Stichting Shell Pensioenfonds
Je pensioen bij SSPF
Reglement VI – februari 2024
INHOUD
1 DEFINITIES 5
1.1 Algemeen 5
1.2 Specifiek 5
2 DEELNEMERSCHAP 9
2.1 Voorwaarden voor deelnemerschap 9
2.2 Einde deelnemerschap 9
3 INFORMATIEVERSTREKKING 10
3.1 Verplichtingen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers,
Pensioengerechtigden, Partners, gewezen Partners en Kinderen 10
3.2 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds 10
4 FINANCIERING 12
4.1 Premie Deelnemer 12
4.2 Betaling premie Deelnemers 13
4.3 Premie Werkgevers 13
4.4 Betalingsvoorbehoud 13
5 PENSIOENGERECHTIGDE LEEFTIJD 13
6 PENSIOENAANSPRAKEN VAN DEELNEMERS 14
7 INKOMENDE WAARDEOVERDRACHT 14
8 OUDERDOMSPENSIOEN 14
8.1 Xxxxxxxxxxxxxxxxx 00
8.2 Ouderdomspensioen voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is 14
9 SAMENWONEN XXXXXX DAN OP BASIS VAN EEN HUWELIJK OF EEN GEREGISTREERD PARTNERSCHAP 15
9.1 Aanmelding Partner 15
9.2 Bij aanmelding te overleggen documenten 15
9.3 Voorwaarden voor toekennen van partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.1
of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.1 15
9.4 Aanvangsdatum gemeenschappelijke huishouding 16
9.5 Alternatief voor het in artikel 9.2 genoemde document 16
9.6 Beëindiging gemeenschappelijke huishouding of de samenlevingsovereenkomst 16
10 PENSIOENRECHTEN BIJ OVERLIJDEN VAN XXXXXXXXX,
GEWEZEN DEELNEMER OF GEPENSIONEERDE 17
10.1 Partnerpensioen 17
10.2 Wezenpensioen 18
11 SCHEIDING 19
11.1 Bijzondere partnerpensioenen 19
11.2 Verevening van ouderdomspensioen 20
12 ARBEIDSONGESCHIKTHEID 21
13 AFTREK WETTELIJKE ARBEIDSONGESCHIKTHEIDSUITKERING 24
14 PENSIOENOPBOUW TIJDENS ARBEIDSONGESCHIKTHEID, OUDERSCHAPSVERLOF OF ONBETAALD VERLOF 25
14.1 Pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid 25
14.2 Pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of onbetaald verlof 27
15 BEËINDIGING DEELNEMERSCHAP OP OF VOOR DE PENSIOENDATUM 27
15.1 Beëindiging deelnemerschap wegens het bereiken van de Pensioendatum 27
15.2 Beëindiging deelnemerschap vóór de Pensioendatum 27
16 UITGAANDE WAARDEOVERDRACHT 28
17 FLEXIBILISERINGSMOGELIJKHEDEN 28
17.1 Deeltijdpensioen 28
17.2 Eerder met pensioen 30
17.3 Later met pensioen 32
17.4 Keuzes op Pensioendatum 33
17.5 Beperking bij flexibiliseringsmogelijkheden 34
18 UITBETALING VAN PENSIOENEN 34
18.1 Vaststelling in euro’s 34
18.2 Pensioenbetalingen 35
18.3 Afkoop kleine pensioenen 35
19 INDEXATIE PENSIOENEN 36
19.1 Onvoorwaardelijke indexatie van uitgestelde en ingegane pensioenen 36
19.2 Voorwaardelijke indexatie van uitgestelde en ingegane pensioenen
van Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden 36
19.3 Onvoorwaardelijke indexatie van pensioenaanspraken van Deelnemers 37
19.4 Slotbepaling indexatiemaatstaf artikel 19.1 en 19.3 37
20 VERVREEMDING EN ZEKERHEIDSTELLING 37
21 SLOTBEPALINGEN 37
21.1 Bijzondere gevallen 37
21.2 Geen uitkering bij misdrijf 38
21.3 Toepasselijk recht en geschillenbeslechting 38
21.4 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door Pensioenfonds 38
21.5 Wijziging pensioenovereenkomst 38
22 WERKINGSSFEER, INWERKINGTREDING EN WIJZIGING 39
22.1 Werkingssfeer in de periode 1 januari 2014 tot 1 januari 2015 39
22.2 Werkingssfeer vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2017 39
22.3 Werkingssfeer vanaf 1 januari 2017 39
22.4 Inwerkingtreding 40
22.5 Wijziging 40
OVERGANGSREGELINGEN 40
1.1 Algemeen
De in de Statuten van de Stichting Shell Pensioenfonds gedefinieerde begrippen hebben ook voor de toepassing van dit Reglement de daar gedefinieerde betekenis, tenzij in dit Reglement uitdrukkelijk anders is bepaald.
In de tekst van dit Reglement wordt geen onderscheid gemaakt naar geslacht; waar “hij” staat of wordt bedoeld, wordt tevens “zij” bedoeld en omgekeerd.
1.2 Specifiek
In dit Reglement wordt verstaan onder
Arbeidsongeschiktheid
De situatie dat een Deelnemer volledig en duurzaam dan wel gedeeltelijk arbeidsongeschikt is in de zin van de WIA.
AOW-leeftijd
Voor een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde: de AOW-leeftijd ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx zoals die op de Pensioendatum geldt. Voor een Partner of gewezen Partner: de AOW-leeftijd ingevolge de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden.
Bestuur
Het Bestuur van het Pensioenfonds.
Bijzondere Partner
De Partner van een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde aan wie in het kader van een echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of van de samenlevingsovereenkomst als bedoeld in artikel 9.6 (anders dan door dood of vermissing of door omzetting in een huwelijk), een bijzonder partnerpensioen is toegekend op grond van artikel 11.1 of op grond van (een) aan dit Reglement voorafgegaan (voorafgegane) reglement(en).
Deelnemer
De Werknemer of gewezen Werknemer die op grond van artikel 2 is toegetreden tot het Pensioenfonds en ten behoeve van wie pensioenaanspraken op grond van dit Reglement worden opgebouwd.
Deeltijdpercentage
De procentuele verhouding tussen het aantal uren dat de Deeltijdwerknemer op grond van zijn dienstverband werkt en het voor de desbetreffende functie standaard aantal uren.
Deeltijdwerknemer
De Werknemer met een dienstverband op grond waarvan een lager aantal uren wordt gewerkt dan het voor de desbetreffende functie standaard aantal uren.
Derde Grens
De 100 procent schaalpositie van salarisgroep 3, zoals die gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V. De Derde Grens wordt jaarlijks per 1 februari aangepast.
Eerste Grens
Het per 1 februari 2024 vastgestelde bedrag van € 37.100,-. De Eerste Grens wordt jaarlijks per 1 februari aangepast met hetzelfde percentage als waarmee het bedrag als bedoeld in artikel 18a lid 3 van de Wet op de Loonbelasting (franchise) bij het begin van het kalenderjaar is aangepast.
Gewezen Deelnemer
De persoon ten behoeve van wie geen pensioenaanspraken meer worden opgebouwd op grond van dit Reglement en aan wie premievrije pensioenaanspraken zijn toegekend die nog niet zijn ingegaan.
Gepensioneerde
De persoon die op grond van dit Reglement een ouderdomspensioen van het Pensioenfonds ontvangt.
Kind
◼ het kind tot wie de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat in de zin van het Burgerlijk Wetboek;
◼ het kind dat door de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of de Gepensioneerde op grond van een onderhoudsplicht in de zin van het Burgerlijk Wetboek onderhouden wordt;
◼ andere kinderen die naar het oordeel van het Pensioenfonds door de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde als eigen kinderen worden onderhouden.
Partner
De met de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde:
1. vóór de Pensioendatum gehuwde partner, of
2. vóór de Pensioendatum wettelijk geregistreerde partner, of
3. samenlevende ongehuwde en niet wettelijk geregistreerde partner met wie de ongehuwde en niet wettelijk geregistreerde Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde een gemeenschappelijke huishouding voert, mits:
◼ geen bloed of aanverwantschap in de rechte lijn bestaat, en
◼ de gemeenschappelijke huishouding is aangevangen vóór de Pensioendatum.
Voor de toepassing van dit Reglement wordt slechts één persoon als Partner aangemerkt.
Partnerrelatie
Huwelijk, geregistreerd partnerschap of samenwoning onder de voorwaarden als bedoeld in artikel 9.
Pensioenbasissalaris
Het laatste door de Werkgever aan het Pensioenfonds opgegeven jaarsalaris vermeerderd met de uitkeringen ineens in april en december, beide ter grootte van één maandsalaris (voor zover op de betrokken Deelnemer van toepassing), maar exclusief (een) Pensionabele Toeslag(en). De Werkgever vermeldt bij de opgave vanaf welke datum het Pensioenbasissalaris van kracht is.
Pensioendatum
De laatste dag van de maand waarin de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer de Pensioengerechtigde Leeftijd bereikt.
Pensioenfonds
De Stichting Shell Pensioenfonds.
Pensioengerechtigde
Degene die op grond van dit Reglement een ingegaan pensioen ontvangt.
Pensioengerechtigde Leeftijd
De leeftijd als bedoeld in artikel 5.
Pensioengrondslag
Het Pensioenbasissalaris vermeerderd met eventuele Pensionabele Toeslagen en vervolgens nog verhoogd met 3 procent over het deel van het salaris tot aan de Derde Grens.
Pensioenjaren
De op dagen afgeronde periode van aaneengesloten deelnemerschap aan de pensioenregeling zoals vervat in dit Reglement, waarbij een kalenderjaar, voor de afronding, wordt geacht 365 dagen te hebben.
Onder Pensioenjaren wordt in dit Reglement tevens verstaan jaren verkregen uit een inkomende waardeoverdracht van pensioenaanspraken uit een andere pensioenregeling naar de pensioenregeling van het Pensioenfonds als bedoeld in artikel 7, alsmede jaren verkregen uit een interne waardeoverdracht van pensioenaanspraken tegenover het Pensioenfonds uit eerdere perioden van deelnemerschap bij het Pensioenfonds.
Als met betrekking tot de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is bij de berekening van een pensioen toekomstige Pensioenjaren in aanmerking worden genomen, dan geldt voor die periode het laatste van toepassing zijnde Deeltijdpercentage, tenzij in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het Deeltijdpercentage op een later tijdstip zal worden gewijzigd. In dat geval zal vanaf dat tijdstip worden uitgegaan van het gewijzigde Deeltijdpercentage.
Pensionabele Toeslag
Dit is een toeslag met een structureel karakter die door de Werkgever als pensionabel is aangemerkt en is opgegeven aan het Pensioenfonds en die is uitgedrukt in een percentage van het Pensioenbasissalaris. De Werkgever geeft aan vanaf welke datum de Pensionabele Toeslag van kracht is, eventuele wijzigingen in de hoogte van de Pensionabele Toeslag en de datum waarop de Pensionabele Toeslag eindigt.
Reglement Reglement VI. Statuten
De Statuten van de Stichting Shell Pensioenfonds.
Toekenningsdatum
De dag waarop het deelnemerschap eindigt conform artikel 2.2.
Tweede Grens
De 100 procent schaalpositie van salarisgroep 6, zoals die gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V. De Tweede Grens wordt jaarlijks per 1 februari aangepast.
UWV
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Vierde Grens
Het per 1 januari 2024 vastgestelde bedrag van €127.603,- bruto. De Vierde Grens wordt jaarlijks per 1 februari aangepast met hetzelfde percentage als waarmee het bedrag als bedoeld in artikel 18ga lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 bij het begin van het kalenderjaar is aangepast.
WAO
Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
Werkgever
Een toegetreden maatschappij.
Werknemer
De persoon die krachtens arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht arbeid verricht voor een Werkgever.
WIA
Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.1 Voorwaarden voor deelnemerschap
2.1.1 Als Deelnemer kunnen tot het Pensioenfonds toetreden de Werknemers die behoren tot een toegelaten categorie. Shell Nederland B.V. bepaalt welke toegelaten categorieën er zijn. De Werkgever bepaalt vervolgens welke van zijn Werknemers behoren tot een toegelaten categorie.
2.1.2 Vanaf 1 juli 2013 kunnen géén werknemers meer (opnieuw) als Deelnemer tot het Pensioenfonds toetreden. Hierbij maakt het niet uit of het werknemers betreft die al vóór die datum in dienst waren of zijn geweest van een toegetreden Shell maatschappij of enige andere Groepsmaatschappij.
2.2 Einde deelnemerschap
2.2.1 Het deelnemerschap eindigt op de dag dat de Deelnemer niet meer behoort tot een toegelaten categorie, maar in ieder geval op de Pensioendatum.
2.2.2 In afwijking van het voorafgaande lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren na beëindiging van het dienstverband, zolang de persoon recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw wegens Arbeidsongeschiktheid als bedoeld in artikel 14.1.
2.2.3 Bij gedeeltelijke uitdiensttreding wegens gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid geldt het bepaalde in artikel 2.2.2 naar evenredigheid voor het deel van de Arbeidsongeschiktheid. Voor het deel dat de dienstbetrekking voortduurt, gelden de bepalingen omtrent deeltijd werken van de artikelen 1.2, 4.1.3, 8.2, 12.6, 14.1.7, 14.2.1,
17.1 en 17.2.3 van dit Reglement.
3.1 Verplichtingen van Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden, Partners, gewezen Partners en Kinderen
3.1.1 Een ieder die recht heeft op of aanspraak maakt op enige uitkering van het Pensioenfonds is verplicht aan het Pensioenfonds alle gegevens en bescheiden te verstrekken die naar het oordeel van het Pensioenfonds nodig zijn voor een juiste uitvoering van de Statuten en dit Reglement.
3.1.2 Indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Pensioengerechtigde onjuiste informatie heeft verstrekt of informatie achterwege heeft gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, stelt het Pensioenfonds de aanspraak of het recht op pensioen nader vast op grond van de juiste dan wel bij ontbreken van de juiste gegevens naar beste weten door het Pensioenfonds te bepalen gegevens. Het te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepaling geldt ook voor de Partner , gewezen Partner en Kinderen van de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
3.1.3 Geen uitkering of slechts gedeeltelijke uitkering vindt plaats zolang naar het oordeel van het Pensioenfonds niet aan het gestelde in artikel 3.1.1 is voldaan.
3.2 Verstrekken van informatie door het Pensioenfonds
3.2.1 Het Pensioenfonds houdt de Deelnemers op de hoogte van alle wijzigingen in dit Reglement.
3.2.2 Het Pensioenfonds stelt overige belanghebbenden in staat om desgewenst kennis te nemen van de geldende Statuten en reglementen. Het Pensioenfonds stelt op zijn website de informatie beschikbaar zoals opgenomen in artikel 46a Pensioenwet, waaronder begrepen informatie over de pensioenregeling, informatie over uitvoeringskosten, de verklaring inzake beleggingsbeginselen en het bestuursverslag en de jaarrekening.
3.2.3 Jaarlijks wordt aan de Deelnemers een opgave verstrekt van de hoogte van de opgebouwde pensioenaanspraken alsmede een opgave van de reglementair te bereiken pensioenaanspraken waarbij deze gegevens voorzover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario met de waarschuwing dat de projecties kunnen
verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen. Tevens wordt jaarlijks informatie over toeslagverlening verstrekt. Verder wordt jaarlijks een opgave verstrekt van de aan het desbetreffende kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en daarop berustende bepalingen. Tot slot wordt de overige op grond van de Pensioenwet verplichte informatie jaarlijks aan de Deelnemers verstrekt.
3.2.4 Het Pensioenfonds verstrekt de Deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, andere voor de Deelnemer specifiek in het kader van beëindiging van de deelneming relevante informatie en informatie over omstandigheden betreffende het functioneren van het Pensioenfonds.
3.2.5 Het Pensioenfonds verstrekt de Gewezen Deelnemer jaarlijks een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken, waarbij deze gegevens voorzover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario met de waarschuwing dat de projecties kunnen verschillen van de definitieve hoogte van de te ontvangen pensioenuitkeringen. Tevens wordt informatie verstrekt over toeslagverlening en informeert het Pensioenfonds de Gewezen Deelnemer binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds. Tot slot wordt de overige op grond van de Pensioenwet verplichte informatie jaarlijks aan de Gewezen Deelnemers verstrekt.
3.2.6 Als bewijs van de toekenning van een pensioen wordt aan de rechthebbende een opgave verstrekt van de hoogte van het pensioen en de dag waarop het pensioen zal ingaan. Indien de Toekenningsdatum niet de datum van ingang van het pensioen is, wordt deze informatie opnieuw bij het ingaan van het pensioen verstrekt. Bij het ingaan van het pensioen wordt ook informatie over de wijze van uitbetaling en over toeslagverlening verstrekt, en wordt een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen verstrekt, alsmede overige informatie die voor de Pensioengerechtigde specifiek in het kader van de pensioeningang van belang is.
3.2.7 Op verzoek van de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer verstrekt het Pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken.
3.2.8 Op verzoek van de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer verstrekt het Pensioenfonds binnen drie maanden een opgave van de geadministreerde ‘deelnemingsjaren’ als bedoeld in artikel 10ab van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965. Daarbij zullen ook worden verstrekt alle schriftelijke bescheiden, voor zover het Pensioenfonds daarover beschikt, die kunnen aantonen dat perioden voorafgaand aan een vóór 1 januari 2005 gedane inkomende waardeoverdracht kunnen gelden als ‘deelnemingsjaren’. Deze informatie zal eveneens bij een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16 door het Pensioenfonds aan de overnemende pensioenuitvoerder worden verstrekt.
3.2.9 Het Pensioenfonds verstrekt de Pensioengerechtigde jaarlijks een opgave van de hoogte van het pensioen, alsmede informatie over toeslagverlening en wordt een opgave van de opgebouwde aanspraken op partnerpensioen en wezenpensioen verstrekt. Tevens wordt de overige op grond van de Pensioenwet verplichte informatie jaarlijks aan de Pensioengerechtigde verstrekt. Daarnaast informeert het Pensioenfonds de Pensioengerechtigde binnen drie maanden na een voor hem relevante wijziging in het pensioenreglement over die wijziging en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen bij het Pensioenfonds.
3.2.10 Het Pensioenfonds verstrekt op verzoek aan de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Gepensioneerden en hun Partners , Bijzondere Partners en Kinderen en hun vertegenwoordigers:
a. binnen een redelijke termijn alle relevante informatie over wijzigingen in dit pensioenreglement;
b. duidelijke en wezenlijke gegevens over het richtniveau van de pensioenuitkeringen en het niveau van de uitkeringen in geval van beëindiging van het deelnemerschap;
c. de afspraken rondom waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16;
d. informatie over de gehanteerde aannamen bij de weergave van het ouderdomspensioen op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
e. een opgave van zijn pensioenrecht, waarbij deze gegevens voor zover het ouderdomspensioen betreft, tevens weergegeven worden op basis van een pessimistisch scenario, een verwacht scenario en een optimistisch scenario;
f. andere informatie die bij of krachtens de Pensioenwet op verzoek moet worden verstrekt.
3.2.11 Het Pensioenfonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel met inachtneming van de regels die daartoe bij en krachtens de Pensioenwet zijn of worden gesteld. Het Pensioenfonds kan er voor kiezen informatie elektronisch te verstrekken. Het Pensioenfonds informeert de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, de Bijzondere Partner of de Pensioengerechtigde schriftelijk over het voornemen tot elektronische verstrekking. Indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, de Bijzondere Partner of de Pensioengerechtigde bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking, verstrekt het Pensioenfonds de informatie schriftelijk.
4.1 Premie Deelnemer
4.1.1 De Deelnemer is gedurende zijn deelnemerschap premie verschuldigd.
4.1.2 Vanaf 1 januari 2015 bedraagt de premie 2 procent over de Pensioengrondslag tot aan de Vierde Grens.
4.1.3 Voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is, geldt dat voor de bepaling van de verschuldigde premie de overeenkomstig artikel 4.1.2 berekende premie op basis van volledige werktijd wordt vermenigvuldigd met het op hem van toepassing zijnde Deeltijdpercentage.
4.2 Betaling premie Deelnemers
De premie als bedoeld in artikel 4.1.2 is in twaalf maandelijkse termijnen verschuldigd en wordt door de Werkgever op het salaris ingehouden en aan het Pensioenfonds voldaan.
4.3 Premie Werkgevers
De kosten van de pensioenregeling die niet worden gedekt uit de in dit artikel genoemde premie van de Deelnemers worden op grond van de uitvoeringsovereenkomsten tussen het Pensioenfonds en de werkgevers, waaronder mede begrepen Shell Petroleum, door de werkgevers gedragen.
4.4 Betalingsvoorbehoud
4.4.1 De Werkgever is in het geval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden bevoegd om, met toestemming van Shell Petroleum, bij schriftelijke kennisgeving aan het bestuur met betrekking tot één of meer groepen van Deelnemers in zijn dienst de Bpremiebetaling voor toekomstige dienst, voorzover deze betrekking heeft op de werkgeverspremie, te beëindigen. In dat geval eindigt deze verplichting met betrekking tot die Deelnemers op de door de Werkgever daarbij aan te geven dag. De Werkgever die van deze bevoegdheid gebruik heeft gemaakt, blijft evenwel verplicht tot het betalen van premie voor de aan die dag voorafgegane dienst. De betrokken Deelnemers worden zo spoedig mogelijk door het Pensioenfonds in kennis gesteld van de gevolgen die de beëindiging van de premiebetaling voor de toekomstige dienst voor hen heeft, indien de Werkgever van deze bevoegdheid gebruik maakt.
De Pensioengerechtigde Leeftijd is 68 jaar, of zoveel lager of hoger, als met inachtneming van de artikelen 17.1, 17.2 en 17.3 wordt bepaald.
De pensioenregeling wordt op grond van de Pensioenwet gekarakteriseerd als uitkeringsovereenkomst. Deelnemerschap geeft, met inachtneming van de bepalingen van dit Reglement, aanspraak op:
◼ ouderdomspensioen (artikelen 8, 14 en 15.1.1);
◼ partnerpensioen (artikel 10.1);
◼ wezenpensioen (artikel 10.2);
◼ arbeidsongeschiktheidspensioen (artikel 12).
Het Pensioenfonds accepteert een automatische waardeoverdracht op grond van de Pensioenwet vanuit een andere pensioenuitvoerder van een pensioen onder de wettelijke afkoopgrens als gevolg van beëindiging van het deelnemerschap bij een andere pensioenuitvoerder. De overdrachtswaarde wordt aangewend ter verwerving van pensioenaanspraken van de Deelnemer. Hierbij wordt het bepaalde bij of krachtens de Pensioenwet in acht genomen.
8.1 Ouderdomspensioen
8.1.1 Het ouderdomspensioen gaat in op de dag volgend op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
8.1.2 De dagelijkse opbouw van het ouderdomspensioen vindt plaats volgens het middelloonsysteem en bedraagt:
a. 1,12% over het gedeelte van de Pensioengrondslag tot de Eerste Grens , gedeeld door 365; en
b. 2,00% over het gedeelte van de Pensioengrondslag tussen de Eerste Grens en de Vierde Grens , gedeeld door 365.
Het totale ouderdomspensioen bedraagt de som van alle per dag opgebouwde aanspraken, vermeerderd met de opgebouwde aanspraken volgens het tot en met 31 december 2014 van toepassing zijnde eindloonsysteem in dit Reglement.
8.2 Ouderdomspensioen voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is
Voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is geldt het volgende:
8.2.1 Voor de bepaling van de Pensioengrondslag wordt het Pensioenbasissalaris genomen dat voor het bij de desbetreffende functie horende standaard aantal uren geldt.
8.2.2 De Deeltijdwerknemer bouwt ouderdomspensioen op naar rato van het op hem van toepassing zijnde Deeltijdpercentage.
9.1 Aanmelding Partner
Een ongehuwde Deelnemer of Gewezen Deelnemer kan een Partner als bedoeld in artikel 1 Partner, onder 3, aanmelden. De aanmelding dient te gebeuren vóór de Pensioendatum middels het daarvoor bestemde formulier.
9.2 Bij aanmelding te overleggen documenten
De Deelnemer of Gewezen Deelnemer dient het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding aan te tonen. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 9.5 dient daartoe bij de aanmelding een gewaarmerkt afschrift of uittreksel van een notarieel verleden akte van een samenlevingsovereenkomst overlegd te worden.
Na de aanmelding via het daartoe bestemde formulier zal het Pensioenfonds de Deelnemer of Gewezen Deelnemer schriftelijk mededelen of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding in de zin van dit artikel. Pas wanneer het Pensioenfonds heeft verklaard dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding is de aanmelding definitief.
9.3 Voorwaarden voor toekennen van partnerpensioen als bedoeld in artikel
10.1 of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.1
In geval van overlijden van een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde dan wel beëindiging van een gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit Reglement gelden de volgende voorwaarden voor het toekennen van een partnerpensioen respectievelijk bijzonder partnerpensioen:
a. de Partner dient vóór het overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde definitief bij het Pensioenfonds te zijn aangemeld; en
b. de Partner moet ten genoegen van het Pensioenfonds aantonen dat sprake was van een gemeenschappelijke huishouding op de datum van het overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding; en
c. de gemeenschappelijke huishouding moet op de datum van het overlijden respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding ten minste zes maanden hebben bestaan.
Het bestaan van een gemeenschappelijke huishouding wordt in beginsel geacht aanwezig te zijn indien op de datum van overlijden respectievelijk tot de datum van beëindiging van die gemeenschappelijke huishouding de notariële akte als bedoeld in artikel 9.2 nog steeds geldig was en de betrokkenen nog steeds op één adres woonden en ongehuwd waren en geen wettelijk geregistreerd partnerschap waren aangegaan.
9.4 Aanvangsdatum gemeenschappelijke huishouding
Als aanvangsdatum van de gemeenschappelijke huishouding als bedoeld in dit Reglement geldt de datum van het verlijden van de in artikel 9.2 bedoelde notariële akte, tenzij, ter beoordeling van het Pensioenfonds, voldoende wordt aangetoond dat het voeren van de gemeenschappelijke huishouding eerder is aangevangen. In dat geval geldt die datum.
9.5 Alternatief voor het in artikel 9.2 genoemde document
Indien de Deelnemer of Gewezen Xxxxxxxxx buiten Nederland woont, dient de Deelnemer of Gewezen Deelnemer een uittreksel uit het bevolkingsregister, of een daaraan gelijkwaardig register zulks ter beoordeling aan het Pensioenfonds , te overhandigen aan het Pensioenfonds waaruit blijkt dat de Deelnemer of Gewezen Deelnemer en de Partner beiden op hetzelfde adres wonen en niet gehuwd zijn en geen wettelijk geregistreerd partnerschap zijn aangegaan.
Na de aanmelding via het daartoe bestemde formulier zal het Pensioenfonds de Deelnemer of Gewezen Deelnemer schriftelijk mededelen of sprake is van een gemeenschappelijke huishouding in de zin van dit artikel. Pas wanneer het Pensioenfonds heeft verklaard dat sprake is van een gemeenschappelijke huishouding is de aanmelding definitief.
9.6 Beëindiging gemeenschappelijke huishouding of de samenlevingsovereenkomst
In geval van beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of van de samenlevingsovereenkomst anders dan door overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde heeft de Partner recht op een bijzonder partnerpensioen als beschreven in artikel 11.1. Xx Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde meldt de beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of van de samenlevingsovereenkomst zo spoedig mogelijk na de beëindiging schriftelijk aan het Pensioenfonds.
In geval van overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde hebben diens Partner waarmee hij op het moment van overlijden een Partnerrelatie heeft, respectievelijk Kind(eren) op het moment van overlijden, recht op een partner- respectievelijk wezenpensioen overeenkomstig de bepalingen van artikelen 10.1 en 10.2. Een reeds op basis van artikel 11 van dit Reglement of op basis van (een) daaraan voorafgegaan (voorafgegane) reglement(en) toegekend bijzonder partnerpensioen komt op dat moment eveneens tot uitkering.
10.1 Partnerpensioen
10.1.1 Elementen van partnerpensioen
Een partnerpensioen bestaat uit doorlopend partnerpensioen en aanvullend partnerpensioen.
10.1.2 Doorlopend partnerpensioen
10.1.2.1 Recht op doorlopend partnerpensioen heeft degene die op het moment van overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde diens Partner was en voldeed aan de eisen van de artikelen 1 en 9.
10.1.2.2 Het doorlopend partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Partner.
10.1.2.3 Het doorlopend partnerpensioen bedraagt 70 procent van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 8.1.2. In geval van overlijden van een Deelnemer wordt voor de vaststelling van het doorlopend partnerpensioen uitgegaan van de fictie dat de Deelnemer tot zijn Pensioendatum Deelnemer zou zijn gebleven, en vervalt een eventueel maximum als bedoeld in artikel 14.1.1. Wanneer een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt, is het doorlopend partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op het doorlopend partnerpensioen op de Toekenningsdatum , verhoogd met eventueel op grond van artikel 19 verleende toeslagen.
10.1.3 Aanvullend partnerpensioen
10.1.3.1 Indien er recht is op een doorlopend partnerpensioen als bedoeld in artikel 10.1.2 en de Partner op het moment van overlijden van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of de Gepensioneerde de voor de Partner geldende AOW-leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt aan hem een aanvullend partnerpensioen toegekend.
10.1.3.2 Het aanvullend partnerpensioen op risicobasis gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de Deelnemer is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de Partner diens AOW-leeftijd bereikt.
10.1.3.3 Het aanvullend partnerpensioen dat is opgebouwd tot en met 31 december 2016, verhoogd met eventueel op grond van artikel 19 verleende toeslagen, gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand waarin de Partner diens AOW-leeftijd bereikt.
10.1.3.4 Het aanvullend partnerpensioen bedraagt 1,6 procent per Pensioenjaar van de 100 procent schaalpositie van salarisgroep 15, zoals die gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V. en jaarlijks per 1 februari wordt aangepast. Bij deze berekening wordt uitgegaan van de 100 procent schaalpositie van salarisgroep 15, zoals die gebruikt wordt in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V., zoals deze geldt op de Toekenningsdatum en wordt indien van toepassing rekening gehouden met het van toepassing zijnde Deeltijdpercentage van de Deeltijdwerker. In geval van overlijden van een Deelnemer wordt voor de vaststelling van het aanvullend partnerpensioen uitgegaan van de fictie dat de Deelnemer tot zijn Pensioendatum Deelnemer zou zijn gebleven, en vervalt een eventueel maximum als bedoeld in artikel
14.1.1. Wanneer een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt, is het aanvullend partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op aanvullend partnerpensioen op 31 december 2016, verhoogd met eventueel op grond van artikel 19 verleende toeslagen.
10.1.3.5 Gedurende de periode waarin de Gewezen Deelnemer aansluitend op het eindigen van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering ingevolge de Werkloosheidswet of recht heeft op een werkloosheidsuitkering van zijn woonland, houdt de Gewezen Deelnemer recht op een aanvullend partnerpensioen op risicobasis zoals bedoeld in dit artikel 10.1.3.
10.1.4 Vermindering partnerpensioen met (een) toegekend(e) bijzonder(e) partnerpensioen(en)
Een toe te kennen partnerpensioen wordt verminderd met de som van (het) de bijzonder(e) partnerpensioen(en) van (een) Bijzondere Partner(s) . De vermindering wordt bij de ingang van het partnerpensioen niet toegepast indien de Bijzondere Partner vóór de Pensioengerechtigde Leeftijd is overleden, behalve in het geval van conversie van een bijzonder partnerpensioen als bedoeld in artikel 11.2.5.
10.2 Wezenpensioen
10.2.1 Recht op een wezenpensioen hebben de Kinderen van een overleden Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
10.2.2 Het wezenpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd:
◼ tot en met de maand waarin het Kind de 18-jarige leeftijd bereikt; of
◼ indien het Kind 18 jaar of ouder is, zijn tijd grotendeels aan studie besteedt en ten laste van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zou zijn gekomen als die niet was overleden, tot en met augustus van het studiejaar waarin het Kind de studie
beëindigt, maar uiterlijk tot en met xxxxxxxx volgend op de datum waarop het Kind de 24-jarige leeftijd bereikt; of
◼ tot en met de maand waarin het Kind is overleden.
10.2.3 Het wezenpensioen bedraagt per Kind 14 procent van het doorlopend en het aanvullend partnerpensioen, onder de voorwaarden zoals beschreven in dit lid. In geval van overlijden van een Deelnemer wordt voor de vaststelling van het wezenpensioen uitgegaan van de fictie dat de Deelnemer tot zijn Pensioendatum Deelnemer zou zijn gebleven, en vervalt een eventueel maximum als bedoeld in artikel 14.1.1. Wanneer een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt, wordt bij de berekening uitgegaan van de aanspraak op het doorlopend partnerpensioen op de Toekenningsdatum en het aanvullend partnerpensioen op 31 december 2016, verhoogd met eventueel op grond van artikel 19 verleende toeslagen.
Bij de vaststelling van het wezenpensioen wordt voor de hoogte van het daaraan ten grondslag liggende partnerpensioen geen rekening gehouden met de gevolgen van omzetting als omschreven in artikel 17.4.1 en/of de gevolgen van een vermindering met (een) bijzonder(e) partnerpensioen(en) als vermeld in artikel 10.1.4.
10.2.4 Voor een Kind dat volle wees is wordt het wezenpensioen genoemd in artikel 10.2.3 verdubbeld. Dit gebeurt bij de toekenning van het wezenpensioen of met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin het Kind een volle wees is geworden. Een Kind is een volle wees als er op het moment van toekenning van het wezenpensioen geen andere persoon is die het onderhoudt, dan wel wordt volle wees op het moment dat na de toekenning van het wezenpensioen die andere persoon overlijdt.
11.1 Bijzonder partnerpensioen
11.1.1 In geval van scheiding (waaronder voor het doel van dit artikel 11.1 wordt verstaan echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van de gemeenschappelijke huishouding of van de samenlevingsovereenkomst als bedoeld in artikel 9.6 (anders dan door dood of vermissing of door omzetting in een geregistreerd partnerschap of een huwelijk)), wordt aan de gewezen Partner van de Deelnemer , Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde een aanspraak op een bijzonder partnerpensioen toegekend.
11.1.2 Het bijzonder partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand, volgend op die waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Bijzondere Partner. Onder Gewezen Deelnemer wordt in dit verband ook verstaan de persoon die Gewezen Deelnemer onder dit Reglement is geworden en waarvoor een waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16 heeft plaatsgevonden.
11.1.3 Wanneer de scheiding plaatsvindt voordat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de premievrije aanspraak op partnerpensioen die zou zijn verkregen indien het deelnemerschap op de datum van de scheiding zou zijn geëindigd. Wanneer de scheiding plaatsvindt nadat het deelnemerschap is geëindigd, is het bijzonder partnerpensioen gelijk aan de aanspraak op de Toekenningsdatum , verhoogd met eventueel op grond van artikel 19.1, 19.2 of 19.3 verleende toeslagen.
11.1.4 Het bepaalde in artikel 11.1.1 vindt geen toepassing indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en de gewezen Partner bij voorwaarden in verband met de partnerrelatie of een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen. Deze voorwaarden of overeenkomst zijn respectievelijk is slechts geldig indien het Pensioenfonds zich schriftelijk bereid heeft verklaard hiermee in te stemmen en bereid is een uit de afwijking voortvloeiend risico te dekken dan wel het niveau van de uitkering aan te passen.
11.1.5 Partijen dienen het Pensioenfonds in kennis te stellen van de scheiding door middel van een uittreksel uit het register van de burgerlijke stand indien de scheiding buiten Nederland heeft plaatsgevonden.
11.1.6 Het Pensioenfonds verstrekt de Bijzondere Partner een opgave van de toegekende aanspraak, informatie over toeslagverlening en overige voor de Bijzondere Partner specifiek in het kader van scheiding relevante informatie. Tevens verstrekt het Pensioenfonds nadien jaarlijks een opgave van de toegekende aanspraak en informatie over toeslagverlening. Verder wordt de Bijzondere Partner binnen drie maanden na wijziging van het toeslagbeleid daarover geïnformeerd.
11.2 Verevening van ouderdomspensioen
11.2.1 In geval van scheiding (waaronder voor het doel van dit artikel 11.2 wordt verstaan echtscheiding, scheiding van tafel en bed dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk) na 30 april 1995 heeft de desbetreffende Partner of gewezen Partner van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde een recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen jegens het Pensioenfonds conform de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, mits de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde of de desbetreffende Partner of gewezen Partner binnen twee jaar na het tijdstip van de scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Pensioenfonds.
11.2.2 Onverminderd de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding, gaat de uitbetaling van het in artikel 11.2.1 genoemde recht in op de Pensioendatum maar niet eerder dan een maand na de datum waarop het Pensioenfonds het formulier als bedoeld in artikel 11.2.1 heeft ontvangen. Het recht op uitbetaling eindigt op het tijdstip waarop het recht op ouderdomspensioen eindigt of met het einde van de maand waarin de Partner of gewezen Partner overlijdt.
11.2.3 Het in artikel 11.2.1 bepaalde vindt geen toepassing indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer, of Gepensioneerde en de Partner of gewezen Partner bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van het geregistreerd partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding, de toepasselijkheid van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten.
11.2.4 In afwijking van artikel 11.2.1 vindt de in dat artikel bedoelde pensioenverevening niet plaats indien het desbetreffende recht op uitbetaling op het tijdstip van de scheiding het bedrag als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat.
11.2.5 Op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding of beëindigen van het geregistreerd partnerschap anders dan door dood of vermissing of door omzetting van het geregistreerd partnerschap in een huwelijk, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of in de voorwaarden van het geregistreerde partnerschap of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in lid 1 van dit artikel 11.2 bedoelde recht op uitbetaling samen met het in artikel 11.1 van dit Reglement beschreven recht op een bijzonder partnerpensioen wordt omgezet in een eigen recht op pensioen van de gewezen Partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden:
◼ op het ouderdomspensioen van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zal in verband met de conversie een bedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de Partner of gewezen Partner;
◼ het Pensioenfonds kan ten aanzien van de conversie nadere voorwaarden stellen.
11.2.6 Het Pensioenfonds zal de Partner of gewezen Partner schriftelijk mededeling doen van de aanspraak waarop de verevening zal worden gebaseerd. Xx Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer dan wel Gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
11.2.7 Het in artikel 11.2.1 genoemde recht op uitbetaling van een deel van het ouderdomspensioen wordt verhoogd conform de eventueel op het ouderdomspensioen verleende toeslag als beschreven in artikel 19.
12.1 Recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft een Deelnemer voor wie sprake is van Arbeidsongeschiktheid.
12.2 De mate van Arbeidsongeschiktheid voor Deelnemers werkzaam in Nederland wordt vastgesteld door het UWV. De mate van Arbeidsongeschiktheid voor Deelnemers werkzaam buiten Nederland wordt vastgesteld door een onafhankelijke arts en een onafhankelijke arbeidsdeskundige op basis van de voorschriften en richtlijnen die bij of krachtens de WIA zijn gesteld.
Een Deelnemer die aanspraak maakt op een arbeidsongeschiktheidspensioen is verplicht het Pensioenfonds en in zijn opdracht handelende personen alle medewerking te verlenen, ter verkrijging van de, naar het oordeel van het Pensioenfonds , voor het vaststellen van de Arbeidsongeschiktheid benodigde gegevens. Dezelfde verplichtingen gelden telkens wanneer het Pensioenfonds een (periodiek) gezondheidskundig onderzoek of het verkrijgen van gegevens nodig heeft om vast te stellen of een Deelnemer die een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt nog steeds aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid voldoet.
12.3 Het arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer arbeidsongeschikt is geworden, maar niet eerder dan de dag waarop de betrokkene bij de Werkgever met (gedeeltelijk) ontslag is gegaan, en wordt uitgekeerd tot de Pensioendatum dan wel tot en met de laatste dag van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid ingeval het arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% daalt, of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
12.4 Als de Deelnemer op enig moment niet langer voldoet aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid eindigt het recht op het arbeidsongeschiktheidspensioen. Op dat moment eindigt het deelnemerschap en wordt aan de Gewezen Deelnemer een premievrije aanspraak op een uitgesteld pensioen als bedoeld in artikel 15.2 toegekend. Indien deze Gewezen Deelnemer vervolgens vóór de Pensioendatum opnieuw aan de voorwaarden van Arbeidsongeschiktheid voldoet op grond van de oorspronkelijke ziekte of gebreken, kan het arbeidsongeschiktheidspensioen weer herleven. Het Pensioenfonds kan daarbij het tijdstip van de ingang bepalen en nadere voorwaarden en regels stellen.
12.5 Het arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt:
a. 100 procent over het deel van de Pensioengrondslag tot aan de Tweede Grens; en
b. 70 procent over het deel van de Pensioengrondslag boven de Tweede Grens.
Jaarlijks per 1 februari wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen opnieuw vastgesteld op basis van een aangepast Pensioenbasissalaris . Dit aangepaste Pensioenbasissalaris wordt jaarlijks aangepast overeenkomstig de toename van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, berekend als gemiddelde van de volgende twee referentieperiodes: de periode van november van het jaar voorafgaande aan het voorafgaande jaar tot november van het voorafgaande jaar, en de dezelfde periode daaraan voorafgaand, waarbij dit gemiddelde maximaal 5% zal bedragen, een en ander met inachtneming van hetgeen is bepaald in artikel 19.
Voor de bepaling van het arbeidsongeschiktheidspensioen als hiervoor bedoeld voor de Deelnemer die Deeltijdwerknemer is, wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen berekend op basis van volledige werktijd vermenigvuldigd met het laatste van toepassing zijnde Deeltijdpercentage , tenzij in de arbeidsovereenkomst is bepaald dat het
Deeltijdpercentage op een later tijdstip zal worden gewijzigd. In dat geval zal vanaf dat tijdstip worden uitgegaan van het gewijzigde Deeltijdpercentage.
12.6 Indien sprake is van gedeeltelijke Arbeidsongeschiktheid wordt het arbeidsongeschiktheidspensioen vermenigvuldigd met een uitkeringspercentage corresponderend met de mate van de vastgestelde Arbeidsongeschiktheid aan de hand van de volgende tabel:
Mate van Arbeidsongeschiktheid |
Uitkeringspercentage arbeidsongeschiktheidspensioen |
80% of meer | 100% |
65% tot 80% | 72,5% |
55% tot 65% | 60% |
45% tot 55% | 50% |
35% tot 45% | 40% |
tot 35% | 0% |
12.7 Bij verhoging of verlaging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer wordt door het Pensioenfonds op basis van de tabel in artikel 12.6 een verhoogd respectievelijk verlaagd uitkeringspercentage voor het arbeidsongeschiktheidspensioen vastgesteld. De verhoging respectievelijk verlaging van het uitkeringspercentage vindt plaats ongeacht of de Deelnemer meer of minder arbeidsinkomen geniet dan op basis van de vastgestelde resterende verdiencapaciteit verwacht mag worden.
12.8 In afwijking van het bepaalde onder artikel 12.7, leidt een verhoging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die geen Werknemer meer is bij de Werkgever niet tot een verhoogd uitkeringspercentage voor het arbeidsongeschiktheidspensioen, tenzij deze verhoging een direct gevolg is van de ziekte of een gebrek op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen is vastgesteld.
12.9 Indien een Deelnemer, naar het oordeel van het Pensioenfonds, in verband met zijn Arbeidsongeschiktheid in aanmerking zou kunnen komen voor een uitkering op grond van de WAO , WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan is de Deelnemer, op aanwijzing van het Pensioenfonds, verplicht zo’n uitkering onverwijld aan te vragen en alle overige maatregelen te nemen, die voor het verkrijgen daarvan noodzakelijk zijn en het Pensioenfonds te informeren zodra hij de uitkering ontvangt. Indien de Deelnemer hier geen, of onvoldoende, medewerking aan verleent dan kan het
Bestuur besluiten om geen, dan wel een verlaagd, arbeidsongeschiktheidspensioen toe te kennen.
12.10 Indien de Deelnemer gedurende zijn Arbeidsongeschiktheid inkomen uit tegenwoordige of vroegere arbeid ontvangt, wordt dit inkomen op het arbeidsongeschiktheidspensioen in mindering gebracht voor zover dit inkomen tezamen met het arbeidsongeschiktheidspensioen het salaris als bedoeld in artikel 12.5 overtreft. De Deelnemer is verplicht het Pensioenfonds van dit inkomen op de hoogte te stellen. Geen rekening wordt gehouden met een vrijwillige afstand van een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, tenzij het Pensioenfonds anders beslist. De wettelijke transitievergoeding of een uitkering op basis van de Landelijke Overtolligheidsregeling zoals die op het moment van toekenning geldt, blijft voor de toepassing van dit lid buiten beschouwing.
12.11 Recht op een arbeidsongeschiktheidspensioen heeft een Gewezen Deelnemer voor wie geen uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16 heeft plaatsgevonden en voor wie binnen 104 weken na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van de WAO , WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan, mits die het gevolg is van een ziekte of het gebrek die bestond op het moment van eindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.2. Het bepaalde in de artikelen 12.2 tot en met
12.10 is van overeenkomstige toepassing.
13.1 Een ingegaan arbeidsongeschiktheidspensioen wordt verminderd met de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van de WAO, WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de (Gewezen) Deelnemer recht heeft.
13.2 Het Pensioenfonds kan besluiten de aftrek geheel of gedeeltelijk buiten beschouwing te laten.
13.3 Het bedrag van de aftrek als bedoeld in het artikel 13.1 over een jaar is nooit meer dan het bedrag van de wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering waarop de (Gewezen) Deelnemer of de Gepensioneerde gerekend over datzelfde jaar recht heeft. Geen rekening wordt gehouden met een vrijwillige afstand van een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering, tenzij het Pensioenfonds anders beslist.
14.1 Pensioenopbouw tijdens Arbeidsongeschiktheid
14.1.1 Een Deelnemer die recht heeft op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12 heeft gedurende de periode van Arbeidsongeschiktheid recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, het doorlopend en aanvullend partnerpensioen en het wezenpensioen conform de bepalingen van dit Reglement , tot het bereiken van een maximum. Dit maximum is gelijk aan het laagste van de Pensioengrondslag en de Vierde Grens , verminderd met de AOW-uitkering, en vermenigvuldigd met het uitkeringspercentage van het arbeidsongeschiktheidspensioen op basis van de tabel in artikel 12.6. Het maximum wordt eenmalig vastgesteld op het moment dat de desbetreffende Deelnemer recht krijgt op een (gewijzigd) arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12, en wordt jaarlijks aangepast als omschreven in artikel 19.3.
Onder de AOW-uitkering wordt verstaan het volle bedrag (inclusief vakantietoeslag) van gehuwde AOW-gerechtigde met een Partner die AOW-gerechtigd is, zoals dit luidt op grond van de Algemene Ouderdomswet op 1 juli voorafgaand aan de vaststelling van de Pensioengrondslag.
14.1.2 Voor een Deelnemer die vanaf 1 februari 2015 recht krijgt op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12, en die op 31 december 2014 een Pensioengrondslag heeft die uitgaat boven het bedrag van € 92.600,00 bruto, wordt, in afwijking van het in artikel 14.1.1 bepaalde, een hoger maximum vastgesteld. Het hogere maximum ligt tussen de Vierde Grens die geldt op het moment dat de desbetreffende Deelnemer recht krijgt op een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12, en de Pensioengrondslag op 31 december 2014. Het bestuur stelt hiertoe nadere rekenregels vast en kan die van tijd tot tijd aanpassen.
14.1.3 Het in de artikelen 14.1.1 en 14.1.2 bedoelde maximum geldt niet indien en voor zover het opgebouwde ouderdomspensioen per de datum van de toekenning van het arbeidsongeschiktheidspensioen hoger is dan het maximum. In dat geval geldt het opgebouwde ouderdomspensioen als het maximum.
14.1.4 De opbouw als vermeld in artikel 14.1.1 vindt plaats op basis van het deel van de (aangepaste) Pensioengrondslag als genoemd in artikel 12.5 tot aan de Vierde Grens. Dit houdt in dat jaarlijks per 1 februari de pensioenopbouw opnieuw wordt vastgesteld op basis van een aangepast Pensioenbasissalaris. Dit aangepaste Pensioenbasissalaris wordt vastgesteld overeenkomstig de ontwikkeling van de meerderheid van de 100% schaalposities van de salarisgroepen 1 tot en met 15, zoals die worden gehanteerd in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V.
14.1.5 Zolang de Deelnemer een arbeidsongeschiktheidspensioen ontvangt op grond van artikel 12, is hij vrijgesteld van de premie als vermeld in artikel 4.
14.1.6 Voortzetting van de pensioenopbouw als vermeld in artikel 14.1.1 gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de Deelnemer arbeidsongeschikt is geworden, maar niet eerder dan de dag waarop de betrokkene bij de Werkgever (gedeeltelijk) met ontslag is gegaan. De voortzetting van pensioenopbouw eindigt op Pensioendatum dan wel op de laatste dag van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid ingeval het arbeidsongeschiktheidspercentage onder de 35% daalt, of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, op de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
14.1.7 Voortzetting van de pensioenopbouw als vermeld in artikel 14.1.1 vindt plaats naar evenredigheid van de mate van Arbeidsongeschiktheid. Het percentage van de voortgezette opbouw is gelijk aan het vastgestelde uitkeringspercentage arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12.6.
Bij voortzetting van de pensioenopbouw van een Deeltijdwerknemer wordt uitgegaan van het Deeltijdpercentage zoals dat gold direct voorafgaand aan de aanvang van de Arbeidsongeschiktheid.
14.1.8 Bij verhoging of verlaging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer wordt door het Pensioenfonds op basis van de tabel in artikel 12.6 een verhoogd respectievelijk verlaagd percentage voortgezette opbouw van de pensioenopbouw vastgesteld. De verhoging respectievelijk verlaging van het percentage voortgezette opbouw vindt plaats ongeacht of de Deelnemer meer of minder arbeidsinkomen geniet dan op basis van de vastgestelde resterende verdiencapaciteit verwacht mag worden.
14.1.9 In afwijking van het bepaalde onder artikel 14.1.8, leidt een verhoging van de mate van Arbeidsongeschiktheid van de Deelnemer die geen Werknemer meer is bij de Werkgever niet tot een verhoogd percentage voortgezette opbouw van de pensioenopbouw, tenzij deze verhoging een direct gevolg is van de ziekte of het gebrek op grond waarvan het arbeidsongeschiktheidspensioen is vastgesteld.
14.1.10 Recht op voortzetting van de pensioenopbouw als vermeld in artikel 14.1.1 heeft een Gewezen Deelnemer voor wie geen uitgaande waardeoverdracht als bedoeld in artikel 16 heeft plaatsgevonden en voor wie binnen 104 weken na (gedeeltelijke) beëindiging van het dienstverband een wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering uit hoofde van de WAO , WIA of enige andere (wettelijke) arbeidsongeschiktheidsuitkering is ingegaan, mits die het gevolg is van een ziekte of een gebrek die bestond op het moment van eindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 2.2. Het bepaalde in de artikelen 14.1.2 tot en met 14.1.9 is van overeenkomstige toepassing.
14.2 Pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of onbetaald verlof
14.2.1 Tijdens een periode van ouderschapsverlof of onbetaald verlof wordt het deelnemerschap voortgezet, maar vindt geen opbouw van pensioenaanspraken plaats, tenzij de Werkgever, met toestemming van het Pensioenfonds anders bepaalt. Wel geldt er gedurende zo’n periode een risicodekking voor het partnerpensioen, het wezenpensioen en het arbeidsongeschiktheidspensioen. Deze risicodekking wordt gerelateerd aan de einddatum van het verlof en het Deeltijdpercentage dat na de beëindiging van verlof van toepassing zal zijn. Voor de in dit lid genoemde risicodekking is de Deelnemer geen premie verschuldigd.
14.2.2 In geval van een periode van gedeeltelijk ouderschapsverlof is het in 14.2.1 beschrevene van overeenkomstige toepassing op dat gedeeltelijke verlof.
15.1 Beëindiging deelnemerschap wegens het bereiken van de Pensioendatum
15.1.1 Bij beëindiging van het deelnemerschap wegens het bereiken van de Pensioendatum wordt een ouderdomspensioen toegekend overeenkomstig artikel 8 alsmede een aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen overeenkomstig de artikelen 10.1 en 10.2.
15.2 Beëindiging deelnemerschap vóór de Pensioendatum
15.2.1 Bij beëindiging van het deelnemerschap, anders dan door overlijden of het bereiken van de Pensioendatum en bij beëindiging van het arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12.5 wordt aan de Gewezen Deelnemer een premievrije aanspraak op een uitgesteld ouderdomspensioen toegekend alsmede een premievrije aanspraak op partnerpensioen en wezenpensioen. Deze premievrije aanspraken zijn gelijk aan de tot de Toekenningsdatum opgebouwde aanspraken, berekend overeenkomstig de bepalingen van dit Reglement.
15.2.2 De premievrije aanspraak op een uitgesteld ouderdomspensioen, verhoogd met eventueel op grond van artikel 19 verleende toeslagen gaat in op de dag volgend op de Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
Het Pensioenfonds zal overeenkomstig de wettelijke bepalingen over waardeoverdracht meewerken aan het overdragen van de waarde van de in artikel 15.2 genoemde premievrije aanspraken naar de pensioenuitvoerder van een nieuwe werkgever van de Gewezen Deelnemer. De waardeoverdracht omvat ook het deel van het ouderdomspensioen waarop de gewezen Partner uit hoofde van een scheiding als bedoeld in artikel 11.2 een recht op uitbetaling heeft, tenzij sprake is van conversie als bedoeld in artikel 11.2.5.
In artikel 17 worden de flexibiliseringsmogelijkheden weergegeven. Indien een (Gewezen) Deelnemer gebruik maakt van een flexibiliseringsmogelijkheid, dan vindt daartoe de volgende volgordelijkheid plaats. Eerst vindt vervroeging plaats. Vervolgens de omzetting van ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen als omschreven in artikel 17.2.3. Daarna de omzetting als omschreven in artikel 17.4.1 en tot slot de variabele uitkering als beschreven in artikel 17.4.2.
17.1 Deeltijdpensioen
17.1.1 De Deelnemer en de Werkgever kunnen in onderling overleg afspreken dat de Werknemer met deeltijdpensioen gaat met een gelijktijdige overeenkomstige vermindering van de arbeidsduur, met ingang van de eerste dag van een maand die ligt binnen de periode van de 55-jarige leeftijd van de Deelnemer tot de Pensioengerechtigde Leeftijd Door dit deeltijdpensioen verandert de Pensioengerechtigde Leeftijd niet.
17.1.2 De Deelnemer en de Werkgever kunnen in onderling overleg afspreken de Pensioengerechtigde Leeftijd van de Werknemer te verhogen, met toekenning van een direct ingaand deeltijdpensioen en een gelijktijdige overeenkomstige vermindering van de arbeidsduur. De Pensioengerechtigde Leeftijd kan op grond van dit artikel niet hoger zijn dan 70 jaar. Een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd wordt pas van kracht op het moment dat de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd is bereikt.
17.1.3 Het Pensioenfonds dient ten minste twee maanden vóór de ingang van het deeltijdpensioen van een Deelnemer door de Werkgever van de afspraak als bedoeld in de artikelen 17.1.1 of 17.1.2, onder overlegging van een kopie van de bedoelde afspraak, in kennis te worden gesteld.
17.1.4 Ten aanzien van de resterende arbeidsduur is de Deelnemer Deeltijdwerknemer en zijn de bepalingen van artikel 8.2 onverkort van toepassing.
17.1.5 Het deeltijdpensioen bestaat uit een doorlopend ouderdomspensioen. In geval van een deeltijdpensioen als bedoeld in artikel 17.1.1 kan een deel van dat ouderdomspensioen op verzoek van de Deelnemer worden omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen. Het
doorlopend ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de arbeidsduur wordt verminderd overeenkomstig artikel 17.1.4 en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Deelnemer of Gepensioneerde. Het tijdelijke ouderdomspensioen gaat in op de eerste dag van de maand waarin de arbeidsduur wordt verminderd overeenkomstig artikel 17.1.4 en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer diens AOW-leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer of Gepensioneerde is overleden, indien dat eerder is. De aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW- uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement.
17.1.6 Het deeltijdpensioen voor een Deelnemer wordt berekend overeenkomstig artikel 8 op de dag voorafgaand aan de datum van ingang van het deeltijdpensioen. In geval van een deeltijdpensioen als genoemd in artikel 17.1.1 wordt over het deeltijdpensioen een vervroegingsaftrek als omschreven in artikel 17.2.2 berekend. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt maximaal het tijdelijk ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.2.3 vermenigvuldigd met het percentage van de vermindering van de arbeidsduur.
17.1.7 Op de Pensioendatum wordt het resterende ouderdomspensioen voor een Deelnemer berekend overeenkomstig artikel 8, waarbij rekening wordt gehouden met een ingegaan deeltijdpensioen als genoemd in artikel 17.1.1. In geval van een deeltijdpensioen als genoemd in artikel 17.1.2 wordt over het resterende ouderdomspensioen een uitsteltoeslag als omschreven in artikel 17.3.3 berekend. In dat geval geldt bovendien dat het resterende ouderdomspensioen in betaling komt op de dag volgend op de Pensioendatum of, als dat eerder is, op de eerste dag van de maand volgend op de datum waarop het ouderdomspensioen 100 procent bedraagt van de Pensioengrondslag. Onder ouderdomspensioen wordt in dit verband verstaan het deeltijdpensioen zoals dat luidt op de hiervoor genoemde datum samen met het resterende ouderdomspensioen per die datum vermeerderd met een tot die datum berekende uitsteltoeslag. De dag vóór de ingangsdatum geldt dan als Pensioendatum en er vindt geen verdere pensioenopbouw meer plaats.
17.1.8 Een voor een Deelnemer ingegaan deeltijdpensioen kan niet worden gewijzigd in geval van latere wijziging van de arbeidsduur. Indien deze wijziging bestaat uit een verdere vermindering van de arbeidsduur kan, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, een nieuw deeltijdpensioen worden toegekend gerelateerd aan deze verdere vermindering.
17.1.9 De Gewezen Deelnemer kan met deeltijdpensioen gaan met ingang van de eerste dag van een maand die ligt binnen de periode van de 55-jarige leeftijd van de Gewezen Deelnemer tot de Pensioengerechtigde Leeftijd. Door dit deeltijdpensioen verandert de Pensioengerechtigde Leeftijd niet.
17.1.10 De Gewezen Deelnemer kan de Pensioengerechtigde Leeftijd verhogen, met toekenning van een direct ingaand deeltijdpensioen. De Pensioengerechtigde Leeftijd kan op grond van dit artikel niet hoger zijn dan 70 jaar. Een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd wordt pas van kracht op het moment dat de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd is bereikt.
17.1.11 Het Pensioenfonds dient ten minste twee maanden vóór de ingang van het deeltijdpensioen daarvan door de Gewezen Deelnemer in kennis te worden gesteld.
17.1.12 Het deeltijdpensioen bestaat uit een doorlopend ouderdomspensioen. In geval van een deeltijdpensioen als bedoeld in artikel 17.1.9 kan een deel van dat ouderdomspensioen op verzoek van de Gewezen Deelnemer worden omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen. Het doorlopend ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde. Het tijdelijke ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer diens AOW-leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden, indien dat eerder is. De aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW- uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement.
17.1.13 Het deeltijdpensioen wordt berekend op de dag voorafgaand aan de datum van ingang van het deeltijdpensioen. In geval van een deeltijdpensioen als genoemd in artikel 17.1.9 wordt over het deeltijdpensioen een vervroegingsaftrek als omschreven in artikel 17.2.2 berekend. Het tijdelijk ouderdomspensioen bedraagt maximaal het tijdelijk ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.2.3 vermenigvuldigd met het door de Gewezen Deelnemer gekozen percentage deeltijdpensioen.
17.1.14 Een ingegaan deeltijdpensioen kan niet worden gewijzigd.
17.1.15 De Deelnemer of de Gewezen Deelnemer die met deeltijdpensioen gaat als bedoeld in artikel 17.1, heeft de mogelijkheid om met de ingang van het deeltijdpensioen te kiezen voor omzetting en/of variabel pensioen met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 17.4 en 17.5.
17.2 Eerder met pensioen
17.2.1 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer die ten minste zes maanden Gewezen Deelnemer is heeft het recht om eenmalig een lagere Pensioengerechtigde Leeftijd te kiezen dan de Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar als vermeld in artikel 5, met dien verstande dat de gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd niet mag liggen vóór de leeftijd van 55 jaar.
Indien de Deelnemer of Gewezen Xxxxxxxxx van het recht op vervroeging gebruik wil maken, dient de Deelnemer dit uiterlijk zes maanden en de Gewezen Deelnemer dit uiterlijk twee maanden, maar niet eerder dan twaalf maanden vóór de door hem
beoogde Pensioengerechtigde Leeftijd schriftelijk aan het Pensioenfonds mee te delen middels het daartoe bestemde (online) formulier op het deelnemersportaal.
De Deelnemer is verplicht gelijktijdig een kopie van het formulier aan de Werkgever te verstrekken. De gestelde termijn van uiterlijk zes maanden geldt niet voor de Deelnemer wiens dienstverband met toepassing van de “Shell in Nederland regeling bij overtolligheid” wordt beëindigd.
Voor een Deelnemer geldt de op grond van dit artikel 17.2 gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd onder de voorwaarde dat hij niet overlijdt vóór het bereiken van deze gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd en onder de voorwaarde dat aan de Deelnemer vóór het bereiken van die Pensioengerechtigde Leeftijd niet een arbeidsongeschiktheidspensioen als bedoeld in artikel 12 is toegekend.
17.2.2 Indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid als bedoeld in artikel 17.2.1 wordt het in artikel 15.1 of 15.2 genoemde ouderdomspensioen verminderd met een van de gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd afhankelijke vervroegingsaftrek. Het bedrag van de vervroegingaftrek wordt berekend met gebruikmaking van factoren die staan vermeld in de bijlage bij dit Reglement . Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
17.2.3 Een deel van het ouderdomspensioen kan op verzoek van de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer worden omgezet in een tijdelijk ouderdomspensioen. Het tijdelijke ouderdomspensioen gaat in op de dag volgend op de (aangepaste) Pensioendatum en wordt uitgekeerd tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde de AOW-leeftijd bereikt, of tot en met de laatste dag van de maand waarin de Gepensioneerde is overleden, indien dat eerder is.
De hoogte van het tijdelijke ouderdomspensioen kan door de Deelnemer of Gewezen Deelnemer worden bepaald tot een maximumbedrag per jaar. Dit maximum is gelijk aan twee keer het volle bedrag (inclusief vakantietoeslag) van een gehuwde AOW- gerechtigde met een partner die AOW-gerechtigd is, zoals dit luidt op grond van de Algemene Ouderdomswet op 1 juli voorafgaand aan de vaststelling van de Pensioengrondslag. De aanspraak op tijdelijk ouderdomspensioen wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW-uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement.
Indien de Gepensioneerde een tijdelijk ouderdomspensioen geniet op grond van enig ander door het Pensioenfonds uitgevoerd reglement dan dit Reglement en/of in verband met deeltijdpensioen, dient de som van alle tijdelijke ouderdomspensioenen het bovengenoemde maximum niet te overstijgen.
De omzetting vindt plaats met gebruikmaking van factoren die staan vermeld in de bijlage bij dit Reglement. Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na
advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
17.2.4 Bij de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen wordt geen rekening gehouden met de vermindering van het ouderdomspensioen op grond van dit artikel 17.2.
17.2.5 Conform het bepaalde bij en krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 kan vervroeging van de Pensioengerechtigde Leeftijd eerder dan 5 jaar voorafgaand aan het bereiken van de voor de Deelnemer of Gewezen Deelnemer geldende AOW-leeftijd alleen plaatsvinden, indien en voor zover de Deelnemer of Gewezen Deelnemer schriftelijk aan het Pensioenfonds verklaart dat een arbeidsovereenkomst of het verrichten van betaalde werkzaamheden als ondernemer wordt beëindigd.
17.3 Later met pensioen
17.3.1 De Deelnemer en de Werkgever kunnen in onderling overleg afspreken de Pensioengerechtigde Leeftijd van de Werknemer te verhogen. Ook de Gewezen Xxxxxxxxx heeft het recht om zijn Pensioengerechtigde Leeftijd te verhogen. De Pensioengerechtigde Leeftijd kan op grond van dit artikel niet hoger zijn dan 70 jaar. Een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd wordt pas van kracht op het moment dat de oorspronkelijke Pensioengerechtigde Leeftijd is bereikt.
17.3.2 Het Pensioenfonds dient ten minste twee maanden vóór de ingang van de verhoogde Pensioengerechtigde Leeftijd van de afspraak tussen de Deelnemer en de Werkgever als bedoeld in artikel 17.3.1, onder overlegging van een kopie van de bedoelde afspraak, door de Werknemer in kennis te worden gesteld. Het Pensioenfonds dient ten minste twee maanden vóór de ingang van de verhoogde Pensioengerechtigde Leeftijd daarvan door de Gewezen Deelnemer in kennis te worden gesteld.
17.3.3 In geval van een verhoging van de Pensioengerechtigde Leeftijd als bedoeld in artikel
17.3.1 wordt het in artikel 15.1 genoemde ouderdomspensioen vermeerderd met een van de gekozen Pensioengerechtigde Leeftijd afhankelijke uitsteltoeslag. Het bedrag van de uitsteltoeslag wordt berekend met gebruikmaking van factoren die staan vermeld in de bijlage bij dit Reglement. Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
Onverminderd het voorafgaande geldt dat het ouderdomspensioen in betaling komt op de dag volgend op de Pensioendatum. Onder ouderdomspensioen wordt in dit verband verstaan het ouderdomspensioen zoals dat luidt op de hiervoor genoemde datum vermeerderd met een tot die datum berekende uitsteltoeslag. De dag vóór de ingangsdatum geldt dan als Pensioendatum en er vindt geen verdere pensioenopbouw meer plaats.
17.3.4 Bij de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen wordt geen rekening gehouden met de vermeerdering van het ouderdomspensioen op grond van dit artikel 17.3.
17.4 Keuzes op Pensioendatum
17.4.1 Omzetting
17.4.1.1 De Deelnemer of Gewezen Deelnemer kan het Pensioenfonds eenmalig verzoeken om met ingang van de Pensioendatum:
a. de verhouding tussen de hoogte van het op de Pensioendatum van toepassing zijnde ouderdomspensioen en de hoogte van de op de Pensioendatum van toepassing zijnde aanspraak op partnerpensioen zodanig te wijzigen dat het doorlopend partnerpensioen 0, 30, 50, of 70 procent van het doorlopend ouderdomspensioen bedraagt. Bij omzetting van het ouderdomspensioen wordt het aanvullend partnerpensioen pro rata verlaagd;
óf
b. de verhouding tussen de hoogte van het op de Pensioendatum van toepassing zijnde ouderdomspensioen en de hoogte van het op de Pensioendatum van toepassing zijnde partnerpensioen zodanig te wijzigen dat een pensioen ontstaat dat uitgekeerd wordt zolang de Gepensioneerde en diens Partner in leven zijn, en bij overlijden van de Gepensioneerde of diens Partner wordt verminderd met naar keuze 30 of 50 procent.
Het daartoe door het Pensioenfonds beschikbaar gestelde (online) keuzeformulier via het deelnemersportaal dient, vergezeld van de schriftelijke toestemming van de Partner, ten minste twee maanden vóór de Pensioendatum bij het Pensioenfonds te worden ingediend.
17.4.1.2 Indien de Deelnemer of Gewezen Deelnemer op de Pensioendatum geen Partner heeft wordt het doorlopend en (indien van toepassing) het aanvullend partnerpensioen geheel omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen.
17.4.1.3 De omzetting als bedoeld in dit artikel 17.4.1 vindt plaats met gebruikmaking van factoren die staan vermeld in de bijlage bij dit Reglement. Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
17.4.2 Variabel pensioen
17.4.2.1 Na toepassing van de flexibiliseringsmogelijkheden als bedoeld in de artikelen 17.1 tot en met 17.3 en 17.4.1 kan de (Gewezen) Deelnemer het Pensioenfonds eenmalig verzoeken om met ingang van de Pensioendatum en gedurende een nader door hem aan te geven periode hetzij uitgedrukt in een aantal jaren met een minimum van één jaar en een maximum van tien jaren, hetzij tot en met de maand waarin de (Gewezen) Deelnemer diens AOW-leeftijd bereikt, zijn aanspraak op het doorlopend ouderdomspensioen te verhogen of te verlagen. Het verzoek dient ten minste twee maanden vóór de Pensioendatum bij het Pensioenfonds te worden ingediend.
17.4.2.2 Bij een tijdelijke verhoging van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.4.2.1 wordt gedurende de periode van de verhoging een tijdelijke toeslag toegepast en daarna een aftrek. Bij een tijdelijke verlaging van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 17.4.2.1 wordt gedurende de periode van de verlaging een tijdelijke aftrek toegepast en daarna een toeslag. De toeslag of de aftrek wordt berekend met gebruikmaking van factoren die staan vermeld in de bijlage bij dit Reglement. Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
17.4.2.3 Het verschil tussen de hoogste en de laagste uitkering als bedoeld in artikel 17.4.2.1 kan 15, 20, 25, 30 of 33 1/3 procent van de laagste uitkering bedragen.
17.4.2.4 Bij de vaststelling van de hoogte van het partnerpensioen wordt geen rekening gehouden met de verhoging of verlaging van het in dit artikel bedoelde pensioen.
17.5 Beperking bij flexibiliseringsmogelijkheden
De in dit artikel 17 beschreven flexibiliseringmogelijkheden kunnen niet worden uitgeoefend indien en voor zover die uitoefening tot gevolg heeft dat (een) reeds toegekend bijzonder partnerpensioen niet meer in mindering gebracht kan worden op het partnerpensioen en/of een toegekend recht op uitbetaling van een vereveningsgerechtigde als bedoeld in artikel 11.2 niet meer in mindering gebracht kan worden op het ouderdomspensioen.
18.1 Vaststelling in euro’s
Alle pensioenen krachtens dit Reglement zijn uitgedrukt in euro’s. Bedragen in een andere munteenheid, worden ter berekening van de pensioenen omgerekend in euro’s op basis van door het Pensioenfonds te bepalen koersen.
18.2 Pensioenbetalingen
18.2.1 De uitbetaling van pensioenen vindt plaats aan de rechthebbende of aan diens wettelijke vertegenwoordiger. Ten aanzien van een wezenpensioen kan het Pensioenfonds bepalen, dat betaling zal geschieden aan de werkelijke verzorger.
18.2.2 Uitbetaling van een pensioen vindt alleen plaats als dit schriftelijk bij het Pensioenfonds is aangevraagd. Deze aanvraag kan vanaf één jaar vóór de dag waarop het pensioen ingaat worden ingediend.
18.2.3 Ingegane pensioenen zijn betaalbaar in een lidstaat van de Europese Unie en worden maandelijks uiterlijk op de vijfde werkdag van de maand waarop de betaling betrekking heeft voldaan. Bij betaling buiten Nederland zal het Pensioenfonds transactiekosten op de pensioenbetaling in mindering brengen. Ingegane pensioenen worden niet gesplitst uitbetaald, tenzij de wet anders bepaalt.
18.3 Afkoop kleine pensioenen
18.3.1 Het Pensioenfonds zal een recht op partnerpensioen en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de nabestaanden van de Deelnemer , Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde afkopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag. De afkoop geschiedt conform het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde.
18.3.2 Het Pensioenfonds zal een aanspraak op bijzonder partnerpensioen afkopen, indien de uitkering van het partnerpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder zal bedragen dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag. De afkoop geschiedt conform het bij en krachtens de Pensioenwet bepaalde.
18.3.3 Het Pensioenfonds heeft het recht om op de Pensioendatum , de aanspraak op ouderdomspensioen en het bijbehorend partnerpensioen en wezenpensioen af te kopen indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan het op basis van artikel 66 van de Pensioenwet bepaalde bedrag en de gepensioneerde instemt met de afkoop.
18.3.4 Afkoop van xxxxx xxxxxxxxx, partner of bijzonder partnerpensioen als bedoeld in dit artikel geschiedt op basis van de omzettingsfactoren als vermeld in de bijlage bij dit Reglement. Deze factoren worden door het Pensioenfonds vastgesteld na advies van de actuaris. Periodiek besluit het Pensioenfonds, na advies van de actuaris, of deze factoren aangepast moeten worden.
19.1 Onvoorwaardelijke indexatie van uitgestelde en ingegane pensioenen
Jaarlijks per 1 februari wordt een toegekend wezenpensioen, een doorlopend partnerpensioen dat in betaling is gekomen en waarbij en voor zolang als de Pensioendatum van de overleden Deelnemer of Gewezen Deelnemer nog niet is bereikt, alsmede een toegekend aanvullend partnerpensioen aangepast overeenkomstig de toename van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, berekend als gemiddelde van de volgende twee referentieperiodes: de periode van november van het jaar voorafgaande aan het voorafgaande jaar tot november van het voorafgaande jaar, en dezelfde periode daaraan voorafgaand, waarbij dit gemiddelde maximaal 5% zal bedragen.
Als de voorafgaande berekening zou leiden tot een negatieve aanpassing van de pensioenrechten en pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel 19.1. zullen deze pensioenrechten en pensioenaanspraken niet worden verlaagd.
19.2 Voorwaardelijke indexatie van uitgestelde en ingegane pensioenen van Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden
Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks per 1 februari indexatie verleend van maximaal de toename van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van november van het jaar voorafgaande aan het voorafgaande jaar tot november van het voorafgaande jaar. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke indexatie is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De indexatieverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
Voor indexatie komen in aanmerking pensioenrechten en pensioenaanspraken, anders dan de pensioenen als bedoeld in artikel 19.1, die zijn toegekend vóór 1 februari van het desbetreffende jaar. Indien de financiële middelen dat toestaan, kan het Pensioenfonds daarbij besluiten dat in het verleden niet toegekende of slechts gedeeltelijk niet toegekende indexaties (gedeeltelijk) worden ingehaald. Inhaalindexatie heeft alleen betrekking op toekomstige betalingen.
Als sprake is van een afname van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek over de referentieperiode van november van het jaar voorafgaande aan het voorafgaande jaar tot november van het voorafgaande jaar, zullen de pensioenrechten en pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel 19.2 niet worden verlaagd. Als het Bestuur daarna besluit tot het verlenen van voorwaardelijke indexatie en inhaalindexatie overeenkomstig dit artikel 19.2, dan zal zo’n indexatie of inhaalindexatie eerst worden
aangewend om de afnamen(n) van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” (volledig) te compenseren.
19.3 Onvoorwaardelijke indexatie van pensioenaanspraken van Deelnemers
Jaarlijks per 1 februari worden op grond van artikel 8 opgebouwde pensioenaanspraken van Deelnemers aangepast overeenkomstig de toename van het “afgeleide prijsindexcijfer alle huishoudens” zoals dat wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek, berekend als gemiddelde van de volgende twee referentieperiodes: de periode van november van het jaar voorafgaande aan het voorafgaande jaar tot november van het voorafgaande jaar, en dezelfde periode daaraan voorafgaand, waarbij dit gemiddelde maximaal 5% zal bedragen.
Als de voorafgaande berekening zou leiden tot een negatieve aanpassing van de pensioenaanspraken als bedoeld in dit artikel 19.3. zullen deze pensioenaanspraken niet worden verlaagd.
19.4 Slotbepaling indexatiemaatstaf artikel 19.1 en 19.3
De in artikel 19.1 en 19.3 genoemde indexatiemaatstaf geldt voor een tijdelijke periode eindigend op 31 december 2026 (of zoveel eerder als de wijzigingen op grond van de Wet toekomst pensioenen worden geïimplementeerd). Mocht de Wet toekomst pensioenen op 1 januari 2027 nog niet zijn geimplementeerd, dan geldt vanaf dat moment als indexatiemaatstaf de ontwikkeling van de meerderheid van de 100% schaalposities van de salarisgroepen 1 tot en met 15, zoals die worden gehanteerd in het beloningssysteem van Shell Nederland B.V.
Een pensioenaanspraak of recht dat krachtens dit Reglement is verkregen is strikt persoonlijk en mag zonder schriftelijke toestemming van het Pensioenfonds niet worden gecedeerd, in pand gegeven of op enigerlei andere wijze worden vervreemd of bezwaard.
21.1 Bijzondere gevallen
21.1.1 Het Pensioenfonds is bevoegd van de bepalingen van dit Reglement af te wijken indien in een individueel geval of voor één of meer groepen van Deelnemers , Gewezen Deelnemers en/of Pensioengerechtigden een strikte toepassing van dit Reglement naar het oordeel van het Pensioenfonds tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de aanspraken of rechten van de betrokkene(n) door deze afwijking geen
vermindering ondergaan. Het in de vorige volzin bepaalde geldt op voorwaarde dat de afwijkende regeling niet in strijd is met enige wettelijke bepaling en dat de afwijkende regeling schriftelijk wordt vastgelegd.
21.1.2 In alle gevallen waarin dit Reglement niet voorziet, beslist het Bestuur van het Pensioenfonds.
21.2 Geen uitkering bij misdrijf
Er bestaat geen recht op een (bijzonder) partnerpensioen of een wezenpensioen indien de ingang van dat pensioen een gevolg is van enig misdrijf, dat heeft geleid tot een veroordeling van begunstigde als dader of medeplichtige.
21.3 Toepasselijk recht en geschillenbeslechting
Alle rechtsbetrekkingen terzake van dit Reglement bestaande tussen het Pensioenfonds, een Werkgever en/of een Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde , alsmede overige personen die recht hebben of aanspraak maken op enige uitkering van het Pensioenfonds, zijn onderworpen aan Nederlands Recht. Alle geschillen die daaruit voortvloeien of die daarmee verband houden zullen, met inachtneming van het bepaalde in de door het Pensioenfonds vastgestelde Klachtenprocedure, worden voorgelegd aan de bevoegde rechter te ‘s-Gravenhage.
21.4 Korting pensioenaanspraken en pensioenrechten door Pensioenfonds
Het Bestuur kan, na overleg met de certificerend actuaris en bij wijziging van dit Reglement, de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen in een situatie als bedoeld in artikel 134, lid 1, van de Pensioenwet. Het Bestuur informeert de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, Pensioengerechtigden en de Werkgevers onverwijld schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten. De hiervoor bedoelde vermindering kan op zijn vroegst drie maanden nadat de Pensioengerechtigden zijn geïnformeerd en een maand nadat de Deelnemers, Gewezen Deelnemers, de Werkgevers en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
21.5 Wijziging pensioenovereenkomst
De Werkgever kan de pensioenovereenkomst zonder instemming van de Werknemer wijzigen indien er sprake is van een zodanig zwaarwichtig belang van de Werkgever dat het belang van de Werknemer dat door de wijziging zou worden geschaad daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken.
22.1 Werkingssfeer in de periode 1 januari 2014 tot 1 januari 2015
22.1.1 De bepalingen uit dit Reglement zijn van toepassing op Werknemers die op 31 december 2013 als Deelnemer diensttijd opbouwden onder Reglement V dan wel op die datum met onbetaald verlof of ouderschapsverlof waren onder Reglement V. De bepalingen uit dit Reglement zijn niet van toepassing op Werknemers die op 31 december 2013 als Deelnemer diensttijd opbouwden op grond van artikel 2.3.2 of overgangsregeling 9 van Reglement V.
22.1.2 Voor Werknemers op wie dit Reglement van toepassing is, worden alle aanspraken uit het aan dit Reglement voorafgaande Reglement V vervangen door aanspraken krachtens dit Reglement, tenzij aan een Werknemer op zijn verzoek een premievrije aanspraak op een uitgesteld pensioen is toegekend op basis van de onder Reglement V per 31 december 2013 opgebouwde pensioenaanspraken. In dat geval tellen de pensioenjaren onder Reglement V niet mee als pensioenjaren onder dit Reglement.
22.2 Werkingssfeer vanaf 1 januari 2015 tot 1 januari 2017
22.2.1 Vanaf 1 januari 2015 zijn de bepalingen uit dit Reglement van toepassing op Werknemers als bedoeld in de eerste volzin van artikel 22.1.1, alsmede op Werknemers die op 31 december 2014 als Deelnemer diensttijd opbouwden op grond van artikel
2.2.2 van Reglement V.
22.2.2 Voor Werknemers die op 31 december 2014 als Deelnemer diensttijd opbouwden op grond van artikel 2.2.2 van Reglement V, worden alle aanspraken uit het aan dit Reglement voorafgaande Reglement V vervangen door aanspraken krachtens dit Reglement.
22.2.3 Voor Werknemers op wie dit Reglement per 1 januari 2015 van toepassing is, worden per die datum de opgebouwde aanspraken volgens het tot en met 31 december 2014 van toepassing zijnde eindloonsysteem in dit Reglement dan wel in het aan dit Reglement voorafgaande Reglement V, omgezet in aanspraken volgens het vanaf 1 januari 2015 van toepassing zijnde middelloonsysteem in dit Reglement.
22.3 Werkingssfeer vanaf 1 januari 2017
Vanaf 1 januari 2017 zijn de bepalingen uit dit Reglement van toepassing op Werknemers die op 31 december 2016 als Deelnemer diensttijd opbouwden onder dit Reglement dan wel op laatstgenoemde datum met onbetaald verlof of ouderschapsverlof waren onder dit Reglement, en aansluitend vanaf 1 januari 2017 als Deelnemer diensttijd opbouwen onder dit Reglement dan wel op die datum met onbetaald verlof of ouderschapsverlof zijn onder dit Reglement.
22.4 Inwerkingtreding
Dit Reglement is in werking getreden op 1 januari 2014 onder de naam “Reglement VI” en is laatstelijk gewijzigd per 2 mei 2024 en treedt met terugwerkende kracht per
1 februari 2024 in werking.
22.5 Wijziging
Dit Reglement kan worden gewijzigd conform het bepaalde in artikel 11 leden 3 en 4 en de artikelen 12 en 28 van de Statuten.
1 Samenvoeging Reglement I, Reglement II, Reglement III, Reglement IV, Reglement V, Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A en Billiton reglement buitenland B zoals deze golden tot en met 31 december 2016, met dit Reglement per 1 januari 2017
Per 1 januari 2017 zijn Reglement I, Reglement II, Reglement III, Reglement IV, Reglement V, Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A en Billiton reglement buitenland B zoals deze golden tot en met 31 december 2016, samengevoegd met dit Reglement. Alle premievrije pensioenaanspraken en –rechten die onder de in de vorige volzin bedoelde oude reglementen van het Pensioenfonds tot en met 31 december 2016 zijn opgebouwd, zijn per 1 januari 2017 onder dit Reglement gebracht met behoud van de op 31 december 2016 geldende Pensioendatum.
2 Pensioendatum
Voor aanspraken op ouderdomspensioen uit hoofde van Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A en Billiton reglement buitenland B die per 1 januari 2017 zijn ondergebracht in dit Reglement conform overgangsregeling 1, geldt dat voor de definitie van “Pensioendatum” in artikel 1.2 van dit Reglement wordt gelezen: “De eerste dag van de maand waarin de Gewezen Deelnemer de Pensioengerechtigde Leeftijd bereikt”.
3 Einddatum tijdelijk ouderdomspensioen
3.1 Een aanspraak of recht op tijdelijk ouderdomspensioen dat onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement is gebracht, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 17.2.3 van dit Reglement uitgekeerd tot en met de maand voorafgaande aan de maand waarin de Gepensioneerde de 65-jarige leeftijd bereikt.
3.2 Voor vrouwelijke Deelnemers die vóór 1 januari 1985 in Reglement II of Reglement III Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden, en die op 1 januari 2017 een jongere Partner hebben, wordt in artikel 3.1 van deze overgangsregeling voor “Gepensioneerde” gelezen: “Partner ”.
4 Handhaven per 1 januari 2017 van de per 31 december 2005 opgebouwde compensatie niet verzekerde jaren onder Reglement I, Reglement II, Reglement III, Reglement IV, Reglement V, Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A en Billiton reglement buitenland B zoals deze golden tot en met 31 december 2016
Voor Gewezen Deelnemers en Pensioengerechtigden zijn de rechten op compensatie niet verzekerde jaren uit hoofde van Reglement I, Reglement II, Reglement III, Reglement IV, Reglement V, Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A en Billiton reglement buitenland B zoals deze golden tot en met 31 december 2016 per 1 januari 2017 ondergebracht in dit Reglement conform
overgangsregeling 1.
De leeftijd waarop de onder deze overgangsregeling 4 bedoelde pensioenen ingaat is de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt. Er vindt geen toekomstige opbouw plaats van de hiervoor genoemde pensioenaanspraken.
De aanspraak op compensatie niet verzekerde jaren wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW- uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement.
5 Handhaven per 1 januari 2018 van de per 31 december 2005 opgebouwde compensatie niet verzekerde jaren onder Reglement IV
Voor Deelnemers die vóór 1 januari 2006 zijn toegetreden tot het Pensioenfonds en
◼ waarvan de per 31 december 2005 onder het op dat moment geldende Reglement IV opgebouwde pensioenaanspraken zijn omgezet in pensioenaanspraken onder Reglement V; en
◼ waarvan de per 31 december 2013 onder het op dat moment geldende Reglement V opgebouwde pensioenaanspraken zijn omgezet in pensioenaanspraken onder dit Reglement; en
◼ die per 31 december 2005 onder Reglement IV een opgebouwde aanspraak op compensatie niet verzekerde jaren als bedoeld in artikel 14 van Reglement IV hadden;
◼ voor wie de per 31 december 2013 bestaande rechten op de in Reglement V geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 65 jaar actuarieel neutraal zijn omgezet naar rechten op de vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar;
alsmede voor hen op wie bovenstaande criteria van toepassing zijn en die vanaf 1 januari 2014 onder dit Reglement Gewezen Deelnemer zijn geworden, zijn de per 1 januari 2018 bestaande rechten op de vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar actuarieel neutraal omgezet naar rechten op de vanaf 1 januari 2018 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.
Indien de Deelnemer of de Gewezen Deelnemer op grond van artikel 17.2 van dit Reglement een lagere Pensioengerechtigde Leeftijd kiest, wordt de Pensioengerechtigde Leeftijd voor de onder deze overgangsregeling 5 bedoelde pensioenen ook verlaagd. De leeftijd waarop de onder deze overgangsregeling 5 bedoelde pensioenen ingaan is gelijk aan de lagere Pensioengerechtigde Leeftijd, maar voor wat betreft de compensatie niet verzekerde jaren niet lager dan de leeftijd op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt. De onder deze overgangsregeling 5 bedoelde pensioenen worden dan verminderd met een voor de desbetreffende vervroeging geldende vervroegingsaftrek. Er vindt geen toekomstige opbouw plaats van de hiervoor genoemde pensioenaanspraken.
Bij overlijden van de Deelnemer, de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde gaat de onder deze overgangsregeling 5 bedoelde compensatie niet verzekerde jaren voor de achterblijvende partner in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de partner diens AOW-leeftijd bereikt.
De per 1 januari 2018 opgebouwde aanspraak op compensatie niet verzekerde jaren wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW- uitkering. Onder AOW-uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement.
6 Ingangsdatum doorlopend partnerpensioen en wezenpensioen
Voor de Partner en/of het Kind van een gewezen Deelnemer of Gepensioneerde wiens aanspraken of rechten uit hoofde van Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A of Billiton reglement buitenland B onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement zijn gebracht, gaat, in afwijking van het bepaalde in artikel
10.1.2.2 en/of 10.2.2 van dit Reglement, het doorlopend partnerpensioen en/of wezenpensioen in op de eerste dag van de maand waarin de gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is overleden.
7 Einddatum aanvullend partnerpensioen
Een aanspraak of recht op aanvullend partnerpensioen dat onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement is gebracht, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 10.1.3.3 van dit Reglement uitgekeerd tot en met de maand voorafgaande aan de maand waarin de Partner de 65-jarige leeftijd bereikt.
8 Vermindering doorlopend partnerpensioen
Voor Deelnemers die vóór 1 januari 2006 Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden dan wel zijn overleden, is het doorlopend (bijzonder) partnerpensioen, nadat dit is verminderd met een eventuele aftrek wegens parallelle pensioenen als bedoeld in overgangsregeling 11 van dit Reglement, verminderd met anderhalf procent voor ieder vol jaar dat de (bijzondere) partner meer dan tien jaar jonger is dan de (overleden) Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde.
9 Vermindering partnerpensioen met (een) toegekend(e) bijzonder(e) partnerpensioen(en) bij overlijden van de Bijzondere Partner(s) vóór de Gepensioneerde
Voor Deelnemers die:
◼ vanaf 1 januari 1985 tot 1 juli 1996 onder Reglement III Gepensioneerde zijn geworden zonder eerst Gewezen Xxxxxxxxx te zijn geweest, en die gehuwd zijn vóór hun 65-jarige leeftijd en die op 31 december 2016 ouder dan 65 jaar zijn; of
◼ vanaf 1 juli 1996 tot 1 januari 2006 onder Reglement III of Reglement IV Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden, en die gehuwd zijn vóór de Pensioendatum die onder Reglement IV gold op 31 december 2016 en die op laatstgenoemde datum Gepensioneerde zijn;
geldt dat in de tweede volzin van artikel 10.1.4 van dit Reglement voor “Pensioengerechtigde Leeftijd” wordt gelezen: “Gepensioneerde”.
10 Wezenpensioen
10.1 Voor Deelnemers die vóór 1 januari 2006 onder Reglement I, Reglement II, Reglement III of Reglement IV Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden dan wel zijn overleden, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2 van dit Reglement het wezenpensioen uitgekeerd:
◼ tot en met de maand waarin het Kind de 18-jarige leeftijd bereikt; of
◼ indien het Kind 18 jaar of ouder is, maar jonger dan 27 jaar, zijn tijd grotendeels aan studie besteedt en ten laste van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zou zijn gekomen als die niet was overleden, tot en met xxxxxxxx van het studiejaar waarin het Kind de studie beëindigt, maar uiterlijk tot de datum waarop het Kind de 27-jarige leeftijd bereikt; of
◼ tot en met de maand waarin het Kind is overleden.
10.2 Voor Deelnemers die vóór 1 januari 2006 onder Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A of Billiton reglement buitenland B Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden dan wel zijn overleden, wordt in afwijking van het bepaalde in artikel 10.2.2 van dit Reglement het wezenpensioen uitgekeerd:
◼ tot en met de maand waarin het Kind de 21-jarige leeftijd bereikt; of
◼ indien het Kind 21 jaar of ouder is, maar jonger dan 27 jaar, zijn tijd grotendeels aan studie besteedt en ten laste van de Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zou zijn gekomen als die niet was overleden, tot en met xxxxxxxx van het studiejaar waarin het Kind de studie beëindigt, maar uiterlijk tot de datum waarop het Kind de 27-jarige leeftijd bereikt; of
◼ tot en met de maand waarin het Kind is overleden.
11 Aftrek wegens parallelle pensioenen
11.1 De pensioenen zijn verminderd met alle tot 1 januari 2006 in België, Curaçao, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland en bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij opgebouwde parallelle pensioenen waarop de aanspraak en pensioengerechtigden recht hebben. Het Bestuur heeft een zodanig deel daarvan buiten beschouwing gelaten als, naar zijn oordeel, is toe te rekenen aan andere jaren dan de diensttijd van de aanspraak en pensioengerechtigden.
11.2 Het bedrag van de aftrek wegens parallelle pensioenen gerekend over een jaar is nimmer meer dan het bedrag van de parallelle pensioenen waarop de aanspraak of pensioengerechtigde gerekend over hetzelfde jaar recht heeft.
11.3 Geen rekening is en zal worden gehouden met een vrijwillige afstand van een parallel pensioen. Daaronder wordt niet begrepen het verlaten van België, Curaçao, Frankrijk, het Verenigd Koninkrijk, Zwitserland dan wel het beëindigen van de pensioenopbouw bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij, tenzij het Bestuur anders beslist.
11.4 Het bedrag van de aftrek wegens parallelle pensioenen, uitgezonderd bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij opgebouwde parallelle pensioenen, wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de ontwikkeling van de AOW-uitkering. Onder AOW-uitkering wordt verstaan de AOW als bedoeld in artikel 14.1.1 van dit Reglement. Deze jaarlijkse aanpassing vindt plaats tot de eerste dag van de maand waarin de compensatie niet verzekerde jaren zoals bedoeld in de overgangsregelingen 4 en 5 bij dit Reglement ingaat.
11.5 Het bedrag van de aftrek wegens bij de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij opgebouwde parallelle pensioenen op een ouderdomspensioen, een doorlopend partnerpensioen, een wezenpensioen of een arbeidsongeschiktheidspensioen, wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig de door de Stichting Bedrijfspensioenfonds voor de Koopvaardij in de periode van 1 februari van het voorafgaande jaar tot 1 februari van het desbetreffende jaar verleende indexatie op ouderdomspensioen.
12 Beperking bij flexibiliseringsmogelijkheden
Voor Deelnemers die vóór 1 januari 2006 onder Reglement I, Reglement II, Xxxxxxxxx XXX, Reglement IV, Billiton reglementen oud regime, Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A of Billiton reglement buitenland B Gewezen Deelnemer zijn geworden, is het bepaalde in de artikelen 17.1.5 en 17.2.3 van dit Reglement niet van toepassing.
13 Arbeidsongeschiktheid op of vóór 1 januari 2014
Voor Deelnemers die
◼ op 31 december 2014 deelnamen in Reglement V en op of vóór 1 januari 2014 recht hebben gekregen op een arbeidsongeschiktheidspensioen en recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen; en
◼ voor wie de per 31 december 2014 onder het op dat moment geldende Reglement V opgebouwde pensioenaanspraken op de in Reglement V geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 65 jaar actuarieel neutraal zijn omgezet naar rechten in dit Reglement op de vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar;
zijn de per 1 januari 2018 opgebouwde pensioenaanspraken op de vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd
van 67 jaar actuarieel neutraal omgezet naar rechten op de vanaf 1 januari 2018 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 13 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3 dan wel 14.1.6 van dit Reglement, dat het arbeidsongeschiktheidspensioen en het recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer de 65-jarige leeftijd bereikt dan wel tot en met de laatste dag van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid, of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 13 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 1.2 van dit Reglement, dat onder Pensioengrondslag wordt verstaan: het Pensioenbasissalaris vermeerderd met eventuele Pensionabele Toeslagen.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 13 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 van dit Reglement, dat het maximum als bedoeld in dat artikel wordt gebaseerd op de voor de desbetreffende Deelnemer geldende Pensioengrondslag per 31 december 2014, zonder rekening te houden met de Vierde Grens. Voor het overige is artikel 14.1.1. van toepassing. Als het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen hoger is dan het in de vorige volzin bedoelde maximum, geldt het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen als maximum.
14 Arbeidsongeschiktheid vanaf 1 februari 2014 tot 1 februari 2018
Voor Deelnemers die vanaf 1 februari 2014 tot 1 februari 2018 recht hebben gekregen op een arbeidsongeschiktheidspensioen en recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen, zijn de per 1 januari 2018 onder dit Reglement opgebouwde pensioenaanspraken op de vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar actuarieel neutraal omgezet naar rechten in dit Reglement op de vanaf 1 januari 2018 in dit Reglement geldende Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 14 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 12.3 dan wel 14.1.6 van dit Reglement, dat het arbeidsongeschiktheidspensioen en recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Deelnemer de 67-jarige leeftijd bereikt dan wel tot en met de laatste dag van de eerdere beëindiging van de Arbeidsongeschiktheid , of in geval van eerder overlijden van de Deelnemer, tot en met de laatste dag van de maand waarin de Deelnemer is overleden.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 14 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 1.2 van dit Reglement, dat onder Pensioengrondslag wordt verstaan: het Pensioenbasissalaris vermeerderd met eventuele Pensionabele Toeslagen.
Voor Deelnemers als bedoeld in deze overgangsregeling 14 geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 van dit Reglement, dat het maximum als bedoeld in dat artikel wordt gebaseerd op de voor de desbetreffende Deelnemer geldende Pensioengrondslag per 31 december 2014, zonder rekening te houden met de Vierde Grens. Voor het overige is artikel 14.1.1. van toepassing. Als het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen hoger is dan het in de vorige volzin bedoelde maximum, geldt het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen als maximum.
15 Arbeidsongeschiktheid vanaf 1 februari 2014 tot 1 februari 2015
Voor Deelnemers die vanaf 1 februari 2014 tot 1 februari 2015 recht hebben gekregen op een arbeidsongeschiktheidspensioen en recht op voortzetting van de opbouw van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 12 dan wel 14 van dit Reglement, geldt in afwijking van het bepaalde in artikel 14.1.1 van dit Reglement, dat het maximum als bedoeld in dat artikel wordt gebaseerd op de voor de desbetreffende Deelnemer geldende Pensioengrondslag per 31 december 2014, zonder rekening te houden met de Vierde Grens. Voor het overige is artikel 14.1.1. van toepassing. Als het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen hoger is dan het in de vorige volzin bedoelde maximum, geldt het per 31 december 2014 opgebouwde ouderdomspensioen als maximum.
16 Aftrek wettelijke arbeidsongeschiktheidsuitkering
Vervallen
17 Indexatie pensioenen
17.1 Vervallen
17.2 Een toegekend doorlopend partnerpensioen dat in betaling is gekomen voor de Partner van een overleden Deelnemer, gewezen Deelnemer of Gepensioneerde wiens aanspraken of rechten uit hoofde van Billiton reglement Nederland, Billiton reglement buitenland A of Billiton reglement buitenland B onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement zijn gebracht, wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.1 van dit Reglement, met dien verstande dat in dat artikel voor “Pensioendatum van de overleden Deelnemer of Gewezen Deelnemer” wordt gelezen: “de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de Partner de 65-jarige leeftijd heeft bereikt”.
17.3 Een toegekend doorlopend partnerpensioen dat in betaling is gekomen voor de Partner van een overleden Deelnemer, gewezen Deelnemer of Gepensioneerde wiens aanspraken of rechten uit hoofde van Billiton reglementen oud regime onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement zijn gebracht, wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.2 van dit Reglement.
17.4 Een aanspraak of recht op doorlopend partnerpensioen dat uit hoofde van Xxxxxxxxx XXX, Reglement IV of Reglement V onder overgangsregeling 1 per 1 januari 2017 onder dit Reglement is gebracht, en waarvoor bij de vaststelling van de hoogte daarvan, in afwijking van het bepaalde in artikel 17.4.2.4 van dit Reglement, rekening is gehouden met de verhoging of verlaging van het doorlopend ouderdomspensioen, wordt jaarlijks per 1 februari aangepast overeenkomstig het bepaalde in artikel 19.2 van dit Reglement.
18 Verhoging ouderdomspensioen
Voor mannelijke Deelnemers die vóór 1 januari 1985 in Reglement II of Reglement III Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden, en die op 31 december 2016 Gepensioneerde en ongehuwd zijn, wordt per 1 januari 2017 een aanspraak op partnerpensioen geheel omgezet in een verhoging van het ouderdomspensioen.
19 AOW-compensatie
Voor Deelnemers die vóór 1 januari 1985 in Reglement II of Reglement III Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde zijn geworden, is per 1 januari 2017 de aanspraak of het recht op ongehuwdentoeslag geadministreerd als (extra) AOW-compensatie.
20 Omzetting pensioenaanspraken met een Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar in pensioenaanspraken met een Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar per 1 januari 2018
Per 1 januari 2018 zijn de pensioenaanspraken van Deelnemers en Gewezen Deelnemers waarvoor op basis van dit Reglement in de periode vanaf 1 januari 2014 tot en met 31 december 2017 een Pensioengerechtigde Leeftijd van 67 jaar gold, collectief actuarieel neutraal omgezet in pensioenaanspraken met een Pensioengerechtigde Leeftijd van 68 jaar.