ADVIES
59072
ADVIES
In de klacht van:
[student], wonende te [woonplaats], hierna te noemen de student gemachtigde: [gemachtigde], de moeder van de student
tegen
- [directeur] [locatie] te [vestigingsplaats], vallend onder het bevoegd gezag van [school], gevestigd te [vestigingsplaats], hierna te noemen de directeur,
- [docent] van [instelling], hierna te noemen de docent,
gemachtigden: xxxxxxx X. Xxxxxxxx, juridisch adviseur; de xxxx X. Xxxxxxxx, opleidingsmanager, hierna (gezamenlijk) ook te noemen: verweerder(s).
1. KERN VAN HET ADVIES
De klacht is ongegrond. Gelet op de afspraken in de beroepspraktijkvormingsovereenkomst tussen de opleiding en de student, heeft de opleiding de stage van de student bij het
familiebedrijf niet hoeven te verlengen. Dat de student onheus bejegend zou zijn door een docent van de opleiding is niet gebleken.
2. VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 13 september 2023 heeft de student een klacht ingediend bij [instelling], over de
berichtgeving van de opleiding van 13 september 2023, dat de student niet langer stage mocht lopen bij het schoonmaakbedrijf van zijn ouders.
De student heeft op 21 december 2023 de Commissie verzocht advies uit te brengen. De klacht is daarna voorgelegd aan [instelling].
Verweerders hebben op 13 februari 2024 een verweerschrift ingediend bij de Commissie. De Voorzitter van de Commissie heeft op grond van artikel 11 lid 2 van het reglement van de Commissie besloten tot een schriftelijke afdoening van de klacht.
De student heeft op 8 mei 2024 een repliek ingediend. Verweerders hebben geen dupliek ingediend.
3. DE FEITEN
1. De student volgde in studiejaar 2021-2022 de opleiding verkoop/retail niveau 1 van [instelling].
2. Voor studiejaar 2022-2023 had de student zich aangemeld voor de
beroepsopleiding (BOL) Facilitair medewerker niveau 2 van [instelling].
3. Op 6 februari 2023 heeft de student een gesprek gehad met de opleidingsmanager, omdat de inschrijving voor die opleiding niet geregeld bleek. De student stond nog steeds ingeschreven bij de opleiding verkoop/retail en had opleidingsuren gemaakt voor die opleiding. De student is na het gesprek alsnog ingeschreven voor de BOL- opleiding Facilitair medewerker niveau 2.
4. De beroepsopleiding bestaat uit twee delen, namelijk begeleide onderwijsuren binnen de onderwijsinstelling en de beroepspraktijkvorming (bpv) bij een
leerbedrijf.1 [instelling] hanteert 700 begeleide onderwijsuren per (school)jaar, en ten minste 600 bpv-uren, verdeeld over het eerste en tweede schooljaar.
5. De student heeft op 23 februari 2023 een beroepspraktijkvorming-overeenkomst (bpv-overeenkomst)2 getekend voor de omvang van 304 stage-uren, met een aanvangsdatum van 14 februari 2023 en een verwachte einddatum van 23 juni 2023. Het leerbedrijf is [leerbedrijf] te [vestigingsplaats]. De ouders van de student zijn eigenaar van dit bedrijf. De moeder van de student is in de overeenkomst aangewezen als praktijkopleider.
6. Op 13 september 2023 is de student per e-mail geïnformeerd door de
opleidingsmanager dat hij niet langer mag stagelopen bij het familiebedrijf omdat dit niet voldoet aan de stagecriteria van de opleiding.
7. Op 13 september 2023 heeft de student een klacht ingediend bij het klachtloket van [instelling], dat hij niet langer mag stagelopen bij het familiebedrijf en
onvoldoende begeleiding heeft gekregen vanuit [instelling] bij zijn bpv. Verder klaagt de student over de onduidelijke communicatie hierover door [instelling].
8. Op 19 oktober 2023 hebben de directeur en opleidingsmanager met de student en zijn ouders een gesprek gehad over het niet langer mogen vervolgen van de stage van de student bij het familiebedrijf.
1 Op grond van artikel 7.2.7, derde lid sub c van de WEB.
2 . De bpv-overeenkomst is ook wel bekend als de praktijkovereenkomst of stagecontract. In de bpv-overeenkomst staan de rechten en plichten van de student, [instelling] en het bedrijf of de organisatie die de
beroepspraktijkvorming verzorgt.
4. STANDPUNTEN VAN PARTIJEN
Standpunt van de student
Stagelopen familiebedrijf
De stage bij het familiebedrijf is al in juni 2022 goedgekeurd door de opleiding. Pas maanden
later werd door de opleiding medegedeeld aan de student dat hij niet ingeschreven stond voor de opleiding Facilitair medewerker niveau 2. Hierdoor heeft de student in totaal al ruim 640 uren stage gelopen en 110 onnodige profiellessen gevolgd en in januari 2023 examen gedaan
in verkoop/retail niveau 1, in plaats van voor de afgesproken opleiding Facilitair medewerker niveau 2. Dit zijn al verloren uren en het is daarom niet redelijk dat de student nu weer extra stage zou moeten lopen bij een ander stageadres.
Op 6 februari 2023 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen de opleidingsmanager, de student en zijn moeder. De opleidingsmanager was enthousiast over de stageplek in het
familiebedrijf. Er is niet gesproken over dat de student geen stage bij familie zou mogen lopen. Ook heeft geen enkele docent genoemd dat de stage bij het familiebedrijf slechts van tijdelijke aard was, tot de zomervakantie van 2023. De opleidingsmanager heeft de inschrijving voor de opleiding Facilitair medewerker alsnog in orde gemaakt en de bpv-overeenkomst is getekend door de directeur van [instelling] te [vestigingsplaats]. Die heeft in de overeenkomst
goedkeuring gegeven voor een stage bij het familiebedrijf.
Na 6 maanden stagelopen kreeg de student op 13 september 2023 opeens een bericht van de opleidingsmanager dat hij een ander stageadres moet zoeken. Dat zou betekenen nogmaals
304 uren stagelopen en een examen afleggen bij een ander bedrijf. De student heeft inmiddels al 590 uren stage gelopen in het familiebedrijf en zijn volledige uren al bijna gemaakt. Wanneer de student daadwerkelijk bij een ander bedrijf moet stagelopen, is het redelijk dat hij dit enkel voor de resterende 10 uur hoeft te doen. De student moet het praktijkexamen ook kunnen
afleggen binnen het familiebedrijf. Het familiebedrijf is een erkend leerbedrijf. De
praktijkbegeleider, de moeder van de student, heeft alle stage-uren bijgehouden, hem de opdrachten laten uitvoeren die vermeld staan in het bpv werkboek van de opleiding en diverse beoordelingsgesprekken gevoerd met de student. Het is een leerbedrijf toegestaan om de stage te verlengen. De opleiding heeft echter niet gereageerd op verzoeken daartoe.
Tijdens de stagemaanden is niet één keer contact opgenomen door de bpv’er van de opleiding om te spreken over de voortgang van de student. Dit is in strijd met de stage-afspraken van
[instelling], want in het bpv werkboek staat duidelijk vermeld dat de opleiding telefonisch contact moet opnemen met de praktijkopleider en langsgaan bij het leerbedrijf om de
beoordelingen van de student te bespreken en goed te keuren. Omdat dit niet is gebeurd, heeft de student zijn stage niet kunnen afsluiten.
Bejegening docent
De docent, tevens studieloopbaanbegeleider en beroepspraktijkbegeleider, heeft andere
studenten, docenten, de opleidingsmanager en de directeur opgezet tegen de student. Deze docent verdraait de waarheid. Hij beweert dat de student altijd absent is. Tegelijkertijd noemt hij de student een stoorzender in de klas. Dat is tegenstrijdig. Een student kan, wanneer hij afwezig is namelijk niet gelijktijdig een stoorzender zijn.
De docent meldt de student de hele dag absent als hij te laat komt. Daardoor lijkt het alsof de student nooit lessen volgt en meer uren afwezig is dan daadwerkelijk het geval is. De
leerplichtambtenaar is langs geweest omdat er door de opleiding niet was doorgegeven dat de student een opleiding volgt en stage loopt. De docent wil de student geen les meer geven en beweert dat de student geen laptop mee heeft naar school, terwijl dit wel het geval is. Ook beweert de docent dat de student geen stage-overeenkomst heeft en er nog vakken moeten worden afgerond, waar de student wel al examen voor heeft afgelegd. De docent reageert niet op contactverzoeken.
Standpunt van verweerders
Stagelopen familiebedrijf
In de Onderwijs- en Examenregeling (OER) van de opleiding staat het volgende; Om een objectieve beoordeling van de bpv te waarborgen is het niet mogelijk om bij (het bedrijf van) familieleden stage te lopen.
Ondanks deze regel, is akkoord bevonden dat de student tot de zomervakantie 2023 bij zijn ouders stage zou lopen. Voorafgaand aan de start van de bpv is student er meermalen (in gesprek) door betrokken docenten op gewezen dat het uitvoeren van de bpv bij het
familiebedrijf niet is toegestaan. De student is erop gewezen dat de bpv in het tweede
schooljaar bij een ander bedrijf moest worden uitgevoerd. Dit om een objectieve beoordeling van de Proeve van Bekwaamheid (PvB), zoals beschreven in de OER, te waarborgen.
De student is toch verder gegaan met stagelopen na het verstrijken van de einddatum d.d. 23 juni 2023 van de bpv-overeenkomst. Het is niet toegestaan om meer stage-uren te maken
dan in de overeenkomst staat vermeld. De stage-uren na de einddatum van de overeenkomst kunnen daarom niet gelden als extra stage-uren.
In het klaagschrift wordt door de student pas voor het eerst gerept over een verzoek tot verlenging van de stage bij het familiebedrijf. [instelling] heeft eerder geen verzoek hiertoe ontvangen.
Er is tijdens de stageperiode inderdaad geen stagebegeleider langs geweest. Dat is niet netjes verlopen en niet de wijze hoe [instelling] normaliter studenten begeleidt.
Op 19 oktober 2023 heeft er een gesprek plaatsgevonden tussen de directeur, de
opleidingsmanager, de student en zijn ouders. In het gesprek is nogmaals besproken dat de stage in het schooljaar 2023-2024 bij een ander leerbedrijf dan dat van de ouders dient te
worden uitgevoerd. Aan de student is voorgesteld dat hij een nieuw stagebedrijf zoekt en hij daar in plaats van 304 uur nog 150 uur gaat stagelopen (mits hij binnen die uren de
stagedoelen zou behalen). Op die manier was het mogelijk geweest om de student nog voor februari 2024 te diplomeren. De student heeft dit voorstel echter afgewezen.
Bejegening docent
De docent is geschrokken van de aantijgingen. Hij heeft nooit een docent of een medestudent tegen de student opgezet of leugens verteld over de student. De docent is de
studieloopbaanbegeleider (slb’er) van de student en niet zijn beroepspraktijkvorming
begeleider (bpv’er). Die rol is anders. De docent is gericht op de algemene studievoortgang, persoonlijke ontwikkeling en loopbaanplanning van de student. Een bpv’er biedt begeleiding tijdens de praktijkperiode. De docent heeft herhaaldelijk aangegeven bij de student dat hij geen stage mocht lopen bij het bedrijf van zijn ouders in het tweede studiejaar. Dit omdat de
student in het tweede jaar ook examens moest afleggen. In de eerste studieperiode hoefde dat nog niet; daarom is door het opleidingsteam voor die periode wel toestemming gegeven voor een stage bij het familiebedrijf.
De docent betwist dat de student nog slechts 10 uur stage zou moeten lopen. De student moet namelijk nog alle opdrachten maken van stichting Praktijk Leren (een stichting die samen met scholen leermiddelen, opdrachten en examens ontwikkelt voor de beroepspraktijk).
Verder geeft de docent aan dat de student regelmatig afwezig is en ook zonder melding de klas verlaat. Dit is ook de ervaring van andere docenten met de student. De student neemt vaak
een tablet mee naar school in plaats van een laptop. Het is niet handig om daarop opdrachten te maken.
De docent is er samen met het team om de student te begeleiden, zodat hij zijn opleiding goed afrondt. Stagelopen is daarbij essentieel, omdat de student een beroepsopleiding volgt. De stage-uren die de student heeft gelopen gelden voor het eerste jaar. Voor het tweede
studiejaar moet de student ergens anders stage te lopen, zoals in het examenreglement wordt aangegeven.
5. OVERWEGINGEN VAN DE COMMISSIE Bevoegdheid en ontvankelijkheid
Aan de Commissie kunnen klachten en geschillen worden voorgelegd als bedoeld in het studentenstatuut van [instelling] en op grond van de WEB.3 In deze zaak is sprake van een
klacht over de nog te lopen stage uren bij een ander stagebedrijf en de bejegening van een docent jegens de student. Nu de klacht tijdig is ingediend en [instelling] bij de Commissie is
3 Op grond van de artikelen 7.5.2 WEB, 7.5.7 WEB en artikel 2.3 van het reglement van de Commissie
aangesloten, is de Commissie bevoegd van de klacht kennis te nemen en is de student ontvankelijk in zijn klacht.
Overwegingen
Stage familiebedrijf
Partijen zijn verdeeld over op welke wijze er is gecommuniceerd over de stage. De student stelt dat nooit door [instelling] is verteld dat een stage bij het familiebedrijf niet langer zou mogen. [instelling] stelt daarentegen dat meerdere keren aan de student is verteld dat hij het tweede jaar niet langer stage zou kunnen lopen bij het schoonmaakbedrijf van zijn ouders, vanwege de veranderende exameneisen in het leerjaar 2023-2024. Partijen hebben geen stukken
overgelegd van de gestelde communicatie. Uit de ingediende stukken valt daarom niet op te maken wat partijen over en weer precies hebben uitgesproken naar elkaar en bedoeld.
De Commissie kan wel vaststellen wat partijen contractueel hebben afgesproken in de bpv- overeenkomst, en welke rechten en verplichtingen er blijken uit de algemene voorwaarden behorend bij de bpv-overeenkomst en de Onderwijsleidraad van de opleiding.4
Partijen hebben op 14 februari 2023 een bpv-overeenkomst ondertekend met een verwachte einddatum van 23 juni 2023. In die overeenkomst hebben partijen afgesproken dat de student
304 uren stage gaat lopen bij het familiebedrijf en is de moeder van de student aangewezen als praktijkbegeleider. Op grond van artikel 5 lid 1 van de algemene voorwaarden had de student kunnen weten dat de overeenkomst en daarmee de stage op 23 juni 2023 in principe zou
eindigen.5 De Commissie is niet gebleken dat de overeenkomst is verlengd, of dat [instelling] anderszins toestemming heeft gegeven voor een tweede stageperiode bij het familiebedrijf. Ook is de Commissie niet gebleken dat het schoonmaakbedrijf, eerder dan 13 september 2023, een verzoek heeft gedaan aan [instelling] om de stage van de student bij het familiebedrijf te
laten voortduren.
Met de brief van 20 oktober 2023 heeft [instelling] tegemoet willen komen aan de belangen van de student en de gerezen onduidelijkheid willen oplossen door de student, met een alternatief stagevoorstel bij een nieuw leerbedrijf, de mogelijkheid te bieden alsnog te
diplomeren in februari 2024. De student heeft dit voorstel afgewezen omdat hij zijn stage wil afronden bij het familiebedrijf en verwijst naar artikel 5 lid 2 van de algemene voorwaarden bij de bpv-overeenkomst, waarin staat dat de bpv-overeenkomst van rechtswege eindigt op het moment dat de bpv met een positieve beoordeling is afgerond. Daarbij stelt de student dat hij vanwege het ontbreken van een beoordeling, zijn stage niet heeft afgerond en inmiddels nog maar 10 uren hoeft stage te lopen om zijn beroepspraktijk te voltooien.
4 De beroepspraktijkvorming wordt verzorgd op grondslag van een overeenkomst, gesloten door de in artikel
7.2.9. WEB genoemde partijen. De overeenkomst regelt de rechten en verplichtingen van partijen.
5 Op grond van artikel 5 lid in van de algemene voorwaarden van de bpv-overeenkomst, treedt de bpv-overeenkomst in werking na ondertekening van het eerste Praktijkblad en wordt aangegaan voor de duur van de bpv zoals vermeld op het Praktijkblad.
De Commissie volgt deze redenering niet. In de bpv-overeenkomst zijn 304 stage-uren
afgesproken. Alle uren die de student meer heeft gewerkt bij het schoonmaakbedrijf, vallen niet onder deze overeenkomst en kunnen daarom niet gekwalificeerd worden als stage-uren, maar als verrichte arbeid buiten de opleiding, hetgeen ook is opgenomen in de algemene voorwaarden.6
Dat de student de in de bpv-overeenkomst afgesproken 304 stage-uren heeft volbracht stelt [instelling] niet ter discussie. Deze stage-uren dienen echter nog wel beoordeeld te worden. Daarbij dient [instelling] met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf na te gaan of de in de bpv verrichte activiteiten door de studenten aansluiten bij het kwalificatiedossier.
De Commissie overweegt over de stagebegeleiding dat [instelling] steken heeft laten vallen. Voor optimale begeleiding van de student tijdens de stageperiode is goed contact nodig tussen het stagebedrijf, de begeleider vanuit de opleiding en de student. Om die reden is het
uitgangspunt van [instelling] dat er per stage in ieder geval drie contactmomenten tussen school, student en leerbedrijf zijn, waarvan tenminste één fysiek op locatie van het leerbedrijf. De Commissie is gebleken dat de opleiding geen bezoek heeft afgelegd.7 Het leerbedrijf heeft echter ook een eigen rol in de samenwerking met de opleiding. Leerbedrijven dienen deel te nemen aan drie contactmomenten met de school en de stagiair over de stage. Het leerbedrijf regelt samen met de school een contactmoment bij het leerbedrijf.
Hoewel de begeleiding van de student vanuit [instelling] niet op orde was en [instelling] te weinig regie heeft gevoerd op het vervolg van de stage na afloop van de bpv-overeenkomst, resulteert dit er niet in dat de student zonder expliciete toestemming van [instelling] mocht blijven stagelopen bij het schoonmaakbedrijf van zijn ouders.
Onderwijsinstellingen zijn binnen de wettelijke kaders zelf verantwoordelijk om vorm te geven aan hun verantwoordelijkheden bij de bpv en deze te concretiseren. Dat [instelling] ervoor
kiest om, conform de in de Onderwijsleidraad (OLD) opgenomen voorwaarde 8, de student niet langer stage te laten lopen onder de hoede van zijn moeder acht de Commissie een alleszins te begrijpen keuze op basis van een redelijke afweging. In de eerste stageperiode was de stage bij het familiebedrijf nog te billijken omdat de student geen Proeve van Bekwaamheid hoefde af te leggen. In de tweede stageperiode is dit wel een vereiste en dit vraagt om een voldoende onafhankelijke beoordeling. Een opleiding mag ervoor kiezen die taak niet toe te bedelen aan
een ouder van de student. Dit leidt ertoe dat de student 304 uren stage heeft gelopen (die nog
6 In artikel 11 lid 4 van de algemene voorwaarden van de bpv-overeenkomst van het Nova College is vastgelegd: ‘’indien de Student buiten de gestelde bpv-uren werkzaamheden voor het Leerbedrijf verricht, zijn de regels in Boek 7, hoofdstuk 10 van het Burgerlijk Wetboek tussen de Student en het Leerbedrijf van kracht’’.
7 Stagepact MBO 2023-2027.
8 Op grond van artikel 2.9 OLD 2023-2024 is het voor een student niet mogelijk om stage te lopen bij een familiebedrijf. In artikel 25 lid 2 van het studentenstatuut worden studenten op de hoogte gebracht dat de exameneisen in de OLD staan.
beoordeeld moeten worden) en de volledige resterende bpv-uren nog moet voltooien binnen een ander leerbedrijf. De klacht is hiermee ongegrond.
Bejegening docent
Partijen verschillen van inzicht over de houding van de docent en de absentie van de student. Op basis van de overgelegde stukken kan de Commissie niet bepalen wat de werkelijke situatie is geweest. De verwijten van de student zijn niet concreet genoeg onderbouwd en worden
betwist door de docent. De Commissie kan de visie van de ene partij op basis van de stukken niet boven die van de andere partij plaatsen. Dit maakt dat de Commissie de aannemelijkheid van de klacht niet kan vaststellen. De klacht is hiermee ongegrond.
6. ADVIES
Op grond van bovenstaande overwegingen verklaart de Commissie de klacht ongegrond.
Vastgesteld te Utrecht op 26 juni 2024 door: mevrouw mr. X.X. xxx Xxxxxx-Xxxxxxxxx, de heer mr. L. Xxxxx Xxx Xxxxxxx XXX, xxxxxxx xx. X. Xxxxxxx, de xxxx X. Xxxxxxx, in aanwezigheid van mevrouw mr. drs. K. te Mebel
mr. X.X. xxx Xxxxxx-Xxxxxxxxx voorzitter
mr. drs. K. te Mebel secretaris