TOEKOMST VOOR ISRAËL
TOEKOMST VOOR ISRAËL
EEN THEOLOGIE-HISTORISCH ONDERZOEK NAAR DE VISIE OP DE BEKERING DER JODEN EN DE TOEKOMST VAN ISRAËL BIJ ENGELSE PROTESTANTEN IN DE PERIODE 1547-1670, TEGEN DE ACHTERGROND VAN HUN ESCHATOLOGIE.
THEOLOGISCHE ACADEMIE UITGAANDE VAN DE XXXXXXXX XXXXXXXXXXXXXXXX TE KAMPEN
ter verkrijging van de titel van doctor in de godgeleerdheid, aan de Theologische Academie, uitgaande van de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx te Kampen, op gezag van de rector dr. A.J. Xxxxxx, hoogleraar in de Kerkgeschiedenis, in het openbaar te verdedigen op vrijdag 12 juni 1992 des namiddags te drie uur in de aula van de Theologische Universiteit, Oudestraat 6 te Kampen
Door
Xxxxxxx Xxx xxx Xxxxxxx,
geboren op 4 november 1961 te Rotterdam
DISSERTATIE-UITGEVERIJ MONDISS, KAMPEN - 1992
Digitale uitgave:
STICHTING DE GIHONBRON, MIDDELBURG, 2011
CIP-GEGEVENS KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK, DEN HAAG
Xxxxxxx Xxx xxx Xxxxxxx
Toekomst voor Israël: een theologie-historisch onderzoek naar de visie op de bekering der Joden en de toekomst van Israël bij de Engelse protestanten in de periode 1547- 1670, tegen de achtergrond van hun eschatologie / Xxxxxxx Xxx xxx Xxxxxxx. - Kampen: Mondiss
Proefschrift Theologische Academie, uitgaande van de Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxxx te Kampen. - Met lit. opg., reg. - Met samenvatting in het Engels.
ISBN 90-5337-013-7
NUGI 631
Trefw.: eschatologie / Joodse godsdienst ; geschiedenis; 1547-1670.
Promotor: Prof. dr. G.P. Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx: Prof. dr. A.J. Jelsma Referent: Dr. X.X.X. xxx xxx Xxxx
VOORWOORD
Met de voltooiing van dit proefschrift komt een einde aan een periode van bijna twaalf jaar, waarin ik, eerst als student, daarna als student-assistent en vanaf 1 december 1987 als assistent-in-opleiding, verbonden ben geweest aan de Theologische Universiteit van de Gereformeerde Kerken in Nederland te Kampen. Sinds ik mij in 1980 liet inschrijven, zijn zowel de naam als het gebouw vernieuwd, terwijl vele mensen die voor mij daar de sfeer bepaalden, vertrokken zijn. Velen hebben mij onderwezen, gestimuleerd, uitgedaagd en tot tegenspraak geprikkeld. Zonder hen en zonder het in mij gestelde vertrouwen, waardoor ik mij ruim vier jaar aan dit onderzoek kon wijden, zou dit proefschrift niet geschreven zijn.
Mijn hartelijke dank wil ik uitspreken aan Prof. dr. G.P. Hartvelt, onder wie ik vanaf juni 1986 als student-assistent aan het project “Anglicaans kerkblok” werkte. Uw colleges, samen met die van Xx. X. Xxxxxxxx, hebben mij laten zien dat theologie- geschiedenis een uitermate boeiend vak is. U hebt mij ook op het spoor gezet van het thema “Engeland en de Joden”. Als promotor hebt u mij de ruimte gegeven om te zoeken; vanuit uw kennis en belezenheid hebt u vele waardevolle aanwijzingen gegeven. Naarmate het manuscript vorderde, werden uw vragen indringender; daarmee hebt u in belangrijke mate bijgedragen aan het uiteindelijke resultaat. Uw vriendelijkheid heeft het tot een plezier gemaakt om onder uw begeleiding te werken. Ook mevrouw Dr. X.X.X. xxx xxx Xxxx en Prof. dr. A.J. Jelsma wil ik hartelijk danken voor het zorgvuldig lezen, de waardevolle suggesties en de inspirerende vragen. Uw bereidheid om meermalen de niet geringe hoeveelheid tekst door te nemen en van deskundig commentaar te voorzien, hebben mij gestimuleerd.
Graag noem ik ook degenen die verbonden zijn aan het Bureau en de Pedellerie van de Universiteit. Steeds waren zij meer dan bereid om op mijn vragen in te gaan of praktische hulp te verlenen.
Dit proefschrift draag ik op aan allen die mij laten delen in hun vriendschap.
INHOUD
Voorwoord
HOOFDSTUK 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING
1.1 Inleiding
1.2 Tot nu toe verricht onderzoek
1.2.1 Onderzoek rondom het begrip ‘philosemitisme’
1.2.2 Onderzoek binnen andere kaders
1.3 Vraagstelling
1.4 Motivatie van de gehanteerde indeling in periodes
HOOFDSTUK 2. DE PERIODE TOT 1589
2.1 Inleiding
2.2 De opkomst van de bezinning op het einde der tijden
2.2.1 De apocalyptische traditie
2.2.2 De afwijzing van het chiliasme
2.2.3 De eschatologie van de Engelse Protestanten en de bekering der Joden
2.3 Werken van buitenlandse theologen
2.3.1 De beoordeling van de Joden en de houding tegenover hen
2.3.2 De bekering der Joden in het kader van de eschatologie
2.3.3 Samenvatting
2.4 De werken van Engelse theologen 1547-1589
2.4.1 De beoordeling van de Joden
2.4.2 De bekering der Joden
2.4.3 Samenvatting
HOOFDSTUK 3. DE PERIODE 1589-1639
3.1 Inleiding
3.2 Profetisch verstaan van het verloop van de toekomst
3.2.1 Een toekomstige heilstijd?
3.2.2 Samenvatting
3.3 De beoordeling van de Joden
3.3.1 Naar het Evangelie vijanden om uwentwil ...
3.3.2 De blindheid der Joden ten aanzien van de Schrift en de Messias
3.3.3 Schuld, verwerping, lijden en de blijvende belofte
3.3.4 Joodse ceremoniën en gebruiken
3.3.5 Naar de verkiezing geliefden om der vaderen wil
3.3.6 Samenvatting
3.4 De houding ten opzichte van de Joden
3.4.1 Geen verachting, maar voorbede en medelijden
3.4.2 De Christenen als struikelblok voor de Joden
3.4.3 De houding der Christenen als prikkel tot bekering
3.4.4 Samenvatting
3.5 De bekering der Joden
3.5.1 Xxxxxx Xxxxxxx “De universali et novissima Iudaeorum vocatione”
3.5.2 De verkiezing van Israël en de bekering der Joden
3.5.3 De Tien Stammen
3.5.4 De middelen en de inzet voor de bekering der Joden
3.5.5 Xxxx Xxxxxxxxx
3.5.6 Samenvatting
3.6 De gevolgen van de bekering der Joden
3.6.1 Terugkeer naar Kanaän en herstel van de staat?
3.6.2 Samenvatting
3.7 Samenvatting van hoofdstuk 3
HOOFDSTUK 4. DE PERIODE 1640-1670
4.1 Inleiding
4.2 De discussie over de eschatologie
4.2.1 Profetisch verstaan van de toekomst en berekening der tijden
4.2.2 Het premillennialisme en zijn critici
4.2.3 De polemiek tussen Xxxxxx Xxxxx en Xxxxxxxxx Xxxxxx over de juiste interpretatie van profetieën
4.2.4 De Fifth Monarchy Men
4.2.5 Samenvatting
4.3 De beoordeling van en houding ten opzichte van de Joden
4.3.1 Beoordeling van de afwijzing van het christelijk geloof door de Joden
4.3.2 Pleidooien voor de toelating van de Joden tot Engeland
4.3.3 Menasseh ben Israel’s verzoekschriften
4.3.4 Negatieve reacties op Menasseh ben Israel’s verzoeken
4.3.5 Argumenten ten gunste van toelating der Joden tot Engeland
4.3.6 Samenvatting
4.4 De bekering der Joden
4.4.1 Bekering en verkiezing
4.4.2 Geheel Israël
4.4.3 De Tien Stammen
4.4.4 De middelen en de inzet voor de bekering der Joden
4.4.5 Samenvatting
4.5 De gevolgen van de bekering der Joden
4.5.1 Herstel van Israël als staat en het verkrijgen van de wereldheerschappij
4.5.2 Reacties op het optreden xxx Xxxxxxxx Xxx
4.5.3 Samenvatting
4.6 Samenvatting van hoofdstuk 4
HOOFDSTUK 5. CONCLUSIES
5.1 De apocalyptische traditie
5.2 De verkiezingsleer
5.3 De beoordeling van de Joden
5.4 De belangrijkste theologen en groeperingen
APPENDIX: BIOGRAFISCHE GEGEVENS LITERATUURLIJST
Bronnen
Secundaire literatuur NAAMSREGISTER SUMMARY
HOOFDSTUK 1. INLEIDING EN VRAAGSTELLING
1.1 INLEIDING
In deze studie willen wij onderzoeken welke opvattingen over de bekering der Joden en de toekomst van Israël door Engelse Protestanten werden ontwikkeld gedurende de periode tussen 1547 en 1670. Dit behandelen wij tegen de achtergrond van hun visies op het verloop van de geschiedenis tot aan de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel. Deze periode begint met de verschijning van Xxxx Xxxx’x commentaar op de Openbaring van Xxxxxxxx in 1547, het eerste geschrift van een Engelse Protestant waarin de verwachte bekering der Joden werd opgenomen in een beschrijving van het verloop van nog voor de Wederkomst van Christus te verwachten gebeurtenissen. Deze periode eindigt kort na de opkomst van de Joodse messiaanse beweging die ontstond rond Sabbatai Zvi, die zichzelf in 1665 in Smyrna tot Messias uitriep. Dit was betrekkelijk kort na 1656, het jaar waarin het aan de kleine Joodse gemeenschap in Londen was toegestaan een synagoge in te richten en hun eredienst te houden. Hoewel deze toestemming een officieus karakter droeg en de verbanning uit 1290 niet formeel was herroepen, was dit wel het effectieve einde van de periode waarin het de Joden verboden was in Engeland te verblijven.1
Aan deze toelating was een intensieve discussie voorafgegaan, vooral in reactie op de verzoekschriften van de Amsterdamse rabbijn Menasseh ben Israel. Uit de reacties, of beter gezegd, het grotendeels ontbreken daarvan, op de Joodse messiaanse beweging rondom Xxxxxxxx Zvi blijkt dat de bekering en toekomst der Joden nog slechts voor een kleine groep in Engeland onderwerp van theologische discussie waren. Ten gevolge van het vastlopen van de Puriteinse Revolutie en het herstel van het koningschap in 1660, hadden ook de hooggespannen verwachtingen, die voort- kwamen uit de eschatologie, hun greep op de Engelse Protestanten verloren.
Wij beperken ons tot de bestudering van die geschriften van Engelse Protestanten, waarin over de bekering der Joden en/of de toekomst van Israël gesproken wordt. Daarnaast gaan wij in op de werken van buitenlandse protestantse theologen, die in de onderzochte periode in het Engels vertaald of in Engeland gepubliceerd zijn en het denken van de bestudeerde Engelsen over Israël en de eschatologie hebben beïnvloed. De Engelse bronnen die in deze studie verwerkt zijn, zijn geselecteerd aan de hand van de Short Title Catalogue van zowel Xxxxxxx-Xxxxxxxx als die van Wing en aan de hand van bibliografieën in secundaire literatuur. Hierbij zijn wij er van uitgegaan dat geschriften die de verwachtingen ten aanzien van de toekomst van de Joden, of de eschatologie in het algemeen tot onderwerp hebben, dit duidelijk genoeg in hun titel uitdrukken. Alle commentaren op de brief van Xxxxxx aan de Romeinen en op de Openbaring van Xxxxxxxx, die tussen 1547 en 1670 in Engeland zijn verschenen, zijn geraadpleegd, evenals alle afzonderlijk verschenen geschriften over het Onze Vader. Wij zijn ons ervan bewust dat wij zo niet elke uitspraak over de Joden en hun toekomst, die te vinden is in geschriften van Engelse Protestanten uit deze periode, konden opsporen, maar wij zijn ervan overtuigd, dat wij op deze wijze hooguit een enkel werk dat breder op dit onderwerp ingaat, over het hoofd gezien hebben. Gezien de hoeveelheid theologische geschriften, die in de door ons bestudeerde periode in Engeland verschenen is, zou het werken zonder dergelijke criteria een onmogelijkheid zijn geweest.
1 Zie voor een korte schets van de geschiedenis van de Joden in Engeland tussen 1290 en het begin van de zeventiende eeuw Hyamson, Sephardim, p.1-9.
Om eventueel verwarring te voorkomen, willen wij in deze inleiding een enkele opmerking maken over de in deze studie vaak gebruikte termen ‘Joden’ en ‘Israël’. Met Joden bedoelde men hen die vasthielden aan de Joodse religie en die door geboorte behoorden tot het Joodse volk. ‘Israël’ kon eenzelfde betekenis hebben: het Joodse volk, de Joodse geloofsgemeenschap. Andere betekenis-nuances waren echter nadrukkelijk aanwezig. ‘Israël’ was het volk van Gods, verbond. Meestal dacht men hierbij aan de (uitverkoren rest van de) Joden. Soms echter vatte men het op als het volk van Gods uitverkorenen uit Joden en heidenen, en bij hoge uitzondering als synoniem voor de kerk, die de plaats van de Joden in Gods verbond zou hebben ingenomen. Meer dan eens zullen wij zien, dat in de door ons onderzochte periode de juiste uitleg van de termen ‘Joden’ en ‘Israël’ ter discussie werd gesteld. Wanneer wij spreken over de toekomst van Israël, dan bedoelen wij de toekomst van het Joodse volk.
Voor wat betreft de spelling volgen wij zoveel mogelijk de bronnen, met dien verstande dat het gebruik van de letters. ‘u’ en ‘v’ aangepast is aan de huidige schrijfwijze, dat afgekorte woorden voluit geschreven worden en dat ‘y’, ‘y’ en ‘&’ vervangen zijn door respectievelijk ‘the’, ‘that’ en ‘and’ (Engels), c.q. ‘et’ (Latijn), en ‘æ’ door ‘ae’.
De ordening van het materiaal en de gelegde verbindingen zouden ten onrechte, de indruk kunnen wekken, dat men zich over het algemeen op een vrij systematische wijze bezon op de positie van de Joden en hun toekomst. Daarom is het goed om te beseffenen, dat er voor 1590 van de hand van Engelse theologen nauwelijks systematische werken verschenen2, en in het geheel geen geschriften, die een brede behandeling boden van de visie op de Joden. Tot aan 1670 waren het slechts enkelingen als Xxxxxx Xxxxxx, Xxxxxx Xxxxx, Xxx Xxxxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxx en Xxxxxxxx Xxxxxx die een systematisch werk over de bekering en toekomst der Joden schreven. Wat Engelse Protestanten schreven over Xxxxx droeg overwegend een theoretisch karakter, omdat het tot stand was gekomen zonder contact met Joden.3 Slechts bij een enkeling als Xxxx Xxxxxxxxx, die op het Continent in contact was gekomen met Joden, was kennis uit de eerste hand aanwezig.
In dit inleidende hoofdstuk bieden we een korte weergave van de wijze waarop de aandacht voor de Joden bij de Engelse Protestanten in de zestiende en zeventiende eeuw in tot nu toe verschenen publicaties beschreven en verklaard is. Vervolgens geven wij een overzicht en motivatie van de thema’s en de periodisering in ons eigen onderzoek.
1.2 TOT NU TOE VERRICHT ONDERZOEK
Op het gebied van de positieve verwachtingen ten aanzien van de toekomst van de
2 Iserloh, England, p.343: van de 349 boeken die tussen 1468 en 1530 in Engeland gedrukt werden, was slechts één werk systematisch-theologisch, 58 waren liturgisch, 106 waren bedoeld voor persoonlijke overdenking.
Het eerste systematische werk van een Protestant was Sacra theologia sive veritas quae est secundum pietatem ad unicae et verae methodi leges descripta (London 1585), geschreven door Xxxxxx Xxxxxx, die nog geen 30 jaar oud was toen hij in 1587 overleed. Xxxxxx Xxxxxxxxxx schreef het voorwoord van dit werk, waarin hij deze poging om de christelijke leer volgens de wetten van de logica weer te geven, verdedigde (Xxxxxxx, Tudor Puritanism, p372). De andere systematicus was Xxxxxxx Xxxxxxx, wiens eerste werk, Dialogue, verscheen in 1587; deze was één van de eerste Engelse protestantse theologen, die ook op het continent gold als autoriteit (Collinson, Movement, p.434).
3 Cf. Xxxxxx, Messianism, p.70; Matar, Restoration, p.23.
Joden binnen het Engelse Protestantisme is nog weinig onderzoek verricht.4 Het eerste grotere werk in deze eeuw was Xxxxx X. Xxxx’ Xxxxx-semitism and the readmission of the Jews to England 1603-1655, dat in 1982 verscheen. Vóór Xxxx moeten we meer dan een eeuw teruggaan voor een poging een summier overzicht te bieden van de visies op de bekering der Joden en hun terugkeer naar Kanaän. In het historisch overzicht dat Xxxxx Xxxxx in 1861 gaf in The Restoration of the Jews: the History, Principles, and Xxxxxxxx of the Question, citeerde hij Xxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx Xxxx, Xxxxx Xxxxxx en Increase Mather. Zijn conclusie luidde, dat men in Engeland aan deze vraag weinig aandacht besteed leek te hebben.5 De overige studies over de aandacht voor de Joden bij Engelse Protestanten richten zich vaak op de ontwikkeling van meer positieve beoordelingen van de Joden en verdwijnt het zicht op tegenstemmen, afwijkende meningen en de blijvende invloed van traditionele visies. Bovendien beschrijven zij meestal een korte periode, waardoor de ontwikkelingen die zich over een langere periode uitstrekken, niet duidelijk zichtbaar worden.
Door een kleine groep onderzoekers is een poging gedaan om de houding en wijze van denken van niet-Joden, die een positieve uitwerking hadden op de wijze waarop men de Joden beoordeelde, of op de positie die men de Joden in de samenleving toedacht, te beschrijven en te verklaren. Voor deze opstelling gebruiken zij de term philosemitisme. In de nu volgende paragraaf zullen wij de conclusies die zij getrokken hebben, weergeven. Daarna besteden wij aandacht aan de uitkomsten van onderzoek binnen andere kaders.
1.2.1 ONDERZOEK RONDOM HET BEGRIP 'PHILOSEMITISME’
Door het standaardwerk van H.J. Schoeps uit 1952, Philosemitismus im Barock. Religions- und geistesgeschichtliche Untersuchungen, dat handelt over de tweede helft van de 17e eeuw, is de term ‘philosemitisme’ ingeburgerd geraakt.6 Tegen de achtergrond van het antisemitisme of antijudaïsme, dat in de geschiedenis meestal overheerste, profileert het philosemitisme zich en krijgt het kleur.7
De verscheidene pogingen die gedaan zijn om te komen tot een beschrijving van het begrip ‘philosemitisme’ hebben echter nog niet geleid tot eenstemmigheid. Schoeps stelt dat in de zeventiende eeuw in plaats van een polemische benadering ‘adversus Judaeos’ voor het eerst christelijke stemmen ‘pro Judaeis’ gingen klinken.8 Hij maakt een onderverdeling in vijf typen en onderscheidt het christelijk-missionaire type, dat in meerdere of mindere mate het Jodendom positief beoordeelt en toenadering tot de Joden zoekt vanuit missionaire motieven; het Bijbels-chiliastische type, dat aandacht voor de Joden heeft, omdat deze een rol zullen spelen in de laatste acte van de wereldgeschiedenis; het utilitaristische type, dat zich omwille van het verwachte (materiële) voordeel inzet voor de vestiging van de Joden in een land; het liberaal-
4 Cf. Xxxx, Xxxxx-semitism, p.90. De enige ons bekende grotere studies voor wat betreft het Engelse Protestantisme zijn: Xxxx, Xxxxx-Semitism, Scult, Expectations, Toon (ed.), Puritans, the Millennium and the Future of Israël. De meeste publicaties tot nu toe beperken zich tot detailstudies, of geven een beknopt overzicht en zijn gepubliceerd als artikelen in tijdschriften of verzamelbundels, zoals Xxxxxxxx, Change; Healey, Jew, Hill, Conversion; Op ’t Hof, Pamflet; Xxxx, Redemption, Jessey en Quakers; Xxxxxx, Xxxxx; Xxxx, Xxxxxx en Dury; Matar, Restoration; Osterman, Controversy; Xxxxxx, Aspects en Messianism; Xxxxxxxxxx, Latter-Day Judah en Jewish Dimension.
5 Brown, Restoration, p. 47.
6 Xxxxxxxxxxx, Xxxxx, x.85. Hij vermeldt ook dat deze term vòòr de publicatie van deze studie van
Schoeps niet te vinden is in de lexica en grote standaardwerken (p.86 noot 6).
7 Xxxxxxxxxxx, Xxxxx, x.85; cf. Xxxxxx, Theologie I, p.147.
8 Schoeps, Barocke Juden, p.7.
humanitaire type, dat door zijn inzet voor de Joden zijn streven naar tolerantie en gelijkberechtiging van alle mensen bewijzen wil; en tot slot het religieuze type, dat, aangetrokken tot de Joodse religie, toenadering zoekt tot het Jodendom, of zich er zelfs toe bekeert.9 Hierbij moet echter wel opgemerkt worden, dat de door Xxxxxxx besproken personen, wier opvattingen hij in de bovenstaande beschrijving weergeeft, bepaald niet representatief zijn voor Engeland: onder hen bevindt zich geen enkele Engelsman, de meesten van hen zijn Zweden.
Ook Xxxxx Xxxx hanteert de term philosemitisme en concentreert zich daarbij op Engeland, waar dit verschijnsel volgens hem sterker was dan elders.10 Hij noemt het philosemitisme een psychologische en politieke houding, die herkenbare vorm begon aan te nemen in de zeventiende eeuw.11 Uit wat Xxxx schrijft, blijkt dat de aandacht voor de terugkeer van de Joden naar Palestina voor hem het centrale element vormt in wat hij philosemitisme noemt.12 Als bewijzen voor zijn opvatting noemt hij pleidooien voor de toelating van de Joden tot Engeland, in het bijzonder waar zij toelating zagen als een vergoeding voor de onderdrukking, uitbuiting en de verbanning van de Joden uit Engeland.13 In zijn beschrijving stelt Xxxx, dat het hierbij gaat om een belangeloze en spontane sympathie voor de Joden.14 Het gaat echter te ver om het handjevol geschriften waarnaar hij verwijst, te beschouwen als representatief voor de opstelling van de Engelsen in de zestiende en zeventiende eeuw, zoals wij nog zullen zien.
Een uitvoeriger beschrijving van het begrip philosemitisme vinden we bij Xxxx Xxxxxxxxx. Volgens hem is het gebruik van de term philosemitisme beperkt tot diegenen die schrijven over de geschiedenis van de Joden (in de ruimste zin van het woord); men geeft volgens hem echter zelden een definitie en de term legt men niet uit.15 Zelf ziet hij philosemitisme variëren van een ‘historische identificatie’ of een gevoel van ‘lotsverbondenheid’ met de Joden, tot anti-antisemitisme als zwakste variant.16 Zijn omschrijving van philosemitisme als ‘belief system’ omvat de volgende elementen: een positieve visie op de Joden, of op een bepaalde groep Joden, maar dan met tenminste een ‘tolerante’ houding tegenover andere groepen Joden; het uit zich zowel in denken als doen; het verzet zich tegen elke vorm van antisemitisme en is nooit nadelig voor welke groep Joden dan ook. Philosemitisme kan volgens hem bestaan om vele redenen, zoals eigenbelang en religieuze, politieke, economische of humanistische motieven.17 Het duidelijkst wordt zijn definitie, wanneer hij het philosemitisme afzet tegen het antisemitisme. In deze omschrijving valt de nadruk op
0 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxxxx Xx Xxxxxx, p.1; hij merkt hierbij nog op dat het 4e type zich in zuivere vorm pas in de achttiende eeuw, onder invloed van de Verlichting, manifesteerde. Hij vermoedt dat een combinatie van het 2e en 3e type het vaakst voorkwam (p.1v); cf. Barocke Juden, p.7v.
10 Xxxx, Xxxxxxx, x.0x.
00 Xxxx, Xxxxxxx, p.3, 4. Hij onderscheidt drie kenmerkende aspecten: “a sympathy for Hebraic idealism as expressed in the Bible, the fundamental religious document of both Christian and Jew: an intense sympathy and even shame forJewish sufferings, both past and present: and a fervid hope for the fulfilment of prophecy in the restoration of the Jews to Palestine, and of Palestine to the Jews.”
12 Xxxx, England, p.8.
13 Xxxx, Xxxxxxx, x0x; als voorbeeld noemt hij Xxxxxxxx’ Apology en Xxxxxxxxxx’x Petition. Volgens Xxxx waren dergelijke opvattingen slechts in Engeland te vinden. Verder verwijst hij naar D.L., Israels Condition en Finch, Restauration (p.8).
14 Xxxx, England, p.7.Ook Xxxxxx, Theologie I, p.147, 183 ,spreekt in dergelijke termen: volgens hem is er sprake van philosemitisme, wanneer er voor de Joden een bijzondere voorliefde aan de dag wordt gelegd.
15 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.10. 16 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.12. 17 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.19.
het zich persoonlijk aangetrokken voelen tot de Joden en de erkenning van de Joden vanwege hun bijdrage aan het algemeen belang.18
Volgens F.W. Xxxxxxxxxxx is het philosemitisme een van het christendom en de Bijbelse fundering daarvan onafhankelijke idee of beweging.19 Hij kritiseert de benadering van Schoeps door te stellen dat bij Christenen die uit Bijbels-religieuze motieven de heilshistorische betekenis van Israël erkenden niet gesproken kan worden van philosemitisme.20 Zelf legt hij de nadruk op de toenadering tot Israël omwille van Israël zelf, een houding die volgens hem reeds aanwezig is in de humanistische traditie, bij onder anderen Xxxxx, Xxxxxxxx en Postel en in de foederaal-theologie, met name bij de leerlingen van Xxxxxxxx.21 Zo zou er dus volgens Xxxxxxxxxxx een scherp onderscheid gemaakt dienen te worden tussen belangeloze aandacht en sympathie voor de Joden en pogingen om hen te betrekken bij de vervulling van bepaalde verwachtingen en belangen, uit welke bron deze ook mogen komen.
Xxxxxxxxx X.X. xxx xxx Xxxx gaat nog verder in haar kritiek door te stellen dat het begrip philosemitisme zelf misplaatst is, omdat er meestal geen sprake was van bijzondere vriendelijkheid of genegenheid jegens de Joden en ook philosemieten de Joden wilden ‘ontjoodsen’, door hen te bekeren tot het Christendom.22
Uit het bovenstaande blijkt duidelijk dat een algemeen erkende en duidelijke beschrijving van het begrip philosemitisme nog niet bestaat. Ook de conclusies die Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxx en Xxxxxxxxx getrokken hebben uit hun onderzoek, blijken niet erg overtuigend te zijn, met name door het feit dat zij slechts naar een zeer gering aantal Engelse geschriften verwijzen.
Volgens Xxxxxxx en Xxxxxxx, die zich beroepen op Schöffler, identificeerden de Engelsen zich met de tien verloren stammen van Israël. De basis hiervan zou liggen in een voorliefde van de Calvinisten voor het Oude Testament. Puriteinse geschiedenistheologie zou de Engelsen hebben aangewezen als lijfelijke nakome- lingen van de Xxxx Xxxxxxx, van wie de verblijfplaats onbekend was nadat zij door de Assyriërs in ballingschap waren gevoerd; voor Xxxxxx Xxxxxxxx zou dit een belangrijk motief geweest zou zijn om de Joden weer tot Engeland toe te laten. Deze Xxxx Xxxxxxx hadden; doordat zij in ballingschap leefden, geen aandeel gehad aan de kruisiging van Xxxxx, waardoor alle (positieve) profetieën en beloften van het Oude Testament op hen en hun nakomelingen, de Engelsen en nog enkele West-Europese volkeren, zouden zijn overgegaan.23 Xxxxxxx stelt dat op grond van deze bijzondere situatie in Engeland de zending onder de Joden, afgezien van enige uitzonderingen, tot aan het einde van de achttiende eeuw geen weerklank vond.24
18 Xxxxxxxxx, Harmony, p.3: “Just as anti-Semitism has traditionally seen the Jew as unique and therefore malevolent, philo-Semitism has traditionally seen the Jew as possessing qualities that are unique but either personally attractive or socially good..”
19 Xxxxxxxxxxx, Xxxxx, x.87v.
20 Kantzenbach, Xxxxx, x.87: “Wer die Missionsaufgabe ausführt, ist damit noch kein Philosemit, sondern er nimmt auf xxxxx Xxxxx das Neue Testament ernst, so daβ es ihm um das Wort Gottes, nicht aber um den Semiten geht.”
21 Xxxxxxxxxxx, Xxxxx, x.88: “Diese Männer lieben Israel, sie rühmen seine geistige und religiöse Eigenart. Ihnen imponiert u.a. das konsequente Festhalten Israels an der Messiashoffnung.”
22 Xxx xxx Xxxx, Xxxxxxxxx, p.733 noot 226.
23 Xxxxxxx, Barocke Juden, p.9; Xxxxxxx, Xxxxxx, p.120. In Spättbarock, p.40, verbindt Xxxxxxx dit zelfs met tradities die teruggaan op Keltisch-Ierse koningsgenealogieën, zoals die beschreven worden door Xxxxxxxxxxx, Volk. Deze verbinding van de Engelsen met de Xxxx Xxxxxxx vinden we in de door Xxxxxxx Xxxxxxxx (1757-1824) gestichte British Israel Movement, die sinds 1919 een World-Federation is.
24 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.41.
Xxxxxxxxx noemt ter verklaring van de aandacht voor Israël in Engeland in de eerste plaats de door de Reformatie veranderde waardering van het Oude Testament: dat werd nu, doordat de Schrift alleen de hoogste theologische autoriteit werd, veel belangrijker dan in de rooms-katholieke traditie het geval was.25 De hoogste waardering van het Oude Testament ziet hij bij Calvijn, bij wie volgens hem elk innerlijk onderscheid tussen Oude en Nieuwe Testament, tussen Wet en Evangelie, verdween, omdat ze beide samengevat werden onder het begrip ‘Foedus Dei’. Deze aandacht voor het Oude Testament verklaart Xxxxxxxxx daaruit, dat bij Calvijn de Schrift minder dan hij Xxxxxx de basis zou zijn voor de gelovige hoop, maar meer het geheel van de christelijke levensordening naar Gods wil, waarbij de voorschriften en gebruiken van het Oude Testament door hun toepasbaarheid op het dagelijkse leven eigenlijk als vanzelf de boventoon gingen voeren.26 De invloed van het Oude Testament op de Engelse cultuur was volgens hem (en velen herhalen deze bewering, zonder echter bewijs te leveren27) groter dan op enige andere cultuur en werd mede bevorderd door de grote invloed van het Calvinisme op het Anglicanisme. Schöffler ziet dit onder andere tot uiting komen in de toename van oudtestamentische doopnamen vanaf ±1540, de Engelse nadruk op het houden van de Sabbath28 en de spijswetten, en de invoering van de besnijdenis in extreme groepen.29 Deze ontwikkelingen kwamen volgens hem vanaf 1560 op in groepen die zich afzetten tegen de staatskerk; hun niet-universitair geschoolde predikers zouden geijverd hebben voor een letterlijke uitleg van de Bijbel, een term die Schöffler niet toelicht. Het Oude Testament sloot volgens hem dichter aan bij hun dagelijkse ervaringen dan het Nieuwe.30
De appendix met biografische gegevens van de door ons behandelde Engelse Protestanten, die op hoofdstuk 5 volgt, toont echter zonneklaar aan dat de bezinning op de Joden en hun toekomst in de door ons onderzochte periode gedragen werd door universitair opgeleide theologen. Tot aan 1640 behoorden slechts zeer weinigen van hen tot een groep, die zich had losgemaakt van de staatskerk, ook al stelden de meesten zich meer of minder kritisch op ten aanzien van de kerkelijke hiërarchie en de vormen van de eredienst.
Verder betoogt Xxxxxxxxx, evenals Xxxxxxx, dat deze openheid voor het Oude Testament alleen te verklaren is uit de afwezigheid van een Joodse gemeenschap in de periode dat men zoveel aandacht voor het Oude Testament had, zodat men niet afgeschrikt kon worden door contact met de Joodse religie, zoals die in de praktijk functioneerde. In Engeland konden daardoor niet alle beschuldigingen, vervolgingen en conflicten naar voren komen, die tijdens de Middeleeuwen op het continent de relatie met de
25 Xxxxxxxxx, Abendland, p.14v
26 Xxxxxxxxx, Abendland, p.20v.
27 Dit bezwaar tegen een onbewezen voorkeur voor het Oude Testament vinden we ook bij Knappen, Diaries, p.13 noot 17: “Nor ... is it beyond challenge that the Puritans were influenced more in their outlook by the Old Testament than the New This is a common characterization, bul I have never
seen any clear substantiation of it With the exception of the topic of political theory, where the Old
Testament afforded precedents more suitable to their purpose, it is open to argument that the Puritans were at least equally influenced by the New Testament.” Cf. Tudor Puritanism, p.376: “It is quite unfair to say that the Puritans were an Old Testament group who cared little for the teachings or attitude of the new dispensation. As we have seen, their standard of authority was a New Testament one, and they were prolific in their output of commentaries on the epistles and apocalypse.”
28 Parker, Sabbath, passim, heeft echter onomstotelijk aangetoond, dat dit aansluit bij de middeleeuwse traditie. Cf. ook Knappen, Tudor Puritanism, p.447
29 Xxxxxxxxx, Abendland, p.40-64; cf. Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.39; Xxxxxx, p.120; Schoeps, Barocke Juden, p.10.
30 Xxxxxxxxx, Abendland, p.26-31, 32v, 71; cf. Parkes, Relations, p.152.
Joden beheersten. Het element van haat tegen de Joden ontbrak volgens Xxxxxxxxx in Engeland, zodat er ruimte was voor sympathie voor de Joden en openheid naar alles wat in het Oude Testament geschreven stond, een houding die hij philosemitisme noemt.31 Een dergelijke argumentatie vinden we ook bij Xxxx Xxxxxxxx en Xxxxx Xxxxxx.32
Ook noemt Xxxxxxx de invloed van de studie van het Hebreeuws, dat vanaf 1549 door Xxxx Xxxxxx in Oxford in Engeland werd gedoceerd, hoewel xxxx Xxxxxxx X reeds in 1312 in een bul de instelling van leerstoelen in het Hebreeuws had gedecreteerd. Na Xxxxxx waren het tot het Christendom bekeerde Joden als Xxxxxxxx Xxxxxxxxxx die Hebreeuws doceerden. Ondanks het feit dat het Joden verboden was zich in Engeland op te houden, werd onderricht in het Hebreeuws vanaf het begin van de 17e eeuw ook gegeven door Joden, die vasthielden aan hun geloofsovertuiging; blijkbaar werd het hun wel toegestaan om in Engeland te verblijven. Het formaat van hun leerlingen is onder andere af te lezen aan de ‘Xxxx Xxxxx Version’, de officiële Bijbelvertaling uit het begin van de 17e eeuw.33
Een andere factor was volgens Xxxxxxx de herontdekking van de futuristische eschatologie van zowel Oude als Nieuwe Testament en het weer opnemen van de verwachting van een duizendjarig rijk op aarde.34 Overigens plaatst Xxxxxxx het philosemitisme in de late Barok, na 1669, met wortels in de voorgaande decennia; hij beschrijft daarbij over het algemeen andere opvattingen dan wij in deze studie zullen ontmoeten.35
Xxxxxxxxx staat buiten de invloed van Xxxxxxxxx, die zelfs niet in zijn literatuurlijst is opgenomen. Hij laat zien waarom er volgens hem reeds vroeg in de kerkgeschiedenis van philosemitisme gesproken kan worden. Een specifiek theologische basis voor philosemitisme was volgens hem reeds aanwezig in het midden van de vierde eeuw, in de uitspraak van Xxxxxxxxxx, dat de Joden door God bewaard werden met het oog op een doel dat God waardig was. Bovendien waren de Joden volgens Xxxxxxxxxx te beschouwen als bibliothecarissen van het christelijk geloof, omdat zij het Oude Testament bewaard hadden. Dit argument werd door pauselijke bullen vaak herhaald.36
De bijzondere positie van het Jodendom werd aan het begin van de zevende eeuw vastgelegd door xxxx Xxxxxxxxx xx Xxxxx, (A.D. 590-604) in een brief aan de bisschop van Palermo uit juni 598. In bijna ieder pauselijk edict aangaande de Joden zouden zijn woorden geciteerd of geparafraseerd worden. Xxxxxxxxx gebruikte twee argumenten: ten eerste dat van de medemenselijkheid; ten tweede dat de Joden juist in hun ellende als bewijs dienen van de waarheid van het Christendom, die zij verwerpen. Want hoewel de Schrift de komst van de Messias voorspelde, bleven zij bij hun weigering Xxxxx als zodanig te erkennen. Hun lijden was de straf voor deze verwerping.37
31 Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxx, p.75vv, p.81; cf. Xxxxxxx, Spätbarock, p34. Bij deze bewering moet echter wel de vraag gesteld worden of de aanwezigheid van Joden op zich een voldoende reden kan zijn om de oudtestamentische geboden niet na te volgen, of dat een bepaalde, negatieve, visie op de Joden nodig is om op hen te wijzen als reden voor het afwijzen van een nauwgezette vervulling van deze geboden. liet feit dat Xxxxxxxxxx geschrift in 1941 in Duitsland een herdruk beleefde, is in dit verband een veeg teken. 32 Xxxxxxxx, Anti-Semitism, p.205; Parkes, Relations, p.151v.
33 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.34.
34 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.34.
35 Xxxxxxx, Xxxxxx, p.56, 59, 121.
36 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.62.
37 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.28v.
De lagere geestelijkheid deelde meestal in het algemeen verbreide en gewelddadige antisemitisme, of zette daartoe zelfs aan. Xxxxxx, bisschoppen en wereldlijke heersers waren de enigen die aan de Joden bescherming konden bieden; de kerkleiders ondernamen geen pogingen om de Joden uit te roeien, hoewel de bescherming, die zij de Joden boden, meestal weinig energiek en effectief was. Maar zonder hen zou het Jodendom in Europa opgehouden zijn te bestaan.38
Xxxxxxxxx noemt vier fundamentele theologische redenen, waarom de Pausen de Joden beschermden en tolereerden. In de eerste plaats beschouwde men het voortbestaan van de Joden als een bewijs van de waarheid van de Bijbel. In de tweede plaats beschouwde men de Joden als de bewakers van de Schrift, ook al begrepen ze deze niet. In de derde plaats had Xxxxx hun bekering voorzegd en daarop moest geduldig gewacht worden. In de vierde plaats verwachtte men dat ook vòòr die algemene bekering sommige Joden Christen zouden worden. Daarbij komen volgens hem nog twee factoren: ten eerste het gebod om de vijanden lief te hebben, dat in ieder geval de sociale ethiek van sommige christelijke denkers beïnvloedde; in hoeverre dezen echter de algemene opinie konden vormen, is moeilijk te bepalen. Ten tweede de Paulinische leer dat God de Joden niet had verlaten, ongeacht hun weigering om Xxxxx als de Messias te erkennen: Gods verbond met hen kon niet verbroken worden. De uiteindelijke bekering van een rest van de Joden zou de afsluiting betekenen van de geschiedenis.39
Deze officiële acceptatie van de Joden bleef volgens Xxxxxxxxx ook na de Reformatie gehandhaafd.40 Specifieke gevolgen van de Reformatie voor de beoordeling van de Joden ziet hij in de herleefde interesse voor de studie van het Oude Testament en het Hebreeuws, die leidde tot een verschuiving van de visie op de Joden. Hierdoor begon men hen te beschouwen als afstammelingen van de aartsvaders en zag men hen niet langer als Godsmoordenaars. Dit gebeurde volgens hem in het bijzonder in Engeland, waar groepen Puriteinen zich begonnen te identificeren met het Israël uit het Oude Testament.41 Daarmee komt hij voor de tijd na de Reformatie tot conclusies die vergelijkbaar zijn met die van Schöffler, Schoeps en Philipp; nieuwe gezichtspunten draagt Xxxxxxxxx voor deze periode niet aan.
Concluderend kunnen we stellen, dat noch wat betreft de term philosemitisme, noch wat betreft de achtergronden ervan een algemeen aanvaarde en aanvaardbare beschrijving blijkt te bestaan, terwijl bovendien het onderzoek nog zeer fragmentarisch is. Zoals uit het door ons gevonden bronnenmateriaal zal blijken, gaan de tot nu toe bestaande beschrijvingen van het philosemitisme slechts in op enkele elementen uit een groter geheel, zonder dat de verschillende visies op de Joden en de houding die ten opzichte van hen werd aangenomen, is onderzocht. Een dergelijke geïsoleerde behandeling kan moeilijk een aanvaardbare analyse opleveren. Tenslotte geeft het feit dat in de bovengenoemde publicaties geen Engelsman ten tonele wordt gevoerd, die een theologie-historisch belangrijke plaats inneemt, geen aanleiding om met ons onderzoek in te zetten bij wat men philosemitisme noemt. Al met al wekken de bovengenoemde verklaringen voor de aandacht voor de Joden in Engeland, zoals gegeven door Xxxxxxxxx, Xxxxxxx en Xxxxxxx, niet de indruk resultaat van diepgravende studie te zijn; Xxxxxxxxx lijkt vooral te zoeken naar mogelijke wortels van excentrieke opvattingen als die van de British Israel Movement. In de schaarse verwijzingen naar
38 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.37, 65, 201.
39 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.63. 40 Edelstein, Harmony, p34. 41 Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.109.
bronnen noemt men voornamelijk werken van radicale sectariërs en dromers, zodat de gegeven beschrijving nauwelijks onderbouwd, laat staan representatief is. Hun verklaring van de aandacht voor de Joden in Engeland zullen wij dus slechts in de vraagstelling van ons onderzoek gebruiken, inzoverre deze ondersteund wordt door ander en beter onderbouwd onderzoek.
Ook bij anderen treffen we de bewering aan, dat er in Engeland sprake zou zijn van identificatie met Israël, met name in de kringen der Puriteinen.42 Xxxxxxx Xxxxxx’x Nation, dat door Xxxxx Xxxxxx Xxxxx’x Xxxx Xxxx overigens op dit punt afdoende weerlegd is43, heeft een belangrijke rol gespeeld in het verbreiden van de opvatting, dat Xxxx Xxxx de grondlegger was van de overtuiging dat Engeland het nieuwe uitverkoren volk zou zijn. Volgens ons heeft men mogelijk teveel afgeleid uit de niet altijd even doordachte en voorzichtige (s)preekstijl, die welbewust parallellen tussen de situatie van Engeland en de Engelse kerk en die van Israël in het Oude Testament uitwerkte, om de eigen boodschap kracht hij te zetten en van argumenten te voorzien. Concrete toepassing van de boodschap van het Oude Testament op de eigen situatie is echter nog iets anders dan identificatie met het volk van God in het Oude Testament. Zo hanteerde bijvoorbeeld de Reformator Xxxxxx Xxxxx Israël als ‘typos’ van de kerk. Hierbij ging hij ervan uit dat het volk van God zich zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament in dezelfde positie tegenover God bevindt, zodat het Oude Testament ook Christenen leert op welke wijze God met vromen en goddelozen omgaat44. Ook volgens Xxxx Xxxx was de geschiedenis van het volk der Joden niets anders, dan een ‘typos’ van de gebeurtenissen, die later in de geschiedenis van de kerk zijn voorgevallen.45 Deze typologische toepassing van het Oude Testament op de eigen situatie blijft echter van een andere orde dan een identificatie van het eigen volk met het oude Israël of de nakomelingen daarvan.46 Bewijzen van een Identificatie van Engeland met Israël, c.q. de Xxxx Xxxxxxx, hebben wij in de door ons onderzochte periode niet gevonden.
42 Een zeer negatieve, maar evenmin onderbouwde, weergave biedt Matar, Restoration, p.22.
Hij beweert dat de Engelsen zich gingen beschouwen als het nieuwe uitverkoren volk, waarmee de geschiedenis der Joden nauw verbonden was: “England would now direct the Jews’ destiny in the way of Christ; indeed, and since the Jews’ conversion was associated with the second coming, then the English, in controlling the Jews’ conversion, were in control of global history. By their kindness to the Jews, they would bring to realization Christ’s English-sponsored second coming.” (p.22) Volgens hem beschouwden de Engelsen zich ook als in het bijzonder geroepen om de Joden te bekeren (p.31-35).
43 Cf. Xxxxx, Tradition, p.106-109; Collinson, Protestant Nation, p.14vv; Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.87: “If the ‘elect nation’ theory is absent from Xxxx’x work it is equally absent from Tudor apocalyptic exegesis in general. By and large patriotism was tempered rather than aggravated by the apocalyptic element in contemporary religious thought. The effect was not that England was given a special role in the divine purposes, but that in the universa] dimensions of biblical apocalyptic ideas the sufferings and triumphs of the faithful in England could be understood in terms of purpose in the world.”
44 Xxxxxx, Hermeneutik, p.212: “das alttestametliche Gottesvolk ist der Types der neutestamentlichen Gemeinde, an dem Gottes Urteil und Handeln in einer paradigmatischen Weise sichtbar wird.”
45 Foxe, Eicasmi, p.384: “Nec dissimilis conditio Christianae etiam ecclesiae existit: In que externa Respeb. Israelitarum nihil aliud, quam typus quasi quidam videri possit eorum, quae postea in ecclesia sunt consecuta, tam expresse utrinque convenit similitudo.”
46 Xxxxxxxxx, X Glimpse of Sions Glory: or, The Churches Beautie specified en Jerusalems Glory Breaking forth into the World, Being a Scripture Discovery Of the New Testament Church, In the Latter Days Immediately before the Second Coming of Christ zijn slechts een voorbeeld van talloze titels waarin men sprak over de glorie, het herstel of de herbouw van Sion, c.q. Jeruzalem, daarbij doelend op de verdere reformatie van de kerk in Engeland.
1.2.2 ONDERZOEK BINNEN ANDERE KADERS
Naast de bovenvermelde pogingen om onder de noemer ‘philosemitisme’ de veranderende aandacht voor Israël en de Joden te beschrijven en verklaren, heeft men ook binnen andere kaders onderzoek gedaan naar factoren die in de zestiende en zeventiende eeuw in Europa hebben bijgedragen aan een herbezinning op de positie van de Joden. Volgens Xxxx X. Xxxxx leverde de Reformatie op zich geen verbetering op in de houding ten opzichte van de Joden; hij suggereert dat er zeker in de eerste decennia van de zestiende eeuw eerder over een achteruitgang gesproken moet worden.47 Anderen hebben zich meer met de periode daarna beziggehouden; zij concluderen dat er wel degelijk veranderingen ten goede optraden.
Xxxxxxxx X. Xxxxxx heeft gepoogd een verbinding te leggen met veranderingen in het intellectuele klimaat. Hij is van mening dat de christelijke fundamenten van de Westeuropese cultuur scheuren begonnen te vertonen gedurende de laatste dertig jaren van de zestiende eeuw. Dit viel samen met het vastlopen van zowel de Reformatie als de Contrareformatie en was het begin van de sindsdien voortdurend teruglopende invloed van het Christendom op de westerse cultuur. Intellectueel hing dit volgens hem samen met de opkomst van het radicale scepticisme, dat zich in deze periode in het westerse denken begon te verspreiden.48 Het zoeken naar waarheid kreeg het karakter van een ontdekkingsreis, waarbij de uitkomsten niet reeds tevoren bekend waren. In dit kader ontstond er, met name in Frankrijk en de Nederlanden, een opbloei in de studie van Hebreeuws en Aramees en een systematische bestudering van Talmoedische en rabbijnse literatuur. De houding van waaruit dit gebeurde was volgens Israel aarzelend en zoekend, in tegenstelling tot de zelfverzekerdheid uit de begintijd van de Reformatie.49 Dit leidde volgens Xxxxx Xxxxxxx tot respect voor de Joden in het verleden en hun wijze van leven, wat uitgroeide tot tolerantie voor de Joden van de eigen tijd.50
Dit intellectuele klimaat is echter een ander, dan wij in de door ons bestudeerde werken van Engelse Protestanten aantreffen. Over het algemeen vinden we daarin een groot vertrouwen dat de Rooms-Katholieke kerk overwonnen zou worden, een polemische opstelling tegenover allen die een afwijkende mening verdedigden, een onomwonden vertrouwen in het feit dat men als Protestant de waarheid kende en een grote mate van intolerantie.
Vanuit de economische belangen van de staat maakte ook wat Israel noemt het mercantilisme zich breed, dat het bevorderen van de economische belangen van de staat, ongeacht religie, traditie en voorrechten, tot een overheersend ideaal maakte. En aangezien velen overtuigd waren van het belang van de Joden voor de handel, werd hierdoor de positie van de Joodse gemeenschappen in Europa aanzienlijk versterkt.51 Het is tegen deze achtergrond dat volgens hem het debat over het weer toelaten van de Joden gedurende het derde kwart van de zeventiende eeuw in geheel Europa zijn
47 Baron, Relations, p.323. Cf. Xxxxxxxxx, Xxxxx, x.38v.
48 Israel, European Jewry, p.36vv.
49 Israel, European Jewry, p.54vv.
50 Melnick, Polemics, p.11. Cf. Xxxxxxxx, Change, p.196, 198, 203v; specifieke elementen in deze aandacht voor de Joodse traditie waren volgens hem de groeiende aandacht van politieke denken voor het oudtestamentische Israël als voorbeeld voor de eigen tijd en de acceptatie van het concept van de ‘lex naturalis’, waardoor ook het Oude Testament een hogere waardering ontving.
51 Israel, European Jewry, p.56v; een vergelijkbare verklaring voor de aandacht voor de bekering en toelating van de Joden tot Engeland, in combinatie met politiek opportunisme als ander motief, vinden we ook bij Hill, Conversion, p.276v, 278-284, 286; cf. Xxxxxxxx, Change, p.196. Xxxxxxxx, Mercantilism, gaat exclusief in op de rol van economische argumenten voor de toelating van de Joden.
hoogtepunt beleefde.52 In Engeland verzette het grootste deel van de Engelse geestelijkheid, de Londense handelselite en de meerderheid van de bevolking zich tegen Menasseh ben Israel’s verzoeken om toelating van de Joden. Slechts een kleine groep radicale Puriteinen verdedigde deze toelating vanuit de overtuiging dat dit de bekering der Joden, volgens sommigen een voorwaarde voor de Wederkomst, zou bespoedigen. Doordat de Burgeroorlog in Engeland de vroegere gezagsverhoudingen op politiek, economisch en kerkelijk gebied doorbroken had, had de regering in grote mate de vrije hand en liet de Joden toe, zonder dat overigens formeel vast te leggen. Economische motieven ziet Israel als doorslaggevend in dezen. Om dezelfde reden wezen koning Xxxxxxx XX en zijn ministers ook na de Restoration in 1660 pogingen om de verbanning van de Joodse gemeenschap te bewerken consequent af.53
Xxxxx X. Xxxxxxx heeft zich erover beklaagd, dat in een groot deel van de literatuur het lijden van de Joden in Europa, dat tot uitdrukking kwam in vervolgingen en het uitgeleverd zijn aan de willekeur van de machthebbers, uitsluitend wordt verklaard uit de economische situatie, zodat een eenzijdig beeld ontstaat van de factoren die de houding tegenover de Joden bepaalden. Daarmee raakt de rol van religieuze overtuigingen uit het zicht.54 Wij stippen deze inzet hij de rol van economische belangen in deze inleiding aan als illustratie van het feit dat de beoordeling van de Joden niet alleen door theologische motieven bepaald werd.
Van direct belang voor ons onderzoek is wat men geschreven heeft over de invloed van de verdediging van tolerantie en godsdienstvrijheid. Volgens X. Xxxxxxxx overheerste er bij de Protestanten in de bezinning op de verhouding kerk-staat het streven naar een kerk die gesteund door de staat de samenleving omvatte. Sommigen zetten zich echter vanaf de begintijd van de Reformatie in voor tolerantie voor andersdenkenden. Volgens hem kwam de erkenning van de noodzaak van religieuze tolerantie voort uit de overtuiging dat de worsteling van de tegenover elkaar staande Rooms-Katholieken en Protestanten en van de verschillende protestantse groepen onderling niet met geweld opgelost kon worden. Maar pas in de zeventiende eeuw trok men hieruit de ideologische en praktische conclusies, waarvan volgens Xxxxxxxx de scheiding van kerk en staat de belangrijkste was, die leidden tot een verdediging van tolerantie van de Joden.55 Bij zijn poging om de mogelijke drijfveren achter de beweging voor het weer toelaten van de Joden tot Engeland in kaart te brengen, noemt Xxxxxx X. Xxxxxx in de eerste plaats de pleidooien voor tolerantie voor de Joden, zoals die vanaf 1614 bij de General Baptists als Xxxxxxx Xxxxxx en Xxxx Xxxxxx te vinden zijn.56 Melnick stelt dat het verdwijnen van de homogeniteit binnen het Europese Christendom een geleidelijke verdwijning van de oude identificatie van de Joden met de Antichrist bewerkte.57 Dit hing volgens hem samen met de typering van Rome als de Antichrist door de Protestanten, zoals die algemeen aanvaard was in het zestiende- en zeventiende-eeuwse Engeland. Volgens hem was het vooral de onmacht van de Reformatie om het gehele Christendom te verenigen en de opkomst van vele groepen en stromingen, die uiteindelijk dwong tot een tolerantie van de verschillen en nieuwe ruimte bood voor de Joden.58 Wij hebben een dergelijke visie op tolerantie in
52 Israel, European Jewry, p.145v.
53 Israel, European Jewry, p.159v; cf. Xxxx, Xxxxx-Semitism, p.225-229; Xxxxxx, Jew, p.70v.
54 Xxxxxxx, Antisemitismus, p.16v.
55 Xxxxxxxx, Change, p.193v, 196, 201.
56 Xxxxxx, Jew, p.72v.
57 Melnick, Polemics, p.2; cf. Scult, Expectations, p.13.
58 Melnick, Polemics, p.10v.
Engeland bijna uitsluitend gevonden in de kring van de Baptisten, zoals in de paragrafen 3.4.3 en 4.3 zal blijken.
Sommigen hebben de aandacht voor het Oude Testament en het Hebreeuws genoemd als aanleiding voor een hernieuwde bezinning op de plaats en de toekomst van de Joden. Volgens Xxxxxxxx heeft de nadruk op de Schrift als de voornaamste bron van godsdienstige autoriteit de aandacht voor het Oude Testament en voor Joodse tradities en commentaren doen toenemen en geleid tot een nauwer contact tussen christelijke en Joodse theologen en geleerden; dit leidde tot een wijziging van het traditionele beeld van de Joden, ook al had de aandacht voor Joodse literatuur een expliciet theologisch en missionair doel.59 Hoewel contacten tussen Engelsen en Joden zeldzaam waren, vinden we reeds sinds Xxxx Xxxxxxxxx bij sommigen een positieve waardering van bepaalde Joodse opvattingen en elementen van hun uitleg van de Schrift. Of daarmee ook het traditionele negatieve beeld van de Joden veranderde, zal uit ons onderzoek moeten blijken.
Ook Xxxx wijdt een hoofdstuk aan de aandacht voor het Hebreeuws en plaatst dit in het kader van het zoeken naar een universele taal in de zeventiende eeuw. Sommigen trachtten een dergelijke taal te construeren; een aantal anderen echter beschouwde het Hebreeuws als de oorspronkelijke taal van de mensheid, de taal die God gesproken met Xxxx, en daarom de bron voor een universele taal. Volgens Xxxx was dit een krachtige motivatie om de Joden in een positief licht te zien.60 In Engeland speelden hierin onder anderen Xxxx Xxxx en Xxxxxx Xxxxxxx een duidelijke rol; zij leverden ook een bijdrage aan het debat rond de toelating van de Joden tot Engeland, met name door hun contacten met Menasseh ben Israel.61 Ideeën omtrent het Hebreeuws als goddelijke taal spelen echter in de door ons bestudeerde bronnen geen rol.
Xxxxxx echter betwijfelt of de vaak genoemde intense aandacht van de Puriteinen voor het Oude Testament en het Hebreeuws ook maar enige directe invloed had op hun houding tegenover hun Joodse tijdgenoten. Sinds Xxxxx Xxxxx in de dertiende eeuw waren de motieven voor het bestuderen van het Hebreeuws volgens hem ten diepste ongewijzigd: een ongehinderde toegang tot wijsheid en kennis, bekering van de ongelovigen en weerlegging van hen die niet bekeerd konden worden. Ook de aandacht voor na-Bijbelse Joodse geschriften kwam voor en na de Reformatie voort uit het verlangen naar een juist verstaan van de christelijke leer.62 X. Xxxxx Xxxxx heeft de opkomst van de aandacht voor het Hebreeuws bij de Engelse Protestanten gedurende de zestiende eeuw onderzocht. Hij concludeert dat hierbij de volgende motieven speelden: vertaling van de Schrift, de polemiek met de Rooms-Katholieke kerk, waarin men steun vond hij de Joodse nadruk op de letterlijk-historische betekenis van het Oude Testament en het verlangen om de Joden te bekeren tot het Christendom onder beroep op de juiste, dat wil zeggen, christelijke uitleg van het Oude Testament, zoals bij Broughton.63
Healey beschouwt de invloed van het Oude Testament op de puriteinse theologen als indirect: voor hen werd het de lens waardoor zij, binnen het kader van Gods op vrije genade berustende verkiezing, de gehele geschiedenis beschouwden. Volgens zijn interpretatie was in hun ogen het verhaal van de verkiezing van de Joden en hun verbond met God, hun ontrouw en verwerping, en de mogelijkheid van vergeving en
59 Xxxxxxxx, Change, p.195, 204v.
60 Xxxx, Xxxxx-semitism, p.43-88.
61 Xxxx, Xxxxx-semitism, p.87; cf. Xxxxxxx, Xxxxxxx, p.39.
62 Xxxxxx, Jew, p.72v.
63 Xxxxx Xxxxx, Hebrew, p.268v.
verlossing, van toepassing op alle mensen. Christenen stonden daarin niet boven de Joden: ook zij braken Gods verbond voortdurend, waarna zij door Gods genade via vernedering tot boete en verheerlijking kwamen.64
Verklaringen die een belangrijke plaats inruimen voor de invloed van de eschatologie op de veranderingen in de visies op de Joden, zijn ook gegeven. Xxxxxx heeft erop gewezen, dat de Engelse Puriteinen uit de Bijbel meenden te kunnen aflezen hoe de toekomst tot aan het Laatste Oordeel zou verlopen, en welke tekenen deze gebeurtenissen zouden vergezellen. De eerste aanzetten daartoe ziet hij reeds bij Xxxxxx. Sommige Calvinisten sloten daarbij ook de leer in dat een groot aantal Joden, of misschien zelfs het gehele Joodse volk, zich in het einde der tijden tot het Christendom zouden bekeren, wat een grote geestelijke zegen zou brengen voor de kerk op aarde. Het opkomen van deze leer is af te leiden uit de veranderende uitleg van het behouden worden van ‘geheel Israël’ in Romeinen 11:25v. Xxxxxx en Calvijn interpreteerden dit als de bekering van alle uitverkorenen uit Joden en heidenen gedurende de gehele geschiedenis van de kerk, maar bij Xxxxxxxxx Xxxx en de uitgevers van de Geneva Bible zien we dat dit gelezen werd als de bekering van de uitverkorenen uit het volk der Joden, die nog te verwachten was in het einde der tijden. Ook Xxxxx Xxxxx heeft de opkomst van deze uitleg van Romeinen 11:25-26 door calvinistische theologen sinds het midden van de zestiende eeuw genoemd als startpunt voor de ontwikkeling van nieuwe opvattingen.65
De overtuiging dat het (nabije) einde der wereld te berekenen was, droeg er volgens Xxxxxx aan bij dat men de bekering der Joden als nabij beschouwde. Tenslotte verbreidde zich door de verwachting van deze bekering ook de opvatting, dat profetieën als Ezechiël 37 het herstel van de staat Israël in het beloofde land beschreven. De overtuiging dat het einde van de wereld nabij was, was volgens hem wijdverbreid. Overal waar de calvinistische theologie haar invloed uitoefende werd deze overtuiging in het midden van de zeventiende eeuw vergezeld door de verwachting van een massale bekering der Joden vbör de Wederkomst van Christus. Velen verbonden volgens Xxxxxx deze bekering met de terugkeer van de Joden naar het beloofde land; volgens velen zou deze bekering een zegen tot gevolg hebben voor de kerken in wier gebied de Joden woonden, of zelfs leiden tot een vrederijk op aarde.66 Concluderend stelt Xxxxxx dat in Engeland het traditionele beeld van de Joden veranderde doordat men hen begon te beschouwen als toekomstige Christenen.67
Een overeenkomstige verklaring vinden we bij Xxxxxxx X. Xxxxxx, die verwijst naar een niet-gepubliceerde lezing van Xxxxx. Hierin beschreef deze de opkomst in Engeland van de gedachte van de terugkeer van de Joden naar hun eigen land als één van de resultaten van de pogingen tot interpretatie van de Openbaring van Xxxxxxxx en de bezinning op het duizendjarige rijk.68 In een artikel over de opvattingen van de Engelse Protestanten tussen 1790 en 1840 betreffende de terugkeer van de Joden naar Kanaän, noemt Xxxxx een aantal factoren binnen het Protestantisme, dat de opkomst van het spreken over een dergelijke terugkeer belemmerde. In de eerste plaats was er de kracht van de traditie, waarin gedurende meer dan duizend jaar geen enkele plaats
64 Xxxxxx, Xxx, p.73v.
65 Xxxxxx, Introduction, p.10v; volgens hem kan dit feit helpen om vast te stellen, wanneer het thema van de terugkeer van de Joden naar hun land zijn intrede deed in de chiliastische literatuur, maar blijft de vraag naar het ‘waarom’ nog open: “Like Vereté, I think it represents some profound element in the development of Reformation theology.”
66 Xxxxxx, Xxx, p.74-76.
67 Xxxxxx, Xxx, p.77.
68 Xxxxxx, Introduction, p.10v.
geweest was voor enige erkenning van een terugkeer der Joden. De voornaamste oorzaak hiervan ziet hij in het feit dat de letterlijke interpretatie van de Schrift verworpen was ten gunste van andere interpretaties. Vooral de allegorische uitleg, die volgens hem gesteund werd door het leergezag van de Rooms-Katholieke kerk, had een grote invloed verworven. Voor de Joden was er binnen deze benadering geen enkele nationale toekomst meer; wel hield men voor iedere individuele Jood de mogelijkheid van verlossing door bekering tot het christelijk geloof open. Hoewel de protestantse exegese meer en meer de symbolische en allegorische uitleg losliet ten gunste van een ‘grammaticale, letterlijke’ benadering, die zocht naar de oorspronkelijke, aan de tekst eigen en ongekunstelde betekenis, bleef vooral in de uitleg van profetieën de kracht van de traditie sterk.69 Vreté’s voorzichtige conclusie is, dat nog lange tijd een letterlijke uitleg van profetieën betreffende de verlossing en het herstel van Israël beschouwd werd als opzienbarende nieuwlichterij. Dit kwam volgens hem mogelijk voort uit de op religieuze vooroordelen gebaseerde onwil om toe te geven dat de Joodse geloofsovertuiging en theologie op enig punt de christelijke opvattingen zouden kunnen corrigeren.70 Bovendien suggereert hij dat het verzet tegen het herstel van Israël samenhing met het standpunt dat men innam aangaande de Wederkomst en het duizendjarig rijk. De letterlijke verwachting van een duizendjarig rijk op aarde was in de tijd van de Reformatie (en niet alleen toen) voor velen aanleiding voor een radicale sociale en politieke opstelling, zoals bleek bij de Wederdopers te Münster. Om deze en andere redenen hielden de meesten vast aan de traditionele opvatting dat de Wederkomst en het Koninkrijk der hemelen niet fysiek of materieel zouden zijn, maar geestelijk.71 Voor de acceptatie door Engelse Protestanten van de komende bekering der Joden en hun terugkeer naar Kanaän ziet Xxxxx een ontwikkeling van Xxxxxx Xxxxxx en Xxxxxx Xxxxx (die volgens hem slechts wilden spreken over de bekering der Joden) via Xxxxxx Xxxxxxxxx naar Xxx Xxxxx Xxxxx en in mindere mate Xxxxxx Xxxx.72 Over de meeste andere interpretaties van de opkomst van meer positieve benaderingen van de Joden in de zestiende en zeventiende eeuw oordeelt Vreté, dat zij geen aandacht hebben besteed aan de mogelijkheid dat deze houding mede of zelfs voornamelijk het resultaat is van de nieuwe benadering van de profetieën betreffende het einde der tijden en dus geworteld is in de theologie.73
Xxxx zet met zijn beschrijving van de aandacht voor de Joden binnen het kader van chiliastische visies, in bij de theologen Xxxxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx en Mede. De aandacht voor de Joden in chiliastische geschriften was volgens hem van groter belang voor de visie op de Joden in de eerste helft van de zeventiende eeuw in Engeland, dan de invloed van de Judaïserende secten en van de hernieuwde belangstelling voor het Hebreeuws.74 Ook Xxx Xxxxx00 en C. Graafland76 leggen het
69 Vreté, Restoration, p.13v; hoewel het hier om een bepaald niet onbelangrijk punt gaat, geeft Vreté geen bewijsplaatsen.
70 Vreté, Restoration, p.14.
71 Vreté, Restoration, p.14v.
72 Vreté, Restoration, p.15vv; blijkbaar heeft hij Xxxxx’ Alarum uit 1615, waarin deze ruimte liet voor een terugkeer van de Joden naar Kanaän, niet bestudeerd.
73 Vreté, Restoration, p.19 n.29.
74 Xxxx, Xxxxx-semitism, p.90vv. De plaats van de Joden in de chiliastische verwachtingen beschrijft hij op p.90-107, waarna hij van p.107-126 aandacht besteedt aan meer bizarre figuren als Xxxxxx Xxxx en Xxxx Xxxxxx, die meenden geroepen te zijn om de Joden terug te brengen naar Kanaän en door hun optreden de Joden en hun terugkeer naar het land der vaderen onder de algemene aandacht brachten.
75 Scult, Expectations, p.12. Deze studie naar de relatie tussen chiliastische verwachtingen en aan de Joden geschonken rechten is overigens slecht onderbouwd en berust op zeer incomplete bronnenstudie. Zo rekent hij ten onrechte Xxxxxx Xxxxx, xxxxxxxx Xxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx, aartsbisschop Xxxxx
verband tussen de reeds in de Middeleeuwen levende verwachting van een toekomstige bekering der Joden en de apocalyptische interpretatie77 die gegeven werd aan de Reformatie, als aanzet tot een hernieuwde aandacht voor de bekering van de Joden. Volgens Xxxx X. Xxxxxx was de aandacht voor de Bijbelteksten over de bekering van de Joden één van de eerste ontwikkelingen in de bezinning op de uitleg van profetieën in de Bijbel na de Reformatie. Vanaf het eerste kwart van de zeventiende eeuw was het geloof in de komende bekering van de Joden volgens hem algemeen aanvaard onder de Engelse Puriteinen.78 Volgens Xxxxxxx waren nieuwe en meer wereldse opvattingen aangaande het duizendjarig rijk die aan de Joden een belangrijke rol toedachten in het kader van de verwerkelijking van de verlossing.79 Xxxxxxx Xxxxxxxxx Alberca ziet in de chiliastische speculaties een bron van toenadering tot en verbroedering met de Joden.80 Tot slot is er in dit kader de weinig overtuigende verklaring van N.I. Xxxxx, dat men tegen de achtergrond van de Turkse dreiging in Europa de Joden ging beschouwen als degenen die de Turken zouden verslaan, waarna zij zouden terugkeren naar het beloofde land. Vervolgens zouden zij zich bekeren tot het christelijk geloof en aan de zijde van de Protestanten strijden tegen de Rooms-Katholieken.81
Tot nu toe hebben we reeds enkele malen een verwijzing gevonden naar de invloed van het Calvinisme op de veranderingen in de visie op de Joden. Sommigen hebben gepoogd specifieke aanknopingspunten hiervoor in het Calvinisme aan te wijzen. Xxxxxxxxx X. Xxxxxx noemt de nadruk van onder anderen Calvijn op de eenheid van het verbond als mogelijke verklaring van de aandacht voor de Joden; dit moest volgens hem wel leiden tot het erkennen van Israël als fase in de heilsgeschiedenis en van de Joden als voorvaders in het geloof, wat leidde tot eerbied voor hen.82 Xxxx Xxxxxxxx ziet een duidelijk verband tussen de overheersende invloed van het Calvinisme in Engeland en de positieve aandacht voor de Joden daar; maar het blijft voor hem onduidelijk waar de aanknopingspunten in het Calvinisme precies lagen.83 Volgens Escribano-Alberca was de opstelling van het Calvinisme tegenover de Joden in deze periode opener en positiever dan bij de andere kerkelijke groepen en de Rooms-Katholieke kerk.84 Oberman suggereert een verbinding met het feit dat het Calvinisme vooral invloedrijk was onder de ballingen uit de steden in Zuid-Duitsland, Frankrijk en later de Nederlanden. Volgens hem duidden zij het Evangelie van genade en geloof tegen de ervaringshorizon van verbanning. De rechtvaardiging der goddelozen werd beleefd als de redding van thuislozen. Daardoor zouden deze
Xxxxxx en Xxxx Xxxx tot de ‘millenialists’ (p.18, noot 5).
76 Graafland, Toekomstverwachting, p.69.
77 Met Firth, Tradition, p.247vv, gebruiken wij het woord ‘apocalyptisch’ ter aanduiding van die benadering van de relatie tussen de geschiedenis en de Schrift, die in het verloop van de geschiedenis de vervulling zag van profetieën uit de Schrift.
78 Xxxxxx, Xxxx, p.41vv.
79 Melnick, Polemics, p.10v. Volgens Xxxxx, Restoration, p.27-31, was er zelfs een direct verband tussen de mate waarin men chiliastische opvattingen huldigde en de mate waarin men aandacht had voor de terugkeer van de Joden naar Kanaän.
80 Escribano-Alberca, Eschatologie, p34.
81 Matar, Restoration, p.24vv; op p26 stelt hij: “The Jew was the cornerstone of the religious military strategy against the Turk and the Catholic. He was the spearhead of Protestantism into the land of unbelief and heresy, and thus his conquest of Palestine was necessary for the defence of England’s faith.”
82 Xxxxxx, Xxxxxx, p.187.
83 Xxxxxxxx, Anti-Semitism, p.204v.
84 Escribo-Alberca, Eschatologie, p.34.
Protestanten de eveneens in ballingschap levende Joden anders beoordelen: ballingschap was niet meer slechts een straf voor de Joden, maar werd verstaan als de bestaansvorm van de ware gelovigen in alle tijden.85 Theologisch leidde dit tot het spreken over het ene verbond van God waarin zowel Joden als Christenen deelden, een wijze van spreken die volgens Xxxxxxx in de christelijke traditie tot aan Xxxxxx nog ondenkbaar was. Nieuwe nadruk viel er op de onveranderlijkheid van Gods trouw, die vasthoudt aan Zijn belofte en zich daarvan niet laat afbrengen door de ongehoorzaamheid van Zijn volk; ook op deze wijze werden Joden en Christenen op één lijn gesteld.86
Met uitzondering van Xxxx’ Readmission, dat de periode 1603 tot 1655 behandelt, vinden we bij geen van de geciteerde auteurs zelfs maar een representatieve selectie van het beschikbare bronnenmateriaal, zodat wij geen van hun conclusies op voorhand kunnen overnemen. Van de genoemde studies geven alleen die van Healey, Xxxx en Vreté een weergave waarin duidelijke overeenkomsten liggen met de beschrijving die wij zullen bieden. Voor het overige worden veelal bepaalde aspecten min of meer geïsoleerd behandeld en overgewaardeerd.
In de volgende paragraaf zullen wij een kort overzicht geven van de thema’s die in ons onderzoek aan de orde zullen komen, mede tegen de achtergrond van de hierboven beschreven opvattingen.
1.3 VRAAGSTELLING
In de hoofdstukken 2, 3 en 4 zullen de volgende vijf aandachtspunten achter- eenvolgens aan de orde komen:
I. Wij openen met een inleiding op de betreffende periode, waarin wij aandacht besteden aan de opkomst en ontwikkeling van de voor ons onderzoek relevante groeperingen binnen en buiten de Engelse staatskerk. Vervolgens gaan wij nader in op ontwikkelingen op het gebied van de eschatologie. De specifieke vormen van de eschatologie in de door ons onderzochte periode hadden hun wortels in de interpretatie van de plaats van de Reformatie in Gods plan en in het verloop van de geschiedenis, zoals die door Engelse Protestanten gegeven werd. Aan de orde komen de volgende vragen: welke opvattingen huldigde men aangaande de kenbaarheid van het verloop van de toekomst en de dateerbaarheid van toekomstige gebeurtenissen? Welke ontwikkelingen verwachtte men nog in de periode tot aan de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel? Verwachtte men op aarde nog een heilstijd of duizendjarig rijk, hoe werkte men deze verwachting uit en hoe verbond men de bekering der Joden en de toekomst van Israël hiermee?
2. Vervolgens beschrijven we de hoofdthema’s in de beoordeling van de Joden die in de eigen tijd leefden, in samenhang met de verwachtingen die men had ten aanzien van hun toekomst. Wij geven weer hoe men dacht over de veronderstelde haat van de Joden voor Christus en de Christenen; hoe Engelse Protestanten het feit interpreteer- den dat de Joden Xxxxx niet als Messias erkenden en de Schrift anders lazen dan de Christenen; hoe men, meestal slechts terloops, de omstandigheden waaronder de Joden leefden, beoordeelde; tenslotte welke opvattingen men verdedigde betreffende de blijvende positie van de Joden als door God uitverkoren volk.
3. Daarna gaan wij in op de houding die men ten opzichte van de Joden aanbeval (meestal beperkte dit zich tot een wijze van denken over de Joden) en de gevolgen die men vermoedde, hoopte, of constateerde van het gedrag en de houding van Christenen
85 Obeman, Antisemitismus, p.187vv.
86 Oberman, Antisemitismus, p.189vv.
ten opzichte van de Joden, met het oog op de bekering der Joden. Hierbij komt ook het verdedigen van tolerantie voor de Joden aan de orde.
4. Aansluitend beschrijven wij hoe men zich de bekering der Joden voorstelde en welke rol Christenen hierbij zouden moeten of kunnen spelen. Hierbij zal ook blijken dat binnen het Engelse Calvinisme openheid voor de toekomst van het Joodse volk gevoed werd door de nadruk op Gods trouw aan zijn verbond met en beloften aan Israël, een nadruk die de bezinning op de positie van Israël verbond met de verkiezingsleer.
5. Tot slot stellen wij de verwachte gevolgen van de bekering der Joden aan de orde, in relatie tot de eventuele heilstijd op aarde, c.q. het duizendjarig rijk en de positie die men voorzag voor de herstelde staat Israël temidden van de volkeren na de terugkeer der Joden naar Kanaän. Met de term ‘staat’ bedoelen wij nationale autonomie op eigen grondgebied.
In de samenvattingen die na de verschillende paragrafen volgen, geven wij aan welke theologen een belangrijke invloed hebben gehad op de ontwikkeling van de behandelde thema’s, en welke relaties er bestaan tussen de door ons gevonden opvullingen en de belangrijkste groeperingen binnen het Engelse Protestantisme tot aan 1670. Gezien het aantal genoemde auteurs kunnen wij slechts uiterst summier ingaan op ieders theologie-historische plaats. Bovendien is van velen van hen slechts weinig bekend. Een beknopt overzicht van de belangrijkste biografische gegevens is te vinden in de na hoofdstuk 5 opgenomen appendix.
In het vijfde hoofdstuk vatten wij tenslotte samen wat naar onze mening de theologie- historische plaats was van de bezinning op de bekering der Joden en de toekomst van Israël bij de Engelse Protestanten tussen 1547 en 1670.
Xxx besluiten dit inleidende hoofdstuk met het geven van een motivatie van de indeling in periodes, die wij in onze studie hanteren.
1.4 MOTIVATIE VAN DE GEHANTEERDE INDELING IN PERIODES
In de periode vòòr 1589, die in hoofdstuk 2 centraal staat, bevinden we ons nog in de ontwikkelingsfase van het Engelse Protestantisme. Volgens de indeling van Xxxxxxxxx
X. Xxxxx is dit ook de eerste fase van de ontwikkeling van de protestantse apocalyptische traditie in Engeland, die in de geschiedenis de vervulling van profetieën uit de Schrift zag. In deze eerste fase werd deze traditie in Engeland (en Schotland) gevestigd door het werk van Xxxx Xxxx, Xxxx Xxxx en Xxxx Xxxx. Met Xxxxx kiezen wij voor een inzet bij Bale, omdat hij de eerste Engelse Protestant was die een geschiedenisvisie ontwikkelde op basis van de Openbaring van Xxxxxxxx en daarbij aandacht besteedde aan de plaats van de bekering der Joden in het einde der tijden, en de eerste Protestant die een commentaar op het gehele boek publiceerde. Karakteristiek voor zijn geschiedenisvisie waren de beschrijving van de geschiedenis van de pauselijke Antichrist en een indeling van de geschiedenis in periodes, gebaseerd op de opeenvolging van de in de Openbaring beschreven gebeurtenissen.87
Hoofdstuk 3 beslaat de periode 1589-1639. Er zijn meerdere redenen om 1589 te kiezen als het begin van een nieuwe periode in ons onderzoek naar de ontwikkeling van de bezinning op de bekering en de toekomst van de Joden. In de eerste plaats werd in het laatste decennium van de 16e eeuw een aantal werken geschreven, dat blijk gaf van een nieuwe belangstelling voor de toekomst van de Joden, zoals Xxxxxx
87 Firth, Tradition, p.247vv.
Xxxxxx’x De universali et novissima Iudaeorum vocatione (1590) en Xxxxxx Xxxxxx- man’s Apocalypsis Apocalypseos (in de Engelse vertaling: A Revelation of the Revelation), dat in 1609 posthuum verscheen maar rond 1600 geschreven was.88 In deze periode begon ook Xxxx Xxxxxxxxx zijn campagne voor de vertaling van het Nieuwe Testament in het Hebreeuws en de ontplooiing van andere zendingsactivi- teiten ten bate van de Joden, nadat hij enige tijd in Duitsland gewoond had.
In de tweede plaats heeft de ondergang van de Spaanse Armada in 1588 grote invloed gehad op het zelfbewustzijn van de Engelse Protestanten. Hoewel de overtuiging dat het einde spoedig zou komen en dat de macht van de Antichrist zou blijven bestaan tot aan de Wederkomst, zeker niet plotseling verdween en gedurende de gehele door ons onderzochte periode verdedigers bleef vinden, ontstond er ruimte voor de ontwikkeling van andere, meer hoopvolle verwachtingen aangaande de toekomst. Binnen het kader hiervan kwam er ruimte voor de opkomst van chiliastische visies, die het in Openbaring 20 genoemde duizendjarige rijk in de toekomst plaatsten, zoals we dit zullen zien bij Xxxxxxxxx en Mede.
Volgens Xxxxx is de periode van ±1590 tot ±1640 de tweede fase in de ontwikkeling van de protestantse apocalyptische traditie in Engeland. In deze fase werd deze traditie, op de basis die door mensen als Bale en Foxe gelegd was, uitgebouwd met behulp van vele vormen van kennis en wetenschap, zoals chronologie, astrologie, historisch onderzoek, wiskunde, filosofie en taalkunde.89 Tenslotte was het ook in deze periode dat het verzet tegen het Calvinisme, dat tot dan toe een overheersende invloed had op het Engelse Protestantisme, de kop opstak.
De laatste periode, die wij in hoofdstuk 4 bestuderen, begint in 1640, het jaar waarin het Parlement nadrukkelijk het verlangen naar hervormingen onderstreepte en het verzet tegen de leiding van de staatskerk leidde tot de gevangenneming van aartsbisschop Xxxxxxx Xxxx. Tevens zien we gedurende deze periode in de eschatologie nieuwe accenten naar voren komen, die volgens Xxxxx de derde en laatste fase van de protestantse apocalyptische traditie kenmerken. Zij dateert het begin van deze derde fase na de dood van Xxxx in 1638, maar ziet de aanzetten reeds in een nieuwe golf van continentale invloed vanaf ± 1620. In deze periode van sociale, politieke en religieuze omwentelingen was de aandacht voor de profetieën uit de Schrift groter en diverser dan ooit tevoren.90 Ook in de ogen van vele Puriteinen was het jaar 1640 een keerpunt in de Engelse geschiedenis91, vooral doordat de macht van de Arminianen in de Engelse staatskerk gebroken werd en de hoop oplaaide, dat nu eindelijk de verdere hervorming van de kerk in Engeland doorgevoerd zou kunnen worden. Het vastlopen van de Puriteinse Revolutie, en het herstel van het koningschap en de oude Engelse staatskerk in 1660 gaven de genadeslag aan de grote verwachtingen die op grond van de overheersende eschatologie gedurende de voorgaande decennia in Engeland de boventoon hadden gevoerd.
Gedurende deze periode geven meerdere gebeurtenissen een stimulans voor de bezinning op de plaats van de Joden in het heilshandelen van God nu en in de toekomst. In 1655 werd de vraag acuut, of en onder welke voorwaarden de Joden tot Engeland mochten worden toegelaten, naar aanleiding van de verzoekschriften, die de Amsterdamse rabbijn Menasseh ben Israel tijdens zijn bezoek aan Engeland aan Lord
88 Brightman, Revelation, p.A3v-A4r: “this new hundred of the ages which we are entred into”.
89 Firth, Tradition, p.247.
90 Firth, Tradition, p247; volgeus Webster, Instauration, p.6, was de Puriteinse Revolutie één van de periodes in de geschiedenis, waarin het chiliasme een brede aanhang verwierf.
91 Webster, Instauration, p.2.
Protector Xxxxxx Xxxxxxxx overhandigde. Door meerdere Engelsen was reeds bepleit de Joden weer toe te laten tot Engeland. De door de Council of State in december 1655 bijeengeroepen Whitehall-conferentie, die een antwoord moest geven op de vraag of de toelating van de Joden wettelijk mogelijk was en onder welke voorwaarden dit dan zou moeten gebeuren, leverde geen eenduidig resultaat op. Rondom deze conferentie kwamen de oude anti-Joodse sentimenten voor een korte tijd weer duidelijk naar voren. Hoewel er geen officiële toestemming gegeven werd voor de vestiging van de Joden, werd het de in Londen verblijvende Joden van Spaanse afkomst toegestaan een synagoge in te richten en grond te kopen voor een eigen begraafplaats. Tot dan toe hadden deze Joden zich voorgedaan als Spaanse Rooms-Katholieken, maar in 1656 erkenden zij officieel dat zij naar afkomst en overtuiging Joden waren. Dit deden zij om hun bezittingen te redden, die als oorlogsbuit dreigden te worden geconfisceerd ten gevolge van de uitgebroken oorlog tussen Spanje en Engeland.
De volgende gebeurtenis die duidelijk de aandacht had kunnen vestigen op de aspiraties van de Joden was het feit dat Xxxxxxxx Zvi zich op 31 mei 1665 te Smyrna tot Messias der Joden uitriep. Zeker de helft van de Europese Joodse gemeenschappen hechtte geloof aan deze claim. Het is echter verbazingwekkend te moeten constateren dat slechts een enkeling in Engeland deze gebeurtenissen aangreep om in te gaan op de Joodse Messiasverwachtingen. Het merendeel van de eigentijdse publicaties in Engeland rond Xxxxxxxx Xxx en de door zijn volgelingen verwachte terugkeer van de Joden naar Kanaän hield zich bezig met de weergave van berichten en geruchten. Blijkbaar was de (theologische) betrokkenheid hij de vragen rond de toekomst van Israël zodanig verminderd, dat de gebeurtenissen rond Sabbatai geen noemens- waardige reactie opriepen bij Engelse Protestanten. Xxxx Xxxxxx’x History (1669) was het eerste boek over Sabbatai Zvi dat in Engeland verscheen.92
In datzelfde jaar verscheen ook Increase Xxxxxx’x Mystery dat een systematische beschrijving gaf van de komende bekering der Joden en als het ware een samenvatting vormde van de in de voorafgaande periode ontwikkelde eschatologie, zonder verder originele gedachten te ontwikkelen. De afname van het aantal geschriften waarin over de toekomst van de Joden gesproken werd in de periode die volgde op de Restauratie, maakte duidelijk dat de bezinning op de toekomst van Israël in Engeland voorlopig over zijn hoogtepunt heen was.
Bovendien kan veilig gesteld worden, dat de periode van opkomst, vestiging en ontwikkeling van het Protestantisme in Engeland als een zelfstandige grootheid met een eigen karakter in 1670 afgesloten was.
92 Scholom, Sabbatai. p.548.
HOOFDSTUK 2. DE PERIODE TOT 1589
2.1 INLEIDING
In 1547 begon in Engeland de regeringsperiode van Xxxxxx XX. Diens vader Xxxxx XXXX had in 1534 de Engelse kerk losgemaakt van het gezag van Rome: voortaan zou de kerk in Engeland een staatskerk zijn, onderworpen aan de koning. Leerstellige veranderingen traden nauwelijks op.93 Geschriften van Xxxxxx en diens geestverwanten oefenden in kleine kring hun invloed uit.94 Tijdens het kortstondige bewind van Xxxxxx XX (1547-1553) kon protestants gedachtengoed zich voor het eerst met officiële steun in Engeland verbreiden, mede door de aanwezigheid van continentale protestantse theologen, vooral uit Zuid-Duitsland en Zwitserland, die door aartsbisschop Xxxxxx Xxxxxxx waren uitgenodigd om naar Engeland te komen, waardoor Engeland voor korte tijd een internationaal centrum van het Protestantisme werd.95 Doordat zich onder deze buitenlandse theologen, ondanks de uitnodigingen van Cranmer, geen vooraanstaande Lutheranen bevonden, nam de invloed en het aanzien van Xxxxxx af ten gunste van met name Xxxxxx Xxxxx00, Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxxx00, Xxxxxxxx Xxxxxxxxx00 en Xxxxxxxx Xxxxxxx.99 Bucer werd hoogleraar in Cambridge, Martyr in Oxford.
In 1549 werd het Book of Common Prayer100 ingevoerd dat zowel naar vorm als inhoud een protestants karakter droeg, maar op meerdere punten voor tweeerlei uitleg vatbaar was; in 1552 volgde, mede onder invloed van Xxxxx, een herziene versie die de mogelijkheid van een rooms-katholieke interpretatie de pas afsneed.101 Dit Prayer Book bood voor het gehele land dezelfde reformatorische liturgieën en formulieren in de landstaal in een kerkboek voor zowel geestelijken als leken. Daarnaast bood het een rooster voor de doorgaande lezing van de Bijbelboeken.
De Engelse Protestanten besteedden veel aandacht aan de controverse met Rome. Hoofdpunten waren de verdediging van het feit dat de koning het hoofd van de Engelse kerk was, en het beroep op de Schrift als primaire autoriteit inzake de leer, als criterium voor de hervorming van de kerk.102 Naast de Schrift beriep men zich op de traditie van de ongedeelde kerk uit de eerste vijf eeuwen als secundaire autoriteit. Op deze basis kon het drievoudig ambt van bisschop, priester en diaken, en het handhaven van een vaste liturgie verdedigd worden, zonder een compromis te sluiten met Rome.103
93 Iserloh, England, p.343-351
94 Xxxxxxx, Anglikanismus, p.361; Xxxxxxxx, Calvinistic Thought, p.27. 95 Iserloh, England, p.351; Xxxxxxx, Doctrine, p.209; Xxxxx, Tradition, p.67. 96 Collinson, Grindal, p.49-56, beschrijft diens invloed in Engeland.
97 Collinson, Calvinism, p.214, stelt: “if we were to identify one author and one book winch represented the centre of theological gravity of the Elizabethan Church it would not be Xxxxxx’x Institutes but the Common Places of Xxxxx Xxxxxx”.
98 Collinson, Calvinism, p.214v.
99 Xxxxxxx, Reformation, p.197-201, 231vv. Volgens Xxxxxxxx, Calvinistic Thought, p.65, waren van de werken van Xxxxxxx en Beza in Engeland meer uitgaven beschikbaar dan van enig ander protestants theoloog. Op p.82 wijst hij erop dat Xxxxxxxx Institution Bullingers Decades verving als handboek voor de geestelijken en als tekstboek voor de theologiestudenten in Oxford en Cambridge.
100 Xxxxxxx, Reformation, p.218vv. Zie voor de geschiedenis van de verschillende edities van het Prayer Dook: Xxxxxx Worship, p.165-226.
000 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxx, p.365; Xxxxxxx, Reformation, p.247-249; Devies, Worship, p.94.
102 Xxxxxx, Worship, p.5-15.
103 Xxxxxx, Worship, p.15-17, 30v. “In short, the Anglican theologians were true to the Fathers as long as the latter followed Scripture as their primary authority.” (p.17).
Xxxx X.X. New heeft erop gewezen, dat de theologische positie van de Engelse kerk bepaald werd door het streven de invloed van Rome en de Paus, die men beschouwde als de Antichrist, terug te dringen. Waar men er ten tijde van Xxxxx XXXX in politiek opzicht in geslaagd was dit te bereiken, deed men dit ten tijde van Xxxxxx XX in theologisch opzicht. De theologische afwijzing van de pauselijke suprematie werd ondersteund door andere leerstellingen. De rechtvaardiging door het geloof alleen verminderde de invloed van de kerk als heilsbemiddelend instituut; de verwerping van de transsubstantiatieleer ondermijnde de magische kracht van de Mis, en het terugbrengen van het aantal sacramenten tot twee verminderde het geestelijke gezag van het priesterschap. Concluderend stelt hij, dat het Protestantisme werd ingevoerd voor zover dit in de bestaande situatie nodig was, maar dat van officiële zijde het streven om het geheel van de organisatie, leer en liturgie van de kerk te hervormen, ontbrak.104
Juist tegen wat overbleef aan traditionele elementen richtte zich het verzet van hen, die een verdergaande reformatie wensten.105 Vooral in hun kring beschouwde men de zich voltrekkende reformatie en het verzet van de Rooms-Katholieke hiërarchie daartegen als het beslissende en laatste conflict tussen de ware en de valse kerk.
In de uitwerking van de eschatologie kwam dit ook duidelijk naar voren, zoals we in §
2.2 zullen zien. In Engeland zou de visie van Calvijn, die de gang van de kerk door de geschiedenis verstond in termen van groei, voortgang, toename en opbouw, en sprak van de werking van het Rijk door middel van de kerk, in de voortgang van de tijd106, van groter invloed blijken op de ontwikkeling van de eschatologie dan de visie van Xxxxxx, die benadrukte dat de kerk op aarde geen uiterlijk teken van kracht of waardigheid bezat, maar in de ogen der mensen zwak en door God verlaten leek. Voor hem stond het leven van de kerk op aarde onder het voorteken van de ‘Anfechtung’. Voor hem was de vreugdevolle eschatologie van het Nieuwe Testament meer een troost in de ‘Anfechtung’, dan een anticipatie van de uiteindelijke overwinning van de Zoon des Mensen, zoals bij Calvijn.107 Xxxxxx beschouwde het Koninkrijk van God niet zozeer als actief betrokken op het verloop van de geschiedenis, maar meer als het abrupte einde daarvan.108 De Engelse Protestanten zouden zich steeds nadrukkelijker gaan bezinnen op de mate waarin Gods heil zich in de geschiedenis zou openbaren, zoals we in deze studie zullen zien.
De ontwikkelingen die onder Xxxxxx XX op gang gekomen waren, werden door diens vroegtijdige dood en de troonsbestijging van de katholieke Xxxx Xxxxx (1553-1558), die in 1554 in het huwelijk trad met Xxxxxxx XX van Spanje, abrupt afgebroken. De Paus werd weer officieel erkend als hoofd van de kerk in Engeland. Veel protestantse leiders en hun volgelingen werden gevangengenomen en meer dan 300 van hen stierven de martelaarsdood.109 Vele vooraanstaande Protestanten gingen in ballingschap.
104 New, Anglican, p.108; cf. Collinson, Calvinism, p.198.
105 Cf. Knappen, Tudor Puritanism, p.63-66.
106 Torrance, Kingdom, p.142v; Eschatology, p.55: “Xxxxxx’x eschatology was activist, stressing the mighty acts of God in Christ and therefore the work of the Church in obedience and joy”.
107 Torrance, Kingdom, p.66v, 72. Op p.139-164 bespreekt hij de verschillen tussen Xxxxxxx en Calvijns eschatologie; cf. Eschatology, p.59-62. Ook Xxxxxx, Prediking, p.86v, benadrukt dat volgens de opvatting van Luther Gods handelen in de geschiedenis verborgen was en pas achteraf, na het einde van de geschiedenis, gekend kon worden.
000 Xxxxxxxx, Eschatology, p.43. Xxxxx, Johannesoffenbarung, p.287, stelt het zo, dat Xxxxxx weinig ruimte had voor een spreken in termen van heilsgeschiedenis.
109 Xxxxxxx, Reformation, p.264-272.
Het was onder de halfzuster van Xxxx, Xxxxxxxxx, die 45 jaar zou regeren (1558-1603), dat de Reformatie van de Engelse kerk een definitieve vorm kreeg.110 De door Cranmer in 42 artikelen samengevatte leer van de Engelse kerk was in 1553 aanvaard als de officiële geloofsbelijdenis; in 1563 volgde een revisie waaruit de ‘39 Articles’ voortkwamen, die het officiële leerdocument van de Anglicaanse kerk zouden blijven vormen.111 Onder de door Xxxxxxxxx X benoemde bisschoppen bevonden zich velen, die gedurende hun ballingschap op het continent contacten hadden gelegd met vele reformatoren, niet alleen in Genève, maar ook in Xxxxxxxxxxx xx Xxxxxx.000 Ook nu bleef voor de Engelse kerk noodzakelijk om zich duidelijk te profileren ten opzichte van de Rooms-Katholieke kerk, die middels een pauselijke bul uit 1570 Xxxxxxxxx X excommuniceerde en haar onderdanen opriep haar van de troon te stoten. In vele preken nam de aanval op de Rooms-Katholieke kerk een belangrijke plaats in.113
De invloed van de Zuidduitse en Zwitserse Reformatoren, die wij gemakshalve zullen aanduiden als ‘Calvinisten’, ter onderscheiding van hen die op Xxxxxx en Melanchthon georiënteerd waren, bleek bij de Engelse Reformatoren ook duidelijk uit de opname van de predestinatie-leer. Omdat de aan mensen geschonken verlossing uitsluitend op genade berust, en niet op menselijk streven of menselijke verdienste, is Gods wil alleen aan te wijzen als oorzaak voor het feit dat mensen zich in geloof tot Hem wenden en gerechtvaardigd worden. Het spreken over uitverkiezing had dus als functie om de belijdenis dat rechtvaardiging en verlossing uit Gods genade alleen voortkomen, te beschermen en te garanderen. Bovendien hanteerde men deze leer polemisch in de verwerping van de rol die goede werken in de rooms-katholieke theologie speelden.114 Met de bezinning op de uitverkiezing hing de nadruk op de heiliging samen. De heiliging, opgevat als het doen van gerechtigheid, zowel individueel als collectief, voortkomend uit de vernieuwende kracht van de genade, werd verstaan als het voor-laatste, aardse doel van de verkiezing; het uiteindelijke doel was de hemelse zaligheid, de verheerlijking. Daarmee werd de verkiezing opgenomen in een groter, samenhangend geheel van begrippen. Deze ‘ordo salutis’, vooral ontwikkeld door Xxxxxx Xxxxx en Xxxxx Xxxxxx, zette in bij verkiezing (electio), en leidde via roeping (vocatio), rechtvaardiging (justificatio) en heiliging (sanctificatio) naar de uiteindelijke verheerlijking (glorificatio). Het hanteren van deze ordening werd kenmerkend voor de Calvinistische theologie, in het bijzonder in Engeland; afwijkende visies van Rooms-Katholieken en Separatisten die verdedigden dat de menselijke wil vrij was om het goede te kiezen, werden als Pelagianisme, gerechtigheid op grond van eigen verdiensten, van de hand gewezen.115
Vanaf 1564, gedurende de ‘Vestiarian Controversy’, werd van officiële zijde steeds
110 Xxxxx, Historiography, p.29; op p.32 wijst hij erop, dat het ongeveer 15 jaar duurde voordat de bisschoppen van Xxxxxxxxx X het merendeel van de geestelijkheid en de gemeenteleden zover hadden, dat zij het Book of Common Prayer gebruikten.
000 Xxxxxx, Xxxxxxxxxxxxx, p.362; Iserloh, England, p.351vv. Bij de opstelling van deze artikelen had Cranmer gebruik gemaakt van de ‘13 Articles’ uit 1538. Via deze weg kwam de inhoud van bijna alle leerstellige artikelen van de Confessio Augustana in de 42 Artikelen terecht. Opvallend is aandacht die in de ‘42 Articles’ besteed werd aan de bestrijding van de opvattingen van de Anabaptisten (cf.
Xxxxxxx, Reformation, p.252).
Xxxxxxx, Anglikanismus, p.370-375,bespreekt de ‘39 Articles’;cf Xxxxxxx, Reformation, p.251- 253. Cremeans, Calvinistic Thought, p.74-76, bespreekt de overeenkomsten met calvinistische opvattingen, hoewel volgens hem de invloed van Xxxxxxxxx op de ‘39 Articles’ groter was dan die van Calvijn (p.75). 112 Xxxxxxx, Reformation, p.283-289; Iserloh, England, p.353.
113 Xxxxxx, Preaching, p.292.302.
114 Xxxxxxx, Predestination, p.6.
115 Xxxxxxx, Predestination, p.13v, 27.
grotere nadruk gelegd op eenvormigheid in prediking, eredienst en ambtsgewaad.116 In Londen, waar de meer radicale hervormingsgezinden het sterkst vertegenwoordigd en georganiseerd waren, werden door sommigen de eerste stappen naar afscheiding van de staatskerk genomen.117 In deze periode werd het beroep op de oud-kerkelijke traditie door een groeiend aantal van de radicalere Protestanten ter discussie gesteld. Hieruit ontwikkelde zich het Puritanisme, dat ervan overtuigd was, dat verdere hervormingen van de Engelse kerk, met het ‘zuivere’ Woord van God als richtsnoer, noodzakelijk waren.118 In deze studie gebruiken wij een algemene definitie van het Puritanisme, als beweging binnen de Engelse staatskerk, die verdergaande hervormingen nastreefde dan van officiële zijde werd voorgestaan.119 De breuk met Rome mocht dan op het gebied van de officiële leer afdoende zijn, maar wat de liturgie en het kerkbestuur betrof, was er volgens hen nog veel te wensen overgebleven: de door Xxxxxxx en diens medestanders in Genève ontwikkelde vormen werden door velen genoemd als een alternatief, dat voldeed aan de Bijbelse norm.120 De radicale Puriteinen, bij wie zowel congregationalistische opvattingen voorkwamen als presbyteriaanse121, behoorden evenals de Separatisten tot de tweede generatie Calvinisten. Deze dachten meer wettisch en beschouwden het verbond meer en meer als voorwaardelijk, mede afhankelijk van de gehoorzaamheid van de uitverkorenen aan de wet. Dergelijke opvattingen weerspiegelen de invloed van Xxxxxxxx Xxxx, Xxxxxxxx opvolger in Genève. Deze was één van de eersten, die claimden dat het Presbyterianisme de enige legitieme, schriftuurlijke vorm van kerkbestuur was, omdat het zo nauw aansloot bij de praktijk van de apostelen.122 Binnen het kader van de nadruk op de empirisch vaststelbare gehoorzaamheid aan de leer en de morele wet van de Schrift, een ontwikkeling waarin Xxxxxxx Xxxxxxx een zeer belangrijke rol speelde, werd ook de vraag of men zich al dan niet hield aan de ware, Bijbelse kerkorde één
116 Xxxxxx, Worship, p.47. Zie voor de Europese context van de ‘Vestiarian Controversy’: Triuterud, Puritanism, p.67-81.
117 White, Separatist, p.22v; Collinson, Reformers, p.51; Xxxxxx, Worship, p.48: “The importance of the Vestiarian Controversy was that it polarised Puritan and anti-Puritan opinion and once and for all put the Puritans on notice that they could expect no further moves on the part of the queen in a more Reformed church direction.” Volgens Xxxxx, Separatist, p.6, waren er reeds tijdens het bewind van Xxxx groepen Protestanten in Engeland, die zich afscheidden van de staatskerk, waarvan zij de leer, de vormen en de eredienst als vals afwezen.
000 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxx, p.377v. Collinson. Mirror, p.292, waarschuwt tegen een benadering, die Puritanisme en Anglicanisme tegen elkaar uitspeelt: “much of what we call puritanism at this time was nothing but authentic Protestantism”. Met betrekking tot het Anglicanisme stelt hij: “the distinctive and coherent body of divinity implied by that title had no apparent existence in the days of the Elizabethan Calvinist consensus.” (Anglicanism, p.244).
119 Cf. Xxxxxx, Xxxx-Calvinists, p.7v: “until the 1620s Puritan, as a technical term, was usually employed to decribe those members of the English Church who wanted further Protestant reforms in liturgy and organization.”; Xxxxxx, Westminster, p.58, n.1, noemt drie centrale elementen: “dissatisfaction with the state of the reformation within the Church of England; commitment to the Scriptures as the necessary basis of that reformation; unwillingness to separate from the national Church.”; Xxxxxxxxx, Puritanism, p.9: “Puritanism was the Protestant form of dissatisfaction with the required official religion of England under Xxxxxxxxx.”; Xxxxxxxx, Calvinistic Thought, p.67; Xxxxxx, Worship, p.41vv; Xxxxxxxx, Dutch Puritanism, p.457.
120 Watts, Dissenters, p.18; Xxxxxx, Worship, p.41, 48v; Lake, Presbyterianism, p.4,17. Cremeans, Calvinistic Thought, wijdt een hoofdstuk aan ‘The Calvinist Discipline in England’ (p.83-102); op p. 122 stelt hij: “The nonconforming Calvinists developed the only complete system of English Calvinism.”
121 Clements, Kongregationalismus, p.1384v; Huxtable, Kongregationalismus, p.452. Xxxxxxxx, Communion, p.271v, is van mening dat, gezien de vele overeenkomsten in ecclesiologie, de verschillen tussen deze stromingen in deze periode nog overwegend impliciet waren.
122 Lake, Presbyterianism, p.3; Xxxxxxxx, Communion, p.36 (onder Xxxxxxxxx X), 42vv (onder Xxxxx X).
van de beslissende criteria voor de zekerheid dat men verlost was.123 Hierin week men af van Calvijn, die van mening was dat de mens het ware geloof slechts kon ontvangen en daarom in dit opzicht passief was tegenover de genade van God. Wie twijfelde aan zijn verlossing, spoorde hij aan om in geloof te zien op Christus, de enige bron van zekerheid. Voor hem was Gods verbond diens genadige en onverdiende belofte van verlossing, waarvoor God zelf garant stond en die vervuld was in Christus.124
De Separatisten gingen vanaf ±1570 zover dat zij eigen bijeenkomsten organiseerden en braken met de staatskerk.125 Hoewel de Puriteinen het met hen eens waren, dat de staatskerk anti-christelijke elementen bevatte, hielden zij staande, dat desondanks de Engelse kerk een ware kerk was.126 In de zestiende eeuw waren staat en kerk nog zo nauw met elkaar verbonden, dat een zich losmaken van de staatskerk bijna onherroepelijk moest leiden tot een theologische verdediging van de volledige scheiding van kerk en staat. Expliciet zou dit pas in het midden van de zeventiende eeuw gebeuren door Xxxxx Xxxxxxxx.127
Xxxxxx Xxxxxxxxxx, de belangrijkste exponent van de Presbyteriaanse beweging, voerde in 1570 als hoogleraar theologie te Cambridge in zijn colleges over de Handelingen der Apostelen een pleidooi voor een presbyteriaanse kerkstructuur, waarin de hiërarchische ambtsstructuur van diaken, priester en bisschop zou worden afgeschaft ten gunste van gelijkwaardigheid van de voorgangers en de autonomie van de plaatselijke gemeente. In deze opzet was er een duidelijke onderscheiding van kerk en staat, tegenover de koninklijke suprematie in de staatskerk. Aan de vorst werd nog wel het recht toegekend een door ‘popery’ of innerlijk verval van haar bestemming vervreemde kerk te hervormen, maar elke andere invloed op het bestuur van de kerk werd hem ontzegd.128 Xxxxxxxxxx vond gehoor bij radicale geestelijken, die zich niet van de staatskerk wilden losmaken.129 Voor hen werd mede onder Xxxxxxxxxxx invloed de vraag naar de ware kerkorde de centrale vraagstelling in de jaren die volgden.130 In 1572 werd in de Admonition to the Parliament het volledige programma van de Presbyterianen gepresenteerd. Xxxxxxxxxx en anderen radicale Puriteinen wilden het lidmaatschap van de kerk beperken tot de bewuste, toegewijde en aan hun leer en levenswandel te herkennen gelovigen, voor wie een actief en gehoorzaam lid- maatschap van de kerk tevens een bewijs vormde van hun verkiezing door God.131 Naar aanleiding van Cartwrights opvattingen ontspon zich de klassieke controverse tussen de Puriteinen en verdedigers van de staatskerk, die in Xxxx Xxxxxxxx, vanaf 1583
123 Brachlow, Communion, p.23, 26, 32v, 35v, 39; op p.269 vat hij het als volgt samen: “the puritan commonplace that a scriptural polity was ‘necessary ... to our salvation’ provided the theological rationale for the militant posture of each party whenever they opposed those less radical than themselves.”
124 Brachlow, Communion, p.31vv.
125 Yule, Independents, p.6; Xxxxx, Dissenters, p.24.
126 Collinson, Reformers, p.89; Xxxxxx, Worship, p.44, noemt de Separatisten “non-conforming Puritans”, te onderscheiden van de “conforming Puritans”, die een door de staats gesteunde verdere reformatie verwachtten.
127 Yule, Independents, p.7.
128 Lake, Presbyterianism, p.1vv; Xxxxxxxxx, Presbyterianer, p.314; Xxxxxxx, Presbyterianer, p.542; Xxxxxx, Presbyterialverfassung, p.304vv.
129 Watts, Dissenters, p.25; cf. Collinson, Movement, p.111vv. Lake, Presbyterianism, p.1, verbindt het opkomende presbyterianisme vooral met de jongere generatie Protestanten.
130 White, Separatist, p.34. Zie voor de bredere historische achtergrond van het streven naar hervormingen In deze periode: Trinterud, Puritanism, p.231-239.
131 Brachlow, Communion, p.119-128 (onder Xxxxx X), 128-136 (bij de Separatisten).
xxxxxxxxxxxxx xxx Xxxxxxxxxx, hun belangrijkste woordvoerder hadden.132 De centrale vraag was die naar het gezag van de Schrift op het gebied van de liturgische en bestuurlijke vormen van de kerk. Xxxxxxxx verdedigde tegenover de Puriteinen het fundamentele onderscheid tussen vragen betreffende het geloof, die noodzakelijk waren voor het heil en waarin de Heilige Schrift een absoluut gezag had, en vragen betreffende ceremoniën, ambtsstructuren, tucht en bestuur, de zogenaamde ‘adiaphora’, waarin de kerk de bevoegdheid tot het nemen van eigen beslissingen had.133 Dergelijke argumenten waren volgens Xxxxxxxxxx een open deur voor Roomse invloeden.134
De Puriteinen verdedigden hartstochtelijk de overtuiging dat het gehele leven, de gehele leer en alles wat betrekking had op het bestuur en de eredienst van de kerk, gebaseerd diende te zijn op de uitdrukkelijke voorschriften van de Schrift. Dit hing samen met hun antropologie: door de zondeval was de mens in alle opzichten volkomen verdorven, zodat hij op eigen kracht tot niets goeds in staat was. Alleen de waarachtig bekeerde mens ontving een nieuwe natuur door gehoor te geven aan het gepredikte Woord, in de met Gods heiligende Geest doortrokken gemeenschap van de kerk. Op basis hiervan wisten de Puriteinen zich in alle opzichten gebonden aan de Schrift als gids voor het nieuwe leven, die hen binnenvoerde in een steeds groeiende toewijding aan Christus. Door hun mensvisie onderscheidden zij zich van verdedigers van de bestaande orde in de staatskerk als Xxxxxxxx en Xxxxxxx Xxxxxx, die de mens zagen als zondaar èn als een rationeel wezen, in staat om zijn leven op aarde zelf op een goede manier vorm te geven.135 Vandaar het schijnbaar subtiele onderscheid dat Xxxxxxxxxx en Xxxxxxxx voor elkaars argumenten onbereikbaar maakte: de eerste stelde “that all things in the church should be appointed according to the word of God”, de tweede dat “nothing be done against the word of God.”136 Xxxxxx X. Xxxxxx Xxxxx heeft erop gewezen dat deze verschillen reeds aan het licht kwamen in het conflict in de kring van de Engelse ballingen in Frankfurt rondom de vraag of men al dan niet het Engelse ‘Prayer Book’ moest gebruiken of een liturgie. Waar de meer gematigde groep van mening was dat elke keuze voor een bepaalde orde in de kerk historisch bepaald was en zij dus bereid waren te vertrouwen op nationale kerkelijke tradities, wilde de radicalere groep terugkeren tot wat zij beschouwde als de zuiverheid van de begintijd van de kerk en wees zij historische kerkelijke tradities af ten gunste van wat zij beschouwde als schriftuurlijk.137
Xxxxxxxx eiste toen hij in 1583 aartsbisschop werd, dat alle geestelijken een verklaring zouden ondertekenen, dat het ‘Book of Common Prayer’ “nothing contrary to the word of God” bevatte.138 Dit betekende dat de hoop van de Puriteinen op integratie van hun aspiraties in het overkoepelende geheel van de Engelse kerk voorlopig niet in vervulling kon gaan.139 Het beleid van Xxxxxxxx was gericht tegen de gematigde non-
132 New, Anglican, p.105; Xxxxxx, Rise, p.5; Xxxxxxxx, Calvinistic Thought, p.71-74.
133 Collinson, Mirror, p.27; Xxxxxxx, Anglikanismus, p.378v; Lake, Presbyterianism, p.89.
134 Lake, Presbyterianism, p.17-22, 25, 42-49.
135 New, Anglican, p.21, 27vv, 34-36.
136 Xxxxxxxx, Works, vol.I, p.195, 284.
137 Xxxxxx Xxxxx, Anglican, p.50, 56: “The Anglicans were willing to accept what history had given them and to use their religion to account for their complete obedience to the state. The Puritans used their theology as a device for judgment and for returning to a point in history when Christianity was, in their opinion at least, ‘pure’.” Zie voor een beschrijving van het conflict in Frankfurt: Xxxxxxx, Reformation, p.289-294.
138 Xxxxx, Xxxxxxxxxx, p.34; Collinson, Movement, p.123vv; Xxxxxxxxx, Puritanism, p.384-390, geeft een beschrijving van het beleid van Xxxxxxxx.
139 Collinson, Movement, p.159-167, 243; Xxxxxxxx, Calvinistic Thought, p.69-71.
conformisten binnen de Engelse kerk. Ook dezen moesten nu kiezen tussen aanpas- sing of protest. Waar zij kozen voor protest, in welke vorm dan ook, bevonden zij zich in een vergelijkbare positie met de meer radicale Puriteinen: de verschillen tussen de gematigde meerderheid en de extreme minderheid werden kleiner.140 In 1586 werd op aandringen van Xxxxxxxx censuur ingesteld op alle gepubliceerde geschriften. De Xxxxxxxxxx, die voordien vrijheid hadden gehad om hun werk in Engeland te laten drukken, gingen weer over tot samenwerking met buitenlandse drukkers.141
Ondanks duidelijk verschillende accenten bewoog de meerderheid van de vooraanstaande theologen en kerkleiders tijdens het bewind van Xxxxxxxxx xxxx, evenals de Puriteinen, binnen de kaders van het Calvinisme.142 Volgens Xxxxxxx waren de Puriteinen op grond van de verkiezingsleer niet te onderscheiden van de meeste conformisten; hooguit zou gesteld kunnen worden dat over het algemeen de Puriteinen nadrukkelijker aan deze leer vasthielden en haar met meer inzet verdedigden.143
2.2 DE OPKOMST VAN DE BEZINNING OP HET EINDE DER TIJDEN Algemeen leefde bij de Engelse Protestanten de overtuiging dat de tijd, waarin zij leefden, de laatste en zwaarste periode van de geschiedenis was.144 Zij waren niet de eersten die zo dachten, noch ook de eersten, die poogden inzicht te verkrijgen in het verloop van de kerk- en wereldgeschiedenis.
Volgens de officiële leer van de Rooms-Katholieke kerk viel, met name onder invloed van Xxxxxxxxxx en de door keizer Xxxxxxxxxxx aan de kerk geschonken status, het duizendjarig rijk samen met de tijd van de kerk; met de komst van Christus had de overgang van oud naar nieuw plaatsgevonden, een nieuw tijdperk was niet te verwachten.145 Men beschouwde de kerk als het ware doordrenkt met het Koninkrijk van God. De aardse structuren van de kerk konden dientengevolge door het kerkelijk leergezag als afschaduwing van de structuren van het Rijk Gods aangeduid worden. Een hervorming van de kerk, een nieuwe, verdere ontwikkeling binnen de geschiede- nis, was in deze visie ondenkbaar. De tijd van de kerk was de allerlaatste fase in de geschiedenis, die afgesloten zou worden door het Laatste Oordeel.146 Zo stelde Xxxxxx xxx Xxxxxx dat de kerk, evenals de geschiedenis, statisch was: geen wezenlijke verandering, geen climax van een zich in de geschiedenis voltrekkend plan viel te verwachten; het eschatologische einde viel buiten de geschiedenis.147 Hij ontkende dan ook de mogelijkheid om de nadering van het einde af te lezen aan de hand van de in de Evangeliën en in de Openbaring van Xxxxxxxx genoemde tekenen
140 Collinson, Movement, p.246v; cf. p.232, waarbij erop wijst, dat dogmatisch presbyterianisme, samen met de meer extreme en orde-verstorende elementen van het puritanisme in het algemeen, versterkt, zo niet opgeroepen, werd door de onderdrukking van gematigde puriteinse aspiraties.
141 Collinson, Movement, p.274v.
142 Cremeans, Calvinistic Thought, p.69; Xxxxxxx, Anglikanismus, p378v; Lake, Presbyterianism, p.24vv, 37-42, 65; Xxxxxxx, Predestination, p.29; Xxxxx, Dissenters, p.7.
143 Xxxxxxx, Predestination, p.28v; op p.54 waarschuwt hij ervoor het aanhangen van deze theologie tot kenmerk van Puritanisme te maken, omdat deze de opvatting van de meerderheid binnen de Engelse kerk vertegenwoordigde.
144 Cf. Capp, Godly Rule, p.107.
145 Xxxxxxxx, Xxxxxxx, p.35: “Het ‘novum’ als geschiedfactor was sinds Xxxxxxxxxx uitgebannen.”; cf. Xxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.734; XxXxxx, Visions, p.26v; Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.809.
146 Torrance, Kingdom, p.2.
147 Xxxxxx, History and Eschatology, p.101; Torrance, Eschatology, p38; Kingdom, p.3; Xxxxxxx, Millennium, p.20. Wij hebben ons voor Xxxxxx xxx Xxxxxx beperkt tot Engelstalige literatuur; het zou te ver voeren om ons in deze inleiding te verdiepen in eventuele discussies betreffende de interpretatie van diens opvattingen.
der tijden.148
Daartegenover stond de invloed van Xxxxxxx xxx Xxxxx, die de geschiedenis indeelde in drie tijdperken, die van de Vader, van de Zoon en van de Geest. Volgens deze opvatting zou de overwinning op de Antichrist, die zich volgens Xxxxxxx, maar vooral volgens zijn leerlingen uit de kring der radicale Franciscanen, manifesteerde in de corrupte kerkelijke hiërarchie, binnen de geschiedenis behaald worden. Hierop zou een periode van recht en vrede volgen, die gekenmerkt zou worden door een zuivere, geestelijke wijze van geloven.149 In de zestiende eeuw was het Joachimisme de enige invloedrijke theologische traditie, die uitzicht bood op een rijk van vrede en voorspoed op aarde, vòòr het einde van de geschiedenis.150
De bezinning op de Antichrist ontwikkelde zich reeds in de eerste eeuwen van het Christendom. Twee visies kwamen op: de ene was tegen Rome gericht en sprak in termen van een tweede Nero, de vervolger van de Christenen; de andere zag de Antichrist als een valse Messias en sprak over een Joodse Anti-christ, die geboren zou worden uit de stam van Xxx en als een valse profeet en Messias zou heersen vanuit een herbouwd Jeruzalem.151 In het gezaghebbende geschrift van de abt Adso over de afkomst en het leven van de Antichrist (± 950 A.D.) vinden we een beschrijving van diens Joodse afkomst.152
In de middeleeuwse bezinning op de laatste dingen had ook de verwachting van de bekering van de Joden, voorafgaand aan het einde der wereld, een plaats. In pessimistische visies was deze bekering slechts een voorbode van de grote beroeringen, die aan het Laatste Oordeel zouden voorafgaan, maar volgens anderen zou deze bekering, samen met die van alle ongelovigen, leiden tot een glorieuze en universele kerk.153 Ook na de Reformatie bleef bij zowel Protestanten als Rooms- Katholieken de verwachting van de komende bekering der Joden levend.154
De Reformatie betekende ook op het gebied van de eschatologie geen allesomvattende breuk met de traditie, maar een herinterpretatie van bestaande opvattingen vanuit nieuwe uitgangspunten.155 Bij sommige Protestanten kwam de overtuiging op, dat met de Reformatie op unieke wijze een nieuwe tijd was aangebroken, die het doel was waarop heel de geschiedenis gericht was, zodat men terugkijkend in de geschiedenis de tekenen kon zien die hiernaar vooruitwezen. Dit sloot op meerdere punten aan bij ideeën die reeds in de Middeleeuwen leefden. In de eerste plaats bij de meer algemene
000 Xxxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.150vv; Xxxxxxx, Millennium, p.18.
149 Zie voor een beschrijving van de opvattingen en de invloed van Xxxxxxx: Hartvelt, Gebinte, p.30vv; Xxxxxxxxx, Millennium, p.125-137; Xxxxx, Johannesoffenbarung, p.173-192.
XxXxxx, Visions, p.129: “His scheme was in one sense a revival of early Xxxxxxxxx xxxxxxxxxxxxxx; but it was also much more, a distinctive form of utopianism that sought not only to give ultimate historical validation to the institutions to which Xxxxxxx was most devoted, especially monasticism, but which also represented an original viewpoint on the theme of reformatio conceived of as a new divine irruption into history rather than as a return to the past.” Cf. Xxxx, Literature, p.198; Xxxxxx, History and Eschatology, p.102.
150 Hartvelt, Gebinte, p.36: “De uitdaging van de conceptie van Xxxxxxx xxx Xxxxx bestond nu hierin dat er blijkbaar toch nog binnen-tijdelijke mogelijkheden waren voor de geschiedenis.” Cf. Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.737; Xxxxx Apocalypse, p.212; XxXxxx, Visions, p.130.
151 XxXxxx, Visions, p.17.
152 Zie voor deze tekst XxXxxx, Visions, p.84v.
153 Xxxxxx, History and Eschatology, p.102. Volgens Xxxxxx, Prophecy, p.6 was de algemene verwachting van de bekering der Joden van bijzondere betekenis voor Xxxxxxx xxx Xxxxx.
154 Xxxxxx, Messianism, p.69: “The Reformation and Counter-Reformation pressed pretty heavily on the theme of converting the Jews (the Jesuits were officially founded to convert Jews and to save fallen women).”
155 Quistorp, Last Things, p.11v.
overtuiging dat de geschiedenis zich volgens een bepaald patroon ontwikkelde naar een dramatische ontknoping, op grond van Gods voorzienigheid. In de tweede plaats bij de opvatting dat het conflict tussen goed en kwaad aan het eind van de geschiedenis op de spits zou worden gedreven. In de derde plaats bij de profetieën van Xxxxxxx, volgens welke binnen de geschiedenis op korte termijn een nieuwe en laatste fase zou aanbreken.156
Op een aantal punten tekende zich ook een duidelijke breuk af met middeleeuwse wijzen van denken. Tegenover de scheiding tussen eschatologie en geschiedenis in de middeleeuwse traditie, die uitliep op de verwachting van een transmutatie van de aardse realiteit in de hemelse, analoog aan de transsubstantiatieleer, waren de Reformatoren ervan overtuigd dat het Rijk van God reeds in hun eigen tijd werkzaam was, door de (hernieuwde) verkondiging van het Evangelie157; evenals in de eerste eeuwen van de kerkgeschiedenis werd het aanbreken van de nieuwe tijd verbonden met de missie van de kerk op aarde. De nieuwe schepping was in hun ogen reeds aanwezig in de geschiedenis; als dit luidde tot rumoer en opschudding in de wereld en in de kerk, dan waren dit de weeën die voorafgingen aan de volle openbaring van de nieuwe schepping.158 Niet langer was men van mening dat aan de structuren van de kerk op aarde het patroon van Gods wil in de geschiedenis afgelezen kon worden, maar men was ervan overtuigd, dat de gehele geschiedenis van de kerk slechts rustte op de wil van God, die geopenbaard is in Christus, in het Evangelie. Het precieze verloop van de kerkgeschiedenis bleef wezenlijk een geheimenis, dat niet van tevoren gekend kon worden en slechts vanuit het einde openbaar zou worden bij de Wederkomst van Christus.159
2.2.1 DE APOCALYPTISCHE TRADITIE
Voor de verdediging van de protestantse Reformatie zocht men ook naar een protestantse visie op de kerkgeschiedenis, vanwaaruit men de noodzaak van deze Reformatie kon verdedigen en de periode van afval onder de Roomse overheersing en het zolang uitblijven van het glorieuze herstel van de kerk kon verklaren. Er was grote behoefte aan een nieuw interpretatiekader voor de geschiedenis van de kerk.160 In deze omstandigheden en onder invloed van reeds bestaande exegetische tradities grepen sommige Protestanten naar apocalyptisch gedachtengoed.161
156 King, Literature, p.198; Xxxxxx, History and Eschatology, p.102v; Prophecy, p.6v, 84, 96, 105vv, 453vv, 501v; Xxxxxxx, Millennium, p.19v.
000 Xxxxxxxx, Eschatology, p.38v: “By their return to the historical perspective of the Bible, by their emphasis upon the humanity of Christ and upon the Church as His Body in history, they brought back the original expectations of the Apostles and the early Fathers for a new age in which an earthly future figures as prominently as a heavenly.” Gezien het materiaal, dat wij in onze studie nog zullen bespreken, lijkt de conclusie hier op zijn plaats, dat Torrance meer spreekt over de in de eschatologie van de Reformatie verborgen tendensen dan over de feitelijke eschatologie, zoals die zich bij de Reformatoren en hun navolgers ontwikkelde.
000 Xxxxxxxx, Xxxxxxx, p.4: “,In this way the movement of the Reformation was itself given eschatological interpretation, as an imperfect anticipation of the final movement through which the perfect age was soon to dawn upon the world.”
159 Torrance, Kingdom, p.4v; Eschatology, p.39v: “the history of the Church is essentially ambiguous, for the perfect face of the new creation while partially disclosed in the Church does not yet fully appear.”
160 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.234: “The quest for a Protestant understanding of the church history of past centuries was a nearly essential talk of self-understanding to which exegetes and historians turned their attention from the very beginning of the Reformation.”; cf. Xxxxxxx, Millenium, p.29; Capp, Godly Rule, p.112.
161 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.233: “The medieval background was decisive in providing an accepted context of interpretation within which the biblical apocalyptic was found strikingly relevant to
Xxxxx Xxxxx stelt dat het wezenlijke kenmerk van de apocalyptische traditie ligt in de aandacht voor de relatie tussen de in de Bijbel beschreven gebeurtenissen en de profane geschiedenis. Het doel is de volle betekenis van deze laatste te onthullen als uitwerking van het in de Schrift getoonde patroon.162 Waar wij in deze studie spreken over apocalyptische traditie of apocalyptische exegese, doelen wij op dit verbinden van Bijbelteksten of in de Bijbel beschrijven gebeurtenissen met gebeurtenissen uit de wereld- en kerkgeschiedenis. Voor het woord ‘eschatologisch’ hanteren wij de betekenis: betrekking hebbend op de toekomst, c.q. het einde der tijden. De apocalyptische exegese zouden we ook allegoriserend kunnen noemen, in de zin dat de verbinding van de tekst met de geschiedenis van Israël of de nieuwtestamentische gemeente werd losgelaten, of ten minste sterk gerelativeerd, ten gunste van een verbinding met de geschiedenis van de door de uitlegger gekozen periode.
In de beschrijving die Xxxx X. Xxxxxx biedt van de wijze waarop men in de zeventiende eeuw in Engeland de Schrift uitlegde, vol vertrouwen in de directe toepasbaarheid van de Bijbeltekst op de eigen situatie en in de mogelijkheid om uit de Schrift het verloop van de toekomst af te lezen, vinden we een vergelijkbare opvatting. Hij noemt deze wijze van uitleg “historical or precedential”. Dit kon volgens hem leiden tot de overtuiging, dat men het toekomstige verloop van de geschiedenis in hoofdlijnen en symbolisch aangeduid in de Schrift kon vinden.163 Xxxxx X. Xxxx stelt dat men de goddelijke openbaring in de Schrift niet slechts beschouwde als een gezaghebbende beschrijving van het verleden en handleiding voor het huidige leven, maar ook van de grondlijnen van komende gebeurtenissen.164 Door de gehele geschiedenis op te vatten als vervulling van de Bijbelse profetieën, kon men de belijdenis van de heerschappij van God over de gehele geschiedenis vasthouden en tegenover Rome verdedigen dat het verval van de middeleeuwse kerk en de Reformatie door God gewild en bewerkt was. De lange heerschappij van Rome en de ondergang ervan waren volgens deze benadering een onderdeel van Gods plan, dat niet na te rekenen viel, maar wel rechtvaardig was.165 Vanuit de aanvaarding van deze hermeneutiek had men nu een hecht fundament voor een herinterpretatie van de geschiedenis van de kerk die de noodzaak van hervorming aan het licht kon brengen. De herschreven kerkgeschiedenis werd een wapen in de polemiek met Rome. Ook het verloop van de toekomst kon nu concreet ingevuld worden; de geboden ontwerpen maakten aanspraak op erkenning als gezaghebbend resultaat van verantwoorde exegese.166 In de eerste plaats bood deze wijze van exegetiseren een houvast in het
the circumstances of the Reformation.”
162 Xxxxx, Xxxxxxxxx, x.32; cf. Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.221 en passim. Deze maakt een nadere onderscheiding tussen apocalyptische exegese en de daaraan nauw verwante “historicist exegesis”: het eerste las volgens hem de tekst met als doel de relatie tussen de tekst en het verloop van de laatste periode en het einde der geschiedenis te onthullen, het laatste richtte zich volgens hem op de onthulling van de geschiedenis als geheel. Deze onderscheiding is voor ons onderzoek niet relevant, temeer daar de benadering van de tekst principieel dezelfde was.
163 Xxxxxx, Xxxxxx, p.145: “In a manifest sense the precedent lay in the parallelism between the biblical text which gave substance to the ‘doctrine’ and the situation to which it might be applied. In a latent sense the scriptural precedents had been baptized in Christ and transformed by His coming, so that the puritan might understand his age to be simply a living out of divine intentions. This premise gave vitality to the puritan exhortations, for the contemporary application of Old Testament precedents represented in this view, quite literally, new life in Christ.”
164 Ball, Expectation, p.25; cf p.24: “The other fundamental element which underlay the eschatology of the seventeenth century was the complete contemporary acceptance of the Bible as the sole source of faith and doctrine.”
165 Capo, Godly Rule, p.113.
166 Ball, Expectation, p.71v.
diep-ingrijpende conflict met de Rooms-Katholieke kerk: men kon zich zo beroepen op de Schrift tegenover Rome en de traditie. Daarnaast leverde deze exegese een op de eigen situatie gerichte concretisering van de heilsbeloften van God aan de kerk. De langdurige overheersing van deze hermeneutiek, die ontwikkeld werd vanuit een protestantse interpretatie van de Reformatie, geeft aan hoe diepgaand het zelf-verstaan en de visie op de geschiedenis van de Engelse Protestanten en hun continentale geestverwanten bepaald werden door het conflict met Rome, het grote symbool van alles in de christelijke traditie wat men afwees.167
Xxxxxx X. Xxxxxx onderscheidt een viertal verschillende wijzen van uitleg van de Openbaring van Xxxxxxxx. Als eerste noemt hij de ‘preteristische uitleg’, die stelt dat het gehele boek betrekking heeft op de tijd van het oude Romeinse rijk. De kerk, die leed onder zware vervolgingen en het mogelijke einde van haar bestaan, werd gesterkt in haar geloof door Xxxxxxxx’ verzekering, dat God zou ingrijpen en na de verwoes- ting van Rome de heerschappij van de kerk op aarde zou vestigen.
De ‘idealistische uitleg’ ziet het boek als een symbolische beschrijving van de geestelijke worsteling tussen Gods wil en de machten van het kwaad, in welke vorm dan ook, gedurende de gehele geschiedenis.
De ‘futuristische uitleg’ verklaart Openbaring als een symbolische schildering van de toekomstige gebeurtenissen, die het einde van de wereld zullen aankondigen en vergezellen.
De ‘historische interpretatie’ legt het boek uit als een doorlopende profetie van de geschiedenis van de kerk tot aan de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel. Volgens deze visie staan de symbolen in Openbaring voor gebeurtenissen en groepen in de Westerse wereld en de christelijke kerk.168 Ball hoeft erop gewezen, dat tot aan 1660 de commentaren op Openbaring, die in Engeland verschenen, bijna unaniem waren in deze uitleg.169
Volgens Xxxxx begon de ontwikkeling van de apocalyptische traditie bij de Engelse Protestanten toen Xxxx Xxxx de identificatie van de Antichrist met de Paus en de Rooms-Katholieke kerk in een historisch kader plaatste op basis van de uitleg van de Openbaring van Xxxxxxxx. Een dergelijke identificatie was reeds te vinden bij mensen als Hus, Xxxxxxxx, Xxxxxx en Calvijn. Sinds Xxxx waren de twee belangrijkste kenmerken van de Engelse apocalyptische traditie: een historische beschrijving van de opkomst en invloed van de Antichrist en een periodisering gebaseerd op apocalyptische beelden.170 Deze verbinding tussen de in Openbaring beschreven
167 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.236: deze overtuiging “did play a significant role in the Protestant world-view, in the justification of Protestantism against Romanism, and in vivid representation of the contemporary situation and the future in such terms as would facilitate men’s active identification with the cause of the Protestant Gospel.”
168 Xxxxxx, Xxxxxx, x.111; hij geeft principiële kritiek op deze benadering, door te stellen: “This method of analysis fails, though, because there are no fixed guidelines as to which historical events are symbolized.”
169 Ball, Expectation, p.71v; hij noemt deze hermeneutiek “historicist exegesis”.
170 Firth, Tradition, p.32-41, 61, 67v, 248. Volgens haar was Xxxx duidelijk beïnvloed door Xxxxxxx xxx Xxxxx; op p.57v schrijft zij: “The reintroduction of Xxxxxxx’x belief in the progressive revelation of history under the seven seals provided him with a starting-point for his departure from a purely spiritual and essentially timeless interpretation of the prophecies.” Volgens Xxxx, Literature, p.198, was Bale onder de Engelse reformatoren het meest beïnvloed door de op Xxxxxxx teruggaande traditie.
Xxxx vermeldt Xxxxxxx wel bij de door hem bestudeerde auteurs: “Xxxxxxx Xxxxx, Xxxxxxx, Lib[ri]
VIII. Quia profunda libri hujus.” (Image, p.256). Expliciet verwijst hij echter slechts zesmaal naar
Xxxxxxx (p.305, 317, 360, 371, 373 tweemaal). De vraag blijft dus open, hoe groot de invloed van
gebeurtenissen en beelden en gebeurtenissen uit de kerkgeschiedenis werd ook door Xxxxxx gelegd in zijn voorwoord op de Openbaring van Xxxxxxxx in de uitgave van zijn vertaling van de Bijbel in 1545.171
2.2.2 DE AFWIJZING VAN HET CHILIASME
In de kring van de eerste Protestanten dacht men in de termen van een zich verhevigend conflict tussen de Rooms-Katholieke kerk en de Protestanten, dat beëindigd zou worden door de komst van Christus om allen te oordelen en de eeuwigheid in te luiden.172 Op het Continent werd de afwijzing van het chiliasme, aansluitend bij de op Augustinus teruggaande traditie, door de meeste Reformatoren nadrukkelijk gehandhaafd: men beschouwde het chiliasme als het vervangen van de ware hemelse hoop van de Christen door een aardse hoop.173
De excessen die in 1534-1535 in Münster de kop opstaken, waren voor zowel de rooms-katholieke als protestantse tegenstanders van het chiliasme voor lange tijd een krachtig argument om elke chiliastisch gekleurde verwachting te verwerpen.174 Bovendien verzette men zich vanuit de reformatorische ‘theologia crucis’, volgens welke de kerk op aarde altijd onder het kruis zou leven in gebrokenheid en lijden, tegen dergelijke visies, die men beschouwde als menselijke wensdromen.175 Over het algemeen stelde men dat Xxxxxxxx spoedig zou terugkomen en de macht van de Antichrist176, die tot uiting kwam in de Rooms-Katholieke kerk, zou breken en Zijn volk verlossen. Dit zou onmiddellijk voorafgaan aan of samenvallen met het Laatste Oordeel en het begin van de eeuwigheid.177 Een keerzijde hiervan was echter het feit dat de eschatologie van Xxxxxx en Calvijn grotendeels de kosmische breedte miste die kenmerkend is voor de Bijbelse verwachting van het einde. Zij doet geen recht aan de gedachte van de vervolmaking van de nieuwe mensheid als een geheel, van de kerk in het komende Koninkrijk van God en van de nieuwe schepping in een nieuwe hemel en
Xxxxxxx en de Joachimitische traditie op Bale in werkelijkheid was.
171 Bakker, Prediking, p.87vv, noemt de pogingen om de nabijheid van de Wederkomst aan te tonen “op grond van berekeningen en waarnemingen” een fout van Xxxxxx, waarmee deze inging tegen de fundamentele gezichtspunten van zijn theologie, die de verborgenheid van Gods werk in de geschiedenis benadrukte. Deze overtuiging van de nabijheid van het einde kwam volgens Xxxxxx niet voort uit berekeningen, maar uit de overtuiging dat het Evangelie weer was gaan schijnen als in de dagen der apostelen. “De geschiedenis heeft een dermate eschatologisch-apocalyptisch karakter aangenomen, dat de oude aeoon uit haar voegen gelicht wordt.” (p.90). Cf. Torrance, Kingdom, p.18; op p.21 noemt hij deze opvattingen “aspects of his eschatology which were rather unfortunate and came to have too great an influence, particularly in England, but after all they are but a minor aspect of his theology.”; Xxxxxxx, Millennium, p.25.
172 Firth, Tradition, p.252.
173 Bauckham, Chiliasmus, p.739: “Die Eschatologie des frühen Protestantismus war ebenso strikt außerweltlich wie der Großteil der mittelalterlichen Eschatologie.”; Xxxxxxxx, Last Things, p.11, wijst erop dat de Reformatoren zich op dit punt niet slechts afzetten tegen de Anabaptisten, maar ook tegen de Rooms-Katholieken: “The reformers were somewhat afraid of the doctrine of the last things because they saw that in the hands of the Catholics it was misused in a speculative way, while in the hands of the fanatics it was misused for apocalyptic purposes. They on the contrary showed a marked distrust with regard to eschatological questions.” Volgens hem beschouwde Xxxxxxx het chiliasme als “a deceptive fantasy by means of which Xxxxx began to corrupt the Christian hope soon after apostolic times Xxxxxx is concerned about the exclusive orientation and concentration, of hope on the ultimate
appearance and revelation of the Lord for the general resurrection and the last judgment on all. He sees in chiliasm an impoverishment, not to say a destruction, of the Christian hope.” (p.158v).
174 Xxxxxxxx, Chiliasmus, p.739; Firth, Tradition, p.252.
175 Xxxxx, Johannesoffenbarung, p.278.
176 Cf. Xxxxxxxx, Last Things, p.118vv, voor Xxxxxxxx spreken over de Antichrist.
177 Xxxxxxxx, Chiliasmus, p.738; Xxxxxxxx, Last Things, p.12.
een nieuwe aarde.178 Illustratief is de afwijzing van het chiliasme in art. 17 van de
Confessio Augustana (1530, dus nog voor de gebeurtenissen in Münster):
“Xxxxxxx et xxxxx, qui nunc spargunt Judaicas opiniones, quod ante resurrectionem mortuorum pii regnum mundi occupatori sint, ubique oppressis imppis.179
Evenzo in art. 11 van de Confessio Helvetica posterior (1566):
“Damnamus praeterea Judaica somnia, quod ante judicii diem aureum in terris sit futurum seculum, et pii regna mundi occupatori, oppressis suis hostibus impiis.”180
Ook de door aartsbisschop Xxxxxx Xxxxxxx opgestelde 42 Articles uit 1553 veroor- deelden het chiliasme in art. 41:
“Qui Millenariorum fabulam revocare conantur, sacris literis adversantur, et in Judaica deliramenta sese praecipitant.”181
Dit artikel werd overigens niet opgenomen in de 39 Articles (1563), dat het officiële belijdenisgeschrift van de Anglicaanse kerk werd.182 Het verwijt dat Christenen, die een duizendjarig rijk op aarde verwachtten, Joodse en vleselijke verwachtingen koesterden, klonk overigens reeds ten tijde van Xxxxxxxx Xxxxxx, die in de tweede eeuw leefde.183
Een van de uitzonderingen op de afwijzing van het chiliasme in het reformatorische kamp vormde Xxxxxxx Xxxxxxxx, die volgens Xxxxxx Xxxxxxxx één van de eerste en beste reformatorische systematici van eschatologische verwachtingen was.184 Nadrukkelijk beriep deze zich op Xxxxxxx xxx Xxxxx en de Dominicaner monnik Savonarola en op Xxxxxx, Xxxxxxxxxxx, Osiander, Bucer, Cellarius en Capito.185 Moltmann wijst erop, dat we bij Brocardo een nieuwe hermeneutiek en dogmatische opzet vinden, waarin de samenhang van Schrift en wereldgeschiedenis in de plaats komt van de rooms-katholieke verbinding tussen Schrift en Traditie. Ook de protestantse verbinding tussen Schrift en verkondiging (doctrina) moet wijken voor de
178 Xxxxxxxx, Last Things, p.12v; volgens hem is het om deze reden dat Xxxxxx en Xxxxxxx niet in staat waren de Openbaring van Xxxxxxxx een plaats te geven. Xxxxxxx heeft Xx Xxxxx, Xxxxxxx, p.124vv, er echter op gewezen dat we hieruit niet mogen concluderen dat de geschapen werkelijkheid door hen slechts negatief beoordeeld werd.
179 Geciteerd naar Schaff, Creeds, Vol. III, p.18.
180 Geciteerd naar Schaff, Creeds, Vol. III, p.257.
181 Geciteerd hij E.F.K. Xxxxxx, Bekentnisschriften, p.521.
182 Xxxxxxx, Anglikanismus, p370, noemt dit feit zonder hiervoor een verklaring te geven; volgens Xxxxxxxx, Articles, p.15, werd dit samen met andere artikelen geschrapt, of omdat de daarin bestreden dwalingen geen grote rol meer speelden, of omdat men van mening was dat op dit punt meer ruimte voor verschillende meningen gegeven moest worden; volgens O’Donovan, Articles, p.11, viel art. 41 onder de onnodige of tendentieuze artikelen.
183 Xxxxx, Johannesoffenbarung, p.278.
184 Xxxxxxxx, Xxxxxxx, p.117; cf. Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.737; Xxxxxx, History and Eschatology, p.105, Prophecy, p.494-499.
185 Xxxxxxxx, Xxxxxxx, p.115; bij Cellarius en Capito waren volgens hem periodisering van de heilsgeschiedenis, chiliasme en de verwachting van de bekering van de Joden reeds vaste elementen in het spreken over de toekomst.
relatie tussen Schrift en profetische duiding van de eigentijdse gebeurtenissen.186 Deze hermeneutiek, die overigens niet door Xxxxxxxx ontwikkeld werd, maar terugging op middeleeuwse tradities187, vinden we ook duidelijk terug in het werk van Xxxx Xxxx en de Engelse Protestanten die in diens voetsporen traden. In Engeland, waar in 1582 een vertaling van Xxxxxxxx’x commentaar op de Openbaring van Xxxxxxxx verscheen188, blijkt de vrees voor het chiliasme in deze periode niet zo groot geweest te zijn als op het continent. Met uitzondering van het bovengenoemde artikel 41 van de ‘42 Articles’ vinden we vòòr 1588 geen expliciete afwijzing van het chiliasme189; bij sommigen vinden we integendeel een voorzichtig spreken in chiliastische termen, zoals nog zal blijken.
2.2.3 DE ESCHATOLOGIE VAN DE ENGELSE PROTESTANTEN EN DE BEKERING DER JODEN
Voor wat betreft de eschatologie van de vroege Engelse Protestanten is er in de laatste decennia een viertal gedegen studies verschenen.190 Aan Xxxx Xxxx000 en Xxxx Xxxx000 zijn afzonderlijke studies gewijd. Voor een nadere beschrijving van de methode van uitleg, die met name in de commentaren op de Openbaring van Xxxxxxxx xxxxxxxxxx werd, verwijzen wij naar deze werken; in onze studie nullen wij ons beperken tot de inhoud van de voorstellingen betreffende het verloop van het einde der tijden en de plaats van de bekering der Joden daarin.
Zowel hij Xxxx Xxxxxxxx in de 14e eeuw, als bij Xxxxxxx Xxxxxxx in de 16e eeuw, leefde de overtuiging dat Gods uitverkorenen steeds te lijden zouden hebben onder de vervolgingen door de afvallige kerk - voor hen de Rooms-Katholieke, met het pausdom als centrum, die door hen werd gelijkgesteld aan de Antichrist -, totdat het ware Evangelie uiteindelijk zou overwinnen.193 De dreiging van Rome gold in Engeland, nadat Xxxxx XXXX zich in 1534 had laten uitroepen tot ‘Supreme Head and Governour’ van de Engelse kerk, zowel de hervormingsgezinden als de staat; daarom paste het apocalyptische denken met mijn gepolariseerde geschiedenisvisie goed in de Engelse situatie ten tijde van de Tudors.194 Xxxxx heeft erop gewezen, dat de belangstelling voor profetie in deze periode in geheel Europa algemeen verbreid was, zowel bij Protestanten als bij Rooms-Katholieken. Er ontwikkelde zich echter een duidelijk onderscheiden protestantse versie, met een eigen inhoud en methode, die in Engeland een grotere aanhang had en meer aanzien genoot dan op het Continent. Meerdere Engelse Protestanten besteedden veel aandacht aan het uitwerken van de chronologie van Gods plan in verleden en toekomst aan de hand van Xxxxxx en de Openbaring van Xxxxxxxx.195 Een apocalyptische interpretatie van de zich vol- trekkende reformatie was gemeengoed onder hen: zij beschouwden de Reformatie niet
186 Xxxxxxxx, Xxxxxxx, p.119, cf. x.000xx. Xxxxxxxx wijst erop, dat deze hermeneutische methode dicht staat bij die van Coccejus (p.119).
187 Xxxxxx, History and Eschatology, p.119; Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxx, p.810 . Xxxxx, Johannesoffenbarung, p.317, is van mening dat Xxxxxxxx de invloed van Xxxxxxxx overschat. 188 Zie over dit werk Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.218-221; Xxxxxx, Prophecy, p.494-499.
189 Xx Xxxx, As the xxxxxx, x.13, stelt dat ten tijde van Xxxxxxxxx X chiliasten werden vereenzelvigd met Anabaptisten, wier chiliastische visies anathema waren. Zijn bewijsmateriaal is echter uiterst mager; gezien het materiaal dat wij gevonden hebben, is een heroverweging van deze stelling op zijn plaats. 190 Ball, Expectation (1975); Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse (1978); Xxxxxxxxxxxx, Reformers (1978) en
Firth, Tradition (1979).
000 Xxxxxxxxx, Xxxx.
192 Xxxxxx, Xxxx Xxxx; Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx.
000 Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx, p38v.
194 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.5.
195 Firth, Tradition, p.1v; cf. Knappen, Tudor Puritanism, p376.
de hernieuwde verkondiging van het Evangelie tegenover de leringen van de rooms- katholieke Antichrist196 als een duidelijk teken van de nabijheid van de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel.
Xxxx Xxxx (1495-1563)197 was de eerste Engelsman, die zich de letterlijk-historische interpretatie van profetie, zoals die zich op het Continent ontwikkelde, eigen maakte. Zijn opleiding had hij vanaf 1507 genoten in het Carmeietenklooster te Norwich, vanwaar hij in 1514 naar Cambridge werd gezonden. In 1531 behaalde hij de doctorsgraad in de theologie. Sinds 1530 was hij prior in een aantal kloosters, maar reeds in 1534 was hij een overtuigd Protestant. Overeenkomstig zijn karakter stelde hij zich radicaal op en preekte tegen heiligenverering en de transsubstantiatieleer. In 1536 verlaat hij het klooster en wordt dorpsgeestelijke. Na de val in 1540 van de eerste minister Xxxxxx Xxxxxxxx, die zijn beschermheer was, verbleef Xxxx in ballingschap op het continent. In 1548, tijdens het bewind van Xxxxxx XX keerde hij terug naar Engeland; in 1553 werd hij benoemd tot bisschop van het Ierse Ossory, een post die hij vanwege de troonsbestijging van Xxxx Xxxxx slechts korte tijd bekleedde. Met achterlating van zijn bibliotheek moest hij halsoverkop vluchten, waarna opnieuw jaren van ballingschap volgden.
Het Reformatorische ‘sola Scriptura’ betekende voor hem niet alleen dat de Bijbel de norm was voor de beoordeling van leer, moraal en kerkelijke organisatie, maar ook de sleutel voor het verstaan van verleden, heden en toekomst.198 De oude, op Xxxxxx teruggaande, drieslag ‘vòòr de wet, onder de wet, onder de genade’ bood geen aanknopingspunt voor een onderverdeling van de tijd tussen de Hemelvaart en de Wederkomst van Christus, evenmin als het patroon van de vier rijken uit Xxxxxx, of de via de Brief van Barnabas aan Joodse tradities ontleende indeling in zes tijdperken, verbonden met de scheppingsdagen.199
In 1545 verschenen - in Antwerpen? - de delen I en II van Bale’s hoofdwerk, The Image of bothe churches, zijn commentaar op de Openbaring van Xxxxxxxx, waarin hij veel elementen uit de traditie verwerkte en zich beriep op vele oude en recente theologen.200 Door de toevoeging van deel III werd de uitgave van 1547 het eerste protestantse commentaar op het gehele boek201; tevens was dit werk het begin van zelfstandige publicaties van de Engelse hervormers in het kader van de apocalyptische traditie. Xxxx’x werk en Xxxxxxxxxx Decades waren de meest populaire geschriften over
196 De Identificatie van de Paus met de Antichrist was gemeengoed in de overtuiging van de Engelse Protestanten: Xxxxxxx, Tudor Puritanism, p.377; Hill, Antichrist, p.9. Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.59, nuanceert dit door te stellen: “More accurately, they meant that the church of xxx Xxxx by its behaviour and its doctrine was taking the devil’s side in the dualism of history”.
197 Voor biografische gegevens en een beschrijving van zijn denken zie Xxxxxxxxx, Xxxx Xxxx, p.I- III, Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse en Firth, Tradition, p.32-60. Volgens Xxxx, Literature, p.59v, genoot hij door zijn vele Latijnse werken een groter internationaal aanzien dan enig ander van zijn Engelse tijdgenoten.
198 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.58.
199 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.58vv; Hartvelt, Xxxxxxx, p.25-29.
200 In zijn ‘A smalt preface unto the Christen reader’, dat vooraf gaat aan het tweede deel van Image (de hoofdstukken 10 t/m 17), schreef Xxxx: “I did nothing therein without authority.” Hij noemt meer dan 75 commentaren en geschriften van Xxxxxxxx Xxxxxx tot de Reformatoren. Van de reformatorische schrijvers verwees Xxxx onder meer naar: Xxxxxx, Xxxxxxxxx Xxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxxxx, Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxxx Xxxxxx. Over de wijze waarop hij hun werken gebruikte, schreef hij: “Of these commentaries have I taken both example to do this thing, and also counsel to understand the text, to none of them wholly addict, but as I perceived them always agreeing to the scriptures.” (A Preface unto the Christian Reader, voorafgaand aan het eerste deel, Image, p.258).
201 King, Literature, p.61.
Openbaring en de meest gedrukte werken in Engeland na de terugkeer van de ballingen, die onder Xxxx Xxxxx uitgeweken waren.202
De drijfveer achter dit werk was voor Xxxx de overtuiging dat het in de strijd tussen Protestanten en Rooms-Katholieken niet slechts ging om persoonlijke overtuigingen, maar dat het delen in het heil afhing van de keuze die men op dit punt maakte.
“He that knoweth not this book, knoweth not what the church is whereof he is a member. For herein is the estate thereof from Christ’s ascension to the end of the world under pleasant figures and elegant tropes decided, and nowhere else throughly but here, the times always respected. either we are citizens in the
New Jerusalem with Xxxxx Xxxxxx, or else in the old superstitious Babylon with antichrist the vicar of Satan.”203
Volgens hem was een dergelijk verstaan van dit Bijbelboek door de Reformatie en de hernieuwde verkondiging van het Evangelie mogelijk geworden.204 Volgens J.W. Xxxxxx stond Xxxx met zijn nadruk op hervorming en felle aanvallen op Rome geheel in de atmosfeer van Engelse hervormers ten tijde van Xxxxxx XX.205
Xxxx toonde hoe de geschiedenis van de kerk de profetieën van de Openbaring van Xxxxxxxx xxxxxxxx en hoe de eigentijdse reformatie het begin was van de uiteindelijke overwinning van het goede op het kwaad.206 Volgens hem vulden de beide aspecten van zijn werk, uitleg van profetie en historisch onderzoek, elkaar aan: waar Openbaring het goddelijke plan voor de geschiedenis van de kerk beschreef, kon door historische studie de vervulling hiervan worden aangetoond. Volgens Xxxx beschreef Openbaring het lijden en de vervolgingen waaronder de kerk in verleden, heden en toekomst gebukt ging. In zijn ogen was het een profetisch boek par excellence, dat inzicht gaf in de structuur van de geschiedenis, zodat de kennis van de geschiedenis die uit kronieken en historische studie verkregen werd, op de juiste wijze verstaan en geïnterpreteerd kon worden.
“A prophecy is the Apocalypse called, and is much more excellent than all the other prophecies It is a full clearance to all the chronicles and most notable
histories which have been wrote since Christ’s ascension, opening the true nature of their ages, times, and seasons For in the text are they only
proponed in effect, and promised to follow in their seasons, and so ratified with the other scriptures; but in the chronicles they are evidently seen by all ages fulfilled. Yet is the text a light to the chronicles, and not the chronicles to the text.”207
Deze apocalyptische exegese las de Bijbeltekst als maatstaf ter identificatie en interpretatie van gebeurtenissen in de wereld- en kerkgeschiedenis, zodat duidelijk werd waar men stond in de ontwikkeling van de geschiedenis op weg naar de
202 Firth, Tradition, p.57, 122.
203 Bale, Image, p.252.
204 Xxxx, Image, p.629: “The cause why many writers have erred in expounding this revelation hath been the ignorance of other scriptures, the pleasing of prelates for dignity and lucre, and most of all the horrible blindness of soul, which hath long continued in the world among the fleshly hypocrites.”
205 Blench, Preaching, p.263.
206 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.14, 21.
207 Bale, Image, p.253. Zijn leerling en medewerker Xxxx Xxxx legde de nadruk op de historische vervulling als uitlegging van de profetie: “there can bee no better interpreter of the propheticall scriptures then time, and approved experience of the succomon thereof.” (Sermon, p.Li1).
toekomst. De expliciete claim dat historisch onderzoek en apocalyptische exegese hand in hand moesten gaan om de geschiedenis aan de hand van Openbaring te kunnen verstaan, was nieuw en invloedrijk.208 Bale verbond in zijn werk de twee manieren waarop de Openbaring van Xxxxxxxx in de jaren ‘40 van de zestiende eeuw door Protestanten benaderd werd: enerzijds als gids voor het op morele of leerstellige gronden onderkennen van de kenmerken en de historische manifestatie van de Antichrist; anderzijds als chronologische handleiding voor het geheel van de menselijke geschiedenis in verleden en toekomst.209 Door de opname van Xxxx’x gedachtengoed in de kanttekeningen van Bijbel-vertalingen in de tijd van Xxxxxx XX, de kanttekeningen van de Geneva Bible210 en de Acts and Monuments van Xxxx Xxxx, kregen de gedachten van Xxxx een zeer grote verbreiding. Zijn apocalyptische verklaring van de Reformatie was reeds vòòr zijn dood in 1563 algemeen aanvaard onder de Engelse Protestanten.211 Apocalyptisch gedachtengoed was wijd verbreid onder de protestantse geestelijkheid, onder leden van de hiërarchie, universitaire theologen en populaire predikers, onder critici van de stand van zaken in de staatskerk zowel als onder conformisten.212
Dit betekende overigens niet, dat er geen verschillende benaderingswijzen opkwamen. In de volgende hoofdstukken zullen we nog meermalen de verschillen waarnemen, waarvan wij hier een beknopte samenvatting geven. Met uitzondering van de Arminianen in het begin van de zeventiende eeuw rechtvaardigden de Anglicanen en de meerderheid van de Puriteinen die binnen de staatskerk bleven en afscheiding daarvan afwezen, hun breuk met Rome door het laatste gelijk te stellen met het Babylon uit Openbaring en het corrupte pausdom met de Antichrist.213 De Puriteinen bleven met hun kritiek op de bestuursvorm en de praktijken van de protestantse staatskerk, zoals die onder Xxxxxxxxx X gestalte kreeg, binnen hetzelfde historisch- apocalyptische interpretatiekader en wezen op de restanten van de leer en de liturgie van het anti-christelijke Rome binnen de Engelse kerk.214 Separatisten keerden zich tegen de Engelse kerk en veroordeelden haar als deel van Babylon en haar leiders als vertegenwoordigers van de Antichrist. Zij maakten zich los van de staatskerk, omdat zij van mening waren, dat Engeland nog geen reformatie had gezien. Radicale Puriteinen in het begin van de zeventiende eeuw namen een tussenpositie in door onder invloed van Xxxxxx Xxxxxxxxx de Engelse kerk te identificeren met Laodicea, dat lauw was: herstel was mogelijk, maar de dreiging van verwerping was reëel
208 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.9: “For the first time, the history of the Xxxxxxxxx xxxxxx and society were employed systematically to elucidate the prophecies of St. Xxxx and unlock the mysteries of Revelation. Xxxx’x interpretation seems to have acted as a paradigm. He framed his insight to the nature of reality into a coherent system or framework of thought with its own inner logic and vocabulary Xxxx took
the nebulous implicit historical thrust of apocalyptic thought and made it explicit.”; cf. King, Literature, p.407.
209 Xxxxx, Xxxxxxxx, p.67v.
210 Hoewel de vertalers van de Geneva Bible zich volgelingen van Xxxxxxx wisten, lieten ze zich niet leiden door diens terughoudendheid betreffende het boek Openbaring (Firth, Tradition, p.123). Een eerste complete editie van de Geneva Bible kwam uit in 1560; deze Bijbelvertaling zou alleen al ten tijde van Xxxxxxxxx X 70 drukken beleven, naast nog eens 30 drukken van het afzonderlijke Nieuwe Testament (Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.38). Zie voor een korte beschrijving en geschiedenis van de Geneva Bible: Greenslade, English Versions, p.155-159; Trinterud, Puritans, p.202-208.
211 King, Literature, p.61v; cf. Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.9, 36, 46.
Xxxxx, Protestant Vision, beschrijft de visie op geschiedenis en chronologie ten tijde van koningin
Xxxxxxxxx X.
212 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.136.
213 Cf. Lake, Antichrist.
214 Capp, Millennium, p.159.
Sommige radicale Puriteinen gingen later nog een stap verder door de episcopale structuur te beschouwen als anti-christelijk en een volledige afschaffing ervan te eisen. Zo bleek het raamwerk van Xxxx’x uitleg bruikbaar voor de verdediging van uiteen- lopende ecclesiologische posities.215 Volgens Xxxxxxx Xxxx liet de Engelse staatskerk de overtuiging dat het einde nabij was en Rome de Antichrist, niet los, maar werd, door de groeiende nadruk op de handhaving van de status quo als eindprodukt van de Reformatie in Engeland, de aandacht voor de eschatologie meer en meer geïdentificeerd met die groep Protestanten die nog verdergaande hervormingen verlangden, de Puriteinen en de Separatisten.216 Voor hen was het feit dat zij vervolgd werden door vertegenwoordigers van de kerkelijke hiërarchie een aansporing om te volharden in hun oppositie en hervormingspogingen, omdat zij in deze vervolgingen de laatste stuiptrekkingen zagen van de macht van de Antichrist, die op het punt stond ten onder te gaan.217
Het visioen van de nieuwe hemel en de nieuwe aarde en het nieuwe Jeruzalem, zoals beschreven in Openbaring 21, duidde Xxxx als betrekking hebbend op zowel de voorspoed van de ware kerk hier op aarde, als op de eeuwige Sabbat. Hier op aarde zou de heerlijkheid van de kerk nog niet voor ieder zichtbaar zijn, omdat zij innerlijk was.218 Over de opening van het zevende en laatste zegel, zoals beschreven in Openbaring 8, sprak Xxxx, die geloofde te leven in de tijd van de opening van het zesde zegel (Openbaring 6:12vv)219, in de toekomende tijd: na de val van Babylon en het binden van Satan door de prediking van het zuivere Woord van God, maar vòòr de Wederkomst van Christus220, zou een heilstijd, die Bale zelf verbond met het duizendjarig rijk uit Openbaring 20, op aarde aanbreken.
“Then shall wretched Babylon fall, then shall the great antichrist with his whole generation come altogether to nought, then shall the fierce
dragon be tied up for a thousand years. Then shall reign peace and concord, the truth shall be beloved, God’s word shall be had in estimation, and his servants shall live without check. Happy are they that shall see those days. This silence shall endure but half an hour space, which may he the thousand years that are spoken of here afore, considering that all the age after Christ is but the last hour”.221
In deze periode zou de kerk haar volle omvang bereiken, mede door de bekering van de Joden.
“In the time of this sweet silence shall Israel be revived, the Jews shall be converted, the heathen shall come in agayn. Xxxxxx will seek up his lost sheep and bring him again to his fold, that they may appear one flock, like as they have one shepherd.”222
215 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.10, 48.
216 Capp, Millennium, p.159.
217 Brachlow, Communion, p.80, 112.
218 Bale, Image, p.581 vv, 587, 622.
219 Bale, Image, p.365.
220 Bale, Image, p.575v.
221 Bale, Image, p.341. Xxxxxx, Xxxxxxx, p.154, ziet hier de invloed van Xxxxxxx xxx Xxxxx, die op dezelfde wijze sprak over deze tekst; Xxxx verwees voor de uitleg van de opening van het zevende zegel en de periode van vrede op aarde in de marge alleen naar Xxxx Xxxxxxxxxxx, Psalm 126, Openbaring 20, 1 Xxxxxxxx 2, 2 Xxxxxx 3 en Psalm 90.
Deze tijd van vrede zou niet tot aan de Wederkomst duren, want de kerk van Christus zou op aarde nooit een lange periode kennen, waarin zij niet vervolgd werd. Het lijkt daarom onwaarschijnlijk dat deze periode volgens Xxxx letterlijk duizend jaar zou duren.223 Gezien de aard van de door Bale geschetste bloeitijd van de kerk op aarde, kan hij onzes inziens een gematigd chiliast genoemd worden.
Hoewel alleen aan God bekend was, wanneer deze tijd zou komen224, was Bale van mening, dat deze gebeurtenissen spoedig konden plaatsvinden.225 In de Engelse situatie was volgens Xxxx deze periode van vrede, waarin het Evangelie vrijuit verkondigd kon worden, reeds begonnen; hij hield het voor waarschijnlijk dat dit nog maar het begin was en dat er nog grotere dingen verwacht mochten worden.226 Hieruit spreekt duidelijk zijn positieve waardering van de maatregelen die onder Xxxxxx XX genomen werden ter bevordering van het Protestantisme in Engeland. Na deze tijd van vrede zou er een nieuwe vervolging door de duivel en diens trawanten losbarsten, die beëindigd zou worden door de plotselinge Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel, waarna voor de uitverkorenen van Christus de eeuwige sabbat van vrede zou aanbreken.227 De bekering van de rest der Joden en een verschrikkelijke vervolging van de ware gelovigen door de Antichrist zouden de zekerste tekenen van de nabijheid van het Laatste Oordeel zijn.228
Volgens Xxxxxx X. Xxxxxxxxx verwierp Xxxx bij zijn exegese van Openbaring 20 de opvatting dat er binnen de geschiedenis een heilstijd zou aanbreken, en betrok hij het duizenjarig rijk daar op de innerlijke vrede, die de uitverkorenen in het verleden genoten hadden. Voor de toekomst zou Xxxx slechts een toename in het conflict tussen de Antichrist en het Evangelie voorzien, dat slechts door de (spoedige) Wederkomst van Christus beëindigd zou worden.229 Deze opvatting bestrijden wij. Hoewel Xxxx bij Openbaring 20 slechts over het duizendjarig rijk in het verleden sprak en het heersen van de gelovigen met Christus gedurende deze periode uitlegde als geloven in Christus230, stemmen wij in met Xxxx Xxxxxxxxxxxx, die stelt dat Xxxx, zij het voorzichtig, een tijd van glorie, een geestelijk rijk, dat wil zeggen, een gezuiverde en herstelde kerk, op aarde verwachtte. In deze zuivere kerk zou het Rijk van Christus zich als het ware reeds baan breken in de oude wereld.231 Volgens Xxxx zou er binnen
222 Bale, Image, p.341; als bewijsplaats noemde hij slechts Rom. 11. Cf. p.365, 370.
223 Bale, Image, p.401 (bij 12:1vv): “Long may not Christ’s church be unpersecuted: but yet this peace for the time shall not only be an inward peace in the conscience (as is always among the faithful), but an ontward quiet also, or a season without persecution abroad.”; cf. p.449: deze beperkte tijd, “a sabbath of peace in the freedom of God’s word”, zou beter zijn dan alles wat de kerk vanaf het begin had meegemaakt. De invloed van de ‘theologia crucis’ is duidelijk, cf. Image, p.567: “after none other sort reigneth his church here than he reigned afore them, whose triumph was greatest upon the cross.” 224 Xxxx, Image, p.374: “Of the thing we are certain and sure, but the time of it is evenmore in God’s hand.”
225 Xxxx, Image, p.564, na een opsomming van degenen die zich tegen de corrupte Rooms-Katholieke kerk verzetten: “I doubt not but within few days the mighty breath of his mouth, which is his living gospel, shall utterIy destroy him [=the antichrist] with his whole generation of shavelings by their faithfull administration in the word.”
226 Xxxx, Image, p.450: “The second sabbath here, or liberty of God’s truth, hath had his shew in England already, if ye mark it well. And whether it will yet appear more open or nay, it is in the Lord’s hands: let us pray and hope, for it hath great likelyhood of a much further appearance.”
227 Bale, Image, p.449v.
228 Bale, Examynacion, p.137.
229 Xxxxxxxxx, Xxxx, x.79-81.
230 Bale, Image, p.565vv.
231 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.17v; Xxxx, Image, p.581vv. Ook in het laatstverschenen, derde deel van zijn commentaar noemt Xxxx expliciet deze verwachting, zoals onder andere blijkt uit het hierboven in
de geschiedenis een periode aanbreken, waarin de ware kerk zou triomferen over de macht van de Paus en de Islam, die groot geworden was na het loslaten van Satan, die gedurende duizend jaar na de komst van Christus gebonden was geweest. Dit triomferen zou geschieden door de kracht van Gods Xxxxx, die zich zou doen gelden door zuivere prediking van het Evangelie, voorafgaand aan de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel.232 Bovendien gaf Xxxx geen enkele maal af op Joodse of christelijke verwachtingen van een aards vrederijk. En dat terwijl hij, als één van de eerste Engelse Protestanten die duidelijk beïnvloed werd door de Duitse Hervormers, ongetwijfeld op de hoogte zal zijn geweest van hun afwijzing van dergelijke opvattingen.233
De Xxxxxxxx Bible uit 1551 nam deze verwachting van een komende heilstijd op onder expliciete verwijzing naar Bale.234 Een vergelijkbare visie vinden we ook in uitgaven van de Geneva Bible.235 Ook de vooraanstaande leke-theoloog Xxxxxx Xxxxxxxxxx verwachtte wereldwijd een tijd van voorspoed als vrucht van het zuivere belijden van Christus.236 Zo vinden we dus in een klein aantal geschriften reeds duidelijk chiliastisch gekleurde verwachtingen van een heilstijd op aarde, gebaseerd op een optimisme aangaande de kracht van het Evangelie, zonder dat dit overigens in details werd uitgewerkt.237 In de volgende hoofdstukken zullen wij verdere ontwikkelingen hiervan zien.
De opzet van Xxxx werd in de zestiende eeuw met name uitgewerkt door Xxxx Xxxx (1517-1577).238 Deze had zijn opleiding genoten in Oxford, waar hij van 1538-1545 Fellow was. Vervolgens werkte hij een aantal jaren als privé-onderwijzer in Londen. In 1554 vluchtte hij naar het continent, waar hij vanaf 1556 in Basel samenwerkte met Xxxx. In 1559 verscheen daar diens Commentarii, een werk waarin de geschiedenis van de martelaren sinds Wycliffe centraal stond. Xxxx, die naar Engeland teruggekeerd was na de troonsbestijging van koningin Xxxxxxxxx X, werd een man van aanzien na de verschijning in 1563 van de eerste Engelse versie van Acts and Monuments, een verdere uitwerking van zijn geschiedenis van de martelaren, die uitgroeide tot een omvattend werk over de geschiedenis van de valse en de ware kerk.239 Dit werk van Xxxx en de Geneva Bible waren de populairste boeken ten tijde van Xxxxxxxxx X.
xxxx 226 gegeven citaat.
232 Bale, Image, p.401, 449v, 575vv.
233 Xxxxxxx, Millennium, p.34.
234 Matthewe Bible (hij Openb. 8:1): “This seale is not yet opened, but shalbee when the tyme shal come, that God hath appointed for the silence, that shall followe the same. Which silence is the greate quitnes of Goddes kyngdome, when al Antichristes souldiours shalbe overthrowne and slayne Looke
more of this, in the Image of both the churches gathered by Xxxx Xxxx.”
235 Bible 1569, bij Romeinen 11:15: “The Iewes now remaine, as it were, in death for lacke of the Gospel: bot when bothe they and the Gentiles shal embrace Christ, the worde [Bible 1562: worlde] shalbe restored to a newe life”. Een soortgelijke interpretatie vinden we in de annotatie bij Romeinen 11:15 in Bible 1587: “It shall come to passe that when the Jewes come to the Gospel, the world shall as it were quicken againe, and rise up from death to life.”
Dit was een nuance-verschil met Xxxx, volgens wie de bekering van de Joden in de heilstijd zou vallen, terwijl deze annotaties deze heilstijd zou volgen op de bekering van de Joden.
236 Xxxxxxxxxx, Romanes, p.451.
237 Voor deze Protestanten lijkt ons de analyse van Xxxxxx, History and Eschatology, p.103,juist: “Although their Christology taught [Protestants] that there was only one turning point in history - the Incarnation - and therefore only two dispensations, the tremendous sense of happening in the Protestant Revolution almost created a second turning point and so a third dispensation.”
238 Voor biografische gegevens en een beschrijving van zijn denken, zie Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx, x0xx; Firth, Tradition, p.69-110.
000 Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx, x.36.
Samen zorgden zij voor de wijde verspreiding van het apocalyptische raamwerk van
Bale.240
Xxxx’x systematisch-chronologische uitleg van de Openbaring van Xxxxxxxx werd door Xxxx met een overweldigende hoeveelheid materiaal tot leven gebracht.241 In zijn onvoltooid gebleven commentaar op Openbaring, dat in 1587 posthuum in Londen verscheen, werkte Xxxx dit schema verder uit. Centraal bleef voor hem de overtuiging dat het einde zeer nabij was.242 In dit commentaar benadrukte Foxe dat er van elk apocalyptisch beeld slechts één specifieke vervulling was. Bale dacht meer in termen van parallelle vervulling van de profetie, zodat gelijksoortige gebeurtenissen, die op verschillende plaatsen en in verschillende tijden plaatsvonden, correspondeerden met hetzelfde beeld. Voor zover maar enigszins mogelijk, behandelde Foxe Openbaring als een chronologisch opeenvolgende geschiedenis van de schepping tot het Laatste Oordeel. Hij ging in zijn uitleg meer historiserend te werk dan wie ook voor hem. Hij was de eerste Britse auteur die vanuit de apocalyptische traditie een protestantse geschiedenis schreef in een poging om de veranderingen in de tijd te duiden als een zich ontvouwend en reeds van tevoren vaststaand patroon van gebeurtenissen.243 Xxxx Xxxx de toepassing van profetie op de indeling en beschrijving van de geschiedenis verder uitwerkte, hielden zijn tijdgenoten zich voornamelijk bezig met het zoeken van bewijzen voor de identificatie van de Paus als Antichrist.244 De aanpak van Foxe werd in het laatste decennium van de 16e en het eerste van de 17e eeuw gevolgd door commentatoren als Xxxx Xxxxxx000 en Xxxxxx Xxxxxxxxx000, die met behulp van een overvloed aan historisch materiaal en een diepgravende analyse de tekst uitlegden. In deze commentaren bereikte de onderlinge verbinding van profetie en geschiedenis een hoogtepunt, dat zich tot in de 19e eeuw in Engeland zou laten gelden.247
In de jaren na 1570 was er een groeiende overtuiging dat het einde nabij was, die ten dele voortkwam uit het verstaan van de Reformatie als de laatste en beslissende worsteling met de Antichrist, die de ware gelovigen vervolgde. De uiteindelijke overwinning op de Antichrist en de verlossing van de kerk van diens vervolging zou
240 Xxxxxxxxxxxx, Reformers, p.38: voor wat betreft de Openbaring van Xxxxxxxx waren de kanttekeningen in de meeste edities ontleend aan Xxxx en Xxxxxxxxx; vanaf 1599 waren er ook edities die hun kanttekeningen ontleenden aan het commentaar van Xxxxxxxxxx Xxxxxx (Xx Xxx). Cf. Xxxxxx, Xxxxxx Bible, p.562-570.
241 Firth, Tradition, p.68: “Xxxx’x The image of bothe churches identified by their moral characters and actions the churches of Christ and Antichrist; Xxxx undertook to write the history of both churches.”; cf. Xxxx, Historical Thought, p.104.
242 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.84v; Xxxxxxx Xxxxx, Xxxx Xxxx, x.75.
Xxxxxx, Xxxxxxx, p.154, stelt: “[Xxxx] leaves us with a sense of history rising to a positive climax before the end, rather than dissolving into failure. This hope centres on the new preaching of the Gospel.” Hiermee staat zij tegenover Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.85v, die er terecht op wijst, dat Xxxx een parallel trok tussen de eerste periode van vervolgingen, die 294 jaren duurde, tot aan keizer Xxxxxxxxxxx, en de tweede periode, volgens Xxxx beginnend in A.D. 1300, zodat het einde in 1594 te verwachten was (Xxxx, Sermon, p.Miiiib1-c1). Deze tweede periode van vervolging, die slechts beëindigd zou worden door de Wederkomst van Christus en het Laatste Oordeel, is voor Foxe de laatste periode van de geschiedenis; voor de kerk op aarde verwachtte hij geen periode van vrede meer.
243 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.86v, 139; Xxxxx, Tradition, p.91, 110.
244 Firth, Tradition, p.87. Volgens Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.164, was Xxxx Xxxx in zijn tijd de belangrijkste Engelse schrijver die zich met het probleem van de datering van het einde bezighield.
245 Napier, Plaine discovery. Dit werk had grote invloed in Engeland en droeg bij aan het streven naar analytische en chronologische precisie in de exegese (Bauckham, Tudor Apocalypse, p.140).
246 Brightman, Apocalypsis Apocalypseos. Londen 1609, 16123; de Engelse vertaling verscheen onder de titel A Revelation of the Revelation in 1611 en werd herdrukt in 1615, 1616 en 1644.
247 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.70, 87, 139v.
geschieden door de Wederkomst van Christus.248 Deze overtuiging resulteerde in pogingen om de komst van het einde te berekenen. De belangrijkste data waren 1583, 1588 en 1593. Volgens Xxxxxxxx lagen de wortels hiervan waarschijnlijk in Xxxxxxx Xxxxxxxxx Conjecturae de ultimis temporis, ac de fine mundi (1544) dat vertaald en uitgebreid werd door Xxxxxx Xxxx en onder de titel The conjectures of the ende of the worlde in 1548 verscheen.249 Dit was één van de eerste werken in het Engels, dat profetie gebruikte voor het opstellen van een chronologie en als middel voor periodisering en voorspelling.250 In de benadering van Xxxx en Foxe was er door de nauwe verbinding tussen profetie en het verleden principieel weinig ruimte voor voor- spelling; in het werk van latere auteurs als Napier en Brightman zou ook het voorspellen van de toekomst deel worden van de algemeen aanvaarde uitleg van profetisch geachte Schriftgedeelten.251
Uit Xxxxxxx Xxxxxxx’ Dialogue en Xxxx Xxxxxx’x Prophesies252 blijkt dat de overtuiging dat het einde in 1588 zou komen, in Engeland wijdverbreid was. Xxxxxxx citeerde een vers dat volgens hem op ieders lippen was, waarvan de strekking was, dat in 1588 òf de wereld zou vergaan, òf een ingrijpende verandering in de machtsverhoudingen zou optreden, vergezeld van een algehele verwarring.253 Xxxx stond Xxxxxxx daar afwijzend tegenover: volgens hem was het voor een mens onmogelijk om te weten te komen wanneer het einde van de wereld zou komen. Het was ten enenmale verboden dergelijke berekeningen te maken, zelfs als ze mogelijk zouden zijn.254 Bale had geschreven dat de tijd van de Wederkomst onbekend was, evenals wanneer een mens zou sterven, dit om te voorkomen dat mensen pas op het laatste moment ernst zouden maken met het geloof.255 Ook bisschop Xxxx Xxxxxxx had gesteld dat het onmogelijk was te bepalen wanneer de Wederkomst zou plaatsvinden; het doel van deze verborgenheid was volgens hem om de gelovigen voortdurend waakzaam te houden.256
Xxxxxxx wees, evenals Xxxxxx, ook het ‘dictum Xxxxx’000 af, de op rabbijnse bronnen teruggaande uitspraak, die de wereldgeschiedenis verdeelde in 3 periodes van 2.000 jaar: vòòr de wet, onder de wet, onder de Messias, waarbij de laatste periode ingekort zou worden vanwege de vele zonden van de mensen.258 Deze ‘profetie’ was algemeen bekend, zoals blijkt uit de vermeldingen ervan hij Xxxx000, Xxxx000, Xxxxxxx000,
000 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.149.
249 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.162 vv; cf. Ball, Expectation, p.19v.
250 Firth, Tradition, p.61vv, 68.
251 Firth, Tradition, p.105.
252 Het tweede deel (p.87-132) was gewijd aan de weerlegging van profetieën aangaande 1588.
253 Xxxxxxx, Dialogue, p.467. Cf. Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.162-184.
254 Xxxxxxx, Dialogue, p.467.
255 Bale, Image, p.625.
256 Latimer, Remains, p.44v.
257 Deze profetie vond een plaats in de protestantse traditie via de vertaling van de Babylonische Talmoed door Xxxxxxxx Xxxxxxxx (Wenen 1520-1523). Xxxxxxxxxxx, zijn vroegere leerling en bovendien een verre verwant, nam het Dictum Xxxxx op in de uitgave van 1532 van Carions kroniek. Samen met het boek Xxxxxx en de Openbaring van Xxxxxxxx behoorde deze profetie tot de hoofdbronnen van de protestantse apocalyptische traditie (Hartvelt, Gebinte, p.18-24; Firth, Tradition, p.5v). De invloed ervan deed zich met name gelden in de kringen van de lutherse reformatie. Calvijn kende dit ‘Dictum Xxxxx’ wel, maar was er niet van onder de indruk (Hartvelt, a.w., p.63v).
258 Xxxxxxx, Dialogue, p.469. Over Psalm 90: 4 (NBG: “Want duizend jaren zijn in Uw ogen als de dag van gisteren”), die ook in 2 Xxxxxx 3: 8 geciteerd wordt, waarop men zich voor deze theorie beriep, stelde hij: “his meaning is this, that the greatest time, and the smallest, differ not in respect of God, to whom all times are present.” Xxxxxx, Prophesies, p.10-15.
259 Xxxx, Sermon, p.Iiii1-Iiiiic1. Hierbij verwees hij naar Bibliander, Calvijn, Melanchthon, Munster en
Rhegius.
Martyr262, Osiander263 en Sheltco a Geveren.264
Xxxxxxx zelf noemde zes tekenen die aan de Wederkomst van Xxxxxxxx vooraf zouden gaan: de prediking van het Evangelie over de gehele wereld, die volgens hem in volle gang was; de verspreiding van dwalingen, ketterijen en scheuringen, een teken dat volgens hem vervuld was; een algemeen, maar vals gevoel van zekerheid, waardoor men meende het zonder God te kunnen stellen, een houding die volgens Xxxxxxx in zijn tijd wijder verbreid was dan ooit tevoren; geloofsafval en het openbaar worden van de Antichrist, zoals volgens hem geschied was sinds du Paus en de Rooms- Katholieke kerk als zodanig waren onthuld; rampen als aardbevingen, oorlogen, epidemieën en hongersnoden. Het zesde teken was de bekering van de Joden, waarvoor hij zich beriep op Romeinen 11. Deze bekering moest nog plaatsvinden, onmiddellijk voorafgaand aan de komst van Christus ten oordeel.265
Xxxxx eerder had de aartsbisschop van York, Xxxxx Xxxxxx, de overtuiging uitgesproken, dat het einde nabij was, op grond van een soortgelijke morele beoordeling. De berekening van het einde wees hij af, maar het feit dat de meeste tekenen van het einde, die in de Schrift genoemd werden, vervuld waren, toonde volgens hem aan, dat het einde nabij was.266
Daar nog niet alle tekenen vervuld waren, zag Xxxxxxx geen enkele reden om het einde van de wereld reeds in 1588 te verwachten; hij liet zich niet uit over de vraag wanneer het einde volgens hem dan wel zou komen.267 Dit was voor het eerst dat een theologische stem klonk, die op basis van schriftuurlijke gegevene stelde dat het einde nog niet onmiddellijk voor de deur stond, omdat de geschiedenis nog niet voltooid was.268 Volgens Xxxxxxxx zien we hier de invloed van Xxxxxxxx Xxxxxxxx’ Commonplaces, dat in 1578 in Engelse vertaling verscheen. In dit werk maakte Xxxxxxxx onderscheid tussen tekenen die waargenomen zouden worden lang voor Christus’ Wederkomst en tekenen die onmiddellijk aan de Wederkomst zouden voorafgaan. De bekering van de Joden plaatste hij in de laatste categorie.269 Ook Xxxx had de bekering van de Joden als één van de meest zekere tekenen voorafgaand aan de Wederkomst genoemd270; Foxe ging uit van de bekering van de Joden direct voorafgaand aan de Wederkomst, op de tijd die aan God alleen bekend was.271 Op dit punt stemde ook de geestelijke en vertaler Xxxxxx Xxxxx met Xxxxxxxx in, door over de bekering van de Joden te stellen dat deze direct vooraf zou gaan aan de Wederkomst; tijd en wijze hiervan waren voor hem echter duister.272 Ook voor Xxxxxxxxxx was de bekering van de Joden de laatste gebeurtenis in de wereldge- schiedenis; slechts de algemene opstanding der doden was daarna nog te ver-
260 Xxxx, Xxxxxx, p.91.
261 Xxxxxxx, Sermons, p364v, Xxxxxxx, p.52.
262 Martyr, Common Places, p.386 (III, 17, §3).
263 Osiander, Coniectures, p.A.51, met positieve waardering.
264 Sheltco a Geveren, Ende, p.51-81, waar hij deze uitspraak als betrouwbaar opnam.
265 Xxxxxxx, Dialogue, p.470. Ball, Expectation, p.96-114, behandelt het functioneren van het spreken over de tekenen der tijden sinds Xxxxxxx.
266 Xxxxxx, Sermons, p.172: “Christ hath set down certain tokens of the end, which all are fulfilled. ...
Never more iniquity; never less charity; the gospel never so liberally taught: behold the end.”; p.388.
267 Xxxxxxx, Dialogue, p.470.
268 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.171 v; Ball, Expectation, p.22v.
269 Xxxxxxxx, Xxxxx Apocalypse, p.172; Musculus, Commonplaces, p.1064-1066.
000 Xxxx, Xxxxxxxxxxx, p.137.
271 Xxxx, Xxxxxx, p.Miiiic1: “This onely wee learne most assured out of S. Xxxx, that God hath decreed upon an infallible certaintie of time, wherein the Gentiles shall mount to their fulnes, and the Iewes allo after that fulnes of time shall returne unto the faith.”
272 Tymme, Antichrist, p.D21.
wachten.273 Volgens Xxxxxxxx waren dit dissidente geluiden274, die afweken van de algemene overtuiging dat alle geprofeteerde tekenen van het einde reeds vervuld waren.275 Maar zoals uit de volgende hoofdstukken zal blijken, zou de overtuiging dat er voor het einde nog belangrijke gebeurtenissen zouden plaatsvinden, meer en meer aanvaard worden. Met evenveel recht kunnen we dus stellen dat zich hier een nieuwe traditie begon te ontwikkelen, die met name door de Puriteinen zou worden opgenomen en uitgewerkt.
Met betrekking tot de belangrijkste hierboven besproken personen is duidelijk dat zij gerespecteerde leden waren van de Engelse staatskerk: Xxxx werd in 1553 benoemd tot bisschop van Ossory in Ierland, Xxxx genoot veel aanzien, Xxxxxxxxxx was een vooraanstaand leke-theoloog, Xxxxxxx één van de meest invloedrijke Engelse theologen. Van sommigen is duidelijk dat zij tot de meer radicale Protestanten behoorden: Xxxx steunde Xxxx Xxxx in Frankfurt en Xxxxxxx sympathiseerde met de Presbyterianen. Maar een duidelijke verband tussen hun opvattingen en hun relaties met een bepaalde groep of stroming in de Engelse staatskerk is niet aan te wijzen.
2.3 WERKEN VAN BUITENLANDSE THEOLOGEN
2.3.1 DE BEOORDELING VAN DE JODEN EN DE HOUDING TEGENOVER HEN
In hun beoordeling van de Joden stonden de Reformatoren tegen de achtergrond van een lange geschiedenis. In de late Middeleeuwen was er een aantal standaardelemen- ten in de beoordeling van de Joden ontstaan. De weigering der Joden om Xxxxx als de in de Schrift beloofde Messias te aanvaarden, werd hun als schuld aangerekend, temeer daar het voor de Christenen zonneklaar was, dat de oudtestamentische beloften betreffende de komende Messias in en door Xxxxx Xxxxxxxx vervuld waren. Zolang zij Xxxxx niet als de Messias aannamen, stelde Xxxxxx xxx Xxxxxx de Joden in zijn eigen tijd op één lijn met hen die voor Xxxxx’ dood verantwoordelijk waren geweest. De opvatting dat de Joden door hun eigen schuld uit het verbond waren gestoten, werd door de meeste middeleeuwse theologen gedeeld. De verwoesting van Jeruzalem en de tempel en de verstrooiing der Joden over de aarde werden geduid als straf voor hun schuld. Vanwege het feit dat de Joden doof bleven voor hun argumenten, beschuldigden de middeleeuwse theologen hen van hardnekkige verstoktheid en kwam er een groeiend wantrouwen op tegen de tot het Christendom bekeerde Joden, temeer daar er vele gedwongen bekeringen waren. De stelling dat de Joden verstokt waren, werd tot basis voor discriminatie op grond van afkomst.276 Volgens Xxxxxx xxx Xxxxxx was het geoorloofd de Joden wegens hun schuld aan de kruisiging van
273 Xxxxxxxxxx, Romanes, p.43°.
274 Xxxxxxxx, Tudor Apocalypse, p.156: “A few dissenting voices, notably these who believed in the future conversion of the Jewish people before the End, held that one or two signs still awaited fulfilment. But the implication of a necessary delay before the End was rarely drawn.”
275 Cf. Xxxxxxx, Sermons, p.364v (in een serie preken over het Onze Vader, gehouden in 1552, gedrukt in 1562): “The world was ordained to endure, as all learned men affirm and prove it with scripture, six thousand years all these excellent learned men, which withont doubt God hath sent into this world in
these letter days to give the world warning, all those men do gather out of scripture that the last day cannot be far off for all things which ought to come before [het Laatste Oordeel] are passed now.”;
Remains, p33 (preek uit 1552); “It may come in my days, as old as I am; or in our children’s days.”, omdat de laatste tijd verkort zou worden: Xxxxxxxxx, Sermons, p,IIii1; Xxxxxx, Xxxxxx, p.III1; Xxxxxxx, Xxxxxx, p.91.
276 Xxxxxx, Antisemitismus, p.137vv.
Xxxxx tot eeuwige slavernij te veroordelen; ze mochten slechts bezitten wat ze voor hun directe levensonderhoud nodig hadden.277 Een diepgeworteld wantrouwen tegen de Joden bleek ook uit de legenden die in de Middeleeuwen opkwamen over vergiftiging van bronnen, rituele moord op kinderen van Christenen en hostieschending.278 Aan het einde van de Middeleeuwen werden de geruchten dat de Antichrist reeds geboren en in Jeruzalem besneden was, veelvuldiger. Deze verbinding tussen de Joden en de Antichrist in het einde der tijden ging terug op de aanzienlijke invloed van de kerkvader Xxxxxxxxxx.279 Daarnaast leefde ook bij meerderen, zoals bij Xxxxxxxxxx, de verwachting van een bekering van het Joodse volk in het einde der tijden.280 Volgens Xxxxx Xxxxxx behoorden de Franciscanen Xxxx Xxxxxx en Xxxxxxx xxx Xxxxx, die in de dertiende en veertiende eeuw leefden, tot de eersten die in de late Middeleeuwen over deze verwachting schreven.281 Volgens Xxxxxxx XxXxxx en Xxxxxxxx Xxxxxx ging Xxxxxxx xxx Xxxxx in de twaalfde eeuw uitvoeriger dan de meeste anderen in op deze bekering.282
De wijze waarop Xxxxxx de Xxxxx beoordeelde is reeds zo vaak beschreven, dat wij (pdf blz. 32) hiervan zelfs geen selectie kunnen geven. Wij sluiten ons aan bij de be- schrijving van Xxxxxxx, die Xxxxxxx opvattingen over de Joden plaatst in het kader van diens visie op de opstelling die in het einde der tijden voor de ware kerk van levensbelang was. De basis van Xxxxxxx denken was dat de Joden geen heil meer te verwachten hadden, behalve dan degenen die zich zouden bekeren tot Xxxxx als de Messias. Omwille van hun godslastering, de verwerping van Xxxxx waren de Joden gestraft met geestelijke blindheid en verstrooiing. Hun eigen land zouden ze nooit meer bezitten.283 Door de her-ontdekking van het Evangelie kon Christus nu op zuivere wijze verkondigd worden, zodat ook de bekering van individuele Joden, de rest van de Joden, nu verwacht kon worden.284 In Xxxxxxx visie stond de kerk in de slotfase van de geschiedenis, waarin het Evangelie openlijk verkondigd, in belijdenisgeschriften geformuleerd en tot hoeksteen voor de opbouw van een zuivere kerk geworden was, bloot aan het slotoffensief van de duivel, waarbij de aanhangers van Rome, ketters, Turken en Xxxxx diens handlangers waren.285 Volgens hem wezen de tekenen der tijden erop dat het einde snel dichterbij kwam. Reformatie was voor hem geen voorbereiding op een betere tijd, maar adempauze en (korte) tijd van genade voorafgaand aan het einde.286 Zijn oordeel over de Joden was onlosmakelijk verbon- den met dat over de Paus en de Turken: tegenover hen moest temidden van de
277 Xxxxxx, Theologie II, p.106.
278 Xxxxxx, Antisemitismus, p.141v; Baron, History, Vol. XI, p.124, stelt over de late Middeleeuwen: “the idea of the Jew as Christianity’s great antagonist became an integral part of the average man’s outlook on the world.”
279 Oberman, Antisemitismus, p.53.
280 Xxxxxxxxxx, De civitate Dei 20:30 (vertaling volgens XxXxxx, Xxxxxxx, x.106): “And at or in connection with that (Last) Judgment the following events shall come to pass, as we have learned: Xxxxx the Tishbite shall come; the Jews shall believe; Antichrist shall persecute; Christ shall judge; the dead shall rise; the good and wicked shall be separated; the world shall be burned and renewed.”
281 Xxxxxx, Xxxxx, x.105.
282 XxXxxx, Xxxxxxx, x.33: “Xxxxxxx was one of the few medieval authors who really made much of Xxxx’x statement about the salvation of all Israel after the fullness of the Gentiles had come into the Church”; cf. p.34v; Xxxxxx, Prophecy, p.6.
283 Xxxxxxx, Antisemitismus p.57, 59. 284 Xxxxxxx, Antisemitismus, p.147v. 285 Oberman, Antisemitismus, p.138. 286 Oberman, Antisemitismus, p.150vv.
verwarring van de eindtijd het Evangelie verdedigd worden.287 Hoe meer hij het einde zag naderen, hoe meer Xxxxxx zijn aandacht richtte op het afwijzen van xxxxx, die het Evangelie weerspraken: alle aandacht was nodig voor het verdedigen van de ware kerk. Steeds harder werd zijn polemiek tegen de Paus, de Turken en de Joden. Buiten deze samenhang kan volgens Xxxxxxx Xxxxxxx spreken over de Joden onmogelijk goed worden verstaan.288
Sommige volgelingen van Xxxxxx legden andere accenten in hun benadering van de Joden, die een andere wijze van denken weerspiegelden. Zo zette Xxxxxxx Xxxxxxx zich in Braunschweig in voor de bekering van Xxxxx, verwierp Xxxxxxx Xxxxxxxx in 1529 de tegen Xxxxx gerichte beschuldiging van rituele moord en wees hij op de samenhang tussen Jodenvervolging en financiële problemen van Christenen289 en zette de Xxxxxxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxx zich tot het uiterste in voor de bekering van de Joden. Theologen als Xxxxxxx, Xxxxxxxxx en Calvijn hadden in de Zwitserse context nauwelijks met Joden te maken, omdat Joden zich niet in Zwitserland mochten vestigen.290 De Zuidduitse Reformator Bucer drong als raadgever van Xxxxxx xxx Xxxxxx aan op een streng optreden tegen de Joden, een raad die overigens niet opgevolgd werd291; overigens was hij de eerste onder de Reformatoren, die zich actief inzette voor de bekering van de Joden.292 X. Xxxxxxxxx concludeert, dat Xxxxxx erkenning van Israëls plaats binnen de heilsgeschiedenis als het uitverkoren volk, waarmee God Zijn verbond gesloten had, slechts betrekking had op het Israël, dat beschreven wordt in het Oude Testament en het Israël in het einde der tijden. Waar hij sprak over het Jodendom in zijn eigen tijd, gebruikte Xxxxx totaal andere begrippen: de Joden als vijanden van Christus en het Christendom en daarom verworpen door God.293
Ten aanzien van de negatieve beoordeling van de Joden op theologische gronden zijn er aan de geschriften van de continentale protestantse theologen die in de tweede helft van de zestiende eeuw in Engeland verschenen, sprekende voorbeelden te ontlenen. Zo noemde Xxxxxxxxx de Joden:
“the singular enemies of the faith, whom he [Xxxxxxxx] xxxxxxx the Sinagoge of Sathan. For their teacher was none other but the Devill, as in dede they have no better at this daye. He calleth them false Iewes and liars. For neyther they confessed the Lorde, nor glorified God, nor beleeved in Christ their Messias.”294
Als leden van de ‘church of the devil’ behoorden zij hij allen die slecht en ongelovig waren en zich afscheidden van de ware kerk, die spotten met God en diens Woord en
287 Oberman, Antisemitismus, p.152, 162.
288 Oberman, Antisemitismus, p.155.
289 Zie ook Nijenhuis, Xxxxx, x.40vv.
290 Zie voor een beknopte weergave van hun denken en activiteiten en literatuurverwijzingen: Xxxxxxx Xxxxxx, Antisemitismus, p.146-149 en 154v.
291 Nijenhuis, Judenratschlag en Xxxxx, x.42 vv; Xxxxxx theologische ideeën over de Joden bespreekt hij op p.49-72.
292 Xxxxx, Mission, p.41-50.
293 Nijenhuis, Judenratschlag, p.70.
294 Xxxxxxxxx, Hundred Sermons, p.115, The xvii.Sermon (Openb. 3: 9).
Vergelijk Calvin, Institution, 1, 8, 10: “the most cruelly bente enemyes of Xxxxxxx, the Jewes” en Romanes, p.1331v: “there is none of us can excuse the Iewes, that they crucified Xxxxxxx, that they cruelly raged against the Apostles, that they went about to destroy and extinguish the Gospel.”
Xxxxxxxx en de kerk lasterden en vervolgden.295 Op dezelfde toon sprak Xxxxxxxxx Xxxxxxx, die de Joden samen met de Moslims en vroeg- kerkelijke ketters als de Arianen en anderen die dwaalleren verdedigden, tot de vijanden van Gods koninkrijk rekende.296 Volgens Xxxxxxx waren de Joden trots en beroemden ze zich dwaselijk op hun voorrechten en waren ze hardnekkig in hun verzet tegen het Evangelie.297 Op grond van hun Jood-zijn hadden ze niets meer te verwachten; alle Joden waren verloren, totdat zij tot geloof in Christus zouden komen.298
De negatieve klank van de naam ‘Jood’ blijkt uit ook uit het feit dat deze naam kon worden gebruikt als aanduiding van vervolgers, hier vooral rooms-katholieke kerkleiders.299 Xxxxxxxxx Xxxxxxxx stelde de rooms-katholieke eredienst en gebruiken, bijgeloof en Joodse ceremoniën op één lijn, waaruit zijn geringe achting voor de Joodse eredienst blijkt.300
Het feit dat de Joden de Schrift niet verstonden, dat wil zeggen, dat ze deze niet lazen op dezelfde manier en vanuit hetzelfde uitgangspunt als de Christenen, namelijk dat de Christus reeds gekomen was, duidde Xxxxxxx als uiting van kwaadwilligheid, hardheid van hart en blindheid.301 Deze blindheid, die zij volgens Xxxxx Xxxxxx door hun eigen schuld verdiend hadden, zou pas eindigen hij hun bekering: dan zou God hen de ogen ontsluiten. Maar tot die tijd zou hun blindheid alleen maar toenemen.302
295 Xxxxxxxxx, Decades, Vol. IV, p.11 (Fifth Decade, First Sermon): “Such in these days are the heathen, Turks, Jews, heretics, schismatics, and generrdly all such as are professed enemies to christian religion.”
Dit werk, dat in 1552 voor het eerst compleet in het Latijn werd uitgegeven, is driemaal in Engelse vertaling verschenen, en wel in 1577, 1584 en 1587. Het behoorde tot de standaarduitrusting van de meeste Engelse geestelijken. De Convocation van het aartsbisdom Canterbury van 1586 bepaalde in de door aartsbisschop Xxxxxxxx ingediende ‘Orders for the better increase of leaming in the inferior Ministers’: “Every minister having cure, and being under the degrees of master of arts, and batchelors of law, and not licensed to be a public preacher, shall before the second day of Februari next provide a Bible, and Xxxxxxxxx’x Decades in Latin or English”. Dagelijks moest een hoofdstuk uit de Bijbel gelezen worden en wekelijks een preek uit de ‘Decades’. Hiervan moesten aantekeningen gemaakt worden, die per kwartaal moesten worden voorgelegd aan een daarvoor aangewezen predikant in de eigen regio. (Xxxxxx Xxxxxxx in de introductie op de Decades, Vol. I, p.viii).
296 Ursinus, Summe, p.1109. De eerste Latijnse uitgave van dit werk in Engeland verscheen in 1585; de eerste Engelse vertaling in 1587.
297 Xxxxxx, Xxxxxxx, p.301, 1151; Institution, IV, 16, 14.
298 Calvin, Harmonie, p.268 (hij Mt. 10:6): “The Iewes, which were neare, and in covenant with God, and so heires of the eternall lyfe, are yet accounted lost, untill they recover salvation in Christ.”
299 Brocardo, Revelation revealed, p.461 (bij Openb. 2: 9): “Iewe ... seemeth to be put for all professing Religion, which under the name of religion doe persecute him that professeth the true Religion.”; cf.
Xxxxxxxxx, Hundred Sermons, p.66v (The ninth Sermon, bij Openb. 2: 9).
300 Marlorat, Revelation, p.1191 (hij Openb. 9: 2): “For what else is Xxxxxxx, than a certaine filthy sinke of all divelish superstitions. For of the Jewes it hath borrowed holydays, choyces of meates, anointings, halowings, fastings, sumpteous Church vessels and apparell ... and brought them into Gods Church to the preiudice of Christian libertie.” Cf. Calvin, Institution, IV, 10, 13: de Rooms-Katholieke kerk vertoont door haar vele inzettingen een soort Jodendom.
Xxxxxxxx (1506-1562) was predikant in verschillende Franse steden. Hij was bevriend met Beza, met wie hij op wetenschappelijk gebied samenwerkte.
301 Xxxxxxx, Xxxxxx, p.681, 1381; p.761: “surely mans tong can not utter the miserable darknes, that their harts are wrapped in, and the uncurable hardness of hart, and lamentable captivity of their errors, in which Satan mightily holds them.” Xxxxxxx (1481-1541) was Lutheraan; vanaf 1530 was hij superintendent in het vorstendom Lüneburg in Noord-Duitsland.
302 Martyr, Romanes, p.332r; Xxxxxxx, Xxxxxx, p.138v: “But when they shalbe converted unto
the Lord, then the vale shalbe taken away: and as soone as they shall beleve the gospel, they shall plainely understand all the prophecies concerning Christ, so that they may very easily knowe them, although now they understand no title thereof every day [they] are more and more wrapped in
Dit hing samen met de overtuiging, dat de Heilige Geest, die de ware betekenis van de Schrift onthulde en zonder wie de geheimenissen van de Schrift verborgen bleven, alleen gegeven was aan de kerk van Christus. Om deze reden hadden de Joden geen juist inzicht in de Bijbel, noch ook in theologische vragen.303 Dit ontsloeg de Joden echter niet van hun schuld: niet verstaan van de Schrift was in Martyrs ogen geen verontschuldiging voor ongeloof.304 Door deze blindheid ontging de Joden ook de wezenlijke inhoud van de hun gegeven Schrift, die wel duidelijk was voor de Christenen. Zowel in het Oude als in het Nieuwe Testament werd hetzelfde heil in Christus verkondigd, een overtuiging die ook volmondig door Xxxxxxx werd gedeeld.305 Het aan de Joden beloofde heil, waarin zij (nog) niet deelden door hun ongeloof, maar dat hun krachtens Gods belofte nog steeds toekwam, was niet anders dan het door de Christenen ontvangen heil; door hun blindheid zagen de Joden dit echter niet. Door te stellen, dat de houding van de Christenen een rol speelde in de aanvaarding van het christelijk geloof door anderen, gaf Xxxxxx aan, dat het ongeloof der Joden niet geheel en al aan hun eigen schuld kon worden toegeschreven. Hij was van mening, dat, indien de verkondiging van de zuivere leer zou samengaan met een zuivere levenswandel, de Christenen door hun voorbeeld veel meer zouden bijdragen aan de bekering van Joden, Turken en Rooms-Katholieken. Nu echter ontbrak dit er nog aan; door hun leer en leven stootten de Christenen eerder anderen af, dan dat zij hen aantrokken.306
Het lijden van de Joden dat tot uiting kwam in de ballingschap, de vervolgingen en de ellendige omstandigheden waaronder zij moesten leven, werd waar het genoemd werd in verband gebracht met straf voor hun ongeloof en ongehoorzaamheid, geconcen- treerd rond de kruisiging van Christus. Zo stelde Xxxxxxxx, in overeenstemming met Xxxxxxx:
“But as God woulde never have suffered this execrable voyce [i.e. ‘Crucify Him’] to come out of the mouthe of the people, excepte their impiety hadde been first desperate: even so afterwarde, he punished the same iustely, by horrible and straunge meanes”.307
Xxxxxxx beschouwde het lijden van de Joden zelfs als de wraak van de opgestane Christus.308 Volgens Xxxxxxxxx zou dit lijden voor de Joden een aansporing tot
blindnes, untill it shall please God to take mercy upon them.” Elders stelde hij echter dat de Joden tot geloof zouden komen, doordat hun de ogen geopend zouden worden: “Then shall the Iewes have their eyes opened, and be gathered to the true Messias, Iesus Christ, and embrace the gospel." (p.184r).
Blijkbaar vielen bekering en de opening der ogen voor hem samen.
303 Xxxxxxx, Xxxxxx, p.41r.
304 Martyr, To the Church of straungers at London. (From Zurick the 15. of Februarie, 1561) in: Another Collection, p.130: “we a saie with Xxxx that they be antichrists which say that Christ is not come in the flesh. A blindnesse in those tbinges which the scripture teacheth concerning the mediatour removeth not damnation from the unfaithfull.”
305 Martyr, Romanes, p.253r [=353r]: “the substaunce, thing, and spirite are in either testament one and the name, onely there is found some difference in qualities, and certayne circumstances.”; Calvin, Institution, II, 10, waar hij breeduit inging op de wezenlijke overeenkomsten van inhoud tussen het Oude en Nieuwe Testament.
306 Martyr, Romanes, p.348r.
307 Marlorat, Xxxxxxx, p.710 (bij 27: 25; volgens de vermelding in de marge ontleende hij deze opvatting aan Bucer); Xxxxxx, Harmonie, p.740.
308 Xxxxxxx, Xxxxxx, 157r: “[Christ] punished (with the horrible plague of captivity, hardnes of hart, and apostacy) the Iewes in all the world, whersoever they be, for this horrible, and cruel act of sheding of
bekering moeten zijn. Voor hem was hun lijden zelfs een overtuigend bewijs van de waarheid van het evangelie, daar Xxxxxxxx reeds voorzegd had dat dit lijden over hen zou komen als zij niet in Hem zouden geloven. Het was hem een raadsel hoe de Xxxxx, ondanks zulke overtuigende bewijzen, hun afwijzing van Xxxxx als Messias konden volhouden.309
Hoewel men sprak over de schuld van de Joden en de terechte straf van God die op hen rustte, zagen de meesten daarin geen aanleiding om de Joden te bechouwen als definitief door God verworpen. Xxxxxxx en Xxxxxxx wezen het verachten van de Joden af met een beroep op wat Xxxxxx schreef over het feit dat God hen weer met Xxxx zou verzoenen en dat zij zich zouden bekeren.310 Bovendien wees Xxxxxxx erop dat de neiging tot afval en afgoderij ieder mens eigen was. Men moest oppassen dat men niet, door de schuld voor een aan alle mensen eigen verderf op de Joden te schuiven, zelf door de zonde ten onder zou gaan.311 Xxxxx xxxxxxxx als Joden werden door Xxxxxx vanwege hun ongerechtigheid veroordeeld en de Christen kon zich op grond van zijn doop tegenover de Jood niet op een voorrangspositie beroemen.312 De Spaanse Reformator Xxxxxxx xxx Xxxxx (Corranus), die zich in Engeland vestigde, veroordeelde onomwonden de overheersende negatieve houding ten opzichte van de Joden, voor wie ook hij overigens nog negatieve benamingen gebruikte.313 Verder onthield hij zich in dit werk van negatieve uitspraken over de Joden. Het is mogelijk dat zijn ervaringen met de wijze, waarop de Joden in Spanje behandeld werden, de achtergrond vormden van deze opstelling.314
Een positief oordeel over de Joden vinden we niet vaak in de in Engeland verschenen werken van de continentale Protestanten. Wanneer het voorkwam, stond het in verband met de door God aan Israël gedane beloften en het door God met hen gesloten verbond, in overeenstemming met het spreken van Xxxxxx in de brief aan de Romeinen. Met name in het spreken over de toekomstige bekering van de Joden werd de blijvende trouw van God aan dit volk onderstreept.
Calvijn benadrukte de blijvende geldigheid van het verbond dat God met Xxxxxxx en diens nageslacht gesloten had: de Joden waren en bleven de eerste en natuurlijke
innocent bloud.”
309 Xxxxxxxxx, Decades, Vol. III, p.25-26 (The Fourth Decade, The First Sermon).
310 Xxxxxx, Xxxxxxx, p.153v; Institution, IV, 16, 14: “Neither ought they to be despised of us: if we consider that for the promises sake, the blessing of God doth yet stil remain among them: as verely the Apostle testifieth that it shall never utterly departe from thence: because the giftes and callyng of God are without repentance.”; Xxxxxxx, Xxxxxx, p.184r.
311 Calvin, Institution, I, 11, 3.
312 Calvin, Institution, III, 17, 13; II, 10, 5.
313 Corranus, Dialogue, p.101: “Roman. Xxxxx Xxxxx you speake very modestly, even of your most deadly adversaries, and you hope well of them. And would God that we followed this example of your. For there are many of us, who bicause they have obtained mercy of God, do triumph over the Iewes that held scorne of Gods grace, despising them, and counting them as forlorne and castawayes, and by all meanes seeke to do them mischeefe.
Xxxx. You therfore my brother beware that you follow not the untowarde maner of dealing of such men.”
314 De ex-monnik Corranus kwam in 1568 naar Engeland; hij werd voorganger van een groep Spaanse Protestanten in Londen. Hij doceerde van 1579-1586 in Oxford en daarna in Cambridge, waar zijn opvattingen overeenkwamen met die van Xxxxx Xxxx en Xxxxxxx Xxxxxx. Xxxxx kort na zijn aankomst in Engeland was hij verwikkeld in een controverse over de predestinatieleer: volgens zijn opvattingen ging geloof of ongeloof vooraf aan verkiezing of verwerping. Xxxxxxxxx, Xxxxxxx, p.146-152; Xxxxxx, Xxxx-Calvinists, p.58vv; Xxxxxx-Xxxxx, Laudianism, p.44vv.
erfgenamen van het Evangelie.315 En dit niet zozeer op grond van hun trouw aan God, maar op grond van Gods trouw aan zijn verbond met hen, een verbond waarvan Xxxxxxxx het fundament was.316 Tegelijk hield hij er aan vast dat zonder geloof in Christus ook dit verbond de Joden geen voordeel bracht; slechts door hun bekering tot Hem zouden zij weer deel krijgen aan het heil.317 Martyr sprak niet zozeer positief over de Joden op zich, als wel over hun blijvende positie in Gods ogen. Hij stelde dat God, die de Joden vroeger gunstig bejegende, hen nu niet haatte. Ook al leefden ze nu onder Zijn straf, God had niets tegen de Joden op grond van hun Jood-zijn. Hij had niet vergeten dat hij hun zo vele en zo grote gaven geschonken had.318
Hoewel hij geen Protestant was, willen we hier Xxxxxxx niet onvermeld laten, die blijkens het feit dat zijn Paraphrase reeds in 1548-49 in een Engelse vertaling verscheen, aanzien genoot bij de vroege Engelse Protestanten. In zijn parafrase van Xxxxxxx 27: 25, een klassieke tekst voor het spreken over de verwerping van de Joden omwille van hun verwerping van Xxxxx als de Messias, benadrukte hij dat Christus ook voor de Joden genadig bleef en zo de mogelijkheid van bekering voor hen openhield.319 Hij stelde dat van de Joden die Jezus’ kruisiging geëist hadden, later velen tot geloof in Hem gekomen waren.320 Ook Marlorat verbond een positief oordeel met het blijvende karakter van Gods beloften en de unieke positie die de Joden in de heilsgeschiedenis innamen, als degenen door wie God ook de andere volken in het heil wilde doen delen.321 Verder vinden we in de commentaren op de brief aan de Romeinen van Martyr, Calvijn en Xxxxxxxx Xxxxxxxx een erkenning van de eigen positie van de Joden gebaseerd op hun verkiezing tot volk van God, bij de teksten waarin Xxxxxx inging op hun voorrechten, zoals Romeinen 3: 2 en 9: 4-5. Aan de wijze waarop zij omgaan met de boven beschreven spanning tussen het spreken over de huidige verwerping en de blijvende kracht van het verbond, voegt dit geen nieuwe elementen toe.
2.3.2 DE BEKERING DER JODEN IN HET KADER VAN DE
315 Calvin, Institution, IV, 16, 14. Volgens Xxxxxx, Xxxxxx, p.14, was dit het centrale punt in Calvijns spreken over de Joden: “Die Juden verdenken ihre Stellung vor Gott und der Menschheit allein der Setzung Gottes, die ein für allemal gilt und unumstößlich ist. Diese Stellung, gekennzeichnet als Vorrang und Aussonderung, ist einzigartig end in gewissem Sinne unwiederholbar.” Cf. Xxxxxxx, Xxxxxx, p.113v, Graafland, Verbond, p.103-111 en Xx Xxxxx, Calvijn, p.199vv: ondanks zijn spreken over de verwerping van Israël, hield Xxxxxxx vast aan de onverbrekelijklield van het verbond dat God met Israël gesloten had.
316 Calvin, Institution, IV, 2, 11; II, 10, 4.
317 Calvin, Harmonie, p.268 (bij Mt. 10: 6).
318 Martyr, Romanes, p.333r. In de marge staat: “The Iews as touching their kinde are not even at this day odious unte God.” Voor antisemitisme liet Xxxxxx dus geen theologische ruimte.
319 Erasmus, Paraphrase, Vol. I, p.Ciiiir: “They wyshed destruction to them and to theyr successoures. But Xxxxxxx more gentyll towarde them, than they were them selves, hath repelled none from pardon and forgevenes, so that they do repente.”
320 Erasmus, Paraphrase, Vol.I , p.Ciiiiv . Deze uitleg gaat terug tot Xxxxxxxx Xxxxxxxxxxxx en werd ook herhaald door Xxxxxx xxx Xxxxxx, zoals blijkt uit Xxxxxx, Theologie II, p.104; cf. Marlorat, Revelation, p.107r: “we learne, that that nation is not so cast awaye, but that a great sorte of them imbraced the promised Saviour Christ by faithe, according as Xxxxx witnesseth at large, Rom. 11.1.” Xxxxxxxxx heeft Xxxxxxx, Antisemitismus, p.50v, erop gewezen, dat het gehele denken van Xxxxxxx doortrokken was van een krachtig theologisch anti-judaïsme: ‘Joods’ was voor hem hetzelfde als ‘legalistisch’ en ‘veruiterlijkte godsdienst’ tegenover ware, innerlijke vroomheid. Wel verwachtte hij dat uiteindelijk de Joden zich zouden bekeren, een opvatting die hij deelde met vele tijdgenoten (p.74, noot 76).
321 Marlorat, Revelation, p.108v (bij 7: 7v): “salvation was too come of the Jewes, according as Xxxxxx himself xxxxxxxx Xxxx 4.22. it is that holy stocke whereinto we wylde olives are greffed. Rom. 11.17.”
ESCHATOLOGIE
In de geschriften die een poging deden om het einde van de wereld te berekenen322, werd niet ingegaan op de eventuele plaats van de Joden, c.q. Israël, in de gebeurtenis- sen aan het einde der tijden. Martyr wees dergelijke berekeningen resoluut af, omdat hij ze als onzinnig en nutteloos beschouwde.323 Bij anderen echter treffen we een opstelling die niet in berekeningen werd uitgewerkt, maar wel berustte op de overtuiging dat de samenhang tussen Schrift en geschiedenis het mogelijk maakte om te verstaan hoever de geschiedenis reeds gevorderd was. Luther was ervan overtuigd dat uit de vervulling van de door Christus genoemde tekenen, die zouden voorafgaan aan de laatste dag, met zekerheid de nabijheid daarvan viel af te lezen.324 Voorwaarde voor het verstaan van deze tekenen was een oprecht geloof in het Woord van God.325 Melanchthon schreef in ‘Thepistele dedicatorye’ van George Joyes Daniel, dat God in de Schrift allerhande profetieën had gegeven over de aardse koninkrijken, die door hun vervulling een bewijs vormden van de goddelijke oorsprong van de Schrift en van de waarheid van het christelijk geloof. Bovendien maakten deze profetieën duidelijk wanneer Christus terug zou komen en wanneer het einde van de wereld zou zijn. Daar de geschiedenis de vervulling toonde van al de profetieën, moest ook geloof gehecht worden aan de vervulling van de nog niet vervulde profetieën: de Schrift maakte ook de toekomst bekend.326 Marlorat verbond dit met de geloofszekerheid327 en was ervan overtuigd dat de Openbaring van Johannes
“conteyneth a mysticall discoverie of the whole state of the Church, from the first setting foorth a[n]d preaching of the Gospell, even unto the ende of the worlde.”328
Hoewel hij de mogelijkheid van een nauwkeurige berekening uitsloot, was ook Wolfgang Musculus ervan overtuigd dat God zijn getrouwen niet geheel onwetend wilde laten van de tekenen die aan de Wederkomst vooraf zouden gaan, opdat zij er niet onvoorbereid door overvallen zouden worden. Door de tekenen werden zij van te voren gewaarschuwd en gesterkt in waakzaamheid en bemoedigd tegen vervolgingen door tegenstanders, in het bijzonder de Antichrist.329 De tekenen die lang tevoren zouden optreden, waren zorgeloosheid en afval van de zuivere leer en de ontmaskering van de Antichrist, gebeurtenissen die reeds hadden plaatsgevonden. Kort voor de Wederkomst zou de bekering van de Joden plaatsvinden.330 Duidelijk
322 Cf. Sheltco a Geveren, Ende; het jaar 1588 wordt in dit werk vaak genoemd als jaar van het einde; Osiander, Coniectures. Zie over A. Geveren: Tuveson, Millennium, p.43-47.
323 Martyr, Common Places, III, 17, §3, p.386.
324 Luther, Sermon, p.Aviiv (een preek over Mat. 24: 29vv): “our Saviour reckoneth the signes in order which go before the last day, which being fulfilled, we may know for a certainnty that the day is even hard at hand.”
325 Luther, Sermon, p.Aviiiv , Biiv: “he that will not beleve the word of God, will not beleve the signes, nor take them for signes, but will contemne them, and tread them onder hys foote ... But true Christians do both see them, and marke them well”.
326 Dit werk was volgens de titel ‘gathered oute of Philip Melaachtton / Iohan Ecolampadius / Chonrade Pellicane and out of Iohan Draconite. etc.’ en dateerde uit 1545.
327 Marlorat, Revelation, p.Aiiv: Christus “hath armed us ageinst all temptations, harbytings and stumblingblocks, by warning us aforehand what thinges should happen to kis Churche from tyme to tyme too the ende of the worlde”.
328 Marlorat, Revelation, p.Aiiir.
329 Musculus, Commonplaces, p.1063.
330 Musculus, Commonplaces, p.1064-1066. Hij beriep zich voor de bekering van de Joden op Rom. 11:25v.
sprak hieruit de overtuiging dat de Schrift het goddelijke plan voor de geschiedenis openbaarde en dat omgekeerd uit het verloop van de geschiedenis de vordering van dit plan af te lezen viel, een overtuiging die ook door Bullinger gedeeld werd.331 Met de ontwikkeling van de geschiedenis zou de waarheid van het christelijk geloof steeds duidelijker en onweerlegbaarder aan de dag treden. Ball stelt dan ook terecht dat deze houding van verwachting met betrekking tot de nabijheid van het Rijk van Christus de voedingsbodem is geweest voor de meer uitgewerkte eschatologie van de zeventiende eeuw.332
Het belangrijkste argument om over een toekomst voor de Joden te spreken, lag in de overtuiging van Gods trouw aan Zijn verbond, de vastheid van Zijn verkiezing en de overmacht van Zijn genade. Soms echter onderstreepte men dat slechts een minderheid uitverkoren was, zodat de meeste Joden niet zouden delen in enig heil. De ondoorgrondelijkheid van Gods wil en verkiezing werd daarbij steeds impliciet voorondersteld. Het verbond benadrukte meer het collectieve aspect, de verkiezing de individuele uitwerking daarvan. Belangrijker dan deze onderscheiding is echter de fundamentele overtuiging dat Gods genade de enige bron was waaruit heil voor de Joden voortkwam, zoals bijvoorbeeld blijkt bij Marlorat:
“Who woulde not say, that all the nation is plucked up by the rootes, as it were, from the kyngdome of God? But God in their wickednes declareth the constancy and fyrmenes of his promise: and to the ende he myght shewe, that he made not a covenaunt in vaine with Abraham, he delivereth those whome he chose freely of his grace, from generall destruction. Evenso his trueth wyll alwayes have the upperhande of all the letts and stayes of humane incredulity.”333
Calvijn benadrukte dat God zich door Zijn verbond zo nadrukkelijk verbonden had met Israël, dat Hij zijn geloofwaardigheid en betrouwbaarheid zou verliezen, als dit verbond verbroken zou worden:
“God by his covenant had so highly advanced them, that if they fel, the fayth and truth of God should fayle or decay in the world. For the covenant had been voyde, whose stablenes is sayd to indure, so long as the Sun and Moone shall shine in heaven (Ps. 12.1) So that it were more absurde the same shoulde be abolished, then that the whole worlde should be turned upside downe.”334
Corranus legde de nadruk op de genade en de blijvende kracht van Gods beloften.
331 Bullinger, End, p.113v: “the Prophecyes of the last time are now all ready fulfilled, and that therfore the day of our Lord is at hand, and our redemption appprocheth neer.”
332 Ball, Expectation, p.15v; in de verbinding tussen het geloof in de Wederkomst van Christus en de eigen beleving van de gelovige ziet hij een belangrijke bijdrage van Calvijn aan het geloofsleven binnen de Engelse kerk.
333 Marlorat, Mathewe, p.710 (bij Mt. 27: 25). Hij wees ondermeer op de duizenden Joden in Jeruzalem die behoorden tot de oudste christelijke gemeente. Zij waren de rest die God voor Zichzelf bewaard had, opdat Zijn verbond niet verloren zou gaan door de ondergang van het volk (cf. Calvin, Harmonie, p.740). Maar voor de Joden die Christus niet als Messias erkenden, gold dat de vloek die zij over zich hadden afgeroepen nog steeds op hun nageslacht rustte.
334 Calvin, Romanes, p.116r; cf. p.114v, 147r: “let this bee thorowly printed in us, that although ungodlinesse rage every where, and horrible confession doeth thrust it selfe in all abroade: yet the salvation of manie abydeth shut up ander the seale of GOD.”; Institution, IV, 16, 14.
Hoewel het ongeloof en de verharding van hart van de Joden terecht gestraft werd, was hun verharding niet het gevolg van enige haat die God tegen hen zou koesteren. Integendeel, het doel van hun verharding en afwijzing van het Evangelie was de roeping van de heidenen. De Joden moesten door deze genade jaloers gemaakt worden en door geloof mede-deelgenoten worden van deze voorrechten, zodat het overduidelijk zou worden, dat zowel de heidenen als de Joden die Gods beloften geloofden, uitsluitend door de genade van God gered werden.335
Volgens Martyr was de belofte van God aan de Joden niet vervallen; telkens weer riep God sommigen van hen tot geloof in Jezus als de Messias en de bekering van een groter aantal van hen mocht nog verwacht worden. Hij was ervan overtuigd dat God de Joden bewaarde voor een toekomstige verlossing.336 Hij gaf een centrale plaats aan de verkiezing; hij stelde dat Paulus in Romeinen 11 wilde aantonen dat er in het Joodse volk nog steeds uitverkorenen waren.337 Bucer, die zijn commentaar op de brief aan de Romeinen had opgedragen aan aartsbisschop Thomas Cranmer, sprak over de uitverkorenen uit de Joden en heidenen die behouden zouden worden338 en benadrukte de overmacht van de genade: slechts weinigen zouden buiten de verlossing vallen.339 Piscator daarentegen benadrukte dat slechts de uitverkoren minderheid van de Joden door genade toegang hadden tot het heil.340
Bullinger ontkende een aparte positie van Israël en relativeerde zo het onderscheid tussen de ware gelovigen uit de Joden en die uit de heidenen. De ware gelovigen uit de tijd vaar de komst van Christus, zoals Jozua en David, bestempelde hij als Christenen.341 Dit gold ook voor de ‘ware Joden’ sinds de komst van Christus: zij waren Christenen.342 De kerk was nu het ‘ware Israël’ geworden.343 Bullinger stelde nadrukkelijk dat de Joden die niet tot geloof in Jezus als de Messias kwamen, slechts eindeloze rampspoed te wachten stond en dat zij voor eeuwig verloren zouden gaan.344 Voor hem had Israël als verbondsvolk afgedaan: aan de bijzondere positie van Israël was na de verwerping van Jezus als Messias een definitief einde gekomen. Bullinger zag het herstel van het ware Israël plaatsvinden in drie fasen: van de terugkeer uit de Babylonische ballingschap onder Cyrus tot aan Pompeius; van de komst van Christus tot aan de vernietiging van de Antichrist; vanaf het hernieuwde geloof in het Evangelie en het Laatste Oordeel voor eeuwig. Voor een algemene bekering der Joden aan het eind van de geschiedenis was in deze opvatting geen plaats.345 Wel stelde
335 Corranus, Dialogue, p.103.
336 Martyr, Common Places, IV, 16, §31v, p.599.
337 Martyr, Romanes, p.358r (bij Rom. 11:25).
338 Bucer, Ad Romanos, p.379, 416, 417: “populus eius ii sunt, quos ipse in hoc elegit, non quicunque nati ex iis sunt ”.
339 Bucer, Ad Romanos, p.445: “ut paucissimi ex Gentibus extra Ecclesiam maneant, et rarissimus ex Iudaeis expers salutis sit.”
340 Piscator, Analysis, p.84: “eos [mensen in het algemeen] ideò credere non possunt, quòd sunt a Deo reiecti et reprobati atque ad exitium destinati.”; p.101: “In hoc capite Apostolus floret, Iudaeis non esse in totem reiectos: sed reliquias aliquas electas et vocatas esse, idque ex gratia.”
341 Bullinger, Decades, Vol. I, p.326 (The Second Decade, The Sixth Sermon).
342 Bullinger, Hundred Sermons, p.115 (The xvii. Sermon): “The power of God constreyned many of them, forsaking their Iewishenesse, to goe to the Christian religion.”
343 Bullinger, Decades, Vol. III, p.25 (The Fourth Decade, The First Sermon): “All the glory of God’s people is now translated unto the Christians All the promises touchiug the calling of God’s people
have been hitherto most abundantly fulfilled, and are even at this day. Now are we the chosen flock.” Cf. Marlorat, Revelation, p.107: “forasmuch as they yeelded not themselves too Gods grace, he begat too himselfe a newe Israell.”
344 Bullinger, Decades, Vol, III, p.25-26 (The Fourth Decade, The First Sermon).
345 Bullinger, Hundred Sermons, p.222v (The .xxxv. Sermon). Volgens Bauckham, Tudor Apocalypse, p.226, sprak Bullinger niet over een dergelijke algemene bekering van de Joden om de nadruk op de
Bullinger nadrukkelijk dat er niet te gering gedacht mocht worden over het aantal Joden dat nog tot het christelijk geloof zou komen, mede om de vanuit de kerk ondernomen pogingen om hen te bekeren niet te ontmoedigen.346 Met zijn stelling, dat de kerk de positie van het historische Israël had overgenomen, is hij bepaald niet representatief; slechts zeer zelden zullen wij een dergelijke visie in onze studie ontmoeten. Van de hier besproken continentale Protestanten komt Bullinger op het punt van de nog te verwachten bekering der Joden nog het dichtst bij Calvijn, zoals we hieronder zullen zien.
Musculus voelde zich niet in staat om iets naders over de bekering van de Joden te zeggen: deze kon wel gewenst, maar niet nader beschreven worden. Ook Calvijn deed geen uitspraken over de wijze waarop de Joden bekeerd zouden worden, behalve dat deze ongewoon zou zijn.347 Hij was overigens van de in deze paragraaf bestudeerde theologen de enige die het behoud van ‘geheel Israël’ (Romeinen 11: 26) uitlegde als het tot geloof komen van alle uitverkorenen gedurende de periode tussen de Hemelvaart en de Wederkomst.
“Many understand this of the people of the Iewes, as though Paul said, that religion should be restored againe amongst them as before: but I extend the name of Israel unto all the people of God ... yet so that the Iewes have the first place, as the first borne in the house of God.”348
Hij legde weinig nadruk op een nog komende bekering van de Joden als volk tot het christelijk geloof. Een conclusie die Graafland trekt uit Calvijns spreken over Israël, is dat deze “in het midden laat, wat er precies onder het behoud van Israël moet worden verstaan. Enerzijds beklemtoont hij de persoonlijke verkiezing van eeuwigheid die zich openbaart in het persoonlijk geloof in Christus. Anderzijds legt hij er de nadruk op dat het volk Israël als volk door alle diepten heen door God als zijn uitverkoren volk werd vastgehouden.”349 Volgens W. de Greef liet Calvijn in zijn commentaar op Romeinen 11 “duidelijk merken dat Gods trouw jegens Israël ook in de toekomst aan het licht zal treden. Het accent valt daarbij echter veel meer op de uiteindelijke rest die behouden wordt dan op Israël dat als volk weer door God in genade aangenomen wordt. Calvijns gedachten zijn echter in het bijzonder gericht op het ene volk van God dat uit Joden en heidenen bestaat.”350 Duidelijk is dat Calvijn niet de grote inspirator was van de verwachting van een massale bekering der Joden.
Nadrukkelijk werd de uitleg van Calvijn bestreden door Martyr:
“I knowe there are some whiche by all Israell, ... understande the people of God gathered both out of the Gentils and also out of the Jewes, which people is
nabijheid van de Wederkomst en het Laatste Oordeel niet te relativeren.
346 Bullinger, Hundred Sermons, p.223 (The .xxxv. Sermon): “after our iudgement, of a thousand Iewes, there semeth scarsely one or two to be saved: but where by the testimony of our saviour him selfe, so great a numbre is saved: there is lefte verely, of this numbre certayne, an infinite multitude of this stifnecked people to be gathered, which shal be saved.”
347 Musculus, Commonplaces, p.1066v. Calvin, Romanes, p.155v: “let us remember the name of mysterie: whereby Paule clearely admonisheth, that the maner of their conversion, shall neyther be common nor usuall.”
348 Calvin, Romanes, p.156r.
349 Graafland, Verbond, p.110v.
350 De Greef, Calvijn, p260. Dit accent op de rest blijkt ook in Calvin, John, p.429 (bij Joh. 19: 37): “God shall at lengthe gather unto salvation the reliques of the lost and desperate nation”.
daily gathered together unto the ende of the world, neither thinke they that there is to be looked for any greater aboundance of the Jewes to be converted.”
Volgens Martyr had het behoud van ‘geheel Israël’ betrekking op de nog komende bekering van het volk der Joden. Dat was voor hem de inhoud van het ‘geheimenis’, waarover Paulus spreekt in Romeinen 11:25: zonder een toekomstige massale bekering van de Joden zou er volgens hem in het geheel geen sprake zijn van enig geheimenis.351 Ook Bucer verwachtte een dergelijke grootschalige bekering der Joden.352 Algemene overeenstemming was er over het feit dat Paulus hier sprak over het volk als geheel, maar niet over ieder afzonderlijk lid daarvan: niet iedere Jood zou Christen worden.353 Het is vrij zeker dat de invloed van Martyr en Bucer, die door aartsbisschop Cranmer benoemd werden als hoogleraar in Oxford en Cambridge, deze uitleg van Romeinen 11: 25-26 in Engeland tot de algemeen aanvaarde heeft gemaakt.354
Een aantal andere geschriften ging nader in op de wijze waarop de Joden tot bekering zouden worden gebracht. Erasmus verwachtte de bekering der Joden door het voorbeeld van de Christenen355 en door de groei en bloei van de kerk, waaruit de Joden op den duur de conclusie zouden trekken dat Jezus de Messias was.356 Hij onderstreepte dat Gods beloften aan Israël van kracht bleven: zodra de Joden ophielden Christus af te wijzen, zou God zich van Zijn kant zijn belofte herinneren en hen weer aannemen.357 Bucer was vanmening dat de bekering der Joden zou volgen na het tot geloof komen van de uitverkorenen uit de heidenen.358 Hij drong ook aan op een positieve inzet van de Christenen voor de hun bekering.359 Dit was volgens hem een zaak die zowel de overheid als de afzonderlijke Christenen aanging: zij dienden zich met Christus in te zetten voor wat verloren dreigde te gaan. Daarom pleitte hij voor een humane behandeling van de Joden.360
351 Martyr, Romanes, p.360r-v.
352 Bucer, Ad Romanos, p.442: “Iisrael omnis, hoc est, gens tota, salvabit”; p.444: “maxima populi huius tum superstitis pars”.
353 Zie voor de algemene opvatting Piscator, Analysis, p.114: “Totus Israël ... hoc est totum populi Israëlitici corpus, seu ipsa Israëlitarum plenitudo intelligendum de maxima parte.”
354 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.225; De Jong, As the waters, p.9; Op ’t Hof, Pamflet, p.37. Murray, Hope, p.42, wijst erop dat Martyrs vertaalde commentaar het eerste werk in het Engels was, dat de verwachting van de bekering van de Joden uiteenzette.
355 Erasmus, Paraphrase, Vol.2, p.xxxv (bij Rom. 11): “through your example agayne the Jewes at the ende of the world myght be moved to godly religion.”
356 Erasmus, Paraphrase, Vol.2, p.xxxiv-xxxiir (bij Rom. 11: 26): “But when after long tyme they shall see all the whole worlde to florishe in the fayth of Christ, that they in vaine looke for theyr Messias, and that theyr cytie, theyr temple, theyr sacrifices, and all theyr whole nacion is dispersed and scatered abrode, through the light of understandyng, they wyll at the last begyn to knowledge theyr errour and wil understande that Christ is the very true Messias. So that albeit some of them are now growen out of kinde, yet shall then the whole numbre of the Israelites be saved.”
Zie ook de parafrase bij Openb. 7: 4, geschreven door Leo Jud uit Zürich, vertaald door Edmond Allen (Paraphrase, Vol.2, tweede paginering, p.ixr).
357 Erasmus, Paraphrase, Vol.2, p.xxxiir.
358 Bucer, Ad Romanos, p.442.
359 Bucer, Ad Romanos, p.443: “Expectendam itaque ut totus Iisrael salvus fiat, eoque nomine gens ista nunc quoque nobis ad salutem observenda et demerenda est.... Debemus ... et nos hactenus Iudaeos vera charitate amplecti, et studere eis ad hanc futuram eorum salutem.”
360 Bucer, Ad Romanos, p.448: “orandum igitur, ... ut omni cum mansuetudine et humanitate Iudaeos recipiamus et tractemus, ut illis vivere bene apud nos liceat, male non liceat.” Deze uitspraken staan overigens op gespannen voet met het eerder genoemde advies tot streng optreden tegen de Joden dat Bucer aan Philip van Hessen gaf; cf. Nijenhuis, Judenratschlag en Bucer, p.42vv.
Bij de aandacht voor het einde van de wereld, de Wederkomst van Christus en de bekering der Joden, die sommigen als nabij beschouwden361, vinden we geen uitgewerkte beschrijving van de gebeurtenissen die aan deze verwachte toekomst vooraf zouden gaan. Wel ging Martyr in op de gevolgen van de bekering van de Joden voor de heidenen, die reeds tot geloof gekomen waren. Hij schreef dat de tot het christelijk geloof bekeerde Joden door hun duidelijk verstaan van de leer, vurigheid van geest en de heiligheid van hun gedrag zo duidelijk een sieraad voor de kerk zouden zijn, dat de gelovigen uit de heidenen hun eigen inspanningen tot dan toe gering zouden achten.362 Ondanks dit voorbeeldige geloof van de bekeerde Joden zou er volgens Martyr geen bloeiende kerk zijn aan het einde der tijden. Volgend op de bekering van de Joden zou de Antichrist zich volgens hem des te meer inspannen om alles te verdraaien. En door diens inspanningen of door een vals gevoel van zekerheid dat de geloofsijver van velen zou verwoesten, zou het aantal ware gelovigen aan het eind slechts klein zijn.363 Bucer was optimistischer; volgens hem zou het rijk van God weer openlijk bloeien in het midden der Joden na hun massale bekering. De bekering der Joden zou vervolgens een zeer overvloedige bekering van de overige mensen tot Christus bewerken.364
Het valt op dat men sprekend over de bekering van de Joden een concreet-aardse invulling van de toekomst een aantal malen nadrukkelijk afwees365 en deze soms een Joodse dwaling noemde. Bullinger verwachtte geen toekomst op aarde, maar richtte zijn verwachting op de hemel.366 Hij veroordeelde dan ook de ketterij der chiliasten.367 Martyr hield vast aan de tot Augustinus teruggaande opvatting, dat het duizendjarig rijk uit Openbaring 20 samenviel met de tijd van de kerk, gedurende welke Christus zijn kracht tot verlossing uit de zonde toonde. Het heersen van de heiligen met Christus gedurende duizend jaar legde hij uit als hun leven in geloof.368 Hiermee hing samen zijn stelling, dat de profetieën van het Oude Testament dienden te worden opgevat als metaforisch, betrokken op het Rijk van Christus, niet op een aards rijk.369 Martyr verwees, anders dan Bullinger, niet naar eigentijdse chiliasten. Tegenover hen
361 Cf. Sheltco a Geveren, Ende, p. 16; Rhegius, Sermon, p.184v: “God graunt, that they may shortly be plentifully converted. Amen.”
362 Martyr, Romanes, p.349v.
363 Martyr, Romanes, p.360v.
364 Bucer, Ad Romanos, p.442: “Ubi ... Iisrael omnis, hoc est, gens tota, salvabit, publice iterum regnum Dei apud eos florebit”, en p.432: “Plene restitutio Iudaeorum salutem reliquis mortalibus adferet consummatissimam ... ut reliqui mortales maxima copia ad Christum venirent."
365 Cf. Wallmam, Reich, p.187: “In der Auseinandersetzung mit dem ‘Schwärmertum’ hatten die Reformatoren jeder innergeschichtliche, irdischen Reichgotteshoffnung, wie sie im Gefolge der mittelalterlich-chiliastische Tradition von Thomas Müntzer bis zu den Münsteraner Täufern vertreten wurde, widersprochen. Reich Gottes war nicht das Thema der reformatorischen Theologie, schon gar nicht das Reich Gottes auf Erden.”
366 Bullinger, Hundred Sermons, p.631 (The .xci. Sermon): “And I suppose that these things concerning the renewyng of heaven and earth ar not therfore spoken, that so ther shuld any place be prepared for us, which we shuld inhabite again in these inferiours partes under heaven (for we beleve that we shal flie up into heauen, and go mete the lord in the clowdes, according to the doctrine of thapostle. 1.
Thess. 4.)”
367 Bullinger, Hundred Sermons, p.593 (The .lxxxvii. Sermon); cf. p.221 (The .xxxv. Sermon).
368 Martyr, Common Places, p.358 (III, 15, §57).
369 Martyr, Common Places, p.379 {drukfout voor 397} [III, 17, §22]); Romanes, p.88r: “The prophtetes have oftentymes expressed this promise of the kingdome of Christ by the propertyes and conditions of a worldly kingdome, and of carnall felicity. For spiritual things can not by any other meanes be understanded of gros wittes.” Cf. Rhegius, Sermon, p.41v: “The Prophets with their spirituall eyes looked farre above the world, up into heaven, where we shall need neither perle, gold, mout, nor other necessaries of this mortall lyfe, but inherite everlasting life with celestiall ioy, and felicitie.”
die benadrukten dat de beloften van de profeten met betrekking tot het herstel van Israël nog niet vervuld waren, stelde deze laatste geen argumenten, maar noemde hun opvatting een dwaling, die reeds eerder was afgewezen.370 Rhegius zag, evenals Calvijn en Martyr, in de verwachting van heil, dat zich binnen de geschiedenis op aarde zou verwerkelijken, een dwaling van de Joden.371 Opvallend daarentegen was Musculus’ uitgebreide weergave van het chiliasme van Lactantius; deze verwachtte een duizendjarig rijk op aarde na het Laatste Oordeel. Doordat Musculus geen commentaar gaf bij deze opvatting, wekt hij de indruk dat hij deze deelde.372
2.3.3 SAMENVATTING
Voor de belangrijkste elementen in de bezinning op de bekering van de Joden werd in de werken van continentale Protestanten, die in de periode 1547-1588 in het Engels of in Engeland verschenen, veelvuldig verwezen naar de hoofdstukken 9-11 van de brief van Paulus aan de Romeinen, die ook in andere opzichten voor de Reformatoren van groot belang was.
Met uitzondering van Bullinger en Calvijn sprak men over de bekering der Joden, die men verwachtte op grond van de trouw van God aan Zijn verbond en beloften, als een gebeurtenis die nog zou plaatsvinden in de meer of minder nabije toekomst, ondanks de overwegende (sterk) negatieve beoordeling van de Joden in de eigen tijd.
Het feit dat men de bekering van de Joden verwachtte, gaf geen aanleiding om uitgebreid in te gaan op wijze waarop deze bekering zou plaatsvinden, evenmin als op de gebeurtenissen in het einde der tijden. Bij Martyr en sterker nog bij Bucer zien we een aanzet tot bezinning op de gevolgen van de bekering der Joden binnen het kader van de geschiedenis. Chiliastische verwachtingen werden, voor zover al genoemd, resoluut afgewezen; slechts Musculus lijkt voor dergelijke verwachtingen enige ruimte gelaten te hebben.
2.4 DE WERKEN VAN ENGELSE THEOLOGEN 1547-1589
2.4.1 DE BEOORDELING VAN DE JODEN
Het feit dat er sinds 1290 officieel geen Joden meer in Engeland woonden, verhinderde de Engelse Protestanten niet hen in scherpe bewoordingen te veroor- delen.373 Dit blijkt met name uit het meest uitvoerige geschrift van een Engelse theoloog uit deze periode over de Joden. Dit was de preek over Romeinen 11 die John Foxe in 1577 in Londen hield bij de doop van een Jood.374 In deze preek stelde Foxe de fundamenten van het christelijk geloof, de ware kerk van Christus en de glorie van Diens koninkrijk aan de orde, met een weerlegging van de ‘hardnekkige Joden’ en een beschrijving van hun uiteindelijke bekering.375 In dit werk, dat ware scheldkanonnades
370 Bullinger, Hundred Sermons, p.222 (The .xxxv. Sermon).
371 Rhegius, Sermon, p.41v: “The Iewes devise and dreame onely of the earthly land of promise. But the Scripture speaketh of much more excellent, high, and glorious things”; Martyr, Romanes, p.336v: “They sought a Messias, which in glory ond pompe should raigne over the whole world, which should curiche them, and subdue all nations unto their Empire.”; Calvin, Institution, I, 10, 23; volgens hom konden de Joden slechts tot een dergelijke opvatting komen, omdat God hen met blindheid geslagen had.
372 Musculus, Commonplaces, p.1067v.
373 Volgens Healey, Jew, p.66vv, week het algemene beeld dat men van de Joden had in Engeland ten tijde van Elizabeth I niet wezenlijk af van het beeld dat men in Frankrijk, Portugal of Spanje van de Joden had.
374 Cf. Mozley, John Foxe, p.94. Volgens Baron, History, Vol. XV, p.127, heette de betreffende Jood Nathaniel Judah Menda.
375 Foxe, Sermon, The Contentes of this present booke. Van p.Ciiiiav-Eiiv hield Foxe zich bezig met de Joodse Messiasverwachting, die hij resoluut afwees.
bevatte, toonde Foxe zich vol vooroordelen tegen de Joden en schilderde hij hen af als naar geloof en gedrag verwerpelijk. Toen hij sprak over de houding van de Joden tegenover Christus en diens volgelingen verweet hij hen:
“your reprochfull tauntes, contumelious mockeries, and furious madnes, your excerable iniuries, and horrible tyrannies provoked by no defect of his; your unquenchable malicious crueltie, in deriding, scorning, and murthering that most milde sonne of God Christ Jesu ... that unspeakable madde outrage ... when you cryed out, Crucifie him ... your unappeaceable disorder without all remorse of mercie in persecuting his disciples: your intolerable Scorpionlike savagenes, so furiously boyling against the innocent infants of the Christian Gentiles and the rest of your haynous abominations, insatiable butcheries, treasons, frensies, and madnes ... O ye generation of vipers, and children of the devil”.
Hoe sterk de oude vooroordelen en het geloof in de legenden over de Joden bij hem nog waren, blijkt ook uit het feit dat hij de beschuldiging van rituele kindermoord, zoals die in de Middeleeuwen ontstaan waren, als waarheid vermeldde.376 De Joden van zijn eigen tijd beschouwde hij als even schuldig aan de dood van Christus als de Joden die bij de kruisiging aanwezig waren geweest, omdat zij van harte instemden met de daad van hun bloeddorstige voorouders.377 Al hun vroegere voorrechten en instellingen, zoals de tempeldienst en de offers, waren hun nu ontnomen als straf voor deze schuld.378 Foxe beschuldigde de Joden ervan dat zij dagelijks in hun synagoge Christus vervloekten379 en noemde hun beroep op de patriarchen en de beloften van God blinde arrogantie.380 De Joden in zijn eigen dagen beschouwde hij als:
“a fewe wretched roages, and contemptuous runnagates, true monuments of the outragious insolencie, and miserable calamitie of their forlorne forefathers”.
Dat zij nog bestonden, hadden zij volgens hem te danken aan de aanbeveling van Paulus en de ‘zachtmoedige verdraagzaamheid’ van de Christenen.381
Uit de uiterst negatieve visie van Foxe op de Joden van zijn dagen blijkt dat er in Engeland een traditie van negatief denken over de Joden in stand was gebleven.382 Dit blijkt ook uit een preek van aartsbisschop Thomas Cranmer, die werd opgenomen in het eerste boek van de Homilies (1547), de officiële prekenbundel voor het gebruik van die voorgangers die niet in staat of gerechtigd waren om zelf preken te schrijven,
376 Foxe, Sermon, p.Eiiir-v: “Christen mens children here in Englande crucified by the Iewes Anno. 1189 and anno. 1142 at Norwiche etc.” (in de marge van het bovenvermelde citaat). Deze kindermoord- legende was de enige verwijzing naar de Joden in zijn Acts and Monuments (1583) (Firth, Tradition, p.94). Foxe stelde: “every year commonly their custom was, to get some Christian man’s child from the parents, and on Good Friday to crucify him, in despite of our religion.” (Acts, Vol. II, p.277; cf. II, p.188, 271, 534; IV, p.755.)
377 Foxe, Sermon, p.Liiir: “And therefore (thou cursed Iewe) thou art duly charged with the guilt of innocent bloed: englut therefore thy greedie guts with goare.”
378 Foxe, Sermon, p.Eiiv. 379 Foxe, Sermon, p.Liiiir. 380 Foxe, Sermon, p.Ciiv. 381 Foxe, Sermon, p.Liiiv.
382 Glassmam, Stereotypes, p.9, 21, noemt preken, toneelstukken, geschriften en verhalen als verantwoordelijk voor het instandhouden van stereotype negatieve beelden van de Joden.
over de afgoderij, ongehoorzaamheid en ontrouw der Joden. Dit was echter volgens hem geen aanleiding voor Christenen om te verwachten dat God hun ontrouw minder streng zou straffen dan die der Joden.383 Ook bisschop Hugh Latimer, die alleen negatief over de Joden sprak, en Thomas Becon gebruikten de Joden als afschrikwekkend voorbeeld voor de Christenen.384 Ditzelfde vinden we ook in wat de aartsbisschop van York, Edwin Sandys, schreef over de huichelachtigheid van de Joden, na aan de hand van Romeinen 9: 4 de voorrechten van de Joden opgesomd te hebben.385 Omdat de Joden het bloed van Christus over zich hadden afgeroepen, rustte Gods straf blijvend op hen, en waren zij het toonbeeld van Gods wrekende gerechtigheid.386 De Christenen konden volgens hem hieruit leren, dat zij de zonde moesten mijden als zij wilden voorkomen dat ook zij door Gods straf getroffen zouden worden. Omdat God aan hen meer had geschonken dan aan de Joden, konden de Christenen zich ook aan een grotere ondankbaarheid schuldig maken en een zwaarder oordeel over zich afroepen387
In deze periode vinden we bij sommigen echter ook een beoordeling van Joden en Joodse gebruiken, waarin deze als positief voorbeeld aan de Christenen werden voorgehouden. Zo stelde bisschop John Hooper dat de Joden een veel grotere kennis van de Schrift hadden dan in het algemeen de Christenen.388 In de het tweede boek van de Homines (1563) werden de Joden ook geprezen, en wel voor hun aandacht voor de Schrift en de prediking op de Sabbat.389 In de vergelijking tussen de ijver en de toewijding van de Joden in het komen naar de Tempel en de nalatigheid van de Christenen in het kerkbezoek werd gesteld dat de Christenen wel op de Joden neerzagen, maar dat de grotere trouw van de Joden op dit punt de Christenen zou veroordelen op de dag des Oordeels.390 Ook Thomas Becon stelde de Joden aan de
383 Cranmer, An Homily or Sermon of Good Works Annexed Unto Faith, in: Writings, p.144v: “their hearts within being full of malice, pride, covetousnes, and all iniquity.”; p.198: “Thus the Apostle St. Paul charging the Jews, chargeth us also, which with our mouths say that we have received the word of God, and yet our conversation is contrary and ungodly For God useth first to begin and correct his
own family”.
384 Latimer, Sermons, p.118 (een preek, gehouden op 15 maart 1549 voor koning Edward VI): “How like are we Englishmen to the Jews, ever stubborn, stiffnecked, and walking in by-ways! O Lord,
what pity is this, that we should be worse than the Jews!”; cf. p.139, een preek, die hij een week later hield; Remains, p.46v (een preek uit 1552). Becon, Flower, p.9.
385 Sandys, Sermons, p.346v: “But this ungracious and unthankful nation was unworthy of such worthiness: they worshipped God with lips, and not with heart; ouwardly in shew, but not inwardly in hearty and sincere truth”.
386 Sandys, Sermons, p.346v, 349: “even to this day the remnant of that elect and chosen people is scattered far and wide, and doth live in all contempt, hatred, and slavery; marked like Cain to be known as a murdering vagebond upon the earth, to be a bye-word, and an example of God’s justice to all the world, throughout all succeeding ages.”
387 Sandys, Sermons, p159: “If our faults be like, we may look for like punishment For these
examples are written for us, that we should not offend as they did, lest the like fall upon us, as fell upon them, knowing that, if God spared not the branches of the true live, he wilt not spare the twigs of the wild olive.”; p.349; “And as the benefits we have received do at the least equal theirs, so their unthankfulness is much behind ours, if it be rightly and duly considered.”
388 Hooper, Answer, p.189: “A thousand times more ignorant are the Christians of the gospel, and of the whole scripture, than the Jews. Never met I with one Jew, but he could reason familiarly in any book of the old testament ...: yes, and likewise, some in the new testament also; And no marvel; for every
Jew is able to instruct his own family in the bible, and beginneth to teach his child the XXth chapter of Exodus as soon as he can speek Aleph.”
389 A Homily of the Right Use of the Church or Temple of God. The first part. (Griffiths, Homilies, Vol. II, p.156). A Homily of Good Works: and first of Fasting (Griffiths, Homilies, Vol. II, p.280) sprak lovend over het vasten van de Joden.
390 A Homily of the Right Use of the Church or Temple of God. The first part. (Griffiths, Homilies, Vol.
Christenen ten voorbeeld: hij wees op de afschuw die Joden toonden wanneer zij een godslastering hoorden, tegenover het nauwelijks reageren van Christenen hierop.391 Zelfs als we in rekening brengen, dat deze positieve uitspraken over de Joden geen deel uitmaakten van een pleidooi voor de Joden, maar in dienst stonden van kritiek op de Christenen, toch blijft het feit dat hier op een positieve wijze elementen van de Joodse geloofsopvoeding en geloofsbeleving belicht werden.
De Geneva Bible uit 1569 sprak zeer negatief over de Joodse godsdienst: deze zou samen met de kerk van Rome, “that great whore of Rome”, en de Islam te gronde gaan en gefolterd worden in eeuwige pijn.392 Ook Bale was onomwonden in zijn negatieve beoordeling van de Joden sinds de tijd van de apostelen. Voor Bale waren de Joden van zijn eigen tijd nog steeds even trots, hypocriet en wreed in hun afwijzing van de waarheid als de Joden in de tijd van Jezus en de apostelen.393 Elders stelde hij hen gelijk aan ‘geestelijke tyrannen’, daarmee doelend op de rooms-katholieke geestelijk- heid, die ook de ware gelovigen vervolgde.394 Een zelfde negatieve toon vinden we bij William Fulke.395
In een deel van de kritiek op de Joden werd gesteld dat zij slechts gericht zouden zijn op het aardse, in tegenstelling tot het Christendom dat op het geestelijke gericht was. William Tyndale, die in zijn werken een aantal terloopse en consequent negatieve opmerkingen over de Joden maakte396, verweet in een bespreking van de sacramenten de Rooms-Katholieken, dat zij er vleselijke, Joodse opvattingen, op na hielden; hij beschouwde de Joden als slechts gericht op het materiële.397 Volgens hem hadden zij elk geestelijk inzicht verloren398, waardoor zij zich concentreerden op de uiterlijke vormen van de eredienst en daarvan hun heil verwachtten, een houding die was overgegaan op de Roomse kerk.399 John Bradford noemde, evenals Latimer, de verwachting van een Messiaans rijk op aarde een dwaling van de Joden en de Wederdopers.400 Ook in de Homilies uit 1563 werden de christelijke en de Joodse opvattingen aangaande de Messias tegenover elkaar gezet.
II, p.158).
391 Becon, Invective, p.367v (in de marge).
392 Bible 1569, bij Openbaring 16: 19.
393 Bale, Image, p.290v (bij Openb. 3: 9). Direct hierop liet hij, in aansluiting bij de tekst, volgen dat de Joden zich tot het Christendom zouden bekeren. Hij wekt niet de indruk dat hij zich diepgaand bezonnen heeft op de dialectiek van verkiezing en verwerping.
394 Bale, Image, p.277 (bij Openb. 2: 9); cf. p.640: de kerk van Rome wordt gekenmerkt door “all kinds of Jewish ceremonies and heathenish superstitions.”
395 Fulke, Revelation, p.13r (bij Openb. 2: 9): “the wicked, which falselye called them selves Iewes, that is the Churche of God, when as there wickednes did bewray them, not to be the holy sede of Abraham, but the prophane synagog of Sathan”; cf. p.21v (bij Openb. 3: 9): “by all meanes they persecuted the Church of God”.
396 Op welke wijze hij hen noemde, blijkt uit de ‘Index or table’, s.v. ‘Iewes’: “require signes to confirme their belefe; committed Idolatry; their obstinate blyndness; accused Christ falsely; procured their owne vengeannce, and how; rebuked of incredulitie; rebuked of Christ and why; enforced by Scripture to acknowledge Christ; their hearts how hardned; locked from the understandyng of scripture” (Tyndale, Workes, p.EEiiiirvv).
397 Tyndale, Answer, p.227.
398 Tyndale, Treatises, p.473: “the Jews have lost the spiritual knowledge of God, and of his commandments. and also of all scripture, so that they can understand nothing godly. And the door is so locked up, that all their knocking is in vain, though many of them take great pain for God’s sake.”
399 Tyndale, Answer, p.66vv, 70v.
400 Bradford, Meditation, p.359: “the Kingdom of Christ ... is no corporal thing, as the Jews and anabaptists do feign”; Latimer, Remains, p.124 (in een preek uit 1552); cf. Sermons, p.360.
“But here is a great controversy between us and the Jews, whether the same Jesus which was born of the Virgin Mary be the true Messias and true Saviour of the world, so long promised and prophesied of before. They, as they are, and have been always, proud and stiffnecked, would never acknowledge him until this day, but have looked and gaped for another to come. They have this fond imagination in their heads, that Messias shall come, not, as Christ did, like a poor pilgrim and simple soul, riding upon an ass, but like a valiant and mighty king, in great royalty and honour ... with a great army of strong men ... that he shall stoutly conquer and manfully subdue all his enemies, and finally obtain such a kingdom on earth as never was seen from the beginning. While they feign unto themselves after this sort a Messias of their own brain, they deceive themselves, and account Christ as an abject and fool of the world.”401
Hier kwam de veronderstelde tegenstelling met het ware, geestelijke Christendom naar voren, die vooral bij de radicale continentale Protestanten zoveel aandacht kreeg en bij hen vaak leidde tot het poneren van een scherpe tegenstelling tussen het Oude en het Nieuwe Testament.402
Voor Thomas Palfreyman verklaarde de blindheid der Joden hoe het mogelijk was dat zij Mozes en de profeten lazen, maar de Messias over wie deze boeken profeteerden, niet erkenden.403 De annotatie in Bible 1569 bij Romeinen 10: 18 verbond de blindheid van de Joden met kwaadwillig ongeloof.404 De annotatie in Bible 1587 kwam in andere woorden op het zelfde neer en suggereerde dat de Joden moedwillig weigerden te geloven, ondanks het feit dat ze door God geroepen waren.405 Foxe stelde dat het verstaan van de Schrift gegeven moest worden door Christus. Zonder deze gave van het verstaan droeg het bestuderen van de Schrift niets bij tot verlossing, omdat men dan slechts de letterlijke betekenis en de uiterlijke voorschriften zocht, die niet in staat waren het ware leven en de ware kennis te geven.406 De ware uitleg was volgens hem typologisch-allegorisch:
“under the ... historicall truth, as under a vaile, or curten lyeth hid other matter of higher misteries”.
Zonder dit diepere inzicht, dit geestelijke verstaan, bleef de ware betekenis van het Oude Testament verborgen. Met andere woorden: zonder de kennis van Christus bleef het Oude Testament een gesloten boek. Daarom was voor hem de kennis van de Joodse exegese voor het verstaan van de profetische geschriften van het Oude Testament van geen belang, want het verloop van de geschiedenis toonde op onovertrefbare wijze aan wat daarin precies voorspeld was.407 Elders beschuldigde hij
401 A Homily or Sermon concerning the Nativity and Birth of our Saviour Jesus Christ. (Griffiths,
Homilies, Vol. II, p.403v).
402 Cf. Reveatlow, Bibelautorität, p.89-134.
403 Palfreyman, Romanes, p.45v, cf. p.42v: “they are so manifestly blinded, they are bereft of their senses, they be twofolde crooked, and are utterly dubbed and amased in their braines.”
Volgens de titelpagina van dit werk was Palfreyman een ‘royal chaplain’.
404 “Then seing all the worlde knewe God by his creatures, the Iewes colde not be ignorant, and so sinned of malice.”
405 “An obiection: If calling be a testimonie of election, were not the Iewes called? why should I not graunt that that, sayth the Apostle, seeing that there is no nation which hath not bene called? much less can I say, that the lewes were not called.”
406 Foxe, ‘To the Christian Reader’, in: Rhegius, Sermon.
407 Foxe, Sermon, p.Lir.
de Joden zelfs van opzettelijke verdraaiing van de Schrift, zodat zij zichzelf afsloten voor het ware verstaan.408 Het was voor deze Engelse Protestanten, evenals voor de christelijke traditie waarin zij stonden, onmogelijk te accepteren dat het Oude Testament niet onherroepelijk en onvermijdelijk verstaan werd als vooruitwijzend naar het Nieuwe.
Slechts een enkele maal werd aandacht besteed aan het lijden van de Joden, tot uiting komend in hun ballingschap en tweederangs-positie in de samenleving. Een nadere omschrijving van dit lijden gaf men niet: het was blijkbaar algemeen bekend dat de Joden leden. Bovendien onderstreept dit ontbreken van aandacht voor de omstandigheden waaronder de Joden leefden, dat men zich niet zozeer bezighield met de Joden in hun feitelijke situatie, als wel met ideeën over hen. Foxe schreef het lijden van de Joden toe aan de noodzaak om hen wakker te schudden uit hun onwetendheid, maar ook aan de wraak van God voor hun ongeloof, een opvatting die we ook bij continentale Protestanten gevonden hebben.409 Ook Becon legde een directe verbinding tussen hun lijden en de straf van God voor hun ontrouw en ongehoorzaamheid.410
Thomas Tymme en Foxe bestreden overlevering volgens welke de Antichrist geboren zou worden in Babel als lid van de stam Dan. Dit bestempelden zij als een dwaasheid die de gelovigen veel schade had berokkend, omdat zo het onderkennen van de pauselijke macht als de Antichrist belemmerd werd. Hoewel dit geen direct argument was voor een positiever beoordeling van de Joden, verdient het vermelding, omdat zo de traditionele verbinding van de Joden met de duivel verzwakt werd en er dus een element van de traditionele negatieve beoordeling van de Joden werd ontkracht.411 Na 1590 zou deze opvatting als onderdeel van de anti-Roomse polemiek door meerderen worden uitgedragen, zoals we zullen zien in §§ 3.3.1 en 4.3.
In deze periode hield men zich nog niet bezig met praktisch uitgewerkte voorstellen voor de houding ten opzichte van de Joden. Paulus’ vermaning om de Joden niet te verachten, werd dan ook betrokken op de wijze waarop men over de Joden dacht of behoorde te denken en niet op gedrag tegenover hen.412
De spanning tussen een positieve beoordeling van de toekomst der Joden en kritiek op hen in hun huidige situatie, tussen de erkenning van hun verkiezing en plaats in Gods verbond en de constatering van hun verwerping ten gevolge van het afwijzen van Jezus als de Messias, maakte een éénduidig spreken over hen moeilijk. Enerzijds kon de verwachting van hun bekering direct volgen op sterk negatieve uitspraken over hen, anderzijds kon er hoog opgegeven worden van hun historische voorrangspositie in Gods handelen, terwijl men deze positie voor de eigen tijd als niet van toepassing beschouwde, maar voor de toekomst een herstel in meerdere of mindere mate verwachtte. De omslag van de erkenning van de positie der Joden als volk van God naar een negatieve beschrijving van hun verworpen staat kon snel plaatsvinden; positieve uitspraken over hen waren meestal voorwaardelijk, verbonden met de
408 Foxe, Sermon, p.Fiiv: “iugling after your wounted guise and determined malice, ye wyll corrupt and deprave those places, as you doe all other for the moste parte.”
409 Foxe, Sermon, p.Liiiiar.
410 Becon, Flower, p.9.
411 Tymme, Antichrist, p.E4r; Foxe, Eicasmi, p.113. Zie Trachtenberg, The Devil and the Jews, voor een beschrijving van de relatie tussen de Joden en de duivel, zoals die in de traditie werd verondersteld.
412 Cf. Palfreyman, Romanes, p.45v (cursief van ons, RvE): “that in no case you be proud or vaine glorious among your selves, that you seemeat this time to be thus preferred before the Iewes.”; cf. p.46r: “ye ought not to iest uppon the miserable Iewes that be fallen from God”.
verwachting van hun bekering tot het christelijk geloof. Een voorbeeld hiervan vinden we bij Palfreyman:
“verily, the Iewe hath great preheminence. First, he may reioyce, in that he is by nature called a Iewe ... Surely, it is an honourable thing, to be
of that nation, which God so highly esteemed. And further, the Iewe hath preheminence, bicause the same, by reason of the saide instructors [i.e.
God’s] goodnesse, may be the readier to the truc faith in Jesus Christ.”413
Dat een toekomst voor de Joden slechts verwacht kon worden als gevolg van hun bekering tot het christelijk geloof, was voor allen zonneklaar.
2.4.2 DE BEKERING DER JODEN
In de Matthewe Bible uit 1551 stond als opschrift boven Romeinen 11:
“Al the Iewes are not cast away, ther fore Paul warneth the Gentyls that be called, not to be hie mynded, nor to despyse the Iewes, for the iudgementes of God are depe and secrete.”
Daarmee vergeleken sprak uit de Geneva Bible uit 1569 een veel grotere verwachting; deze stelde in de kanttekening bij Romeinen 11: 26 – “And so all Israel shalbe saved”
-, dat de tijd zou komen dat de gehele natie der Joden, zij het niet ieder individu, met de kerk van Christus verenigd zou worden.414 Een dergelijke wijze van formuleren zullen we tot diep in de 17 eeuw vinden bij de Engelse Protestanten. Bij geen van de bestudeerde Engelsen uit de periode voor 1589 hebben we een andere uitleg van deze tekst gevonden, in de zin dat het behoud van ‘geheel Israël’ opgevat werd als betrekking hebbend op het tot geloof komen van alle uitverkorenen uit Joden en heidenen gedurende de gehele kerkgeschiedenis, zoals we dat bij Calvijn zagen. De Engelse Protestanten volgden dus Bucer en Martyr, die bij deze tekst spraken over de nog komende bekering van de Joden.415
Bale legde in zijn uitleg van Openbaring 7: 4vv de volle nadruk op de nog komende en zeer nabije bekering van de Joden:
“This set number of twelve thousand for every tribe of the Israelites betokeneth a notable multitude in every kindred of them, certainly appointed of God unto salvation. And it is not to be understood upon them that are past, but rather upon them whom it shall please God to call in this latter age under the sixth seal opening; whom Paul calleth the remnant which shall be saved according to the election of grace. Not for nothing hat God given so much knowledge in the Hebrew tongue. The Jews must be sealed with the word of verity.”416
Naast deze impliciete erkenning van de medewerking van de kerk aan de bekering der
413 Palfreyman, Romanes, P.7r-v.
414 Bible 1587 had hier als annotatie: “there shall bee a time wherein they also (as the Prophetes have forewarned) shall effectually embrace that, which they nowe so stubburnely for the most part reiect and refuse.” Hier blijkt duidelijk de spanning tussen een positieve toekomstverwachting en een negatieve beoordeling van de Joden in het heden.
415 Zie ook Bauckham, Tudor Apocalypse, p.225; De Jong, As the waters, p.9; Murray, Hope, p.42; Op ’t Hof, Pamflet, p.37. Zij noemen ook de invloed van Beza in dezen.
416 Bale, Image, p.334v.
Joden door verkondiging van het Evangelie met gebruikmaking van de kennis van het Hebreeuws, benadrukte Bale dat de bekering van de Joden Gods eigen werk zou zijn, dat Hij in de Joden van binnen uit zou bewerken en dat voltooid moest worden door het onderwijs van de kerk.417 Hun bekering zou zijn als leven uit de doden; Bale verbond deze bekering ook met het feit dat Israël vanouds Gods eigen volk was, zijn oudste zoon.418 Hij sprak over een rest der Joden, die door “the only election of grace” uitverkoren was en door het geloof in Christus tot God zou terugkeren.419 Ook bij hem blijkt dus de verkiezingsleer een rol te spelen in zijn visie op de komende bekering der Joden. Zoals in het begin het Evangelie van de Joden naar de heidenen gegaan was, zou nu het Evangelie terugkeren van de heidenen naar de Joden, zodat binnen enkele jaren Gods glorie gezien zou worden over de gehele aarde.420 Opmerkelijk is dat Bale bij Openbaring 6: 4 sprak over de
“sure peace of God and Christian unity, which made of the Jews and Gentiles one people, and knit us all together through faith and baptism, as members of one body in Christ Jesu. This peace have they [i.e. de dwaalleraars uit de
na-apostolische tijd, RvE] broken, this unity of faith have they torn”.421
Uit zijn formulering blijkt, dat hij deze breuk betreurde. Zijn beschrijving van de heilstijd aan het einde van de geschiedenis vermeldt nadrukkelijk het herstel van deze eenheid door de bekering der Joden.422 In de periode tot 1589 hebben wij deze verwachting in geen enkel ander geschrift gevonden. Bale was er, mede door zijn contacten met bekeerde Joden in Duitsland, van overtuigd dat de bekeerde Joden voorbeeldige Christenen zouden zijn.423 Daarmee was hij één van de zeer weinige door ons bestudeerde auteurs, die persoonlijke contacten met Joden hadden.
Bradford, die de verwachting van een Messiaans rijk op aarde als Joodse dwaling afwees424, was er wel van overtuigd dat het herstel van Israël door de bekering tot Christus zou plaatsvinden, ook al werd deze bekering in het Nieuwe Testament slechts eenmaal genoemd door Paulus.425 Ook Thomas Paynell geloofde dat uiteindelijk de Joden zich tot Christus zouden bekeren.426 Foxe deelde deze mening.427
417 Bale, Image, p.291 (bij Openb. 3: 9): “Be sure that these will I so inwardly move and effectually provoke, that they shall come unto thee to be of thy congregation. They shall gladly submit themselves to thy doctrine, they shall worship God not in outward shadows with bondage, but in spirit and truth with liberty, at thy feet, after thy wholesome instructions and godly admonitions.”
418 Bale, Image, p.332vv, bij Openb. 7: 4vv, waar gesproken wordt over hen die met Christus zullen delen in de hemelse erfenis: “Israel is mine eldest son, saith the Lord. After them followed in course the Gentiles as the younger son”.
419 Bale, Examynacion, p.137v.
420 Bale, Image, p.370: “And last of all it shall return again to the Jews, as now very apt also to receive it, that Christ’s prophecy may be found tree, the last to be the first, and the first last. For he that hath dispersed Israel shallg bring him again to his fold, as Jeremy recorded. Thus shall the glory of God be within few years seen the world over, to the comfort of many.”
421 Bale, Image, p.315.
422 Bale, Image, p.341: “Christ will seek up his lost sheep and bring him again to his fold, that they may appear one flock, like as they have one shepherd.”; cf. p.365, 370.
423 Bale, Examynacion, p.137: “concerning the Israelites or Jews, I have both seen and known of them in Germany most faithful christian believers.”
424 Bradford, Meditation, p.359.
425 Bradford, Restoration, p.364. Dit geschrift was in grote lijnen een vertaling van een deel van Bucers
commentaar op Romeinen 8 (Ad Romanos, p.339-346).
426 Paynell, Pauls Epistles,Dit werk was een thematische ordening van de brieven van Paulus op onderwerp, zonder verdere toelichting. Onder de titel “Of the vocation of the gentyles, and of the
Palfreyman ging, in nauwe aansluiting bij Paulus’ argumentatie in Romeinen 11, als eerste na Bale uitgebreider in op de komende bekering der Joden en op de argumenten waarop deze verwachting gebaseerd was. Centraal stond zijn vertrouwen in de onverbrekelijkheid van het verbond en de beloften Gods.
“shall their unfaithfulnesse make the promise of God frustrate and of non effecte. Or think you that God (in unconstancie) wilf breake his fidelitie and promise as men do, and not performe that in deede, which he hath universally promised to all men?”428
Slechts weinigen van de Joden leek hij te beschouwen als ongelovig; twijfel aan- gaande de bekering van het volk der Joden wees hij af, met als argument dat de heidenen die eens verre waren van elke vorm van ware eredienst, nu tot de kerk behoorden; zo konden ook de Joden weer geroepen worden, temeer daar ze vrome voorouders hadden.429 Waar Palfreyman echter de bekering der Joden behandelde in termen van de individuele uitverkiezing, leek hij te denken aan een beduidend kleiner aantal en sprak hij over sommigen van de Joden, die door God uitverkoren waren.430 De spanning tussen deze twee benaderingen loste Palfreyman niet op, zodat bij hem deze twee lijnen, de ene inzettend bij Gods trouw aan zijn verbond met Israël als geheel en de andere bij de individuele verkiezing, naast elkaar bleven staan. Israël had toekomst omdat het het verbondsvolk was, maar waar het oog gericht werd op de individuele Joden kwam er een grotere nadruk te liggen op het onderscheid tussen de verkorenen en de verworpenen.
Foxe beschouwde de verkondiging van het Evangelie, inclusief zijn eigen preek, als een middel dat zou bewerken dat de Joden hun trots zouden opgeven en zouden leren Christus te erkennen als de enige Messias, de Heer van vrede, zachtmoedigheid en nederigheid.431 Palfreyman riep de Christenen op de Joden tot het christelijk geloof te trekken door hun deugdzame voorbeeld en vruchtbaar geloof.432 Bij Thomas Wilcox en Dudley Fenner vinden we de aansporing te bidden voor de bekering van de Joden. Zij ontleenden deze aansporing aan Hooglied 8: 8, uitgelegd als uiting van het verlangen naar en de zorg voor de bekering van de heidenen van de kant van de Joden.433 Deze uitleg, verbonden met de oproep tot voorbede voor de bekering der Joden, zullen we in de §§ 3.4.1 en 4.4.3 nog in meerdere commentaren op het
excecation and blindnes of the Iewes, and also of their finall convertyon untoo Christ” citeert hij ondermeer een deel van Rom. 9 en geheel Rom. 11.
427 Foxe, Sermon, p.Aiiiidr, zij het meer gematigd: “no such thought enter into any our minds, as though the Iewes are so altogether forsaken of god, and disployed of ghostly consolation, as that no sparkle of mercie is reserved in store for them to hope upon.”
428 Palfreyman, Romanes, p.7v, p.41r-v; cf. p.45v: “God once made a covenaunt with the same nation: which, bicause he hathe in deede made it, he will not suffer it to be done in vaine, or for no purpose.” 429 Palfreyman, Romanes, p.43v.
430 Palfreyman, Romanes, p.41v-42r: “God for his benignities sake, reserved some of his owne people to him selfe entirely bicause he chose them out from all the reste, to bestow upon them his good graces, blessings and benefites: in as much as it came by the election and the benefite of God, and not of any their deservings”.
431 Foxe, Sermon, p.I.iiiiar.
432 Palfreyman, Romanes, p.42v.
433 Wilcox, Canticles, p.260, 262vv; Fenner, Song, x.Xx. (in zijn indeling is dit hoofdstuk 8: 1): “the care of the Church of the Iewes, who longed, wayted, and prayed for [the Church of the Gentiles], is set downe, so as it may be a fruitfull admonition unto us, to praye for their generall calling, as they have done for ours.”
Hooglied aantreffen.
In de Homilies uit 1563 werd de zuivering van het christelijk geloof van de verering van beelden genoemd als een voorwaarde voor de bekering van de Joden. Zolang deze beeldendienst nog bestond, zouden de Joden de waarheid van het christelijk geloof niet erkennen.434 Ook Foxe benadrukte het belang van de reformatie van de kerken, zodat alles wat de Joden tot dan toe had afgehouden van het aannemen van het christelijk geloof uit de weg geruimd zou worden.435 Deze reformatie was voor hem zelfs een absolute voorwaarde. Hij riep ieder op om zich volledig in te zetten, zodat voortaan het christelijk geloof op geen enkele wijze in diskrediet gebracht en gelasterd zou worden onder de Joden, Turken, heidenen en ongelovigen, opdat men het zo bij hen een innerlijk verlangen naar de Zoon van God zou uitlokken.436 Hierin zou zelfs een impliciete erkenning van de schuld van de kerk tegenover de Joden gelezen kunnen worden: door de vele vormen van bijgeloof in de kerk was het christelijk geloof voor de Joden onaanvaardbaar.437 Foxe hanteerde echter de verwachte bekering van de Joden vooral om af te geven op de Rooms-Katholieke kerk en als een aanvullend argument om aan te dringen op een hervorming van de Engelse kerk. Tevens zien we een glimp van een bredere missionaire visie, die verstond dat het Evangelie bestemd was voor alle volken.
Voor de bekering der Joden was het wachten voor Palfreyman, evenals voor Foxe438, op de tijd dat de volheid der heidenen zou zijn binnengegaan, dat wil zeggen tot geloof in Christus gekomen zou zijn, want tot die tijd zouden de ongelovige Joden volharden in hun geestelijke blindheid.439 Palfreyman verwachtte ook, in navolging van Bale, wereldwijd een tijd van voorspoed, een bloeitijd van de kerk, als vrucht van het zuivere belijden van Christus. Daardoor zouden de Joden ervan worden overtuigd, dat zij tevergeefs hadden uitgezien naar hun Messias, de terugkeer naar Jeruzalem440 en het herstel van de tempeldienst, maar dat de Messias, Jezus Christus, reeds gekomen was.441 Ook hier blijkt weer Palfreymans positieve verwachting betreffende
434 The Third part of the Homily against Images and the worshipping of them (Griffiths, Homilies, Vol. II, p.221): “truth it is that the Jews and Turks, who abhor images and idols as directly forbidden by God’s word, will never come to the truth of our religion, whiles these stumblingblocks of images remain amongst us, and lie in their way.”
435 Foxe, Sermon, p.Miiiiv: “For speedy and good successe whereof this one thing doth minister plentiful matter of good hope, that our Lord Jesu Christ hath vouchsafed to cleanse his Churches every where almost so happily in these our daies, and purged from al offences and stumbling blocks, which occasioned the Iewes to withdraw themselves so long from the participation of our faith.” Hij was er overigens niet van overtuigd, dat ieder zijn aandacht voor de bekering van de Joden deelde: “if we will not do this for the Iewes sake, let us yet at the least have due regard to our owne estate.” (p.Niv).
436 Foxe, Sermon, p.Miiiidv-Niv.
437 Dit laatste zien we ook bij Becon, Mass, p.281v: een verhaal over een Jood, die welwillend stond tegenover het christelijk geloof, totdat hij een Katholieke misviering meemaakte. Deze kwam, door het knielen uit eerbied voor de elementen, op hem over als afgoderij. “Certes ye shall redress these great evils, ... before I become one of your order.”
438 Foxe vroeg zich hierbij af, wanneer de volheid der heidenen zou komen. Volgens hem was dat onbekend, tenzij “peradventure we will interprete this fulnes in this wise: that the Iewes shall continue so long in blindenes, as the Gentiles did in unbeliefe”, i.e. “from the first institution of Iewes common wealth, unto the utter subversion of the same .. 1564 [years]”. (Sermon, p.Miiiibv-cr)
Dan zou rond 1594 de uiteindelijke bekering van de Joden te verwachten zijn. Maar, afziende van speculaties, stelde Foxe: “This onely wee learne most assured out of S. Paul, that God hath decreed upon an infallible certaintie of time, wherein the Gentiles shall mount to their fulnes, and the Iewes also after that fulnes of time shall returne unto the faith.” (Sermon, p.Miiiicr). Volgens hem bestond er geen consensus over de vraag wanneer de bekering der Joden te verwachten was. (Sermon, p,Mviv).
439 Palfreyman, Romanes, p.45v.
440 Palfreyman, Romanes, p.45v; cf. Foxe, Sermon, p.Kiiiibv.
441 Palfreyman, Romanes, p.45v.
het herstel der Joden, doordat hij stelde dat ze na hun bekering tot Christus weer hun eigen naam weer waardig zouden zijn. Gezien de duidelijke overeenkomsten in opvattingen over de bekering van de Joden door het goede voorbeeld van de Christenen en door de bloei van de kerk, lijkt de conclusie gerechtvaardigd, dat Palfreyman op dit punt mede beïnvloed was door Erasmus.442 De overige auteurs deden geen poging om de leer van de bekering der Joden te plaatsen in de wijdere context van de eschatologie.443 Hooper was nog wel van mening dat de Joden na hun bekering meer zouden doen voor de verbreiding van het Evangelie en het woord van God meer zouden eren, dan de Christenen in zijn eigen tijd.444 Daarmee lijkt hij nog een periode te veronderstellen tussen de bekering der Joden en de Wederkomst van Christus, maar uitspraken hierover vinden we niet bij hem.
Duidelijk is dat men wel de bekering der Joden verwachtte, maar deze nauwelijks tot onderwerp van verdere bezinning maakte. Over een eventuele terugkeer van de Joden naar Kanaän werd gedurende deze periode slechts éénmaal, en wel in afkeurende zin gesproken, door Latimer. Deze wees erop dat de Joden verstrooid en overal tot slaven gemaakt waren; nooit zouden zij meer samenkomen en Jeruzalem en Kanaän bewonen.445 Onduidelijk is of Latimer zich hiermee afzette tegen ons onbekende meningen uit zijn eigen tijd, of dat hij slechts een traditionele opvatting herhaalde.
2.4.3 SAMENVATTING
In het theologische spreken van de Engelse Protestanten in de periode tot 1589 tekent zich duidelijk een driedeling af waar het de beoordeling van de Joden betreft. De Joden uit de periode van het Oude Testament werden erkend als het volk van Gods verbond, dat door Hem bijzonder begenadigd was. Sinds de komst van Christus en tot aan de bekering van de Joden tot Jezus als de Messias beschouwde men Israël als verworpen. De Joden die Hem niet als Messias erkenden, leefden in de ogen van de Engelse Protestanten onder de terechte straf van God voor hun ongeloof. Tegelijkertijd beschouwden degenen die schreven over de Joden, Gods verbond en Diens belofte van bekering en herstel voor Israël als onverminderd geldig. De toekomstige aanvaarding van Jezus als de Messias door de Joden zou dit volgens de verwachting van de Engelse Protestanten doen blijken. Men was zich bewust van de spanning tussen het spreken over de verwerping van de ongelovige Joden en de erkenning van Gods blijvende belofte aan Israël; reeds in Romeinen 11: 28 werd deze spanning verwoord: “Zij zijn naar het evangelie vijanden om uwentwil, naar de verkiezing zijn zij geliefden om der vaderen wil.”
Ook bij de Engelse protestantse theologen treffen we de grote invloed aan van wat Paulus schrijft de hoofdstukken 9-11 in de brief aan de Romeinen; dit was één van de belangrijkste bronnen voor de aandacht voor de bekering der Joden. Bij sommigen komt deze bekering ter sprake binnen het kader van de bezinning op het verloop van de gebeurtenissen in het einde der tijden. Op geen enkele wijze wordt de indruk gewekt dat we hier te maken hebben met een omstreden onderwerp. De verwachting van de bekering der Joden mocht dan niet in het centrum van de aandacht staan, onbekend was deze zeker niet.
442 Een intrigerende vraag in dit verband, die wij in deze studie niet kunnen beantwoorden, is of ook
Bale op dit punt beïnvloed is door Erasmus.
443 Zie ook Bauckham, Tudor Apocalypse, p.226.
444 Hooper, Answer, p.189: “God of his mercy turn them to his faith! and then I doubt not they will more advance God’s gospel than we, and better keep the word of God in honour, without false glanses, than we."
445 Latimer, Remains:, p.46v (een preek uit 1552).
Daartegenover staat dat de negatieve beoordelingen die van de Joden gegeven werden aan duidelijkheid niets te wensen overlieten en tonen dat het algemene beeld dat in Engeland van de Joden bestond bepaald niet positief was. De verwachting van hun bekering verhinderde dat men hen als voorgoed door God verworpen beschouwde. De overtuiging dat Gods verbond met Israël van kracht bleef, maakte het negatieve oordeel over de Joden wel tijdelijk, maar leidde voor de eigen tijd niet tot een matiging ervan.
Voor wat betreft de middelen die zouden kunnen bijdragen tot de bekering van de Joden zien we de eerste aanzetten van een nadere bezinning in de aandacht voor de rol die de verkondiging van het Evangelie, de levenswandel van de Christenen en de zuivering van het Christendom daarin zouden kunnen spelen. Waar volgens Palfreyman de Joden tot ‘naijver’ (Romeinen 11: 14) zouden worden opgewekt, doordat het christelijk geloof zijn kracht toonde in het gedrag van Christenen, haar zuivere eredienst en de voorspoed die daardoor zou ontstaan, zien we bij Foxe een nadruk op een polemische benadering die de Joden met argumenten wilde overtuigen van wat hij als hun dwalingen beschouwde.
Opvallend is tenslotte het feit dat er openlijk over een heilstijd op aarde gesproken kon worden, en dat gedurende deze periode de veroordeling van chiliastische verwachtingen slechts éénmaal voorkomt in de door ons bestudeerde literatuur. Het ligt voor de hand dat opvattingen als die van Bale en Palfreyman gefunctioneerd hebben als aanknopingspunt voor het chiliasme, dat vanaf Thomas Brightman zijn invloed zou gaan uitoefenen op het Engelse Protestantisme (zie § 3.2.1).
Wanneer wij letten op de theologen, wier werken wij hebben geciteerd, valt op dat velen van hen behoorden tot de vooraanstaande leden van de Engelse staatskerk, die uitgesproken Protestant waren. Bisschop John Bale, Thomas Becon, ‘chaplain’ van Cranmer, John Bradford, aartsbisschop Thomas Cranmer, John Foxe, bisschop John Hooper, bisschop Hugh Latimer en aartsbisschop Edwin Sandys waren zo uitgespro- ken Protestant, dat zij onder Mary in ballingschap gingen of hun overtuiging met de dood moesten bekopen. Allen hadden zij contacten met vooraanstaande Protestanten op het Continent. William Fulke behoorde tot een jongere generatie; hij was één van de leiders van de Presbyterianen, evenals Dudley Fenner en Thomas Wilcox. Thomas Tymme was voorganger in de Engelse kerk en actief als vertaler; hij had weinig formele opleiding genoten. Thomas Palfreyman was één van de invloedrijke leken en ‘royal chaplain’.
Wanneer wij letten op de omvang van de bezinning, dan komen alleen Bale, Foxe en Palfreyman naar voren als degenen, die zich meer dan terloops hebben verdiept in de vragen rond de bekering der Joden en de toekomst van Israël. De eerste twee behoren tot de grondleggers van de apocalyptische traditie in Engeland.
Dit alles maakt duidelijk dat degenen die voor 1589 hun opvattingen over de Joden publiceerden, niet behoorden tot de randfiguren in de Engelse kerk, maar beschouwd kunnen worden als min of meer representatief voor de Engelse Protestanten. Hierbij valt op dat een groot deel van hen tot de meer radicale Protestanten gerekend moet worden: naast de Presbyterianen zijn dat Becon, Foxe, Hooper en Latimer; Sandys stond bekend om zijn sympathie voor de Puriteinen. Zoals we in de volgende hoofdstukken zullen zien, was het voornamelijk in de kring der Puriteinen dat de bezinning op de bekering der Joden en de toekomst van Israël voortgezet zou worden.
HOOFDSTUK 3. DE PERIODE 1589-1639
3.1 INLEIDING
Gedurende deze periode matigden de meeste Puriteinen hun ecclesiologische opvattingen en accepteerden zij het concept van de ‘adiaphora’. Zij verlegden hun aandacht naar de ‘interne reformatie’ van de individuele gelovigen, de opbouw van persoonlijke vroomheid en moraal, de leer van de verlossing en de weg waarlangs de ziel zich deze verlossing toeëigende.446 Daarbij kwam duidelijk hun onafhankelijke opstelling tegenover de vormen van de staatskerk naar voren.447 Patrick Collinson heeft erop gewezen dat het Puritanisme vaak negatief gedefinieerd wordt als een minderheidspositie en als ‘Nonconformity’ tegenover de Anglicaanse kerk. Hij stelt dat het echter ook mogelijk is en gedurende de eerste decades van de zeventiende eeuw zelfs wenselijk, het Puritanisme te beschouwen als representant van de hoofdstroom van het Engelse Protestantisme, dat een aantal van de eigen structuren en vormen van de staatskerk niet zozeer afwees, maar irrelevant vond.448
Samen met de overgrote meerderheid van de Engelse protestantse geestelijkheid waren de Puriteinen Calvinisten en legden zij de nadruk op de soevereiniteit van God en de verkiezing van de mens òf tot verlossing òf tot verwerping, op grond van de wil van God en niet op grond van het geloof van de mens. Zij voelden zich verbonden met de Calvinisten in Genève, Schotland, de Nederlanden en de Franse Hugenoten.449
Daarnaast begon zich in deze periode een meer optimistische eschatologie te ontwikkelen. Door de ondergang van de Armada in 1588 viel de Spaanse dreiging op wonderbaarlijke wijze weg. Een groeiend aantal Engelse Protestanten begon een overwinning van het Evangelie binnen het kader van de geschiedenis te verwachten. Volgens Paul Christianson werd deze gebeurtenis binnen het kader van de apocalyptische traditie geïnterpreteerd als symbolisch voor de omgang van God met Engeland als protestantse natie.450 Bernard Capp stelt dat voor de hervormers in de zestiende eeuw de Openbaring van Johannes betrekking had op verleden en heden; weinigen dachten dat de wereld nog toekomst had.451 Het materiaal dat wij in hoofdstuk 2 verwerkt hebben, ondersteunt deze conclusie. De ondergang van de Armada leidde echter volgens zowel Capp als Richard Bauckham tot hooggespannen verwachtingen en het opkomen van een nadruk op de (militaire) rol van de Protestanten in het omverwerpen van de macht van Rome, tegenover de oudere visie, dat slechts het Evangelie zelf deze antichristelijke macht kon breken.452 Volgens Capp
446 Brachlow, Communion, p.38, 40,156; Collinson, Movement, p.465; Trevor-Roper, Laudianism, p.44; White, Separatist, p.168; Yule, Independents, p.31. Haller, Rise, p.116-27, geeft een overzicht van de puriteinse literatuur over de opbouw van de individuele vroomheid.
447 Collinson, Dissenting Tradition, p.539, stelt: “The theological achievement of the Puritans, from William Perkins onwards, can be roughly interpreted as the adaptation and domestication of Calvinism to fit the condition of voluntary Christians, whose independence of the orderel, disciplined life of the Church Calvin would have found strenge and disturbing.”
448 Collinson, Dissenting Tradition, p.534v; cf. Tyacke, Arminianism, p.121: “the point needs making that it is extremely artificial to start drawing hard and fast lines between Puritans and ‘Anglicans’ in the Elizabethan and Jacobean periods.”
449 Watts, Dissenters, p.7, 14; Tyacke, Arminianism. p.120v; Tyacke, Anti-Calvinists, p.1, 3: “it is not an exaggeration to say that by the end of the sixteenth century the Church of England was largely Calvinist in doctrine”.
450 Christianson, Reformers, p.246v; cf. Bauckham, Chiliassmus, p.739v; lirth, Tradition, p.150vv.
451 Capp, Political dimension, p.93.
452 Capp, Political dimension, p.97-101; Godly Rule, p.114. Hij noemt als voorbeeld Dents Ruine
(1604), dat gedurende de 17’ eeuw zeer populair was en de rol van militaire macht benadrukte;
vond de verschuiving van de overtuiging, dat de Wederkomst spoedig zou plaatsvinden, naar het geloof in een nog komende gouden tijd op aarde, geleidelijk plaats, mede gestimuleerd door de politieke successen, die de Protestanten in het einde van de zestiende eeuw boekten.453 Hoewel de opvatting dat het einde spoedig zou komen en de macht van de Antichrist zou blijven bestaan tot aan de Wederkomst gedurende de gehele door ons onderzochte periode verdedigers bleef vinden, ontstond er ruimte voor de ontwikkeling van andere, meer optimistische eschatologische ontwerpen. Binnen het kader hiervan kwam er ruimte voor de opkomst van chiliastische visies, als die van Thomas Brightman en Joseph Mede, volgens welke het in Openbaring 20 genoemde duizendjarige rijk nog moest komen. Dit hield een breuk in met de vòòr 1589 in Engeland overheersende opvatting die dit rijk in het verleden plaatste en tevens een breuk met de oudere, tot Augustinus teruggaande traditie, die dit rijk beschouwde als samenvallend met de tijd van de kerk op aarde. Deze laatste traditie werd gedeeld door de meeste middeleeuwse commentaren, met uitzondering van die van Joachim van Fiore en diens volgelingen.454 De opkomst van het chiliasme betekende een duidelijke breuk met de gerichtheid op de hemel die we in de Middeleeuwen vinden: de aarde kreeg nu een veel belangrijker plaats in de geloofsvisie.455 Volgens Bauckham bleef ten tijde van Elizabeth I - en voor zover wij gevonden hebben nog langer, tot aan 1640 - de invloed van het chiliasme gering. De obstakels die overwonnen moesten worden, waren dan ook groot. Naast de traditionele protestantse exegese die het duizendjarig rijk in het verleden plaatste in een polemische, anti-Roomse verklaring van het verloop van de (kerk)geschiedenis der Middeleeuwen, was er de sterke eschatologische traditie van de Reformatie die benadrukte dat het einde spoedig zou komen. Daarnaast was er in de protestantse theologie, zowel in Engeland als daarbuiten, de invloed van de ‘theologia crucis’, zodat men het als een wezenskenmerk van de ware kerk beschouwde dat zij leed en vervolgd werd; pas door de Wederkomst zou zij in het gelijk gesteld worden.456 In de volgende paragraaf zullen zullen wij nader ingaan op de eschatologie en de positie van de Joden daarin.
In de laatste decade van de zestiende eeuw vinden we binnen de Universiteit van Cambridge het eerste verzet tegen de Calvinistische leer van de dubbele predestinatie in de personen van Antonio del Corro, William Barrett en Peter Baro; naar aanleiding van de controverse die hieruit voortkwam, werden in 1595 door aartsbisschop Whitgift en anderen de Lambeth Articles opgesteld, waarin officieel werd vastgelegd wat in Cambridge als orthodoxe opvatting van de uitverkiezing diende te gelden; onomwonden werd de calvinistische visie op de uitverkiezing verdedigd.457 Dit
Bauckham, Tudor Apocalypse, p.174.
453 Capp, Political dimension, p.101.
454 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.180, 209. Volgens De Jong, As the waters, p.1, was een dergelijke verwachting als die van Joachim diep geworteld in de traditie van de Reformatie; op p.7 stelt hij, dat in de zestiende eeuw de meeste Protestanten optimistisch waren over het toekomstig verloop van de geschiedenis. Dit is strijd met de conclusies die wij op grond van het in het vorige hoofdstuk weergegeven materiaal trekken. Met Bauckham, Capp, Christianson en Firth dateren wij de opkomst van een dergelijk optimisme na 1588.
455 Cf. Sanford, Paradise, p.79: “The new Protestant concept of the millennium signalized a marked change in emphasis from the otherworldliness of the Middle Ages to it fresh interest in the physical world as the stage, and possibly even the prise, of the spiritual drama.”
456 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.210v; cf. p.212: “Millenarianism was not so much a feature of Tudor apocalyptic thought itself as a potent legacy bequeathed by a few advanced thinkers in the later years of Elizabeth to the apocalyptic writers of the early Stuart period.”
457 Tyacke, Anti-Calvinists, p.4v, 29-35.
opkomend verzet tegen de algemeen aanvaarde verkiezingsleer, dat parallellen had in de Nederlanden en andere Europese landen, werd mede gevoed door hernieuwde humanistische invloeden die in Europa opkwamen, evenals door een opleving van de aandacht voor de kerkvaders.458 De kritiek op de predestinatieleer droeg bij aan de versterking van de polarisatie binnen de Engelse kerk, die reeds door de Vestiarian Controversy ontstaan was.
Reeds gedurende het begin van de regering van Elizabeth I (1558-1603) was er een proces van scholasticering begonnen, waarin de theologie van de uitverkiezende genade verhardde tot een scholastische theologie van de goddelijke decreten. Hierin werd de predestinatieleer tot het centrum van een theologisch systeem; het feit dat deze theologie bleef wortelen in een levende vroomheid moet echter niet vergeten worden.459 Men plaatste de verkiezing in de Godsleer, onder de goddelijke decreten, nauw verbonden met de goddelijke voorzienigheid. Daarmee week men af van de benadering die in aansluiting bij Calvijn tot dan toe In Engeland overheerst had. Hierin kwam de predestinatie bij de verzoeningsleer ter sprake, in samenhang met de vraag naar de geloofszekerheid.460 Op het continent was deze meer scholastieke benadering met name tot uiting gekomen in het werk van Martyr, Beza, Zanchius en Ursinus; de belangrijkste exponenten in Engeland waren William Perkins en John Owen.461 Zij besteedden meer aandacht aan de verdediging van in hun ogen logische consequenties van de verkiezingsleer, zoals de verwerping, de beperking van de uitwerking van de door Christus bewerkte verzoening tot de uitverkorenen en de stelling dat de uitverkorenen hun verkiezing niet zouden verliezen.
Polemisch werd dit theologische systeem gebruikt tegen de Rooms-Katholieke kerk, als verdediging van het ‘sola gratia’ en afwijzing van elke vorm van Pelagianisme, en tegen het opkomende Arminianisme binnen de Engelse kerk.462 Buiten de kring van de Arminianen was dit nog te vinden bij de weinig talrijke ‘General Baptists’, waarvan de wortels volgens Michael R. Watts teruggingen tot de Engelse Lollarden en de continentale Anabaptisten. Hun eerste gemeente werd in 1612 in Londen gesticht.463 Hun leiders waren John Smyth464, Thomas Helwys, John Murton en John Robinson.465
Door de deelname van een officiële Britse delegatie aan de Synode van Dordrecht (1618-19), die van het grootste belang was voor de op calvinistische leest geschoeide
458 Wallace, Predestination, p.72v. Volgens Lake, Presbyterianism, p.245, waren alle ideologische elementen die het Engelse Arminianisme zouden bepalen, reeds in de laatste decade van de zestiende eeuw aanwezig binnen het Engelse Protestantisme. Dat waren: “The sacrament-centred piety, the emphasis on ceremony and the beauty of holiness, the rabid anti-puritanism, which equated Calvinism with puritanism and both with subversion, the necessary conceptual tools for a direct assault on Calvinist predestinarianism”.
459 Wallace, Predestination, p.43, 55-61.
460 Wallace, Predestination, p.57v.
461 Wallace, Predestination, p.55v.
462 Wallace, Predestination, p.60, 61-65.
463 Watts, Dissenters, p.7; Smyth was in 1612 de eerste Engelsman die onomwonden pleitte voor godsdienstvrijheid voor alle Christenen (p.49). Helwys betrok in Mystery, ook in 1612 gepubliceerd, hierin ook de Joden.
464 Zie voor hem White, Separatist, p.116-141.
465 Thomas Helwys was de opvolger van John Smyth en keerde in 1612 met groep volgelingen uit Holland terug naar Londen; na zijn gevangenneming volgde John Murton hem op (Miller, Rise, p.186). Helwys was een grootgrondbezitter, Smyth en Robinson waren Fellow geweest in Cambrigde (Watts, Dissenters, p.72).
kerken in Europa466, kwamen de tot dan toe meestal impliciete verschillen tussen de Engelse theologen aan het licht.467 Op deze synode werden de Nederlandse Arminianen met instemming van Engelse zijde veroordeeld. Koning Charles I, die in 1625 James I opvolgde, steunde echter openlijk de Arminianen; het Calvinisme vond weinig steun meer bij de kerkelijke hiërarchie. Calvinistische opvattingen werden meer en meer als puriteins verworpen.468 Het verdedigen van de calvinistische visie op de predestinatie werd officieel verboden. Dit riep ook in het Parlement veel verzet op: in 1629 was het opkomende Arminianisme één van de belangrijkste grieven die naar voren werden gebracht. De meerderheid in het Parlement beschouwde de calvinistische verkiezingsleer als de officiële leer van de Engelse kerk; het Anninianisme zag men niet slechts als nieuwlichterij, maar als een terugkeer naar het Rooms-Katholicisme, in de somberste visies zelfs uitlopend op een Spaanse overheersing en het einde van de Engelse vrijheden.469 Doordat Charles I, mede naar aanleiding van deze kritiek, van 1629 tot 1640 zonder Parlement regeerde, viel voor de Calvinisten ook dit platform om zich tegen het Arminianisme te verzetten, weg.470
De Arminianen, onder aanvoering van William Laud, aartsbisschop van Canterbury van 1633 tot 1641, verdedigden nadrukkelijk de positie van de bisschoppen als leidslieden krachtens goddelijk en apostolisch recht (‘iure divino’). Dit was een frontale aanval op de presbyteriaanse opvattingen.471 Samenhangend hiermee kwam een nieuwe aandacht voor de waardigheid van het priesterambt op; vele Engelse Arminianen zagen het bewust als hun taak om de schade die de protestantse reformatie had aangericht, te herstellen.472 Zij benadrukten het gemeenschappelijk en liturgisch karakter van de eredienst, tegenover de vroegere nadruk op het individuele antwoord op de prediking of lezing van de Schrift, die voor de Calvinisten hèt middel was, waardoor de uitverkorenen geroepen werden tot de kennis van het heil.473
Tot dan toe was de ecclesiologie het voornaamste geschilpunt geweest in de Engelse kerk, nu werd ook de soteriologie omstreden. Met de verwerping van de slechts voor de uitverkorenen beschikbare genade, verbonden de Arminianen een nadruk op de voor allen beschikbare genade in de sacramenten.474
Zij verzetten zich tevens tegen de anti-Katholieke polemiek, daarmee ingaand tegen een van de basiselementen van het protestantse bewustzijn in Engeland, en verwierpen
466 Trevor-Roper, Laudianism, p.58, stelt deze Synode qua betekenis op één lijn met het Concilie van Trente.
467 Tyacke, Anti-Calvinists, p.100vv; Wallace, Predestination, p.79-83; Trevor-Roper, Laudianism, p.60: “It polarized the parties in the English Church and thereby so weakened the comfortable consensus of Elizabethan and Jacobean Protestantism that it could never be restored.”
468 Tyacke, Arminianism, p.121, 139; Anti-Calvinists, p.138, 186, 223; Wallace, Predestination, p.101vv; “for the first time since the Protestant Reformation, Puritan theological views could be distinguished from a regnant “Anglicanism”, though many non-Laudian Anglicans agreed with the Puritans.”
469 Collinson, Dissenting Tradition, p.535; Wallace, Predestination, p.88vv.
470 Tyacke, Arminianism, p.132,137; op p.182v vermeldt hij dat in 1630 de verkoop van werken van Perkins en Ursinus verboden werd in het gebied dat viel onder het gezag van de aartsbisschop van York; zie voor de controverse rond het Arminianisme in Engeland gedurende deze periode Wallace, Predestination, p.83vv.
471 Lake, Presbyterianism, p.93-97; Lamont, Godly Rule, p.59, 65.
472 Tyacke, Arminianism, p.140; Anti-Calvinists, p.221.
473 Tyacke, Anti-Calvinists, p.246.
474 Tyucke, Arminianism, p.130,138; Anti-Calvinists, p.176,199-209; Trevor-Roper, Laudianism, p.94; Wallace, Predestination, p.99. New, Anglican, p.59-76, gaat dieper in op de verschillen in sacramentsopvatting.
de geschiedenisvisie, zoals die in de apocalyptische traditie leefde.475 Ook wekte het feit dat een aantal van hen weigerden de Paus te identificeren met de Antichrist diepe ongerustheid hij hen die een verdere uitzuivering van Roomse overblijfselen in kerkbestuur en eredienst zagen als de enige weg voorwaarts. Voor de Engelse Puriteinen bleef de identificatie van de Rooms-Katholieke kerk met de Antichrist onverminderd van kracht; men bleef de ondergang van Rome verwachten, voorafgaand aan de bekering der Joden, zoals we nog zullen zien in §§ 3.2 en 3.5.4. Velen beschouwden de door Laud doorgevoerde veranderingen als een stap op de weg terug naar Rome.476
De tegenstanders van de Arminianen bestonden uit zowel de Puriteinen als de Calvinisten die een episcopaal geleide staatskerk acceptabel achtten en die de meerderheid vormden binnen de Engelse kerk. Tot deze laatsten behoorden onder andere aartsbisschop James Ussher van Armagh in Ierland, bisschop Joseph Hall en John Prideaux, hoogleraar theologie in Oxford en de grote verdediger van het Calvinisme tegen de Arminianen. Zij verweten de Arminianen dat zij de verlossing mede lieten berusten op menselijke verdienste; dit stond voor hen gelijk aan Rooms- Katholicisme en een volledige ontkrachting van de reformatorische verkondiging. Zo raakten ook de aanhangers van de staatskerk onderling verdeeld en ontstond er een religieuze tegenstelling in Engeland die even fel was als in het begin van de Reformatie. Het is dan ook geen overdrijving om het conflict rond het Arminianisme te beschouwen als een van de belangrijkste factoren die leidden tot de Engelse Burgeroorlog.477
Het besef dat het Calvinisme niet langer de officiële leer van de Engelse kerk was, droeg in belangrijke mate bij aan de groei van Non-conformisme en zelfs Separatisme; dit zou ertoe leiden dat na 1640 de voorstanders van afschaffing van de episcopale structuur veel steun zouden vinden.478 De vervolging door vertegenwoordigers van kerk en staat van hen die Puriteinse overtuigingen aanhingen nam sterk toe, wat leidde tot een grootschalige emigratie naar New Engfand. Het Puritanisme werd over het algemeen militanter.479
Hoewel de controverse betreffende de verkiezingsleer de theologische discussie in Engeland tussen 1589 en 1639 in belangrijke mate beheerste, vinden we daarvan weinig terug in de voortgaande bezinning op de bekering der Joden en de toekomst van Israël. Arminianen mengden zich nauwelijks in deze bezinning. Hun geschiedenisvisie werd niet bepaald door de apocalyptische traditie, zoals bij de Puriteinen het geval was: de tegenstelling tussen Protestanten en Rooms-Katholieken was in hun ogen niet zo fundamenteel en omvattend als voor de Puriteinen. Wat de eschatologie betrof, bleven de Arminianen zich bewegen binnen het kader van de opvattingen die sinds Augustinus overheersten. De door ons in het kader van ons onderzoek gevonden werken uit hun kring stonden dan ook kritisch tegenover de nieuwe visies op de eschatologie. Slechts Henry More, die wij in het volgende hoofdstuk zullen ontmoeten, was een gematigd chiliast. Het verzet van de Arminianen
475 Tyacke, Anti-Calvinists, p.186, 202; Trevor-Koper, Introduction, p.x; Laudianism, p.96vv.
476 Capp, Millennium, p.160; Christianson, Reformers, p.177v; Clifton, Popery, p.152; Collinson,
Reformers, p.234.
477 Wallace, Predestination, p.100vv, 104.
478 Tyacke, Anti-Calvinists, p.186; Arminianism, p.129; Collinson, Movement, p.60; Watts, Dissenters, p.66; Solt, Saints in Arms, p.27.
479 Tyacke, Arminianism, p.139.
tegen de calvinistische predestinatieleer en hun verdediging van de voor allen beschikbare genade, was voor hun tegenstanders juist een bevestiging van hun overtuiging dat Roomse invloeden ook in Engeland nog steeds leidden tot bederf van de kerk. Bovendien ontbrak in de arminiaanse genadeleer elke noodzaak om afzonderlijk aandacht te besteden aan de bekering der Joden. Bekering was immers ook voor hen mogelijk, mits zij daartoe bereid waren.
Calvinisten waren echter juist op grond van hun opvattingen betreffende genade en verkiezing gedwongen een antwoord te geven op de vraag hoe Gods verbond met Israël te rijmen was met de huidige verwerping van de Joden. De verwachting van de komende bekering der Joden maakte het hun mogelijk zowel de blijvende kracht van Gods verbond te verdedigen als de centrale positie van Christus, zonder wie niemand toegang had tot Gods heil. De nadruk op de blijvende kracht van Gods verbond met Israël vormt dan ook het centrale element in hun aandacht voor de bekering van de Joden in de periode van 1589 tot 1639.
3.2 PROFETISCH VERSTAAN VAN HET VERLOOP VAN DE TOEKOMST De aandacht voor de eschatologie was wijdverbreid in alle groepen en stromingen die te vinden waren binnen en buiten de Engelse staatskerk, met uitzondering van de Arrninianen.480 De overtuiging dat de gebeurtenissen die aan de Wederkomst van Christus vooraf zouden gaan uit de Bijbel af te lezen waren, vormde een gemeenschappelijk element in het pogen greep te krijgen op het verloop van de geschiedenis, zoals we dat vinden bij de Engelse Protestanten.
Een duidelijke verwoording van deze overtuiging vinden we in het geheel aan de tekenen van de Wederkomst gewijde geschrift van de Conformist Anthonie Marten:
“in all the holie Bible, there is not anie one thing that the mercie and goodnesse of our God hath set downe more amplie, taught more plainlie, and set foorth more expreslie, for the assurance of our faith, than the tokens of Christs comming.”481
Het centrale element in deze tekenen was het feit dat het Evangelie vrijuit werd verkondigd; wanneer dit wereldwijd zou geschieden, zou dat het allerlaatste teken vòòr de Wederkomst zijn.482 De overtuiging dat het verloop van de toekomst uit de Bijbel kon worden afgeleid, vinden we verder met name in door Puriteinen
480 Ball, Expectations, p.230v. In noot 15 noemt hij als voorbeelden aartsbisschop James Ussher van Armagh in Ierland; bisschop Patrick Forbes van Aberdeen; William Twisse, de voorzitter van de Westminster Assembly; William Guild, voorganger in de Schotse staatskerk sinds 1608 en Presbyteriaan sinds 1640; John Trapp, schoolmeester en later voorganger in de staatskerk, die tijdens de Burgeroorlog de zijde van het Parlement koos; Christopher Love, een Presbyteriaan die wegens contacten met Charles II in 1651 als landverrader werd terechtgesteld; de Congregationalisten Jeremiah Burroughs, Nathanael Holmes, William Strong, John Cotton, John Goodwin en John Owen, van wie de laatste drie ‘High Calvinists’ waren; Henry Jessey, Congregationalist en later Particular Baptist; Robert Maton, voorganger in de staatskerk met puriteinse opvattingen, die later sympathiseerde met de Fifth Monarchists; de gematigde Calvinist en Presbyteriaan Richard Baxter; de puriteinse voorman Richard Sibbes. Ball stelt dan ook dat eschatologische verwachtingen tot de orthodoxe leerstellingen behoorden (p.233).
481 Marten, Sound, p.1v-2r. Hij stelde dit op één lijn met de profetieën aangaande de Messias in het Oude Testament, die op onmiskenbare (maar door de Joden niet erkende) wijze hun vervulling vonden in Jezus (p.1r).
482 Marten, Sound, p.15r. Dit hield geen oproep tot activiteit in; hij noemde slechts de “continual hope that in short space it shalbe more sincerely and more universally published than hitherto it hath bin”(p.18v).
geschreven commentaren op de Openbaring van Johannes.483 Zoals we in de vorige paragraaf reeds beschreven, was de ondergang van de Spaanse Armada een stimulans voor een meer optimistische eschatologie.
Een belangrijk element in deze visie op profetie en het verloop van de geschiedenis was de stelling dat door de steeds voortschrijdende vervulling van de profetie het inzicht in het verloop van de geschiedenis steeds verder toenam: volgens Thomas Brightman werd in het licht van de openbaring de ware betekenis van gebeurtenissen duidelijk.484 Deze visie op de relatie tussen openbaring en geschiedenis komt overeen met die van Bale, die wij in het vorige hoofdstuk besproken hebben. Op grond van deze visie kon men ook de stand opmaken met betrekking tot de vervulling van de profetieën, zodat duidelijk was wat reeds geschied was en wat men nog kon verwachten.485 Voordat profetieën echter vervuld waren, bleven ze duister.486 Naast dit groeiende verstaan door de voortgang der geschiedenis achtten sommigen het ook mogelijk dat aan individuele personen een bijzondere inspiratie geschonken werd, die inzicht gaf in de profetieën.487
Over een preciese datering van de bekering van de Joden en van de Wederkomst, c.q. het Laatste Oordeel, werd zeer uiteenlopend gedacht. Een aantal theologen, zowel Puriteinen als Conformisten in vele schakeringen, ging niet verder dan te stellen dat de bekering der Joden vòòr de Wederkomst zou plaatsvinden.488 Daarmee tekende zich een op Bale, Musculus en Perkins teruggaande traditie af die de bekering der Joden noemde als één van de laatste tekenen, zo niet het allerlaatste dat vooraf zou gaan aan de Wederkomst van Christus, meestal zonder enige tijdsbepaling te geven of een beeld te schetsen van het verwachte verloop van de toekomst. Een aantal andere theologen, die overigens niet ontkenden dat de bekering der Joden een teken van de nabijheid van de Wederkomst zou zijn, beperkte zich tot de opvatting dat deze bekering voor de deur stond, zonder een relatie te leggen met het verloop van de toekomst.489 Volgens
483 Dent, Ruine, p.A4r: “For it is the Prophesie of this age, and the Prophesie of all ages since Christ: wherein is fully shewed what shall be the estate and condition of the Church in the severall ages thereof, unto the ende of the worlde.”; Mason, Revelation, p.1v; Sibbes, Eccho, p.535: “This book of the Revelation is an history of the state of the church, from the first coming of Christ to his second coming.”; Goodwin, Revelation, p.l. Van Mason is niet bekend tot welke stroming hij behoorde.
484 Cf. de ondertitel van Brightman Revelation: “Wherein the sense is opened by the Scripture, and the event of things fore-told, shewed by Histories.”
485 Cf. Bent, Ruine, p.A4r: “we live in an age wherein the most of the things prophesied in this booke are fulfilled.”; Harrison, Messiah, p.55: “All of which prophecies we see accomplished: except ... the finall destruction of Babylon, and the calling of the Iewes”.
486 Sweeper, Redemption, p.2: “observe with me, that Prophecies ... are most usually darke before the time of their fulfilling comes ... These prophecies at the first are like the dayes dawning; when they come to be fulfilled, they are like the Sunne in it[s] strength.”
487 Brightman, Revelation, p.A2r: “the Lord hath not only spoken by dreames and visions of old, but he speaketh also every day, even as often as he inlighteneth the minds of bis servants, that they may be able to search out the hidden truth of his word, and to bring it forth info the open world.” Sweeper, Redemption, p.4: “It pleaseth God sometimes to raise up men of propheticall spirits to point out these things as they are a doing At other times when these extraordinary means do cease giveth to his
Church excellent instrumento of his glorie, to make plaine the darke mysteries of the Prophets, being men mighty in the Scriptures”.
488 Deios, Antichrist, p.13; Dove, Sermon, p.B3v-B4v; Danaeus, Small Prophets, p.1100; Gifford, Revelation, p.146; Dent, Ruine; Perkins, Galatians, p.159, Symbole, p.423; Harrison, Messiah, p.55v; Prideaux, Expectation, p.26; Baker, Meditations, p.85. Volgens Mayer, Catechisme, p.84, Byfield, Rule, p.514 en Smith, Creed, p.403, moest Rome nog vallen vòòr de bekering der Joden.
489 Zo de titel van hoofdstuk V van Willet, De vocatione, p.21v: “Iudaica nationis saluten iam appropinquare et prope adesse”; volgens zijn Romanes, p.511, zou onbekend zijn hoe en wanneer de Joden zich zouden bekeren, totdat deze bekering plaatsvond; Draxe, Signes, x.Xx: “This generall
Rollock was deze bekering reeds begonnen.490 Deze nabijheid van de bekering der Joden werd afgeleid uit de overtuiging dat men de juiste sleutel voor de interpretatie van profetieën en het uitvoeren van berekeningen had gevonden, zodat men uit de Schrift het verloop van de toekomst kon aflezen; men beriep zich niet op eigentijdse gebeurtenissen of eventueel bekende ontwikkelingen in de contacten met Joden.
Een aantal auteurs ging een stap verder door te pogen een nauwkeuriger tijdsbepaling te geven.491 Zo meende de Puritein Hugh Broughton dat er vele argumenten waren om te veronderstellen dat de volledige ondergang van het pausdom en het einde der wereld nog vele honderden jaren op zich zouden laten wachten492, maar hij was er blijkens zijn verlangen om zendingsactiviteiten onder de Joden te ontplooien en de door hem genoemde mogelijkheden daartoe (zie § 3.5.5) van overtuigd, dat de bekering van de Joden binnen afzienbare tijd kon worden verwacht. Elnathan Parr, Calvinist en voorganger in de staatskerk, ging ook uit van een dergelijke periode.493 Voor de Schotse wiskundige John Napier was de Openbaring van Johannes bovenal een boek dat onder de vormen en uitdrukkingen van profetische uitspraken data en gebeurtenissen verborg.494
Hij stelde dat de dag van Gods Oordeel zou vallen tussen 1688 en 1700.495 Brightman verwachtte het begin van de roeping der Joden rond 1650.496 Deze roeping zou rond 1690 voltooid worden na de ondergang van Rome en de Turken; na de val van Rome zouden de bekeerde Joden optrekken naar Kanaän.497 De jurist Sir Henry Finch nam deze berekening van Brightman over en verwachtte het begin van het herstel van Israël rond 1650 en de onderwerping van al hun vijanden vòòr 1695. Hij haalde zich hiermee de spot van de Arminiaan William Laud, toen nog bisschop van Londen, op
conversion of them wee daily expect to come to passe”; Cooper, Blessing, p.54v; Burton, Vials, p.86. 490 Rollock, Analysis, p.257 (bij Rom. 11: 12): “de universa gente, quae paulatim restituta est, atque etiamnum quotidiè restituitur.”
491 Volgens Collinson, Reformers, p.94, deed aan het einde van de zestiende eeuw de passie voor het berekenen van het tijdsverloop van de toekomst zijn intrede in de apocalyptische traditie; Ball, Expectation, p.115-125, bespreekt de verschillende berekeningen die het einde in het midden van de zeventiende eeuw verwachtten. Draxe, Alarum, p.111v, twijfelde er niet aan dat “The age wherein Christ shall come may bee knowne because our Lord onely excepteth the day and houre.”
492 Broughton, Revelation, p.21. Doordat hij vasthield aan een volle periode van 6.000 jaar, verwachtte hij het einde niet voor A.D. 2073; de geschiedenis zou volgens hem echter moeten uitwijzen, of dit correct was. Zie voor dit werk van Broughton: Collinson, Reformers, p.107vv.
Zie Ball, Expectations, p.131-141, voor een bespreking van de rol van de verwachte val van Rome. In de eschatologie van de Engelse Protestanten in de zeventiende eeuw.
493 Parr, Exposition, (Chap. XI), p.121: de bekering van de Joden zou nog wel 100 of 200 jaar op zich laten wachten; op p.94 stelde hij dat hun bekering nabij was. Principieel verzette hij zich echter tegen berekeningen (p.103).
494 Firth, Tradition, p.138v; over Napiers benadering schrijft zij op p.252v: “Only after the possibility of prediction had been fully accepted could the future figure in the tradition as history. The veil that surrounded the time after the defect of Rome and the Turk could then be penetrated. When Napier wrote, he was able to incorporate a more hopeful vision of the future: the last period of history would be characterized by universal peace and ml unprecendented increase in knowledge. The latter was beginning to happen in his own day. For example, if in the past it had been wrong to search the prophecies for the history of the future, it was wrong no longer: the discovery of prophecy was one of the tasks reserved for the men of the last days.”
495 Napier, Plaine Discovery, p.16. Dit werk werd in 1594 en 1611 ook in Londen uitgegeven. Vòòr Napier was dergelijke speculatie over de toekomst in Engeland nog nauwelijks van belang. Joye volgde Osiander en ook Foxe voorspelde het einde van de vervolgingen, maar Napier verschafte deze wijze van voorspelIen aanzien. (Firth, Tradition, p.146). Zie voor biografische gegevens en een beschrijving van Napiers denken: Firth, Tradition, p.132-150; Clouse, Napier.
496 Brightman, Revelation, p.656, 692, 999, 1011; op p.1061 stelt hij dat de roeping der Joden zou spoedig plaatsvinden.
497 Brightman, Revelation, p.656, 690, 1061, 1068vv.
de hals.498 De Congregationalist Thomas Goodwin dateerde de bekering der Joden in 1655 of 1656499, na de ondergang van Rome; in 1700 zou de regering van Christus met zijn heiligen op aarde beginnen.500
Het reeds in § 2.4 genoemde ‘Dictum Eliae’ verloor in deze periode zijn invloed op de berekening van het eind der tijden: het werd slechts een enkele maal genoemd.501 Meermalen werd deze profetie, samen met andere middelen om de tijd van de Wederkomst en het Laatste Oordeel te berekenen, afgewezen.502 Thomas Draxe was de eerste die wees op het falen van vroegere berekeningen en de verschillen in dateringen voor de toekomst.503 Ook anderen stelden dat de kennis van de preciese datering van het Laatste Oordeel aan de mens onthouden was. Een al dan niet expliciete verwijzing naar teksten als Mattheus 24: 36 (“Doch van die dag en van die ure weet niemand, ook de engelen der hemelen niet, ook de Zoon niet, maar de Vader alleen.”) en Handelingen 1: 7 (“Het is niet uw zaak de tijden of gelegenheden te weten, waarover de Vader de beschikking aan Zich gehouden heeft”) vormde voor deze opvatting de schriftuurlijke basis.504 Daaraan werd dan nog toegevoegd, dat de bedoeling hiervan was de nieuwsgierigheid van de mens in te dammen en de waakzaamheid in stand te houden, want wanneer men ervan uit kon gaan dat het einde nog ver weg was, zou dit slechts laksheid in de hand werken; berekeningen waren dientengevolge hoogmoedig en dwaas.505
3.2.1 EEN TOEKOMSTIGE HEILSTIJD?
Hoewel duidelijk omstreden, zien we in deze periode de opkomst van chiliastische verwachtingen betreffende een Rijk van Christus op aarde voorafgaand aan het Laatste Oordeel. Bauckham onderscheidt in de verwachting van een duizendjarig rijk vaar het Laatste Oordeel twee typen, die hij in de moderne terminologie aanduidt als ‘postmillennialisme’ en ‘premillennialisme’. Het premillennialisme ging over het algemeen uit van een radicale breuk tussen het heden en het duizendjarig rijk op aarde, dat opgericht zou worden na de Wederkomst. In de zeventiende eeuw waren Johann Heinrich Alsted en Joseph Mede de eersten die een dergelijke opvatting verdedigden.506 In § 4.2 zullen we de uitwerking hiervan beschrijven, voorzover deze
498 Finch, Restauration, p3, 59v, met een beroep op Daniël 12: 4-7, 11v. Laud, Works, Vol. I, p.19v: “I cannot tell here, whether it be Balaam that prophesieth, or the beast he rode on. I will leave these men
to out-dream the Jews.”
499 Goodwin, Revelation, p.72vv, 157, 195-206; hiervoor beriep hij zich op Finch, Mede en Forbes. 500 Goodwin, Revelation, p.197v; op p.204 verbindt hij hieraan de waarschuwing: “let an indefinite warning that these things are approaching, and we within the reach of them suffice for to move us to prayer to prepare for them, which is the only use of knowing them.”
501 Marten, Sound, p.14: “we must imbrace the same as a true prognosticate, religiously descended from that holie Author.”; Broughton, Revelation, p.21, hield vast aan een totale duur van de geschiedenis van
6.000 jaar.
502 Dove, Sermon, p.A8r-B3r; Perkins, Symbole, p.420vv; Byfield, Rule, p.504v; Sutton, Lectures, p382; Smith, Creed, p.401.
503 Draxe, Alarum, p.107v: velen verwachtten het einde in 1588 en hadden ongelijk; Napier hield het op 1695, het jaar waarin Brightman de voltooiing van de bekering der Joden en het begin van de bloeiperiode van de Joodse kerk verwachtte. Deze verschillen maakten Draxe sceptisch ten aanzien van berekeningen.
504 Parr, Exposition, p.103; Mason, Revelation, p.42; Boys, An Exposition of the Dominicall Epistles and Gospels used in our English Liturgy, throughout the whole yeere, in: Works, p.90, noemde het berekenen der tijden zelfs “a kind of sacriledge”; Sutton, Lectures, p.382.
505 Draxe, Signes, p.L2v-L3r; Forbes, Learned Commentarie, p.229; Draxe, Alarum, p.17, 102.
506 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.210; Chiliasmus, p.739. Volgens Clouse, Influence, p.1v, zijn er twee periodes in de kerkgeschiedenis geweest, waarin het premillennialisme prominent was: de eerste drie eeuwen en de zeventiende eeuw, en toen met name in Engeland.
voorkwam bij Engelse Protestanten die zich bezonnen op de bekering en toekomst der Joden. Het postmillennialisme verwachtte een specifiek ingrijpen van God ter oprichting van het heilsrijk, maar onderscheidde dit niet al te zeer van andere ingrepen van God in de geschiedenis. Het moest ter verdediging tegen de kritiek het verschil met het door de traditie afgewezen (pre)millennialisme van de kerkvaders en de verafschuwde Wederdopers aantonen; het kon aansluiten hij de Joachimitische traditie.507
Bauckham noemt twee factoren voor de toenemende betekenis van het protestantse chiliasme vanaf 1590. De eerste was het optimisme aangaande de doorwerking van het Evangelie binnen de geschiedenis. Waar het vroege Protestantisme over het algemeen rekende met een toenemende vervolging en de vernietiging van de pauselijke Antichrist pas met de Wederkomst van Christus verwachtte, kwam aan het einde van de zestiende eeuw de overtuiging naar voren, dat de Antichrist onttroond zou worden door het Evangelie en de militaire macht van de protestantse staten. De ondergang van de Armada stimuleerde dergelijke overtuigingen. Daardoor werd het mogelijk voor de kerk een tijd van vrede en voorspoed op aarde te verwachten vaar de Wederkomst.508 Dit optimisme behoefde niet zondermeer te leiden tot de verwachting van een komend duizendjarig rijk. In Engeland was in de zeventiende eeuw de verwachting van een periode van glorie voor de kerk aan het eind der tijden, waarin de hoop op de bekering van de Joden een belangrijke rol speelde, meer verbreid dan een specifiek chiliasme aan de hand van Openbaring 20.509
De tweede factor was volgens Bauckham de exegese. De gangbare protestantse uitleg van de Openbaring van Johannes als beschrijving van de gehele kerkgeschiedenis werd steeds nauwkeuriger en met meer geleerdheid voortgezet. Ball heeft erop gewezen, dat de verwachting van de realisatie van Gods Koninkrijk binnen de geschiedenis zijn plaats kreeg in het Engelse theologische denken van de zeventiende eeuw vanuit wat hij noemt de ‘historicistische hermeneutiek’, een term die ook door Bauckham wordt gehanteerd.510 Vertegenwoordigers van deze ‘historicistische’ school legden er steeds meer nadruk op, dat de Openbaring van Johannes beschouwd diende te worden als een doorlopende historische vertelling. Voor sommigen zou dit uiteindelijk tot de conclusie leiden, dat het duizendjarig rijk met geen enkele periode uit het verleden bevredigend kon worden verbonden en dat de opbouw van het boek Openbaring een duizendjarig rijk aan het einde van de kerkgeschiedenis vereiste.511 Deze wijze van uitleg valt binnen het kader van de apocalyptische traditie zoals wij deze in § 2.2 beschreven hebben. Een drietal theologen maakte door hun exegetische arbeid het chiliasme theologisch respectabel en invloedrijk.512 Dit waren Thomas Brightman (1562-1607), een voormalig Fellow van Queen’s College te Cambridge en voorganger in de staatskerk513, die sympathiseerde met de Presbyterianen; de Duitser
507 Bauckham, Chiliasmus, p.739; Tudor Apocalypse, p.211. Voor de invloed van de Joachimitische traditie, zie Tudor Apocalypse, p.212-221. De vraag, in hoeverre er sprake is van Joachimitische invloed op de door ons beschreven opvattingen, valt buiten het kader van ons onderzoek.
508 Bauckham, Chiliasmus, p.739; een dergelijk optimisme ziet hij bij Bale en na 1640 (Tudor Apocalypse, p.211v). Volgens Ball, Expectation, p.92v, overheerste in de zeventiende eeuw een hoopvolle eschatologie, gekenmerkt door een christologische oriëntatie: de toekomst behoorde toe aan Christus, die binnen afzienbare tijd de gelovigen zou verlossen.
509 Bauckham, Chiliasmus, p.740; Tudor Apocalypse, p.211.
510 Ball, Expectation, p27; Bauckham, Tudor Apocalypse, p221.
511 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.221.
512 Bauckham, Chiliasmus, p.740.
513 Brightman studeerde aan Queen’s College te Cambridge (M.A. 1584, B.D. 1591), waar hij in 1584 Fellow werd. In 1592 werd hij voorganger in Hawness. Zijn werk werd posthuum uitgegeven en had een grote invloed op de ontwikkeling van het postmillennialisme in Engeland en elders (Bauckham,
Johann Heinrich Alsted, hoogleraar te Herborn514, en Joseph Mede (1586-1638), sinds 1613 Fellow van Christ’s College te Cambridge, waar hij Grieks doceerde. Deze laatste mengde zich niet in de kerkelijke twisten en conformeerde zich aan de bestaande voorschriften en gebruiken in de staatskerk. Firth heeft erop gewezen dat Brightman en Alsted diep teleurgesteld waren over de resultaten die de Reformatie tot dan toe had opgeleverd. Waar de zestiende-eeuwse verdedigers van de Reformatie zich op het verleden beriepen om het heden te rechtvaardigen, verwachtten deze en andere theologen in de zeventiende eeuw dat in de toekomst de door de Reformatie gewekte verwachtingen, die nog niet waren gerealiseerd in kerk en samenleving van de eigen tijd, zouden worden verwezenlijkt.515
De claim van Peter Toon en Murray, dat de verwachting van een nationale bekering van de Joden een beslissende rol gespeeld zou hebben bij de ontwikkeling van het postmillennialisme516, gaat, zoals Bauckham terecht opmerkt, voorbij aan de verbreiding van deze verwachting in de zestiende eeuw en in de Middeleeuwse traditie, met name geworteld in de exegese van Romeinen 11: 25v. Maar ook in de zeventiende eeuw, toen de bekering der Joden een belangrijk element in de postmillennialistische visies geworden was, als de gebeurtenis die het begin van het duizendjarig rijk markeerde, bleven anderen deze bekering beschouwen als de laatste gebeurtenis vòòr de Wederkomst. Slechts binnen de context van een breder optimisme nam de leer van de toekomstige bekering der Joden zijn plaats in binnen de postmillennialistische verwachting. Als bronnen voor dit optimisme noemt Bauckham de Joachimitische traditie, de ‘historicistische’ exegese van de Openbaring van Johannes en de groeiende overtuiging dat God binnen afzienbare tijd de Antichrist zou vernietigen.517
De Puritein Arthur Dent bestreed de opvatting dat in het eind der tijden on- gerechtigheid zou overheersen. Niet omdat hij van mening was dat de wereld beter zou worden; integendeel, de wereld en de ongelovigen zouden alleen maar slechter worden.518 Wel geloofde hij dat het aantal ware gelovigen in het laatst der dagen zeer groot zou zijn: de kerk zou God op zuivere wijze vereren en dagelijks groeien, tot op het allerlaatst.519 Hij was ervan overtuigd dat de macht van Rome die binnen de geschiedenis tot volle ontplooiing was gekomen, ook binnen de geschiedenis, vaar de Wederkomst van Christus, tot het minimum zou worden teruggebracht.520
Chiliasmus, p.740). Blijkens Revelation, p.A3v-A4r, 126, werkte hij rond 1600 aan zijn commentaar op de Openbaring van Johannes.
514 Zie over hem ook Clouse, Alsted; Firth, Tradition, p.209-211.
515 Firth, Tradition, p.210. Zo sprak Alsted, Beloved City, p.7, over de grote Reformatie die gebracht zou worden door komst van het duizendjarig Rijk; op p.80 verzette hij zich tegen de opvatting, dat de kerk voldoende hervormd was; Cotton, Resurrection, p.18, stelde over de Reformatie van Luther, Calvijn en Bucer: “It is such a reformation as much deadnesse lies upon it to this day. This reformation is not risen to such a resurrection as the holy Ghost should call it a resurrection if you speak of the Churches ... There are such defects that you may looke for Christianity in the midst of Christendome, and church members in the midst of Churches.”; Maton, Reigne, p.131: “where is the Nation shall I say, or the Citie, yea the village amongst us, where cruelty is not practised, where such mischiefs are not to be found, as can scarcely be parallelled in the Common-wealths of the most barbarous heathen?”; zijn verlangen ging uit naar “the Churches rest from sinning” (p.134).
516 Toon, Introduction, p.24v; Murray, Hope, p.41-55.
517 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.225.
518 Dent, Ruine, p.246: “the world will bee alwaies like it selfe, impious and unbeleeving.”
519 Dent, Ruine, p.246.
520 Dent, Ruine, p.240v: “for otherwise wee could have small comfort in anie of these things, if they should not bee done heere in earth”.
De eerste Engelse Protestant die de bekering van de Joden integreerde in een postmillennialistische eschatologie, was Thomas Brightman. Zijn opvattingen zouden na 1640 door velen worden opgenomen.521 Als eerste verdedigde hij ook de terugkeer van de Joden naar hun eigen land en hun herstel tot een zelfstandige staat. Volgens Bauckham kwam Brightman tot dit ontwerp door de doordenking van de consequenties van de verwachte bekering van de Joden. Op zich bood deze verwachting nog geen aanleiding tot chiliastische opvattingen. Doordat ze echter slechts moeizaam in te passen was in traditionele eschatologische ontwerpen, droeg ze wel in aanzienlijke mate bij aan de overredingskracht van argumenten voor een postmillennialistische visie.522
In zijn commentaar op de Openbaring van Johannes werkte Brightman een aantal nieuwe inzichten uit, waarvoor hij zich beriep op persoonlijk van God ontvangen inspiratie. Als nieuw noemde hij zijn uitleg van de zeven brieven aan de gemeenten in Klein-Azië in Openbaring 2 en 3 als betrekking hebbend op periodes in de kerkgeschiedenis en de uit de Reformatie ontstane kerken in Europa523, het herstel van Israël als staat in het eigen land en zijn opvattingen aangaande twee millennia.524
In zijn uitleg van de zeven brieven aan de Kleinaziatische gemeenten stond de kerk van Efeze voor de apostolische kerk tot aan Constantijn, die van Smyrna voor de ketters tijdens het bewind van Constantijn tot aan dat van Gratianus en die van Pergamum voor de in duisternis verzinkende kerk sinds Gratianus (A.D. 380-± 1300).525 Daartegenover stonden dan de kerk van Thyatira die het begin van herstel en groeiende vroomheid symboliseerde (±A.D. 1300-1520), die van Sardis als de eerste hervormde kerk, volgens Brightman de kerken van de lutherse reformatie, die echter nog slechts ten dele hersteld waren, getuige bijvoorbeeld de leer der consubstantiatie, en tot slot de kerk van Philadelphia, symbool van de kerken van Zwitserland, Zweden, Genève, Frankrijk, Nederland en Schotland, de kerken van de calvinistische reformatie, die volgens hem de apostolische zuiverheid weerspiegelden.526 Een eigen plaats had in deze uitleg de kerk van Engeland, gesymboliseerd door de kerk van Laodicea.527
Volgens Reeves had de Engelse kerk in de visie van Brightman de unieke mo- gelijkheid om door een volledige reformatie terug te keren tot de zuiverheid van het Paradijs. Zo zou Engeland de mogelijkheid hebben om een uitverkoren volk te worden dat de weg zou banen voor de vernieuwing van de wereld.528 Dit komt in het geheel
521 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.224; Capp, Godly Rule, p.114, stelt dat de hoop dat de Antichrist door de prediking van het Evangelie overwonnen zou kunnen worden, door Brightman werd verwerkt tot een academisch eschatologisch systeem. Een beschrijving van zijn toekomstverwachting vinden we bij Firth, Tradition, p.164-176; De Jong, As the waters, p.16-21.
522 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.226v: “people already convinced of the doctrine of the conversion of the Jews might well see that they already held a belief which fitted awkwardly into their general eschatological expectations and would fit much better into a postmillennial framework of thought of the Future.”
523 Brightman, Revelation, p.A2v: “I that by Gods providence had found these Epistles cast abroad, and understood by the inscriptious to what Churches they were sent, durst not but give them unto you.” Dit betekende overigens niet, dat Brightman zich niet op de inzichten van anderen beriep; hij kende vele protestantse geschriften en prees met name Bullinger en Beza; Hugh Broughton was één van zijn favoriete Schriftuitleggers.
524 Brightman, Revelation, p.A3v, 687vv, 1051v.
525 Brightman, Revelation, p.52, 74, 84.
526 Brightman, Revelation, p.97, 118, 139.
527 Brightman, Revelation, p.159.
528 Reeves, The Prophetic Future, p.155v. Zij ziet bij hem een duidelijke invloed van Joachim van
niet overeen met de kritische uitlatingen van Brightman over de kerk in zijn vaderland.529 Voordat hij zijn uitleg van de brief aan Laodicea gaf, benadrukte hij dat deze uitleg niet voortkwam uit gevoelens van afkeer, die hem tot een onaangename toepassing van deze brief gevoerd zouden hebben.530 Vervolgens oefende hij felle kritiek uit op de kerk van Engeland: ze hinkte nog op twee gedachten en was nog een vermenging van “pure doctrine and Romish regiment”. Daarom riep hij, na scherpe kritiek op het hiërarchische kerkbestuur en de macht van de hogere geestelijkheid, op tot zuivering en een definitieve en radicale breuk met de leer en de praktijken van de kerk van Rome.531 Zijn sympathie voor de Presbyterianen komt hierin duidelijk tot uiting. De apostolische kerk was voor hem de niet te overtreffen blijvende maatstaf voor elke kerk.532 Brightman stelde de Engelse kerk het model van de calvinistische ‘reformed churches’ voor ogen als beantwoordend aan deze maatstaf. Op geen enkele wijze sprak hij over bijzondere mogelijkheden voor de kerk van Engeland.
Zijn kritiek op de kerk van Engeland verklaart ook voor een belangrijk deel, waarom Brightman zo geliefd werd bij de radicalere Puriteinen. Volgens Stephen Brachlow bewogen de eschatologische opvattingen van de radicale Puriteinen en de Separatisten zich rond de eeuwwisseling in de richting van de eschatologie zoals Brightman die verwoordde. Deze radicalen begonnen zich te distantiëren van de verheerlijking van de periode onder keizer Constantijn en zijn opvolgers, zoals die bij Foxe te vinden was; bij sommigen van hen waren er volgens Brachlow indicaties van de verwachting van een naderende tijd van glorie op aarde, die zij overigens niet nader uitwerkten.533 Foxe was van mening geweest dat de goede christelijke vorst een beslissende rol speelde in de vernietiging van de Roomse Antichrist. Deze opvatting was zeer invloedrijk en weerspiegelde de nauwe verbinding tussen staat en kerk in de algemene opinie; het was pas vanaf 1641, met het begin van de Engelse Burgeroorlog, dat dit vertrouwen op de vorst als reformator zijn greep begon te verliezen op de meerderheid van degenen die ieder op hun eigen wijze naar een verdergaande reformatie verlangden, met als doel een herstelde kerk in een herstelde samenleving.534 Volgens Brightman begon het verval van de kerk reeds bij de eerste christelijke keizer, Constantijn; in zijn visie was de christelijke vorst eerder een belemmering dan een stimulans voor de verwerkelijking van een volledige reformatie. Slechts door zich terug te trekken in afgescheiden groepen kon men het ware geloof zuiver bewaren. Gedurende de Burgeroorlog zouden zowel Presbyterianen als Congregationalisten zich op Brightman beroepen; zijn commentaar op Openbaring moedigde echter door de overeenkomsten in de ecclesiologie vooral de laatste groep aan.535
Fiore. Ook volgens Firth, Tradition, p.167v, was Brightman van mening, dat de kerk van Engeland de apostolische kerk kon overtreffen; volgens haar was het echter pas na 1640 dat deze opvatting nationalistisch geïnterpreteerd werd (p.108). Ook Escribano-Alberca, Eschatologie, p.17, is van mening, zonder overigens enig bewijs aan te dragen, dat Brightman de Engelse kerk beschouwde als het nieuwe uitverkoren volk.
529 Ook Capp, Godly Rule, p.114, wijst erop dat Brightman de Engelse kerk in zijn tijd veroordeelde. 530 Brightman, Revelation, p.123v: “I could not but poure forth teares and sighes from the bottom of my heart, when I beheld in it, Christ himself loathing of us, and provoked extreamly to anger against us.” 531 Brightman, Revelation, p.168, 155: “Purge out all thy Romish leven; hang not any longer in the midst between the reformed Churches and that that is Antichristian.”
532 Brightman, Revelation, p.138: “the Church which the Apostles founded, was of all others most perfect, and that is not to be perfected with the inventions of those that come after, but that all other are to be examined and squared by the Rule thereof”. Deze kerk was het nieuwe Eden (p.55).
533 Brachlow, Communion, p.77-89, 269.
534 Lamont, Godly Rule, p.23.
535 Lamont, Godly Rule, p.50v.
Nog twee elementen waren voor Brightman van wezenlijk belang: de bekering van de Joden en een vrederijk op aarde.536 Er zou nog een korte tijd van strijd volgen, en daarna zou de Antichrist (Rome en de Turken) worden vernietigd; dan zou op aarde een gouden tijd aanbreken: de kerk zou zuiverder zijn dan ooit tevoren en de gelovigen zouden leven in heilige gelukzaligheid en vreugde, zo groot als op aarde maar mogelijk was.537
Mogelijk had Lambertus Danaeus, wiens commentaar op de kleine profeten in 1594 in een Engelse vertaling gepubliceerd was, invloed gehad op Brightmans postmillennialisme. Danaeus verwachtte dat God alle vijanden van de kerk zou vernietigen; volgens hem zou de kerk in deze strijd meestrijden en een rijke buit verwerven, zodat zij vervolgens op aarde voorspoed zou kennen. De overgebleven heidenen, de uitverkorenen uit de heidenen, zouden zich daarna bekeren.538 Wanneer God zijn kerk zou samenbrengen - waarbij Danaeus ook de Joden insloot, wier bekering hij in de laatste periode der geschiedenis verwachtte539 - , zou het ware geloof in de gehele wereld hersteld worden.540 Daarnaast is het zeer wel mogelijk dat ook Bale’s commentaar op Openbaring Brightman heeft beïnvloed, ook al wordt Bale, evenmin als overigens Danaeus, door hem niet genoemd als bron.
Brightman was uniek in zijn opvattingen betreffende twee elkaar opvolgende millennia. Het tweede millennium begon in zijn visie rond A.D. 1300 met het optreden van hervormers als Wycliffe, dat hij verbond met de eerste opstanding (Openbaring 20: 4v); het werd gekenmerkt door het voortschrijden van de waarheid. Brightman zag geen mogelijkheid om nadere uitspraken te doen over het precieze verloop van dit millennium, dat volgens hem mogelijk langer dan duizend jaar zou duren.541 Wel was hij van mening dat de eerste berichten over de terugkeer van de Joden als een christelijke natie naar hun eigen land pas in het Westen bekend zouden worden na de verwoesting van Rome in 1690.542 Daarna zou Christus eeuwenlang glorieus op aarde heersen door de dienst van Zijn dienaren en zou Hij de kerk tot de allerhoogste eer brengen, zodat zij verheven zou zijn boven welk rijk dan ook; velen uit de heidenen zouden zich bekeren en in oprechte vroomheid leven.543 De heidenen die koppig zouden weigeren de waarheid van het Evangelie te erkennen, zouden geen macht hebben; zij zouden zich in hun gedrag moeten onderwerpen aan het gezag van de kerk. Deze zou ongestoord op aarde regeren, totdat de gelovigen in de hemel
536 Brightman, Revelation, p.A3r.
537 Brightman, Revelation, p.155 (hij Openb. 3: 12).
538 Danaeus, Small Prophets, p.1105, 1107, 1109.
539 Danaeus, Small Prophets, p.1100: “a true and full light shall shine unto the Iewes, because (as Paul saith) the Iewes about the end of the world shall be converted unto Christ Rom.11. ver.25.” Op p.1101 verwees hij ook naar Ez. 37: 16vv.
540 Danaeus, Small Prophets, p.1103: “When as God therefore shall gather together his Church, then also true and pure religion shal be restored, yea and that unto the whole world ... it shall be altogether and in every poynt throughly pure and perfectly sound.”
541 Brightman, Revelation, p.1051. Hij beschouwde het als onmogelijk om het Laatste Oordeel te dateren. Wel stelde hij: “The truth as we see is to raigne as yet among some of the Gentiles seven hundred yeares, and how long it shall reigne aftenwards among the Iewes, no computation teacheth us, as farre as I can finde.” (p.1053).
542 Brightman, Revelation, p.656, 690, 1061, 1068vv.
543 Brightman, Revelation, p.1051. Cf. p.1052: “For this is the Kingdom of Christ, when he ruleth in the middst of any people, and swayeth them with the scepter of his word. And this is indeed the most true Empire and kingdom of any nation, when it is subiected to Christs Empire alone, and when it is governed by his conduct and command alone.”
zouden worden opgenomen en de aarde door vuur zou vergaan.544 Hiermee ging Brightman veel verder dan tot dan toe levende verwachtingen en was hij de eerste Engelse Protestant die een voluit chiliastische visie ontwikkelde.545 Voor deze visie beriep hij zich op de kerkvaders Papias, Ireneus, Justinus, Tertullianus en Lactantius. Hij noemde in dit verband ook Augustinus, hoewel hij zich er van bewust was, dat hij zich slechts op een klein deel van diens opvattingen kon beroepen. Brightman benadrukte dat ook zij spraken over een geestelijk rijk, waarvan zij de oneindige zaligheid met aardse beeldspraak beschreven, een wijze van spreken, die zij volgens hem gemeen hadden met de oudtestamentische profeten. Sommigen van hen legden volgens hem teveel nadruk op aardse genietingen, maar dat enkel en alleen omdat zij wisten, dat de kerk in dit rijk van Christus zou delen in zeer groot aards geluk.546 Totdat de Antichrist volledig vernietigd zou zijn, zou de kerk op aarde nog met vele tegenslagen te worstelen hebben, maar daarna zou zij triomferen. Volgens hem dwaalden sommige kerkvaders wel ernstig, doordat zij verwachtten dat de voorspoed op aarde genoten zou worden ná de opstanding der doden, waardoor zij aardse zaken verbonden aan de eeuwige gelukzaligheid van de heiligen, die met niets aards vergeleken kon worden.547
Hoewel Brightman visie in zijn tijd uniek was, was zij aan de andere kant niet meer dan de conclusie uit protestantse visies op de geschiedenis die in de 16e eeuw tot ontwikkeling gekomen waren, zoals bijvoorbeeld de visie van Bale.548 Vanuit de nadruk op Gods leiding in de geschiedenis en het vertrouwen op de mogelijkheid om op grond van de Schrift en historisch materiaal een samenhangende visie op het verloop van verleden, heden en toekomst te ontwikkelen, was het geen grote stap meer naar het verwachten van een toekomst die het verleden zou overtreffen. Nadat bij de Engelse Protestanten tot dan toe de overtuiging overheerst had dat de Reformatie het laatste hoogtepunt in de geschiedenis was geweest, begon nu de verwachting van een nog verdere doorwerking van het Evangelie meer naar voren te komen.549 Hiermee zien wij een accentverschuiving optreden die nog aanleiding zou zijn tot veel discussie en verschillende eschatologische ontwerpen, zoals we in het volgende hoofdstuk zullen zien.
Vanaf 1606 zijn er voorbeelden te vinden van een mogelijke invloed van Brightmans visie op anderen. William Symonds, een voorganger in de staatskerk, die in 1613 de doctorsgraad zou verwerven, stelde in 1606 dat de eerste opstanding in 1364 had plaatsgevonden als gevolg van de verkondiging van Wycliffe. Voor duizend jaar zou nu het Evangelie verbreid worden, tot overwinning komen en een bloeitijd beleven.
544 Brightman, Revelation, p.1120v.
545 Christianson, Reformers, p.105v. Volgens Zakai, Brightman, p.39, bood hij zo een alternatief voor Augustinus’ dualistische wereldbeeld, “by finding a point in time and history where the heavenly city and the earthly city would coalesce, or when the visible and invisible Church would unite.”; cf. Clouse, Influence, p.59.
546 Brightman, Revelation, p.1052.
547 Brightman, Revelation, p.1053.
548 Firth, Tradition , p.210 v: “The sixteenth-century reformers had managed to avoid the millenarian heresy inherent in their interpretation of the Apocalypse only by insisting that the emphasis be placed on its application to the past; but they had not built a sufficient defence against its reintroduction, and by the seventeenth century, when new and vocal minorities sought a justification for a future reformation, millenarianism could claim for itself a respectable background in the histories written in the sixteenth century, and needed only the boldness to draw conclusions already implicit in them.” 549 Bauckham, Tudor Apocalypse, p.227.
Tijdens deze duizend jaar zou de strijd tegen de Antichrist echter wel doorgaan.550 In 1609 schreef Henoch Clapham dat sinds 1333 Satan voor duizend jaar gebonden en de macht van Rome in verval was; na deze duizend jaar zou de kerk onderdrukt worden door Gog en Magog, die door Christus bij Zijn Wederkomst vernietigd zouden worden samen met alle heidenen.551
Thomas Draxe, voorganger in de staatskerk, verwachtte blijkens zijn geschriften uit 1608 dat het einde der tijden gelukkig zou zijn met het oog op de weldaden van Christus, het licht van het Evangelie en de wereldwijde samenvoeging van Joden en heidenen in één kerk.552 Maar met het oog op de ondankbaarheid van de wereld en de verleiding door de Antichrist zou het een ellendige tijd zijn. Het aantal godloochenaars, huichelaars, afvalligen en onverschilligen zou vele malen groter zijn dan het aantal van hen die God oprecht zouden dienen. Toch zou de kerk niet ondergaan, maar ondanks de tyrannie van de Antichrist zouden velen God blijven aanroepen. Alle uitverkorenen, aan wie God het zegel van Zijn verkiezing en aanneming had geschonken, zouden behouden worden. Mogelijkerwijs zou er in de tijd van de bekering der Joden veel geloof en ijver op aarde zijn, maar daarvan zou bijna niets overblijven, omdat vele valse Christussen zeer velen zouden verleiden.553 Voor Draxe bleef de kerk tot het einde toe onder het kruis, zonder zichtbare glorie. In 1615 was hij echter optimistischer, mede onder invloed van Brightman, wiens opvattingen betreffende de twee millennia hij overigens afwees554: de tijd van de bekering der Joden en de periode daaropvolgend zou een grote opleving te zien geven in grote delen van de wereld. Niet wereldwijd, want de verkondiging van het Evangelie over de gehele aarde was reeds geschied in de tijd der Apostelen en zou niet herhaald worden. Maar in Amerika en het Turkse rijk zou dan het licht van het Evangelie opgaan.555 Vòòr de bekering der Joden zou Rome verwoest worden en zouden de Paus en al zijn aanhangers, die zouden proberen de ware Christenen uit te roeien, volledig te gronde gaan. Na de bekering der Joden zouden de Turken, die hen zouden aanvallen om hun terugkeer naar Kanaän te verhinderen, verslagen worden. Gedurende een korte tijd na hun bekering zouden de Joden een roemruchte en voorbeeldige kerk vormen.556 Op deze periode zou echter weer het optreden van valse profeten en valse Christussen volgen, een tijd van rampen; velen zouden laks worden in het geloof en zich koesteren in een valse zekerheid. Kortom, de verwachting van een “golden world” bleef voor Draxe een dwaling.557
Volgens Thomas Sutton, voorganger in de staatskerk, zou de bekering van de Joden ook de heidenen tot voordeel strekken door de herstelde eenheid, de groei van de kerk en de bevestiging van het geloof van de heidenen door de ijver van de Joden. Ook hij verzette zich echter tegen de opvatting dat het Evangelie voor de tweede maal over de
550 Symonds, Pisgah, p.203, 208vv.
551 Clapham, Discourse, p.M4r-N3v.
552 Draxe, Resurrection, p.50; cf. p53: “The conversion of the nation of the Iewes, shall be the worlds restauration, and shall wonderfully confirme the faith of the Gentiles, Rom. 11.12. Ioh.10.16. The reason hereof is, for that they both shall have perfect ioy, when both Iewes and Gentiles shall alike enioy the common felicitie, and all scruples, doubts and all causes of any pretended separation, shall bee taken away and remooved.”
553 Draxe, Resurrection, p.50; cf. Signes, x.Xx: volgend op de verleiding zal de meerderheid leven in onverschilligheid voor God en Zijn gebod, zonder zich te bekommeren om de Wederkomst van Christus.
554 Draxe, Alarum, p.100vv.
555 Draxe, Alarum, p.A5r, 29.
556 Draxe, Alarum, p.62v, 72vv, 75vv.
557 Draxe, Alarum, p.85-97. Draxe’ ontwerp van de toekomst vertoont veel gelijkenis met dat van Bale, hoewel deze door Draxe niet wordt genoemd.
gehele aarde zou worden verkondigd. In de Schrift was volgens hem noch een opdracht, noch een belofte dienaangaande te vinden. In de eerste plaats hadden volgens hem de apostolische roeping en de apostolische gaven reeds eeuwen opgehouden te bestaan. In de tweede plaats zou er bij de Wederkomst van Christus bijna geen geloof op aarde zijn, terwijl deze toch kort na de roeping van de Joden zou plaatsvinden. Misschien mocht er een herleving van het Evangelie verwacht worden in dat deel van de wereld waar de Joden na hun bekering zouden verblijven, maar dit zou volgens Sutton niet wereldwijd zijn.558
In navolging van Brightman publiceerde ook de jurist Sir Henry Finch chiliastische verwachtingen. Na de roeping en bekering van de Joden zouden er door het stralende licht van het Evangelie tijden van vrede, vreugde en welzijn aanbreken, in de volle omvang die op aarde mogelijk was. Wanneer de Joden eenmaal de Turkse macht zouden hebben vernietigd, zouden Gods heiligen op aarde het hoogst mogelijke geluk genieten. Finch zag geen enkele tegenstelling tussen het christelijk geloof en de verwachting van een heilstijd op aarde: “Christianity and providence in worldly matters stand well together.”559 Waar vele critici van het chiliasme de afwijzing hiervan verbonden met het vermeende Joodse karakter van deze verwachting, zag Finch in de voorspoed van de ene kerk in het laatst der dagen de vervulling van een groot deel van het verlangen van de Joden.560 Hiermee was Finch de eerste die expliciet een positieve waardering liet blijken van Joodse toekomstverwachtingen.
De Congregationalist Thomas Goodwin was van mening dat Gods oordelen de macht van Rome en de Turken zouden breken, waarna er ruimte zou zijn voor de terugkeer van de bekeerde Joden naar Kanaän. Vervolgens zouden Rome en de Turken de handen ineenslaan tegen de ware kerk uit de heidenen en uit de Joden, die groot zou zijn als gevolg van de bekering der Joden. Christus zou dan echter verschijnen en de bedreigde Christenen te hulp komen en eigenhandig hun vijanden vernietigen. De ene kerk uit Joden en heidenen zou vervolgens in vrede op aarde leven gedurende het duizendjarige rijk van Christus.561
Ook bij Richard Sibbes, die gold als één van de leiders van de Puriteinen, leefde de overtuiging dat de bekering der Joden zou leiden tot “golden times” en een glorieuze staat van de kerk, die overigens niets afdeed aan het uitzien naar de Wederkomst van Christus.562 De invloedrijke Puritein Thomas Wilson, die voorganger was in de staatskerk, was er, evenals bisschop Patrick Forbes van Aberdeen en Thomas Mason, voorganger in de staatskerk, van overtuigd dat er aan het eind der tijden na de massale bekering der Joden een geheel zuivere kerk uit Joden en heidenen zou bestaan met een zuivere leer, uitblinkend in een zodanige vroomheid en levenswandel dat het zou lijken of de wereld herschapen was.563 Ook wat uiterlijke omstandigheden betrof zou
558 Sutton, Lectures, p.230, 377v; hij concludeerde: “They therefore that looke for an universall preaching, may sooner see Christ comming on the clouds of heaven.”
559 Finch, Song, p.125.
560 Finch, Song, p.72: “she shall herselfe become of the same society, and by the communion of the Spirit, grow up with the Gentiles into one Citie embracing Christ, whom so long they shall have reiected and making one glorious part, both for government and doctrine of the heavenly Tsion, Ierusalem which is above, shee shall then obtaine a great part of her desire, and be in a manner perfected, not being far from that rest and happinesse which she longeth after, to bee received into the perfect communion of her sponse”.
561 Goodwin, Revelation, p.28v.
562 Sibbes, Bride p.546; Eccho, p.535: “There shall be a kind of new world at the conversion of the Jews; but when the church is under that blessed condition, yet it is under desires still of further perfection, till an end be made of all things All the desires of the church are restless till the consummation of all things in the latter coming of Christ.”
563 Wilson, Romans, p.970; Forbes, Learned Commentarie, p.229; chiliastische verwachtingen wees hij
dit een gezegende kerk zijn, die hoog in aanzien zou staan vanwege haar leer en de wijze waarop zij leefde. Dwalingen en verdorvenheid, zoals onder de regering van de Antichrist, zouden dan afwezig zijn; vervolgingen en kwellingen zouden ophouden, omdat deze vernieuwede kerk gezegend zou zijn met grote zuiverheid en vrede.564 Thomas Cooper, voorganger in de staatskerk, verwachtte dat latere generaties tijden zouden beleven, waarin het Evangelie zijn invloed zou uitbreiden, wanneer Joden en heidenen zich zouden verenigen in het geloof in Christus en eenparig de Heere zouden aanbidden.565 John Prideaux, Regius Professor of Divinity te Oxford (1615-1642) en later bisschop van Worcester (1641-1650), de grote verdediger van het Calvinisme tegen de Arminianen566, wees de chiliastische visies, die in zijn tijd de kop opstaken, af567, maar verwachtte wel een glorietijd voor de kerk op aarde na de bekering van de Joden.568
Brightman introduceerde het postmillennialistische denken in Engeland; in 1627 kwam er een andere vorm van chiliasme naar voren, die pessimistischer was over het verloop van de geschiedenis. Alsted en Mede publiceerden toen in het Latijn (Engelse vertalingen volgden in 1642-43) hun overtuiging dat het duizendjarig rijk geheel toekomstig was en spoedig aan zou breken, voorafgegaan door geweldige omwentelingen, zoals de val van Rome en de bekering van de Joden. Dit premillennialisme, dat de huidige situatie sterker onderscheidde van de komende heilstijd, werd in Engeland na 1640 door velen opgenomen, met name door Congregationalisten; we zullen het in het volgende hoofdstuk behandelen. Dergelijke premillennialistische verwachtingen, die wij vòòr Mede niet gevonden hebben bij Engelse theologen, waren reeds eerder veroordeeld met een beroep op de verwerping van het chiliasme door de oude kerk. Ook klonk het verwijt dat de chiliasten te letterlijk, te aards, te vleselijk waren in hun uitleg van teksten die geestelijk verstaan moesten worden; Zo stelde de Schotse wiskundige John Napier dat chiliastische gedachten voortkwamen uit het te letterlijk en als directe tijdsaanduiding lezen van Openbaring 20.569 De overtuigde Puritein Dent verwierp de chiliastische uitleg van deze tekst als een dwaling en stelde dat de tekst betrekking had op de opstanding uit de dood der zonde door de prediking van het Evangelie gedurende de eerste duizend jaar sinds de komst van Christus. Aan de tijd van het woeden van de weer losgelaten Satan middels het Pausdom was sinds de hernieuwde prediking van het Evangelie een eind gekomen.570 Volgens John Mayer, voorganger in de staatskerk, die commentaren publiceerde op alle Bijbelboeken, waren Brightman en Forbes de enigen die Openbaring 21 uitlegden als betrekking hebbend op de positie van de kerk op aarde na de vernietiging van de Antichrist en de bekering van de Joden. Alle anderen legden dit volgens hem uit als de staat van de triomferende kerk in de hemel, na het Laatste
af; Mason, Revelation, p.96-102; het nieuwe Jeruzalem (Openb. 21: 9vv) beschouwde hij als “a Vision of the glory that the Church then shall have.” (p.96).
564 Wilson, Romans, p.971.
565 Cooper, Blessing, p.55.
566 Trevor-Roper, Laudianism, p.65; deze noemt hem “the most respected figure in Oxford”.
567 Prideaux, Expectation, p.21: het chiliasme is een “ancient errour”.
568 Prideaux, De Mille Annis, p.213 (2e paginering): “Concedo enim Iudaeorum vocationem, et inde
futuram Ecclesiae militantis exoptatissimam foelicitatem”.
569 Napier, Plaine Discovery, p.240: “these 1000 yeares of our reigning with Christ, after wee are freed from the second death, must infinitely bee taken for eternity and for the eternall Sabboth. Where note, that by this test literally and definitely taken, resulted the great errour of Cerinthus, and his secte of Chiliasts or Millenaries.”
570 Dent, Ruine, p.272, 274v.
Oordeel.571 Een dergelijke afwijzing van het chiliasme vinden we ook hij George Gifford, die sympathiseerde met de Presbyterianen572, Thomas Rogers, Chaplain van aartsbisschop Bancroft573, Andrew Willet, een Calvinist die zich conformeerde aan de binnen de staatskerk geldende voorschriften574, bisschop Forbes575, John Harrison, die meerdere overheidsfuncties bekleedde576, Prideaux, overtuigd Calvinist en hoogleraar theologie te Oxford577 en Henry King, Archdeacon van Colchester. Deze laatste was samen met Rogers de enige in deze periode van wie wij gevonden hebben dat hij expliciet de verwachting van een Messiaans rijk op aarde afwees als een ijdele Joodse verwachting.578 Zo zien wij dat door hen, die in de periode 1589-1639 schreven over een toekomst voor Israël, chiliastische visies over het algemeen werden afgewezen, hoewel bij velen van hen de overtuiging leefde dat er na de bekering der Joden voor de kerk op aarde een tijd van bloei en/of vrijheid van vervolging zou aanbreken.
Hoewel chiliasten als Brightman stelden dat zij geen ‘vleselijk’ heil verwachtten, maar een heilstijd op aarde, was het voor hun critici een onmogelijkheid om het heil als een historische en tastbare realiteit op aarde te denken. Zij benadrukten steeds weer dat het verlangen van de Christen gericht diende te zijn op de hemel; daar lag volgens Prideaux de toekomst van de gelovigen en alleen daar zou het heil een tastbare realiteit zijn. De huidige hemel en aarde waren volgens hem niet meer dan de decorstukken van een toneelstuk, die na de voorstelling werden weggeworpen.579
3.2.2 SAMENVATTING
De plaats die men gaf aan de bekering der Joden in het verloop van de toekomst varieerde. Een deel van de auteurs, zowel Puriteinen als Conformisten, beschouwden deze bekering als het laatste teken voorafgaand aan de Wederkomst van Christus, een opvatting die we reeds in het vorige hoofdstuk aantroffen; sommigen stelden slechts dat deze bekering nabij was. Maar op het verloop van de toekomst ging men niet nader in.
Een ander deel van de bestudeerde Engelse Protestanten verbond de bekering der
571 Mayer, Interpretatio, p.504: “it doth abhorre from all Christian reason, that the faithfull being raised again should wallow in carnall pleasure.”; p.521.
572 Gifford, Revelation, p.389.
573 Rogers, Doctrine, p.68.
574 Willet, Romanes, p.227v, in een excurs getiteld ‘Against Chiliasts’: “whereas the Scripture speaketh of eating and drinking in the kingdome of heaven, thereby Ambrose upon Luke well understandeth communicationem aeltrnae faelicitatis, the communicating and participating of everlasting felicitie and happiness: as the Scripture useth by such phrases taken from temporall and earthly delights to expresse spirituall ioyes.”
575 Forbes, Learned Commentarie, p.213.
576 Harrison, Messiah, p.28v, waar hij over de inhoud van de prediking van Christus stelde; “what was his doctrine? of this world, or worldly delights, of pleasure, or profite, no, no, (quite contrarie to the humours of this wicked world, and to the corruptions of flesh and blood.”
577 Prideaux, De Judeaorum Vocatione, p.52, 54, 57: “Regale quidam numus in hoc mundo Sacerdotium, sed ad virtutes ipsius annunciandas, qui nos e tenebris vocavit in admirabilem hanc suam lucem, non ut Anti-Christo ... nostris crepidis subderemus Turcarum et Chiliastarum sunt ista deliria,
qui Paradisum somniant futurum”.
578 King, Lords Prayer, p.105: “no eye so dull, but that discernes this Kingdome here specified, not to lye so low as Earth, nor is that Temporall Kingdome of Christ, which the Iewes vainely expect, here meant.”
579 Prideaux, Expectation, p.20v (bij 2 Petrus 3: 13): “These Heavens and Earth then, which we see, being utterly taken away, as a stage removed, when the Pageant is finished: the new Heavens and new Earth we are to expect, can be no other, but that Heaven of Heavens.”
Joden met een kortere of langere bloeitijd van de kerk. De chiliastische visies van Brightman, Finch en Goodwin kunnen beschouwd worden als de meest radicale en meest omstreden vorm, waarin deze verwachting werd uitgewerkt.580 Deze drie verwachtten de bekering der Joden in het midden van de zeventiende eeuw en het begin van het rijk van Christus op aarde tussen 1690 en 1700. Door anderen werd de mogelijkheid van dergelijke berekeningen bestreden.
Niemand van hen die zich bezonnen op de toekomst van de Joden en Israël, wees expliciet de verwachting van een nog komende bloeitijd van de kerk op aarde af. Deze verwachting begon gedurende de periode 1589-1639 een eigen plaats op te eisen in het theologische denken van Engelse Protestanten. Tot een duidelijke consensus op het gebied van de eschatologie leidde dit echter niet. De kritiek op een chiliastische invulling van de bloeitijd der kerk op aarde was zowel bij Puriteinen als Conformisten nadrukkelijk aanwezig, maar veranderde in de loop van de tijd wel van karakter: waar men in het begin met name de verwachting van aardse genietingen afwees, kwam later meer het accent te liggen op de afwijzing van de mogelijkheid van een realisering van het heil op aarde, al dan niet vòòr de Wederkomst. Zoals we in het volgende hoofdstuk nog zullen zien, werd dit laatste punt vanaf 1640 steeds meer onderwerp van intensieve discussie.
Optimistische verwachtingen aangaande de toekomst van de kerk op aarde kwamen op in het begin van de zeventiende eeuw, waarin er voor hen die verdere hervormingen van de Engelse kerk als noodzakelijk beschouwden, officieel geen ruimte was binnen de staatskerk. Blijkbaar beschouwden de radicalere Puriteinen in het licht van hun eschatologie het verzet van de zijde van de vorst en de kerkelijke hiërarchie tegen het streven naar verdere hervormingen, slechts als een tijdelijke belemmering en niet als bewijs van het ongelijk van hun eigen verwachtingen, die gedragen werden door de apocalyptische traditie. Voor degenen die zich niet verzetten tegen de liturgische vormen en de bestuursvorm van de Engelse staatskerk, of deze zelfs verdedigden, waren er binnen deze kerk geen blokkades voor het tot volle bloei komen van de kerk. Voor hen was het wachten gericht op het moment dat God de bekering der Joden zou bewerken.
De aandacht voor het verloop van de toekomst en de datering van toekomstige gebeurtenissen is in de periode van 1589-1639 vooral te vinden bij Puriteinen binnen de Engelse staatskerk en in duidelijk mindere mate bij Conformisten; de Congregationalist Thomas Goodwin is de enige hier besproken theoloog die buiten de staatskerk stond. Het ontbreken van een positieve bijdrage van Arminianen aan de bezinning op het verloop van de toekomst wijst erop dat zij, sterker nog dan de meeste Engelse Calvinisten, vasthielden aan de traditionele Augustijnse opvattingen betreffende de eschatologie.
3.3 DE BEOORDELING VAN DE JODEN
3.3.1 NAAR HET EVANGELIE VIJANDEN OM UWENTWIL ...
In de door ons bestudeerde geschriften vinden we negatieve uitspraken over de Joden meestal in de vorm van losse opmerkingen, of in de vorm van één of meerdere bijvoeglijke naamwoorden, wanneer er over de Joden gesproken werd. Bij geen van
580 Cf. Capp, Millennium, p.157: “I believe there was a consensus among English Protestants that current events were the fulfilment of the Biblical prophecies of the latter days; but that this consensus did not extend to agreement on an imminent millennium, a doctrine which remained suspect (though widespread) until the Revolution in the 1640s.”
de in dit hoofdstuk besproken Engelse Protestanten, met uitzondering van de Schotse hoogleraar Robert Rollock, ontbreken negatieve uitspraken over de Joden. Daarbij moet echter niet vergeten worden dat men ook vaak de Joden noemde zonder daarbij een nadere kwalificatie te geven. Bovendien kwamen negatieve beoordelingen van de Joden voor naast soms glorieuze verwachtingen aangaande hun toekomst en positieve waardering van elementen uit het gedrag en de opvattingen van Joden. Zoals reeds eerder vermeld, ontleende men wat men over de Joden schreef niet aan eigen waarneming, want slechts een enkele Engelsman had vòòr 1640 ooit contact met Joodse gemeenschappen. Een beroep op Joodse bronnen vinden we slechts uiterst zelden. De bronnen die men benutte, waren overleveringen en de geschriften van Christenen.
Een aantal negatieve beoordelingen van de Joden maakt duidelijk dat men het ongeloof van de Joden in Jezus als de Messias niet anders kon duiden dan als een bewuste en weloverwogen afwijzing. Dit blijkt reeds bij de meest voorkomende kwalificaties van de Joden, namelijk dat ze koppig, hardnekkig en kwaadwillig waren.581 Ook werd als negatieve eigenschap van de Joden de hebzucht genoemd.582 Volgens Thomas Wilson trof de Joden het verwijt dat zij het de heidenen misgunden te delen in het heil, terwijl henzelf daardoor toch niets werd ontnomen.583 Een sterkere negatieve lading vinden we waar gesproken werd over de haat van de Joden tegen Christus, het christelijk geloof en de Christenen.584 In dit kader noemde een enkeling ook de oude legenden betreffende rituele kindermoorden in de Paastijd en hostieschendingen.585 In hetzelfde kader staat de uitspraak dat de Joden geïnspireerd waren door Satan. De omwille van het ongeloof verworpen kerk van de Joden had alle voorrechten verloren en was nu volgens sommigen verworden tot een synagoge van Satan.586 Opvallend is dat men, ondanks de veronderstelde anti-christelijke instelling van de Joden en de benaming ‘synagoge van Satan’, hen niet in verband bracht met de Antichrist. De verwachtingen betreffende de bekering van de Joden en de in Engeland reeds traditioneel geworden verbinding van de Rooms-Katholieke kerk, c.q. de Paus, met de Antichrist, hebben deze verbinding blijkbaar verhinderd. Andrew Willet verwierp de opvatting van Hippolytus dat de Joden zeer gehecht zouden zijn aan de Antichrist; Willet achtte het onwaarschijnlijk dat de Joden, die tot dan toe geen afgodendienaars waren geweest, zich met de afgoderij van de Antichrist zouden
581 Broughton, Seder Olam, p.3, 14; Boys, Works, p.524; Griffith Williams, True Church, p.841.
582 Willet, De vocatione, p.29r-30v; Draxe, Resurrection, p.l.
583 Wilson, Romans, p.810.
584 Willet, De vocatione, p.17r; Broughton, Seder Olam, p.14; Wilson, Romans, p.980; Harrison, Messiah, p.15, 17; Draxe, Resurrection, p.12v; cf. p.1, 101; Murton, Obiections, p.120; Parr, Exposition, p.110 (Chap. XI): “The hatred of the Iewes to the Gospell is deadly: as appeared in the crucifying of Christ, in their persecuting the Apostles, and their extreme malice to Christians of all times”; cf. p.152, 154, 162; Gifford, Revelation, p.55 (bij Openb. 2: 9); Boys, Works, p.919; Mayer, Interpretatio, p.271; Page, Exposition, p.146; Griffith Williams, True Church, p.823; Weemse, Treatise, p.338; een dergelijke vijandschap zag hij bij hen die Joden waren naar “birth, religion, and affection”. Volgens hem was er ook een groep Joden die dit slechts was naar geboorte en religie en die zich vreedzaam en zonder aanstoot te geven opstelde.
585 Willet, De vocatione, p.29r-30v. Deze middeleeuwse beschuldigingen vinden wij ook bij Parr, Exposition, p.110 (Chap. XI): hij beschouwde dit als één van de (terechte) redenen voor hun verbanning uit Engeland in A.D. 1290, cf. p.69; Griffith Williams, True Church, p.842.
586 De term is ontleend aan Openbaring 2: 9 en 3: 9. Cf. Broughton, Require, p.l; Gifford, Revelation,
p.55 (bij Openb. 2: 9): “having reiected the Saviour of the worlde, and the worde of life, they are no longer the Church of God, but ... the malignant Church of the divell.”; Perkins, Chaine, d35, rekende de Joden tot het rijk der duisternis, de gehele menigte van Christus’ vijanden, waarvan de duivel de vorst was.
inlaten.587 Laurence Deios beschouwde, evenals John Welsch, de schoonzoon van John Knox, Elnathan Parr en bisschop Griffith Williams, de rooms-katholieke opvatting dat de Antichrist een Jood uit de stam van Dan zou zijn als een poging om de aandacht van de Paus als Antichrist af te leiden.588 Robert Shelford, die sympathiseerde met de Arminianen, was in deze periode de enige door ons gevonden auteur die de door hem negatief beoordeelde Joden nauw verbond met de Antichrist. Volgens hem zou de Antichrist uit de Joden komen: dezen waren de eersten die Christus verworpen hadden, dus lag het volgens hem voor de hand dat zij de eersten zouden zijn die de Antichrist zouden ontvangen.589 In zijn opvatting dat de Antichrist nog moest komen, stond hij duidelijk buiten de protestantse consensus, die Paus aanwees als de Antichrist.
3.3.2 DE BLINDHEID DER JODEN TEN AANZIEN VAN DE SCHRIFT EN DE MESSIAS
Vaak sprak men over de blindheid van de Joden voor de waarheid van het Evangelie. Wat men hiermee precies bedoelde, wordt duidelijker uit wat de Calvinist Willet stelde over het feit dat het in zowel het Oude als het Nieuwe Testament ging om dezelfde wortel van geloof, met dezelfde wezenlijke inhoud en betekenis, hoewel de sacramenten in uiterlijke vormen en rituelen verschillend waren. De heidenen hadden niet een nieuw geloof ontvangen, maar waren deelgenoten geworden van het geloof van de aartsvaders dat ook de wortel was van Israëls geloof.590 Ook bisschop Lancelot Andrewes, Thomas Cooper, een Calvinist die zich niet verzette tegen het bestuur en de vormen van de staatskerk waarin hij voorganger was, en de Calvinist Parr onder- streepten elk op hun eigen wijze de eenheid tussen het - oorspronkelijke - Joodse geloof en het christelijk geloof.591 Met hun vasthouden aan de vormen van het Oude Testament waren de Joden dus blind voor de vervulling daarvan in het Nieuwe; zij beschouwden het als een ander geloof, terwijl het volgens de christelijke visie slechts de onthulling was van de wezenlijke inhoud van het Joodse geloof. Dit was zonne- klaar voor Christenen; dat de Joden dit niet zagen, kon in de ogen van Engelse Protestanten slechts betekenen dat de Joden, vrijwillig of onvrijwillig, blind waren voor de waarheid. Zo was de Conformist Marten ervan overtuigd dat het Oude Testament het gehele werk van Christus in ondubbelzinnige termen schilderde, zodat het feit dat de Joden Hem niet erkenden als Messias slechts hun koppig verzet tegen
587 Willet, Romanes, p.510.
588 Deios, Antichrist, p.6, 13, 16, 46; Welsch, Reply, p.287; Parr, Exposition, p.103 (Chap. XI); Griffith Williams, True Church, p.834v. Ook in het mogelijk door Thomas Cartwright geschreven Revelation, dat in 1622 werd gepubliceerd, vinden we op p39 deze argumentatie.
589 Shelford, Discourses, p314; zoals Christus uit de Joden was en het eerst tot hen kwam, zo zou ook Antichrist uit de Joden komen en eerst hun steun proberen te verwerven; p.315: “the Jews are a vile kinde of people, disperst like vagabonds amongst all nations ... and among us Christians, whom we detest, we call a Jew.”
590 Willet, Romanes, p.224, 525 (bij Rom. 11: 17); hij vermeldde hierbij, dat dit stond tegenover de leer van Rome die ontkende “that the Sacraments of the old Testament had the same spirituall substance with the Sacraments of the New.”; Adams, Peter, p.1097, deelde de opvatting van Willet.
591 Andrewes, Pattern, p.47: “our religion is the same which the Jews had before Christ; for as the Law is nothing else but the old gospel, so the gospel nothing but the new Law; the Law evangelium recunditum, ‘the gospel under veil’, the gospel lex revelata, ‘the law unveiled.’.”; Cooper, Blesssing, p.29v: “the Religion of the Iewe was the true Religion ... not onely pointing at Christ to come; But applying Christ as come already, though not in the Flesh, yet in power and efficacie”; Parr, Exposition,
p.95 (bij Rom.11: 24): “The Church is called the Iewes owne Olive. There is but one Church, and that is the Iewes, into whom we are graffed: and when they shall be called, they shall not bee graffed into us, but into their owne stocke.”; p.69: de weg tot verlossing is in het Oude en Nieuwe Testament dezelfde, slechts de vorm der ceremonieën verschilt.
de waarheid toonde.592 Ook volgens de Calvinist en vooraanstaande Puritein Thomas Wilson bood het Nieuwe Testament geen nieuwe leer ten opzichte van het Oude; in het Oude Testament was niets beloofd, wat niet vervuld was in het Nieuwe.593 Deze laatste stelling, dat het gehele christelijke geloof reeds zonneklaar getekend was in het Oude Testament en dat het Nieuwe Testament ten diepste niets anders bracht dan de onthulling van het Oude, had een duidelijke functie in de pogingen om het gelijk van het christelijk geloof te bewijzen tegenover de Joden. In de door ons bestudeerde bronnen valt in dit verband de nadruk op het feit in Jezus als de Messias alle beloften van het Oude Testament vervuld zijn; de triniteits-leer, vanouds een twistpunt tussen Joden en Christenen, werd niet aan de orde gesteld. Zo stelde William Guild, na een aantal voorbeelden gegeven te hebben van oudtestamentische teksten die door de Christenen werden uitgelegd als betrekking hebbend op Christus:
“Let them peruse in like maner, the rest of these Prophecies that are spoken of him ... and (laying aside their stiffe-neckednes, of old upbraided unto them) truely apply, and they shall be forced to come to that conclusion of Apollos, that it is evident by Scripture (Acts 8.28), that Iesus is that Christ, all those things spoken of the Messiah, agreeing to him alone”.594
Het feit dat de Joden de Schrift anders verstonden dan de Christenen kon ook hij niet anders duiden dan als gevolg van koppigheid, één van de negatieve karaktertrekken die aan de Joden werden toegeschreven. Inhoudelijk zag hij dit verzet teruggaan op de nederigheid en de geringe status van Jezus, zijn dienstknecht-gestalte en eerloze dood, terwijl de Joden een glorieuze aardse koning verwachtten en een fysieke verlossing.595 Een zelfde benadering vinden we bij John Harrison, die onderstreepte dat zowel Joden als Christenen zich beriepen op dezelfde Schrift, maar tot een tegengestelde interpretatie en toepassing kwamen. De Joodse uitleg was volgens hem letterlijk en vleselijk, betrokken op de nog komende Messias en Diens aardse rijk, de christelijke uitleg geestelijk en betrokken op de vervulling van alle beloften en profetieën in en door de reeds gekomen Messias, Wiens rijk niet van deze wereld was.596 De tegenstelling tussen ‘letterlijk / vleselijk / tijdelijk’ en ‘geestelijk’ keerde voortdurend terug in dit geschrift van Harrison. Volgens hem was er een in de loop der geschiedenis toenemend verzet van Joodse zijde tegen het christelijke spreken over de Messias aan te wijzen: waar Joden eerst alleen de vervulling van de oudtestamentische beloften en profetieën in Christus ontkenden, begonnen zij later ook te ontkennen dat de Messias God moest zijn. Harrison is de enige die deze problematiek aan de orde stelde; hij wilde de goddelijkheid van de Messias in de lijn van de christelijke traditie op grond van de Schrift en Joodse geschriften aantonen. In meerdere opzichte doet
592 Marten, Sound, p.1’.
593 Wilson, Romans, p.973.
594 Guild, Harmony, p.N7v-8r; dit gehele geschrift was volgens de titel bedoeld “To confirme the Christian; and convince the Iew.”
595 Guild, Harmony, p.N8r. Cf. Griffith Williams, True Church, p.835, 842: de Joden waren zo aardsgezind, dat ze nooit in groten getale een geestelijk rijk zouden zoeken; Andrewes, Pattern, p.43; Baker, Meditations, p.85: “their King they saw, bul his Kingdome they saw not: for, how could they see that which was spirituall with carnall eyes?”
596 Harrison, Messiah, p.A3r; cf. p.20: “all the knowledge they have in the Scriptures, [is] the bare Hebrew letters, and no more. Yet can they not speake one word of the tree spirituall language of Canaan, ... of the celestial Canaan, the heavenly Ierusalem, of the spiritual temple, of the mysticall body of the Messiah, that is to say, his Church, no relish at all of the Spirit of God, or any spirituall worship among them.”
zijn wijze van argumenteren denken aan Hugh Broughton, vooral in één van zijn scherpste passages over de profetie van de 70 weken in Daniël 9, die volgens hem zonneklaar de tijd en de omstandigheden van de komst van de Messias voorspelde. De weigering van de Joden om deze profetie op dezelfde wijze te verstaan als de Christenen, tekende hen als “Imps of Sathan, generation of vipers”.597 Hij was van mening dat met onweerlegbare argumenten en bewijzen, zowel uit de Wet als uit de Rabbijnen, aangetoond kon worden dat de Messias reeds gekomen was. De verblinding van de Joden verklaarde hij zowel uit het oordeel van God, Die hun hart met een sluier bedekt had - een verwijzing naar 2 Korinthe 3: 14 -, zodat zij niet konden verstaan, als uit hun bewuste afwijzing van de christelijke verkondiging.598 John Weemse, voorganger in de Schotse staatskerk, die bekendheid genoot vanwege zijn Bijbels-theologische studies, met name over de Pentateuch, gaf de meest uitgebreide opsomming van de belemmeringen die er volgens hem bij de Joden zelf aanwezig waren om de christelijke verkondiging te verstaan. Hij noemde de sluier over hun hart, het neerkijken op Christus’ zwakheid, een verkeerde Schriftuitleg, een nadruk op de boeken van Mozes en een verwaarlozing van de profeten, het niet volgen van de letterlijke betekenis van de Schrift, maar vluchten in allegorie en het boven de Schrift plaatsen van de Talmud en tot slot het afwijzen van niet-Joodse kennis en wetenschap.599 Edward Elton plaatste het Joodse geloof in de rij van dwaalleer, valse leer en bijgeloof.600
Niet alle schuld voor deze blindheid van de Joden werd op hen zelf gelegd. Zo beschouwde bisschop Forbes deze blindheid als mede bewerkt door de opkomst van de Antichrist, c.q. de Rooms-Katholieke kerk: door het bijgeloof, de afgoderij en de corruptie van Rome hadden de Joden nu een afkeer van het christelijk geloof.601 Deze opvatting, die soms het karakter aannam van een belijdenis van de schuld van de kerk en de individuele Christenen aan de verwerping van Christus en het Evangelie door de Joden, hebben we meermalen aangetroffen. (Zie verder § 3.4.2).
3.3.3 SCHULD, VERWERPING, LIJDEN EN DE BLIJVENDE BELOFTE
Vaak vinden we in geschriften uit deze periode ook een verwijzing naar de verwerping van de Joden door God en naar hun lijden, dat men over het algemeen niet omschreef, maar waarmee men doelde op hun ballingschap, de onderdrukking en vervolgingen waaronder zij leden en de erbarmelijke omstandigheden waaronder zij leefden. Deze verwerping van de Joden door God en hun lijden werden uitgelegd als straf voor hun verwerping van Jezus als de Messias. Meestal werd daarbij aangetekend, dat deze verwerping tijdelijk was en deel uitmaakte van het alomvattende heilsplan van God, dat ook de uiteindelijke bekering van de Joden omvatte als bevestiging en vervulling van Gods verbond met hen. Het meest uitgewerkt vinden we dit bij Robert Rollock, de in Schotland invloedrijke hoogleraar
597 Harrison, Messiah, p.15; cf. Walter Sweeper, Redemption, p.16:”the precise time pointed out by Daniel, Dan.9.24. the evident truth of this place hath wrung a confession from the blind Iewes, that Christ was then borne, but hid himselfe hitherto in a Paradise.” Sweeper was er dus van overtuigd, dat ook de Joden Daniël 9 als voorspelling van de tijd van de komst van de Messias lazen, maar weigerden Jezus van Nazareth als zodanig te erkennen.
598 Harrison, Messiah, p.61v, 15 en passim.
599 Weemse, Treatise, p.344-349.
600 Elton, Lords Prayer, p.39; als andere vormen hiervan noemde hij: “Paganisme, Turcisme, .., Papisme, Arminianisme, Anabaptisme, and such like.”
601 Forbes, Revelation, p.163, 169. Dat dit in zijn ogen voor de Joden geen verontschuldiging was, blijkt uit zijn spreken over “the obstinate abiding of Iewes ... in their infidelity” en hun “obstenate blindnesse and induration” (p.163v).
theologie te Edinburgh, die stelde dat de (tijdelijke) verwerping van de Joden een tweeledig, goed en heilzaam doel had: het heil der volkeren en daaruit voortkomend het heil der Joden. Dit laatste betrok hij niet op de individuele Joden, maar op het volk als geheel.602 Daarmee bevinden we ons meteen midden in het spreken over de uitverkiezing van Israël. Als regel kunnen we hier stellen dat de tijdelijkheid van de verwerping sterker benadrukt werd naarmate men nadrukkelijker de toekomst van de Joden behandelde in termen van de verkiezingsleer.
De nadruk leek bij Andrew Willet te liggen op de straf van God voor hun weigering te geloven in Christus, waardoor de Joden gebukt gingen onder onderdrukking. Deze straf zou duren tot hun algemene roeping door God, Die hun de ogen zou openen voor de oorzaak van Gods toorn tegen hen, zodat zij zich eindelijk met geloof en berouw tot God zouden keren en Jezus zouden erkennen als de Messias.603 De opvatting dat de Joden door hun lijden tot inzicht en bekering zouden komen, die we ook in het vorige hoofdstuk hebben gevonden, lijkt hier op de achtergrond aanwezig te zijn.
Thomas Draxe behandelde de straf van de Joden in het spanningsveld van verwerping en belofte: nadat hij had gesteld dat de Joden om hun afwijzing van Jezus als de Messias door God verworpen waren, liet hij daarop volgen dat het een verbazingwekkend en te aanbidden mysterie was, dat God gedurende de gehele kerkgeschiedenis een rest van hen tot het geloof in Christus had geroepen als voorlopers van de voor de deur staande algemene bekering. Voorbeelden hiervan noemde hij niet.604 Dezelfde spanning treffen we aan bij Harrison en John Boys: terecht was Gods oordeel over de Joden gekomen, ja, ze hadden dit over zichzelf afgeroepen, maar tegelijkertijd waren zij de kinderen van de belofte en hadden ze voorrechten boven de heidenen.605
Door hun verachting van Christus en het Evangelie hadden de Joden volgens Wilson al hun kracht verloren, zowel in geestelijk als in tijdelijk opzicht, zodat bij hen elke aandrang ontbrak om het goede te doen. Doordat ze zichzelf en hun kinderen vervloekt hadden, leefden ze nu in een erbarmelijke toestand, zonder eigen regering en staat, die zou duren tot hun roeping en bekering.606 Wilson was overigens één van de zeer weinigen die iets van ontzetting liet merken over alles wat de Joden was aangedaan, onder andere in Engeland. Hij noemde
“their great and long dispersion, and manifold calamities, desolations, and death in sundry countries, where they have been butchered like sheepe, as in England heere at London and Yorke, (by hundreds and thousands,) and elsewhere in other Countries, knocked downe by heapes, and others cruelly spoyled”.
Hij benadrukte dat de beloften aan de aartsvaders en Gods verkiezing, die niet
602 Rollock, Analysis, p.257 (bij Rom. 11: 11v): “Finis autem est, non hic ut offensi et reiecti planè conciderent, sed ut per eorum ruinam salus contingeret gentibus, ut Iudaei rursus ad aemulationem provocarentur ac servarentur. Ergo rejectionis duplex finis statuitor. quorum uterque bonus est ac salutaris: prior est sales gentium: posterior ex priore existens, est aemulatio ac salus Iudaeonam ». 603 Willet, Romanes, p.524 (bij Rom.11: 10).
604 Draxe, Resurrection, p.12v; cf. p.1, 101.
605 Harrison, Messiah, p.62; Boys, Works, p.919. Voor de blijvende plaats van de Joden op grond van Gods keuze voor hen: Harrison, Messiah, “yet are they, children of the Promise, and beloved for the fathers sake”. Hij noemde ook “their prerogatives and priviledges above the Gentiles”; cf. Boys, Works, p.152.
606 Wilson, Romans, p.904, 908. Dit is een verwijzing naar Mat. 27: 25. Cf. Harrison, Messiah,
ontkracht konden worden door hun huidige ongeloof en verzet tegen het Evangelie, voor de Joden van kracht bleven607; door het verbond en de beloften hadden de Joden als volk een aparte status gekregen die blijvend was, tenminste voor zover het het uitverkoren deel betrof.608 Forbes was van mening dat Gods wonderbaarlijke voorzienigheid bleek uit het feit dat de Joden reeds 1500 jaar een afzonderlijk volk gebleven waren, zonder dat ze ook maar ergens een stukje grond het hunne konden noemen. Hij concludeerde daaruit dat de gehele wereld zich nog zou verbazen over de grootheid van de genade en betrouwbaarheid van God jegens de Joden.609
Ook Sir Henry Finch beschreef nadrukkelijk de schuld van de Joden, geconcentreerd in de kruisiging van Jezus.
“No nation so contemptible and abhorred in the sight of God and Man.
And that worthily; for in thee is found a sinne of all that ever were in the world the shamefullest. To murder him that created thee, that by his word and workes did magnifie thee, and make thee so famous, that came in his owne person to save thee: the Lord himselfe from Heaven.”610
Naast het feit dat bij hem missionaire motieven meespeelden en hij poogde de Joden te overtuigen door hun de omvang van hun schuld voor ogen te tekenen en hen zo tot bekering te brengen611, beschouwde hij ook de bekering van de heidenen als een reden achter de huidige verwerping van de Joden. Wij zien dus ook bij hem een samenhang tussen de straf die de Joden door hun ongeloof op zich geladen hadden en Gods alomvattende heilsplan als verklaring voor de verwerping van de Joden, zodat de nadruk niet exclusief gelegd werd op de schuld van de Joden. Dat de verwerping der Joden voor hem inderdaad deel uitmaakte van Gods heilsplan wordt bevestigd, doordat hij schreef dat God de Joden niet zonder troost had gelaten; Hij bemoedigde hen in tegendeel met grote beloften.612
J.P. sprak wel over het herstel van de Joden, maar beschouwde in de tussentijd de ware Protestanten als het Israël van God en de verschillende volken als de stammen; zo benadrukte hij de ernst van de verwerping van de Joden door God.613 Ook Thomas Sutton zag een directe lijn lopen van de verachting van het Evangelie door de Joden naar de vijandschap van God tegen hen, die zich uitte in geestelijke en fysieke straf en gevangenschap; desondanks bleef Gods belofte van vergeving der zonden voor hen van kracht, zodat met vertrouwen kon worden uitgezien naar hun verlossing.614
607 Wilson, Romans, p.977v (bij Rom. 11: 28v); cf. p.989: “as ye Gentiles were not forsaken of God, when ye were unbeleevers: so though the Iewes be now unbeleevers, yet doe not ye thinke that they shall bee forsaken forever, for they are not woorse then you have been.”
608 Wilson, Romans, p.931v: “they ware separated in Abraham to be Gods owne peculiar people, and so from thence to the end of the world”. Dat dit alleen de uitverkorenen betrof, onderstreepte hij door te stellen dat “the rest of the Iewes, whom God had not elected, were hardned by the iust iudgement of God” (p.867), wat betekende dat zij niet zouden delen in enig heil.
609 Forbes, Learned Commentarie, p.161.
610 Finch Restauraton, p.A2r.
611 Finch, Restauration, p.Av.
612 Finch, Restauration, p.2. Finch, Restauration, p.2-5; alleen de punten 1, 2 en 4 hadden betrekking op respectievelijk de verwerping van Christus door de Joden, de verwerping van Israël als staat en kerk en de lange duur van de verlatenheid van de Joden door God. Punt 3 ging over de bewaring van een rest in de tijd voorafgaande aan de algemene bekering der Joden, waarna in de punten 5-46 de vervulling en de reikwijdte van de heilsbeloften van God aan de Joden, toegespitst op hun algemene bekering en het herstel van hun staat, aan de orde kwamen.
613 J.P., Romes Ruin, p.39, 46.
614 Sutton, Lectures, p.407, 419v.
Sommigen behandelden de schuld der Joden aan de kruisiging van Christus op een dusdanige wijze, dat deze schuld gerelativeerd werd ten opzichte van die der Christenen. Marten die onomwonden was in zijn verwijten aan de Joden, noemde hun verstrooiing, waardoor ze door allen veracht en bespot werden, de straf van God op hun ongeloof. Hij constateerde dat de vervulling van alle beloften en profetieën, het herstel van de ware godsdienst en de overvloed aan geestelijke gaven en zegeningen de Christenen niet gebracht hadden tot een groter vertrouwen in de beloften van de Wederkomst of een grotere zekerheid aangaande de komende verlossing.615 De Joden waren dus niet de enigen die de gaven en beloften van God niet op waarde wisten te schatten.
Bisschop Andrewes stelde in een preek over de kruisiging dat de Joden slechts als uitvoerders aangewezen konden worden, niet als hoofdschuldigen, omdat Christus gekruisigd was omwille van de zonde van alle mensen.616 John Frewen verwierp principieel de opvatting dat de Joden schuldiger zouden zijn dan de Christenen. Hij stelde dat ongeloof de oorzaak was van de verwerping der Joden, maar dat iedere Christen van nature evenzeer aan het ongeloof onderworpen was als zij. Er was dus geen enkele reden voor Christenen om zich in dezen boven de Joden te verheffen of op hen neer te zien.617 Harrison stelde dat de Christenen de Joden haatten en verachtten omwille van de kruisiging van Christus, maar dat zij zelf door hun grote zonden Hem dagelijks kruisigden. Waar de Joden dit slechts éénmaal en in onwetendheid gedaan hadden - een verwijzing naar Handelingen 3: 17 -, deden de Christenen dit dagelijks en willens en wetens. De schuld van de Joden was volgens Harrison dus niet groter dan die der Christenen, zodat deze laatsten zich niet tegen de Joden op het eigen onverliesbaar bezit van het heil of op een blijvende verwerping van de Joden konden beroepen.618 Deze opvatting vinden we ook bij Parr.619 Dit nam overigens niet weg dat Harrison het lijden van de Joden, dat hem ter harte ging, beschouwde als het fatale effect van de vervloeking die hun voorvaders door de kruisiging van Christus op hen hadden gelegd en die van kracht zou blijven tot hun oprechte bekering.620 Elders interpreteerde hij hun lijden zelfs als gevolg van de wraak van Christus.621
John Mayer stelde dat het voorbeeld dat God door de Joden gesteld had, de heidenen
615 Marten, Sound, p.1r-v.
616 Andrewes, A Sermon preached at the Court, on the twenty-fifth of March, A.D. MDXCVII. being Good-Friday, in: Works, Vol. II, p.127: “ought not we much more justly and deservedly say of this piercing of Christ our Saviour, that we verily, even we, are the cause thereof, as verily we are, even the principals in this murder; and the Jews and others, on whom we seek to derive it, but only accessories and instrumental causes thereof.” Deze milde toon zal samenhangen met zijn opvatting, dat de Joden een voorbeeldfunctie hadden tegenover de mensheid: “Jewry was the scene or stage whereon the errors or virtues of all governments were represented to all posterity.” (A Sermon preached before the King’s Majesty, At Whitehall, on the twenty-fourth of March, A.D. MDCXI, being Easter-Day, in: Works, Vol. II, p.273v). Overigens zijn in de verzamelde werken van Andrewes nauwelijks verwijzingen naar de Joden te vinden.
617 Frewen, Romans, p.Ee2.
618 Harrison, Messiah, x.Xx.
619 Parr, Exposition, p.45: “The Iewes are recompensed with curses, for crucifying Christ, so shalt thou be which contemneth his Gospell, and dishonorest him by thy wicked life: this is even to crucifie Christ againe. Nay in some respects this is greater then the sine of the Iewes: for they crucified him when he walked upon the earth appearing in weaknesse, but thou despisest him being now in heaven at the right hand of glory."
620 Harrison, Messiah, p.62, 65. Zo was het altijd met het volk van God gegaan: wanneer zij zondigden, gaf God hen over aan hun vijanden; wanneer zij zich bekeerden, verloste Hij hen onmiddellijk uit hun nood (p.68).
621 Harrison, Messiah, p31.