Publicatieblad
van de Europese Unie
L 173
★ ★ ★
★ ★
★ ★
★ ★
★ ★ ★
Uitgave
in de Nederlandse taal
Inhoud
Wetgeving
62e jaargang 27 juni 2019
II Niet-wetgevingshandelingen
INTERNATIONALE OVEREENKOMSTEN
★ Besluit (EU) 2019/1088 van de Raad van 6 juni 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partner- schapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) 1
Protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) 3
★ Informatie betreffende de datum van ondertekening van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau 35
VERORDENINGEN
★ Verordening (EU) 2019/1089 van de Raad van 6 juni 2019 betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsover- eenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) 36
★ Uitvoeringsverordening (EU) 2019/1090 van de Commissie van 26 juni 2019 tot niet- verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof dimethoaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsveror- dening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (1) 39
★ Verordening (EU) 2019/1091 van de Commissie van 26 juni 2019 tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor de uitvoer van producten die verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van
herkauwers en niet-herkauwers bevatten (1) 42
NL
(1) Voor de EER relevante tekst.
Besluiten waarvan de titels mager zijn gedrukt, zijn besluiten van dagelijks beheer die in het kader van het landbouwbeleid zijn genomen en die in het algemeen een beperkte geldigheidsduur hebben.
Besluiten waarvan de titels vet zijn gedrukt en die worden voorafgegaan door een sterretje, zijn alle andere besluiten.
BESLUITEN
(1) Voor de EER relevante tekst.
(Niet-wetgevingshandelingen)
INTERNaTIONaLE OVEREENKOMSTEN
BESLUIT (EU) 2019/1088 VAN DE RAAD
van 6 juni 2019
betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024)
DE RaaD VaN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, in samenhang met artikel 218, lid 5,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 241/2008 (1) vastgesteld, waarbij de partnerschapsover eenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2) ("de overeenkomst") werd gesloten. De overeenkomst is op 15 april 2008 in werking getreden, is stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.
(2) Na de aanbeveling van de Commissie heeft de Raad op 28 februari 2017 besloten machtiging te verlenen voor het openen van onderhandelingen met de Republiek Guinee-Bissau met het oog op de sluiting van een nieuw protocol tot uitvoering van de overeenkomst.
(3) Het vorige protocol bij de overeenkomst is op 23 november 2017 verstreken.
(4) De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhan delingen is het nieuwe protocol op 15 november 2018 geparafeerd.
(5) Het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) ("het protocol") heeft tot doel het voor de Unie en de Republiek Guinee-Bissau mogelijk te maken om nauwer samen te werken met het oog op de bevordering van een duurzaam visserijbeleid en een verantwoorde exploitatie van de visbestanden in de wateren van Guinee-Bissau, en Guinee- Bissau ondersteuning te bieden bij zijn inspanningen om een blauwe economie te ontwikkelen.
(6) Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, moet het protocol, met ingang van de ondertekening ervan, voorlopig worden toegepast.
(7) Het protocol moet worden ondertekend en voorlopig worden toegepast, in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures,
(1) Verordening (EG) nr. 241/2008 van de Raad van 17 maart 2008 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 49).
(2) Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau voor de periode van 16 juni
2007 tot en met 15 juni 2011 (PB L 342 van 27.12.2007, blz. 5).
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VaSTGESTELD:
Artikel 1
Er wordt machtiging verleend voor de ondertekening, namens de Unie, van het protocol tot uitvoering van de partner schapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024), onder voorbehoud van de sluiting van dat protocol.
De tekst van het protocol is aan dit besluit gehecht.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon (personen) aan te wijzen die bevoegd is (zijn) het protocol namens de Unie te ondertekenen.
Artikel 3
Het protocol wordt voorlopig toegepast met ingang van de datum van ondertekening ervan (3), in afwachting van de voltooiing van de voor de inwerkingtreding ervan vereiste procedures.
Artikel 4
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2019.
Voor de Raad De voorzitter
x. XXXXXxXX
(3) De datum vanaf welke het protocol voorlopig wordt toegepast, zal door het secretariaat-generaal van de Raad in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt.
PROTOCOL
tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024)
Artikel 1
Toepassingsperiode en vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden die op grond van artikel 5 van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (1) ("de overeenkomst") aan vaartuigen van de Europese Unie ("vaartuigen van de Unie") zijn toegekend, worden in dit artikel vastgesteld.
1. In het eerste en het tweede jaar van toepassing van dit protocol worden de vangstmogelijkheden uitgedrukt op basis van een visserijinspanningsregeling (op basis van brutoregisterton, brt) volgens onderstaande regels:
a) demersale soorten (schaaldieren, koppotigen en vissen) en kleine pelagische soorten:
i) vriestrawlers voor de garnaalvisserij: 3 700 brt per jaar;
ii) vriestrawlers voor de visvangst en de vangst van koppotigen: 3 500 brt per jaar;
iii) trawlers voor kleine pelagische soorten: 15 000 brt per jaar;
b) over grote afstanden trekkende soorten (in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 opgenomen soorten), met uitzondering van de familie van de Alopiidae, de familie van de Sphyrnidae en de volgende soorten: Cetorhinus maximus, Rhincodon typus, Carcharodon carcharias, Carcharinus falciformis en Carcharinus longimanus:
i) vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen en beugschepen: 28 vaartuigen;
ii) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: 13 vaartuigen.
2. Vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol worden de vangstmogelijkheden uitgedrukt in vangstbeper kingen per soort (op basis van totaal toegestane vangsten, TAC) volgens onderstaande regels:
a) demersale soorten (schaaldieren, koppotigen en vissen) en kleine pelagische soorten:
i) vriestrawlers voor de garnaalvisserij: 2 500 ton per jaar;
ii) vriestrawlers voor de visvangst: 11 000 ton per jaar;
iii) vriestrawlers voor de vangst van koppotigen: 1 500 ton per jaar;
iv) trawlers voor kleine pelagische soorten: 18 000 ton per jaar;
b) over grote afstanden trekkende soorten (in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 opgenomen soorten), met uitzondering van de familie van de Alopiidae, de familie van de Sphyrnidae en de volgende soorten: Cetorhinus maximus, Rhincodon typus, Carcharodon carcharias, Carcharinus falciformis en Carcharinus longimanus:
i) vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen en beugschepen: 28 vaartuigen;
ii) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: 13 vaartuigen.
3. De overschakeling van een beheersregeling op basis van visserijinspanning (op basis van brt) naar een regeling op basis van vangstbeperking (op basis van TAC) zal gepaard gaan met de invoering van het systeem voor elektronische vangstaangiften (Electronic Reporting System - ERS) en met de verwerking van de aldus doorgestuurde vangstgegevens. In dat verband zal de in artikel 10 van de overeenkomst bedoelde gemengde commissie ("de gemengde commissie") vóór het derde jaar van toepassing van dit protocol richtsnoeren opstellen voor de uniforme toepassing van dat systeem op alle industriële vloten.
4. De leden 1 en 2 van dit artikel zijn van toepassing met inachtneming van de artikelen 8 en 9.
(1) PB L 342 van 27.12.2007, blz. 5.
Artikel 2
Looptijd
Dit protocol en de bijlage erbij zijn van toepassing voor een periode van vijf jaar met ingang van de eerste dag van de voorlopige toepassing ervan op grond van artikel 16, tenzij dit protocol overeenkomstig artikel 15 wordt opgezegd.
Artikel 3
Beginselen
1. De partijen verbinden zich ertoe verantwoorde visserij in de visserijzone van de Republiek Guinee-Bissau ("Guinee- Bissau") te bevorderen op basis van het beginsel van niet-discriminatie. Guinee-Bissau verbindt zich ertoe aan andere buitenlandse vloten die actief zijn in de visserijzone van Guinee-Bissau, dezelfde kenmerken hebben en op dezelfde soorten vissen, geen gunstigere technische voorwaarden toe te kennen dan die welke in dit protocol zijn opgenomen.
2. De partijen verbinden zich ertoe dit protocol uit te voeren overeenkomstig artikel 9 van de Partnerschapsovereen komst tussen de leden van de groep van Staten in Afrika, het Caribisch gebied en de Stille Oceaan, enerzijds, en de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, anderzijds, zoals laatstelijk gewijzigd (2) ("de Overeenkomst van Cotonou") inzake de essentiële elementen van die overeenkomst, i.e. de mensenrechten, de democratische beginselen en de rechtsstaat, en het fundamentele element van die overeenkomst, i.e. goed openbaar bestuur, duurzame ontwikkeling en duurzaam en deugdelijk beheer van het milieu.
3. De partijen verbinden zich ertoe informatie openbaar te maken en uit te wisselen over elke overeenkomst waarbij aan buitenlandse vaartuigen toegang tot de visserijzone van Guinee-Bissau wordt verleend en de daaruit voortvloeiende visserijinspanning, met name het aantal afgegeven machtigingen en de verrichte vangsten.
4. Overeenkomstig artikel 5 van de overeenkomst mogen vaartuigen van de Unie slechts visserijactiviteiten in de visserijzone van Guinee-Bissau uitoefenen als zij in het bezit zijn van een vismachtiging die krachtens dit protocol is afgegeven overeenkomstig de bijlage daarbij.
Artikel 4
Financiële tegenprestatie
1. De in artikel 7 van de overeenkomst bedoelde financiële tegenprestatie wordt, voor de in artikel 1 van dit protocol bepaalde periode, vastgesteld op 15 600 000 EUR per jaar.
2. De financiële tegenprestatie omvat:
a) een jaarlijks bedrag van 11 600 000 EUR voor de toegang tot de visbestanden in de visserijzone van Guinee-Bissau; en
b) een specifiek bedrag van 4 000 000 EUR per jaar voor steun aan het sectorale visserijbeleid van Guinee-Bissau.
3. Het bedrag dat overeenkomt met de door de reders verschuldigde rechten voor de op grond van artikel 4 van de overeenkomst en volgens de voorwaarden van hoofdstuk II van dit protocol afgegeven vismachtigingen, wordt geraamd op 4 000 000 EUR.
4. Lid 1 van dit artikel is van toepassing met inachtneming van de artikelen 8, 9, 14, 15 en 16.
5. De betaling van de financiële tegenprestatie op grond van punten a) en b) van lid 2 vindt uiterlijk 90 dagen na de datum van de voorlopige toepassing van dit protocol plaats, en voor de volgende jaren uiterlijk 30 dagen na de verjaardag van de voorlopige toepassing van dit protocol.
6. De benutting van de in punt a) van lid 2 bedoelde financiële tegenprestatie valt onder de exclusieve bevoegdheid van de autoriteiten van Guinee-Bissau.
7. De in dit artikel vastgestelde bedragen worden betaald op één enkele bij de centrale bank van Guinee-Bissau geopende rekening van de schatkist, waarvan de gegevens elk jaar door het voor visserij bevoegde ministerie worden meegedeeld. De in punt b) van lid 2 bedoelde financiële tegenprestatie voor sectorale steun wordt ter beschikking van Guinee-Bissau gesteld op een rekening van de schatkist. De gegevens van de bankrekeningen worden jaarlijks door de autoriteiten van Guinee-Bissau aan de Europese Commissie meegedeeld.
(2) PB L 317 van 15.12.2000, blz. 3.
Artikel 5
Sectorale steun
1. De in het kader van dit protocol verleende sectorale steun draagt bij aan de uitvoering van de nationale strategie voor de visserij en de blauwe economie. De steun beoogt het duurzame beheer van de visbestanden en de ontwikkeling van de sector, door met name:
— versterking van de monitoring, controle en bewaking van de visserijactiviteiten (onder meer door de installatie en het operationeel maken van het ERS);
— versterking van gegevensverzameling en -verwerking voor wetenschappelijke doeleinden en van de analyse- en evaluatiecapaciteit betreffende de visbestanden en de visserijen;
— versterking van de capaciteit van de actoren in de visserijsector;
— steun voor de ambachtelijke visserij;
— versterking van de internationale samenwerking;
— verbetering van de voorwaarden voor de uitvoer van visserijproducten en bevordering van investeringen in de sector;
— ontwikkeling van voor de visserij relevante infrastructuur;
— steun voor de blauwe economie en ontwikkeling van de aquacultuur.
2. De gemengde commissie stelt uiterlijk drie maanden na de inwerkingtreding of in voorkomend geval na de voorlopige toepassing van dit protocol een meerjarig sectoraal programma, met toepassingsbepalingen, vast waarin de volgende elementen zijn opgenomen:
a) de op meerjarige en jaarbasis vastgestelde richtsnoeren voor het gebruik van het in artikel 4, lid 2, onder b), genoemde deel van de financiële tegenprestatie;
b) de doelstellingen die op jaarbasis en op meerjarige basis moeten worden bereikt om een duurzame en verantwoorde visserij te bevorderen, waarbij rekening wordt gehouden met de prioriteiten die Guinee-Bissau stelt voor zijn nationale visserijbeleid of voor andere relevante beleidsterreinen, met name op het gebied van steun voor ambach telijke visserij, bewaking, controle en de strijd tegen illegale, ongemelde en ongereglementeerde visserij ("IOO- visserij"), alsook met de prioriteiten op het gebied van versterking van de wetenschappelijke capaciteit van Guinee- Bissau in de visserijsector;
c) de criteria en de procedures, eventueel met inbegrip van begrotings- en financiële indicatoren, voor de jaarlijkse beoordeling van de behaalde resultaten.
3. Voorstellen tot wijziging van het meerjarige sectorale programma moeten in de gemengde commissie door de partijen worden goedgekeurd.
4. Guinee-Bissau dient elk jaar een voortgangsverslag over de met de sectorale steun uitgevoerde projecten in, dat door de gemengde commissie wordt onderzocht. Voordat dit protocol afloopt, dient Guinee-Bissau eveneens een eindverslag in.
5. De Europese Unie ("de Unie") kan de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie geheel of gedeeltelijk herzien of schorsen hetzij in geval van niet-benutting van deze financiële tegenprestatie, hetzij wanneer bij een door de gemengde commissie uitgevoerde evaluatie blijkt dat de bereikte resultaten niet met de programmering overeenkomen.
6. Nadat de partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en hun toestemming hebben gegeven, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de resultaten van de uitvoering dit rechtvaardigen. Die financiële tegenprestatie kan echter slechts worden betaald tot uiterlijk zes maanden na het aflopen van dit protocol.
7. De partijen geven zichtbaarheid aan de acties die met sectorale steun worden gefinancierd.
Artikel 6
Wetenschappelijke samenwerking met het oog op verantwoorde visserij
1. De partijen verbinden zich ertoe om in de visserijzone van Guinee-Bissau verantwoorde visserij te bevorderen en IOO-visserij te bestrijden op basis van het beginsel van niet-discriminatie tussen de verschillende vloten die in die wateren actief zijn en op basis van het beginsel van een duurzaam beheer van de visbestanden en van de mariene ecosystemen.
2. Gedurende de looptijd van dit protocol werken de Unie en Guinee-Bissau samen om de situatie van de visbestanden en visserijen in de visserijzone van Guinee-Bissau te volgen.
3. De partijen verbinden zich ertoe de naleving van de aanbevelingen van de Internationale Commissie voor de instandhouding van Atlantische tonijnen (Iccat) en van de Visserijcommissie voor het centraal-oostelijk deel van de Atlantische Oceaan (Cecaf) te bevorderen en meer samenwerking te betrachten op subregionaal niveau op het gebied van een verantwoord beheer van de visserij, met name in het kader van de Subregionale Visserijcommissie (Subregional Fisheries Commission – SRFC).
4. De partijen plegen in de gemengde commissie overleg om zo nodig en in onderlinge overeenstemming nieuwe maatregelen voor een duurzaam beheer van de visbestanden vast te stellen.
Artikel 7
Gezamenlijk wetenschappelijk comité
1. Het in artikel 4 van de overeenkomst bedoelde gezamenlijke wetenschappelijke comité ("het gezamenlijke wetenschappelijke comité") bestaat uit wetenschappers van wie de helft wordt benoemd door de ene partij en de andere helft door de andere partij. Met instemming van beide partijen mag de deelname aan het gezamenlijke wetenschappelijke comité worden uitgebreid met waarnemers, met name vertegenwoordigers van regionale organisaties voor visserijbeheer, zoals de Cecaf.
2. Het gezamenlijke wetenschappelijke comité komt overeenkomstig artikel 4, lid 1, van de overeenkomst ten minste eenmaal per jaar bijeen. In principe dienen de vergaderingen afwisselend in Guinee-Bissau en in de Unie plaats te vinden. Op verzoek van een van de partijen kunnen ook andere vergaderingen worden belegd. De vergaderingen worden bij toerbeurt door een van de partijen voorgezeten.
3. De taken van het gezamenlijke wetenschappelijke comité hebben met name betrekking op de volgende activiteiten:
a) verzamelen van gegevens over de visserijinspanningen en de vangsten van de nationale en buitenlandse vloten die in de visserijzone van Guinee-Bissau actief zijn en vissen op soorten die in dit protocol worden vermeld;
b) voorstellen, volgen en analyseren van de jaarlijkse bestandsopname waarbij de bestanden worden geïnventariseerd en de vangstmogelijkheden en de exploitatieopties die de instandhouding van de visbestanden en het ecosysteem ervan waarborgen, worden bepaald;
c) op basis daarvan een wetenschappelijk jaarverslag opstellen over de onder dit protocol vallende visserijen;
d) opstellen, op eigen initiatief of in reactie op een verzoek van de gemengde commissie of van een van de partijen, van wetenschappelijk advies over de beheersmaatregelen die nodig worden geacht voor een duurzame exploitatie van de onder dit protocol vallende bestanden en visserijen.
4. Op basis van de aanbevelingen en resoluties van de Iccat en in het licht van de beste beschikbare wetenschappelijke adviezen, zoals die van de Cecaf, en, in voorkomend geval, van de conclusies van het gezamenlijke wetenschappelijke comité stelt de gemengde commissie maatregelen vast die gericht zijn op een duurzaam beheer van de onder dit protocol vallende visbestanden en die van belang zijn voor de activiteiten van de vaartuigen van de Unie.
Artikel 8
Herziening van de vangstmogelijkheden en de technische maatregelen
1. Indien Guinee-Bissau op advies van het gezamenlijke wetenschappelijke comité besluit tot een tijds- of gebiedsge bonden sluiting van een visserij in het kader van een instandhoudingsmaatregel, komt de gemengde commissie bijeen om de grondslagen van dat besluit te analyseren, de effecten van deze sluiting op de activiteiten van de vaartuigen van de Unie in het kader van de overeenkomst te beoordelen en tot eventuele corrigerende maatregelen te besluiten.
2. In de in lid 1 bedoelde gevallen bereikt de gemengde commissie overeenstemming over een evenredige verlaging van de door de Unie uit hoofde van de overeenkomst te verlenen financiële tegenprestatie en, in voorkomend geval, over een aan de reders te verlenen compensatie.
3. Als Guinee-Bissau op basis van wetenschappelijk advies besluit tot de sluiting van een visserij, geldt die sluiting, zonder onderscheid, voor alle bij de desbetreffende visserij betrokken vaartuigen, met inbegrip van nationale vaartuigen en vaartuigen die de vlag van een derde land voeren.
4. De in artikel 1 genoemde vangstmogelijkheden kunnen in de gemengde commissie in onderlinge overeenstemming en op basis van een aanbeveling van het gezamenlijke wetenschappelijke comité worden herzien. De in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie wordt dan evenredig aangepast pro rata temporis en dit protocol en de bijlage daarbij worden dienovereenkomstig gewijzigd.
5. De gemengde commissie kan, indien nodig, de voorwaarden voor de uitoefening van de visserij en de uitvoerings bepalingen van dit protocol en de bijlagen daarbij, met inbegrip van de bepalingen inzake de monitoring van de sectorale steun, onderzoeken en in onderlinge overeenstemming aanpassen.
Artikel 9
Experimentele visserij en nieuwe vangstmogelijkheden
1. Indien vaartuigen van de Unie belangstelling hebben voor visserijactiviteiten waarin niet in artikel 1 is voorzien, kunnen, om de technische haalbaarheid en de economische rentabiliteit van nieuwe visserijen te testen, machtigingen voor de experimentele uitoefening van die activiteiten worden toegekend overeenkomstig de geldende wetgeving van Guinee-Bissau. Voor zover mogelijk wordt die experimentele visserij verricht met behulp van de plaatselijk beschikbare wetenschappelijke en technische deskundigheid. De experimentele visreizen hebben tot doel de technische haalbaarheid en de economische rentabiliteit van nieuwe visserijen te testen.
2. Daarom informeert de Europese Commissie de autoriteiten van Guinee-Bissau over de machtigingsaanvragen voor experimentele visserij op basis van een technisch dossier dat de volgende gegevens bevat:
a) de beoogde soorten;
b) de technische kenmerken van het vaartuig;
c) de ervaring van de officieren van het vaartuig met de betrokken visserijactiviteiten;
d) het voorstel betreffende de technische parameters van de visreis (duur, vistuig, exploratiegebieden enz.);
e) het soort gegevens dat wordt xxxxxxxx met het oog op een wetenschappelijke monitoring van de impact van die visserijactiviteiten op het bestand en de ecosystemen.
3. Machtigingen voor experimentele visserij hebben een looptijd van maximaal zes maanden. Voor dergelijke machtigingen wordt een door de Guinee-Bissause autoriteiten vastgestelde vergoeding betaald.
4. Een wetenschappelijk waarnemer van de vlaggenstaat en een door Guinee-Bissau gekozen waarnemer zijn tijdens de gehele reis aan boord.
5. De vangsten die in het kader van de experimentele visreis zijn toegestaan, worden vastgesteld door de autoriteiten van Guinee-Bissau. De in het kader van en tijdens de experimentele reis verrichte vangsten blijven eigendom van de reder. Vissen die niet aan de wettelijk voorgeschreven maten voldoen, en vissen die krachtens de geldende wetgeving van Guinee-Bissau niet mogen worden gevangen, mogen niet aan boord worden gehouden of in de handel worden gebracht.
6. De gedetailleerde resultaten van de visreis worden ter analyse aan de gemengde commissie en aan het gezamenlijke wetenschappelijke comité toegezonden.
7. Indien vaartuigen van de Unie belangstelling hebben voor visserijactiviteiten die niet in artikel 1 van dit protocol zijn vermeld, raadplegen de partijen het gezamenlijke wetenschappelijke comité. De partijen maken afspraken over de voorwaarden voor deze nieuwe vangstmogelijkheden en wijzigen dit protocol en de bijlage daarbij totdat dit protocol afloopt. De in artikel 4, lid 2, onder a), van dit protocol genoemde financiële tegenprestatie wordt dienovereenkomstig verhoogd. De in de bijlage vastgestelde visrechten en andere voorwaarden die van toepassing zijn op de reders, worden dienovereenkomstig gewijzigd.
Artikel 10
Economische integratie van de actoren van de Unie in de visserijsector van Guinee-Bissau
1. De partijen verbinden zich ertoe de economische integratie van de actoren van de Unie in de gehele visserijsector van Guinee-Bissau te bevorderen, met name door de oprichting van gezamenlijke ondernemingen en de totstandbrenging van infrastructuur.
2. De partijen werken samen om de particuliere actoren van de Unie bewust te maken van de commerciële en industriële kansen in de gehele visserijsector van Guinee-Bissau, met name op het gebied van directe investeringen.
3. Met hetzelfde doel kan Guinee-Bissau stimulansen geven aan actoren van de Unie die dergelijke investeringen doen.
4. De partijen werken samen om investeringsmogelijkheden en financieringsinstrumenten voor de uitvoering van de vastgestelde acties of projecten te identificeren.
5. De gemengde commissie maakt jaarlijks de balans op van de uitvoering van dit artikel.
Artikel 11
Uitwisseling van informatie
1. De partijen verbinden zich ertoe voorrang te geven aan elektronische systemen voor de uitwisseling van met de uitvoering van dit protocol verband houdende gegevens en documenten.
2. De elektronische versie van een document waarin in dit protocol is voorzien, wordt als volledig gelijkwaardig aan de papieren versie beschouwd.
3. De partijen stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere storing van een informaticasysteem. De met de uitvoering van de overeenkomst verband houdende gegevens en documenten worden dan automatisch vervangen door hun papieren versie overeenkomstig de in de bijlage bij dit protocol vastgestelde bepalingen.
Artikel 12
Vertrouwelijkheid van de gegevens
1. De partijen verbinden zich ertoe dat alle in het kader van de overeenkomst verkregen nominale gegevens over de vaartuigen van de Unie en hun visserijactiviteiten te allen tijde strikt worden behandeld overeenkomstig de beginselen van vertrouwelijkheid en bescherming van gegevens.
2. De partijen zien erop toe dat alleen de geaggregeerde gegevens over de visserijactiviteiten van de vloot van de Unie in de Guinee-Bissause visserijzone openbaar worden gemaakt, overeenkomstig de ter zake geldende bepalingen van de Iccat en andere regionale en subregionale visserijorganisaties.
3. Gegevens die als vertrouwelijk kunnen worden beschouwd, mogen door de bevoegde autoriteiten uitsluitend worden gebruikt voor de uitvoering van de overeenkomst en voor visserijbeheer, -monitoring, -controle en -bewaking.
4. Wat de door de Unie verstrekte persoonsgegevens betreft, kan de gemengde commissie passende waarborgen en rechtsmiddelen vaststellen overeenkomstig Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad (3) (de algemene verordening gegevensbescherming, AVG).
Artikel 13
Toepasselijke wetgeving
1. De activiteiten van de vaartuigen van de Unie die in de wateren van Guinee-Bissau actief zijn, vallen onder de toepasselijke wetgeving van Guinee-Bissau, tenzij anders is bepaald in de overeenkomst of in dit protocol en de daarbij horende bijlage en aanhangsels.
2. De partijen stellen elkaar schriftelijk in kennis van elke wijziging van hun respectieve beleid en wetgeving inzake visserij. Dergelijke wet- of regelgevende wijzigingen die technische gevolgen hebben voor de visserijactiviteiten, zijn van toepassing op vaartuigen van de Unie na een termijn van drie maanden vanaf de officiële kennisgeving ervan.
(3) Verordening (EU) 2016/679 van het Europees Parlement en de Raad van 27 april 2016 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens en tot intrekking van Richtlijn 95/46/EG (algemene verordening gegevensbescherming) (PB L 119 van 4.5.2016, blz. 1).
Artikel 14
Schorsing van de uitvoering van dit protocol
1. De uitvoering van dit protocol, met inbegrip van de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder a) en b), bedoelde financiële tegenprestatie, kan na overleg in de gemengde commissie worden geschorst als zich een of meer van de volgende situaties voordoen:
a) abnormale omstandigheden, andere dan natuurverschijnselen, waardoor in de visserijzone van Guinee-Bissau geen visserijactiviteiten kunnen plaatsvinden;
b) belangrijke wijzigingen in de inhoud en de uitvoering van het visserijbeleid van een van de partijen die gevolgen hebben voor dit protocol;
c) de inwerkingtreding van de in artikel 96 van de Overeenkomst van Cotonou vermelde overlegmechanismen naar aanleiding van een inbreuk op de essentiële en fundamentele elementen van de mensenrechten als bedoeld in artikel 9 van die overeenkomst;
d) een probleem bij de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder a), bedoelde financiële tegenprestatie door de Unie om andere dan de in dit lid, onder c), genoemde redenen;
e) een ernstig en onopgelost geschil tussen de partijen over de interpretatie of uitvoering van de overeenkomst of van dit protocol.
2. Nadat de partijen met elkaar overleg hebben gepleegd en hun toestemming hebben gegeven, wordt de betaling van de financiële tegenprestatie hervat zodra de aan de in lid 1 genoemde gebeurtenissen voorafgaande situatie is hersteld. De in artikel 4, lid 2, onder b), bedoelde specifieke financiële tegenprestatie wordt evenwel slechts betaald tot uiterlijk zes maanden na het verstrijken van dit protocol.
3. De aan vaartuigen van de Unie verleende vismachtigingen kunnen worden geschorst zolang de betaling van de in artikel 4, lid 2, onder a), vastgestelde financiële tegenprestatie is geschorst. In geval van hervatting wordt de geldigheid van deze vismachtigingen verlengd met een periode gelijk aan de duur van de schorsing van de visserijactiviteiten. Alle activiteiten van de vaartuigen van de Unie in de visserijzone van Guinee-Bissau worden onderbroken gedurende de periode van de schorsing.
4. Wanneer de uitvoering van dit protocol wordt geschorst, meldt de betrokken partij haar voornemen hiertoe schriftelijk en ten minste drie maanden vóór de datum van inwerkingtreding van de schorsing, behalve in het in lid 1, onder c), genoemde geval, dat tot een onmiddellijke schorsing leidt. In de tussentijd plegen de partijen overleg in de gemengde commissie.
5. Bij schorsing blijven de partijen in onderling overleg streven naar een minnelijke schikking van het geschil. Wanneer zij hierin slagen, wordt de uitvoering van dit protocol hervat en wordt het bedrag van de financiële tegenprestatie evenredig en pro rata temporis verlaagd overeenkomstig de duur van de periode waarin de uitvoering van dit protocol was geschorst.
Artikel 15
Opzegging
1. In geval van opzegging van dit protocol stelt de betrokken partij de andere partij ten minste zes maanden vóór de datum waarop de opzegging in werking treedt, schriftelijk in kennis van haar voornemen om dit protocol op te zeggen.
2. Door de in lid 1 bedoelde kennisgeving te versturen wordt overleg tussen de partijen geopend.
Artikel 16
Voorlopige toepassing
Dit protocol is voorlopig van toepassing met ingang van de datum van ondertekening ervan.
Artikel 17
Inwerkingtreding
Dit protocol treedt in werking op de datum waarop de partijen elkaar de voltooiing van de in dit verband te volgen procedures hebben gemeld.
Съставено в Брюксел на петнадесети юни две хиляди и деветнадесета година. Hecho en Bruselas, el xxxxxx xx xxxxx de dos mil diecinueve.
V Bruselu dne patnáctého června dva tisíce devatenáct. Udfærdiget i Bruxelles den femtende juni to tusind og nitten. Geschehen zu Brüssel am fünfzehnten Juni zweitausendneunzehn.
Kahe tuhande üheksateistkümnenda aasta juunikuu viieteistkümnendal päeval Brüsselis. Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα πέντε Ιουνίου δύο χιλιάδες δεκαεννέα.
Done at Brussels on the fifteenth day of June in the year two thousand and nineteen. Fait à Bruxelles, le quinze juin deux mille dix-neuf.
Sastavljeno u Bruxellesu petnaestog lipnja godine dvije tisuće devetnaeste. Fatto a Bruxelles, addì quindici giugno duemiladiciannove.
Briselē, divi tūkstoši deviņpadsmitā gada piecpadsmitajā jūnijā.
Priimta du tūkstančiai devynioliktų metų birželio penkioliktą dieną Briuselyje. Xxxx Xxxxxxxxxxx, a kétezer-tizenkilencedik év június havának tizenötödik napján. Magħmul fi Brussell, fil-ħmistax-il jum ta’ Ġunju fis-sena elfejn u dsatax.
Gedaan te Brussel, vijftien juni tweeduizend negentien.
Sporządzono w Brukseli dnia piętnastego czerwca roku dwa tysiące dziewiętnastego. Feito em Bruxelas, em quinze de junho de dois mil e dezanove.
Întocmit la Bruxelles la cincisprezece iunie două mii nouăsprezece. V Bruseli pätnásteho júna dvetisícdevätnásť.
V Bruslju, dne petnajstega junija leta dva tisoč devetnajst.
Tehty Brysselissä viidentenätoista päivänä kesäkuuta vuonna kaksituhattayhdeksäntoista. Som skedde i Bryssel den femtonde juni år tjugohundranitton.
За Европейския съюз Рог la Unión Europea Za Evropskou unii
For Den Europæiske Union Für die Europäische Union Euroopa Liidu nimel
Για την Ευρωπαϊκή Ένωση For the European Union Pour l'Union européenne Za Europsku uniju
Per l'Unione europea Eiropas Savienības vārdā – Europos Sąjungos vardu Az Európai Unió részéről Għall-Unjoni Ewropea Voor de Europese Unie
W imieniu Xxxx Xxxxxxxxxxxx Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx
Xxxxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxx Xx Xxxxxxxx xxxx
Xx Evropsko unijo Euroopan unionin puolesta För Europeiska unionen
За Република Гвинея Бисау
Por la República de Guinea-Bissau Za Republiku Guinea-Bissau
For Republikken Guinea-Bissau Für die Republik Guinea-Bissau Guinea-Bissau Vabariigi nimel
Για την Δημοκρατία της Γουινέας-Μπισάου For the Republic of Guinea-Bissau
Pour la République de Guinée-Bissau Za Republiku Gvineju Bissau
Per la Repubblica di Guinea-Bissau Gvinejas-Bisavas Republikas vārdā – Bisau Gvinėjos Respublikos vardu
A Bissau-guineai Köztársaság részéről Għar-Repubblika tal-Ginea Bissaw Voor de Republiek Guinee-Bissau
W imieniu Republiki Gwinei Bissau Pela República da Guiné-Bissau Pentru Republica Guineea-Bissau Xx Xxxxxxxxx-xxxxxxxxx xxxxxxxxx Xx Xxxxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx Guinea-Bissaun tasavallan puolesta För Republiken Guinea-Bissau
BIJLAGE
VOORWAARDEN VOOR DE UITOEFENING VAN DE VISSERIJ IN DE VISSERIJZONE VAN GUINEE-BISSAU DOOR VAARTUIGEN VAN DE UNIE
HOOFDSTUK I
Algemene bepalingen
1. Aanwijzing van de bevoegde autoriteit
Voor de toepassing van deze bijlage wordt, tenzij anders bepaald, met elke verwijzing naar de Unie of Guinee-Bissau als bevoegde autoriteit het volgende bedoeld:
— voor de Unie: de Europese Commissie, in voorkomend geval via de delegatie van de Unie in Guinee-Bissau;
— voor Guinee-Bissau: het overheidsdepartement dat belast is met de visserij.
2. Visserijzone waar mag worden gevist
De visserijzone waar de vaartuigen van de Unie mogen vissen, komt overeen met de visserijzone van Guinee-Bissau, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, overeenkomstig de wetgeving van Guinee-Bissau en de geldende internationale verdragen waarbij Guinee-Bissau partij is.
De basislijnen worden bepaald door de nationale wetgeving.
3. Aanwijzing van een plaatselijke agent
Vaartuigen van de Unie, met uitzondering van vaartuigen voor de tonijnvisserij, die in het kader van dit protocol een vismachtiging willen aanvragen, moeten worden vertegenwoordigd door een in Guinee-Bissau verblijvende gemachtigde agent.
4. Bankrekening
Guinee-Bissau stelt de Unie vóór de inwerkingtreding van dit protocol in kennis van de gegevens van de bankrekening(en) waarnaar de financiële bedragen worden overgemaakt die in het kader van de overeenkomst door de vaartuigen van de Unie moeten worden betaald. De aan de bankoverdrachten verbonden kosten zijn voor rekening van de reders.
5. Contactpunten
De partijen stellen elkaar in kennis van hun respectieve contactpunten met het oog op de uitwisseling van informatie over de uitvoering van dit protocol, met name over kwesties in verband met de uitwisseling van algemene vanstge gevens en gegevens over de visserijinspanning, de procedures voor de vismachtigingen en de uitvoering van de sectorale steun.
HOOFDSTUK II
Vismachtigingen
Deel 1
Toepasselijke procedures
1. Voorwaarden voor het verkrijgen van een vismachtiging – in aanmerking komende vaartuigen
De in artikel 6 van de overeenkomst bedoelde vismachtigingen worden afgegeven op voorwaarde dat het vaartuig is ingeschreven in het Unieregister van vissersvaartuigen en voldoet aan de bepalingen van Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad (1). Alle eerdere verplichtingen van de reder, de kapitein of het vaartuig zelf uit hoofde van visserijactiviteiten in Guinee-Bissau in het kader van de overeenkomst moeten zijn nagekomen.
2. Aanvraag van een vismachtiging
De Europese Unie dient ten minste 40 dagen vóór het begin van de aangevraagde geldigheidsduur bij Guinee-Bissau een vismachtigingsaanvraag in voor elk vaartuig dat in het kader van de overeenkomst wenst te vissen, met gebruik making van het formulier in het aanhangsel bij de bijlage bij dit protocol.
(1) Verordening (EU) 2017/2403 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 inzake het duurzame beheer van externe vissersvloten, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1006/2008 van de Raad (PB L 347 van 28.12.2017, blz. 81).
Elke eerste vismachtigingsaanvraag in het kader van dit protocol en elke aanvraag naar aanleiding van een technische wijziging aan het vaartuig gaat vergezeld van:
a) het bewijs van betaling van het forfaitaire visrecht voor de geldigheidsduur van de aangevraagde vismachtiging;
b) in voorkomend geval de naam en het adres van de plaatselijke gemachtigde agent van het vaartuig;
c) voor trawlers, het bewijs van betaling vooraf van de forfaitaire bijdrage in de kosten voor de waarnemer;
d) voor trawlers, het door de vlaggenstaat afgegeven attest van de tonnage van het vaartuig.
Voor vaartuigen waarvan de technische kenmerken niet zijn gewijzigd, gaat de aanvraag tot verlenging van een vismachtiging in het kader van dit protocol uitsluitend vergezeld van het bewijs van betaling van het visrecht en, in voorkomend geval, de forfaitaire bijdrage in de kosten voor de waarnemer.
3. Afgifte van de vismachtiging
Guinee-Bissau geeft de originele vismachtiging af binnen 25 dagen na ontvangst van het volledige aanvraagdossier en ten minste 15 dagen vóór het begin van de visperiode. Deze machtiging wordt aan de reders toegezonden:
— voor trawlers via de gemachtigde agenten, met kopie aan de Unie, en
— voor vaartuigen voor de tonijnvisserij via de delegatie van de Unie in Guinee-Bissau.
Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij zendt de bevoegde autoriteit onmiddellijk een kopie van deze vismachtiging langs elektronische weg aan de reder en, in voorkomend geval, aan zijn plaatselijke vertegenwoordiger, met kopie aan de Unie. De geldigheidsduur van die kopie verstrijkt bij ontvangst van de originele vismachtiging. Die kopie, die aan boord van de vaartuigen voor de tonijnvisserij wordt gehouden, is geldig gedurende 40 dagen en wordt tijdens die periode als gelijkwaardig aan het origineel beschouwd.
Wordt een vismachtiging tijdens de geldigheidsduur van dit protocol verlengd, dan moet de nieuwe vismachtiging een duidelijke verwijzing naar de oorspronkelijke bevatten.
De Unie zendt de vismachtiging door naar de reder of de gemachtigde agent. Wanneer de kantoren van de Unie gesloten zijn, kan Guinee-Bissau de vismachtiging rechtstreeks aan de reder of zijn gemachtigde agent afgeven, met kopie aan de Unie.
4. Lijst van vaartuigen die mogen vissen
Onmiddellijk na de afgifte van de vismachtiging stelt Guinee-Bissau voor elke categorie vaartuigen de definitieve lijst van vaartuigen op die in de visserijzone van Guinee-Bissau mogen vissen. Deze lijst wordt onmiddellijk toegezonden aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en elektronisch aan de Unie.
5. Geldigheidsduur van de vismachtiging
De vismachtigingen hebben een geldigheidsduur van drie maanden, zes maanden of een jaar. Voor de bepaling van het begin van de geldigheidsduur wordt onder "een jaar" verstaan:
a) in het eerste jaar van toepassing van dit protocol: de periode tussen de datum waarop dit protocol voorlopig van toepassing wordt en 31 december van datzelfde jaar;
b) vervolgens elk volledig kalenderjaar;
c) in het laatste jaar van toepassing van dit protocol: de periode tussen 1 januari en de datum waarop dit protocol afloopt.
Een geldigheidstermijn van drie maanden of zes maanden gaat in op de eerste dag van de maand. De geldigheids termijn van de vismachtigingen loopt echter nooit langer dan 31 december van het jaar waarin zij zijn afgegeven.
6. Aan boord houden van de vismachtiging
De vismachtiging moet permanent aan boord worden gehouden.
De vaartuigen voor de tonijnvisserij en met de drijvende beug zijn evenwel gemachtigd te vissen zodra ze zijn ingeschreven op de voorlopige lijst. Zolang geen vismachtiging is afgegeven aan dergelijke vaartuigen, moet de voorlopige lijst permanent aan boord worden gehouden.
7. Overdracht van de vismachtiging
De vismachtiging wordt voor een bepaald vaartuig opgesteld en is niet overdraagbaar.
In geval van overmacht en op verzoek van de Unie wordt de vismachtiging evenwel vervangen door een nieuwe machtiging die wordt afgegeven op naam van een gelijksoortig vaartuig als het te vervangen vaartuig.
In geval van overdracht wordt de te vervangen vismachtiging door de reder of zijn gemachtigde agent in Guinee- Bissau ingeleverd en stelt Guinee-Bissau onverwijld een vervangingsmachtiging op. Wanneer de technische inspectie overeenkomstig punt 9 van dit hoofdstuk is uitgevoerd, wordt de vervangingsmachtiging onmiddellijk aan de reder of zijn gemachtigde agent afgegeven, op het ogenblik waarop de te vervangen machtiging wordt ingeleverd. De vervangingsmachtiging gaat in op de dag dat de te vervangen machtiging wordt ingeleverd.
Bij trawlers wordt, indien de tonnage van het vervangende vaartuig groter is dan die van het te vervangen vaartuig, het aanvullende deel van het visrecht berekend naar rata van het verschil in tonnage en de resterende geldigheidsduur. Een dergelijke aanvullende vergoeding wordt door de reder betaald bij de overdracht van de vismachtiging.
Guinee-Bissau werkt de lijst van gemachtigde vaartuigen onmiddellijk bij. De nieuwe lijst wordt onmiddellijk aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie meegedeeld.
8. Ondersteuningsvaartuigen
Op verzoek van de Unie machtigt Guinee-Bissau de vaartuigen van de Unie met een vismachtiging om zich te laten bijstaan door ondersteuningsvaartuigen. Ondersteuningsvaartuigen moeten de vlag van een lidstaat van de Unie voeren of toebehoren aan een onderneming van de Unie, en mogen niet zijn uitgerust voor de beoefening van de visserij.
Guinee-Bissau stelt de lijst van gemachtigde ondersteuningsvaartuigen op en deelt deze onmiddellijk mee aan de nationale autoriteit voor visserijcontrole en aan de Unie.
De ondersteuningsvaartuigen moeten over een overeenkomstig het recht van Guinee-Bissau daartoe afgegeven machtiging beschikken, waarvoor een jaarlijkse vergoeding moet worden betaald.
9. Technische inspectie voor trawlers
Overeenkomstig de geldende wetgeving van Guinee-Bissau meldt elke trawler van de Unie zich eens per jaar, en verder na een wijziging van de tonnage van het vaartuig of wanneer het gebruik van andere soorten vistuig tot een wijziging van de visserijtak leidt, in de haven van Bissau voor een technische inspectie.
De technische inspectie heeft tot doel na te gaan of de technische kenmerken van het vaartuig en het vistuig aan boord conform de regelgeving zijn en of de gezondheidsvoorschriften en de bepalingen inzake de aanmonstering van nationale zeelieden worden nageleefd.
Guinee-Bissau verricht de technische inspectie verplicht binnen 48 uur na aankomst van de trawler in de haven, voor zover die aankomst vooraf is gemeld.
Na afloop van de technische inspectie geeft Guinee-Bissau onmiddellijk een conformiteitsattest af aan de kapitein van het vaartuig.
Het conformiteitsattest heeft een geldigheidsduur van één jaar. Er is echter een nieuw conformiteitsattest vereist telkens wanneer wordt overgestapt naar de garnaalvisserij of van deze visserij wordt afgestapt. Een nieuw conformi teitsattest is eveneens nodig wanneer het vaartuig de visserijzone van Guinee-Bissau voor een periode van meer dan 45 dagen verlaat.
Het conformiteitsattest wordt permanent aan boord gehouden.
De kosten van de technische inspectie komen voor rekening van de reder en worden berekend volgens de in de wetgeving van Guinee-Bissau vastgestelde tariefregeling. Die kosten mogen niet hoger zijn dan de bedragen die voor dezelfde dienst worden betaald door nationale vaartuigen of door vaartuigen die de vlag van een derde land voeren.
Deel 2
Visrechten en voorschotten
Het bedrag van het forfaitaire visrecht wordt voor elke categorie vaartuigen vastgesteld in de technische notities in het aanhangsel van deze bijlage. Het omvat alle nationale en lokale belastingen, met uitzondering van de havengelden en de kosten van geleverde diensten.
Bij vismachtigingen met een geldigheidsduur van minder dan een jaar wordt het bedrag van het forfaitaire visrecht naar rata van de aangevraagde geldigheidsduur aangepast. Het aangepaste bedrag wordt in voorkomend geval verhoogd met de opslag die volgens de tabel in de desbetreffende technische notities verschuldigd is voor een periode van drie of zes maanden.
HOOFDSTUK III
Technische instandhoudingsmaatregelen
In de technische notities in het aanhangsel van deze bijlage worden per visserijtak de voor de visserijzone, het vistuig en de bijvangsten geldende technische maatregelen voor vaartuigen van de Unie met een vismachtiging vastgesteld.
Alle aanbevelingen van de Iccat worden door de vaartuigen voor de tonijnvisserij en de vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug in acht genomen.
HOOFDSTUK IV
Vangstaangiften
1. Visserijlogboek
De kapitein van een vaartuig van de Unie dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij. Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij is het visserijlogboek in overeenstemming met de toepasselijke resoluties van de Iccat inzake de vergaring en transmissie van gegevens over de visserijactiviteit.
De kapitein noteert elke dag de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort met de FAO-drielet tercode in het visserijlogboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten.
In voorkomend geval noteert de kapitein elke dag ook de teruggegooide hoeveelheden van elke soort in het visserij logboek, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren.
Het visserijlogboek wordt leesbaar ingevuld, in hoofdletters, en ondertekend door de kapitein.
De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de in het visserijlogboek vermelde gegevens.
2. Vangstaangiften
2.1. Eerste en tweede jaar van toepassing van dit protocol – beheersregeling op basis van visserijinspanning
De kapitein meldt de vangsten van het vaartuig door de visserijlogboeken betreffende de periode dat het zich in de visserijzone van Guinee-Bissau bevond, aan Guinee-Bissau toe te zenden.
De kapitein xxxxx de visserijlogboeken naar Guinee-Bissau op het daartoe meegedeelde e-mailadres. Guinee-Bissau stuurt per omgaande een ontvangstbevestiging per e-mail.
Aanvullend kunnen de visserijlogboeken ook als volgt worden verzonden:
a) wanneer het vaartuig een Guinee-Bissause haven aandoet, wordt het origineel van elk visserijlogboek bezorgd aan de vertegenwoordiger van het directoraat-generaal voor de industriële visserij van het ministerie van visserij van Guinee-Bissau ("het directoraat-generaal voor de industriële visserij"), die de ontvangst ervan schriftelijk bevestigt;
b) wanneer de visserijzone van Guinee-Bissau wordt verlaten zonder dat vooraf een haven van Guinee-Bissau is aangedaan, wordt het origineel van elk visserijlogboek per post verzonden binnen 14 dagen na aankomst in een andere haven, en in ieder geval binnen 30 dagen na het verlaten van de visserijzone van Guinee-Bissau.
De kapitein doet de Unie een kopie van alle visserijlogboeken toekomen. Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug doet de kapitein ook aan één van de volgende wetenschappelijke instellingen een kopie van al zijn visserijlogboeken toekomen:
a) IRD (Institut de recherche pour le développement),
b) IEO (Instituto Español de Oceanografia), of
c) IPMA (Instituto Português do Mar e da Atmosfera).
Wanneer het vaartuig tijdens de geldigheidsduur van zijn vismachtiging terugkeert naar de visserijzone van Guinee- Bissau, geeft dit aanleiding tot een nieuwe activiteiten- en vangstaangifte.
Worden de bepalingen van dit hoofdstuk niet nageleefd, dan kan Guinee-Bissau de vismachtiging van het betrokken vaartuig schorsen totdat de ontbrekende vangsten zijn aangegeven, en de reder de sanctie opleggen waarin de geldende nationale wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Guinee-Bissau de verlenging van de vismachtiging weigeren. Guinee-Bissau stelt de Unie onmiddellijk in kennis van iedere in dit verband toegepaste sanctie.
2.2. Vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol – beheersregeling op basis van quota
1. De kapitein van een vaartuig van de Unie dat in het kader van de overeenkomst vist, houdt een visserijlogboek bij dat in overeenstemming is met de toepasselijke resoluties en aanbevelingen van de Iccat. De kapitein is verantwoordelijk voor de juistheid van de gegevens die in het elektronische visserijlogboek zijn vermeld.
2. Elk vaartuig van de Unie dat beschikt over een krachtens dit protocol afgegeven vismachtiging, is uitgerust met een elektronisch meldsysteem (hierna "ERS-systeem" genoemd – "electronic reporting system") dat de gegevens over de visserijactiviteit van het vaartuig (hierna "ERS-gegevens" genoemd) kan registreren en doorsturen.
3. De vangsten worden als volgt aangegeven:
a) de kapiteins van alle vaartuigen die krachtens dit protocol in de wateren van Guinee-Bissau vissen, vullen elk dag het elektronische visserijlogboek in en zenden het binnen zeven dagen na het verlaten van de visserijzone naar het visserijcontrolecentrum (VCC) van de vlaggenstaat en naar het VCC van Guinee-Bissau via het ERS-systeem (aanhangsel 4 bij deze bijlage) of, bij een storing van dat systeem, per e-mail;
b) in het elektronisch visserijlogboek moet worden vermeld: de gevangen en aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (die wordt aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren. Voor de belangrijkste soorten vermeldt de kapitein ook de nulvangsten. Hij noteert ook de teruggegooide hoeveelheden van elke soort, uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren.
4. Het vaartuig stuurt de ERS-gegevens naar zijn vlaggenstaat, die ze automatisch ter beschikking van Guinee- Bissau stelt. De vlaggenstaat zorgt voor de ontvangst en de registratie in een elektronische gegevensbank waarin die gegevens gedurende ten minste 36 maanden op beveiligde wijze kunnen worden bewaard.
5. De vlaggenstaat en Guinee-Bissau zien erop toe dat zij zijn uitgerust met de nodige hardware en software voor de automatische transmissie van de ERS-gegevens in het in punt 3 van aanhangsel 4 bij deze bijlage vermelde formaat.
6. Voor de transmissie van de ERS-gegevens wordt gebruikgemaakt van de door de Europese Commissie beheerde elektronische communicatiemiddelen voor de uitwisseling in gestandaardiseerde vorm van visserijgegevens.
7. Worden de bepalingen inzake de vangstaangifte niet nageleefd, dan kan Guinee-Bissau de vismachtiging van het betrokken vaartuig schorsen totdat de ontbrekende vangsten zijn aangegeven, en de reder de sanctie opleggen waarin zijn geldende nationale wetgeving voorziet. In geval van recidive kan Guinee-Bissau de verlenging van de vismachtiging weigeren. Guinee-Bissau stelt de Unie onmiddellijk in kennis van iedere in dit verband toegepaste sanctie.
8. De vlaggenstaat en Guinee-Bissau wijzen elk een ERS-correspondent aan die fungeert als contactpunt voor aangelegenheden in verband met de uitvoering van deze bijlage. De vlaggenstaat en Guinee-Bissau stellen elkaar in kennis van de contactgegevens van hun ERS-correspondent en werken deze informatie zo nodig onmiddellijk bij.
3. Overschakeling naar een elektronisch systeem
De partijen plegen in het gemengd comité overleg over de overschakeling naar het ERS-systeem waarmee de vaartuigen van de Unie de gegevens betreffende de in het kader van de overeenkomst verrichte visserijactiviteiten elektronisch registreren en meedelen aan Guinee-Bissau overeenkomstig de bepalingen in het aanhangsel van deze bijlage.
De overschakeling moet uiterlijk aan het begin van het derde jaar van toepassing van dit protocol zijn afgerond.
4. Afrekening van de visrechten voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug
Op basis van de vangstaangiften stelt de Unie voor elk vaartuig voor de tonijnvisserij en voor elk vaartuig voor de visserij met de drijvende beug een eindafrekening van de voor het visseizoen van het voorgaande kalenderjaar verschuldigde visrechten vast.
De Unie deelt deze eindafrekening mee aan Guinee-Bissau en de reder uiterlijk op 31 mei van het jaar dat volgt op het jaar waarin de vangsten zijn gedaan.
Valt de eindafrekening hoger uit dan het voor het verkrijgen van de vismachtiging betaalde forfaitaire visrecht, dan maakt de reder het saldo onmiddellijk aan Guinee-Bissau over. Is het bedrag van de eindafrekening kleiner dan het betaalde forfaitaire visrecht, dan wordt het verschil niet aan de reder terugbetaald.
HOOFDSTUK V
Aanlandingen en overladingen
1. Aanlanding of overlading van de vangsten
De kapitein van een vaartuig van de Unie die in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangsten in de haven van Bissau wil aanlanden of overladen, moet de vertegenwoordiger van het directoraat-generaal voor de industriële visserij ten minste 24 uur vóór de aanlanding of overlading in kennis stellen van:
a) de naam van het vaartuig van de Unie waaruit wordt xxxxxxxxx of overgeladen;
b) de haven van aanlanding of overlading;
c) de datum en het verwachte tijdstip van aanlanding of overlading;
d) de hoeveelheid (uitgedrukt in kilogram levend gewicht, of in voorkomend geval, in aantal exemplaren) van elke aan te landen of over te laden soort (aangeduid met de FAO-drielettercode);
e) in geval van overlading, de naam van het ontvangende vaartuig.
In geval van overlading moet de kapitein zich ervan verzekeren dat het ontvangende vaartuig over een door de bevoegde autoriteiten afgegeven machtiging voor deze activiteit beschikt.
De overlading moet plaatsvinden in de haven van Bissau, waarvan de geografische coördinaten door de bevoegde autoriteiten aan de kapitein en de gemachtigde agent van het vaartuig zullen worden toegezonden. Overlading op zee is verboden.
Worden die bepalingen niet nageleefd, dan worden de daartoe in de wetgeving van Guinee-Bissau vastgestelde sancties toegepast.
2. Bijdrage in natura voor de voedselzekerheid
Trawlers zijn verplicht om een deel van hun in Guinee-Bissau verrichte vangsten aan te landen in het kader van de voedselzekerheid van het land. Die aanlandingen gebeuren als volgt:
— 2,5 ton per vaartuig per kwartaal voor trawlers voor de visvangst / de vangst van koppotigen;
— 1,25 ton per vaartuig per kwartaal voor trawlers voor de garnaalvisserij.
Voor een gemakkelijkere uitvoering van die maatregel mogen de bijdragen worden gegroepeerd voor meerdere vaartuigen en voor meerdere kwartalen. De aanlandingen gebeuren in de haven van Bissau en worden in ontvangst genomen en gecontroleerd door de vertegenwoordiger van het directoraat-generaal voor de industriële visserij.
Voor die bijdragen in natura wordt systematisch een ontvangstformulier opgesteld en ondertekend door het directoraat-generaal voor de industriële visserij, dat vervolgens wordt overhandigd aan de kapitein.
Over die aanlandingen kunnen nadere bepalingen worden vastgesteld in onderlinge overeenstemming tussen de partijen.
HOOFDSTUK VI
Controle en inspectie
1. Binnenvaren en verlaten van de visserijzone
Telkens wanneer een vaartuig van de Unie met een vismachtiging de visserijzone van Guinee-Bissau binnenvaart of verlaat, moet dit 24 uur van tevoren aan Guinee-Bissau worden gemeld. Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug bedraagt die termijn slechts vier uur.
Bij de melding van het binnenvaren of verlaten van de visserijzone deelt het vaartuig met name de volgende gegevens mee:
a) verwachte datum, verwacht tijdstip en verwachte plaats van binnenvaren of verlaten van de zone;
b) de aan boord gehouden hoeveelheid van elke soort (aangeduid met de FAO-drielettercode), uitgedrukt in kilogram levend gewicht of, in voorkomend geval, in aantal exemplaren;
c) de aanbiedingsvorm van de producten.
De melding gebeurt bij voorkeur per e-mail, of indien dat niet mogelijk is, per fax of per radio, op een e-mailadres, oproepnummer of radiofrequentie zoals meegedeeld door Guinee-Bissau. Guinee-Bissau stelt de betrokken vaartuigen en de Unie onmiddellijk in kennis van elke wijziging van de e-mailadressen, het oproepnummer of de radiofre quentie.
Een vaartuig dat in de visserijzone van Guinee-Bissau tijdens het vissen wordt waargenomen zonder dat het zijn aanwezigheid vooraf heeft gemeld, wordt beschouwd als een vaartuig dat zonder machtiging vist.
2. Positieberichten van de vaartuigen – VMS-systeem
Tijdens hun aanwezigheid in de visserijzone van Guinee-Bissau moeten vaartuigen van de Unie zijn uitgerust met een satellietvolgsysteem (Vessel Monitoring System – VMS) dat hun positie automatisch en permanent (om het uur) meedeelt aan het VCC van hun vlaggenstaat.
Het is verboden het satellietcommunicatiesysteem voor permanente lokalisering dat voor gegevenstransmissie aan boord van het vaartuig is geplaatst, te verplaatsen, los te koppelen, te vernietigen, te beschadigen of onklaar te maken of om bewust de door dit systeem verzonden of geregistreerde gegevens te manipuleren, te verdraaien of te vervalsen.
De kennisgeving van de positie- en vangstberichten gebeurt bij voorkeur via het ERS/VMS-systeem of wanneer dat niet goed werkt, per e-mail, fax of radio. Guinee-Bissau stelt de betrokken vaartuigen en de Unie onmiddellijk in kennis van elke wijziging van het e-mailadres, het oproepnummer of de radiofrequentie.
Elk positiebericht moet het volgende bevatten:
a) de identificatiegegevens van het vaartuig;
b) de meest recente geografische positie van het vaartuig (lengtegraad, breedtegraad), met een foutenmarge van minder dan 500 meter en een betrouwbaarheidsinterval van 99 %;
c) de datum en het tijdstip van de registratie van de positie;
d) de snelheid en de vaarrichting van het vaartuig; en
e) geconfigureerd zijn volgens het formaat in aanhangsel 3.
Een vaartuig dat in de visserijzone van Guinee-Bissau tijdens het vissen wordt waargenomen zonder dat het zijn aanwezigheid vooraf heeft gemeld, wordt beschouwd als een vaartuig in overtreding.
3. Inspectie op zee of in de haven
De vaartuigen van de Unie met een vismachtiging worden op zee (in de visserijzone van Guinee-Bissau) of in de haven gecontroleerd door vaartuigen en inspecteurs van Guinee-Bissau die duidelijk herkenbaar zijn als voor visserij controle aangewezen vaartuigen en inspecteurs.
Alvorens aan boord te gaan, stellen de Guinee-Bissause inspecteurs het vaartuig van de Unie in kennis van hun besluit om een inspectie uit te voeren. De inspectie wordt door maximaal twee inspecteurs uitgevoerd, die hun identiteit en functie als inspecteur moeten aantonen alvorens met de inspectie te beginnen. Zij kunnen eventueel worden vergezeld door vertegenwoordigers van de nationale veiligheidstroepen van Guinee-Bissau in overeen stemming met het internationale zeerecht.
De Guinee-Bissause inspecteurs blijven niet langer aan boord van het vaartuig van de Unie dan nodig is om de met de inspectie verband houdende taken te verrichten. Zij voeren de inspectie zo uit dat deze zo weinig mogelijk gevolgen heeft voor het vaartuig, de visserijactiviteit en de lading.
Guinee-Bissau kan door de Unie geaccrediteerde inspecteurs toestemming geven om als waarnemer aan de inspectie deel te nemen.
De kapitein van het vaartuig van de Unie vergemakkelijkt het aan boord gaan en de werkzaamheden van de Guinee- Bissause inspecteurs.
Aan het eind van elke inspectie stellen de inspecteurs van Guinee-Bissau een inspectieverslag op. De kapitein van het vaartuig van de Unie mag zijn opmerkingen toevoegen aan het inspectieverslag. Het inspectieverslag wordt ondertekend door de inspecteur die het opstelt, en door de kapitein van het vaartuig van de Unie.
De inspecteurs van Guinee-Bissau overhandigen een kopie van het inspectieverslag aan de kapitein van het vaartuig van de Unie alvorens het vaartuig te verlaten. Guinee-Bissau doet de Unie binnen acht dagen na de inspectie een kopie van het inspectieverslag toekomen.
4. Controle van de vangsten
Tijdens de eerste twee jaar van toepassing van dit protocol (beheersregeling op basis van brt) worden elk kwartaal bij toerbeurt bij een derde van de trawlers van de Unie die over een vismachtiging beschikken, steekproefsgewijze controles verricht om na te gaan of de vangsten overeenstemmen met de aangiften in de visserijlogboeken.
Elke controle vindt plaats aan het einde van de visreis na een kennisgevingstermijn van 24 uur en duurt niet langer dan vier uur.
Deze controles vinden plaats op een punt waarvan de geografische coördinaten door de bevoegde autoriteiten aan de kapitein en de gemachtigde agent van het vaartuig zullen worden toegezonden.
Vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol (beheersregeling op basis van TAC) wordt de frequentie van de controles van de vangsten herzien om rekening te houden met de invoering van het gebruik van het ERS-systeem voor de controle van de vangstgegevens.
HOOFDSTUK VII
Inbreuken
1. Behandeling van inbreuken
Iedere inbreuk door een vaartuig van de Unie met een vismachtiging op de bepalingen van deze bijlage moet worden vermeld in een inspectieverslag.
De ondertekening van het inspectieverslag door de kapitein laat het recht van verweer van de reder tegen een gemelde inbreuk onverlet.
2. Aanhouding van een vaartuig – informatievergadering
Wanneer de nationale wetgeving daar voor de gemelde inbreuk in voorziet, kan elk vaartuig van de Unie dat een inbreuk begaat, worden verplicht zijn visserijactiviteit te beëindigen en, wanneer het vaartuig zich op zee bevindt, zich naar een haven van Guinee-Bissau te begeven.
Guinee-Bissau stelt de Unie uiterlijk binnen 48 uur in kennis van iedere aanhouding van een vaartuig van de Unie met een vismachtiging. Deze kennisgeving gaat vergezeld van bewijsmateriaal betreffende de gemelde inbreuk.
Alvorens tegen het betrokken vaartuig, de betrokken kapitein of de betrokken lading maatregelen te nemen, met uitzondering van maatregelen voor het veiligstellen van bewijsstukken, belegt Guinee-Bissau, op verzoek van de Unie, binnen één werkdag na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig, een informatievergadering om de feiten die hebben geleid tot de aanhouding van het vaartuig, toe te lichten en eventuele verdere maatregelen uiteen te zetten. Aan die informatievergadering kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen.
3. Op de inbreuk toe te passen sanctie – schikkingsprocedure
De op de gemelde inbreuk toe te passen sanctie wordt door Guinee-Bissau volgens de bepalingen van zijn geldende nationale wetgeving vastgesteld.
Wanneer de afhandeling van de inbreuk een gerechtelijke procedure impliceert, wordt, voordat deze wordt ingeleid, een schikkingsprocedure tussen Guinee-Bissau en de Unie ingeleid om de aard en de hoogte van de sanctie te bepalen. Aan die schikkingsprocedure kan een vertegenwoordiger van de vlaggenstaat van het vaartuig deelnemen. De schikkingsprocedure wordt uiterlijk vier dagen na de kennisgeving van de aanhouding van het vaartuig afgesloten.
4. Gerechtelijke procedure – bankgarantie
Indien geen minnelijke schikking tot stand komt en de inbreuk aan de bevoegde gerechtelijke instantie wordt voorgelegd, stelt de reder van het vaartuig dat de inbreuk heeft begaan, een bankgarantie bij een door Guinee-Bissau opgegeven bank ter hoogte van een door Guinee-Bissau vast te stellen bedrag dat de kosten van de aanhouding van het vaartuig, de geschatte boetesom en de eventuele compenserende vergoedingen dekt. De bankgarantie wordt pas vrijgegeven nadat de gerechtelijke procedure is voltooid.
De bankgarantie wordt onmiddellijk na de uitspraak van het vonnis vrijgegeven en aan de reder terugbetaald:
a) in haar geheel, wanneer geen sanctie wordt opgelegd;
b) ten bedrage van het saldo, indien de boetesom lager uitvalt dan de bankgarantie.
Guinee-Bissau stelt de Unie binnen acht dagen na het vonnis in kennis van de resultaten van de gerechtelijke procedure.
5. Vrijgave van het vaartuig
Het vaartuig en de kapitein ervan mogen de haven verlaten zodra de uit de schikkingsprocedure voortvloeiende sanctie is vereffend of zodra de bankgarantie is gesteld.
HOOFDSTUK VIII
Aanmonstering van zeelieden
1. Aantal aan te monsteren zeelieden
Zolang de vismachtiging geldig is, heeft elke trawler van de Unie het volgende aantal zeelieden uit Guinee-Bissau aan boord:
a) vijf zeelieden op vaartuigen met een capaciteit van minder dan 250 brt;
b) zes zeelieden op vaartuigen met een capaciteit van 250 tot en met 400 brt;
c) zeven zeelieden op vaartuigen met een capaciteit van 400 tot en met 650 brt;
d) acht zeelieden op vaartuigen met een capaciteit van meer dan 650 brt.
De reders van vaartuigen van de Unie trachten nog extra nationale zeelieden aan te monsteren.
2. Keuze van zeelieden
De bevoegde autoriteiten van Guinee-Bissau stellen een indicatieve lijst op van gekwalificeerde zeelieden die met name beschikken over een attest waaruit blijkt dat zij een opleiding inzake veiligheid op zee (onder de normen van het Internationaal Verdrag betreffende de normen voor zeevarenden inzake opleiding, diplomering en wachtdienst, het STCW-verdrag) hebben genoten, en die kandidaat zijn om op vaartuigen van de Unie te worden aangemonsterd, en zij werken deze lijst bij. Deze lijst en de regelmatige bijwerkingen ervan worden aan de Unie meegedeeld.
De in de eerste alinea bedoelde lijst wordt opgesteld aan de hand van criteria voor de selectie van bekwame en gekwalificeerde zeelieden. De zeeman moet:
a) over een geldig Guinee-Bissaus paspoort beschikken;
b) over een geldig monsterboekje beschikken waaruit blijkt dat hij een basisopleiding inzake veiligheid op zee voor het personeel van vissersvaartuigen heeft genoten die in overeenstemming is met de geldende internationale normen;
c) een met documenten gestaafde ervaring op vaartuigen voor de industriële visserij hebben;
d) over een geldig medisch attest beschikken waaruit blijkt dat hij in staat is de taken aan boord van vissersvaartuigen uit te voeren.
De reder, of zijn gemachtigde agent, kan uit deze lijst de aan te monsteren zeelieden kiezen. Hij stelt Guinee-Bissau in kennis van hun inschrijving op de bemanningslijst.
3. Contract van de zeelieden
Het arbeidscontract van een zeeman wordt opgesteld door de reder of zijn gemachtigde agent, en de zeeman, eventueel vertegenwoordigd door zijn vakbond, in samenwerking met Guinee-Bissau. Het bevat met name de datum en de haven van aanmonstering.
Het contract garandeert de zeelieden de aansluiting bij de socialezekerheidsregeling die in Guinee-Bissau op hen van toepassing is. Het omvat ook een overlijdens-, ziekte- en ongevallenverzekering.
De ondertekenende partijen krijgen een kopie van het contract.
De in de verklaring van de Internationale Arbeidsorganisatie (IAO) neergelegde fundamentele rechten op het werk zijn van toepassing op zeelieden uit Guinee-Bissau. Het gaat daarbij met name om de vrijheid van vereniging, de effectieve erkenning van het recht op collectieve onderhandeling en de bestrijding van discriminatie op het gebied van werk en beroep.
4. Loon van de zeelieden
Het loon van de zeelieden uit Guinee-Bissau komt ten laste van de reder. Het wordt vastgesteld vóór de afgifte van de vismachtiging, in onderling overleg tussen de reder of zijn gemachtigde agent en Guinee-Bissau.
Het loon mag niet minder bedragen dan dat van de bemanning van de vaartuigen uit Guinee-Bissau en mag evenmin onder de IAO-normen liggen.
5. Verplichtingen van de zeeman
De zeeman moet zich daags vóór de in zijn contract vermelde datum van aanmonstering bij de kapitein van het aangewezen vaartuig melden. De kapitein deelt de zeeman de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd mee. Als de zeeman zich niet op de voor de aanmonstering vastgestelde datum en tijd meldt of zijn kwalificaties niet beantwoorden aan de verwachtingen van de kapitein, wordt zijn contract als vervallen beschouwd. Hij wordt dan vervangen door een andere zeeman uit Guinee-Bissau, zonder dat dit het vertrek van het vaartuig mag vertragen.
HOOFDSTUK IX
Waarnemers
1. Waarneming van visserijactiviteiten
De visserijactiviteiten van vaartuigen met een vismachtiging vallen onder een waarnemersregeling in het kader van de overeenkomst.
Voor vaartuigen voor de tonijnvisserij en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug gaan de partijen zo snel mogelijk met elkaar en met andere belanghebbende landen aan tafel zitten om een systeem van regionale waarnemers op te zetten en de bevoegde visserijorganisatie te kiezen.
De overige vaartuigen nemen een door Guinee-Bissau aangewezen waarnemer aan boord. Als de waarnemer zich niet op het vastgestelde tijdstip en de vastgestelde plaats meldt, moet hij worden vervangen zodat het vaartuig zijn activiteiten onmiddellijk kan aanvangen.
2. Aangewezen vaartuigen en waarnemers
Op het ogenblik van de afgifte van de vismachtiging stelt Guinee-Bissau de Unie en de reder of zijn gemachtigde agent in kennis van de aangewezen vaartuigen en waarnemers, alsook van de tijd die de waarnemer aan boord van elk vaartuig zal doorbrengen. Guinee-Bissau stelt de Unie en de reder of zijn gemachtigde agent onmiddellijk in kennis van iedere wijziging in de aangewezen vaartuigen en waarnemers.
De waarnemer blijft niet langer aan boord van het vaartuig dan nodig is om zijn taken te verrichten.
3. Forfaitaire financiële bijdrage
Wanneer het visrecht moet worden betaald, maakt de reder aan Guinee-Bissau voor elke trawler een forfaitair bedrag van 8 000 EUR per jaar over, dat pro rata temporis wordt aangepast naargelang van de duur van de vismachtiging van de aangewezen vaartuigen.
4. Loon van de waarnemer
Het loon en de sociale premies voor de waarnemer zijn voor rekening van Guinee-Bissau.
5. Voorwaarden voor het aan boord nemen van de waarnemer
De waarnemer wordt aan boord als een officier behandeld. Voor zijn verblijf aan boord wordt evenwel rekening gehouden met de technische indeling van het vaartuig.
Kost en logies van de waarnemer aan boord van het vaartuig zijn voor rekening van de reder.
De kapitein neemt binnen de grenzen van zijn bevoegdheid de nodige maatregelen om de fysieke veiligheid en het algemene welzijn van de waarnemer te waarborgen.
De waarnemer krijgt alle faciliteiten die nodig zijn voor de uitoefening van zijn taken. Hij heeft toegang tot de communicatiemiddelen, de documenten die verband houden met de visserijactiviteiten van het vaartuig, met name het visserijlogboek en het navigatieboek, en tot de delen van het vaartuig die rechtstreeks verband houden met de uitoefening van zijn taken.
6. Verplichtingen van de waarnemer Xxxxxxxxx zijn volledige verblijf aan boord:
a) zorgt de waarnemer ervoor dat hij de visserijactiviteiten noch onderbreekt, noch hindert;
b) gaat de waarnemer zorgvuldig om met de goederen en de installaties aan boord;
c) bewaart de waarnemer geheimhouding over alle aan het vaartuig toebehorende documenten.
7. Inscheping en ontscheping van de waarnemer
De reder of zijn vertegenwoordiger stelt Guinee-Bissau tien dagen vóór inscheping in kennis van de datum, het tijdstip en de haven van inscheping van de waarnemer. Indien de waarnemer in een ander land aan boord gaat, zijn zijn reiskosten tot de haven van inscheping voor rekening van de reder.
Wanneer de waarnemer niet in een haven van Guinee-Bissau van boord gaat, zorgt de reder er, op zijn kosten, voor dat de waarnemer zo spoedig mogelijk naar Guinee-Bissau kan terugkeren.
8. Taken van de waarnemer
De waarnemer verricht de volgende taken:
a) hij observeert de visserijactiviteiten van het vaartuig;
b) hij verifieert de positie van het vaartuig tijdens de visserijactiviteiten;
c) hij verricht activiteiten in het kader van wetenschappelijke programma's, waaronder bemonsteringsactiviteiten voor biologische doeleinden;
d) hij noteert welk vistuig wordt gebruikt;
e) hij verifieert de in het visserijlogboek opgenomen gegevens over de in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangsten;
f) hij verifieert de percentages bijvangsten op basis van hetgeen in de notities voor elke visserijtak is vastgesteld, en schat hoeveel vangst is teruggegooid;
g) hij deelt zijn waarnemingen eenmaal per dag mee en geeft daarbij ook de aan boord aanwezige hoeveelheden hoofd- en bijvangst op.
9. Verslag van de waarnemer
Alvorens het vaartuig te verlaten, legt de waarnemer de kapitein van het vaartuig een verslag van zijn waarnemingen voor. De kapitein van het vaartuig mag opmerkingen toevoegen aan het verslag van de waarnemer. Het verslag wordt ondertekend door de waarnemer en de kapitein. De kapitein ontvangt een kopie van het verslag van de waarnemer.
De waarnemer zendt zijn verslag toe aan Guinee-Bissau. De vangst- en teruggooigegevens worden meegedeeld aan het wetenschappelijk instituut (CIPA) van Guinee-Bissau, dat deze na verwerking en analyse presenteert aan het gezamenlijke wetenschappelijke comité. Een kopie van het verslag van de waarnemer wordt elektronisch toegezonden aan de Unie.
Aanhangsels bij de bijlage
Aanhangsel 1 Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging Aanhangsel 2 Technische notities per visserijtak
Aanhangsel 3 VMS-systeem (vessel monitoring system – satellietvolgsysteem)
Aanhangsel 4 Invoering van het elektronische systeem voor het rapporteren van visserijactiviteiten (ERS-systeem)
Aanhangsel 1
Formulier voor de aanvraag van een vismachtiging
PARTNERSCHAPSOVEREENKOMST INZAKE VISSERIJ GUINEE-BISSAU – EUROPESE UNIE
Aanhangsel 2
Technische notities per visserijtak
NOTITIE 1
XXXXXXXXXxX 0 - XXXXXXXxXXXXX VOOR DE VISVaNGST EN DE VaNGST VaN KOPPOTIGEN
1. Visserijzone
Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, die naar het noorden loopt tot azimut 268°.
2. Toegestaan vistuig
2.1 Er mag worden gebruikgemaakt van klassieke bordentrawls en van ander selectief tuig.
2.2 Er mag worden gebruikgemaakt van de boomkor.
2.3 Voor alle soorten vistuig geldt een verbod op het gebruik van middelen of voorzieningen om de mazen van de net ten te versperren of die tot gevolg hebben dat de selectieve werking ervan wordt verminderd. Om slijtage of bescha diging te voorkomen mogen echter, aan de onderzijde van de kuil van bodemtrawls, uitsluitend beschermende sleeplappen in netwerk of in enig ander materiaal worden bevestigd. Deze sleeplappen worden uitsluitend aan de voorkant en de zijkanten van de onderzijde van de trawlkuil bevestigd. als bescherming van de bovenzijde van de trawl mogen beschermende voorzieningen worden bevestigd op voorwaarde dat zij bestaan uit een enkel stuk net werk van hetzelfde materiaal als de kuil en dat de gestrekte mazen ervan ten minste 300 mm groot zijn.
2.4 Het is verboden trawls te gebruiken waarvan de kuil van enkelvoudig of koordvormig dubbel garen is vervaardigd.
3. Toegestane minimummaaswijdte 70 mm.
4. Bijvangsten
Voor de eerste twee jaren van toepassing van dit protocol mogen vaartuigen op de totale, in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangst aan het einde van de visreis niet meer dan 5 % schaaldieren aan boord hebben.
Vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol geldt het onderstaande.
Vaartuigen voor de visvangst mogen op de totale, in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangst aan het einde van de visreis niet meer dan 5 % schaaldieren en niet meer dan 15 % koppotigen aan boord hebben. Pijlin ktvissen (Todarodes sagittatus en Todaropsis eblanae) mogen worden gevangen en worden meegerekend bij de doel soorten.
Vaartuigen voor de vangst van koppotigen mogen op de totale, in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangst aan het einde van de visreis niet meer dan 60 % vis en niet meer dan 5 % schaaldieren aan boord hebben.
Elke overschrijding van die toegestane bijvangstpercentages wordt overeenkomstig de regelgeving van Guinee-Bissau bestraft.
De partijen plegen met elkaar overleg in de gemengde commissie om de toegestane percentages eventueel aan te passen op basis van een aanbeveling van het gezamenlijke wetenschappelijke comité.
5. Toegestane tonnage / visrechten
5.1 Toegestane tonnage (brt) voor de eerste twee jaren van toepassing van dit protocol | 3 500 brt per jaar |
5.2 Visrechten (in EUR) per brt voor de eerste twee jaren | 282 EUR/brt/jaar |
van toepassing van dit protocol | Voor driemaandelijkse of zesmaandelijkse machtigingen |
worden de visrechten pro rata temporis berekend en ver | |
hoogd met 4 %, respectievelijk 2,5 %. |
5.3 Toegestane tonnage (TaC) vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 11 000 ton per jaar voor demersale soorten 1 500 ton per jaar voor koppotigen |
5.4 Visrechten (in EUR) per ton vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 90 EUR/ton voor demersale soorten 270 EUR/ton voor koppotigen |
NOTITIE 2
VISSERIJTaK 2 - TRaWLERS VOOR DE GaRNaaLVISSERIJ
1. Visserijzone
Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, die naar het noorden loopt tot azimut 268°.
2. Toegestaan vistuig
2.1 Er mag worden gebruikgemaakt van klassieke bordentrawls en van ander selectief tuig.
2.2 Er mag worden gebruikgemaakt van de boomkor.
2.3 Voor alle soorten vistuig geldt een verbod op het gebruik van middelen of voorzieningen om de mazen van de net ten te versperren of die tot gevolg hebben dat de selectieve werking ervan wordt verminderd. Om slijtage of bescha diging te voorkomen mogen echter, aan de onderzijde van de kuil van bodemtrawls, uitsluitend beschermende sleeplappen in netwerk of in enig ander materiaal worden bevestigd. Deze sleeplappen worden uitsluitend aan de voorkant en de zijkanten van de onderzijde van de trawlkuil bevestigd. als bescherming van de bovenzijde van de trawl mogen beschermende voorzieningen worden bevestigd op voorwaarde dat zij bestaan uit een enkel stuk net werk van hetzelfde materiaal als de kuil en dat de gestrekte mazen ervan ten minste 300 mm groot zijn.
2.4 Het is verboden trawls te gebruiken waarvan de kuil van enkelvoudig of koordvormig dubbel garen is vervaardigd.
3. Toegestane minimummaaswijdte 50 mm.
4. Bijvangsten
4.1 Vaartuigen voor de garnaalvisserij mogen op de totale, in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangst aan het einde van de visreis niet meer dan 15 % koppotigen en niet meer dan 70 % vis aan boord hebben.
4.2 Elke overschrijding van de toegestane bijvangstpercentages wordt overeenkomstig de regelgeving van Guinee-Bissau bestraft.
4.3 De partijen plegen met elkaar overleg in de gemengde commissie om de toegestane percentages eventueel aan te passen op basis van een aanbeveling van het gezamenlijke wetenschappelijke comité.
5. Toegestane tonnage / visrechten
5.1 Toegestane tonnage (brt) voor de eerste twee jaren van toepassing van dit protocol | 3 700 brt per jaar |
5.2 Visrechten (in EUR) per brt voor de eerste twee jaren | 395 EUR/brt/jaar |
van toepassing van dit protocol | Voor driemaandelijkse of zesmaandelijkse machtigingen |
worden de visrechten pro rata temporis berekend en ver | |
hoogd met 4 %, respectievelijk 2,5 %. |
5.3 Toegestane tonnage (TaC) vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 2 500 ton per jaar |
5.4 Visrechten (in EUR) per ton vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 280 EUR/ton |
NOTITIE 3
VISSERIJTaK 3 - VaaRTUIGEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE HENGEL
1. Visserijzone:
1.1 Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, die naar het noorden loopt tot azimut 268°.
1.2 Vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel mogen het voor het uitoefenen van hun activiteiten in de visserij zone van Guinee-Bissau nodige levend aas vangen.
2. Toegestaan vistuig:
2.1 Hengels.
2.2 Ringzegen met levend aas: 16 mm.
3. Bijvangsten:
3.1 Overeenkomstig het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en overeenkomstig de rele vante resoluties van de Iccat is de visserij op de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcha rias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de ka phamerhaai), de witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden. De visserij op de zandtijgerhaai (Carcharias taurus) en de ruwe haai (Galeorhinus galeus) is verboden.
3.2 De partijen voeren overleg in de gemengde commissie om deze lijst op basis van wetenschappelijke aanbevelingen bij te werken.
4. Toegestane tonnage / visrechten:
4.1 Jaarlijks forfaitair voorschot | 2 500 EUR voor een hoeveelheid van 45,5 ton per vaar tuig |
4.2 aanvullend visrecht per gevangen ton | 55 EUR/ton |
4.3 aantal vaartuigen dat mag vissen | 13 vaartuigen |
NOTITIE 4
VISSERIJTaK 4 - VRIESSCHEPEN VOOR DE TONIJNVISSERIJ MET DE ZEGEN EN BEUGSCHEPEN
1. Visserijzone:
Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, die naar het noorden loopt tot azimut 268°.
2. Toegestaan vistuig: Zegen en drijvende beug.
3. Bijvangsten:
Overeenkomstig het Verdrag inzake de bescherming van trekkende wilde diersoorten en overeenkomstig de rele vante resoluties van de Iccat is de visserij op de reuzenhaai (Cetorhinus maximus), de witte haai (Carcharodon carcha rias), de grootoog-voshaai (Alopias superciliosus), hamerhaaien van de familie Sphyrnidae (met uitzondering van de ka phamerhaai), de witpunthaai (Carcharhinus longimanus) en de zijdehaai (Carcharhinus falciformis) verboden. De visserij op de zandtijgerhaai (Carcharias taurus) en de ruwe haai (Galeorhinus galeus) is verboden.
De partijen voeren overleg in de gemengde commissie om deze lijst op basis van wetenschappelijke aanbevelingen bij te werken.
4. Toegestane tonnage / visrechten:
4.1 Jaarlijks forfaitair voorschot | 4 500 EUR voor een hoeveelheid van 64,3 ton per zegen vaartuig 3 000 EUR voor een hoeveelheid van 54,5 ton per vaar tuig voor de visserij met de drijvende beug |
4.2 aanvullend visrecht per gevangen ton | 70 EUR/ton voor zegenvaartuigen 55 EUR/ton voor vaartuigen voor de visserij met de drij vende beug |
4.3 Rechten voor ondersteuningsvaartuigen | 3 000 EUR/jaar/vaartuig |
4.4 aantal vaartuigen dat mag vissen | 28 vaartuigen |
NOTITIE 5
VISSERIJTaK 5 – VISSERSVaaRTUIGEN VOOR KLEINE PELaGISCHE SOORTEN
1. Visserijzone
Buiten 12 zeemijl, gemeten vanaf de basislijn, met inbegrip van de gezamenlijk beheerde zone tussen Guinee-Bissau en Senegal, die naar het noorden loopt tot azimut 268°.
2. Toegestane vaartuigen en toegestaan vistuig
Enkel vaartuigen met een capaciteit tot en met 5 000 BT zijn overeenkomstig de wetgeving van Guinee-Bissau toe gestaan.
Toegestane vistuigen zijn pelagische trawlnetten en industriële ringzegens.
3. Toegestane minimummaaswijdte 70 mm voor trawlnetten.
4. Bijvangsten
4.1 Trawlers mogen op de totale, in de visserijzone van Guinee-Bissau verrichte vangst aan het einde van een visreis niet meer dan 10 % andere dan pelagische vis, niet meer dan 10 % koppotigen en niet meer dan 5 % schaaldieren aan boord hebben.
4.2 Elke overschrijding van de toegestane bijvangstpercentages wordt overeenkomstig de regelgeving van Guinee-Bissau bestraft.
4.3 De partijen plegen met elkaar overleg in de gemengde commissie om de toegestane percentages eventueel aan te passen op basis van een aanbeveling van het gezamenlijke wetenschappelijke comité.
5. Toegestane tonnage / visrechten
5.1 Toegestane tonnage (brt) voor de eerste twee jaren van toepassing van dit protocol | 15 000 brt per jaar |
5.2 Visrechten (in EUR) per brt voor de eerste twee jaren van toepassing van dit protocol | 250 EUR/brt/jaar Voor driemaandelijkse of zesmaandelijkse machtigingen worden de visrechten pro rata temporis berekend en ver hoogd met 4 %, respectievelijk 2,5 %. |
5.3 Toegestane tonnage (TaC) vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 18 000 ton per jaar |
5.4 Visrechten (in EUR) per ton vanaf het derde jaar van toepassing van dit protocol tot het einde van dit pro tocol | 100 EUR/ton (vaartuigen van meer dan 1 000 BT) 75 EUR/ton (vaartuigen van 1 000 BT of minder) |
Begrip "visreis":
Voor de toepassing van dit aanhangsel wordt de duur van een visreis van een vaartuig van de Unie als volgt gedefinieerd:
— hetzij de tijd tussen het binnenvaren en het verlaten van de visserijzone van Guinee-Bissau;
— hetzij de tijd tussen het binnenvaren van de visserijzone van Guinee-Bissau en het overladen van de vangst;
— hetzij de tijd tussen het binnenvaren van de visserijzone van Guinee-Bissau en het aanlanden van de vangst in Guinee-Bissau
Aanhangsel 3
VMS-SYSTEEM (VESSEL MONITORING SYSTEM – SATELLIETVOLGSYSTEEM)
1. Positieberichten van de vaartuigen – VMS-systeem
De eerste positie die na het binnenvaren van de visserijzone van Guinee-Bissau wordt geregistreerd, wordt aangeduid met de code "ENT". Alle daaropvolgende posities worden aangeduid met de code "POS", met uitzondering van de eerste na het verlaten van de visserijzone van Guinee-Bissau geregistreerde positie, die wordt aangeduid met de code "EXI".
Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de positieberichten automatisch worden verwerkt en, in voorkomend geval, elektronisch worden doorgestuurd. De positieberichten worden op een beveiligde manier geregistreerd en drie jaar lang bewaard.
2. Versturen van positieberichten bij uitval van het VMS-systeem
De kapitein ziet er op elk moment op toe dat het VMS-systeem van zijn vaartuig volledig operationeel is en dat de positieberichten correct worden verstuurd naar het VCC van de vlaggenstaat.
Bij uitval wordt het VMS-systeem van het vaartuig binnen 30 dagen hersteld of vervangen. Zo niet mag het vaartuig na deze termijn niet langer in de visserijzone van Guinee-Bissau vissen.
Vaartuigen die in de visserijzone van Guinee-Bissau vissen en waarvan het VMS-systeem defect is, sturen hun positie berichten ten minste om de vier uur per e-mail, radio of fax door aan het VCC van de vlaggenstaat, met opgave van alle verplichte gegevens.
3. Beveiligde verzending van de positieberichten aan Guinee-Bissau
Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten van de betrokken vaartuigen automatisch door naar het VCC van Guinee-Bissau. Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Guinee-Bissau wisselen hun e-mailadres uit en stellen elkaar onmiddellijk in kennis van iedere wijziging daarvan.
De transmissie van de positieberichten tussen het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Guinee-Bissau gebeurt elektronisch via een beveiligd communicatiesysteem.
Het VCC van Guinee-Bissau stelt het VCC van de vlaggenstaat en de Unie onmiddellijk in kennis van iedere onderbreking in de ontvangst van de opeenvolgende positieberichten van een vaartuig met een vismachtiging, voor zover dat vaartuig niet heeft gemeld dat het de visserijzone zou verlaten.
4. Slechte werking van het communicatiesysteem
Guinee-Bissau zorgt ervoor dat zijn elektronische uitrusting compatibel is met die van het VCC van de vlaggenstaat en stelt de Unie onmiddellijk in kennis van elk probleem bij de transmissie en de ontvangst van positieberichten, met het oog op een zo spoedig mogelijke technische oplossing. Eventuele geschillen worden door de gemengde commissie beslecht.
De kapitein wordt verantwoordelijk geacht voor elke bewezen manipulatie van het VMS-systeem van het vaartuig die tot doel heeft de werking ervan te verstoren of de positieberichten te vervalsen. Inbreuken worden bestraft met de in de geldende wetgeving van Guinee-Bissau vastgestelde sancties.
5. Herziening van de frequentie van de positieberichten
Op basis van bewijsstukken ter staving van een overtreding kan Guinee-Bissau het VCC van de vlaggenstaat, met kopie aan de Unie, verzoeken het interval voor het versturen van de positieberichten van een vaartuig gedurende een bepaalde onderzoeksperiode te verminderen tot 30 minuten. Guinee-Bissau moet deze bewijsstukken overleggen aan het VCC van de vlaggenstaat en aan de Unie. Het VCC van de vlaggenstaat stuurt de positieberichten onmiddellijk volgens de nieuwe frequentie door naar Guinee-Bissau.
Aan het einde van de onderzoeksperiode stelt Guinee-Bissau het VCC van de vlaggenstaat en de Unie in kennis van de eventuele follow-up.
6. Verzending van de VMS-berichten aan Guinee-Bissau
Gegeven | Code | Verplicht (V)/Optioneel (O) | Inhoud |
Begin record | SR | V | Systeeminformatie – geeft het begin van de record aan |
Geadresseerde | AD | V | Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van geadresseerde |
Verzender | FR | V | Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van verzender |
Vlaggenstaat | FS | V | Berichtinformatie – ISO-alfa-3-landcode (ISO-3166) van vlaggenstaat |
Berichttype | TM | V | Berichtinformatie – type bericht (ENT, POS, EXI, MAN) |
Radioroepnaam (IRCS) | RC | V | Vaartuiginformatie – internationale radioroepnaam van het vaartuig (IRCS) |
Intern referentie-nummer van de overeenkomstsluitende partij | IR | O | Vaartuiginformatie – uniek nummer van de overeen komstsluitende partij ISO-alfa-3-code (ISO-3166), gevolgd door het nummer |
Extern registratienummer | XR | V | Vaartuiginformatie – nummer aangebracht op de romp van het vaartuig (ISO 8859.1) |
Breedtegraad | LT | V | Positie-informatie – positie in graden en decimale graden N/Z GG.ggg (WGS84) |
Lengtegraad | LG | V | Positie-informatie – positie in graden en decimale graden O/W GG.ggg (WGS84) |
Vaarrichting | CO | V | Vaarrichting van het vaartuig, op een schaal van 360° |
Snelheid | SP | V | Vaarsnelheid van het vaartuig in tiental knopen |
Datum | DA | V | Positie-informatie – datum van registratie van de positie in UTC (JJJJMMDD) |
Tijdstip | TI | V | Positie-informatie – tijdstip van registratie van de positie in UTC (UUMM) |
Einde record | ER | V | Systeeminformatie – geeft het einde van de record aan |
Bij de transmissie is de volgende informatie vereist om het VCC van Guinee-Bissau in staat te stellen het VCC van verzending te identificeren:
IP-adres van de server van het VCC of DNS-referenties;
SSL-certificaat (volledige keten van de certificeringsautoriteiten). De structuur van de gegevenstransmissie is als volgt:
de gebruikte tekens moeten in overeenstemming zijn met ISO-norm 8859.1;
een dubbele schuine streep (//) en de letters "SR" geven het begin van een bericht aan;
elk gegevenselement wordt aangegeven met de code ervan en wordt van de andere gegevenselementen gescheiden door een dubbele schuine streep (//);
een enkele schuine streep (/) scheidt code en gegeven;
de code "ER", gevolgd door een dubbele schuine streep (//) geeft het einde van het bericht aan.
Aanhangsel 4
Invoering van het elektronische systeem voor het rapporteren van visserijactiviteiten (ERS-systeem)
Registratie van de visserijgegevens en verzending van de aangiften via ERS
1) De kapitein van een vaartuig van de Unie dat beschikt over een machtiging krachtens dit protocol, moet, wanneer het vaartuig zich in de visserijzone van Guinee-Bissau bevindt:
a) elk binnenvaren en verlaten van de visserijzone registreren aan de hand van een specifiek bericht waarin is vermeld welke hoeveelheden van elke soort aan boord zijn op het moment waarop de visserijzone wordt binnengevaren of verlaten, en de datum, het tijdstip en de positie waarop de visserijzone wordt binnengevaren of verlaten. Dat bericht wordt uiterlijk twee uur vóór het binnenvaren of het verlaten van de visserijzone via ERS of een ander communicatiemiddel naar het VCC van Guinee-Bissau doorgestuurd;
b) elke dag de positie van het vaartuig om 12 uur 's middags registreren, indien geen enkele visserijactiviteit heeft plaatsgevonden;
c) voor elke visserijactiviteit de positie van deze activiteit registreren, het soort vistuig en de van elke soort gevangen hoeveelheden, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de aan boord gehouden vangsten en de teruggegooide vangsten. Elke soort wordt geïdentificeerd aan de hand van de FAO-drielettercode. De hoeveelheden worden uitgedrukt in kilogram levend gewicht en, zo nodig, in aantal exemplaren;
d) de in het elektronische visserijlogboek geregistreerde gegevens dagelijks, uiterlijk om 24:00:00 uur, doorsturen naar zijn vlaggenstaat; deze transmissie vindt plaats voor elke dag die in de visserijzone wordt doorgebracht, zelfs als niets wordt gevangen. Zij vindt ook telkens vóór het verlaten van de visserijzone plaats.
2) De kapitein is verantwoordelijk voor de nauwkeurigheid van de geregistreerde en verzonden gegevens.
3) De vlaggenstaat stelt de ERS-gegevens ter beschikking van het visserijcontrolecentrum (VCC) van Guinee-Bissau overeenkomstig hoofdstuk IV van de bijlage bij dit protocol.
Gegevens in UN/CEFACT-formaat worden doorgestuurd via het FLUX-net dat de Europese Commissie ter beschikking stelt.
Als transmissie op die wijze niet mogelijk is, worden de gegevens tot het einde van de overgangsperiode via DEH (Data Exchange Highway) doorgestuurd in EU-ERS-formaat (v 3.1).
Het VCC van de vlaggenstaat zendt de instantberichten (COE, COX en PNO) die van het vaartuig afkomstig zijn, onmiddellijk automatisch door naar het VCC van Guinee-Bissau. De andere berichttypen worden vanaf de datum van daadwerkelijke ingebruikname van het UN-CEFACT-formaat ook automatisch eenmaal per dag doorgestuurd, of worden, in afwachting van die ingebruikname, onmiddellijk ter beschikking van het VCC van Guinee-Bissau gesteld wanneer daartoe via het centrale knooppunt van de Europese Commissie automatisch een verzoek aan het VCC van de vlaggenstaat wordt gericht. Na de effectieve invoering van het nieuwe formaat zal deze wijze van terbeschikkingstelling enkel nog betrekking hebben op specifieke aanvragen betreffende historische gegevens.
4) Het VCC van Guinee-Bissau bevestigt de ontvangst van de toegezonden instant-ERS-gegevens door een ontvangst bevestiging waarin ook de geldigheid van het ontvangen bericht wordt bevestigd. Er wordt geen ontvangstbeves tiging verstuurd voor gegevens die Guinee-Bissau ontvangt naar aanleiding van een aanvraag die het zelf heeft ingediend. Guinee-Bissau behandelt alle ERS-gegevens als vertrouwelijk.
Mankement van het systeem voor elektronische transmissie aan boord van het vaartuig of van het communicatiesysteem
5) Het VCC van de vlaggenstaat en het VCC van Guinee-Bissau stellen elkaar onmiddellijk in kennis van alle gebeurte nissen die een weerslag kunnen hebben op de transmissie van de ERS-gegevens van een of meer vaartuigen.
6) Indien het VCC van Guinee-Bissau de gegevens die een vaartuig moet toezenden, niet ontvangt, stelt het het VCC van de vlaggenstaat hiervan onmiddellijk in kennis. Het VCC van de vlaggenstaat onderzoekt zo spoedig mogelijk waarom de ontvangst van de ERS-gegevens uitblijft en brengt het VCC van Guinee-Bissau op de hoogte van het resultaat van dat onderzoek.
7) Als er een mankement is in de transmissie tussen het vaartuig en het VCC van de vlaggenstaat, meldt dit VCC dit onmiddellijk aan de kapitein of de exploitant van het vaartuig of hun vertegenwoordiger(s). Na ontvangst van deze kennisgeving stuurt de kapitein van het vaartuig de bevoegde autoriteiten van de vlaggenstaat elke dag uiterlijk om 24:00:00 uur de ontbrekende gegevens toe via een daartoe geschikt telecommunicatiemiddel.
8) Bij een storing van het systeem voor elektronische transmissie dat aan boord van het vaartuig is geïnstalleerd, zorgt de kapitein of de exploitant van het vaartuig ervoor dat het ERS-systeem binnen tien dagen na de ontdekking van de storing wordt hersteld of vervangen. Na die termijn mag het vaartuig niet langer in de visserijzone vissen en moet het binnen 24 uur die zone verlaten of een haven van Guinee-Bissau aandoen. Het vaartuig mag die haven pas verlaten of pas naar de visserijzone terugkeren nadat het VCC van zijn vlaggenstaat heeft geconstateerd dat het ERS-systeem weer naar behoren functioneert.
9) Als Guinee-Bissau geen ERS-gegevens ontvangt door een storing van de elektronische systemen die onder toezicht van de Unie of Guinee-Bissau staan, neemt de betrokken partij onverwijld alle maatregelen die deze storing zo spoedig mogelijk kunnen verhelpen. De oplossing van het probleem wordt onmiddellijk ter kennis gebracht van de andere partij.
10) Het VCC van de vlaggenstaat zendt het VCC van Guinee-Bissau om de 24 uur via een ter beschikking staand elektronisch communicatiemiddel alle ERS-gegevens door die de vlaggenstaat sinds de meest recente transmissie heeft ontvangen. Op verzoek van Guinee-Bissau kan dezelfde procedure worden toegepast bij een onderhoud dat langer dan 24 uur duurt en een weerslag heeft op de systemen die onder toezicht van de Unie staan. Guinee- Bissau waarschuwt zijn bevoegde controlediensten om te voorkomen dat wordt aangenomen dat de vaartuigen van de Unie in overtreding zijn wat de transmissie van hun ERS-gegevens betreft. Het VCC van de vlaggenstaat zorgt ervoor dat de ontbrekende gegevens worden ingevoerd in de elektronische databank die het overeenkomstig punt 3 bijhoudt.
Informatie betreffende de datum van ondertekening van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau
Het protocol (1) tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau is ondertekend op 15 juni 2019.
Overeenkomstig artikel 16 van het protocol, wordt het protocol voorlopig toegepast vanaf de datum van ondertekening, te weten 15 juni 2019.
(1) Zie bladzijde 3 van dit Publicatieblad.
VERORDENING (EU) 2019/1089 VAN DE RAAD
van 6 juni 2019
betreffende de verdeling van de vangstmogelijkheden in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024)
DE RaaD VaN DE EUROPESE UNIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, en met name artikel 43, lid 3, Gezien het voorstel van de Europese Commissie,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Op 17 maart 2008 heeft de Raad Verordening (EG) nr. 241/2008 (1) vastgesteld, waarbij de Partnerschapsover eenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2) ("de overeenkomst") werd gesloten. De overeenkomst is op 15 april 2008 in werking getreden, is stilzwijgend verlengd en is nog steeds van kracht.
(2) Het vorige protocol bij de overeenkomst is op 23 november 2017 verstreken.
(3) De Commissie heeft namens de Unie onderhandeld over een nieuw protocol. Naar aanleiding van die onderhan delingen is het nieuwe protocol op 15 november 2018 geparafeerd.
(4) Overeenkomstig Besluit (EU) 2019/1088 van de Raad (3) is het protocol tot uitvoering van de partnerschapsover eenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) ("het protocol") op 15 juni 2019 ondertekend.
(5) De in het protocol vastgestelde vangstmogelijkheden moeten over de lidstaten worden verdeeld voor de periode van toepassing van het protocol.
(6) Om ervoor te zorgen dat de vaartuigen van de Unie spoedig met hun visserijactiviteiten kunnen starten, zal het protocol voorlopig van toepassing zijn met ingang van de ondertekening ervan. Daarom moet deze verordening van toepassing worden met ingang van diezelfde datum,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VaSTGESTELD:
Artikel 1
Definities
Voor de toepassing van deze verordening wordt onder "over grote afstanden trekkende soorten" de in bijlage I bij het Zeerechtverdrag van de Verenigde Naties van 1982 opgenomen soorten verstaan, met uitzondering van de familie van de Alopiidae, de familie van de Sphyrnidae en de volgende soorten: Cetorhinus maximus, Rhincodon typus, Carcharodon carcharias, Carcharinus falciformis en Carcharinus longimanus.
(1) Verordening (EG) nr. 241/2008 van de Raad van 17 maart 2008 betreffende de sluiting van de Partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (PB L 75 van 18.3.2008, blz. 49).
(2) PB L 342 van 27.12.2007, blz. 5.
(3) Besluit (EU) 2019/1088 van de Raad van 6 juni 2019 betreffende de ondertekening, namens de Europese Unie, en de voorlopige toepassing van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereenkomst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) (zie bladzijde 1 van dit Publicatieblad).
Artikel 2
Vangstmogelijkheden
De vangstmogelijkheden die zijn vastgesteld in het kader van het protocol tot uitvoering van de partnerschapsovereen komst inzake visserij tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Guinee-Bissau (2019-2024) worden over de lidstaten verdeeld overeenkomstig de artikelen 3 en 4 van deze verordening.
Artikel 3
Demersale en kleine pelagische soorten
De vangstmogelijkheden voor de demersale en de kleine pelagische soorten worden als volgt over de lidstaten verdeeld:
1. in het eerste en het tweede jaar van toepassing van het protocol, op basis van een visserijinspanningsregeling (brutoregisterton, brt):
a) vriestrawlers voor de garnaalvisserij: Spanje 2 500 brt;
Xxxxxxxxxxx 000 xxx;
Xxxxxxxx 0 000 xxx;
b) vriestrawlers voor de visvangst en voor de vangst van koppotigen: Spanje 2 900 brt;
Xxxxxxxxxxx 000 xxx;
Italië 375 brt;
c) trawlers voor kleine pelagische soorten: Spanje 3 500 brt;
Portugal 500 brt;
Xxxxxxxx 0 000 xxx;
Xxxxxxx 0 000 xxx;
Xxxxx 0 000 xxx;
2. vanaf het derde jaar van toepassing van het protocol, op basis van een regeling waarbij vangstbeperkingen per soort (totaal toegestane vangst, TaC) worden vastgesteld:
a) vriestrawlers voor de garnaalvisserij: Spanje 1 650 ton;
Griekenland 100 ton;
Portugal 750 ton;
b) vriestrawlers voor de visvangst:
Spanje 9 500 ton;
Griekenland 500 ton;
Italië 1 000 ton;
c) vriestrawlers voor de vangst van koppotigen: Spanje 1 200 ton;
Griekenland 150 ton;
Italië 150 ton;
d) trawlers voor kleine pelagische soorten:
Spanje 3 900 ton;
Portugal 700 ton;
Litouwen 6 000 ton;
Letland 6 000 ton;
Polen 1 400 ton.
Artikel 4
Over grote afstanden trekkende soorten
De vangstmogelijkheden voor over grote afstanden trekkende soorten worden als volgt verdeeld:
a) vriesschepen voor de tonijnvisserij met de zegen en vaartuigen voor de visserij met de drijvende beug: Spanje 14 vaartuigen;
Frankrijk 12 vaartuigen;
Portugal 2 vaartuigen;
b) vaartuigen voor de tonijnvisserij met de hengel: Spanje 10 vaartuigen;
Frankrijk 3 vaartuigen.
Artikel 5
Deze verordening treedt in werking op de dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Zij is van toepassing met ingang van 15 juni 2019.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Luxemburg, 6 juni 2019.
Voor de Raad De voorzitter
x. XXXXXxXX
UITVOERINGSVERORDENING (EU) 2019/1090 VAN DE COMMISSIE
van 26 juni 2019
tot niet-verlenging van de goedkeuring van de werkzame stof dimethoaat overeenkomstig Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen, en tot wijziging van de bijlage bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen en tot intrekking van de Richtlijnen 79/117/EEG en 91/414/EEG van de Raad (1), en met name artikel 20, lid 1, en artikel 78, lid 2,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij Richtlijn 2007/25/EG van de Commissie (2) is dimethoaat als werkzame stof opgenomen in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG van de Raad (3).
(2) De in bijlage I bij Richtlijn 91/414/EEG opgenomen werkzame stoffen worden geacht te zijn goedgekeurd krachtens Verordening (EG) nr. 1107/2009 en zijn opgenomen in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie (4).
(3) De goedkeuring van de in de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 opgenomen werkzame stof dimethoaat vervalt op 31 juli 2020.
(4) Er is een aanvraag tot verlenging van de goedkeuring van dimethoaat ingediend overeenkomstig artikel 1 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie (5) binnen de in dat artikel vastgestelde termijn.
(5) De aanvrager heeft de overeenkomstig artikel 6 van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 vereiste aanvullende dossiers ingediend. De lidstaat-rapporteur heeft vastgesteld dat de aanvraag volledig was.
(6) De lidstaat-rapporteur heeft in overleg met de lidstaat-corapporteur een beoordelingsverslag over de verlenging opgesteld en dit verslag op 5 mei 2017 bij de Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) en de Commissie ingediend.
(7) De EFSA heeft het beoordelingsverslag over de verlenging voor opmerkingen aan de aanvrager en de lidstaten doorgestuurd en de ontvangen opmerkingen aan de Commissie doen toekomen. De EFSA heeft het aanvullende beknopte dossier ook toegankelijk gemaakt voor het publiek.
(8) Op 2 oktober 2018 heeft de EFSA de Commissie haar conclusie (6) meegedeeld met betrekking tot de vraag of dimethoaat naar verwachting zal voldoen aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009. De Commissie heeft het ontwerpverslag over de verlenging voor dimethoaat op 13 december 2018 en de ontwerpverordening inzake dimethoaat op 25 januari 2019 aan het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders voorgelegd.
(1) PB L 309 van 24.11.2009, blz. 1.
(2) Richtlijn 2007/25/EG van de Commissie van 23 april 2007 tot wijziging van Richtlijn 91/414/EEG van de Raad teneinde dimethoaat, dimethomorf, glufosinaat, metribuzin, fosmet en propamocarb op te nemen als werkzame stoffen (PB L 106 van 24.4.2007, blz. 34).
(3) Richtlijn 91/414/EEG van de Raad van 15 juli 1991 betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 230
van 19.8.1991, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 van de Commissie van 25 mei 2011 tot uitvoering van Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad wat de lijst van goedgekeurde werkzame stoffen betreft (PB L 153 van 11.6.2011, blz. 1).
(5) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 844/2012 van de Commissie van 18 september 2012 tot vaststelling van de nodige bepalingen voor de
uitvoering van de verlengingsprocedure voor werkzame stoffen, als bedoeld in Verordening (EG) nr. 1107/2009 van het Europees Parlement en de Raad betreffende het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen (PB L 252 van 19.9.2012, blz. 26).
(6) EFSA (Europese Autoriteit voor voedselveiligheid), 2018. Conclusion on the peer review of the pesticide risk assessment of the active
substance dimethoate, EFSA Journal 2018;16(10):5454. xxxxx://xxx.xxxx.xxxxxx.xx/xx/xxxxxxxxxxx/xxx/0000
(9) De EFSA maakte gewag van bepaalde punten van zorg. Het was met name niet mogelijk om het risico van blootstelling van consumenten, toedieners, werknemers, omstanders en bewoners uit te sluiten vanwege hun blootstelling aan residuen van dimethoaat — waarvan de genotoxische werking niet kon worden uitgesloten — en de belangrijkste metaboliet ervan, omethoaat, waarvan door de meerderheid van de deskundigen in de collegiale toetsing geconcludeerd is dat het een in vivo mutageen agens is. Verder heeft de EFSA geconcludeerd dat er voor alle beoordeelde representatieve gebruiksdoeleinden sprake was van een hoog risico wat betreft dimethoaat voor zoogdieren en voor niet tot de doelsoorten behorende geleedpotigen, en een hoog risico wat betreft zowel dimethoaat als omethoaat voor honingbijen. Ook heeft de EFSA geconcludeerd dat zowel de huidige als de herziene technische specificatie niet wordt ondersteund door de (eco)toxicologische beoordeling.
(10) De Commissie heeft de aanvrager verzocht zijn opmerkingen over de conclusie van de EFSA in te dienen. Verder heeft de Commissie de aanvrager verzocht — overeenkomstig artikel 14, lid 1, derde alinea, van Uitvoeringsveror dening (EU) nr. 844/2012 — opmerkingen in te dienen over het ontwerpverslag over de verlenging. De aanvrager heeft zijn opmerkingen ingediend en deze zijn zorgvuldig onderzocht.
(11) Ondanks de argumenten van de aanvrager konden de punten van xxxx met betrekking tot de werkzame stof echter niet worden weggenomen.
(12) Er is bijgevolg met betrekking tot een of meer representatieve gebruiksdoeleinden van minstens één gewasbescher mingsmiddel niet vastgesteld dat aan de goedkeuringscriteria van artikel 4 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 is voldaan. De goedkeuring van de werkzame stof dimethoaat mag daarom niet worden verlengd.
(13) Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(14) De lidstaten moeten voldoende tijd krijgen om de toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die dimethoaat bevatten, in te trekken.
(15) Als de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 een respijtperiode toekennen voor gewasbeschermingsmiddelen die dimethoaat bevatten, moet deze periode voor gewasbeschermingsmiddelen die op kersen worden gebruikt, uiterlijk op 17 oktober 2019 en voor gewasbeschermingsmiddelen die op andere gewassen worden gebruikt, uiterlijk op 17 juli 2020 aflopen.
(16) Bij Uitvoeringsverordening (EU) 2019/707 van de Commissie (7) is de goedkeuringsperiode voor dimethoaat verlengd tot en met 31 juli 2020, opdat de verlengingsprocedure vóór het verstrijken van de goedkeuringsperiode van die werkzame stof kan worden voltooid. Aangezien er vóór die verlengde vervaldatum een besluit over de niet-verlenging van de goedkeuring is genomen, moet deze verordening zo snel mogelijk in werking treden.
(17) Deze verordening laat de mogelijkheid onverlet om een nieuwe aanvraag voor de goedkeuring van dimethoaat in te dienen overeenkomstig artikel 7 van Verordening (EG) nr. 1107/2009.
(18) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Niet-verlenging van de goedkeuring van een werkzame stof
De goedkeuring van de werkzame stof dimethoaat wordt niet verlengd.
(7) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/707 van de Commissie van 7 mei 2019 tot wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wat betreft de verlenging van de goedkeuringsperiode voor de werkzame stoffen alfa-cypermethrin, beflubutamide, benalaxyl, benthiava licarb, bifenazaat, boscalid, bromoxynil, captan, cyazofamide, desmedifam, dimethoaat, dimethomorf, diuron, ethefon, etoxazool, famoxadone, fenamifos, fenmedifam, flumioxazine, fluoxastrobin, folpet, foramsulfuron, formetanaat, fosmet, metalaxyl-M, methiocarb, metribuzin, milbemectin, Paecilomyces lilacinus stam 251, pirimifos-methyl, propamocarb, prothioconazool, S-metolachloor en tebuconazool (PB L 120 van 8.5.2019, blz. 16).
Artikel 2
Wijziging van Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011
In de bijlage, deel A, bij Uitvoeringsverordening (EU) nr. 540/2011 wordt de vermelding over dimethoaat in rij 149 geschrapt.
Artikel 3
Overgangsmaatregelen
De lidstaten trekken toelatingen voor gewasbeschermingsmiddelen die de werkzame stof dimethoaat bevatten, uiterlijk op 17 januari 2020 in.
Artikel 4
Respijtperiode
Een door de lidstaten overeenkomstig artikel 46 van Verordening (EG) nr. 1107/2009 toegekende respijtperiode moet zo kort mogelijk zijn en moet voor gewasbeschermingsmiddelen die op kersen worden gebruikt, uiterlijk op 17 oktober 2019, en voor gewasbeschermingsmiddelen die op andere gewassen worden gebruikt, uiterlijk op 17 juli 2020 aflopen.
Artikel 5
Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking op de derde dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 juni 2019.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx-Xxxxxx XXXXXXX
VERORDENING (EU) 2019/1091 VAN DE COMMISSIE
van 26 juni 2019
tot wijziging van bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de voorschriften voor de uitvoer van producten die verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers en niet-herkauwers bevatten
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 22 mei 2001 houdende vaststelling van voorschriften inzake preventie, bestrijding en uitroeiing van bepaalde overdraagbare spongiforme encefalopa thieën (1), en met name artikel 23, eerste alinea, en artikel 23 bis, onder m),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de bepalingen vastgesteld voor de preventie, bestrijding en uitroeiing van overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE's) bij dieren. Zij is van toepassing op de productie en het in de handel brengen van levende dieren en producten van dierlijke oorsprong, en in een aantal specifieke gevallen op de uitvoer daarvan.
(2) Het verbod op de uitvoer naar derde landen van van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten en van producten die dergelijke verwerkte dierlijke eiwitten bevatten, dus met inbegrip van biologische meststoffen en bodemverbeteraars, is aanvankelijk bij Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie (2) ingevoerd om te voorkomen dat boviene spongiforme encefalopathieën (BSE) via mogelijk besmettelijke verwerkte dierlijke eiwitten naar derde landen worden overgedragen en om het risico tegen te gaan dat zij de Unie opnieuw binnenkomen.
(3) De Europese Autoriteit voor voedselveiligheid (EFSA) heeft de kwantitatieve risicobeoordeling van het BSE-risico van verwerkte dierlijke eiwitten in juni 2018 geactualiseerd (3). De EFSA concludeerde dat de totale BSE-infecti viteit van verwerkte dierlijke eiwitten in 2018 vier keer lager was dan de in 2011 geschatte BSE-infectiviteit.
(4) Naar aanleiding van het advies van de EFSA inzake verwerkte dierlijke eiwitten is het passend om biologische meststoffen en bodemverbeteraars die van herkauwers afkomstige verwerkte dierlijke eiwitten bevatten in de in bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 vastgestelde afwijking op te nemen indien zij geen categorie 1-materiaal en daarvan afgeleide producten of categorie 2-materiaal en daarvan afgeleide producten, met uitzondering van verwerkte mest, bevatten.
(5) Bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, punt 2, bij Verordening (EG) nr. 999/2001, dat de uitvoer verbiedt van producten die verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers bevatten, moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(6) In bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, punt 3, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 zijn de voorwaarden vastgesteld voor de uitvoer van verwerkte dierlijke eiwitten die uitsluitend afkomstig zijn van niet-herkauwers en van mengvoeders die dergelijke eiwitten bevatten. De voorwaarden voor de uitvoer van biologische meststoffen en bodemverbeteraars die verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van niet-herkauwers bevatten, zijn echter niet vastgesteld. Daarom moet aan bijlage IV, hoofdstuk V, deel E, bij Verordening (EG) nr. 999/2001 een nieuw punt 5 worden toegevoegd tot vaststelling van dergelijke voorwaarden.
(7) De in deze verordening vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
(1) PB L 147 van 31.5.2001, blz. 1.
(2) Verordening (EG) nr. 1234/2003 van de Commissie tot wijziging van de bijlagen I, IV en XI bij Verordening (EG) nr. 999/2001 van het Europees Parlement en de Raad en Verordening (EG) nr. 1326/2001 wat betreft overdraagbare spongiforme encefalopathieën en diervoeding (PB L 173 van 11.7.2003, blz. 6).
(3) EFSA Journal 2018; 16(7):5314.
HEEFT DE VOLGENDE VERORDENING VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij deze verordening.
Artikel 2
Deze verordening treedt in werking op de twintigste dag na die van de bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Deze verordening is verbindend in al haar onderdelen en is rechtstreeks toepasselijk in elke lidstaat.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 juni 2019.
Voor de Commissie De voorzitter
Xxxx-Xxxxxx XXXXXXX
BIJLAGE
Bijlage IV bij Verordening (EG) nr. 999/2001 wordt als volgt gewijzigd:
1) In hoofdstuk V, deel E, wordt punt 2 vervangen door:
"2. Onverminderd punt 1 is de uitvoer van producten die verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers bevatten, verboden.
In afwijking hiervan is dat verbod niet van toepassing op:
a) verwerkt voeder voor gezelschapsdieren dat verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers bevat, dat:
i) in overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder e), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 erkende inrichtingen of bedrijven is verwerkt, en
ii) overeenkomstig de wetgeving van de Unie is verpakt en geëtiketteerd;
b) organische meststoffen of bodemverbeteraars, zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 22, van Verordening (EG) nr. 1069/2009, waarvan de samenstelling verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers of een mengsel van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers en niet-herkauwers bevat, op voorwaarde dat:
i) zij geen categorie 1-materiaal en daarvan afgeleide producten of categorie 2-materiaal en daarvan afgeleide producten bevatten, met uitzondering van mest zoals gedefinieerd in artikel 3, punt 20, van Verordening (EG) nr. 1069/2009 die is verwerkt overeenkomstig de in bijlage XI, hoofdstuk I, afdeling 2, onder a), b), d) en e), bij Verordening (EU) nr. 142/2011 van de Commissie vastgestelde eisen voor het in de handel brengen van verwerkte mest;
ii) de verwerkte dierlijke eiwitten in de biologische meststoffen en bodemverbeteraars voldoen aan de specifieke eisen van bijlage X, hoofdstuk II, afdeling 1, bij Verordening (EU) nr. 142/2011;
iii) de organische meststoffen en bodemverbeteraars ander categorie 3-materiaal kunnen bevatten dat is verwerkt overeenkomstig:
— een van de in bijlage IV, hoofdstuk III, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 omschreven verwerkings methoden 1 tot en met 7;
— de in bijlage V, hoofdstuk III, afdeling 1, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 vastgestelde eisen in het geval van compost of gistingsresiduen van de biogasomzetting van dierlijke bijproducten, of
— de specifieke eisen van bijlage XIII bij Verordening (EU) nr. 142/2011, indien dit materiaal kan worden gebruikt voor organische meststoffen en bodemverbeteraars overeenkomstig die verordening;
iv) zij zijn geproduceerd in overeenkomstig artikel 24, lid 1, onder f), van Verordening (EG) nr. 1069/2009 erkende inrichtingen of bedrijven;
v) zij zijn vermengd met een voldoende hoeveelheid van een door de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de biologische meststoffen of bodemverbeteraars worden geproduceerd toegestane stof die het product onaantrekkelijk maakt voor dierlijke consumptie of anderszins doeltreffend uitsluit dat het mengsel verkeerdelijk voor voederdoeleinden wordt gebruikt. Deze stof moet overeenkomstig bijlage XI, hoofdstuk II, afdeling 1, punt 2, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 met de organische meststoffen of bodemverbeteraars worden vermengd in het bedrijf dat ze produceert of in een daartoe geregistreerd bedrijf.
Indien zulks door de bevoegde autoriteit van het derde land van bestemming wordt verlangd, kan de bevoegde autoriteit van de lidstaat waar de biologische meststoffen of bodemverbeteraars worden vervaardigd, toestaan dat stoffen of methoden, anders dan de stoffen of methoden die in deze lidstaat zijn toegestaan, worden gebruikt om het gebruik van organische meststoffen of bodemverbeteraars als diervoeder te voorkomen, mits deze niet in strijd zijn met de voorschriften van artikel 22, punt 3, en bijlage XI, hoofdstuk II, afdeling 1, punt 3, bij Verordening (EU) nr. 142/2011;
vi) zij zijn behandeld om te waarborgen dat ziekteverwekkers zijn vernietigd overeenkomstig bijlage XI, hoofdstuk II, afdeling 1, punt 5, bij Verordening (EU) nr. 142/2011;
vii) zij zijn voorzien van een op de verpakking of het recipiënt aangebracht etiket met de vermelding "Organische meststoffen of bodemverbeteraars — landbouwhuisdieren niet laten grazen en gewassen niet als groenvoer gebruiken binnen 21 dagen na gebruik";
viii) zij worden uitgevoerd met inachtneming van de volgende voorwaarden:
— zij worden rechtstreeks in verzegelde containers vervoerd van het bedrijf dat de organische meststoffen of bodemverbeteraars produceert of van het geregistreerde bedrijf waar de stof die het product onaantrekkelijk maakt voor dierlijke consumptie is toegevoegd naar het punt van uitgang van het grondgebied van de Unie, die een in bijlage I bij Beschikking 2009/821/EG van de Commissie opgenomen grenscontrolepost moet zijn. Vooraleer de verwerkte dierlijke eiwitten het grondgebied van de Unie verlaten, moet de voor het vervoer van de organische meststoffen of bodemverbeteraars verantwoordelijke exploitant de bevoegde autoriteit bij die grenscontrolepost op de hoogte brengen van de aankomst van de zending aan het punt van uitgang;
— de zending gaat vergezeld van een naar behoren ingevuld handelsdocument dat overeenkomstig het model in bijlage VIII, hoofdstuk III, punt 6, bij Verordening (EU) nr. 142/2011 is opgesteld en via het bij Beschikking 2004/292/EG van de Commissie ingevoerde geïntegreerd veterinair computersysteem (Traces) is afgegeven. Op dat handelsdocument moet de grenscontrolepost van het punt van uitgang in vak I.28 worden aangeduid;
— wanneer de zending aankomt bij het punt van uitgang controleert de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost op basis van een risicobeoordeling het zegel van de containers die aan de grenscontrolepost worden aangeboden. Indien het zegel wordt gecontroleerd en de controle ervan niet bevredigend is, moet de zending ofwel worden vernietigd ofwel worden teruggezonden naar de in vak I.12 van het handelsdocument vermelde inrichting van oorsprong;
— de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost stelt de in vak I.4 van het handelsdocument vermelde bevoegde autoriteit via Traces in kennis van de aankomst van de zending aan het punt van uitgang en, wanneer van toepassing, van het resultaat van de controle van het zegel en van de getroffen corrigerende maatregelen;
— de bevoegde autoriteit die verantwoordelijk is voor het productiebedrijf van oorsprong of voor het ge registreerde bedrijf waar de stof die het product onaantrekkelijk maakt voor dierlijke consumptie is toegevoegd, voert op risicobeoordeling gebaseerde officiële controles uit om de naleving van het eerste en het tweede streepje te verifiëren en om na te gaan of voor elke uitgevoerde zending biologische meststoffen en bodemverbeteraars waarvan de samenstelling verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers of een mengsel van verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van herkauwers en niet-herkauwers bevat, de bevestiging van de aan het punt van uitgang uitgevoerde controle via Traces is ontvangen van de bevoegde autoriteit van de grenscontrolepost.
De voorwaarden van punt 2, onder b), v), vii) en viii) zijn niet van toepassing op organische meststoffen of bodemverbeteraars in kleinhandelsverpakkingen met een gewicht van maximaal 50 kg die bestemd zijn voor gebruik door de eindgebruiker.".
2) Aan hoofdstuk V, deel E, wordt het volgende punt 5 toegevoegd:
"5. De uitvoer van organische meststoffen of bodemverbeteraars die verwerkte dierlijke eiwitten die uitsluitend afkomstig zijn van niet-herkauwers bevatten en geen materiaal van herkauwers bevatten, moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
a) de eisen van punt 2, onder b), i), ii), iii), iv), v), vi) en vii), van dit deel zijn van toepassing. De voorwaarden van punt 2, onder b), v) en vii) zijn niet van toepassing op organische meststoffen of bodemverbeteraars in kleinhandelsverpakkingen met een gewicht van maximaal 50 kg die bestemd zijn voor gebruik door de eindgebruiker;
b) de verwerkte dierlijke eiwitten afkomstig van niet-herkauwers die deze bevatten, worden geproduceerd in verwerkingsbedrijven die voldoen aan de eisen van hoofdstuk IV, deel D, punt c), en opgenomen zijn in de in hoofdstuk V, deel A, punt 1, onder d), bedoelde lijst;
c) zij zijn geproduceerd in inrichtingen of bedrijven die zich uitsluitend toeleggen op de verwerking van biologische meststoffen of bodemverbeteraars op basis van materiaal van niet-herkauwers.
In afwijking van deze specifieke voorwaarde mag de bevoegde autoriteit de uitvoer toestaan van de in dit punt bedoelde biologische meststoffen of bodemverbeteraars die worden geproduceerd in inrichtingen of bedrijven die organische meststoffen of bodemverbeteraars verwerken die materiaal van herkauwers bevatten, indien doeltreffende maatregelen worden uitgevoerd ter voorkoming van versleping tussen organische meststoffen of bodemverbeteraars die uitsluitend materiaal van niet-herkauwers bevatten en organische meststoffen of bodemverbeteraars die materiaal van herkauwers bevatten;
d) zij worden vervoerd naar het punt van uitgang van het grondgebied van de Unie in nieuw verpakkingsma teriaal, of in bulkcontainers die niet worden gebruikt voor het vervoer van materiaal afkomstig van herkauwers of die vooraf zijn gereinigd volgens een door de bevoegde autoriteit goedgekeurde gedocumen teerde procedure om versleping te voorkomen.
De voorwaarden van punt 5, onder c) en d) zijn niet van toepassing op organische meststoffen of bodemver beteraars in kleinhandelsverpakkingen met een gewicht van maximaal 50 kg die bestemd zijn voor gebruik door de eindgebruiker.".
BESLUIT (GBVB) 2019/1092 VAN DE RAAD
van 26 juni 2019
tot wijziging van Besluit (GBVB) 2017/2302 ter ondersteuning van de OPCW-activiteiten die bijdragen tot de sanering van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens in Libië in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens
DE raaD vaN DE EUrOPESE UNIE,
Gezien het verdrag betreffende de Europese Unie, en met name artikel 28, lid 1, en artikel 31, lid 1,
Gezien het voorstel van de hoge vertegenwoordiger van de Unie voor buitenlandse zaken en veiligheidsbeleid, Overwegende hetgeen volgt:
(1) De raad heeft op 12 december 2017 Besluit (GBvB) 2017/2302 vastgesteld (1).
(2) De uitvoeringstermijn van de in artikel 1, lid 2, van Besluit (GBvB) 2017/2302 bedoelde activiteiten wordt in het besluit op 20 maanden vastgesteld, te rekenen vanaf de datum waarop de in artikel 3, lid 3, van het besluit bedoelde financieringsovereenkomst wordt gesloten.
(3) Op 27 maart 2019 heeft het uitvoeringsorgaan, de Organisatie voor het verbod van Chemische Wapens (OPCW), de Unie om de verlenging van de looptijd van Besluit (GBvB) 2017/2302 gevraagd. De verlenging van de looptijd van dat besluit met twaalf maanden zou de OPCW in staat stellen de in artikel 1, lid 2, bedoelde activiteiten na de in artikel 5, lid 2, van dat besluit bedoelde einddatum voort te zetten en de geplande doelstellingen ervan te verwezenlijken.
(4) De gevraagde wijziging van Besluit (GBvB) 2017/2302 heeft betrekking op artikel 5, lid 2, van dat besluit en op punt 6 van de bijlage daarbij.
(5) Zoals specifiek vermeld in het verzoek van de OPCW van 27 maart 2019, zou de voortzetting van de in artikel 1, lid 2, van Besluit (GBvB) 2017/2302 bedoelde activiteiten, geen gevolgen hebben voor de financiële middelen.
(6) De looptijd van Besluit (GBvB) 2017/2302 moet derhalve worden verlengd opdat de in in artikel 1, lid 2, daarvan bedoelde activiteiten verder kunnen worden uitgevoerd,
HEEFT HET vOLGENDE BESLUIT vaSTGESTELD:
Artikel 1
Besluit (GBvB) 2017/2302 van de raad wordt als volgt gewijzigd:
1) In artikel 5 wordt lid 2 vervangen door:
"2. Het verstrijkt 32 maanden na de datum van sluiting van de in artikel 3, lid 3, bedoelde financieringsover eenkomst tussen de Commissie en de OPCW, of 6 maanden na de inwerkingtreding ervan indien er op die datum nog geen financieringsovereenkomst is gesloten.".
2) De tekst van punt 6 in de bijlage wordt vervangen door: "6. Geraamde looptijd
De geplande looptijd van het project bedraagt 32 maanden.".
(1) Besluit (GBvB) 2017/2302 van de raad van 12 december 2017 ter ondersteuning van de OPCW-activiteiten die bijdragen tot de sanering van de voormalige opslagplaats voor chemische wapens in Libië in het kader van de uitvoering van de EU-strategie tegen de verspreiding van massavernietigingswapens (PB L 329, 12.12.2017, blz. 49).
Artikel 2
Dit besluit treedt in werking op de datum waarop het wordt vastgesteld.
Gedaan te Luxembourg, 26 juni 2019.
Voor de Raad De voorzitter
G.L. GavrILESCU
BESLUIT (EU) 2019/1093 VAN DE RAAD
van 26 juni 2019
tot vaststelling van de financiële bijdragen van de lidstaten aan het Europees Ontwikkelingsfonds, met inbegrip van de tweede tranche voor 2019 en een herzien maximum voor het jaarlijkse bedrag voor 2020
DE raaD vaN DE EUrOPESE UNIE,
Gezien het verdrag betreffende de Europese Unie en het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Gezien het Intern akkoord tussen de vertegenwoordigers van de regeringen van de lidstaten van de Europese Unie, in het kader van de raad bijeen, betreffende de financiering van de steun van de Europese Unie binnen het meerjarig financieel kader voor 2014-2020, overeenkomstig de aCS-EU-partnerschapsovereenkomst en de toewijzing van financiële bijstand ten behoeve van de landen en gebieden overzee waarop de bepalingen van deel vier van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie van toepassing zijn (1), en met name artikel 7,
Gezien verordening (EU) 2018/1877 van de raad van 26 november 2018 inzake het Financieel reglement van
toepassing op het 11e Europees Ontwikkelingsfonds en tot intrekking van verordening (EU) 2015/323 (2), en met name artikel 19, leden 3 en 4,
Gezien het voorstel van de Europese Commissie, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Overeenkomstig de procedure van artikel 19, lid 3, van verordening (EU) 2018/1877 ("het Financieel reglement van het 11e EOF") dient de Commissie uiterlijk op 15 juni 2019 een voorstel in voor het bedrag van de tweede tranche van de bijdrage voor 2019, en een herzien jaarlijks bedrag van de bijdrage voor 2019 dat is afgestemd op de werkelijke behoeften, indien dat jaarlijkse bedrag afwijkt van de werkelijke behoeften.
(2) Overeenkomstig artikel 46 van het Financieel reglement van het 11e EOF heeft de Europese Investeringsbank ("EIB") op 24 april 2019 de Commissie haar bijgewerkte vastleggings- en betalingsramingen betreffende de door haar beheerde instrumenten doen toekomen.
(3) artikel 20, lid 1, van het Financieel reglement van het 11e EOF bepaalt dat bij de verzoeken om bijdragen eerst in chronologische volgorde de bedragen voor vorige EOF's worden opgebruikt. Daarom dient een verzoek om bijdragen in het kader van het 10e EOF voor de EIB en in het kader van het 11e EOF voor de Commissie te worden gedaan.
(4) Op 12 november 2018 heeft de raad bij Besluit (EU) 2018/1715 (3) besloten het jaarlijkse bedrag van de EOF- bijdragen van de lidstaten voor 2019 vast te stellen op 4 400 000 000 EUr voor de Europese Commissie en 300 000 000 EUr voor de EIB.
(5) aangezien de Commissie heeft voorgesteld de ontwikkeling en internationale samenwerking voor de periode 2021-2027 uit te voeren met nieuwe uitvoeringsbepalingen, verlaagt de Commissie haar ramingen van de betalingen in het kader van de EOF's en verlaagt zij derhalve het maximum voor het jaarlijkse bedrag voor 2020 met 200 000 000 EUr,
HEEFT HET vOLGENDE BESLUIT vaSTGESTELD:
Artikel 1
De individuele EOF-bijdragen die de lidstaten voor de tweede tranche van 2019 aan de Commissie en de EIB moeten betalen, zijn in de tabel in de bijlage weergegeven.
(1) PB L 210 van 6.8.2013, blz. 1.
(2) PB L 307 van 3.12.2018, blz. 1.
(3) Besluit (EU) 2018/1715 van de raad van 12 november 2018 betreffende de financiële bijdragen van de lidstaten aan het Europees Ontwikkelingsfonds, inclusief het maximum voor 2020, het jaarlijkse bedrag voor 2019, de eerste tranche voor 2019 en een indicatieve en niet-bindende prognose voor de verwachte jaarlijkse bedragen van de bijdragen voor de jaren 2021 en 2022 (PB L 286 van 14.11.2018, blz. 30).
Artikel 2
Het maximum voor het jaarlijkse bedrag van de EOF-bijdragen van de lidstaten voor 2020 wordt vastgesteld op 4 700 000 000 EUr. Het bedrag wordt gesplitst in 4 400 000 000 EUr voor de Commissie en 300 000 000 EUr voor de EIB.
Artikel 3
Dit besluit treedt in werking op de datum van bekendmaking ervan in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Luxemburg, 26 juni 2019.
Voor de Raad De voorzitter
G.L. GavrILESCU
BIJLAGE
LIDSTATEN | Verdeel sleutel 10e EOF % | Verdeel sleutel 11e EOF % | 2e | tranche 2019 (in EUR) | Totaal | ||||||||
Commissie 11e EOF | EIB 10e EOF | ||||||||||||
BELGIË | 3,53 | 3,24927 | 48 | 739 | 050,00 | 3 | 530 | 000,00 | 52 | 269 | 050,00 | ||
BULGARIJE | 0,14 | 0,21853 | 3 | 277 | 950,00 | 140 | 000,00 | 3 | 417 | 950,00 | |||
TSJECHIË | 0,51 | 0,79745 | 11 | 961 | 750,00 | 510 | 000,00 | 12 | 471 | 750,00 | |||
DENEMARKEN | 2,00 | 1,98045 | 29 | 706 | 750,00 | 2 | 000 | 000,00 | 31 | 706 | 750,00 | ||
DUITSLAND | 20,50 | 20,57980 | 308 | 697 | 000,00 | 20 | 500 | 000,00 | 329 | 197 | 000,00 | ||
ESTLAND | 0,05 | 0,08635 | 1 | 295 | 250,00 | 50 | 000,00 | 1 | 345 | 250,00 | |||
IERLAND | 0,91 | 0,94006 | 14 | 100 | 900,00 | 910 | 000,00 | 15 | 010 | 900,00 | |||
GRIEKENLAND | 1,47 | 1,50735 | 22 | 610 | 250,00 | 1 | 470 | 000,00 | 24 | 080 | 250,00 | ||
SPANJE | 7,85 | 7,93248 | 118 | 987 | 200,00 | 7 | 850 | 000,00 | 126 | 837 | 200,00 | ||
FRANKRIJK | 19,55 | 17,81269 | 267 | 190 | 350,00 | 19 | 550 | 000,00 | 286 | 740 | 350,00 | ||
KROATIË | 0,00 | 0,22518 | 3 | 377 | 700,00 | 0,00 | 3 | 377 | 700,00 | ||||
ITALIË | 12,86 | 12,53009 | 187 | 951 | 350,00 | 12 | 860 | 000,00 | 200 | 811 | 350,00 | ||
CΥΡRUS | 0,09 | 0,11162 | 1 | 674 | 300,00 | 90 | 000,00 | 1 | 764 | 300,00 | |||
LETLAND | 0,07 | 0,11612 | 1 | 741 | 800,00 | 70 | 000,00 | 1 | 811 | 800,00 | |||
LITOUWEN | 0,12 | 0,18077 | 2 | 711 | 550,00 | 120 | 000,00 | 2 | 831 | 550,00 | |||
LUXEMBURG | 0,27 | 0,25509 | 3 | 826 | 350,00 | 270 | 000,00 | 4 | 096 | 350,00 | |||
HONGARIJE | 0,55 | 0,61456 | 9 | 218 | 400,00 | 550 | 000,00 | 9 | 768 | 400,00 | |||
MALTA | 0,03 | 0,03801 | 570 | 150,00 | 30 | 000,00 | 600 | 150,00 | |||||
NEDERLAND | 4,85 | 4,77678 | 71 | 651 | 700,00 | 4 | 850 | 000,00 | 76 | 501 | 700,00 | ||
OOSTENRIJK | 2,41 | 2,39757 | 35 | 963 | 550,00 | 2 | 410 | 000,00 | 38 | 373 | 550,00 | ||
POLEN | 1,30 | 2,00734 | 30 | 110 | 100,00 | 1 | 300 | 000,00 | 31 | 410 | 100,00 | ||
PORTUGAL | 1,15 | 1,19679 | 17 | 951 | 850,00 | 1 | 150 | 000,00 | 19 | 101 | 850,00 | ||
ROEMENIË | 0,37 | 0,71815 | 10 | 772 | 250,00 | 370 | 000,00 | 11 | 142 | 250,00 | |||
SLOVENIË | 0,18 | 0,22452 | 3 | 367 | 800,00 | 180 | 000,00 | 3 | 547 | 800,00 | |||
SLOWAKIJE | 0,21 | 0,37616 | 5 | 642 | 400,00 | 210 | 000,00 | 5 | 852 | 400,00 | |||
FINLAND | 1,47 | 1,50909 | 22 | 636 | 350,00 | 1 | 470 | 000,00 | 24 | 106 | 350,00 | ||
ZWEDEN | 2,74 | 2,93911 | 44 | 086 | 650,00 | 2 | 740 | 000,00 | 46 | 826 | 650,00 | ||
VERENIGD KONINKRIJK | 14,82 | 14,67862 | 220 | 179 | 300,00 | 14 | 820 | 000,00 | 234 | 999 | 300,00 | ||
TOTAAL EU-28 | 100,00 | 100,00 | 1 | 500 | 000 | 000,00 | 100 | 000 | 000,00 | 1 | 600 | 000 | 000,00 |
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1094 VAN DE COMMISSIE
van 17 juni 2019
houdende toestemming voor de lidstaten om bepaalde afwijkingen vast te stellen krachtens Richtlijn 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4303)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Xxxxxx Xxxxxxxxx 2008/68/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 september 2008 betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over land (1), en met name artikel 6, leden 2 en 4,
Overwegende hetgeen volgt:
(1) Bijlage I, deel I.3, en bijlage II, deel II.3, bij Richtlijn 2008/68/EG bevatten lijsten van nationale afwijkingen, die de mogelijkheid bieden rekening te houden met specifieke nationale omstandigheden. Verschillende lidstaten hebben een aantal nieuwe nationale afwijkingen en diverse wijzigingen van toegestane afwijkingen aangevraagd.
(2) Deze afwijkingen moeten worden toegestaan.
(3) Aangezien bijlage I, deel I.3, en bijlage II, deel II.3, derhalve moeten worden aangepast, verdient het ter wille van de duidelijkheid de voorkeur deze bijlagen volledig te vervangen.
(4) Richtlijn 2008/68/EG moet daarom dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(5) De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het bij Richtlijn 2008/68/EG ingestelde Comité inzake het vervoer van gevaarlijke goederen,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
De in de bijlage vermelde lidstaten krijgen toestemming om de in die bijlage vermelde afwijkingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen op hun grondgebied toe te passen.
Deze afwijkingen moeten zonder onderscheid worden toegepast.
Artikel 2
Bijlage I, deel I.3, en bijlage II, deel II.3, bij Richtlijn 2008/68/EG worden gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 3
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 juni 2019.
Voor de Commissie
Xxxxxxx XXXX
Lid van de Commissie
(1) PB L 260 van 30.9.2008, blz. 13.
BIJLAGE
De bijlagen I en II bij Richtlijn 2008/68/EG worden als volgt gewijzigd:
1) in bijlage I wordt deel I.3 vervangen door: "I.3. Nationale afwijkingen
Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van
gevaarlijke goederen op hun grondgebied. Nummering van de afwijkingen: RO-a/bi/bii-LS-nn
RO = wegvervoer
a/bi/bii = artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)
LS = afkorting van de lidstaat
nn = volgnummer
Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Xxxxxxxxx 2008/68/EG
AT Oostenrijk RO-a-AT-1
Betreft: kleine hoeveelheden van alle klassen, behalve 1, 6.2 en 7 Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.4
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van gevaarlijke goederen, verpakt in beperkte hoeveelheden.
Inhoud van de nationale wetgeving: Tot 30 kg of 30 liter gevaarlijke goederen die niet tot de categorieën 0 of 1 behoren in beperkte hoeveelheden in binnenverpakkingen, in ADR-conforme verpakkingen of als stevige artikelen, mogen samen worden verpakt in op X-straling geteste dozen.
Eindgebruikers mogen deze goederen ophalen in de winkel of terugbrengen naar een winkel; handelaars mogen ze vervoeren naar de eindgebruiker of tussen hun winkels.
De maximumhoeveelheid voor een vervoerseenheid bedraagt 333 kg of liter en de afstand mag niet meer dan 100 km bedragen.
De dozen moeten over een gestandaardiseerde etikettering beschikken en vergezeld gaan van een vereenvoudigd vervoersdocument.
Er gelden enkele ladings- en behandelingsvoorschriften. Referentie van de nationale wetgeving: -
Toelichting:
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxx RO–a–BE–1
Betreft: klasse 1 — Kleine hoeveelheden.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Punt 1.1.3.6 voorziet in een beperking van de hoeveelheid springstoffen voor mijnbouw die in een gewoon voertuig mag worden vervoerd tot 20 kg.
Inhoud van de nationale wetgeving: Exploitanten van opslagplaatsen die ver van de bevoorradingsplaatsen liggen, kunnen toestemming krijgen om ten hoogste 25 kg dynamiet of moeilijk ontvlambare springstoffen en 300 slagpijpjes te vervoeren met gewone motorvoertuigen onder de voorwaarden die door de dienst der springstoffen moeten worden vastgesteld.
Referentie van de nationale wetgeving: artikel 111 van het Koninklijk Besluit van 23 september 1958 betreffende spring stoffen.
Vervaldatum: 30 juni 2020
RO–a–BE– 2
Betreft: vervoer van ongereinigde lege houders die producten van verschillende klassen hebben bevat. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6
Inhoud van de nationale wetgeving: vermelding op het vervoersdocument: "ongereinigde lege verpakkingen die producten van verschillende klassen hebben bevat".
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 6-97. Vervaldatum: 31 december 2022
RO–a–BE–3
Betreft: invoering van RO–a–UK–4.
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 4-2004 Vervaldatum: 31 december 2022
RO–a–BE–4
Betreft: vrijstelling van alle ADR-voorschriften voor het binnenlands vervoer van ten hoogste 1 000 gebruikte ionische rookmelders van particuliere huishoudens naar de verwerkingsinstallatie in België via de inzamelpunten die zijn opgenomen in het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: alle voorschriften.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor het huishoudelijk gebruik van ionische rookmelders geldt vanuit radiologisch oogpunt geen regelgeving wanneer de rookmelder van een goedgekeurd type is. Het vervoer van deze rookmelders naar de eindgebruiker is ook vrijgesteld van de ADR-voorschriften (zie 1.7.1.4, punt e)).
Krachtens Richtlijn 2002/96/EG betreffende afgedankte elektrische en elektronische apparatuur moeten gebruikte rookmelders gescheiden worden ingezameld voor de behandeling van de printplaten en (voor ionische rookmelders) de verwijdering van de radioactieve stoffen. Met het oog op die gescheiden inzameling is een scenario ontwikkeld om particuliere huishoudens te stimuleren hun gebruikte rookmelders naar een inzamelpunt te brengen om deze rookmelders van daar, soms via een tweede inzamelpunt of een tijdelijke opslagplaats, naar een verwerkingsinstallatie te vervoeren.
Op de inzamelpunten zijn metalen verpakkingen voor maximaal 1 000 rookmelders beschikbaar. Vanuit deze punten kan één pakket met rookmelders samen met ander afval naar een tijdelijke opslagplaats of de verwerkingsinstallatie worden vervoerd. Het pakket wordt gemerkt met het woord "rookmelder".
Referentie van de nationale wetgeving: Het scenario voor de gescheiden inzameling van rookmelders maakt deel uit van de voorwaarden voor de verwijdering van goedgekeurde instrumenten die zijn opgenomen in artikel 3.1.d.2 van het Koninklijk Besluit van 20 juli 2001: het algemeen reglement stralingsbescherming.
Toelichting: deze afwijking is nodig om de gescheiden inzameling van gebruikte ionische rookmelders mogelijk te maken.
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxxxxx RO–a–DE–1
Betreft: gemengde verpakking en gemengde lading van auto-onderdelen met classificatie 1.4G en bepaalde gevaarlijke goederen (n4).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10 en 7.5.2.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake gemengde verpakking en gemengde lading.
Inhoud van de nationale wetgeving: De in de vrijstelling vermelde hoeveelheden van UN 0431 en UN 0503 mogen samen met bepaalde gevaarlijke goederen (producten in verband met de autofabricage) worden geladen. De waarde 1 000 (vergelijkbaar met 1.1.3.6.4) mag niet worden overschreden.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung – GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 28.
Toelichting: De afwijking is nodig om de snelle levering van veiligheidsonderdelen voor auto's mogelijk te maken, afhankelijk van de plaatselijke vraag. Gezien het uitgebreide gamma van producten hebben plaatselijke garages die doorgaans niet in voorraad.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–DE–2
Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument en een expediteursverklaring bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen, als bepaald onder punt 1.1.3.6 (n1).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1 en 5.4.1.1.6 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen, behalve klasse 7, is geen vervoersdocument vereist indien de hoeveelheid vervoerde goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 vermelde hoeveelheden.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.
Toelichting: De informatie die wordt verstrekt door kenmerking en etikettering van verpakkingen wordt voor het binnenlands vervoer voldoende geacht, aangezien een vervoersdocument bij lokale distributie niet altijd vereist is.
Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG). Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–DE–3
Betreft: vervoer van meetstandaards en brandstofpompen (leeg en ongereinigd).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bepalingen voor de UN-nummers 1202, 1203 en 1223.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakking, kenmerking, documenten, instructies voor vervoer en behandeling, instructies voor de bemanning van voertuigen.
Inhoud van de nationale wetgeving: specificatie van de toepasselijke voorschriften en aanvullende bepalingen voor de toepassing van de afwijking; tot 1 000 l: vergelijkbaar met lege, ongereinigde verpakkingen; boven 1 000 l: naleving van bepaalde voorschriften voor tanks; vervoer uitsluitend leeg en ongereinigd.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 24.
Toelichting: lijst nr. 7, 38, 38a.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–DE–5
Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.
Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1; toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling van klasse 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.
Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30g. Xxxxxxxxxxx: 00 xxxx 0000
XX Xxxxxxxxxx RO–a–DK–2
Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen met ontplofbare stoffen en verpakkingen met ontstekingsinrichtingen in eenzelfde voertuig.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.2 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Bepalingen gemengde verpakking.
Inhoud van de nationale wetgeving: bij het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg moeten de regels van de ADR in acht worden genomen.
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 of 15. august 2001 om vejtransport of farligt gods § 4, stk. l.
Toelichting: Praktisch gezien moet men op eenzelfde voertuig explosieve stoffen samen met ontstekingsinrichtingen kunnen laden voor vervoer van deze goederen van de plaats van opslag naar de plaats van gebruik en terug.
Wanneer de Deense wetgeving inzake het vervoer van gevaarlijke goederen wordt gewijzigd, zullen de Deense autoriteiten dergelijk vervoer onder de volgende voorwaarden toestaan:
1. Er mogen niet meer dan 25 kg explosieve stoffen van groep D tegelijk worden vervoerd;
2. Er mogen niet meer dan 200 stuks ontstekingsinrichtingen van groep B tegelijkertijd worden vervoerd;
3. Ontstekingsinrichtingen en explosieve stoffen moeten iovereenkomstig de voorschriften van Xxxxxxxxx 2000/61/EG tot wijziging van Richtlijn 94/55/EG afzonderlijk worden verpakt in door de VN gecertificeerde verpakkingen;
4. tussen verpakkingen met ontstekingsinrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moet een afstand van ten minste 1 m worden bewaard, zelfs wanneer er plotseling moet worden geremd. Verpakkingen met ontstekings inrichtingen en verpakkingen met explosieve stoffen moeten zo worden geplaatst dat zij snel uit het voertuig kunnen worden gehaald;
5. Alle andere regels inzake het vervoer van gevaarlijke goederen moeten worden nageleefd. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–DK–3
Betreft: vervoer over de weg van verpakkingen en voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens en bepaalde bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen en hoofdstukken 2, 3, 4.1, 5.1, 5.2, 5.4, 6, 8.1 en
8.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, bepalingen voor verpakking, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, algemene eisen voor vervoers middelen en –uitrusting aan boord en opleidingseisen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Binnenverpakkingen of voorwerpen die afval of resten van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen bevatten, die bij huishoudens of bedrijven voor verwijdering zijn ingezameld, mogen in bepaalde buitenverpakkingen en/of oververpakkingen samen worden verpakt en verzonden volgens speciale verzen dingsprocedures, inclusief beperkingen op speciale verpakkingen en markeringen. De hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, buitenverpakking en/of vervoerseenheid is beperkt.
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3.
Toelichting: Afvalbeheerders kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval met resten van gevaarlijke goederen ter verwijdering verzameld is bij huishoudens en bedrijven. Het afval is gewoonlijk verpakt in verpakkingen die in de detailhandel zijn verkocht.
Vervaldatum: 1 januari 2025
ES Spanje RO-a-ES-1
Betreft: waarschuwingsborden op containers
Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a) Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: De borden worden aangebracht aan beide zijden en aan elk uiteinde van de container, MEGC, tankcontainer of mobiele tank.
Inhoud van de nationale wetgeving: Er moet geen bord worden bevestigd aan containers met verpakkingen die uitsluitend voor vervoer over de weg worden gebruikt. Deze vrijstelling geldt niet voor de categorieën 1 of 7.
Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 8.
Toelichting: Containers, met uitzondering van tankcontainers, die uitsluitend worden gebruikt voor wegvervoer dat niet aan een intermodaal vervoerstraject is gekoppeld vervullen de functies van een wissellaadbak. Op wissellaad bakken voor het vervoer van verpakte goederen moeten geen waarschuwingsborden worden aangebracht, behalve voor de klassen 1 of 7.
Daarom werd het passend geacht containers die in het wegvervoer als wissellaadbakken worden gebruikt vrij te stellen van de verplichting waarschuwingsborden aan te brengen, met uitzondering van containers met goederen van klasse 1 of 7.
In deze vrijstelling worden containers wat de beveiligingsvoorschriften betreft gelijkgesteld met wissellaadbakken. Aangezien wissellaadbakken door hun specifieke ontwerp en constructie aan meer veiligheidseisen voldoen, is er geen reden om extra eisen voor containers in te voeren. De overige bebordings- en etiketteringsvoorschriften voor voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren, moeten conform zijn met de bepalingen van hoofdstuk 5.3 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.
Vervaldatum: 1 januari 2025
FI Finland RO-a-FI-1
Betreft: vervoer van bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen in bussen Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 4 en 5
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen, verpakkingsvoorschriften, kenmerking en documentatie. Inhoud van de nationale wetgeving:
In passagiersbussen mogen kleine hoeveelheden specifieke gevaarlijke goederen als vracht worden vervoerd, voor zover de totale hoeveelheid niet meer dan 200 kg bedraagt. Privépersonen mogen gevaarlijke goederen als bedoeld in punt 1.1.3 aan boord van een bus vervoeren wanneer die goederen verpakt zijn voor verkoop in de detailhandel en bestemd zijn voor persoonlijk gebruik. De totale hoeveelheid ontvlambare vloeistoffen in hervulbare recipiënten mag niet meer dan 5 liter bedragen.
Referentie van de nationale wetgeving:
Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg en Regeringsbesluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg (194/2002).
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–FI–2
Betreft: beschrijving van lege tanks in het vervoersdocument. Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a) Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: deel 5, 5.4.1 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:
bijzondere voorschriften voor het vervoer in tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank. Inhoud van de nationale wetgeving:
Bij het vervoer van lege, ongereinigde tankwagens of vervoerseenheden met meer dan één tank met een etikettering overeenkomstig punt 5.3.2.1.3, mag de stof met het laagste vlampunt in het vervoersdocument worden vermeld als laatst vervoerde stof.
Referentie van de nationale wetgeving:
Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–FI–3
Betreft: bebording en kenmerking van de vervoerseenheid voor explosieven. Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.1.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene voorschriften voor oranje borden. Inhoud van de nationale wetgeving:
Op vervoerseenheden (doorgaans kleine vrachtwagens) die kleine hoeveelheden explosieven (maximaal 1 000 kg netto) naar steengroeven en werklocaties vervoeren, mag aan de voor- en achterkant een bord worden aangebracht volgens model 1.
Referentie van de nationale wetgeving:
Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Vervaldatum: 30 juni 2021
FR Frankrijk RO–a–FR–2
Betreft: vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de ADR-voorschriften voor het vervoer van afval uit de gezond heidszorg met een besmettingsrisico en dat valt onder UN 3291, met een massa van ten hoogste 15 kg.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route – Article 12.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–FR–5
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in het openbaar vervoer (18). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoer van passagiers en gevaarlijke goederen.
Inhoud van de nationale wetgeving: andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 mogen in het openbaar vervoer als handbagage worden vervoerd; alleen de in 4.1, 5.2 en 3.4 vermelde bepalingen inzake verpakking, kenmerking en etikettering van pakketten zijn van toepassing.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres, bijlage I, punt 3.1.
Toelichting: in handbagage worden alleen gevaarlijke goederen voor persoonlijk of eigen beroepsmatig gebruik toegestaan. Patiënten met ademhalingsproblemen mogen de voor één reis benodigde hoeveelheid draagbare gashouders meenemen.
Vervaldatum: 28 februari 2022
RO–a–FR–6
Betreft: vervoer van kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen voor eigen rekening (18). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een vervoersdocument te hebben.
Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer voor eigen rekening van kleine hoeveelheden andere gevaarlijke goederen dan die van klasse 7 waarbij de onder 1.1.3.6 gestelde grenswaarden niet worden overschreden, is vrijgesteld van de onder 5.4.1 vermelde verplichting om in het bezit te zijn van een vervoersdocument.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 relatif au transport des marchandises dangereuses par voies terrestres bijlage I, punt 3.2.1.
Vervaldatum: 28 februari 2022
RO–a–FR–7
Betreft: vervoer over de weg van monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten, met het oog op markttoezicht.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, bijzondere bepalingen en vrijstellingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen die verpakt zijn in kleine hoeveelheden, bepalingen betreffende het gebruik van verpakkingen en tanks, verzendingsprocedures, eisen voor de vervaardiging van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, behandeling, laden en lossen, eisen inzake vervoersapparatuur en vervoersactiviteiten, eisen inzake de vervaardiging en goedkeuring van voertuigen.
Inhoud van de nationale wetgeving: monsters van chemische stoffen, mengsels en voorwerpen die gevaarlijke goederen bevatten en die met het oog op analyse worden vervoerd in het kader van een markttoezichtsactiviteit, moeten in combinatieverpakkingen worden verpakt. Ze moeten beantwoorden aan de regels inzake maximumhoe veelheden voor binnenverpakkingen, afhankelijk van het type gevaarlijke goederen. De buitenverpakking moet beantwoorden aan de eisen voor stevige plastic dozen (4H2, hoofdstuk 6.1 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG). Op de buitenverpakking moeten het in punt 3.4.7, bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG vermelde merkteken en de tekst "Echantillons destinés à l'analyse" (monsters voor analyse) worden aangebracht. Als aan deze voorschriften is voldaan, is het vervoer vrijgesteld van de toepassing van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 12 décembre 2012 modifiant l'arrêté du 29 mai 2009 relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres
Toelichting: De afwijking van punt 1.1.3, bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG voorziet niet in het vervoer van monsters van gevaarlijke goederen die met het oog op analyse zijn genomen door of namens de bevoegde autoriteiten. Om effectief markttoezicht te waarborgen heeft Frankrijk een procedure vastgesteld op basis van het systeem dat van toepassing is op beperkte hoeveelheden, teneinde de veiligheid te garanderen van het vervoer van monsters die gevaarlijke goederen bevatten. Aangezien de bepalingen van tabel A niet altijd kunnen worden toegepast, is de beperking van de hoeveelheid voor de binnenverpakking vanuit een meer operationeel standpunt gedefinieerd.
Vervaldatum: 1 januari 2025
HU Hongarije RO-a-HU-1
Betreft: invoering van RO–a–DE–2
Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Xxxxxxxxxxxxx belföldi alkalmazásáról
Vervaldatum: 30 januari 2025
RO-a-HU-2
Betreft: invoering van RO–a–UK–4
Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Xxxxxxxxxxxxx belföldi alkalmazásáról
Vervaldatum: 30 januari 0000
XX Xxxxxxx RO–a–IE–1
Betreft: vrijstelling van ADR-voorschrift 5.4.0 voor een vervoersdocument voor het vervoer van pesticiden van ADR- klasse 3 die onder 2.2.3.3 zijn aangeduid als FT2-pesticiden (vlampunt < 23 °C) en ADR-klasse 6.1 die onder
2.2.61.3 zijn aangeduid als T6-pesticiden, vloeibaar (vlampunt niet lager dan 23 °C), als de hoeveelheden vervoerde gevaarlijke goederen niet groter zijn dan de in punt 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift voor vervoersdocument.
Inhoud van de nationale wetgeving: Een vervoersdocument is niet nodig voor het vervoer van pesticiden van ADR- klassen 3 en 6.1 als de hoeveelheid vervoerde gevaarlijke goederen niet groter is dan de onder 1.1.3.6 van de ADR vermelde hoeveelheden.
Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(9) of the "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 2004".
Toelichting: overbodig en bewerkelijk voorschrift voor het plaatselijk vervoer en de plaatselijke levering van dergelijke pesticiden.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–IE–4
Betreft: vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3, 5.4, 7 en van bijlage B van de ADR voor het vervoer van gascilinders voor tapinstallaties (voor dranken) die op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: hoofdstukken 5.3, 5.4 en 7, alsook bijlage B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: het kenmerken van de voertuigen, de in het voertuig mee te nemen documentatie en de bepalingen betreffende de vervoersmiddelen en het vervoer.
Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de voorschriften van de hoofdstukken 5.3, 5.4, 7 en van bijlage B van de ADR voor gascilinders die worden gebruikt voor het tappen van dranken en die op hetzelfde voertuig worden vervoerd als de dranken (waarvoor ze worden gebruikt).
Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004".
Toelichting: De hoofdactiviteit is de distributie van verpakte dranken, die niet onder de ADR vallen, samen met kleine hoeveelheden kleine cilinders met bijbehorende gassen voor tapinstallaties.
Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Xxxxxxxxx 94/55/EG. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–IE–5
Betreft: vrijstelling, voor binnenlands vervoer binnen Ierland, van de in de hoofdstukken 6.2 en 4.1 van de ADR vermelde voorschriften voor de vervaardiging en beproeving van houders en de voorschriften voor het gebruik daarvan voor cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2 die een multimodaal vervoerstraject hebben afgelegd, met inbegrip van vervoer over zee, wanneer i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden vervaardigd, beproefd en gebruikt, ii) deze cilinders en drukvaten niet in Ierland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject worden geretourneerd, en iii) deze cilinders en drukvaten lokaal in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.4.2, 4.1 en 6.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake multimodale trajecten, met inbegrip van vervoer over zee, het gebruik van cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2 en de vervaardiging en beproeving van deze cilinders en drukvaten voor gassen van ADR-klasse 2.
Inhoud van de nationale wetgeving: de bepalingen van de hoofdstukken 4.1 en 6.2 zijn niet van toepassing op cilinders en drukvaten voor gassen van klasse 2, mits i) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code zijn vervaardigd en beproefd, ii) deze cilinders en drukvaten overeenkomstig de IMDG-code worden gebruikt, iii) deze cilinders en drukvaten via een multimodaal vervoerstraject, met inbegrip van vervoer over zee, naar de afzender zijn vervoerd, iv) het vervoer van deze cilinders en drukvaten naar de eindgebruiker bestaat uit één traject, dat binnen één dag wordt afgelegd, vanaf het eindpunt van het multimodale vervoerstraject (bedoeld onder iii)), v) deze cilinders en drukvaten niet in het binnenland worden nagevuld maar nominaal leeg naar het land van herkomst van het multimodale vervoerstraject (bedoeld onder iii)) worden geretourneerd, en vi) deze cilinders en drukvaten lokaal in het binnenland in kleine hoeveelheden worden gedistribueerd.
Referentie van de nationale wetgeving: voorgesteld amendement van de "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004".
Toelichting: De gassen in deze cilinders en drukvaten voldoen aan een door de eindgebruikers verlangde specificatie en moeten derhalve van buiten het ADR-gebied worden ingevoerd. Na gebruik moeten deze nominaal lege cilinders en drukvaten naar het land van herkomst worden geretourneerd om met het gas met de speciale specificatie te worden nagevuld — ze worden niet in Ierland en zelfs niet binnen het ADR-gebied nagevuld. Ze voldoen weliswaar niet aan de ADR, maar voldoen wel aan en zijn geaccepteerd voor de IMDG-code. De eindbestemming van het multimodale vervoerstraject, dat buiten het ADR-gebied begint, is de locatie van de importeur, vanwaar deze cilinders en drukvaten in kleine hoeveelheden lokaal binnen Ierland naar de eindgebruiker worden gedistribueerd. Dit vervoer binnen Ierland valt onder het gewijzigde artikel 6, lid 9, van Richtlijn 94/55/EG.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–IE–6
Betreft: vrijstelling van een aantal bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarden van 1.1.3.6) verlopen pyrotechnische voorwerpen van classificatiecodes 1.3G, 1.4G en 1.4S van klasse 1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN
0404, UN 0453, UN 0505, UN 0506 of UN 0507 die voor verwijdering naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1, 2, 4, 5 en 6.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatie, verpakkingsvoorschriften, verzendingsvoor schriften, vervaardiging en beproeving van verpakkingen.
Inhoud van de nationale wetgeving: De bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake de verpakking, kenmerking en etikettering van verlopen pyrotechnische voorwerpen met identificatienummers UN 0092, UN 0093, UN 0191, UN 0195, UN 0197, UN 0240, UN 0312, UN 0403, UN 0404, UN 0453, UN 0505,
UN 0506 of UN 0507 die naar een legerkazerne of -terrein worden vervoerd, zijn niet van toepassing, mits aan de algemene bepalingen van de bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG inzake verpakking wordt voldaan en in het vervoersdocument aanvullende informatie wordt verstrekt. De afwijking geldt alleen voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden vervallen pyrotechnische voorwerpen naar de dichtstbijzijnde militaire kazerne voor veilige verwijdering.
Referentie van de nationale wetgeving: S.I. 349 of 2011 Regulation 57 (f) en (g)
Toelichting: Het vervoer van kleine hoeveelheden "verlopen" pyrotechnische scheepvaartuitrusting, met name van eigenaren van pleziervaartuigen en scheepsbevoorraders, naar legerkazernes of -terreinen voor een veilige verwijdering daarvan heeft problemen opgeleverd, vooral wat de verpakkingsvoorschriften betreft. Deze afwijking geldt voor lokaal vervoer van kleine hoeveelheden (beneden de grenswaarde van 1.1.3.6), voor alle aan pyrotech nische scheepvaartuitrusting toegekende UN-nummers.
Vervaldatum: 30 januari 2025
RO–a–IE–7
Betreft: invoering van RO–a–UK–4
Referentie van de nationale wetgeving: - Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxxxx RO–a–PT–3
Betreft: invoering van RO–a–UK–4 Referentie van de nationale wetgeving:- Vervaldatum: 30 januari 0000
XX Xxxxxx RO–a–SE–1
Betreft: invoering van RO–a–FR–7
Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a) (kleine hoeveelheden) Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9.
Inhoud van de richtlijn:
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting:
Vervaldatum: 30 juni 2022
UK Verenigd Koninkrijk RO–a–UK–1
Betreft: vervoer van bepaalde voorwerpen die laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen (E1).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: de meeste ADR-voorschriften. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.
Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten. (een lichtgevend product dat is bedoeld om door een persoon te worden gedragen; maximaal 500 rookmelders voor huishoudelijk gebruik met een individuele activiteit van maximaal 40 kBq, of maximaal vijf tritiumlichtbronnen op basis van gas met een individuele activiteit van maximaal 10 GBq in eenzelfde voertuig of spoorvoertuig).
Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d). The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(10).
Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn, die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen van de regels van de IAEA (Internationale Organisatie voor Atoomenergie) in de ADR zijn opgenomen.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–2
Betreft: vrijstelling van het voorschrift om een vervoersdocument bij zich te hebben voor bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen (niet van klasse 7) als gedefinieerd onder 1.1.3.6 (E2).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.2 en 1.1.3.6.3
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstelling van bepaalde voorschriften voor bepaalde hoeveelheden per vervoerseenheid.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor beperkte hoeveelheden is geen vervoersdocument nodig, behalve wanneer deze deel uitmaken van een grotere lading.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(a).
Toelichting: Deze vrijstelling is bedoeld voor binnenlands vervoer, waarbij een vervoersdocument niet altijd zinvol is voor lokale distributie.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–3
Betreft: vrijstelling van het voorschrift dat voertuigen die laagradioactieve materialen vervoeren, brandblusapparatuur aan boord moeten hebben (E4).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.4.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift dat voertuigen brandblusapparatuur aan boord moeten hebben.
Inhoud van de nationale wetgeving: ontheffing van het voorschrift brandblusapparatuur aan boord te hebben wanneer uitsluitend vrijgestelde colli worden vervoerd (UN 2908, 2909, 2910 en 2911).
Beperking van het voorschrift wanneer slechts een klein aantal pakketten wordt vervoerd.
Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002: Regulation 5(4)(d).
Toelichting: Het aan boord hebben van brandblusapparatuur is in de praktijk niet relevant bij het vervoer van UN 2908, 2909, 2910 en 2911, die vaak in kleine voertuigen worden vervoerd.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–4
Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (m.u.v. de klassen 1, 4.2,
6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers (N1).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Verpakkingen moeten geen RID/ADR- of UN-kenmerk hebben gekregen of anderszins zijn gemerkt als ze goederen bevatten zoals bepaald in bijlage 3.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(4) and Regulation 36 Authorisation Number 13.
Toelichting: ADR-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking moet het mogelijk maken binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandelsdistributie op het laatste deel van een lokaal distributie traject zonder buitenverpakking te vervoeren.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–5
Betreft: toestaan van afwijkende maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.6.3 (N10).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6.3 en 1.1.3.6.4
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor per vervoerseenheid vervoerde hoeveelheden.
Inhoud van de nationale wetgeving: regels inzake vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en samenlading van explosieven.
Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13 and Schedule 5; reg. 14 and Schedule 4.
Toelichting: toestaan van afwijkende grenswaarden voor hoeveelheden goederen van klasse 1, namelijk 50 voor categorie 1 en 500 voor categorie 2. Voor de berekening van gemengde ladingen worden de vermenigvuldigings factoren 20 en 2 voor respectievelijk categorie 1 en 2 gehanteerd.
Voorheen uit hoofde van artikel 6, lid 10, van Xxxxxxxxx 94/55/EG. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–6
Betreft: verhoging van de maximaal toegestane nettomassa van explosieven in voertuigen van type EX/II (N13). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.5.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen. Inhoud van de nationale wetgeving: beperkingen op de vervoerde hoeveelheden explosieve stoffen en voorwerpen. Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 13, Schedule 3.
Toelichting: De voorschriften van het VK staan een maximale nettomassa toe van 5 000 kg in voertuigen van type II voor compatibiliteitsgroepen 1.1C, 1.1D, 1.1E en 1.1 J.
Veel in de Unie vervoerde voorwerpen van de klassen 1.1C, 1,1D, 1.1E en 1.1 J zijn groot of omvangrijk en langer dan ongeveer 2,5 m. Het gaat hier vooral om explosieve voorwerpen voor militair gebruik. De beperkingen voor de constructie van EX/III-voertuigen (dit moeten gesloten voertuigen zijn) maken het laden en lossen van dergelijke voorwerpen heel moeilijk. Voor sommige voorwerpen zou zowel aan het begin als aan het eind van de reis gespecia liseerde laad- en losapparatuur nodig zijn. In de praktijk is die zelden voorhanden. Er worden in het Verenigd Koninkrijk maar weinig EX/III-voertuigen gebruikt en het zou de industrie hoge kosten meebrengen als zou worden geëist dat voor het vervoer van dergelijke explosieven meer gespecialiseerde EX/III-voertuigen worden gebouwd.
In het Verenigd Koninkrijk worden militaire explosieven meestal door commerciële vervoersbedrijven vervoerd, die niet onder de vrijstelling voor militaire voertuigen in Richtlijn 2008/68/EG vallen. Om dit probleem te verhelpen heeft het VK altijd toestemming gegeven voor het vervoer van maximaal 5 000 kg van dergelijke voorwerpen op EX/II-voertuigen. De huidige grenswaarde volstaat niet altijd omdat een voorwerp meer dan 1 000 kg explosieven kan bevatten.
Sinds 1950 hebben zich slechts twee incidenten voorgedaan (beide in de jaren 1950) waarbij explosieven met een gewicht van meer dan 5 000 kg zijn ontploft. De incidenten werden veroorzaakt door een brandende band en een heet uitlaatsysteem waardoor de bekleding in brand vloog. Deze branden hadden zich ook met een kleinere lading kunnen voordoen. Er vielen geen doden of gewonden.
Empirisch bewijsmateriaal wijst erop dat het onwaarschijnlijk is dat correct verpakte explosieve voorwerpen door schokken, bijvoorbeeld bij een botsing, ontploffen. Uit militaire rapporten en de resultaten van proeven met de inslag van raketten blijkt dat de inslagsnelheid groter moet zijn dan die bij de 12 m-valproef om patronen tot ontploffing te brengen.
Deze maatregel heeft geen gevolgen voor de huidige veiligheidsnormen. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–7
Betreft: vrijstelling van de eisen inzake toezicht voor kleine hoeveelheden van bepaalde goederen van klasse 1 (N12). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.4 en 8.5 S1(6)
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: eisen inzake toezicht voor voertuigen die bepaalde hoeveelheden gevaarlijke goederen vervoeren.
Inhoud van de nationale wetgeving: bevat bepalingen voor veilig parkeren en toezicht, maar vereist, in tegenstelling tot hoofdstuk 8.5 S1(6) van de ADR, geen permanent toezicht op bepaalde ladingen van klasse 1.
Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 24. Toelichting: de ADR-voorschriften inzake toezicht zijn in een nationale context niet altijd uitvoerbaar. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–8
Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagens, voertuigen en containers (N4/5/6).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten gemengde lading.
Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale wetgeving is minder streng voor de gemengde lading van explosieven, mits deze zonder risico kunnen worden vervoerd.
Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, Regulation 18.
Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking omvat een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits "alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of deze anderszins in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht".
Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het VK toestemming wenst te geven:
1. Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.
2. Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (m.u.v. ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet meer dan 500 kg of 500 liter bedraagt en de totale nettomassa van deze explosieven niet meer dan 500 kg bedraagt.
3. Explosieven van 1.4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen van vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen van vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen samen niet groter is dan 200 kg of 200 liter en de totale nettomassa van de explosieven niet meer dan 20 kg bedraagt.
4. Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze een bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet meer dan 20 kg bedragen.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–a–UK–9
Betreft: alternatief voor het aanbrengen van oranje borden op kleine voertuigen bij het vervoer van kleine partijen radioactief materiaal.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting voor kleine voertuigen tot het voeren van oranje borden bij het vervoer van radioactief materiaal.
Inhoud van de nationale wetgeving: staat iedere in het kader van dit proces goedgekeurde vrijstelling toe. De aangevraagde vrijstelling luidt als volgt:
Voertuigen moeten:
a) hetzij, overeenkomstig de toepasselijke bepalingen van de ADR, par. 5.3.2, van grote oranje etiketten worden voorzien; hetzij,
b) in het geval van een voertuig dat niet meer dan tien verpakkingen met niet-splijtbaar of vrijgesteld splijtbaar radioactief materiaal vervoert, waarbij de som van de transportindexen van deze verpakkingen niet hoger is dan 3, een bord voeren dat voldoet aan de nationale wetgeving.
Referentie van de nationale wetgeving: The Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002, Regulation 5(4)(d). Toelichting:
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO-a-UK-10
Betreft: vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een besmettingsrisico dat onder UN 3291 valt.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: alle bepalingen
Inhoud van de nationale wetgeving: vrijstelling van de voorschriften van bijlage I, deel I.1, voor het vervoer van maximum 15 kg afval uit de gezondheidszorg met een0 besmettingsrisico en dat valt onder UN 3291.
Referentie van de nationale wetgeving: Het VK heeft deze afwijking aanvankelijk toegestaan op grond van The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2009, als gewijzigd.
Vervaldatum: 1 januari 2023
Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Xxxxxxxxx 0000/00/XX
XX Xxxxxx RO–bi–BE–4
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tanks voor verwijdering door verbranding. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2.
Inhoud van de nationale wetgeving: In afwijking van de tabel in hoofdstuk 3.2 mag voor het vervoer van reactieve vloeistof met water, toxisch, groep III, niet elders gespecificeerd onder bepaalde omstandigheden een tank/container met tankcode L4BH in plaats van tankcode L4DH worden gebruikt.
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 01-2002
Toelichting: Deze regeling geldt alleen voor het vervoer van gevaarlijk afval over korte afstand. Vervaldatum: 30 juni 2020
RO–bi–BE–5
Betreft: vervoer van afval naar afvalverwijderingsinstallaties.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.2, 5.4, 6.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, kenmerking en verpakkingsvoorschriften.
Inhoud van de nationale wetgeving: In plaats van de classificatie van afval aan de hand van de ADR wordt het in verschillende afvalgroepen geclassificeerd (brandbare oplosmiddelen, verf, zuren, batterijen enz.) om gevaarlijke reacties binnen één groep te voorkomen. De voorschriften voor de vervaardiging van verpakkingen zijn minder streng.
Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg. Toelichting: Deze regeling geldt voor het vervoer van kleine hoeveelheden afval naar afvalverwijderingsinstallaties. Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–6
Betreft: invoering van RO–bi–SE–5
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 01-2004 Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–7
Betreft: invoering van RO–bi–SE–6
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 02-2003 Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–8
Betreft: invoering van RO–bi–UK–2
Referentie van de nationale wetgeving: Koninklijk Besluit betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–10
Betreft: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijlagen A en B.
Inhoud van de nationale wetgeving: De afwijkingen hebben betrekking op de documentatie, het bestuurderscertificaat en/of de etikettering en kenmerking van verpakkingen
Referentie van de nationale wetgeving: afwijkingen 10-2012, 12-2012, 24-2013, 31-2013, 07-2014, 08-2014, 09-
2014 en 38-2014
Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–11
Betreft: inzameling van butaan-propaan-cilinders zonder overeenstemmende etikettering Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.2.2.1.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: op gascilinders moeten gevarenetiketten aangebracht zijn.
Inhoud van de nationale wetgeving: Tijdens de inzameling van cilinders die UN-1965 hebben bevat, moeten ontbrekende etiketten niet worden vervangen indien het voertuig zelf correct is gelabeld (model 2.1).
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 14-2016 Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–12
Betreft: vervoer van UN 3509 in bulkcontainers met een afdekzeil Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.3.2.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: UN 3509 moet worden vervoerd in gesloten bulkcontainers Inhoud van de nationale wetgeving: UN 3509 mag worden vervoerd in bulkcontainers met een afdekzeil Referentie van de nationale wetgeving: afwijking 15-2016
Vervaldatum: 31 december 2022
RO–bi–BE–13
Betreft: vervoer van DOT-cilinders
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.2.3.4 t.e.m. 6.2.3.9
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Gascilinders moeten worden geproduceerd en getest overeenkomstig hoofdstuk
6.2 van de ADR
Inhoud van de nationale wetgeving: Gascilinders die overeenkomstig de voorschriften van het United States Department of Transportation (DOT) zijn geproduceerd en getest mogen worden gebruikt voor het vervoer van een beperkte lijst van in de bijlage bij de afwijking genoemde gassen
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking BWV01-2017 Vervaldatum: 31 december 0000
XX Xxxxxxxxx RO–bi–DE–1
Betreft: vrijstelling voor bepaalde vermeldingen op het vervoersdocument (n2). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: inhoud van het vervoersdocument.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor alle klassen, behalve de klassen 1 (behalve 1.4S), 5.2 en 7. In het vervoersdocument moet geen vermelding worden opgenomen:
a) van de ontvanger bij plaatselijke distributie (behalve voor een volledige lading en vervoer met specifieke trajecten);
b) van de hoeveelheid en de aard van de verpakkingen als punt 1.1.3.6 niet van toepassing is en het voertuig aan alle bepalingen van de bijlagen A en B voldoet;
c) voor lege, ongereinigde tanks volstaat het vervoersdocument van de laatste lading.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 18.
Toelichting: De toepassing van alle voorschriften is voor dergelijk vervoer niet uitvoerbaar.
Afwijking door de Commissie geregistreerd als nr. 22 (krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG). Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–DE–3
Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.
Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 t.e.m. 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.
Toelichting: Lijst nr. 6* Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–DE–5
Betreft: plaatselijk vervoer van UN 3343 (nitroglycerinemengsel, ongevoelig gemaakt, vloeibaar, ontvlambaar, niet anders gespecificeerd, met niet meer dan 30 % nitroglycerine) in tankcontainers, bij wijze van afwijking van punt
4.3.2.1.1 van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bepalingen inzake het gebruik van tankcontainers
Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van nitroglycerine (UN 3343) in tankcontainers, over korte afstanden, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
1. Eisen met betrekking tot tankcontainers
1.1. Er mag alleen gebruik worden gemaakt van tankcontainers waarvoor een speciale toestemming is afgegeven en die beantwoorden aan de in hoofdstuk 6.8 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG vastgestelde bepalingen inzake constructie, uitrusting, vergunning van het constructiemodel, tests, etikettering en werking.
1.2. Het sluitmechanisme van de tankcontainer moet zijn uitgerust met een decompressiesysteem dat opengaat bij een interne druk van 300 kPa (3 bar) boven de normale druk, waarbij een naar boven gerichte opening van minstens 35 cm2 (diameter: 132 mm) opengaat. Die opening mag zich na de activering niet opnieuw sluiten. Met het oog op de veiligheid kunnen een of meer veiligheidselementen met hetzelfde activeringsgedrag en overeenkomstig decompressieoppervlak worden gebruikt. Het constructietype van de veiligheidsinstallatie moet met succes de typetests hebben doorstaan en typegoedkeuring hebben verkregen van de verantwoordelijke autoriteit.
2. Etikettering
Op elke tankcontainer moet aan beide zijden een etiket met een gevarenlabel worden aangebracht overeen komstig model 3 van punt 5.2.2.2.2 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG.
3. Exploitatiebepalingen
3.1. Er moet op worden toegezien dat de nitroglycerine tijdens het vervoer evenredig verdeeld is in het flegmatise ringsmedium en dat geen ontmenging kan plaatsvinden.
3.2. Tijdens het laden en lossen mag er niemand in of op het voertuig blijven, behalve om de laad- en losapparatuur te bedienen.
3.3. Op de losplaats worden de tankcontainers volledig geledigd. Als ze niet volledig kunnen worden geledigd, worden ze na het lossen vast afgesloten tot ze opnieuw worden gevuld.
Referentie van de nationale wetgeving: afwijking Noordrijn-Westfalen
Opmerkingen: Het betreft plaatselijk vervoer over de weg in tankcontainers, over korte afstanden, als onderdeel van een industrieel proces tussen twee vaste productievestigingen. Om een farmaceutisch product te produceren, levert productievestiging A, als onderdeel van een vervoersactiviteit die aan de regels beantwoordt, een ontvlambare (UN 1866) harsoplossing van verpakkingsgroep II in tankcontainers van 600 l aan productievestiging B. Daar wordt een nitroglycerineoplossing toegevoegd en gebeurt de menging, waardoor, voor verder gebruik, een lijmmengsel met ongevoelig gemaakte, vloeibare, ontvlambare, niet anders gespecificeerde nitroglycerine ontstaat, met niet meer dan
30 % nitroglycerine (UN 3343). Het vervoer van deze substantie terug naar vestiging A gebeurt ook met de bovenvermelde tankcontainers, die door de relevante autoriteit specifiek zijn gecontroleerd en goedgekeurd voor deze specifieke vervoersactiviteit en waarop de tankcode L10DN is aangebracht.
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX-xx-XX-0
Betreft: invoering van RO–bi–SE–6
Referentie van de nationale wetgeving: § 1 Absatz 3 Nummer 1 der Gefahrgutverordnung Straße, Eisenbahn und Binnen schifffahrt (GGVSEB)
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX-xx-XX-0
Betreft: invoering van RO–bi–BE–10 Referentie van de nationale wetgeving:
Vervaldatum: 20 maart 0000
XX Xxxxxxxxxx RO–bi–DK–1
Betreft: UN 1202, 1203, 1223 en klasse 2 — geen vervoersdocument. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument vereist.
Inhoud van de nationale wetgeving: Bij het vervoer van minerale olieproducten van klasse 3, UN 1202, 1203 en 1223 en gassen van klasse 2 in het kader van distributie (aflevering van goederen aan twee of meer ontvangers en inzameling van ingeleverde goederen in vergelijkbare situaties) is geen vervoersdocument vereist mits de schriftelijke instructies naast de krachtens de ADR vereiste informatie ook informatie over het UN-nummer, de naam en de klasse bevatten.
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 729 af 15.8.2001 om vejtransport af farligt gods.
Toelichting: De reden voor deze nationale afwijking is dat oliemaatschappijen dankzij de ontwikkeling van elektro nische apparatuur bijvoorbeeld permanent informatie over klanten naar hun voertuigen kunnen verzenden. Aangezien deze informatie bij het vertrek niet beschikbaar is en tijdens het vervoer naar het voertuig wordt verzonden, kunnen de vervoersdocumenten niet vóór het vertrek worden opgesteld. Dergelijk vervoer vindt binnen een beperkt gebied plaats.
Denemarken geniet een afwijking voor een soortgelijke bepaling krachtens artikel 6, lid 10, van Richtlijn 94/55/EG. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–DK–2
Betreft: invoering van RO–bi–SE–6
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, as amended. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–DK–3
Betreft: invoering van RO–bi–UK–1.
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 437 af 6. juni 2005 om vejtransport af farligt gods, as amended. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–DK–4
Betreft: vervoer over de weg van gevaarlijke goederen van bepaalde klassen van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelpunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties met het oog op verwijdering.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen, classificatiebepalingen, bijzondere bepalingen, verpak kingsvoorschriften, verzendingsprocedures, eisen voor het vervaardigen en testen van verpakkingen, bepalingen inzake vervoersvoorwaarden, laden, lossen en behandelen, voorschriften voor voertuigbemanningen, apparatuur, exploitatie en documentatie en voorschriften voor de constructie en goedkeuring van voertuigen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Gevaarlijke goederen mogen onder bepaalde voorwaarden van privéwoningen en bedrijven naar afvalinzamelpunten of tussenliggende verwerkingsinstallaties worden vervoerd met het oog op verwijdering. Al naargelang de aard en de risico's van het vervoer moeten andere voorschriften worden nageleefd, bijvoorbeeld wat betreft de hoeveelheid gevaarlijke goederen per binnenverpakking, per buitenverpakking en/of per vervoerseenheid, en naargelang er al dan niet een verband bestaat tussen het vervoer van gevaarlijke goederen en de hoofdactiviteit van de ondernemingen.
Referentie van de nationale wetgeving: Bekendtgørelse nr. 818 af 28. juni 2011 om vejtransport af farligt gods § 4, stk. 3.
Toelichting: Afvalbeheerders en bedrijven kunnen niet alle bepalingen van bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG toepassen wanneer afval dat resten van gevaarlijke goederen kan bevatten met het oog op verwijdering van privéwo ningen en/of bedrijven naar inzamelspunten wordt vervoerd. Het afval betreft gewoonlijk verpakkingen die oorspron kelijk zijn vervoerd op basis van de vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG en/of in de detailhandel zijn verkocht. De vrijstelling van punt 1.1.3.1, onder c), geldt echter niet voor vervoer naar afvalinzamelpunten, en de bepalingen van punt 3.4 van bijlage I, deel I.1, van Richtlijn 2008/68/EG zijn niet geschikt voor het vervoer van afval van binnenverpakkingen.
Vervaldatum: 1 januari 2025
EL Griekenland RO–bi–EL–1
Betreft: vrijstelling van veiligheidsvereisten voor vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t die worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202) en die voor de eerste maal in Griekenland zijn ingeschreven tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.6.3.6, 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4, 6.8.2.4.5,
6.8.2.1.17-6.8.2.1.22, 6.8.2.1.28, 6.8.2.2, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vereisten inzake constructie, uitrusting, typekeuring, inspectie en beproeving, en kenmerking van vaste tanks (tankvoertuigen), afneembare tanks, tankcontainers en wissellaadtanks, waarvan de houders uit metaal vervaardigd zijn, en batterijvoertuigen, alsmede van MEGC's.
Inhoud van de nationale wetgeving: overgangsbepaling. Er mag nog gebruik worden gemaakt van vaste tanks (tankvoertuigen) met een bruto massa van minder dan 4 t, die uitsluitend worden gebruikt voor plaatselijk vervoer van gasolie (UN 1202), die voor het eerst in Griekenland zijn geregistreerd tussen 1 januari 1991 en 31 december 2002 en waarvan de dikte minder dan 3 mm bedraagt. De bepaling is bedoeld voor plaatselijk vervoer door in die periode geregistreerde voertuigen. Deze overgangsbepaling geldt alleen voor tankvoertuigen die zijn omgebouwd overeenkomstig punt 6.8.2.1.20 en aangepast overeenkomstig:
1. paragrafen van de ADR betreffende inspecties en beproevingen: 6.8.2.4.2, 6.8.2.4.3, 6.8.2.4.4 en 6.8.2.4.5
2. De tanks moeten voldoen aan de eisen van 6.8.2.1.28, 6.8.2.2.1 en 6.8.2.2.2.
In het veld "Opmerkingen" van het kentekenbewijs van het voertuig wordt geschreven: "VALID UNTIL 30.6.2021".
Referentie van de nationale wetgeving: Τεχνικές Προδιαγραφές κατασκευής, εξοπλισμού και ελέγχων των δεξαμενών μεταφοράς συγκεκριμένων κατηγοριών επικινδύνων εμπορευμάτων για σταθερές δεξαμενές (οχήματα-δεξαμενές), αποσυναρμολογούμενες δεξαμενές που βρίσκονται σε κυκλοφορία (vereisten inzake de constructie, uitrusting, inspectie en beproeving van vaste tanks (tankvoertuigen) en afneembare tanks die in circulatie zijn, voor sommige categorieën gevaarlijke goederen).
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxx RO–bi–ES–2
Betreft: speciale apparatuur voor de distributie van ammoniakgas. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8.2.2.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Om elk verlies van de inhoud bij beschadiging van de uitwendige laad- en losinrichtingen (pijpen, zijafsluiters) te voorkomen, moeten de inwendige afsluiter en de zitting daarvan zodanig ontworpen of beschermd zijn dat zij niet kunnen afbreken door uitwendige belasting. De laad- en losinrichtingen (met inbegrip van flenzen of schroefdoppen) alsmede de eventuele beschermkappen, moeten beveiligd kunnen worden tegen elk onbedoeld openen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Tanks die worden gebruikt voor de distributie en toepassing van ammoniakgas in de landbouw en die vóór 1 januari 1997 in gebruik zijn genomen, mogen worden uitgerust met een uitwendige in plaats van een inwendige beveiliging, mits die een bescherming biedt die ten minste gelijkwaardig is met de bescherming die de wand van de tank biedt.
Referentie van de nationale wetgeving: Real Decreto 97/2014. Anejo 1. Apartado 3.
Toelichting: Vóór 1 januari 1997 werden in de landbouw voor het rechtstreeks opbrengen van ammoniakgas op het land uitsluitend tanks met een uitwendige beveiliging gebruikt. Een aantal van deze tanks worden nog steeds gebruikt. Ze rijden zelden met lading op de weg, maar worden uitsluitend gebruikt voor het uitrijden van mest op grote boerderijen.
Vervaldatum: 28 februari 2022
FI Finland RO–bi–FI–1
Betreft: wijziging van de informatie in het vervoersdocument voor explosieve stoffen. Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder a)
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.2.1, a) Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepalingen voor klasse 1. Inhoud van de nationale wetgeving:
In het vervoersdocument mag in plaats van de feitelijke nettomassa aan explosieve stoffen het aantal ontstekers worden vermeld (1 000 ontstekers stemt overeen met 1 kg explosieven).
Referentie van de nationale wetgeving:
Reglement van het Finse Agentschap voor vervoersveiligheid betreffende het vervoer van gevaarlijke goederen over de weg.
Toelichting:
Deze informatie wordt voor binnenlands vervoer voldoende geacht. Deze afwijking wordt voornamelijk gebruikt voor plaatselijk vervoer van kleine hoeveelheden door de springstofindustrie.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–FI–3
Betreft: invoering van RO–bi–DE–1 Referentie van de nationale wetgeving:
Vervaldatum: 28 februari 2022
RO–bi–FI–4
Betreft: invoering van RO-bi-SE-6
Referentie van de nationale wetgeving: Decreet inzake een bestuurderscertificaat voor bestuurders van voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (401/2011)
Vervaldatum: 30 juni 2021
FR Frankrijk RO–bi–FR–1
Betreft: gebruik van het scheepvaartdocument als vervoersdocument bij korte trajecten na het lossen van het schip.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie die moet worden vermeld in het document dat als vervoersdocument voor gevaarlijke goederen wordt gebruikt.
Inhoud van de nationale wetgeving: het scheepvaartdocument wordt binnen een straal van 15 km als vervoersdo cument gebruikt.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route
— Article 23-4.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–FR–3
Betreft: vervoer van vaste LPG-opslagtanks (18).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B
Inhoud van de nationale wetgeving: Voor het vervoer van vaste LPG-opslagtanks gelden specifieke regels. Deze zijn alleen van toepassing bij korte afstanden.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 1er juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par route
— Article 30.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO-bi-FR-4
Betreft: invoering van RO-bi-UK-2
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 29 mai 2009 modifié relatif aux transports de marchandises dangereuses par voies terrestres.
Vervaldatum: 30 januari 2022
RO–bi–FR–5
Betreft: invoering van RO-bi-BE-5 Referentie van de nationale wetgeving: - Vervaldatum: 30 juni 2024
RO–bi–FR–6
Betreft: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verpakkingsvoorschrift P002
Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer van afval dat vrije asbestvezels bevat (UN nr. 2212 ASBEST, AMFIBOO LASBEST (amosiet, tremoliet, actinoliet, anthofylliet, crocidoliet) of UN nr. 2590 ASBEST, CHRYSOTIEL) vanop bouwplaatsen
— het afval wordt vervoerd in kiepwagens;
— het afval wordt verpakt in "bouwafvalzakken" (opvouwbare zakken met dezelfde afmetingen als de laadbak), die volledig worden afgesloten zodat er tijdens het transport geen asbest kan vrijkomen;
— de bouwafvalzakken zijn voldoende sterk zodat ze tijdens het transport, maar ook tijdens het lossen op een stortplaats niet scheuren;
— er wordt voldaan aan de andere ADR-waarden.
Deze transportomstandigheden blijken uitermate geschikt voor het vervoer van grote hoeveelheden afval van wegwerkzaamheden of asbest dat uit gebouwen wordt verwijderd. Deze werkwijze is ook geschikt voor de uitein delijke opslag van het afval in erkende stortplaatsen en vergemakkelijkt het lossen van het afval, waardoor de werknemers beter tegen asbest beschermd zijn dan volgens de verpakkingsvoorschriften P002 in hoofdstuk 4.1.4 van de ADR.
Referentie van de nationale wetgeving: - Vervaldatum: 30 juni 2024
HU Hongarije RO-bi-HU-1
Betreft: invoering van RO-bi-SE-3
Referentie van de nationale wetgeving: A nemzeti fejlesztési miniszter rendelete az ADR Megállapodás A és B Xxxxxxxxxxxxx belföldi alkalmazásáról
Vervaldatum: 30 januari 0000
XX Xxxxxxx RO–bi–IE–3
Betreft: vrijstelling voor het laden en lossen van gevaarlijke goederen waaraan krachtens 7.5.11 aanvullend voorschrift CV1 en krachtens 8.5 aanvullend voorschrift S1 is toegekend, zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie op een voor het publiek toegankelijke plaats.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5 en 8.5
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: aanvullende voorschriften inzake laden, lossen en behandeling.
Inhoud van de nationale wetgeving: in afwijking van de voorschriften van 7.5.11 of 8.5 is het laden en lossen van gevaarlijke goederen op een voor het publiek toegankelijke plaats zonder speciale toestemming van de bevoegde instantie toegestaan.
Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(5) of the "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004".
Toelichting: Voor binnenlands vervoer vormt deze bepaling een zeer bewerkelijke verplichting voor de bevoegde instanties.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–IE–6
Betreft: vrijstelling van het voorschrift in 4.3.4.2.2, waarin is bepaald dat niet permanent met de tank van een tankwagen verbonden buigzame laad- en losleidingen tijdens het vervoer leeg moeten zijn.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.3 Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: gebruik van tankwagens.
Inhoud van de nationale wetgeving: Flexibele slanghaspels (inclusief de bijbehorende vaste pijpleidingen) die zijn verbonden aan tankwagens voor kleinhandelsdistributie van aardolieproducten met identificatienummers UN 1011, UN 1202, UN 1223, UN 1863 en UN 1978 moeten tijdens het vervoer over de weg niet leeg zijn, mits afdoende maatregelen worden genomen om verlies van de inhoud te voorkomen.
Referentie van de nationale wetgeving: Regulation 82(8) of the "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004".
Toelichting: Flexibele slangen die zijn verbonden aan tankwagens voor levering aan huis moeten zelfs tijdens het vervoer te allen tijde vol blijven. Het leveringssysteem vereist dat de meter en de slang van de tankwagen vooraf gevuld zijn om te waarborgen dat de afnemer de juiste hoeveelheid product ontvangt.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–IE–7
Betreft: vrijstelling van bepaalde voorschriften van de hoofdstukken 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11 van de ADR voor het bulkvervoer van ammoniumnitraatmeststoffen (UN 2067) van havens naar de bestemmelingen.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.0, 5.4.1.1.1 en 7.5.11.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschrift voor een apart vervoersdocument met de correcte totale hoeveelheid van de specifieke lading voor elk vervoerstraject en het voorschrift dat het voertuig voor en na het traject moet worden gereinigd.
Inhoud van de nationale wetgeving: vorgestelde afwijking om wijzigingen toe te staan in de ADR-voorschriften voor het vervoersdocument en de reiniging van het voertuig teneinde rekening te houden met de praktische aspecten van bulkvervoer van de haven naar de bestemmeling.
Referentie van de nationale wetgeving: Proposed amendment to "Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations, 2004".
Toelichting: de bepalingen van de ADR vereisen a) een afzonderlijk vervoersdocument met vermelding van de totale massa vervoerde gevaarlijke goederen voor de specifieke lading en b) het aanvullende voorschrift "CV24" inzake de reiniging voor elke afzonderlijke lading die bij het lossen van een bulkschip tussen de haven en de bestemmeling wordt vervoerd. Aangezien het hier om plaatselijk vervoer bij het lossen van een bulkschip gaat, waarbij dezelfde stof in verschillende ladingen (op dezelfde dag of opeenvolgende dagen) tussen het bulkschip en de ontvanger wordt vervoerd, zou één vervoersdocument met een benaderde totale massa van elke lading moeten volstaan en is het niet nodig de toepassing van voorschrift CV24 te eisen.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO-bi-IE-8
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of tussen delen van privéterreinen die aan weerszijden van een openbare weg gelegen zijn.
Referentie van de bijlage bij de richtlijn: bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg
Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften worden niet toegepast wanneer de gevaarlijke goederen met een voertuig worden overgebracht:
a) tussen privéterreinen en een ander voertuig in de onmiddellijke nabijheid van die terreinen, of
b) tussen twee delen van een privéterrein die door een openbare weg van elkaar worden gescheiden, indien het vervoer via de kortste route gebeurt.
Referentie van de nationale wetgeving: European Communities (Carriage of Dangerous Goods by Road and Use of Transportable Pressure Equipment) Regulations 2011 and 2013, Regulation 56.
Toelichting: Soms moeten goederen worden vervoerd tussen delen van een privéterrein of tussen een privéterrein en een daarmee verbonden voertuig dat zich aan de overzijde van een openbare weg bevindt. Deze vorm van vervoer vormt geen vervoer van gevaarlijke goederen in de gebruikelijke betekenis. Derhalve moeten de voorschriften inzake het vervoer van gevaarlijke goederen niet worden toegepast. Zie ook RO-bi-SE-3 en RO-bi-UK-1.
Vervaldatum: 30 januari 0000
XX Xxxxxxxxx RO–bi–NL–13
Betreft: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.6, 3.3, 4.1.4, 4.1.6, 4.1.8, 4.1.10, 5.1.2, 5.4.0,
5.4.1, 5.4.3, 6.1, 7.5.4, 7.5.7, 7.5.9, 8 en 9.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen voor bepaalde hoeveelheden; bijzondere bepalingen; gebruik van verpakking; gebruik van oververpakking; documentatie; constructie en beproeving van verpakking; laden, lossen en behandeling; bemanning; apparatuur; exploitatie; voertuigen en documentatie; constructie en goedkeuring van voertuigen.
Inhoud van de nationale wetgeving: bepalingen voor het vervoer van klein ingezameld huishoudelijk gevaarlijk afval en huishoudelijk gevaarlijk afval van bedrijven, dat wordt aangeleverd in een geschikte verpakking met een maximale capaciteit van 60 liter. Gelet op de kleine hoeveelheden waar het telkens om gaat en op de uiteenlopende aard van de verschillende stoffen, unnen de ADR-voorschriften bij het vervoer niet volledig worden nageleefd. Daarom wordt in de voornoemde regeling een vereenvoudigde variant vastgesteld,die afwijkt van een aantal bepalingen in de ADR.
Referentie van de nationale wetgeving: Regeling vervoer huishoudelijk gevaarlijk afval 2015.
Toelichting: de regeling is zo ontworpen dat particulieren en bedrijven "klein chemisch afval" op één locatie kunnen aanbieden. Het gaat dan ook om restproducten, zoals verfresten. Het gevaar wordt geminimaliseerd door de keuze van het vervoermiddel, waarbij onder meer speciale transportelementen worden gebruikt, aangevuld met voor het publiek duidelijk zichtbare gele zwaailichten en borden "niet roken". Het is van cruciaal belang dat de veiligheid wordt gewaarborgd. Dat kan bijvoorbeeld gebeuren door de stoffen in gesloten verpakkingen te laten vervoeren, zodat verspreiding wordt voorkomen en er geen risico ontstaat dat giftige dampen weglekken of zich in het voertuig ophopen. Het voertuig bevat elementen waarin de verschillende categorieën afval kunnen worden opgeslagen en die bescherming bieden tegen schuiven, onopzettelijke verplaatsing en onbedoeld openen. Hoewel de aangeboden hoeveelheden afval klein zijn, moet de vervoersexploitant, gezien de uiteenlopende aard van de betrokken stoffen, toch over een vakbekwaamheidscertificaat beschikken. Omdat privépersonen niet voldoende op de hoogte zijn van de aan deze stoffen verbonden gevaren moeten er schriftelijke instructies beschikbaar zijn, zoals in de bijlage bij de regeling is bepaald.
Vervaldatum: 30 juni 2021
PT Portugal RO–bi–PT–1
Betreft: vervoersdocumentatie voor UN 1965.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.
Inhoud van de nationale wetgeving: De exacte vervoersnaam die op het vervoersdocument moet worden vermeld voor in cilinders vervoerd commercieel butaan- en propaangas dat onder de verzamelrubriek "UN 1965 Mengsel van koolwaterstofgassen, vloeibaar gemaakt, n.e.g." valt, zoals bepaald in punt 5.4.1 van het RPE (Regulamento Nacional de Transporte de Mercadorias Perigosas por Estrada), mag worden vervangen door de volgende handelsnamen:
"UN 1965 Butaan" voor de mengsels A, A01, A02 en A0, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders;
"UN 1965 Propaan" voor mengsel C, zoals beschreven in onderafdeling 2.2.2.3 van het RPE, vervoerd in cilinders.
Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 7560/2004, 16 April 2004, under Article 5, No 1, of Decreto- Lei No 267-A/2003 van 27 oktober 2003.
Toelichting: Het is belangrijk dat het invullen van vervoersdocumenten voor gevaarlijke goederen door economische operatoren wordt vergemakkelijkt, mits de veiligheid van die activiteiten niet in het gedrang komt.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–PT–2
Betreft: vervoersdocumentatie voor lege ongereinigde tanks en containers. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor vervoersdocumentatie.
Inhoud van de nationale wetgeving: voor de terugritten van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd, mag het in punt 5.4.1 van het RPE bedoelde vervoersdocument worden vervangen door het vervoers document dat is afgegeven voor de onmiddellijk daaraan voorafgaande rit die is uitgevoerd voor het leveren van de goederen.
Referentie van de nationale wetgeving: Despacho DGTT 15162/2004, 28 July 2004, under Article 5, No 1, of Decreto- Lei No 267-A/2003 van 27 oktober 2003.
Toelichting: de verplichting dat voor het vervoer van lege tanks en containers waarmee gevaarlijke goederen zijn vervoerd een vervoersdocument moet zijn afgegeven dat voldoet aan het RPE, veroorzaakt in sommige gevallen praktische problemen die tot een minimum kunnen worden beperkt zonder dat de veiligheid hierdoor in het gedrang komt.
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxx RO–bi–SE–1
Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen als afval bevatten, moet worden uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van de ADR; hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.
De voornaamste uitzonderingen zijn:
Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen, en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een represen tatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.
Dit is toegestaan op voorwaarde dat:
— de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn;
— de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen; en
— de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, een bruto massa hebben die niet hoger ligt dan de op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen vermelde toegestane bruto massa; alsmede
— de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: "Verpakt overeenkomstig deel 16 van ADR-S".
Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.
Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage I, deel I.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–2
Betreft: vermelding van de naam en het adres van de afzender op het vervoersdocument. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene informatie die in het vervoersdocument moet worden vermeld.
Inhoud van de nationale wetgeving: In de nationale wetgeving is bepaald dat lege, ongereinigde verpakkingen als onderdeel van een distributiesysteem mogen worden geretourneerd zonder vermelding van de naam en het adres van de afzender.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng (Specifieke voorschriften voor het binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen).
Toelichting: Lege, ongereinigde verpakkingen die worden geretourneerd, bevatten in de meeste gevallen nog kleine hoeveelheden gevaarlijke goederen.
Deze afwijking wordt vooral gebruikt door bedrijven wanneer lege, ongereinigde gashouders in ruil voor volle worden geretourneerd.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–3
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van de terreinen.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.
Inhoud van de nationale wetgeving: vervoer in de directe omgeving van industrieterreinen, met inbegrip van vervoer over de openbare weg tussen verschillende delen van die terreinen. De afwijking heeft betrekking op de etikettering en kenmerking van verpakkingen, vervoersdocumenten, het diploma van de chauffeur en het keuringscertificaat overeenkomstig deel 9.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: Soms moeten gevaarlijke goederen worden vervoerd tussen locaties die aan weerszijden van een openbare weg liggen. Deze vorm van vervoer geldt niet als vervoer van gevaarlijke goederen op een particuliere weg en er moeten derhalve relevante eisen aan worden gesteld. Zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Xxxxxxxxx 96/49/EG.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–4
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen die door de overheid in beslag zijn genomen. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.
Inhoud van de nationale wetgeving: Afwijkingen van de voorschriften kunnen worden toegestaan met het oog op bijvoorbeeld de bescherming van werknemers, risico's bij het lossen of de indiening van bewijsmateriaal.
Afwijkingen van de voorschriften worden alleen toegestaan als het veiligheidsniveau bij normale vervoersomstan digheden afdoende is.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: Deze afwijkingen mogen alleen worden toegepast door overheidsinstanties die gevaarlijke goederen in beslag nemen.
Ze is bedoeld voor plaatselijk vervoer van bijvoorbeeld goederen die door de politie in beslag zijn genomen zoals explosieven of gestolen goederen. Het probleem bij dergelijke goederen is dat de classificatie nooit vaststaat. Bovendien zijn deze goederen vaak niet volgens de ADR verpakt, gekenmerkt of geëtiketteerd. Jaarlijks vinden er enkele honderden van dergelijke transporten door de politie plaats. Gesmokkelde drank moet worden vervoerd van de plaats waar hij in beslag is genomen naar een plaats waar bewijsmateriaal wordt bewaard en vervolgens naar een installatie waar hij wordt vernietigd. De afstand tussen die laatste twee locaties kan erg groot zijn. De toegestane afwijkingen zijn: a) het is niet verplicht elke verpakking te etiketteren en b) het is niet verplicht goedgekeurde verpakkingen te gebruiken. Elke pallet met dergelijke verpakkingen moet echter op correcte wijze worden geëtiketteerd. Aan alle andere voorschriften moet worden voldaan. Jaarlijks vinden er een 20-tal van dergelijke transporten plaats.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–5
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in havens en in de directe omgeving daarvan. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.1.2, 8.1.5 en 9.1.2
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: documenten die zich in de vervoerseenheid moeten bevinden; elke vervoers eenheid met gevaarlijke goederen moet met de gespecificeerde apparatuur worden uitgerust; goedkeuring van voertuigen.
Inhoud van de nationale wetgeving:
Documenten (behalve het diploma van de chauffeur) hoeven zich niet aan boord van de vervoerseenheid te bevinden. Een vervoerseenheid hoeft niet met de onder 8.1.5 gespecificeerde apparatuur te worden uitgerust.
Voor trekkers is er geen goedkeuringsbewijs nodig.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: zie ter vergelijking ook artikel 6, lid 14, van Xxxxxxxxx 96/49/EG. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–6
Betreft: ADR-diploma voor inspecteurs.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: chauffeurs van ADR-voertuigen moeten een opleiding volgen.
Inhoud van de nationale wetgeving: De inspecteurs die de jaarlijkse technische keuring van het voertuig uitvoeren, zijn niet verplicht de in hoofdstuk 8.2 vermelde opleiding te volgen en moeten geen ADR-diploma bezitten.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: In sommige gevallen vervoeren de voertuigen bij de technische keuring gevaarlijke goederen, bijvoorbeeld lege, ongereinigde tanks, als lading.
De onder 1.3 en 8.2.3 vermelde eisen blijven van toepassing. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–7
Betreft: lokale distributie van UN 1202, 1203 en 1223 in tankwagens.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.1.6 en 5.4.1.4.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers moet de beschrijving voldoen aan punt 5.4.1.1.6. In andere documenten kunnen naam en adres van verschillende ontvangers worden vermeld.
Inhoud van de nationale wetgeving: Voor lege, ongereinigde tankwagens en tankcontainers is de beschrijving in het vervoersdocument overeenkomstig punt 5.4.1.1.6 niet vereist wanneer bij de hoeveelheid van de stof in het beladingsplan "0" wordt ingevuld. De naam en het adres van de ontvanger moeten niet in het document aan boord van het voertuig worden vermeld.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–9
Betreft: plaatselijk vervoer voor landbouwterreinen of bouwplaatsen. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4, 6.8 en 9.1.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vervoersdocument; constructie van tanks, goedkeuringscertificaat.
Inhoud van de nationale wetgeving: Bij plaatselijke vervoer voor landbouwterreinen of bouwplaatsen zijn een aantal voorschriften niet van toepassing:
a) er is geen declaratie van gevaarlijke goederen nodig;
b) oudere tanks/containers die niet overeenkomstig punt 6.8 maar overeenkomstig oudere nationale wetgeving zijn gebouwd en die op een bouwkeet zijn aangebracht, mogen nog worden gebruikt;
c) oudere tankwagens die niet voldoen aan de voorschriften van punt 6.7 of 6.8 en bedoeld zijn voor het vervoer van stoffen van UN 1268, 1999, 3256 en 3257, met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak, mogen nog voor plaatselijk vervoer en in de directe omgeving van wegwerkzaamheden worden gebruikt;
d) goedkeuringscertificaten voor bouwketen en tankwagens met of zonder apparatuur voor het bekleden van het wegoppervlak zijn niet vereist.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: een bouwkeet is een soort caravan voor een werkploeg met een ruimte voor de werkploeg en een niet- goedgekeurde tank/container met dieselbrandstof voor bosbouwtrekkers.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–10
Betreft: vervoer van explosieven in tanks.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.4.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Explosieven mogen alleen overeenkomstig de voorschriften van 4.1.4 worden verpakt.
Inhoud van de nationale wetgeving: De nationale bevoegde instantie zal voertuigen goedkeuren die bestemd zijn voor het vervoer van explosieven in tanks. Vervoer in tanks is uitsluitend toegestaan voor de in de regelgeving vermelde explosieven of met speciale toestemming van de bevoegde autoriteit.
Een voertuig dat met explosieven in tanks is geladen, moet overeenkomstig 5.3.2.1.1, 5.3.1.1.2 en 5.3.1.4 worden gekenmerkt en geëtiketteerd. Slechts één voertuig in de vervoerseenheid mag gevaarlijke goederen bevatten.
Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S – Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen en de Zweedse verordening SÄIFS 1993:4.
Toelichting: Dit geldt alleen voor binnenlands vervoer en wanneer het vervoer meestal plaatselijk is. Deze regeling was reeds van kracht vóór de toetreding van Zweden tot de EU.
Slechts twee bedrijven verzorgen vervoer van explosieven in tanks. In de nabije toekomst wordt een overgang naar emulsies verwacht.
Voorheen afwijking nr. 84. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–11
Betreft: rijbewijs.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake de opleiding van de voertuigbemanning.
Inhoud van de nationale wetgeving: De in 8.2.1.1 genoemde voertuigen mogen niet worden gebruikt voor de opleiding van bestuurders.
Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S – Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.
Toelichting: plaatselijk vervoer. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–12
Betreft: vervoer van UN 0335-vuurwerk.
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlage B, afdeling 7.2.4, V2 (1).
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het gebruik van voertuigen van type EX/II en EX/III.
Inhoud van de nationale wetgeving: bijzondere bepaling V2 (1) in 7.2.4 is alleen van toepassing op het vervoer van UN 0335-vuurwerk wanneer een netto explosieve lading van meer dan 3 000 kg (4 000 kg met een aanhangwagen) wordt vervoerd, mits het vuurwerk is geclassificeerd onder UN 0335 overeenkomstig de tabel voor de classificatie van vuurwerk onder 2.1.3.5.5 van de 14e herziene editie van de VN-aanbevelingen voor het vervoer van gevaarlijke goederen.
Deze classificatie moet worden goedgekeurd door de bevoegde autoriteiten. Er moet een classificatiebewijs op de vervoerseenheid aanwezig zijn.
Referentie van de nationale wetgeving: Aanhangsel S — Specifieke voorschriften voor binnenlands vervoer van gevaarlijke goederen over de weg, vastgesteld overeenkomstig de wet Vervoer van gevaarlijke goederen.
Toelichting: Het vervoer van vuurwerk is beperkt tot twee korte perioden per jaar: de jaarwisseling en de periode rond eind april, begin mei. Het vervoer tussen verzender en opslagplaatsen kan zonder grote problemen worden uitgevoerd door het huidige EX-wagenpark. Zowel de distributie van de opslagplaatsen naar de winkelcentra als het terugbrengen van de overschotten naar de opslagplaatsen verloopt echter moeizaam door een tekort aan EX- goedgekeurde voertuigen. Vervoerders hebben geen belangstelling voor dergelijke goedkeuringen aangezien ze hun kosten niet kunnen terugverdienen. De verzenders van vuurwerk worden in hun voortbestaan bedreigd omdat hun producten niet tot op de markt geraken.
Vuurwerk waarvoor een beroep wordt gedaan op deze afwijking moet geclassificeerd zijn op basis van de standaardlijst van de VN-aanbevelingen, teneinde te waarborgen dat de classificatie up-to-date is.
Bijzondere bepaling 651, punt 3.3.1 van de ADR 2005 bevat een gelijksoortige uitzondering voor UN 0336- vuurwerk.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–SE–13
Betreft: invoering van RO-bi-DK-4
Rechtsgrondslag: Richtlijn 2008/68/EG, artikel 6, lid 2, onder b), punt i), plaatselijk vervoer over korte afstand. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 1 t.e.m. 9.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn:
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om visa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting:
Vervaldatum: 30 juni 2022
UK Verenigd Koninkrijk RO–bi–UK–1
Betreft: het oversteken van de openbare weg door voertuigen die gevaarlijke goederen vervoeren (N8). Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg.
Inhoud van de nationale wetgeving: De voorschriften voor gevaarlijke goederen worden niet toegepast voor het vervoer binnen privéterreinen die door een weg worden doorsneden. Voor klasse 7 geldt deze afwijking niet voor de bepalingen van de Radioactive Material (Road Transport) Regulations 2002.
Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 3 Schedule 2(3)(b); Carriage of Explosives by Road Regulations 1996, reg. 3(3)(b).
Toelichting: Een dergelijke situatie doet zich vaak voor wanneer goederen worden vervoerd tussen twee privéterreinen die aan weerszijden van een weg zijn gelegen. Dit valt niet onder het vervoer van gevaarlijke goederen over de openbare weg in de gebruikelijke betekenis en in dergelijke gevallen moeten de voorschriften voor gevaarlijke goederen niet worden toegepast.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–UK–2
Betreft: vrijstelling van het verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen in een lokale distributieketen van een lokaal magazijn naar een detailhandelaar of eindgebruiker en van een detailhandelaar naar een eindgebruiker (behalve klasse 7) (N11).
Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 8.3.3.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod voor de chauffeur of de bijrijder om verpakkingen met gevaarlijke goederen te openen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Het verbod om verpakkingen te openen wordt aangevuld met de voorwaarde "tenzij deze daartoe door de exploitant van het voertuig is gemachtigd".
Referentie van de nationale wetgeving: Carriage of Dangerous Goods by Road Regulations 1996, reg. 12 (3).
Toelichting: De letterlijke toepassing van dit verbod kan voor de detailhandeldistributie ernstige problemen opleveren. Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–UK–3
Betreft: alternatieve vervoersvoorschriften voor houten vaten die UN 3065 van verpakkingsgroep III bevatten. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.4, 4.1, 5.2 en 5.3.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften inzake verpakking en etikettering.
Inhoud van de nationale wetgeving: staat het vervoer toe van alcoholische dranken met een alcoholpercentage van meer dan 24 %, doch met niet meer dan 70 % alcohol (verpakkingsgroep III) in niet-VN-gekeurde houten vaten zonder gevarenlabels indien strengere ladings- en voertuigvoorschriften worden nageleefd.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7 (13) and (14).
Toelichting: Het betreft hier het vervoer van hoogwaardige producten waarop accijnzen worden geheven tussen stokerijen en douane-entrepots in met overheidszegels verzegelde voertuigen. Met de versoepeling inzake verpakking en etikettering wordt rekening gehouden in de aanvullende veiligheidsvoorschriften.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–UK–4
Betreft: invoering van RO–bi–SE–12.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007 Part 1.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RO–bi–UK–5
Betreft: inzameling van gebruikte batterijen voor verwijdering of recycling. Verwijzing naar bijlage I, deel I.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: bijlagen A en B. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: bijzondere bepaling 636.
Inhoud van de nationale wetgeving: De volgende alternatieven voor bijzondere bepaling 636 van hoofdstuk 3.3 worden toegestaan:
Gebruikte lithiumcellen en -batterijen (UN 3090 en UN 3091) die samen met andere cellen of batterijen dan met lithium (UN 2800 en UN 3028) worden ingezameld en met het oog op verwijdering worden aangeboden voor vervoer tussen het inzamelpunt voor de consument en de tussenliggende verwerkingsinstallatie, vallen niet onder de overige ADR-voorschriften als ze aan de volgende voorwaarden voldoen:
— ze worden verpakt in IH2-vaten of 4H2-dozen die voldoen aan het in verpakkingsgroep II vastgestelde prestatie niveau voor vaste stoffen;
— ten hoogste 5 % van elke verpakking bestaat uit lithium- en lithiumionbatterijen;
— het brutogewicht van xxxx xxxxxxxxxx bedraagt niet meer dan 25 kg;
— de totale hoeveelheid verpakkingen per vervoerseenheid bedraagt niet meer dan 333 kg;
— er worden geen andere gevaarlijke goederen vervoerd.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment 2007 part 1.
Toelichting: Inzamelpunten voor de consument bevinden zich gewoonlijk in detailhandelszaken en het is praktisch niet haalbaar om grote aantallen mensen op te leiden in het sorteren en verpakken van gebruikte batterijen volgens de ADR. Het systeem van het Verenigd Koninkrijk werkt op basis van door het UK Waste and Resources Action Programme vastgestelde instructies en er wordt voorzien in geschikte ADR-conforme verpakkingen en passende instructies.
Vervaldatum: 30 juni 2021";
2) bijlage II, deel II.3, wordt vervangen door: "II.3. Nationale afwijkingen
Op grond van artikel 6, lid 2, van Richtlijn 2008/68/EG aan lidstaten toegestane afwijkingen voor het vervoer van
gevaarlijke goederen op hun grondgebied. Nummering van de afwijkingen: RA-a/bi/bii-LS-nn
RA = Spoor
a/bi/bii = artikel 6, lid 2, onder a)/onder b), i)/onder b), ii)
LS = afkorting van de lidstaat
nn = volgnummer
Op grond van artikel 6, lid 2, onder a), van Xxxxxxxxx 0000/00/XX
XX Xxxxxxxxx RA–a–DE–2
Betreft: toestemming voor gezamenlijke verpakking.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 4.1.10.4 MP2. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op gezamenlijke verpakking.
Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 1.4S, 2, 3 en 6.1: toestemming voor gezamenlijke verpakking van voorwerpen in klasse 1.4S (patronen voor kleine wapens), spuitbussen (klasse 2) en materialen voor reiniging en behandeling in de klassen 3 en 6.1 (vermelde UN-nummers) die als één geheel worden verkocht in gecombineerde verpakkingen in verpakkingsgroep II en in kleine hoeveelheden.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 21.
Toelichting: lijst nr. 30*, 30a, 30b, 30c, 30d, 30e, 30f en 30g. Vervaldatum: 30 juni 2021
FR Frankrijk RA–a–FR–3
Betreft: vervoer ten behoeve van de spoorwegmaatschappij. Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.4.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: informatie over gevaarlijke materialen die op de vrachtbrief moet worden vermeld.
Inhoud van de nationale wetgeving: De verplichtingen inzake de aangifte van de lading gelden niet voor vervoer van hoeveelheden die niet groter zijn dan de onder 1.1.3.6 vermelde grenswaarden ten behoeve van de spoorwegmaat schappij.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 20.2.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RA–a–FR–4
Betreft: vrijstelling van de opschriften op bepaalde postwagens. Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verplichting om een opschrift op de wand van de wagen aan te brengen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Alleen op postwagens met meer dan 3 t materiaal van dezelfde klasse (met uitzondering van 1, 6.2 of 7) moet een opschrift worden aangebracht.
Referentie van de nationale wetgeving: Arrêté du 5 juin 2001 relatif au transport des marchandises dangereuses par chemin de fer — Article 21.1.
Vervaldatum: 30 juni 0000
XX Xxxxxx RA–a–SE–1
Betreft: Op een rijtuig waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: Op een rijtuig waarmee gevaarlijke goederen worden vervoerd, moet een opschrift worden aangebracht.
Inhoud van de nationale wetgeving: Op een rijtuig waarmee gevaarlijke goederen als expresgoederen worden vervoerd, moet geen opschrift worden aangebracht.
Referentie van de nationale wetgeving: Särskilda bestämmelser om vissa inrikes transporter av farligt gods på väg och i terräng.
Toelichting: Het RID bevat kwantitatieve beperkingen voor goederen die als expresgoederen worden aangeduid. Het gaat hier derhalve om kleine hoeveelheden.
Vervaldatum: 30 juni 2021
UK Verenigd Koninkrijk RA–a–UK–1
Betreft: vervoer van voorwerpen die bepaalde laagradioactieve materialen bevatten, zoals klokken, horloges, rookmelders en wijzerplaten voor kompassen.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: de meeste RID-voorschriften. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor het vervoer van materialen van klasse 7.
Inhoud van de nationale wetgeving: volledige vrijstelling van de bepalingen van de nationale regelgeving voor bepaalde handelsproducten die beperkte hoeveelheden radioactief materiaal bevatten.
Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg. 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).
Toelichting: Deze afwijking is een maatregel voor de korte termijn die niet langer nodig zal zijn wanneer soortgelijke wijzigingen van de IAEA-regels in het RID worden opgenomen.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RA–a–UK–2
Betreft: versoepeling van de beperkingen voor het vervoer van gemengde ladingen explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen in wagons, voertuigen en containers (N4/5/6).
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5.2.1 en 7.5.2.2
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: beperkingen voor bepaalde soorten gemengde lading.
Inhoud van de nationale wetgeving: de nationale wetgeving is minder streng voor de gemengde lading van explosieven, mits deze zonder risico kunnen worden vervoerd.
Referentie van de nationale wetgeving: Packaging, Labelling and Carriage of Radioactive Material by Rail Regulations 1996, reg. 2(6) (as amended by Schedule 5 of the Carriage of Dangerous Goods (Amendment) Regulations 1999).
Toelichting: Het Verenigd Koninkrijk wil toestemming geven voor enkele afwijkingen op de regels voor het combineren van explosieven met andere explosieven en van explosieven met andere gevaarlijke goederen. Elke afwijking kent een kwantitatieve beperking voor één of meer onderdelen van de lading en wordt alleen toegestaan mits "alle redelijkerwijs uitvoerbare maatregelen zijn genomen om te voorkomen dat de explosieven in contact komen met deze goederen of deze anderszins in gevaar brengen of daardoor in gevaar worden gebracht".
Voorbeelden van afwijkingen waarvoor het VK toestemming wenst te geven:
1. Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0029, 0030, 0042, 0065, 0081, 0082, 0104, 0241, 0255, 0267, 0283, 0289, 0290, 0331, 0332, 0360 of 0361 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen die zijn geclassificeerd onder UN-nummer 1942. De hoeveelheid UN 1942 die mag worden vervoerd, wordt beperkt door deze te beschouwen als explosieven van 1.1D.
2. Explosieven die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0191, 0197, 0312, 0336, 0403, 0431 of 0453 mogen in één voertuig worden vervoerd met gevaarlijke goederen (m.u.v. ontvlambare gassen, besmettelijke stoffen en giftige stoffen) in vervoerscategorie 2 of gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen in vervoerscategorie 2 niet meer dan 500 kg of 500 liter bedraagt en de totale nettomassa van deze explosieven niet meer dan 500 kg bedraagt.
3. Explosieven van 1,4G mogen in één voertuig worden vervoerd met ontvlambare vloeistoffen en ontvlambare gassen in vervoerscategorie 2 of niet-ontvlambare niet-giftige gassen in vervoerscategorie 3 of een combinatie daarvan, mits de totale massa of het totale volume van de gevaarlijke goederen samen niet meer dan 200 kg of 200 liter bedraagt en de totale nettomassa van de explosieven niet groter is dan 20 kg.
4. Explosieve voorwerpen die zijn geclassificeerd onder de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mogen worden vervoerd met explosieve voorwerpen in de compatibiliteitsgroepen D, E of F waarvoor ze een bestanddeel zijn. De totale hoeveelheid explosieve stoffen van de UN-nummers 0106, 0107 of 0257 mag niet meer dan 20 kg bedragen.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RA–a–UK–3
Betreft: verschillende maximale totale hoeveelheden per vervoerseenheid voor de goederen van klasse 1 in de categorieën 1 en 2 van de tabel onder 1.1.3.1.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1.1.3.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: vrijstellingen in verband met de aard van het vervoer.
Inhoud van de nationale wetgeving: voorschriften voor vrijstellingen voor beperkte hoeveelheden en gemengde lading van explosieven.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 3(7)(b).
Toelichting: behelst verschillende maximumhoeveelheden en vermenigvuldigingsfactoren voor gemengde ladingen goederen van klasse 1, namelijk 50 voor categorie 1 en 500 voor categorie 2. De berekening van gemengde ladingen gebeurt aan de hand van de vermenigvuldigingsfactoren 20 en 2 voor respectievelijk categorie 1 en 2.
Vervaldatum: 30 juni 2021
RA–a–UK–4
Betreft: invoering van RA–a–FR–6.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 5.3.1.3.2.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: versoepeling van de etiketteringsvoorschriften voor gecombineerd spoor-/weg vervoer.
Inhoud van de nationale wetgeving: de etiketteringsvoorschriften zijn niet van toepassing wanneer de voertuigeti ketten duidelijk zichtbaar zijn.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2004: Regulation 7(12).
Toelichting: Deze bepaling heeft altijd bestaan in de nationale wetgeving van het Verenigd Koninkrijk. Vervaldatum: 30 juni 2021
RA–a–UK–5
Betreft: distributie van goederen in binnenverpakkingen naar detailhandelaren of gebruikers (m.u.v. de klassen 1, 4.2,
6.2 en 7) van lokale magazijnen naar detailhandelaren of gebruikers en van detailhandelaren naar eindgebruikers.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen. Inhoud van de nationale wetgeving: verpakkingen moeten geen RID/ADR- of UN-kenmerk bezitten.
Referentie van de nationale wetgeving: The Carriage of Dangerous Goods and Use of Transportable Pressure Equipment Regulations 2007: Regulation 26.
Toelichting: RID-voorschriften zijn niet geschikt voor de laatste fasen van het vervoer van een magazijn naar een detailhandelaar of gebruiker of van een detailhandelaar naar een eindgebruiker. Deze afwijking moet ervoor zorgen dat binnenverpakkingen van goederen voor kleinhandeldistributie tijdens het traject per spoor van een lokaal distribu tietraject zonder buitenverpakking kunnen worden vervoerd.
Vervaldatum: 30 juni 2021
Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), i), van Xxxxxxxxx 0000/00/XX
XX Xxxxxxxxx RA–bi–DE–2
Betreft: vervoer van verpakt gevaarlijk afval.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 1 t.e.m. 5. Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: classificatie, verpakking en kenmerking.
Inhoud van de nationale wetgeving: klassen 2 t.e.m. 6.1, 8 en 9: gezamenlijke verpakking en vervoer van gevaarlijk afval in pakketten en IBC's; afval moet in een binnenverpakking (zoals ingezameld) worden verpakt en in specifieke afvalgroepen worden geclassificeerd (om gevaarlijke reacties binnen een afvalgroep te vermijden); gebruik van speciale schriftelijke instructies voor de afvalgroepen en als vrachtbrief; inzameling van huisvuil, laboratoriumafval enz.
Referentie van de nationale wetgeving: Gefahrgut-Ausnahmeverordnung — GGAV 2002 vom 6.11.2002 (BGBl. I S. 4350); Ausnahme 20.
Toelichting: Lijst nr. 6* Vervaldatum: 30 juni 2021
RA-bi-DE-3
Betreft: lokaal vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpakkingsgroep I, in tankwagons. Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 6.8 en 6.8.2.3
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging van tanks en tankwagons. Volgens hoofdstuk 6.8, onderafdeling 6.8.2.3, moet een typegoedkeuring worden afgegeven voor tanks voor het vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water).
Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer van UN 1381 (fosfor, geel, onder water), klasse 4.2, verpak kingsgroep I, over korte afstanden (van Sassnitz-Mukran naar Lutherstadt Wittenberg-Piesteritz en Bitterfeld), in tankwagons die volgens Russische normen zijn vervaardigd. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.
Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 1/92. Vervaldatum: 30 januari 2025
DK Denemarken RA–bi–DK–1
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en veiligheidsafstanden
Inhoud van de nationale wetgeving: De wetgeving voorziet voor vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Grote Belt in alternatieven voor de bepalingen in bijlage II, deel II.1, van Richtlijn 2008/68/EG. Die alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.
Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af Eksplosiver i jernbanetunnellerne på Storebælt og Øresund, 11. maj 2017.
Toelichting:
Vervaldatum: 30 juni 2022
RA–bi–DK-2
Betreft: vervoer van gevaarlijke goederen in tunnels.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 7.5
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: laden, lossen en veiligheidsafstanden
Inhoud van de nationale wetgeving: de wetgeving voorziet voor het vervoer door de spoorwegtunnel van de vaste verbinding over de Sont in alternatieven voor de bepalingen in bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG. Die alternatieve bepalingen hebben alleen betrekking op het ladingsvolume en de afstand tussen ladingen gevaarlijke goederen.
Referentie van de nationale wetgeving: Bestemmelser om transport af Eksplosiver i jernbanetunnellerne på Storebælt og Øresund, 11. maj 2017.
Toelichting:
Vervaldatum: 28 februari 0000
XX Xxxxxx RA–bi–SE–1
Betreft: vervoer van gevaarlijk afval naar installaties voor de verwijdering van gevaarlijk afval. Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: delen 5 en 6
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: voorschriften voor de vervaardiging en de beproeving van verpakkingen.
Inhoud van de nationale wetgeving: Vervoer van verpakkingen die gevaarlijke goederen bevatten als afval moet conform de bepalingen van deze richtlijn worden uitgevoerd. Hierop zijn slechts een paar uitzonderingen toegestaan. Niet voor alle soorten stoffen en voorwerpen zijn uitzonderingen toegestaan.
De voornaamste uitzonderingen zijn:
Kleine verpakkingen (minder dan 30 kg) van gevaarlijke goederen als afval mogen worden verpakt in verpakkingen, waaronder IBC's en grote verpakkingen en moeten niet voldoen aan de punten 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn. Verpakkingen, met inbegrip van IBC's en grote verpakkingen, moeten niet worden getest zoals zij zijn klaargemaakt voor vervoer, namelijk met een represen tatieve steekproef van kleine binnenverpakkingen.
Dit is toegestaan op voorwaarde dat:
— verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen in overeenstemming zijn met een type dat is getest en goedgekeurd op basis van verpakkingsgroep I of II van de toepasselijke bepalingen van afdeling 6.1, 6.5 of 6.6 van bijlage II, deel II.1, van deze richtlijn;
— de kleine verpakkingen worden verpakt met absorberend materiaal dat vrije vloeistoffen vasthoudt die tijdens het vervoer kunnen ontsnappen in de buitenverpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, en
— de brute massa van de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, zoals klaargemaakt voor vervoer, niet hoger ligt dan de toegestane bruto massa die is vermeld op de VN-ontwerptypemarkering voor verpakkingsgroep I of II voor de verpakkingen, IBC's of grote verpakkingen, en
— de volgende zin wordt opgenomen in het vervoersdocument: "Verpakt overeenkomstig deel 16 van ADR-S".
Referentie van de nationale wetgeving: Appendix S — Specific regulations for the domestic transport of dangerous goods by rail issued in accordance with the Transport of Dangerous Goods Act.
Toelichting: De onderafdelingen 6.1.5.2.1, 6.1.5.8.2, 6.5.6.1.2, 6.5.6.14.2, 6.6.5.2.1 en 6.6.5.4.3 van bijlage II, deel II.1, bij deze richtlijn zijn moeilijk toe te passen omdat de verpakkingen, IBC's en grote verpakkingen worden getest met een representatieve steekproef van de afvalstoffen, die op voorhand moeilijk te voorspellen is.
Vervaldatum: 30 juni 2021
Op grond van artikel 6, lid 2, onder b), ii), van Xxxxxxxxx 0000/00/XX
XX Xxxxxxxxx RA–bii–DE–1
Betreft: Plaatselijk vervoer van gestabiliseerd vloeibaar UN 1051 (cyaanwaterstof) met hoogstens 1 % water, in spoorwegtankwagons, afwijkend van bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 4.3.2.1.1.
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: verbod op het vervoer van gestabiliseerd vloeibaar UN 1051 (cyaanwaterstof) met hoogstens 1 % water in tankwagons (RID-tanks).
Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor op speciaal aangewezen routes in het kader van een welbepaald industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. Het vervoer vindt plaats in tankwagons waarvoor een specifieke vergunning met het oog op deze toepassing is afgegeven en waarvan de constructie en de uitrusting permanent worden aangepast aan de jongste veiligheidsvoorschriften. Het vervoers proces is in overleg met de bevoegde veiligheids- en noodhulpautoriteiten nauwkeurig geregeld in aanvullende operationele veiligheidsvoorschriften en wordt gemonitord door de relevante toezichthoudende autoriteiten.
Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahmezulassung Eisenbahn-Bundesamt, No E 1/97. Vervaldatum: 1 januari 2023
RA-bii-DE-2
Betreft: plaatselijk vervoer op aangewezen routes van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, in containers op wagons.
Verwijzing naar bijlage II, deel II.1, bij Richtlijn 2008/68/EG: 3.2, 7.3.1.1
Inhoud van de bijlage bij de richtlijn: algemene bepalingen voor bulkvervoer. Volgens hoofdstuk 3.2, tabel A, is vervoer van calciumcarbide in bulk niet toegestaan.
Inhoud van de nationale wetgeving: plaatselijk vervoer per spoor van UN 1402 (calciumcarbide), verpakkingsgroep I, op specifiek aangewezen routes, als onderdeel van een gedefinieerd industrieel proces en strikt gecontroleerd onder duidelijk gespecificeerde voorwaarden. De ladingen worden in wagons vervoerd in specifiek daarvoor gebouwde containers. Voor het vervoer van de goederen gelden aanvullende operationele voorschriften die door de bevoegde veiligheidsautoriteiten zijn vastgesteld.
Referentie van de nationale wetgeving: Ausnahme Eisenbahn-Bundesamt Nr. E 3/10. Vervaldatum: 15 januari 2024".
UITVOERINGSBESLUIT (EU) 2019/1095 VAN DE COMMISSIE
van 25 juni 2019
tot wijziging van bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wat betreft de gegevens voor Bosnië en Herzegovina alsmede Rusland in de lijst van derde landen of delen daarvan waaruit vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen in de Unie mogen worden binnengebracht
(Kennisgeving geschied onder nummer C(2019) 4285)
(Voor de EER relevante tekst)
DE EUROPESE COMMISSIE,
Gezien het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie,
Xxxxxx Xxxxxxxxx 2002/99/EG van de Raad van 16 december 2002 houdende vaststelling van veterinairrechtelijke voorschriften voor de productie, de verwerking, de distributie en het binnenbrengen van voor menselijke consumptie bestemde producten van dierlijke oorsprong (1), en met name artikel 8, inleidende zin, artikel 8, punt 1, eerste alinea, artikel 8, punt 4, en artikel 9, lid 4, onder c),
Overwegende hetgeen volgt:
(1) In Beschikking 2007/777/EG van de Commissie (2) zijn onder andere de veterinairrechtelijke en de gezondheids voorschriften vastgesteld voor het binnenbrengen in de Unie van zendingen van bepaalde vleesproducten en van behandelde magen, blazen en darmen die een van de in bijlage II, deel 4, bij die beschikking genoemde behande lingen hebben ondergaan ("de producten").
(2) Bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG bevat een lijst van derde landen of delen daarvan waaruit de producten in de Unie mogen worden binnengebracht op voorwaarde dat ze een van de daarin bedoelde behande lingen hebben ondergaan. Deel 4 van die bijlage beschrijft een niet-specifieke behandeling "A" en specifieke behandelingen "B" tot en met "F" in afnemende volgorde van xxxxx van het risico voor de diergezondheid dat zij weg moeten nemen.
(3) Bosnië en Herzegovina heeft verzocht om in de lijst van bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG te worden vermeld als derde land waaruit producten die zijn verkregen van pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels) de Unie mogen worden binnengebracht.
(4) Verordening (EG) nr. 798/2008 (3) van de Commissie bevat onder meer een lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit zendingen pluimvee en bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie. Bij Verordening (EG) nr. 798/2008, zoals onlangs gewijzigd bij Uitvoeringsveror dening (EU) 2019/298 van de Commissie (4), is de invoer in en doorvoer door de Unie van vlees van pluimvee uit Bosnië en Herzegovina toegestaan op grond van de gunstige uitkomst van een audit van de Commissie ter beoordeling van de geldende veterinaire controles voor vlees van pluimvee dat is bestemd voor de Unie. Bij die audit zijn ook de veterinaire controles voor vleesproducten van pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels) met een gunstig resultaat geëvalueerd. Derhalve moet bij Beschikking 2007/777/EG ook het binnenbrengen in de Unie van producten van pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels) die een niet-specifieke behandeling "A" hebben ondergaan, worden toegestaan en moet Bosnië en Herzegovina in de lijst van bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG worden opgenomen. Bovendien moet de huidige vermelding voor dat derde land in die bijlage worden aangepast om deze nieuwe toelating te dekken. De gegevens inzake Bosnië en Herzegovina in die bijlage moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(5) Beschikking 2007/777/EG staat momenteel toe dat producten van pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels) uit Rusland in de Unie worden binnengebracht, op voorwaarde dat die producten een niet-specifieke behandeling "A" hebben ondergaan, en dat Rusland naar behoren is vermeld in bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG voor dat doel.
(1) PB L 18 van 23.1.2003, blz. 11.
(2) Beschikking 2007/777/EG van de Commissie van 29 november 2007 tot vaststelling van de veterinairrechtelijke en de gezondheidsvoor schriften en het model van de certificaten voor bepaalde uit derde landen ingevoerde vleesproducten en behandelde magen, blazen en darmen voor menselijke consumptie en tot intrekking van Beschikking 2005/432/EG (PB L 312 van 30.11.2007, blz. 49).
(3) Verordening (EG) nr. 798/2008 van de Commissie van 8 augustus 2008 tot vaststelling van een lijst van derde landen, gebieden, zones of
compartimenten waaruit pluimvee en pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Gemeenschap, en van de voorschriften inzake veterinaire certificering (PB L 226 van 23.8.2008, blz. 1).
(4) Uitvoeringsverordening (EU) 2019/298 van de Commissie van 20 februari 2019 tot wijziging van bijlage I bij Verordening (EG)
nr. 798/2008 wat betreft de gegevens voor Belarus, Bosnië en Herzegovina en Japan in de lijst van derde landen, gebieden, zones of compartimenten waaruit bepaalde pluimveeproducten mogen worden ingevoerd in en doorgevoerd door de Unie (PB L 50 van 21.2.2019, blz. 20).
(6) Rusland heeft op 17 november 2016 de aanwezigheid van HPAI van het subtype H5N8 op zijn grondgebied bevestigd. Sinds november 2016 heeft Rusland verschillende uitbraken van HPAI op pluimveehouderijen op zijn grondgebied bevestigd. Als gevolg van die uitbraken kan Rusland sinds november 2016 niet als vrij van die ziekte worden beschouwd. Om de insleep van het HPAI-virus in de Unie te voorkomen, moet het binnenbrengen in de Unie van producten van pluimvee en gekweekt vederwild (met uitzondering van loopvogels) uit Rusland derhalve worden toegestaan, op voorwaarde dat die producten de specifieke behandeling "D", zoals vastgesteld in bijlage II, deel 4, bij Beschikking 2007/777/EG, hebben ondergaan. De gegevens betreffende Rusland in bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG moeten derhalve dienovereenkomstig worden gewijzigd.
(7) De in dit besluit vervatte maatregelen zijn in overeenstemming met het advies van het Permanent Comité voor planten, dieren, levensmiddelen en diervoeders,
HEEFT HET VOLGENDE BESLUIT VASTGESTELD:
Artikel 1
Bijlage II bij Beschikking 2007/777/EG wordt gewijzigd overeenkomstig de bijlage bij dit besluit.
Artikel 2
Dit besluit is gericht tot de lidstaten.
Gedaan te Xxxxxxx, 00 juni 2019.
Voor de Commissie Xxxxxxx XXXXXXXXXXXX Lid van de Commissie
NL
27.6.2019
Publicatieblad van de Europese Unie
BIJLAGE
Bijlage II, deel 2, bij Beschikking 2007/777/EG wordt als volgt gewijzigd:
1) De vermelding voor Bosnië en Herzegovina wordt vervangen door:
ISO- code | Land van oorsprong of deel daarvan | 1. Als landbouw huisdier gehouden runderen 2. Gekweekt even hoevig wild (met uitzondering van wilde varkens) | Als land bouw huisdier gehouden schapen en geiten | 1. Als landbouw huisdier gehouden varkens 2. Gekweekt even hoevig wild (wilde varkens) | Als land bouw huisdier gehouden eenhoe vigen | 1. Pluimvee 2. Gekweekt ve derwild (met uit zondering van loopvogels) | Gekwe ekte loopvo gels | Tamme konijnen en gekweekte leporidae | Vrij even hoevig wild (met uitzon dering van wilde varkens) | Wilde varkens | Wilde eenhoe vigen | Wilde lepo ridae (konijnen en hazen) | Vrij veder wild | Niet als land bouwhuisdier gehouden land zoogdieren (met uitzondering van hoefdieren en leporidae) |
"BA | Bosnië en Herzegovina | A (3) | XXX | XXX | XXX | A | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX" |
L 173/95
2) De vermelding voor Rusland wordt vervangen door:
ISO- code | Land van oorsprong of deel daarvan | 1. Als landbouw huisdier gehouden runderen 2. Gekweekt even hoevig wild (met uitzondering van wilde varkens) | Als land bouw huisdier gehouden schapen en geiten | 1. Als landbouw huisdier gehouden varkens 2. Gekweekt even hoevig wild (wilde varkens) | Als land bouw huisdier gehouden eenhoe vigen | 1. Pluimvee 2. Gekweekt ve derwild (met uit zondering van loopvogels) | Gekwe ekte loopvo gels | Tamme konijnen en gekweekte leporidae | Vrij even hoevig wild (met uitzon dering van wilde varkens) | Wilde varkens | Wilde eenhoe vigen | Wilde lepo ridae (konijnen en hazen) | Vrij veder wild | Niet als land bouwhuisdier gehouden land zoogdieren (met uitzondering van hoefdieren en leporidae) |
"RU | Rusland RU | XXX | XXX | XXX | XXX | D | XXX | A | C | C | XXX | A | XXX | A |
Rusland (3) RU-1 | C | C | C | B | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | |
Rusland RU-2 | C of D1 | C of D1 | C | B | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX | XXX" |