GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OMGEVINGSDIENST IJMOND
GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING OMGEVINGSDIENST IJMOND
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
ALGEMENE BEPALINGEN | |||
Begripsbepalingen | Artikel 1 Begrippen In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder: a. basistakenpakket: het basistakenpakket voor omgevingsdiensten, versie 2.3 van 25 mei 2011, behorende bij de ‘package deal’, gesloten door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009; b. belang van de bescherming van de omgeving en het milieu: zorg voor het milieu in de ruimste zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven; c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland; d. deelnemer(s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest en Velsen, en van provincie Noord-Holland; e. dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2; f. dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden; g. regeling: deze gemeenschappelijke regeling; h. samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling; i. uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten. | Artikel 1 Begrippen In deze gemeenschappelijke regeling en de daarop berustende besluiten wordt verstaan onder: a. basistakenpakket: het basistakenpakket voor omgevingsdiensten, versie 2.3 van 25 mei 2011, behorende bij de ‘package deal’, gesloten door het Rijk, het Interprovinciaal Overleg (IPO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) in 2009; b. belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit: zorg voor milieu, bodem, lucht, water(systemen), bouwwerken, infrastructuur, landschappen en natuur in ruime zin waarbij in samenspel met andere beleidsterreinen van de deelnemers aan duurzame ontwikkeling vorm wordt gegeven; c. colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten onderscheidenlijk het college van gedeputeerde staten van Noord-Holland; d. deelnemer (s): de aan deze gemeenschappelijke regeling deelnemende bestuursorganen van de gemeenten, te weten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest en Velsen, en van provincie Noord-Holland; e. dienst: het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 2; f. dienstverleningsovereenkomst: de opdrachtovereenkomst die een deelnemer of derde partij met de dienst kan sluiten over door de dienst voor een deelnemer of derde partij uit te voeren taken en de voorwaarden waaronder die uitvoering plaatsvindt, daaronder mede begrepen de financiële voorwaarden; g. gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van provincie Noord-Holland; h. provincie: provincie Noord-Holland; i. milieutakenpakket: adviserende, ondersteunende en uitvoerende werkzaamheden op het gebied van het milieu, waaronder alle vergunningverlenende, toezichthoudende en handhavingstaken in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en de Wet milieubeheer en daaruit voortvloeiende regelgeving en taken en advisering op het gebied van klimaat, duurzaamheid, lucht, geluid, externe veiligheid, bodem, water en RO. j. plustaken: taken op het gebied van de Wabo en/of de Drank- en Horecawet en/of de algemene plaatselijke verordening en/of andere taken die een relatie hebben met de fysieke leefomgeving. k. regeling: deze gemeenschappelijke regeling; l. samenwerkingsgebied: het gezamenlijk grondgebied van de deelnemers aan deze regeling; m. uitvoering: het anders dan via algemeen verbindende voorschriften effectueren van genomen besluiten; n. Wgr: Wet gemeenschappelijke regelingen. | De burgemeesters en raden van de IJmondgemeenten worden uit de regeling geschreven, daar zij na de dualisering van het gemeentebestuur geen taken of bevoegdheden meer in de regeling hebben ingebracht. |
Openbaar lichaam | Artikel 2 Openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd “Omgevingsdienst IJmond”. 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en gevestigd te Beverwijk. 3. Het openbaar lichaam is ingesteld in het belang van de bescherming van de omgeving en het milieu in het samenwerkingsgebied. | Artikel 2 Openbaar lichaam 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd “Omgevingsdienst IJmond”. 2. Het openbaar lichaam is rechtspersoon en gevestigd te Beverwijk. 3. Het openbaar lichaam is primair ingesteld in het belang van het bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit in het samenwerkingsgebied. | Omgevingswet: bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit. Vooruitlopend op de Omgevingswet en indachtig landelijk de achtergrond van de oprichting van de regionale uitvoeringsdiensten wordt het belang waarvoor de regeling is ingesteld |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
aangepast. Het begrip ‘fysieke leefomgeving’ zelf wordt in de Omgevingswet niet gedefinieerd. Dit begrip geeft de buitenste randen van het toepassingsgebied van de Omgevingswet aan. In latere artikelen van de Omgevingswet wordt dit begrip verder ingekleurd en afgebakend. | |||
INRICHTING, SAMENSTELLING EN WERKWIJZE VAN HET BESTUUR | |||
Artikel 3 Bestuur van de dienst Het bestuur van de dienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. | Artikel 3 Bestuur van de dienst Het bestuur van de dienst bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter. | Ongewijzigd. | |
Algemeen bestuur | |||
Samenstelling | Artikel 4 Samenstelling 1. Het algemeen bestuur bestaat uit dertien leden, te weten: a. één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster; b. twee leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Beverwijk; c. twee leden, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem; d. twee leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Heemskerk; e. één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van burgemeester en wethouders van gemeente Purmerend; f. één lid, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Uitgeest; g. drie leden, aan te wijzen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen, en uit de wethouders van de gemeente Velsen; h. één lid, aan te wijzen door en uit het midden van het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland. 2. De raden van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen wijzen elk ten minste één lid, deel uitmakend van het college, aan als lid van het algemeen bestuur. 3. Een lid van het algemeen bestuur kan bij afwezigheid worden vervangen door een voor de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen door de raad uit zijn midden, de voorzitter inbegrepen en uit de wethouders, en voor gemeenten Beemster, Haarlem en Purmerend en de provincie Noord-Holland door de colleges uit hun midden aangewezen plaatsvervangend lid. 4. Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden. | Artikel 4 Samenstelling 1. Het algemeen bestuur bestaat uit acht leden. 2. De colleges wijzen ieder uit hun midden één lid van het algemeen bestuur aan. 3. De colleges wijzen ieder uit hun midden één plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan. Het plaatsvervangend lid vervangt het lid, bedoeld in lid 1, bij afwezigheid. 4. Het in deze regeling ten aanzien van leden van het algemeen bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden. | Aangepast op uittreding burgemeesters en raden. |
Zittingsperiode en beëindiging lidmaatschap AB | Artikel 5 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de zittingsperiode van de raad onderscheidenlijk provinciale staten. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van de betreffende raad onderscheidenlijk provinciale staten afloopt. 2. Hij die ophoudt raadslid, collegelid of voorzitter van de raad te zijn, | Artikel 5 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap 1. De leden van het algemeen bestuur worden aangewezen voor een periode gelijk aan de periode waarvoor het college wordt benoemd. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt op de dag waarop de zittingsperiode van het betreffende college afloopt. 2. Hij die ophoudt collegelid te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn. | Aangepast op uittreding burgemeesters en raden. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
houdt daarmee tevens op lid van het algemeen bestuur te zijn. 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen. 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden. 5. De raden van de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen onderscheidenlijk de colleges van de gemeenten Beemster, Haarlem en Purmerend en van de provincie Noord-Holland kunnen een door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur ontslaan indien dit lid het vertrouwen van de raad onderscheidenlijk het college niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 6. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die onderscheidenlijk het college dat hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien. 7. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de deelnemer die het lid vertegenwoordigt. | 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om een andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen. 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd, zou hebben moeten aftreden. 5. De colleges kunnen ieder het door hen in het algemeen bestuur aangewezen lid te allen tijde ontslaan wanneer dit lid het vertrouwen van het betreffende college niet langer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 6. De leden van het algemeen bestuur kunnen te allen tijde ontslag nemen. Van dit ontslag stellen zij de voorzitter van het algemeen bestuur alsmede de raad die onderscheidenlijk het college dat hen heeft benoemd, schriftelijk op de hoogte. Leden van het algemeen bestuur die ontslag hebben genomen, behouden hun lidmaatschap totdat in hun opvolging is voorzien. 7. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt tevens op het moment van uittreding uit de regeling van de deelnemer die het lid vertegenwoordigt. | ||
Incompatibiliteit AB | Artikel 6 Incompatibiliteit Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van een deelnemer dan wel door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn voor een deelnemer of de dienst. | Artikel 6 Incompatibiliteit Het lidmaatschap van het algemeen bestuur is onverenigbaar met de betrekking van ambtenaar door of vanwege het bestuur van een deelnemer dan wel door of vanwege het bestuur van de dienst aangesteld of daaraan ondergeschikt. Met ambtenaar worden voor de toepassing van dit artikel gelijkgesteld zij die op arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht werkzaam zijn voor een deelnemer of de dienst. | Ongewijzigd |
Reglement van orde AB | Artikel 7 Orde 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. 2. Het algemeen bestuur vergadert tenminste tweemaal per jaar. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. 4. De deuren worden gesloten wanneer twee der aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. 5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over: a. de vaststelling van de begroting en de rekening; b. het toetreden tot en het uittreden uit de regeling; c. het wijzigen en beëindigen van de regeling. | Artikel 7 Orde 1. Het algemeen bestuur stelt voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden een reglement van orde vast. 2. Het algemeen bestuur vergadert tenminste viermaal per jaar. 3. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. 4. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde gedeelte der aanwezige leden daarom verzoeken of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd. 5. In een besloten vergadering kan niet worden beraadslaagd of worden besloten over: a. de vaststelling van de begroting en de jaarrekening; b. het toetreden tot en het uittreden uit de regeling; c. het wijzigen en beëindigen van de regeling. | Ongewijzigd behouden aanpassing van lid 4 overeenkomstig de Wgr. |
Stemrecht AB | Artikel 8 Stemrecht 1. In geval van stemming heeft ieder van de leden van het algemeen bestuur één stem. 2. Voor het nemen van een besluit geldt een gewogen stemverhouding tussen de deelnemers. 3. De verhouding van de stemmen over de leden van de verschillende deelnemers wordt bepaald op basis van de jaarlijkse financiële bijdrage van iedere deelnemer aan het openbaar lichaam. 4. Het algemeen bestuur stelt deze verhouding vast op basis van de vastgestelde begroting voor het volgende jaar. | Artikel 8 Stemrecht 1. In geval van stemming heeft ieder van de leden van het algemeen bestuur één stem. 2. Voor het nemen van een besluit geldt, indien de voorzitter of een van de leden om hoofdelijke oproeping verzoekt, een gewogen stemverhouding tussen de deelnemers. 3. De verhouding van de stemmen over de leden van de verschillende deelnemers wordt bepaald op basis van de jaarlijkse financiële bijdrage van iedere deelnemer aan het openbaar lichaam. 4. Het algemeen bestuur stelt deze verhouding vast op basis van de vastgestelde begroting voor het volgende jaar. Indien de begroting gedurende een jaar wordt gewijzigd, stelt het algemeen bestuur de stemverhouding opnieuw vast direct met het besluit tot vaststelling van de gewijzigde begroting. | Ongewijzigd |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
Inlichtingen- en verantwoordingsplicht AB | Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording 1. Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de raad van de gemeente Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest of Velsen, verstrekt de raad die dit lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd. 2. Een lid van het algemeen bestuur dat door het college van gedeputeerde staten is aangewezen verstrekt: a. gedeputeerde staten alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd; b. provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd. 3. Een lid van het algemeen bestuur dat door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster, Haarlem of Purmerend is aangewezen verstrekt: a. het college dat dit lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd; x. xx xxxx van zijn gemeente alle inlichtingen die door één of meer leden daarvan worden gevraagd. 4. Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door de raad van de gemeente Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest of Velsen, kan door de raad die dit lid heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. 5. Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van gedeputeerde staten, kan door gedeputeerde staten of provinciale staten ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid 6. Een lid van het algemeen bestuur dat is aangewezen door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Beemster, Haarlem of Purmerend kan door dat college of door de raad van zijn gemeente ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid . 7. Het algemeen bestuur geeft de raden en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van de gemeenteraad of leden van provinciale staten worden gevraagd. 8. De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt. 9. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. | Artikel 9 Inlichtingen en verantwoording 1. Een lid van het algemeen bestuur geeft het college dat hem heeft aangewezen alle inlichtingen die door één of meer leden van dat college worden gevraagd. 2. Een lid van het algemeen bestuur kan door het college dat hem heeft aangewezen ter verantwoording worden geroepen voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde beleid. 3. Het bepaalde in het eerste en tweede lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemende gemeenten en provincie. 4. Het algemeen bestuur geeft de raden en provinciale staten alle inlichtingen die door één of meer leden van de gemeenteraad of van provinciale staten worden gevraagd. 5. De gevraagde inlichtingen worden mondeling of schriftelijk verstrekt. 6. Een verzoek om inlichtingen te verschaffen of verantwoording af te leggen kan uitsluitend worden geweigerd op grond van het bepaalde in artikel 10 van de Wet openbaarheid van bestuur. | Dit artikel is aangepast op artikel 52 juncto artikelen 16 tot en met 19 van de Wgr. Leden van het algemeen bestuur zijn verplicht inlichtingen te verstrekken aan zowel de colleges als raden/PS. Zij zijn tevens individueel verantwoording schuldig aan beide organen van hun gemeente/provincie. Alleen de colleges van de deelnemers hebben de bevoegdheid het door hen aangewezen lid van het algemeen bestuur te ontslaan wegens gebrek aan vertrouwen, zie artikel 11 GR. Daarnaast is het algemeen bestuur in zijn geheel ook verplicht gevraagde inlichtingen te verstrekken aan de (leden van) de raad/PS |
Dagelijks bestuur | |||
Samenstelling DB | Artikel 10 Samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en vijf leden. 2. Van de in het eerste lid bedoelde leden worden naast de voorzitter vijf leden door en uit het algemeen bestuur aangewezen. Uit elk der deelnemers, met uitzondering van de deelnemers uit gemeenten Beemster en Purmerend, wordt één lid –deel uitmakend van het college– als lid van het dagelijks bestuur aangewezen. 3. Een lid van het dagelijks bestuur kan bij zijn afwezigheid worden vervangen door een door het algemeen bestuur uit zijn midden aangewezen plaatsvervangend lid met inachtneming van het bepaalde in het voorgaande lid. 4. Het in deze regeling ten aanzien van leden van het dagelijks bestuur bepaalde is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangende leden. | Artikel 10 Samenstelling 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter en drie leden. 2. De in het eerste lid bedoelde leden worden, naast de voorzitter, door het algemeen bestuur aangewezen uit de leden van het algemeen bestuur die zijn aangewezen door de colleges van de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen. | Aantal leden DB mag niet de meerderheid in het AB uitmaken. Door het AB is voorgesteld dat de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen in het dagelijks bestuur vast zitting hebben. Voor de leden van het dagelijks bestuur kunnen geen plaatsvervangers worden benoemd (14 T&C Wgr). Een interne vervangingsregeling is wel mogelijk. |
Zittingsperiode en beëindiging lidmaatschap DB | Artikel 11 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap 1. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de leden van de raden | Artikel 11 Zittingperiode en beëindiging lidmaatschap 1. De leden van het dagelijks bestuur worden aangewezen in de eerste vergadering van het algemeen bestuur in nieuwe samenstelling, volgend op de dag van aftreden van de colleges. | Aangepast op uittreding burgemeesters en raden. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers. 2. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. Hij blijft, indien en voor zover hij nog lid is van het college, als lid van het dagelijks bestuur functioneren tot het moment waarop in zijn opvolging is voorzien. 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen. 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden. 5. Het algemeen bestuur kan één of meer door hem aangewezen leden van het dagelijks bestuur ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit is artikel 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, neemt zijn betrekking waar totdat zijn opvolger het lidmaatschap van het dagelijks bestuur heeft aanvaard. | 2. Hij die ophoudt lid van het algemeen bestuur te zijn, houdt daarmee tevens op lid van het dagelijks bestuur te zijn. Hij blijft, indien en voor zover hij nog lid is van het college, als lid van het dagelijks bestuur functioneren tot het moment waarop in zijn opvolging is voorzien. 3. Het aanwijzen van een lid ter vervulling van een plaats die door ontslag, overlijden of om andere reden openvalt, vindt plaats binnen twee maanden na dit openvallen. 4. Een plaatsvervangend lid treedt af op het tijdstip waarop degene in wiens plaats hij is benoemd zou hebben moeten aftreden. 5. Het algemeen bestuur kan één of meer door hem aangewezen leden van het dagelijks bestuur ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezitten. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 6. Een lid van het dagelijks bestuur kan te allen tijde ontslag nemen. Hij doet hiervan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Een lid dat ontslag heeft genomen, neemt zijn betrekking waar totdat zijn opvolger het lidmaatschap van het dagelijks bestuur heeft aanvaard. | ||
Reglement van orde DB | Artikel 12 Orde 1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur medegedeeld. 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer twee leden hem dit schriftelijk verzoeken onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd door het vereiste aantal leden, wordt zij binnen twee weken gehouden. 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar. | Artikel 12 Orde 1. Het dagelijks bestuur stelt voor zijn vergaderingen een reglement van orde vast. Dit reglement wordt aan het algemeen bestuur medegedeeld. 2. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of wanneer twee leden hem dit schriftelijk verzoeken onder opgave van de te behandelen onderwerpen. Indien een vergadering is gevraagd door het vereiste aantal leden, wordt zij binnen twee weken gehouden. 3. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar. | Ongewijzigd. |
Xxxxxxx en besluitvorming DB | Artikel 13 Xxxxxxx en besluitvorming 1. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien tenminste drie van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig zijn. 3. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. 4. Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem. | Artikel 13 Xxxxxxx en besluitvorming 1. Ieder lid van het dagelijks bestuur heeft één stem. 2. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten indien meer dan de helft van het aantal zitting hebbende leden tegenwoordig is. 3. Besluiten worden genomen bij meerderheid van stemmen. 4. Bij staking der stemmen heeft de voorzitter een doorslaggevende stem. | Lid 2 is aangepast op bepalingen Wgr. |
Inlichtingen- en verantwoordingsplicht DB | Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording 1. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden verstrekken aan het algemeen bestuur de door één of meer leden van dit bestuur gevraagde inlichtingen. 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden leggen op verzoek van het algemeen bestuur verantwoording af over het door het dagelijks bestuur of één der leden gevoerde bestuur. 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven. | Artikel 14 Inlichtingen en verantwoording 1. Het dagelijks bestuur geeft het algemeen bestuur alle inlichtingen die het algemeen bestuur voor de uitoefening van zijn taak nodig heeft. 2. Het dagelijks bestuur en elk van zijn leden afzonderlijk zijn aan het algemeen bestuur verantwoording schuldig over het door het dagelijks bestuur gevoerde bestuur. 3. Het reglement van orde van het algemeen bestuur regelt de wijze waarop aan het eerste en tweede lid invulling wordt gegeven. 4. Over al hetgeen het openbaar lichaam betreft dient het dagelijks bestuur de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het provinciebestuur desgevraagd van bericht en raad. 5. Het dagelijks bestuur doet mededeling van het in het vierde lid bedoelde verzoek en de inhoud daarvan aan de deelnemers. | Artikel aangepast op de vigerende tekst van artikel 19a Wgr. Hiermee wordt een actieve informatieplicht van het DB richting het AB vastgelegd. Nieuw is de regeling dat de minister en het provinciebestuur ook rechtstreeks informatie kunnen vragen aan het dagelijks bestuur van de dienst, 19b Wgr. |
Voorzitter | |||
Voorzitter | Artikel 15 De voorzitter 1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een collegelid, niet afkomstig uit de gemeente Beemster of Purmerend, aan als voorzitter. 2. Het dagelijks bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan. | Artikel 15 De voorzitter 1. Het algemeen bestuur wijst uit haar leden, aangewezen door de colleges van Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen, de voorzitter aan. 2. Het algemeen bestuur wijst uit haar leden, aangewezen door de colleges van Beverwijk, Haarlem, Heemskerk en Velsen, een plaatsvervangend voorzitter | De voorzitter is afkomstig uit gemeente Beverwijk, Haarlem, Heemskerk of Velsen. Lid 2 is aangepast. Het algemeen bestuur |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
3. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het algemeen bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt. | aan. 3. De voorzitter is aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur. Hij geeft het algemeen bestuur mondeling of schriftelijk de door één of meer leden gevraagde inlichtingen. Indien het algemeen bestuur dit wenselijk acht, worden deze inlichtingen periodiek verstrekt. 4. Het algemeen bestuur kan de voorzitter ontslaan indien deze het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Artikel 50 van de Gemeentewet onderscheidenlijk artikel 50 van de Provinciewet is van overeenkomstige toepassing. Op het ontslagbesluit zijn artikel 4:8 en 7:1 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing. 5. Lid 3 is van overeenkomstige toepassing op de plaatsvervangend voorzitter. Lid 4 is niet van toepassing op de plaatsvervangend voorzitter in diens rol als lid van het algemeen bestuur. | wijst de voorzitter aan, dus ligt het in de rede dat zij ook de plaatsvervangend voorzitter aanwijst. Daarnaast is conform de Wgr ingevoegd de bevoegdheid van het AB de voorzitter te ontslaan bij gebrek aan vertrouwen. | |
TAKEN EN BEVOEGDHEDEN | |||
Taken en bevoegdheden dienst | Artikel 16 Taken dienst 1. De dienst bereidt wettelijke milieutaken, milieubeleidstaken en taken met betrekking tot de fysieke omgeving van de deelnemers voor, welke zijn opgenomen in de bij deze regeling gevoegde bijlage, onderdeel I, en voert deze, met inachtneming van de eveneens in de bijlage aangeduide bevoegdheden, uit. 2. Voor een wijziging van de door de dienst uit te voeren taken en/of van de aan de dienst toekomende bevoegdheden, zoals opgenomen in de bijlage bij deze regeling, is de goedkeuring van de raad, onderscheidenlijk provinciale staten van de betreffende deelnemer, alsmede unanieme instemming van zowel het algemeen bestuur als het dagelijks bestuur van de dienst vereist. Een besluit wordt eerst genomen nadat de andere deelnemers in de gelegenheid zijn gesteld hieromtrent hun zienswijze te geven. 3. Zowel het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur als elk van de bestuursorganen van de deelnemers zijn bevoegd tot het doen van voorstellen tot een wijziging als bedoeld in het tweede lid 4. Na besluitvorming wordt de bijlage bij deze regeling aangepast zonder dat sprake is van een wijziging als bedoeld in artikel 37 van deze regeling. 5. Aan het eerste lid wordt door de dienst zo effectief en efficiënt mogelijk invulling gegeven in overeenstemming met de in artikel 2, derde lid genoemde belangen. | Artikel 16 Taken en bevoegdheden dienst 1. De deelnemers uit de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen dragen bij deze regeling de bevoegdheden beschreven in Bijlage I bij deze regeling aan het algemeen bestuur over. 2. Deelnemers en derden als bedoeld in artikel 18 kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van de betreffende deelnemer. 3. Het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden, is aan de deelnemers voorbehouden. Het nemen van deze besluiten wordt noch aan de bestuursorganen van de dienst overgedragen, noch opgedragen. 4. De dienst voert voor de deelnemers in ieder geval het basistakenpakket uit en kan daarnaast ook het milieutakenpakket en/of plustaken uitvoeren. Bijlage I benoemt welke taken de dienst uitvoert. 5. Voor een uitbreiding van de door de dienst uit te voeren taken en/of van de aan de dienst overgedragen bevoegdheden, is de goedkeuring van de raad, onderscheidenlijk provinciale staten van de betreffende deelnemer, alsmede unanieme instemming van zowel het dagelijks bestuur als het algemeen bestuur vereist. 6. Na besluitvorming als bedoeld in het vijfde lid wordt Bijlage I bij deze regeling aangepast zonder dat sprake is van een wijziging als bedoeld in artikel 37 van deze regeling. 7. Een deelnemer kan een verzoek tot vermindering van het takenpakket schriftelijk ter kennis brengen van de dienst, hetgeen wordt gelijkgesteld met een verzoek tot gedeeltelijke uittreding voor wat betreft deze taken zoals bedoeld in artikel 36 van de regeling. 8. Het voorgaande lid is niet van toepassing, wanneer wijzigingen in nationale en bovennationale wet- en regelgeving nopen tot wijzigingen in de bevoegdheidsverdeling ten aanzien van het takenpakket. | In het eerste lid van dit artikel en Bijlage I is opgenomen dat de vier IJmondgemeenten hun bevoegdheden met betrekking tot enkelvoudige omgevingsvergunningverlening t.a.v. milieu overdragen aan het AB van de dienst. In het tweede lid is opgenomen dat alle deelnemers alsook derden waarvoor taken worden uitgevoerd, mandaat kunnen verlenen aan het DB of de directeur. Lid 4 e.v. behandelt de taken van de dienst, uitgeschreven in Bijlage I. Dit wordt uitgewerkt in een afsprakenkader (art. 17). Taken kunnen voor deelnemers ook op grond van een dienstverleningsovereenkomst worden uitgevoerd (en worden dan dus niet in de regeling gebracht, art. 18). Daarnaast blijft mogelijkheid bestaan taken voor derden uit te voeren op grond van een dienstverleningsovereenkomst. Dit is in artikel 18 geregeld. |
Relatie deelnemers - dienst | Artikel 17 Relatie deelnemers – dienst 1. De dienst en de deelnemers maken toetsbare afspraken over de omvang en kwaliteit van de zowel structureel als incidenteel te leveren producten en diensten alsmede de daarbij behorende kosten. Deze afspraken kunnen vastgelegd worden in dienstverleningsovereenkomsten. 2. Elke deelnemer stelt om de 4 jaar een integraal milieubeleidsplan vast, waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren milieubeleid worden uiteengezet. Op basis van dit plan stelt de dienst jaarlijks voor elke deelnemer een milieuwerkprogramma op. In dit programma worden in ieder geval vastgelegd: | Artikel 17 Relatie deelnemers – dienst 1. Met betrekking tot de uitvoering en nadere invulling van de taken en bevoegdheden genoemd in artikel 16 worden door of namens het dagelijks bestuur en de deelnemers schriftelijke afspraken gemaakt in de vorm van een afsprakenkader. 2. In het afsprakenkader kunnen bepalingen komen te staan inzake: a. de omvang en kwaliteit van de te verlenen diensten en te leveren producten door de dienst; b. de uitvoering in relatie tot de bepalingen in artikel 33; c. de samenwerkingsstructuur en het -overleg; d. informatieverstrekking en rapportages; | Met alle deelnemers worden afsprakenkaders afgesloten waarin afspraken worden gemaakt over de ingebrachte taken. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
a. de producten en diensten die in dat jaar door de betrokken deelnemer worden afgenomen; b. een prognose van de geplande tijdsbesteding en kosten per product. 3. In aanvulling op het in het tweede lid bepaalde kunnen de dienst en elke deelnemer projectovereenkomsten afsluiten waarin wordt vastgelegd aan welke producten en diensten door de dienst projectmatig invulling wordt gegeven. 4. De dienst en de deelnemers maken werkafspraken inzake de concrete uitvoering van de taken. | e. verplichtingen en kwaliteitsborging; f. mandaten en machtigingen; g. archivering; h. aansprakelijkheden en risico’s; i. gegevensbeveiliging en klachten; j. duur, wijziging en opzegging van het afsprakenkader. 3. Elke deelnemer stelt om de 4 jaar een integraal milieubeleidsplan vast, waarin de ontwikkelingsrichtingen in het te voeren milieubeleid worden uiteengezet. Mede op basis van deze plannen stelt de dienst jaarlijks een uitvoeringsprogramma op. 4. In het uitvoeringsprogramma legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de dienstverleningsovereenkomsten bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde. | ||
Taken op verzoek | Artikel 18 Taken op verzoek 1. De in artikel 16 aangeduide taken kunnen door de dienst op verzoek voor derden worden uitgevoerd. Behoudens incidentele werkzaamheden en pilots, worden deze taken in een dienstverleningsovereenkomst en een jaarlijks werkprogramma nader aangeduid. 2. Op verzoek van een deelnemer of een derde kunnen door de dienst ook andere taken dan de in artikel 16 aangeduide taken worden uitgevoerd. 3. De dienst en de derde(n) maken werkafspraken inzake de concrete uitvoering van de in het eerste en tweede lid bedoelde taken. | Artikel 18 Taken op verzoek 1. De in artikel 16 aangeduide taken kunnen door de dienst op verzoek voor deelnemers en derden op grond van een dienstverleningsovereenkomst worden uitgevoerd. 2. In de dienstverleningsovereenkomst worden in ieder geval bepalingen opgenomen met betrekking tot de kosten van de uitvoering van de taak en de bepalingen zoals genoemd in artikel 17 tweede lid. 3. In het uitvoeringsprogramma bedoeld in artikel 20 tweede lid onder b, legt de dienst vast welke diensten en producten op grond van de dienstverleningsovereenkomsten bedoeld in het eerste lid van dit artikel worden geleverd aan de deelnemer of derde. | Naast de inbreng van taken in de GR kunnen voor zowel deelnemers als derden taken worden uitgevoerd op basis van een dienstverleningsovereenkomst. Op dit moment vindt uitvoering van het basistakenpakket op grond van een dienstverleningsovereenkomst plaats voor tien gemeenten. |
Delegatie en mandaat | Artikel 19 Delegatie en mandaat door de deelnemers 1. De deelnemers uit de gemeenten Beverwijk, Heemskerk, Uitgeest en Velsen dragen bij deze regeling de bevoegdheden beschreven in de bijlage, Onderdeel II, bij deze regeling aan de overeenkomstige bestuursorganen van de dienst over. De bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan de bestuursorganen van de dienst zijn overgedragen berusten bij de deelnemers. 2. De deelnemers kunnen aan het dagelijks bestuur onderscheidenlijk de directeur mandaat verlenen ter uitvoering van de bevoegdheden van de betreffende deelnemer. 3. Het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder de leden 1 en 2 van dit artikel genoemde bevoegdheden, is aan de deelnemers voorbehouden. Het nemen van deze besluiten wordt noch aan de bestuursorganen van de dienst overgedragen, noch opgedragen. | Artikel 19 Delegatie en mandaat door de deelnemers Vervallen. | Dit artikel is ingevoegd in artikel 16. Daarmee wordt in de regeling vanuit het belang waarvoor de dienst is ingesteld, gewerkt naar ingebrachte bevoegdheden, naar de taken die daarbij horen. |
AB | Artikel 20 Algemeen bestuur Het algemeen bestuur is belast met en bevoegd tot: a. Het voorbereiden van het door de raden der deelnemers onderscheidenlijk provinciale staten vast te stellen tweejaarlijkse strategische beleidsplan (inclusief organisatie-ontwikkelingsplan) b. het vaststellen van het tweejaarlijkse kwaliteitsborgingsplan; c. het vaststellen van het jaarlijkse milieuwerkprogramma nadat de raden van de deelnemers onderscheidenlijk provinciale staten in de gelegenheid zijn gesteld hieromtrent hun zienswijze te geven; d. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling; e. het besluiten tot deelname aan en samenwerken met gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen; f. het instellen van commissies van advies en commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen zoals bedoeld in artikel 24 en 25 | Artikel 20 Algemeen bestuur 1. Bij het algemeen bestuur berusten alle bevoegdheden die niet bij of krachtens deze regeling aan het dagelijks bestuur of de voorzitter zijn voorbehouden. 2. Het algemeen bestuur is in ieder geval belast met en bevoegd tot: a. het vaststellen van het tweejaarlijkse strategische beleidsplan (inclusief organisatie-ontwikkelings- en kwaliteitsborgingsplan) b. het vaststellen van het jaarlijkse uitvoeringsprogramma ; c. het doen van voorstellen aan de deelnemers omtrent toetreding tot, uittreding uit, wijziging van of opheffing van de regeling; d. het besluiten tot deelname aan en samenwerken met gemeenschappelijke regelingen en het (mede) oprichten van privaatrechtelijke rechtspersonen, nadat de raden en provinciale staten van de deeln emers in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenkingen ter kennis van het algemeen bestuur te brengen; e. het instellen van commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen zoals bedoeld in artikel 25 van de Wet gemeenschappelijke | Het jaarlijkse uitvoeringsprogramma wordt ter kennisname aangeboden aan de colleges en raden. Het ophalen van een zienswijze bij raden is niet conform 7.3 Bor. Vaste commissies van advies kunnen vanuit de Wgr altijd worden ingesteld door het AB. Commissies met het oog op de behartiging van bepaalde belangen kunnen alleen worden ingesteld indien de regeling hierin voorziet. Lid 2 onder e is hierop aangepast. Onder technische wijzigingen wordt |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
van de Wet gemeenschappelijke regelingen. | regelingen; f. tot wijziging van de gemeenschappelijke regeling indien en voorzover nieuwe wetten en/of regels hiertoe nopen en het uitsluitend technische wijzigingen betreft. Voor een wijziging als hier bedoeld behoeft niet de procedure als omschreven in artikel 37 te worden gevolgd. 3. Het algemeen bestuur kan aan het dagelijks bestuur of aan een bestuurscommissie als bedoeld in het tweede lid onder e bevoegdheden van het algemeen bestuur over- of opdragen, tenzij de aard van de bevoegdheid zich tegen deze overdracht verzet. Het dagelijks bestuur kan deze bevoegdheden mandateren aan de directeur. | verstaan wijzigingen die niet van invloed zijn op de op- of overgedragen bevoegdheden en taken danwel anderszins (financieel) gevolgen hebben voor de deelnemers aan de regeling. Het betreft hier in beginsel puur het in overeenstemming brengen van de regeling met veranderde wet- en regelgeving, bijvoorbeeld in de toekomst de Omgevingswet. | |
Commissies | Artikel 21 Commissies Vervallen. | Artikel 21 Commissies Vervallen. | |
DB | Artikel 22 Dagelijks bestuur 1. Bij het dagelijks bestuur berusten alle bevoegdheden die niet bij deze regeling aan het algemeen bestuur of de voorzitter zijn voorbehouden. 2. Het dagelijks bestuur heeft de bevoegdheden zoals opgenomen in de bijlage, onderdeel II, behorende bij deze regeling. 3. Het dagelijks bestuur kan besluiten dat de directeur bevoegd is in naam en onder verantwoordelijkheid van dit bestuur de in de bijlage onderdeel II, onder a, b, en d aangeduide besluiten te nemen. Zij kan hierbij tevens bepalen dat de directeur bevoegd is tot ondermandaat aan de onder zijn verantwoordelijkheid werkzame teamleiders en senioren. De verleende mandaten en ondermandaten worden aan de deelnemers bekendgemaakt. 4. Naast de uitoefening van taken en bevoegdheden zoals vermeld in de bijlage behorende bij deze regeling is het dagelijks bestuur belast met en bevoegd tot: a. het voorbereiden van al hetgeen in de vergadering van het algemeen bestuur ter beraadslaging en beslissing moet worden gebracht; b. het uitvoeren en bekendmaken van de besluiten van het algemeen bestuur; c. het beheer van de organisatie en de bewaking van de continuïteit van de dienst; d. het aangaan van geldleningen tot een totaalbedrag 113.445,- Euro per jaar waarvan onverwijld een kennisgeving aan het algemeen bestuur wordt gedaan; e. het beheer van de activa en passiva van de dienst; f. de zorg, voor zover deze niet aan anderen is opgedragen, voor de controle op het geldelijk beheer en de boekhouding; g. het toezicht op het beheer van de eigendommen van de dienst; h. het verhuren, verpachten of op andere wijze in gebruik geven van eigendommen van de dienst; i. het huren en pachten ten behoeve van het lichaam; j. het voorstaan van de belangen van de dienst bij andere overheden, instellingen, diensten en personen waarmee contact voor de dienst van belang is; k. aanstelling, schorsing en ontslag van personeel van de dienst, met uitzondering van de directeur; l. het sluiten van overeenkomsten met derden inzake werkzaamheden door de dienst te verrichten. | Artikel 22 Dagelijks bestuur 1. Het dagelijks bestuur is in ieder geval bevoegd en/of belast met: a. het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam te voeren, voor zover niet bij of krachtens de wet of de regeling het algemeen bestuur hiermee is belast; b. beslissingen van het algemeen bestuur voor te bereiden en uit te voeren; c. regels vast te stellen over de ambtelijke organisatie van de dienst; d. ambtenaren te benoemen, te schorsen en te ontslaan; e. tot privaatrechtelijke rechtshandelingen van de dienst te besluiten, met uitzondering van privaatrechtelijke rechtshandelingen als bedoeld in artikel 55a van de Wgr; f. te besluiten, namens het openbaar lichaam, het dagelijks bestuur of het algemeen bestuur rechtsgedingen, bezwaarprocedures of administratief beroepsprocedures te voeren of handelingen ter voorbereiding daarop te verrichten, tenzij het algemeen bestuur, voor zover het het algemeen bestuur aangaat, in voorkomende gevallen anders beslist. 2. Het dagelijks bestuur neemt, ook alvorens is besloten tot het voeren van een rechtsgeding, alle conservatoire maatregelen en doet wat nodig is ter voorkoming van verjaring of verlies van bezit of recht. 3. In aanvulling op het eerste lid onder e kan het dagelijks bestuur slechts besluiten tot het aangaan van geldleningen tot een totaalbedrag van 113.445,- euro per jaar. Voor het aangaan van geldleningen die dat bedrag overstijgen dient goedkeuring van het algemeen bestuur te worden verkregen. | Opsomming is aangepast aan de bepalingen in de Wgr en ingekort, daar waar bepaalde bevoegdheden onder ‘dagelijks bestuur van het openbaar lichaam’ te vatten zijn, specifiek hetgeen onder leden c, e, f en g en daar waar bepaalde bevoegdheden onder ‘privaatrechtelijke rechtshandelingen’ te vatten zijn, specifiek leden h, i en l. Ook de aanstelling van de directeur is een bevoegdheid van het dagelijks bestuur, aangezien de directeur ook onder de ambtenaren van de dienst valt. De beperking uit het vierde lid onder d is verplaatst naar een nieuw derde lid. |
Voorzitter | Artikel 23 Voorzitter 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 2. De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. Het dagelijks bestuur kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van | Artikel 23 Voorzitter 1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en van het dagelijks bestuur. 2. De stukken die van het algemeen bestuur of van het dagelijks bestuur uitgaan, worden door de voorzitter ondertekend. Het dagelijks bestuur kan hem toestaan de ondertekening op te dragen aan een ander lid van dit bestuur, aan de | Ongewijzigd. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
dit bestuur, aan de secretaris-directeur of aan een of meer andere ambtenaren van de dienst. 3. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de dienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. | secretaris-directeur of aan een of meer andere ambtenaren van de dienst. 3. De voorzitter vertegenwoordigt de dienst in en buiten rechte. Indien de voorzitter behoort tot het bestuur van een deelnemer die partij is in een geding waarbij de dienst betrokken is, oefent een ander door het dagelijks bestuur uit zijn midden aan te wijzen lid deze bevoegdheid uit. | ||
Secretaris | Artikel 24 Secretaris 1. Het algemeen bestuur benoemt, schorst en ontslaat de directeur als secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur. 2. De secretaris staat het algemeen, en het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. 3. Alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend. 4. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen en/of dagelijks bestuur bepaalt dat de secretaris bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig dient te zijn. 5. De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur. | Artikel 24 Secretaris 1. Het algemeen bestuur benoemt de secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur en kan hem tevens schorsen en ontslaan. 2. De secretaris staat het algemeen, en het dagelijks bestuur, de voorzitter en eventuele commissies bij de uitoefening van hun taak terzijde. 3. Alle stukken die van het algemeen en dagelijks bestuur uitgaan worden door de secretaris mede ondertekend. 4. De secretaris is in de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig, tenzij het algemeen en/of dagelijks bestuur bepaalt dat de secretaris bij bepaalde (onderdelen van) vergaderingen niet aanwezig dient te zijn. 5. De secretaris is verantwoordelijk voor het opmaken van de verslagen van de vergaderingen van het algemeen en het dagelijks bestuur. | Lid 1 is gewijzigd. Nu is bepaald dat het algemeen bestuur de secretaris benoemt. In artikel 25 wordt vervolgens geregeld dat het dagelijks bestuur de secretaris als directeur van de dienst benoemt, confom de bevoegdheden van het dagelijks bestuur zoals genoemd in artikel 22. |
DIRECTIE EN PERSONEEL | |||
Directeur | Artikel 25 Directeur 1. De directeur is het hoofd van de dienst. 2. De directeur wordt benoemd en ontslagen door het algemeen bestuur. 3. De directeur kan worden geschorst door het dagelijks bestuur. 4. De directeur kan zich in zijn taken en onder zijn verantwoording laten bijstaan door door hem aan te wijzen personen. 5. Het algemeen bestuur stelt voor de directeur een instructie vast. | Artikel 25 Directeur 1. De directeur is het hoofd van de dienst. 2. De secretaris van het algemeen en dagelijks bestuur wordt door het dagelijks bestuur benoemd en ontslagen als directeur. 3. De directeur kan worden geschorst door het dagelijks bestuur. 4. De directeur kan zich in zijn taken en onder zijn verantwoording laten bijstaan door door hem aan te wijzen personen. | Lid 5 is verwijderd aangezien dit mede valt onder het bepaalde in artikel 22 eerste lid onder c. Xxxxxx, de directeur valt eveneens onder de ambtelijke organisatie van de dienst. In verband hiermee is ook gewijzigd dat het dagelijks bestuur, in plaats van het algemeen bestuur, de directeur benoemt. Deze benoeming ligt vast gezien de benoeming van de secretaris aan het algemeen bestuur is. |
Rechtspositie en bezoldiging | Artikel 26 Rechtspositie en bezoldiging 1. Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de rechtspositie vast conform de CAR/UWO voor het gemeentepersoneel. 2. Met betrekking tot tussentijdse wijzigingen van de CAR/UWO is het dagelijks bestuur bevoegd deze reeds toe te passen voor het personeel. Het algemeen bestuur stelt deze tussentijdse wijzigingen in de rechtspositie periodiek vast, waar nodig met terugwerkende kracht. 3. Het algemeen bestuur beslist op voorstel van het dagelijks bestuur over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden. 4. Aanstelling, schorsing en ontslag van personeel geschiedt door het dagelijks bestuur behoudens het bepaalde in artikel 25, lid 2. | Artikel 26 Rechtspositie en bezoldiging 1. Het algemeen bestuur stelt voor het personeel van het openbaar lichaam de rechtspositie vast conform de CAR/UWO voor het gemeentepersoneel. 2. Met betrekking tot tussentijdse wijzigingen van de CAR/UWO is het dagelijks bestuur bevoegd deze reeds toe te passen voor het personeel. Het algemeen bestuur stelt deze tussentijdse wijzigingen in de rechtspositie periodiek vast, waar nodig met terugwerkende kracht. 3. Het algemeen bestuur beslist op voorstel van het dagelijks bestuur over de toepassing van overige arbeidsvoorwaarden. | Lid 4 is verwijderd, nu dit reeds volgt uit artikel 22 eerste lid onder d en artikel 25 tweede lid. |
FINANCIELE BEPALINGEN | |||
Financieel beheer | Artikel 27 Financieel beheer Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot: a. de organisatie van de administratie en het kasbeheer; b. de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding. De artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet zijn van overeenkomstige toepassing. | Artikel 27 Financieel beheer Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot: a. de organisatie van de administratie en het kasbeheer; b. de controle op het geldelijke beheer en de boekhouding. De artikelen 216 tot en met 219 van de Provinciewet zijn van overeenkomstige toepassing. | Betreft een regeling tussen provincie en gemeenten, waardoor ingevolge artikel 59 Wgr de artikelen uit de Provinciewet van toepassing zijn. |
Boekjaar | Artikel 28 Boekjaar 1. Het boekjaar van de dienst is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van | Artikel 28 Boekjaar 1. Het boekjaar van de dienst is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van inwerkingtreding van deze | Ongewijzigd. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
deze regeling tot en met 31 december daaraanvolgend. | regeling tot en met 31 december daaraanvolgend. | ||
Begroting | Artikel 29 Begroting 1. De begroting van de dienst wordt vóór 15 juli voorafgaand aan het jaar waarvoor deze geldt door het algemeen bestuur vastgesteld. 2. Het dagelijks bestuur maakt jaarlijks een ontwerpbegroting op van baten en lasten en de investerings- en financieringstaak voor het volgende boekjaar. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting zes weken voordat zij ter vaststelling aan het algemeen bestuur wordt aangeboden, toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie. 3. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen. 4. De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten. 5. De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven. 6. De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen 6 weken na de datum van toezending omtrent de ontwerpbegroting het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. 7. Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd. 8. De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien. 9. De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting. 10. Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. | Artikel 29 Begroting 1. Het algemeen bestuur stelt de begroting vast in het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient. 2. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval vóór 1 augustus van het jaar voorafgaande dat waarvoor de begroting dient, toe aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 3. Het dagelijks bestuur zendt de ontwerpbegroting en de voorlopige jaarrekening vóór 15 april toe aan de raden van de deelnemende gemeenten resp. provinciale staten van de provincie. 4. Voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting wordt uitgegaan van de in de laatst vastgestelde begroting opgenomen ramingen en wijzigingen en wordt tevens rekening gehouden met de laatst bekende cao-afspraken zoals deze gelden voor de gemeentelijke overheid, het prijsindex-cijfer voor de overheidsconsumptie en inclusief autonome ontwikkelingen. 5. De begroting wordt voorzien van een memorie van toelichting waarin voldoende inzicht wordt gegeven in de kosten in relatie tot de te leveren diensten en/of producten. 6. De begroting gaat vergezeld van een beredeneerde toelichting, waarin de hoofdlijnen van de gewenste (beleids)ontwikkelingen in het samenwerkingsgebied worden aangegeven. 7. Aan de begroting wordt een meerjarenprognose toegevoegd. 8. De meerjarenprognose omvat een globale raming van uitgaven en inkomsten en wordt van een toelichting voorzien. 9. De in de meerjarenprognose op te nemen ramingen worden gebaseerd op het loon- en kostenpeil dat geldt voor de samenstelling van de jaarlijkse begroting. 10. De raden van de deelnemende gemeenten en provinciale staten van de provincie kunnen binnen tien weken na de datum van toezending van de ontwerpbegroting bij het dagelijks bestuur hun zienswijze naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren waarin die zienswijze is vervat, bij de begroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden. 11. Op het wijzigen van de begroting zijn de leden 2 tot en met 7 zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing, tenzij het technische begrotingswijzigingen betreft die niet zorgen voor een verhoging van de bijdragen van de deelnemers. Voor laatstgenoemde begrotingswijzigingen is het algemeen bestuur bevoegd deze vast te stellen zonder daarvoor een zienswijze van de deelnemers te verzoeken. | Lid 1 is cf. art. 58 Wgr 58b van de Wgr stelt dat het DB uiterlijk 15 april voorafgaande het jaar waarvoor de begroting dient, de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor dat jaar toezendt aan de raden en PS. ODIJ stuurt in de regel reeds begin april de ontwerpbegroting, inclusief meerjarenprognose en beleidsmatige ontwikkelingen. In dezen geldt de ontwerpbegroting dus tevens als stuk waarin de algemene financiële en beleidsmatige kaders voor het komende jaar/de komende jaren zijn opgenomen. In het AB van 4 juli 2014 is besloten de toevoeging in het (nieuwe) lid 4 op te nemen bij de vorige wijziging van de GR. Xxxxxxxxxxxx is dit niet geschied en wordt dit hiermee hersteld. 59 Xxx stelt acht weken voor zienswijzen. Tien weken is realistischer i.v.m. aanlevertermijnen bij gemeenten en provincie. Er heeft daarnaast een herschikking plaatsgevonden van een aantal leden in verband met de leesbaarheid van het artikel. |
Rekening | Artikel 30 Rekening 1. Van de baten en lasten van de dienst wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de rekening met de daarbij behorende bescheiden. Het algemeen bestuur onderzoekt de rekening zonder uitstel en stelt haar vast vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening betrekking heeft. 2. De SiSa-verantwoordingsbijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen maakt onderdeel uit van de toelichting op de jaarrekening. Het dagelijks bestuur verantwoordt zich door middel van de jaarrekening over de uitvoering van de regelingen van de specifieke uitkeringen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 3. Uiterlijk 15 juli na afloop van het dienstjaar stelt het algemeen bestuur een jaarverslag vast van de door het bestuur van de dienst verrichte werkzaamheden. Dit jaarverslag wordt ter kennisneming toegezonden | Artikel 30 Rekening 1. Van de baten en lasten van de dienst wordt door het dagelijks bestuur over elk dienstjaar verantwoording afgelegd aan het algemeen bestuur onder overlegging van de jaarrekening en het jaarverslag met de daarbij behorende bescheiden. Het algemeen bestuur onderzoekt de jaarrekening en het jaarverslag zonder uitstel en stelt haar vast vóór 15 juli van het jaar volgende op het jaar waarop de rekening en het verslag betrekking hebben. 2. De SiSa-verantwoordingsbijlage met verantwoordingsinformatie over specifieke uitkeringen maakt onderdeel uit van de toelichting op de jaarrekening. Het dagelijks bestuur verantwoordt zich door middel van de jaarrekening over de uitvoering van de regelingen van de specifieke uitkeringen overeenkomstig het bepaalde in artikel 17a van de Financiële- verhoudingswet uiterlijk 15 juli van het jaar volgend op het begrotingsjaar aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 3. Het dagelijks bestuur zendt de vastgestelde jaarrekening en het jaarverslag ter kennisneming aan de raden van de gemeenten en provinciale staten van de provincie. | Alleen jaarrekening komt voor in de Wgr. Jaarverslag volgt uit 59 lid 6 Wgr jo. 202 Pr.wet. Zowel de jaarrekening als het jaarverslag worden aan de raden en PS aangeboden. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
aan de raden en provinciale staten van de deelnemers. | |||
Tussenrapportage | Artikel 30a Tussenrapportage 1. Het algemeen bestuur stelt tweemaal per jaar een tussenrapportage vast met daarin informatie over het lopende begrotingsjaar. 2. In deze rapportage wordt ingegaan op de beleidsmatige en financiële tussenstand. 3. In de rapportage worden de afwijkingen in de geleverde prestaties ten opzichte van de geraamde prestaties benoemd en toegelicht. 4. In de rapportage wordt ingegaan op de overige zaken die van belang zijn om kennis te kunnen nemen van de stand van zaken. 5. De vastgestelde rapportages worden door het algemeen bestuur vóór 15 juli en 15 december aan de colleges gezonden. | Met dit nieuw ingevoegde artikel wordt (mede) invulling gegeven aan de actieve informatieplicht richting het algemeen bestuur en de deelnemers. De voorlopige rapportages worden na behandeling in het DB reeds aan de deelnemers gezonden. | |
Batig saldo | Artikel 31 Batig saldo Indien de rekening sluit met een batig saldo, besluit het algemeen bestuur of dit saldo: a. geheel of gedeeltelijk zal worden gereserveerd in een algemene reserve tot een maximum van 500.000,- Euro; b. geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor extra investeringen; of c. geheel of gedeeltelijk zal worden gebruikt voor het bijstellen van de tariefstelling. | Artikel 31 Rekeningresultaat Verrekening van het verschil tussen de betaalde voorschotten en het jaarrekeningresultaat vindt plaats onmiddellijk na vaststelling van de rekening, waarbij negatieve resultaten worden verrekend met de algemene reserve en positieve resultaten eerst dienen tot aanzuivering van de algemene reserve tot 260.000,- euro en waarna verrekening dient plaats te vinden met de deelnemers. Ophoging van de algemene reserve tot boven voornoemd bedrag ten gevolge van toetreding van nieuwe deelnemers of de uitbreiding van ingebrachte taken door bestaande deelnemers kan plaatsvinden bij besluit van het algemeen bestuur. | In de gewijzigde regeling kunnen door Omgevingsdienst IJmond geen bestemmingsreserves meer worden gevormd vanuit de behaalde resultaten aan het eind van het jaar. Het vermogen van de dienst proactief in te springen op ontwikkelingen en onderwerpen op te pakken komt in het Rapport IJkmoment 2015 Omgevingsdienst IJmond als kernkwaliteit naar voren die hogelijk gewaardeerd wordt door de gemeenten en provincie. In het DB van 16 september 2015 is door de bestuurders benadrukt dat dit in stand gehouden moet worden. Nieuwe projecten/beleid gaan in beginsel via de P&C-cyclus richting de eigenaren die via de begroting een integrale afweging kunnen maken. Onvoorziene ontwikkelingen kunnen verantwoord worden in de tussentijdse rapportage, waarbij de dienst binnen de begroting speelruimte heeft. |
Financiering | Artikel 32 Financiering 1. De dienst verantwoordt zich in de begroting en de jaarstukken over de in artikel 8 van de Wet financiering decentrale overheden genoemde gegevens, conform de bij of krachtens die wet gestelde normen en regels. Bij afwijkingen dan wel dreigende overschrijding van de in de Wet financiering decentrale overheden genoemde normen, wordt daarover afzonderlijk en onverwijld gerapporteerd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 2. Als de garantstelling van één of meer deelnemers nodig is, in verband met het aangaan van geldleningen en/of rekening courantovereenkomsten, dan wordt het conceptbesluit tot het aangaan van een geldlening, een rekening-courant-overeenkomst of het uitlenen van geld, aan de desbetreffende respectievelijk aan alle deelnemers ter goedkeuring voorgelegd. 3. Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend. | Artikel 32 Financiering 1. De dienst verantwoordt zich in de begroting en de jaarstukken over de in artikel 8 van de Wet financiering decentrale overheden genoemde gegevens, conform de bij of krachtens die wet gestelde normen en regels. Bij afwijkingen dan wel dreigende overschrijding van de in de Wet financiering decentrale overheden genoemde normen, wordt daarover afzonderlijk en onverwijld gerapporteerd aan de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. 2. Als de garantstelling van één of meer deelnemers nodig is, in verband met het aangaan van geldleningen en/of rekening courantovereenkomsten, dan wordt het conceptbesluit tot het aangaan van een geldlening, een rekening-courant- overeenkomst of het uitlenen van geld, aan de desbetreffende respectievelijk aan alle deelnemers ter goedkeuring voorgelegd. 3. Voor het betalen van rente en aflossing van aan te gane geldleningen en in rekening-courant op te nemen gelden staan de deelnemers garant voor zover ter zake door andere overheidsorganen geen garantie is verstrekt. De deelnemers nemen aan de garantie deel in de verhouding van het aantal inwoners op 1 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarin de garantie is verleend. | Ongewijzigd. |
Verdeling van baten en lasten | Artikel 33 Verdeling van baten en lasten 1. De lasten van de dienst worden gedekt door: a. bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals | Artikel 33 Verdeling van baten en lasten 1. De lasten van de dienst worden gedekt door: a. bijdragen van de deelnemers voor de uitoefening van taken zoals bedoeld in | Vanaf 1 januari 2017 draaien alle deelnemende partijen mee in de verdeelsleutel, inclusief Beemster, |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
bedoeld in artikel 16; b. bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen; d. inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18; e. subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen; f. overige inkomsten; g. reserves. 2. De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en provincie Noord-Holland per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld ingaande 1 januari 2003. 3. In afwijking van het tweede lid dragen de gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 tot 1 januari 2017 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De door de betreffende partijen in te brengen formatie vormt de basis voor de berekening van de som in een keer. 4. Vanaf 1 januari 2017 wordt de hoogte van de bijdragen voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld. 5. In afwijking van het tweede lid dragen gemeenten Beemster en Purmerend voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 900 uur door gemeente Beemster en 1340 uur door gemeente Purmerend. | artikel 16; b. bijdragen van de deelnemers aan schadevergoedingen. Deze schadevergoedingen komen volledig ten laste van de deelnemer binnen wiens aan de dienst opgedragen of overgedragen takenpakket, besluiten als bedoeld in artikel 22 zijn genomen; d. inkomsten uit de uitvoering van dienstverleningsovereenkomsten, onder meer op grond van artikel 18; e. subsidies, andere bijdragen dan de onder a van dit artikel bedoelde bijdragen en schenkingen; f. overige inkomsten; g. reserves. 2. De hoogte van de bijdragen bedoeld in het eerste lid onder a wordt voor de gemeenten Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Uitgeest, Velsen en provincie Noord- Holland per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld ingaande 1 januari 2003. 3. In afwijking van het tweede lid dragen de gemeente Haarlem en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 tot 1 januari 2017 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De door de betreffende partijen in te brengen formatie vormt de basis voor de berekening van de som in een keer. 4. Vanaf 1 januari 2017 wordt de hoogte van de bijdragen voor de gemeenten Beemster, Beverwijk, Haarlem, Heemskerk, Purmerend, Uitgeest, Velsen en de provincie Noord-Holland voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 per deelnemer telkens voor een periode van 3 jaar op basis van de door de dienst jaarlijks vastgelegde tijdschrijfgegevens door het algemeen bestuur vastgesteld. 5. In afwijking van het tweede lid dragen gemeenten Beemster en Purmerend voor de uitoefening van taken als bedoeld in artikel 16 tot 1 januari 2017 jaarlijks bij middels een som in een keer. De som in een keer wordt jaarlijks door het algemeen bestuur vastgesteld. De basis voor de berekening van de som in een keer is de minimale afname van 900 uur door gemeente Beemster en 1340 uur door gemeente Purmerend. | Haarlem, Purmerend en provincie Noord- Holland. | |
ARCHIEFBESCHEIDEN | |||
Artikel 34 1. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de onder het bestuur van Milieudienst IJmond berustende archiefbescheiden overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling als bedoeld in de Archiefwet 1995, welke aan gedeputeerde staten wordt meegedeeld. 2. De directeur is belast met het beheer van de archiefbescheiden van de dienst, voorzover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd. 3. De archivaris, dan wel indien deze niet benoemd is de gemeentesecretaris van Beverwijk, oefent toezicht uit op het in het tweede lid bedoelde beheer. 4. Voor de bewaring van de op grond van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de dienst is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd. 5. De in het vierde lid bedoelde archiefbescheiden worden beheerd door de archivaris, indien niet benoemd door de gemeentesecretaris, van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd. | Artikel 34 Archiefbescheiden 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de organen van de dienst, overeenkomstig een door het algemeen bestuur, met inachtneming van artikel 40 van de Archiefwet 1995 vast te stellen regeling (Archiefverordening), die aan gedeputeerde staten moet worden medegedeeld. 2. Het dagelijks bestuur is tevens belast met de zorg voor de archiefbescheiden die worden gevormd krachtens de aan het samenwerkingsverband gedelegeerde taken. 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12, eerste lid en artikel 13 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden van de in deze regeling genoemde bestuursorganen is aangewezen de archiefbewaarplaats van de gemeente waarbinnen de dienst is gevestigd.. 4. Voor de door deelnemende gemeenten of provincie(s) gemandateerde taken berust de zorg voor de desbetreffende archiefbescheiden bij deze gemeenten of provincie(s). 5. De secretaris (-directeur) is belast met het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. 6. De archivaris is belast met het toezicht op het beheer van de archiefbescheiden, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar de archiefbewaarplaats. 7. Met het toezicht op de bewaring en het beheer van de archiefbescheiden van de | De archiefbepaling is geactualiseerd naar de meest recente bepalingen die door het LOPAI (Landelijk Overleg van Provinciale Xxxxxxx Inspecteurs) worden voorgeschreven. Er is een driesplitsing te maken: - Archiefbescheiden van de dienst zelf - Archiefbescheiden voor taken die in delegatie worden uitgevoerd - Archiefbescheiden behorende bij taken die in mandaat worden uitgevoerd. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
gemandateerde taken is belast de archivaris van de desbetreffende gemeente of provincie. 8. Bij opheffing van de gemeenschappelijke regeling wordt ten aanzien van de archiefbescheiden een voorziening getroffen conform artikel 4 lid 1 van de Archiefwet 1995. | |||
TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING | |||
Toetreding | Artikel 35 Toetreding 1. Toetreding tot de regeling kan plaatsvinden bij besluit van de raad onderscheidenlijk provinciale staten en het college en de burgemeester onderscheidenlijk de commissaris van de Koning van de toetredende gemeente of provincie, nadat de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers met deze toetreding hebben ingestemd. 2. De toetreding gaat in op de eerste dag van de maand volgend op die waarin de raden onderscheidenlijk provinciale staten van bestaande deelnemers met de toetreding hebben ingestemd en het besluit tot toetreding is bekend gemaakt en ingeschreven in de gemeentelijke registers onderscheidenlijk het provinciale register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. | Artikel 35 Toetreding 1. Het algemeen bestuur doet naar aanleiding van een verzoek tot toetreding een voorstel omtrent toetreding doen aan de deelnemers en kan daarbij voorwaarden stellen. 2. Toetreding vindt plaats bij daartoe strekkende besluiten van de bevoegde bestuursorganen van alle deelnemers. 3. De toetreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en de nieuwe deelnemer, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling. | De procedures voor toetreding, uittreding en wijziging van de regeling zijn geüniformeerd en in overeenstemming gebracht met de Wgr. Inschrijving in registers is geen wettelijke eis voor inwerkingtreding, 53 Wgr. |
Uittreding | Artikel 36 Uittreding 1. Een deelnemer kan uit de regeling treden door een daartoe strekkend besluit van de betreffende bestuursorganen. 2. Uittreding kan slechts plaatsvinden nadat het algemeen bestuur in overleg met de deelnemer die wenst uit te treden de financiële en overige gevolgen van de uittreding heeft bepaald. 3. Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaar na toetreding. 4. De uittreding vindt eerst plaats met ingang van 1 januari volgend op het jaar waarin het besluit tot uittreding is ingeschreven in het gemeentelijk dan wel provinciaal register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. 5. In afwijking van het derde lid kan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland binnen de eerste vijf jaar na toetreding, een besluit tot uittreding nemen. | Artikel 36 Uittreding 1. Een deelnemer kan besluiten uit de regeling te treden. 2. Voor uittreding uit de regeling wordt een opzegtermijn van ten minste één jaar in acht genomen. 3. Uittreding kan slechts plaatsvinden nadat het algemeen bestuur, in overleg met de deelnemer die wenst uit te treden, de financiële en overige gevolgen van de uittreding heeft bepaald. 4. Een besluit tot uittreding kan niet worden genomen gedurende de eerste vijf jaar na toetreding. 5. De uittreding gaat in met ingang van een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur en de uittredende deelnemer, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling. 6. In afwijking van het vierde lid kan het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Holland binnen de eerste vijf jaar na toetreding, een besluit tot uittreding nemen. | De procedures voor toetreding, uittreding en wijziging van de regeling zijn geüniformeerd en in overeenstemming gebracht met de Wgr. Inschrijving in registers is geen wettelijke eis voor inwerkingtreding, 53 Wgr. |
Wijziging | Artikel 37 Wijziging 1. De regeling kan worden gewijzigd indien tenminste tweederde van het aantal deelnemers hiertoe besluiten. 2. Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers. 3. Een wijziging treedt in werking op de eerste dag van de maand volgend op die waarin het besluit tot wijziging is bekend gemaakt en ingeschreven in de gemeentelijke registers en het provinciaal register als bedoeld in artikel 27 juncto artikel 52 van de Wet gemeenschappelijke regelingen. | Artikel 37 Wijziging 1. De regeling kan worden gewijzigd indien de deelnemers hiertoe besluiten. 2. Indien het algemeen bestuur wijziging wenselijk acht, doet het een daartoe strekkend voorstel aan de deelnemers. 3. Een wijziging treedt in werking op een nader te bepalen datum, vastgesteld door het algemeen bestuur, een en ander met inachtneming van bekendmaking van de benodigde besluiten conform artikel 44 van deze regeling. | De procedures voor toetreding, uittreding en wijziging van de regeling zijn geüniformeerd en in overeenstemming gebracht met de Wgr. Inschrijving in registers is geen wettelijke eis voor inwerkingtreding, 53 Wgr. |
Opheffing | Artikel 38 Opheffing 1. De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde van het aantal deelnemers daartoe besluiten. 2. De in het eerste lid bedoelde besluitvorming vindt niet plaats dan nadat het algemeen bestuur een liquidatieplan heeft vastgesteld, de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers gehoord. 3. Het liquidatieplan voorziet tenminste in de verplichting van de | Artikel 38 Opheffing 1. De regeling wordt opgeheven wanneer tenminste tweederde van het aantal deelnemers daartoe besluit. 2. De in het eerste lid bedoelde besluitvorming vindt niet plaats dan nadat het algemeen bestuur een liquidatieplan heeft vastgesteld, de raden onderscheidenlijk provinciale staten van de deelnemers gehoord. 3. Het liquidatieplan voorziet tenminste in de verplichting van de deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de | Leden 3 en 4 zijn samengevoegd. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
deelnemers tot deelneming in de financiële gevolgen van de opheffing en voorziet tevens in de gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van de dienst. 4. Toewijzing van personeel van de dienst aan de deelnemers zal plaatsvinden bij besluit van het algemeen bestuur. | gevolgen die de opheffing heeft voor het personeel van de dienst, waaronder mede wordt verstaan de toewijzing van personeel van de dienst aan de deelnemers. | ||
Artikel 39 Vereffening vermogen 1. De dienst blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken. 2. Het dagelijks bestuur zal als vereffenaar worden aangewezen. | Artikel 39 Vereffening vermogen 1. De dienst blijft na zijn ontbinding voortbestaan voor zover dit tot vereffening van zijn vermogen noodzakelijk is. Bij de vereffening wordt het liquidatieplan betrokken. 2. Het dagelijks bestuur wordt als vereffenaar aangewezen. | Terminologische aanpassing.. | |
GESCHILLEN | |||
Artikel 40 Vervallen. | Artikel 40 Vervallen. | Ongewijzigd. | |
AANSPRAKELIJKHEID | |||
Artikel 41 1. De dienst verzekert zich tegen: a. civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen; b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade. 2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van de dienst komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst overgedragen of opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen of de dienst. 3. De afzonderlijke deelnemers verzekeren zich tegen het risico van bestuurdersaansprakelijkheid voor structurele en/of incidentele bedrijfsschade en vermogensschade. | Artikel 41 Aansprakelijkheid 1. De dienst verzekert zich tegen: a. civielrechtelijke aansprakelijkheid voor schade aan personen en goederen; b. wettelijke aansprakelijkheid voor vermogensschade. 2. Indien en voor zover de verzekering een voor rekening van de dienst komende schade niet dekt, komt deze voor rekening van de desbetreffende deelnemer binnen wiens aan de dienst overgedragen of opgedragen takenpakket de schadeveroorzakende gebeurtenis is voorgevallen of de dienst. 3. De afzonderlijke deelnemers verzekeren zich tegen het risico van bestuurdersaansprakelijkheid voor structurele en/of incidentele bedrijfsschade en vermogensschade. | Ongewijzigd. | |
OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN | |||
Artikel 42 Titel en looptijd regeling 1. De regeling wordt aangehaald als: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond. 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. | Artikel 42 Titel en looptijd regeling 1. De regeling wordt aangehaald als: de Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst IJmond. 2. De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd. | Ongewijzigd. | |
Artikel 43 Wijziging wettelijke regelingen Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 en 17 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig artikel 16 en 17 aan de dienst zijn opgedragen en overgedragen. | Artikel 43 Wijziging wettelijke regelingen Indien ten gevolge van wijziging van wettelijke regelingen werkzaamheden als bedoeld in artikel 16 gaan strekken ter uitvoering van een andere regeling dan ter uitvoering waarvan zij ten tijde van het van kracht worden van deze gemeenschappelijke regeling strekten, dan wel indien in deze werkzaamheden ten gevolge van een dergelijke wijziging veranderingen optreden, blijven zij, voor zover hun strekking en omvang door die wijziging niet wezenlijk veranderen, behoren tot de taken die overeenkomstig artikel 16 aan de dienst zijn opgedragen en overgedragen. | Aangepast op inhoud artikelen 16 en 17 van de regeling. | |
Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding 1. Het college van burgemeester en wethouders van Beverwijk draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten. 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin goedkeuring door gedeputeerde staten en inschrijving in het gemeentelijk register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden. 3. De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van deze regeling. | Artikel 44 Toezending, bekendmaking en inwerkingtreding 1. Het provinciebestuur draagt zorg voor de toezending van deze regeling en van de besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing aan gedeputeerde staten. 2. Deze regeling treedt in werking op 1 januari 1998 dan wel later op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin goedkeuring door gedeputeerde staten en inschrijving in het gemeentelijk register overeenkomstig artikel 27 van de Wet gemeenschappelijke regelingen heeft plaats gevonden. 3. De colleges van de deelnemers dragen op de gebruikelijke wijze zorg voor bekendmaking van besluiten tot toe- en uittreding, wijziging of opheffing. 4. Het provinciebestuur maakt de (gewijzigde) regeling tijdig in de provincie en alle deelnemende gemeenten bekend door kennisgeving van de inhoud daarvan in de Staatscourant. Artikel 137 van de Provinciewet is van overeenkomstige | Lid 1: zie art. 53 lid 1 Wgr. Lid 3: zie art. 53 lid 2 Wgr. |
Onderwerp | GR ODIJ zoals deze luidt tot en met de 5de wijziging | Voorstel wijzigingen 6de wijziging | Toelichting |
toepassing. | |||
ARTIKEL II Deze wijziging treedt in werking op 1 januari 2015. | ARTIKEL II Deze wijziging treedt in werking op 1 XXX 2016. |
BIJLAGE I BEVOEGDHEDEN EN TAKEN
B M P
=
=
=
basistakenpakket milieutakenpakket plustakenpakket
BS =
BW =
HA =
HE =
PU =
UI =
VE =
PN =
Beemster Beverwijk Haarlem Heemskerk Purmerend Uitgeest Velsen
Provincie Noord-Holland
GEDELEGEERDE BEVOEGDHEDEN
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
A | Het nemen van besluiten aangaande omgevingsvergunningen, die uitsluitend zien op activiteiten als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid 1 sub e en sub i van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de daarop gebaseerde regelgeving, alsmede het nemen van de besluiten ingevolge de regels bij of krachtens de Wet milieubeheer, de Wet geluidhinder, de Wet bodembescherming, de Wet voorkoming verontreiniging door schepen en de Algemene wet bestuursrecht. Hieronder wordt mede verstaan besluiten inzake het stellen van nadere eisen, maatwerkbesluiten en gelijkwaardigheidsbesluiten, het afgeven van een schriftelijke verklaring of het verlenen van goedkeuring, het geven van bevelen voor zover de bevoegdheid hiertoe ingevolge de regels bij of krachtens de Wet bodembescherming aan de deelnemers toe zou komen en besluiten die verband houden met de openbaarheid van gegevens, mede ingevolge verzoeken van derden met een beroep op de Wet openbaarheid van bestuur. | √ | √ | √ | √ | ||||
B | Het nemen van besluiten verband houdende met milieu-effectrapportage, als bedoeld in hoofdstuk 7 Wet Milieubeheer, voor zover deze rapportage wordt | √ | √ | √ | √ |
opgesteld ten behoeve van het nemen van een milieubesluit. | |||||||||
C | Het nemen van zelfstandige besluiten op verzoeken om schadevergoedingen die veroorzaakt zouden zijn binnen het kader van de uitoefening van de onder A en B van deze bijlage genoemde bevoegdheden. | √ | √ | √ | √ | ||||
D | Het nemen van besluiten inzake het aanwijzen van ambtenaren belast met vertegenwoordiging in bezwaar- of beroepsprocedures en het leiden of deelnemen aan zittingen waarin gelegenheid wordt geboden mondelinge zienswijzen of bedenkingen in te dienen voor zover deze vertegenwoordiging betrekking heeft op de uitoefening van de onder A en B van deze bijlage genoemde bevoegdheden. | √ | √ | √ | √ |
TAKEN VAN DE DIENST
1. Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving
1.1 Vergunningverlening
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
B | Opstellen van en adviseren over actualisatie, verandering, revisie, ambtshalve wijziging of intrekking van (het milieudeel van) enkelvoudige en integrale (concept)omgevingsvergunningen, omgevingsvergunningen beperkte milieutoets en omgevingsvergunningen milieuneutrale wijziging als ook besluiten op verzoeken tot gelijkwaardigheid en het opstellen van maatwerkvoorschriften. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | |
B | Het behandelen van diverse meldingen op grond AMvB’s op grond van de Wet milieubeheer en Wet bodembescherming waaronder in ieder geval het Activiteitenbesluit milieubeheer, Besluit lozen buiten inrichtingen en Besluit mobiel breken bouw- en sloopafval. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
B | Het behandelen van (asbest bij) sloopmeldingen. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
M | Opstellen van ontheffing voor de verbranding van afvalstoffen. | √ | √ | √ | √ |
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
M | Opstellen van en adviseren over laad- en losvergunningen vuurwerk | √ | √ | √ | √ | ||||
B | Het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening op basis van de Wabo, met uitzondering van besluiten op grond van de Natuurbeschermingswet 1998 en op grond van de Provinciale Ruimtelijke verordening Structuurvisie. | √ | |||||||
P | Het voeren van procedures verband houdende met vergunningverlening op basis van de Wet bodembescherming. | √ |
1.2 Toezicht en handhaving
B | Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij inrichtingen behorende tot het basistakenpakket. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
M | Uitvoeren van controle- en handhavingsprogramma’s en meer in het algemeen het houden van toezicht op de naleving van milieuwet- en regelgeving bij inrichtingen niet behorende tot het basistakenpakket. | √ | √ | √ | √ | √ | |||
B | Ketengericht toezicht op bedrijfsmatige activiteiten met betrekking tot gevaarlijke afvalstoffen, bedrijfsafvalstoffen en ingezamelde huishoudelijke afvalstoffen, asbest, vuurwerk, bouwstoffen, grond, baggerspecie, meststoffen, dierlijke vetten, radioactief schroot, destructiemateriaal, explosieven voor civiel gebruik of andere gevaarlijke stoffen. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
B | Toezicht bij activiteiten die vallen onder het Besluit bodemkwaliteit. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
B | Toezicht bij bodemsaneringen. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
B | Toezicht bij sloopwerkzaamheden en op naleving van het Asbestverwijderingsbesluit. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
1.3 Samenwerking en informatieuitwisseling
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
M | Het participeren in projecten en milieuoverlegstructuren van andere overheidslichamen of milieuorganisaties. | √ | √ | √ | √ | ||||
B | Samenwerking, afstemming en informatie-uitwisseling met de relevante partners in toezicht en handhaving ten aanzien van de op- en overgedragen taken. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
1.4 Milieuklachten
B | Ontvangen, registreren en behandelen van milieuklachten en handhavingsverzoeken (voorzover betrekking hebbend op ingebrachte takenpakket). | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
M | Ontvangen, registreren en behandelen van overige milieuklachten en handhavingsverzoeken. | √ | √ | √ | √ | √ | |||
B M | 24-uurs bereikbaarheid bij milieu-incidenten, calamiteiten en rampenbestrijding (voorzover betrekking hebbend op ingebrachte takenpakket). | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
1.5 Evenementen
M | Advisering en toezicht op milieu-aspecten bij evenementen. | √ | √ | √ | √ | √ |
1.6 APV
M | Opstellen van en toezicht op geluidontheffingen horeca o.g.v. APV. | √ | √ | √ | √ |
2. Specialistische milieuregelgeving
2.1 Bodem
M | Verrichten en beoordelen van bodem- en grondwateronderzoeken en het begeleiden van bodem- en grondwatersaneringsprojecten. | √ | √ | √ | √ |
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
M | Monitoring (registratie) en het opstellen van rapportages en (bijdragen aan) saneringsprogramma’s. | √ | √ | √ | √ | ||||
B | Advisering inzake benodigd onderzoek in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
2.2 Geluid en lucht
M | Het verrichten van geluidmetingen, het adviseren over en uitvoering van taken samenhangend met industrielawaai, verkeerslawaai en spoorweglawaai, zoals voeren van procedures verband houdende met de vaststelling van de ten hoogst toelaatbare geluidsbelasting. | √ | √ | √ | √ |
2.3 Externe veiligheid
M | Het adviseren, het voorbereiden en uitvoeren van plannen en projecten en het voeren van procedures met betrekking tot externe veiligheid. | √ | √ | √ | √ | √ |
2.4 Natuur en biodiversiteit
M | Advisering inzake de Natuurbeschermingswet 1998 en/of de Flora- en faunawet (Wet natuurbescherming) specifiek met betrekking tot omgevingsvergunningverlening, ruimtelijke planvorming, bouwprojecten en onderhoudswerkzaamheden. | √ | √ | √ | √ |
3. Ruimtelijke plannen en bouwplannen
3.1 Ruimtelijke plannen en bouwplannen
M | Adviseren omtrent ruimtelijke planvorming en bouwplannen op de aspecten externe veiligheid, geluid, luchtkwaliteit, milieuzonering, bodem, ecologie, | √ | √ 1 | √ | √ | √ |
1 Alleen advisering bedrijfsgebonden milieutaak.
duurzaam bouwen. |
3.2 Milieueffectrapportage
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
M | Het leveren van inhoudelijke bijdragen aan milieu-effectrapportage(s) en het voeren van procedures die hiermee verband houden. | √ | √ | √ | √ |
3.3 Schiphol
M | Advisering en informatieverstrekking inzake ontwikkelingen rondom Schiphol. | √ | √ | √ | √ |
4. Milieubeleid
M | Het voorbereiden en uitvoeren van milieubeleidsplannen. | √ | √ | √ | √ | ||||
B M P | Het periodiek voorbereiden en uitvoeren van een uitvoeringskader voor het ingebrachte takenpakket. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
M | Het signaleren van relevante ontwikkelingen en het adviseren omtrent te nemen besluiten ten aanzien van beleidswijzigingen. | √ | √ | √ | √ | ||||
M | Het voorbereiden en (doen) uitvoeren van taken, projecten en programma’s, onder meer op het gebied van geluid, lucht, water, bodem, afval, veiligheid, energie, verkeer en zonodig op raakvlakken met andere beleidsterreinen. | √ | √ | √ | √ |
5. Natuur- en milieu-educatie
M | Het bevorderen en stimuleren van milieueducatie en milieu-communicatie. | √ | √ | √ | √ |
6. Organisatie, beleid en ondersteuning
B S | B W | H A | H E | P U | U I | V E | P N | ||
B M | Het invulling geven aan het "coördinatie- en informatiepunt vergunningverlening, toezicht en handhaving", waarbij tenminste zorg wordt gedragen voor: • technische-, juridische-, beleidsmatige en organisatorische ondersteuning van de uitvoering van handhavings- of beleidsprojecten van derden; • het verzamelen, beheren en verstrekken van voor de (milieu)handhaving relevante en actuele informatie; • verzorgen en in stand houde van een actueel inrichtingenbestand; • het opstellen van (meerjaren)uitvoeringsprogramma's en coördinatie van de in deze programma's overeengekomen acties; • coördinatie en organisatie van de inzet van handhavingsteams; • voortgangs- en kwaliteitsbewaking, o.a. door periodieke verslaglegging van de uitvoering van de uitvoeringsprogramma's. | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |
B M P | Het voeren van bestuursrechtelijke procedures, w.o. vertegenwoordiging in bezwaar- of beroepsprocedures (voorzover betrekking hebbend op ingebrachte takenpakket). | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ | √ |