem geplaatst indien het anders onmogelijk is om de productie te bepalen. De meetinrichting moet voldoen aan de vereisten in Bijlage III. De elektriciteitsdistributienetbeheerder werkt hiervoor een meetconcept met bijhorende randvoorwaarden uit van zodra technisch mogelijk en legt dit ter goedkeuring voor aan de VREG.
Art. 3.2.8 Meetuitrustingen voor valorisatie van flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt
§1. Als de meting op het toegangspunt of allocatiepunt niet toelaat om het geactiveerde volume flexibiliteit eenduidig te bepalen voor valorisatie van de flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt, kan de elektriciteitsdistributienetgebruiker beroep doen op de diensten van de elektriciteitsdistributienetbeheerder voor het plaatsen van bijkomende meetuitrusting, het uitlezen ervan en het beheer van de meetgegevens.
§2. De meetuitrusting voor valorisatie van flexibiliteit die een energieoverdracht met zich meebrengt kan door een derde partij geleverd, geplaatst en onderhouden worden volgens technische voorschriften opgesteld door de elektriciteitsdistributienetbeheerder en goedgekeurd door de VREG. Deze voorschriften omvatten ook technische oplossingen ter ondersteuning van het uitlezen van deze meetuitrusting door de elektriciteitsdistributienetbeheerder.
Afdeling 4. Bijzondere voorschriften voor budgetmeters
Art. 3.2.9
De elektriciteitsdistributienetbeheerder zorgt ervoor dat er steeds een duidelijke gebruiksaanwijzing voor het budgetmetersysteem op eenvoudig verzoek en gratis aangevraagd kan worden. Deze gebruiksaanwijzing moet een handleiding bevatten voor zowel het gebruik van het budgetmetersysteem (als deze geactiveerd is) als voor het uitlezen van deze meter (in geval van een gedeactiveerde budgetmeter met oplaadbare kaart).
Art. 3.2.10
§1. Een gedeactiveerde budgetmeter met oplaadbare kaart wordt niet weggenomen als er geen gebruik meer wordt gemaakt van zijn functionaliteiten, tenzij een elektriciteitsdistributienetgebruiker of eigenaar van het betrokken gebouw daar uitdrukkelijk om verzoekt.
§2. De kosten voor het wegnemen van de budgetmeter met oplaadbare kaart komen voor rekening van de aanvrager.
§3. Voor het wegnemen van de budgetmeter met oplaadbare kaart maakt de elektriciteitsdistributienetgebruiker of eigenaar van het betrokken gebouw een afspraak met de elektriciteitsdistributienetbeheerder, waarbij hij kan eisen dat de budgetmeter wordt weggenomen binnen vijftien werkdagen na ontvangst door de elektriciteitsdistributienetbeheerder van de betaling van de kosten. In uitzonderlijke omstandigheden kan de elektriciteitsdistributienetbeheerder, op gemotiveerde wijze, van die termijn afwijken.
HOOFDSTUK III. Meteropname
Afdeling 1. Meteropname bij grootverbruiksmeetinrichtingen
Art. 3.3.1 Meteropnamefrequentie bij een grootverbruiksmeetinrichting met registratie van het gemeten gebruiksprofiel
Voor toegangspunten met een grootverbruiksmeetinrichting met registratie van het gemeten ge‐ bruiksprofiel verzamelt De de elektriciteitsdistributienetbeheerder verzamelt dagelijks en per elementaire periode de meetgegevens door tele‐opnameuitlezing op afstand.
Art. 3.3.2 Meteropnamefrequentie bij een grootverbruiksmeetinrichting zonder registratie van het gemeten gebruiksprofiel
Voor toegangspunten met een grootverbruiksmeetinrichting zonder registratie van het gemeten ge‐ bruiksprofiel neemt de elektriciteitsdistributienetbeheerder In in afwijking van Art. 3.3.1 neemt de elektriciteitsdistributienetbeheerder de meetgegevens voor afname en, indien van toepassing, de meetgegevens voor injectie, en indien ondersteund het maximumkwartiervermogen van de maand maandelijks op. toegangspunten met een meetinrichting zonder registratie van het gemeten ge‐ bruiksprofiel, maan‐delijks op
De meterstanden worden bepaald in de periode van zeven werkdagen voor en vijf werkdagen na het einde van de te meten maand.
De opname van de metergegevens, bedoeld in het eerste lid, gebeurt daarnaast ook in volgende gevallen alsook:
• bij elke wissel van toegangshouder;
• bij elke wissel van elektriciteitsdistributienetgebruiker;
• bij het in dienst nemen van een toegangspunt en/of de activatie van een allocatiepunt;
• bij het buiten dienst stellen van een toegangspunt en/of de activatie van een allocatiepunt;
• bij aanpassing of vernieuwing van de aansluiting;
• bij aanpassing of vervanging van de meetinrichting;
• op verzoek van een toegangshouder;
• op verzoek van een elektriciteitsdistributienetgebruiker.
De meterstanden worden bepaald in de periode van zeven werkdagen voor en vijf werkdagen na het einde van de te meten maand.
Afdeling 2. Meteropname bij kleinverbruiksmeetinrichtingen
Art. 3.3.3 Periodieke meteropname
§1. De elektriciteitsdistributienetbeheerder neemt de meetgegevens voorgemeten afname en, indien van toepassing, de meetgegevens voor injectie, gelinkt aan ééneen of twee allocatiepunten verbonden aan een toegangspunt met een kleinverbruiksmeetinrichting op zodatwordt door de elektriciteitsdistributienetbeheerder opgenomen met een frequentie zoals bepaald in de van toepassing zijnde allocatiepuntconfiguratie kan worden ondersteund alsook:
• bij elke wissel van toegangshouder;
• bij elke wissel van elektriciteitsdistributienetgebruiker;
• bij het in dienst nemen van een toegangspunt en/of de activatie van een allocatiepunt;
• bij het buiten dienst stellen van een toegangspunt en/of de activatie van een allocatiepunt;
• bij een tariefwissel;
• bij een verandering van een aan het allocatiepunt gekoppelde dienst;
• bij wijziging van de allocatiepuntconfiguratie;
• bij aanpassing of vernieuwing van de aansluiting;
• bij aanpassing of vervanging van de meetinrichting;
• op verzoek van een toegangshouder;
• op verzoek van een elektriciteitsdistributienetgebruiker.
De meetgegevens op basis van deze meteropnamemeterstand worden door de elektriciteitsdistributienetbeheerder overgemaakt aan de toegangshouder.
§2. Een meetgegeven wordt op ééneen van volgende manieren bepaald:
• op basis van een fysieke meteropname door de elektriciteitsdistributienetbeheerder;
• op basis van een meterstand of meterstanden die de elektriciteitsdistributienetgebruiker doorgeeft aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder (ofwel telefonisch, via e‐mail, via website, via een meterkaartje of op een andere door de elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalde en door de VREG goedgekeurde manier);
• op basis van een meterstand of meterstanden die de elektriciteitsdistributienetgebruiker doorgeeft aan zijn toegangshouder en die de toegangshouder op zijn beurt doorgeeft aan de elektriciteitsdistributienetbeheerder (bijvoorbeeld bij een wissel van elektriciteitsdistributienetgebruiker of correctie van een geschatte meterstand);
• op basis van een uitlezing op afstand van kwartierwaarden of meterstanden;
• als de bovenstaande manieren geen betrouwbare meterstanden opleverden, door schattingen conform Art. 4.3.29.
§3. De elektriciteitsdistributienetbeheerder bepaalt per toegangspunt, vermeld in §1, de opnamemaand. Dat is een eigenschap van het toegangspunt dat bijgehouden wordt in het toegangsregister en waarvan de toegangshouder op het toegangspunt op de hoogte wordt gebracht (onderdeel van de stamgegevens). Voor niet op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichtingen worden de meterstanden bepaald in een periode die loopt van tien werkdagen voor het begin van die maand tot tien werkdagen na het einde van die maand. Voor de op afstand uitleesbare kleinverbruiksmeetinrichtingen worden de meterstanden bepaald op de eerste kalenderdag van de maand volgend op de opnamemaand.