Auteursrechterlijke overeenkomst
Auteursrechterlijke overeenkomst
Opdat de Universiteit Hasselt uw eindverhandeling wereldwijd kan reproduceren, vertalen en distribueren is uw akkoord voor deze overeenkomst noodzakelijk. Gelieve de tijd te nemen om deze overeenkomst door te nemen, de gevraagde informatie in te vullen (en de overeenkomst te ondertekenen en af te geven).
Ik/wij verlenen het wereldwijde auteursrecht voor de ingediende eindverhandeling met
Titel: Opstellen van een ondernemingsplan voor een startende wijnbouw-coöperatie in Zuid-Limburg
Richting: master in de toegepaste economische wetenschappen - accountancy en financiering Jaar: 2008
in alle mogelijke mediaformaten, - bestaande en in de toekomst te ontwikkelen - , aan de Universiteit Hasselt.
Niet tegenstaand deze toekenning van het auteursrecht aan de Universiteit Hasselt behoud ik als auteur het recht om de eindverhandeling, - in zijn geheel of gedeeltelijk -, vrij te reproduceren, (her)publiceren of distribueren zonder de toelating te moeten verkrijgen van de Universiteit Hasselt.
Ik bevestig dat de eindverhandeling mijn origineel werk is, en dat ik het recht heb om de rechten te verlenen die in deze overeenkomst worden beschreven. Ik verklaar tevens dat de eindverhandeling, naar mijn weten, het auteursrecht van anderen niet overtreedt.
Ik verklaar tevens dat ik voor het materiaal in de eindverhandeling dat beschermd wordt door het auteursrecht, de nodige toelatingen heb verkregen zodat ik deze ook aan de Universiteit Hasselt kan overdragen en dat dit duidelijk in de tekst en inhoud van de eindverhandeling werd genotificeerd.
Universiteit Hasselt zal mij als auteur(s) van de eindverhandeling identificeren en zal geen wijzigingen aanbrengen aan de eindverhandeling, uitgezonderd deze toegelaten door deze overeenkomst.
Ik ga akkoord,
XXXXXXX, Xxxxx XXXXXXXXXX, Xxxxx Datum: 5.11.2008
Opstellen van een ondernemingsplan voor een startende xxxxxxxx.xx∏peratie in Zuid.limburg
Xxxxx Xxxxxxx, Xxxxx Xxxxxxxxxx
promotor :
Xxxx. xx. Xxxxxxxx XXXXXX
Eindverhandeling voorgedragen tot het bekomen van de graad master in de toegepaste economische wetenschappen accountancy en financiering
Voorwoord
Deze eindverhandeling is tot stand gekomen in het kader van onze opleiding tot Master in de Toegepaste Economische Wetenschappen.
Verschillende personen hebben bijgedragen tot de realisatie van deze eindverhandeling. In eerste instantie willen wij een speciaal woord van dank richten tot onze promotor xxxx.xx. Xxxxxxxx Xxxxxx, die ons met zijn deskundige begeleiding en opbouwende kritiek zeer behulpzaam is geweest. Ook bedanken wij de personen die onze enquête hebben ingevuld en de personen die bereid waren om een interview af te leggen. Zonder hun hulp was er geen praktijkstudie mogelijk geweest.
Verder bedanken wij personen die ons direct of indirect informatie hebben verschaft.
Tot slot willen wij een bijzonder woord van dank richten tot onze ouders voor hun morele en financiële steun tijdens onze studies.
Samenvatting
Het doel van deze eindverhandeling is een inzicht te krijgen in de haalbaarheid van een wijnbouwcoöperatie in de Belgische wijnbouwsector.
Tot op heden situeren de wijnstreken zich tussen de 25e en 45e breedtegraad. Wetenschappers hebben aangetoond dat de gemiddelde wereldtemperatuur in de 20e eeuw gestegen is met 1 à 6 graden en deze stijging zal zich blijven voortzetten. Een stijging van de temperatuur met 1 graad zorgt ervoor dat het ideale wijngebied zal verschuiven naar 180km noordwaarts. Dit heeft als gevolg dat Z-Limburg of België in het algemeen in een nog gunstiger klimaat komt te liggen voor de wijnbouw. (Wijnkennis, 2007) Sinds 1990 is er een heropleving van de wijnbouw in Haspengouw. (Fruitteelt- nieuws, 1996). Er zijn momenteel 35 erkende wijnbouwers actief (trefpunt, 2007_3). Slechts enkelen verkopen hun wijn aan het grote publiek. Dit wijst op een duidelijke interesse in deze sector. De Europese en wereldwijde wijnproductie is veel groter dan de huidige consumptie. Een manier om toch rendabele prijzen te krijgen en een plaats op de wereldmarkt te veroveren, is onder andere het groeperen van wijnbouwers om op die manier sterker te staan naar het buitenland toe. Een vraag die men zich hierbij kan stellen is: “Hoe kan een coöperatie een oplossing bieden voor de Belgische wijnbouwers in een wereldwijde context?”
Deze eindverhandeling is opgedeeld in twee delen.
Het eerste deel, dat twee hoofdstukken beslaat, bestaat uit een literatuurstudie. Het eerste hoofdstuk zal een definiëring geven van wat een landbouwcoöperatie is. Xxxxxxxx (1948) omschrijft een landbouwcoöperatie als volgt:
“De landbouwcoöperatie is de vereniging van land- en of tuinbouwers die, in gemeenschappelijk overleg, samen bepaalde handelingen van economische aard verrichten of anders uitgedrukt ter bevordering van de landbouwbedrijfsbelangen der leden.” (p. 22)
‘Eendracht maakt macht’. Samenwerken zorgt voor een sterkere marktpositie met als gevolg een betere onderhandelingspositie met de vaak grote afnemers of leveranciers. Over het algemeen kan er gezegd worden dat een coöperatie zorgt voor een competitief voordeel wat essentieel is in een globaliserende markt.
Een coöperatieve kan voor praktisch elk onderdeel van het landbouwbedrijf gebruikt worden. Elke soort van landbouwcoöperatie neemt een deel van het bedrijf voor zijn rekening. Wat volgt is een opsomming van mogelijke landbouwcoöperaties:
• de gezamelijke aankoop van grondstoffen en benodigdheden voor het bedrijf;
• de gezamelijke verkoop van producten of diensten. Bijvoorbeeld: veiling
• het gezamelijk gebruik van machines. Bijvoorbeeld: gezamelijke sproeiverenigingen;
• het gezamelijk sparen;
• de gezamelijke verwerking van producten. Bijvoorbeeld: melkboeren
• de onderlinge verzekeringen.
Het tweede hoofdstuk geeft een algemeen beeld over de wijnbouw in Europa en de rol van de coöperaties in de wijnbouw. Op globaal gebied bezet de Europese Unie een hoge positie als het aankomt op de productie, het verbruik en de export van wijnbouw. Met een gemiddelde van ongeveer 54 miljoen hectoliter scoort Frankrijk beter als haar naaste achtervolgers Italië en Spanje. Deze drie grootste producenten hebben samen meer dan 80 procent van de totale gemiddelde productie binnen de EU in handen. Samen met de drie grootste landen hebben ook Duitsland en Portugal een aanzienlijke invloed op de totale wijnproductie. Sinds de introductie van de Common Market Organisation (CMO) is de wijnmarkt aanzienlijk veranderd. In het begin was er een korte periode van evenwicht tussen vraag en aanbod, waarna de productie ging stijgen terwijl de vraag constant bleef. Vanaf 1980 kwam er ook een kwalitatieve wijziging in de vraag en begon de vraag te dalen. Hierdoor moest de CMO drastisch omgevormd worden (ECLPO, 2007). De nieuwe CMO voor wijn (Verordening 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999) streeft ernaar om een beter evenwicht te creëren op een gemeenschappelijke markt, zodat de sector permanent competitief blijft. Dit doel wil men behalen door de herstructurering van een groot deel van de wijngaarden te financieren. Dit zou op zijn beurt dan moeten leiden tot producten die voldoen aan de kwaliteitsvraag van consumenten zowel binnen als buiten de Europese Unie (ECLPO, 2007). De rol van de coöperatie in de wijnbouw is tussenkomen in de productie, de verwerking, de bereiding, de bewaring en de commercialisering. Bovendien moet ze zorgen dat innovaties in deze gebieden worden toegepast. Naast de kwaliteit wordt er ook gekeken naar economische aspecten, sociale aspecten en naar het milieu. Ook proberen coöperaties de kleinere producenten te beschermen door hun te ondersteunen met financiële, technische en administratieve middelen, zoniet was het voor deze groep onmogelijk om zich te kunnen vestigen. Er wordt een soort ideaal gevormd, waarbij men nu iets kan bereiken wat niet mogelijk was indien men het alleen zou proberen. Het laatste aspect van de wijnbouwcoöperatie is het mobiliseren van kapitaal.
Het tweede deel, dat vier hoofdstukken bevat, bestaat uit een praktijkstudie.
In het eerste hoofdstuk worden vier wijnbouwcoöperaties uit onze buurlanden doorgelicht. Gegevens hiervan worden gebruikt voor het opstellen van het businessmodel. Achtereenvolgens worden de Achterhoekse Wijnbouwers uit Nederland, Les Domaines de Vinsmoselle uit Xxxxxxxxx, Xxxxxx der Rheinhessischen Sweiz uit Duitsland en Cave de Lugny uit Frankrijk besproken.
In een volgend hoofdstuk worden drie coöperaties in België doorgelicht en vergeleken. Het betreft coöperaties in andere landbouwsectoren, in de fruit-, melk- en varkenssector.
In een derde hoofdstuk wordt onderzocht hoe de huidige marktspelers in de Belgische wijnbouw tegenover het coöperatief gedachtegoed staan. De interesse van de druiventelers is getoetst aan de hand van een enquête. Het belangrijkste onderdeel van onze enquête gaat de haalbaarheid van een coöperatie na en onder welke structuur deze het liefst wordt opgestart. 20 van de 60 bevraagde wijnbouwers blijken geïnteresseerd te zijn in één of andere vorm van een wijnbouwcoöperatie. Dit blijkt ook uit de verwachtingen die ze hebben ten opzichte van de voordelen die een coöperatie biedt. 80% van de geïnteresseerden vindt dat de coöperatie voordelen met zich meebrengt. De voordelen die zij aanhalen zijn: een grotere afzet, het uitwisselen van kennis en ervaringen, grotere naambekendheid, een beter marketingbeleid en tot slot een daling van de aankoopkosten. Op de vraag welke structuur de coöperatie zou moeten hebben is er geen eenduidig antwoord. Wel blijkt dat de boeren veel belang hechten aan de aspecten aankoop en verkoop. De coöperatie moet er dan ook voor zorgen dat deze twee diensten aangeboden worden. Ondanks dat er relatief weinig interesse is voor de productie willen we deze toch ook aanbieden. Kwaliteit wordt hoog in het vaandel gedragen door de coöperatie en enkel zo kan dit het beste onder controle worden gehouden.
Het laatste hoofdstuk omvat de ontwikkeling van een eigen businessmodel en een implementatieplan. De coöperatie telt tien vennoten en wordt opgericht onder de vorm van een coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid (C.V.B.A). Bij het bepalen van de locatie van de vestigingsplaats zal er rekening worden gehouden met de ligging van al de leden. De coöperatie zal een dubbele taak vervullen. Het eerste luik van haar taak bestaat uit het aanbieden van producten en diensten aan haar leden tegen aankoopprijs. Het tweede luik van haar taak bestaat in het produceren en verkopen van de wijn. Uit analyse van de bevraagde wijnboeren die bereid zijn om lid te worden van de coöperatie blijkt dat het produceren van 4 wijnen haalbaar is. Uit marktonderzoek blijkt dat het gemiddeld verbruik van wijn tussen 2006 en 2007 gestegen is van 23 naar 30 liter per jaar. België is daarmee de grootste verbruiker van de niet wijnproducerende
landen. Op deze trend wil de coöperatie inspelen. In een eerste jaar spreken we over een productie van Chardonnay 3000 flessen, Pinot Gris + Auxerrois 5700 flessen, Pinot Noir 880 flessen, Pinot Blanc 2300 flessen en Rivaner + Müller-Thurgau 2750 flessen. Er zal gedurende de productieperiode een externe expert worden aangetrokken om het productieproces te leiden. Zijn expertise zal ervoor zorgen dat van goede druiven ook goede wijn wordt gemaakt. De verkoop zal zich in het begin beperken tot de provincie Limburg. De coöperatie wil de klant bereiken via distributie. Dit zal gebeuren via de leden, wijnhuizen en een eigen website. De promotie van de wijnen zal gebeuren in nauwe samenwerking met deze distributiekanalen. In een later stadium zal de coöperatie haar verkoop uitbreiden tot heel België en eveneens de supermarkten aanspreken. Voor de prijs van onze wijnen is er gekeken naar de kostprijs van de productie. Bovendien blijkt deze prijs concurrentieel te zijn.
Bij het opstarten van de coöperatie wordt er gekozen om zo weinig mogelijk investeringen te doen, bv. de administratie van het bedrijf ten huize van één van de zaakvoerders. De productie zal plaatsvinden in een gehuurde locatie. In het eerste jaar zal er enkel geproduceerd worden, hierdoor is de bedrijfswinst ook nul. In het tweede jaar zullen de wijnen verkoopsklaar zijn in september. De resterende drie maanden leveren een omzet van 35.040 euro. Pas in het derde jaar zal er een heel jaar verkocht kunnen worden en zal de omzet stijgen tot 141.870 euro. De coöperatie zal in het derde jaar een positieve cashflow realiseren.
Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de besluiten van het onderzoek weergegeven, aangevuld met eventuele voorstellen voor verder onderzoek.
Inhoudsopgave
VOORWOORD 2
SAMENVATTING 3
INHOUDSOPGAVE 7
LIJST VAN DE FIGUREN 10
LIJST VAN DE TABELLEN 10
HOOFDSTUK 1 : INLEIDING 12
1.1 SITUERING 12
1.2 Centrale onderzoeksvraag 13
1.3 Doelstelling 13
1.4 Onderzoeksopzet 13
1.4.1 Inhoudelijke opzet 14
1.4.2 Methodologische verantwoording 14
HOOFDSTUK 2: WAT IS EEN LANDBOUWCOÖPERATIE? 15
2.1 Coöperaties in het algemeen 15
2.1.1 WET VAN 1873 15
2.1.2 Wet van 1955 - Wet houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie 16
2.1.3 Erkenning van de coöperatieve vennootschap 17
2.1.4 Voordelen van erkenning 20
2.1.5 Oprichting van een coöperatieve vennootschap 21
2.2 Landbouwcoöperaties 25
2.2.1 DEFINITIE 25
2.2.2 Voordelen van een landbouwcoöperatie 25
2.2.3 Verschillende vormen van landbouwcoöperaties 26
HOOFDSTUK 3: WIJNBOUW IN EUROPA EN DE ROL VAN COÖPERATIES IN DE WIJNBOUW27
3.1 Wijnbouw in Europa 27
3.1.1 Huidige situatie 27
3.1.2 XX XXXXX 00
3.1.3 DE PRODUCTIE 29
3.1.4 CONSUMPTIE 32
3.1.5 HANDEL 33
3.1.6 VOORRADEN 36
3.1.7 Hervormingen in de wijnsector van de Europese Unie 37
3.2 De rol van de coöperatie in de wijnbouw 39
HOOFDSTUK 4: BUITENLANDSE WIJNBOUWCOÖPERATIES 41
4.1 De Achterhoekse wijnbouwers 41
4.2 Les Domaines de Vinsmoselle 46
4.3 Winzer der Rheinhessischen Schweiz 52
4.4 Cave de Lugny 59
HOOFDSTUK 5: DOORLICHTING VAN DRIE LANDBOUW-COÖPERATIES IN BELGIË 64
5.1 INLEIDING 64
5.2 Geschiedenis 65
5.3 Aanleiding tot oprichting 68
5.4 Vorm en structuur 71
5.4.1 Vorm van de coöperatie 71
5.4.2 DE STRATEGIE 71
5.4.3 Interne organisatie 72
5.5 XX XXXXX 00
5.6 Stakeholders 77
5.6.1 Belangengroepen 77
5.6.2 NETWERK 77
5.6.3 DE LEDEN 78
5.7 FINANCIEEL 80
5.7.1 LEDEN 80
5.7.2 INKOMSTEN 81
5.7.3 Analyse van de balans en de jaarrekening 81
HOOFDSTUK 6: COÖPERATIEF GEDACHTENGOED IN DE WIJNBOUW IN BELGIË 85
6.1 INLEIDING 85
6.2 Methodologie 85
6.3 Resultaten van het onderzoek 87
HOOFDSTUK 7: BUSINESSPLAN VOOR EEN WIJNBOUW-COÖPERATIE IN Z-LIMBURG. 99
7.1 Fundamentele keuzes 99
7.2 De vestigingsplaats 103
7.3 XX XXXXX 000
7.3.1 Productie van België 105
7.3.2 CONSUMPTIE 107
7.4 HET PRODUCT 110
7.5 Concurrentie analyse 115
7.5.1 INLEIDING 115
7.5.2 Directe concurrenten 115
7.5.3 Indirecte concurrenten 121
7.5.4 SWOT ANALYSE 129
7.6 Het marketingplan 133
7.6.1 Distributiekanalen 133
7.6.2 Prijzenpolitiek 134
7.6.3 Promotiebeleid 135
7.6.4 IMAGO-OPBOUW 138
7.7 De productie 139
7.7.1 DE DRUIF 140
7.7.2 HET PLUKKEN 141
7.7.3 Reiniging en voorbehandeling 141
7.7.4 PERSEN 141
7.7.5 Voor de gisting 142
7.7.6 Tijdens de gisting 142
7.7.7 Soorten gistingsmethoden 143
7.7.8 WITTE WIJN 144
7.7.9 RODE WIJN 144
7.7.10 Raming onkosten 144
7.8 Het management 147
7.8.1 ORGANIGRAM 147
7.9 Financiële Analyse 149
7.9.1 Bedrijfskostenbudget 149
7.9.2 OMZET / DRIE JAAR 151
7.9.3 Resultatenrekening 153
7.9.4 Break-even analyse 158
7.9.5 DE BALANS 161
7.9.6 Xxxxxxxxxx van de ratio’s 164
ALGEMEEN BESLUIT 167
LIJST VAN GERAADPLEEGDE WERKEN 169
Lijst van de figuren
Figuur 1 : Wijnproductie in de Europese Unie (in 1000 hectoliter) 30 Figuur 2 : Wijnproductie in andere landen (1000 hl) 31 Figuur 3: Wijnconsumptie in de EU (in 1000 hl) 33 Figuur 4: Wijnimport van de EU landen (1000 HL) 35 Figuur 5: Wijnexport van de EU landen (1000 HL) 35 Figuur 6: logo Achterhoekse wijnbouwers 41 Figuur 7: logo Les Domaines de Vinsmoselle 46 Figuur 8: Logo Winzer der Rheinhessischen Schweiz 52 Figuur 9: logo Cave de Lugny 59 Figuur 10: Vestigingen BFV 65 Figuur 11: Samenstelling Covavee 66 Figuur 12: Samenstelling Milcobel 67 Figuur 13: Interne organisatie BFV 72 Figuur 14: Interne organisatie Covavee 73 Figuur 15: Interne organisatie Milcobel 75 Figuur 16: Gebruikte variëteiten 88 Figuur 17: Bestaande samenwerking 90 Figuur 18: Samenwerkingsgebieden 91 Figuur 19: Bereidheid om lid te worden 93 Figuur 20: Vorm van de coöperatie 94 Figuur 21: Vestigingsplaats van de leden 103
Lijst van de tabellen
Tabel 1 : De wijnproductie in de Europese Unie (1000 hectoliter) 29 Tabel 2: Wijnproductie in andere landen 31 Tabel 3: Wijnconsumptie in de EU (in 1000 hl) 32 Tabel 4: Wijnvoorraden in de EU (in 1000 hl) 36 Tabel 5: Balansgegevens Achterhoekse Wijnbouwers 45 Tabel 6: DVM in cijfers 51 Tabel 7: WdRS in cijfers 58 Tabel 8: Cave de Lugny in cijfers 63 Tabel 9: Financiële ratio's BFV 82 Tabel 10: Financiële ratio's Covavee 83 Tabel 11: Financiële ratio's Milcobel 84 Tabel 12: Ervaring 87 Tabel 13: Verkoopskanalen 87 Tabel 14: Evolutie wijngaarden 89 Tabel 15: Mate van reeds bestaande samenwerking met collega wijnbouwers 90 Tabel 16: Sterkte van de samenwerking in relatie met de bereidheid tot samenwerking 91 Tabel 17: Xxxxxxxxxx om lid te worden 92
Tabel 18: Bereidheid tot samenwerking en bereidheid tot toetreding in de coöperatie 93 Tabel 19: Structuur van de coöperatie 93 Tabel 20: Samenwerkingsgebieden van de leden die willen toetreden 95 Tabel 21: Vlak van samenwerking in relatie met de gewenste vorm van coöperatie 95 Tabel 22: Leden van de coöperatie 97 Tabel 23: Vergelijking van de verschillende vennootschapsvormen 100 Tabel 24: Oppervlakte en productie in het oogstjaar 2005 van de wijnen met een gecontroleerde oorsprongsbenaming in België 105 Tabel 25: Productie in België (in 1000 hl) 106 Tabel 26: Jaarlijkse consumptie per hoofd van de bevolking (in liter) 107 Tabel 27: Uitgave aan wijn per Huishouden in Vlaanderen (in promille) 108 Tabel 28: Uitgaven aan wijn per huishouden in het Waals gewest (in promille) 108 Tabel 29: Uitgave aan wijn per huishouden in het Bussels gewest (in promille) 108 Tabel 30: Uitgave aan wijn per Huishouden in België (in promille) 109 Tabel 31: Product-markt combinatie 113 Tabel 32: Concurrentie analyse (deel 1) 122 Tabel 33: Concurrentie analyse (deel 2) 125 Tabel 34: Prijzen van de wijnen van de coöperatie 134 Tabel 35: Schatting kosten roestvrij stalen vaten 145 Tabel 36: Schatting kosten 145 Tabel 37: Productie kosten 146 Tabel 38: Investeringsbudget 149 Tabel 39: Productie (in flessen) 151 Tabel 40 : Omzet (in euro) 151 Tabel 41: Resultatenrekening 153 Tabel 42: Xxxxxxx 000 Tabel 43: Overzicht scenario's 157 Tabel 44: Aankoopprijs druiven 159 Tabel 45: Balans 2009 161
Tabel 46: Balans 2010 162
Tabel 47: Balans 2011 162
Hoofdstuk 1 : Inleiding
In dit eerste hoofdstuk wordt een inleiding gegeven omtrent de problematiek die in deze eindverhandeling onderzocht en behandeld wordt. Daarna wordt uit deze problematiek een centrale onderzoeksvraag met bijbehorende deelvragen afgeleid. Tenslotte wordt in het onderzoeksopzet de in eindverhandeling gebruikte onderzoeksmethodes besproken.
1.1 Situering
De oudste geschiedkundige bron over aanwezigheid van wijnbouw in Haspengouw dateert van 1079. Het betreft een wijngaard rond het kasteel van Rullingen. In de omgeving van Borgloon zouden meer dan 50ha gebruikt zijn geweest voor wijnbouw (Fruitteelt-nieuws, 1996).
Op het einde van de 16e eeuw is door verscheidene factoren onze wijnbouw verloren gegaan. Een eerste reden is de temperatuursdaling waardoor de kwaliteit van de druiven daalde. Ten tweede was er stijging van de graanprijs waardoor meer mensen graan teelden en er meer bier werd geconsumeerd. Ten derde was de wijn uit het zuiden ook beter en vooral goedkoper. Tenslotte werd de wijnbouw in onze streken verboden door het protectionisme van Xxxxxxxx (Fruitteelt-nieuws, 1996).
Momenteel bevinden de wijnstreken zich tussen de 25e en 45e breedtegraad. Wetenschappers hebben aangetoond dat de gemiddelde wereldtemperatuur in de 20e eeuw gestegen is met 1 à 6 graden en deze stijging zal zich blijven voortzetten. Een stijging van de temperatuur met 1 graad zorgt ervoor dat het ideale wijngebied verschuift met 180km noordwaarts. Dit heeft als gevolg dat Z-Limburg of België in het algemeen in een nog gunstiger klimaat komt te liggen voor de wijnbouw (Wijnkennis, 2007).
Sinds 1990 is er een heropleving van de wijnbouw in Haspengouw. (Fruitteelt-nieuws, 1996). Er zijn momenteel 35 erkende wijnbouwers actief (trefpunt, 2007) waarvan enkele gecommercialiseerd zijn. Dit wijst op een duidelijke interesse in deze sector.
De Europese en wereldwijde wijnproductie is veel groter dan de huidige consumptie. Een manier om toch rendabele prijzen te krijgen en een plaats op de wereldmarkt te veroveren, is onder andere het groeperen van wijnbouwers om op die manier sterker te staan naar het buitenland toe. Een vraag die men zich hierbij kan stellen is: “Hoe kan een coöperatie een oplossing bieden voor de Belgische wijnbouwers in een wereldwijde context?”
1.2 Centrale onderzoeksvraag
De centrale onderzoeksvraag, die de leidraad zal vormen in dit onderzoeksrapport, luidt als volgt:
“ Is het haalbaar om een wijnbouwcoöperatie op te starten in Zuid-Limburg?”
Om deze onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden, wordt het onderzoek in de vorm van een ondernemingsplan gegoten bestaande uit 5 onderdelen:
1. algemeen beeld van de wijnbouw in Europa;
2. specifieke analyse van wijnbouwcoöperaties van omliggende landen;
3. werking van coöperaties in andere sectoren in België;
4. de bereidheid van de huidige marktspelers in de Belgische wijnbouw;
5. ontwikkeling van een businessplan;
1.3 Doelstelling
Het doel van deze eindverhandeling is een inzicht te krijgen in de haalbaarheid van een wijnbouwcoöperatie in de Belgische wijnbouwsector.
1.4 Onderzoeksopzet
Deze paragraaf geeft een overzicht van de onderzoeksmiddelen die in deze eindverhandeling gehanteerd werden. Ten eerste wordt de inhoudelijke opzet besproken om ten slotte verder te gaan met de methodologische verantwoording.
1.4.1 Inhoudelijke opzet
Deze eindverhandeling is opgedeeld in twee delen.
Het eerste deel, dat twee hoofdstukken beslaat, bestaat uit een literatuurstudie. Het eerste hoofdstuk zal een definiëring geven van wat een landbouwcoöperatie is. Het tweede hoofdstuk geeft een algemeen beeld over de wijnbouw in Europa en de rol van de coöperaties in de wijnbouw.
Het tweede deel, dat 4 hoofdstukken bevat, bestaat uit een praktijkstudie. In het eerste hoofdstuk worden enkele buitenlandse wijnbouwcoöperaties doorgelicht. In een volgend hoofdstuk worden enkele coöperaties in andere landbouwsectoren vergeleken. In een derde hoofdstuk wordt onderzocht hoe de huidige marktspelers in de Belgische wijnbouw tegenover het coöperatief gedachtegoed staan. Het laatste hoofdstuk omvat de ontwikkeling van een eigen businessmodel en een implementatieplan.
Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de besluiten van het onderzoek weergegeven, aangevuld met eventuele voorstellen voor verder onderzoek.
1.4.2 Methodologische verantwoording
Zoals reeds eerder vermeld omvat het onderzoek een beperkt theoretisch gedeelte en een uitgebreid praktisch gedeelte.
Het theoretisch gedeelte zal op basis van secundaire bronnen gebeuren. Deze secundaire bronnen omvatten voornamelijk boeken. Omwille van het beperkt aantal boeken en de ouderdom van deze boeken werd er ook gebruikt gemaakt van informatie op het internet, daar deze meestal veel recenter is.
In het praktijkgedeelte wordt in het eerste deel gebruik gemaakt van gevalstudies en interviews voor de vergelijking met andere landbouwsectoren en enkele buitenlandse coöperaties. In het tweede deel wordt gebruik gemaakt van enquêtes bij Belgische wijnbouwers. Ter aanvulling van deze enquêtes worden enkele bevoorrechte getuigen geïnterviewd.
Hoofdstuk 2: Wat is een landbouwcoöperatie?
2.1 Coöperaties in het algemeen
2.1.1 Wet van 1873
Grondbeginselen werden gelegd door de wevers van Rochdale die de eerste coöperatieve stichtten. Zij handhaafden volgende grondbeginselen (FOD economie, z.d.):
- Eén persoon, één stem;
- vrijwillige toetreding;
- ristorno;
- de aanwijzing van de raad van beheer en van de raad van toezicht door de algemene vergadering der leden.
In 1873 werd een wet in het leven geroepen om aan de coöperatie een wettelijke dimensie te geven, de Nationale Raad van de Coöperatie (z.d.) omschrijft deze als:
“De coöperatieve vennootschap is een handelsvennootschap opgericht, onder een bijzondere benaming, door zeven vennoten die het recht hebben zich uit de vennootschap terug te trekken of kunnen worden uitgestoten.
Hun verantwoordelijkheid kan vrij worden beperkt en de paarten die noodzakerlijkerwijze het kapitaal vertegenwoordigen kunnen niet aan derden overgelaten worden.”
Doordat deze wet nogal ruim opgesteld is, werd ter vervollediging de wet van 20 juli 1955, houdende instelling van een Nationale Raad voor de coöperatie en vooral het KB van 8 januari 1962 dat de erkenningsvoorwaarden bepaalt, in het leven geroepen. Het KB van 8 januari 1962 wordt in 2.1.3 besproken.
2.1.2 Wet van 1955 - Wet houdende instelling van een Nationale Raad voor Coöperatie
In dit onderdeel wordt kort besproken wat de wet van 1955 inhoudt, waaruit de Nationale Raad voor Coöperatie (NRC) bestaat en hoe de NRC te werk gaat.
De Raad vindt zijn oorsprong in 4 commissies (Fod economie, z.d.):
- de commissie van de verbruikscoöperaties;
- de commissie van de landbouwcoöperaties;
- de commissie van de produktie- en distributiecoöperaties;
- de commissie van de dienstencoöperaties.
Iedere commissie bestaat uit vertegenwoordigers van de belangrijkste coöperatieve vennootschappen en de grootte wordt bepaald aan de hand van de omzet.
Vervolgens gaat elke commissie uit haar leden 5 vertegenwoordigers kiezen om zo de Raad te vormen. De Voorzitter van de Raad, de voorzitters en de assecoren van de commissies vormen het Bureau van de Raad.
De raad tenslotte is geïnstalleerd bij de Centrale Raad voor het bedrijfsleven (C.R.B.) en de andere Consultatieve Raden van het bedrijfsleven.
De opdracht van de Raad is tweeledig. Vooreerst bestudeert en bevordert ze passende maatregelen voor het verspreiden van de beginselen en het ideaal van de coöperatie. Daarnaast geeft het NRC adviezen in verband met de vraagstukken aangaande de coöperatie over te maken aan het CRB. (FOD economie, z.d.)
Activiteiten van de Raad (FOD economie, z.d.):
• de coöperatieve vennootschappen ondersteunen door ongeveer 5.500 adviezen te geven per telefoon, e-mail of post;
• het vertegenwoordigen van de Belgische Staat op internationale conferenties die plaatsvinden in Genève (O.I.T.) en in Napels (C.I.R.I.E.C.-congres). Bovendien neemt ze deel aan interministeriële werkgroepen over de sociale economie en de Europese coöperatieve vennootschap.
2.1.3 Erkenning van de coöperatieve vennootschap
De wet van 20 juli 1955 (bijlage 1) en voornamelijk het KB van 8 januari 1962 bepalen de voorwaarden om als coöperatieve vennootschap erkend te worden.
De Nationale Raad voor de Coöperatie groepeert uitsluitend de coöperatieve vennootschappen of groeperingen van coöperatieve vennootschappen die erkend zijn.
De minister van economische zaken staat in voor de erkenning van de coöperatieve vennootschap en baseert zijn beslissing op de erkenningsvoorwaarden die zijn opgesteld in het KB. De erkenning is belangrijk indien men wenst deel te nemen aan het samenstellen van de commissies van de NRC en bovendien verschaft het een aantal voordelen. De voordelen worden besproken in 2.1.4 (FOD economie, z.d.).
KB van 8 januari 1962 (FOD economie, z.d.)
Voor de wettelijke tekst van het KB verwijzen we naar het SWVH (Samengeschakelde wet op de handelsvennootschap).
Hierna volgt slechts een overzicht met de belangrijkste punten van het KB.
1. De statuten van de coöperatieve vennootschappen die willen toetreden moeten in overeenstemming zijn met de voorwaarden die zijn neergeschreven in het KB. Wat volgt is een opsomming van de belangrijkste voorwaarden:
a. De vrije toe- en uittreding: toepassing van het ‘open deur’-principe. De toetreding en uittreding moeten vrij kunnen gebeuren. Pas indien de vennoten niet of niet langer voldoen aan de toelatingsvoorwaarden of daden verrichten die strijdig zijn aan de belangen van de vennootschap zal een uitsluiting mogelijk zijn.
Aan een uittreding zijn wel een aantal voorwaarden verbonden:
▪ Uittreding kan slechts in de eerste zes maanden van het boekjaar gebeuren.
▪ De vennootschap mag statutair een termijn vastleggen waarbinnen men niet mag uittreden.
▪ De vennootschap mag de uittreding weigeren, indien door deze uittreding het kapitaal onder zijn statutair minimum zou dalen of indien het aantal vennoten minder dan drie zou worden. (Wat een ontbinding tot gevolg zou hebben)
▪ De uittredende vennoot heeft recht op terugbetaling van zijn aandeelbewijs, volgens de in de statuten vermelde modaliteiten.
b. Gelijkheid of beperking van het stemrecht ter algemene vergadering, met andere woorden heeft iedereen in alle zaken gelijk stemrecht.
Opgelet: Rechtspersonen, afgevaardigden van Feitelijke verenigingen en leden van landbouw-, produktie-, distributie- en dienstencoöperaties mogen evenwel een aantal stemmen uitbrengen dat voor hen persoonlijk en als lasthebber niet hoger mag liggen dan één tiende van de aan de vertegenwoordigde aandelen verbonden stemmen. Telt de vennootschap meer dan duizend aandelen, dan mag in de tweede graad gestemd worden.
c. Aanwijzing van de raad van beheer en van de raad van toezicht door de algemene vergadering der leden:
Wanneer één of meer onder hen niet door de algemene vergadering zijn benoemd maar door een andere vergadering zijn aangesteld, dan moet de algemene vergadering het recht hebben die aanstelling niet te bekrachtigen.
d. Een matige rentevoet, beperkt tot de maatschappelijke aandelen:
De rentevoet voor aandelen in het vennootschapskapitaal mag netto 6% niet te boven gaan. (Sinds 1 oktober 1996 werd deze rentevoet op 6% gebracht voor een onbepaalde termijn).
e. Een ristorno aan de vennoten:
Het bedrijfsoverschot, na aftrek van algemene kosten, lasten, afschrijvingen, reserves en eventuele rente op aandelen in het vennootschapskapitaal mag aan de vennoten alleen uitgekeerd worden à rato van de verrichtingen die zij met de vennootschap hebben gedaan.
2. Volgende beginselen dienen, aanvullend op de voorafgaande, in acht worden genomen door de coöperatieve vennootschap:
a. Op toetreding tot de vennootschap mag generlei onder dwang staan
b. Het doel van de vennootschap moet zijn: de vennoten een economisch of sociaal voordeel te bieden
c. Het mandaat van beheerders en commissionaris is niet bezoldigd. Wel:
▪ presentiegeld;
▪ indien ze een opdracht hebben met bijzondere of vaste prestaties mag een andere beloning worden verleend. Die beloning mag in geen geval een participatie in de vennootschapswinst zijn.
3. Elke coöperatie wordt ondergebracht, naargelang hun aard van activiteiten, in volgende groepen:
o verbruikerscoöperatie;
o landbouwcoöperatie;
o productiecoöperatie;
o distributiecoöperatie;
o dienstencoöperatie;
4. De vennootschap of nationale groeperingen die een coöperatieve vennootschap willen oprichten, moeten bij de minister van economische zaken een verzoek tot erkenning indienen.
Bij dit onderzoek tot erkenning moet een exemplaar van de bijgewerkte statuten, alsook alle documenten waaruit blijkt dat de voornoemde voorwaarden vervuld zijn, bijgevoegd worden.
5. De minister van economische zaken stelt een lijst op, per commissie, van de erkende groeperingen van coöperatieve vennootschappen en van de erkende coöperatieve vennootschappen.
Bij afwijzing van het verzoek tot erkenning worden de redenen van de afwijzing vernoemd. Zij mogen binnen de 30 dagen bij de voorzitter van de bevoegde commissie een nieuw verzoek indienen. Wanneer de commissie en de raad, door meerderheid van stemmen van de aanwezige leden, zich gunstig uitspreken over de erkenning kan de minister overgaan tot erkenning
6. Wanneer kan de minister overgaan tot het schrappen van een erkende groepering of vennootschap van de lijst?
- Indien de erkende groepering of vennootschap niet langer blijkt te voldoen aan de voorwaarden of wanneer deze ontbonden is;
- indien de bevoegde commissies en de raad zich met een meerderheid van de stemmen uitspreken tot schrapping.
2.1.4 Voordelen van erkenning
Wanneer de coöperatie erkent is, levert dit de volgende voordelen op (FOD economie, z.d.):
1. Geen herkwalificatie van intresten in dividenden
Normaal gezien worden intresten van voorschotten geherkwalificeerd tot dividenden indien de gehanteerde rentevoet hoger is dan de marktrentevoet die op dat ogenblik van toepassing is of indien de voorschotten hoger liggen dan het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves.
Bij erkende coöperatieve vennootschappen worden vorderingen niet aanzien als voorschotten, met als gevolg dat herkwalificatie niet moet worden toegepast.
Gestort kapitaal is het deel van het maatschappelijk kapitaal dat werkelijk is gestort. Ook worden uitgiftepremies en rentegevende voorschotten, die vennoten aan personenvennootschappen hebben toegestaan, gezien als gestort kapitaal.
Dit geldt niet voor rentegevende voorschotten toegestaan door erkende coöperatie vennootschappen.
2. Vrijstelling van roerende voorheffing
Er bestaat een vrijstelling van roerende voorheffing van 25% of 15% op de dividenden die worden uitgekeerd door erkende coöperatieve vennootschappen (CV’s) voor de eerste schijf van 125 euro + index per aandeelhouder.
Naast de vrijstelling van roerende voorheffing zal er ook geen personenbelasting op deze schijf worden getrokken.
3. Verlaagde vennootschapsbelasting
Er geldt een uitsluiting van het verlaagd tarief vennootschapsbelasting voor vennotschappen die:
• aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50%, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal gecumuleerd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. Deze bepaling geldt niet voor erkende CV’s;
• aan ten minste één bedrijfsleider een bezoldiging van ten minste 24.500 euro hebben toegekend of gelijk aan het belastbare inkomen van de
vennootschap, wanneer de bezoldiging lager is dan 24.500 euro. Ook deze bepaling geldt niet voor erkende CV’s;
• erkende CV’s dienen hun aandelen niet te laten controleren door de Commissie voor Bank- en Financiewezen bij de openbare aan- en verkoop.
2.1.5 Oprichting van een coöperatieve vennootschap
De oprichting van een coöperatieve vennootschap vereist de volgende formulieren en handelingen (FOD energie, z.d.):
1. Oprichtingsakte
Opdat een vennootschap zou kunnen bestaan, moet er een geschrift zijn dat door derden erkend is. Dit geschrift, dat door de wet verplicht is, noemt men de statuten.
Deze statuten bepalen de levenswijze van de vennootschap. De statuten moeten worden neergelegd op de griffie van de Rechtbank van Koophandel. De wetgever heeft een ruime marge gelaten voor het opstellen van deze statuten. Alleen de strikt wettelijke vereisten dienen opgenomen te worden. Verdere preciseringen worden best opgenomen in het huishoudelijk reglement van de cv.
a. Wettelijke vereisten (statuten)
▪ naam van de vennootschap;
▪ maatschappelijke zetel;
▪ maatschappelijk doel;
▪ nauwkeurige gegevens betreffende de persoon van de vennoot. Minstens drie natuurlijke of rechtspersonen;
▪ de wijze waarop het maatschappelijk kapitaal gevormd wordt of later zal gevormd worden, alsook het minimum kapitaal.
b. Verdere preciseringen (huishoudelijk reglement)
▪ duur van de vennootschap, indien niet opgenomen wordt dan wordt er automatisch vanuit gegaan dat de vennootschap voor onbepaalde duur is opgericht;
▪ voorwaarden van toetreding, aftreding en uitsluiting van de vennoten alsook die voor het opvragen van stortingen;
▪ wie heeft het bestuur/de controle over de vennootschap en hoe wordt dit uitgeoefend?
▪ wijze van benoeming en van ontslag van de bestuurders, de personen belast met de controle, de vennoten individueel en de controlerende vennoten (namens alle vennoten of de commissaris);
▪ rechten van de vennoten, wijze van bijeenroepen, vereiste meerderheid voor een geldige beslissing en wijze van stemmen (Xxx Xxxx);
▪ verdeling van de winst en verwerking van verlies;
▪ de verantwoordelijkheid van de vennoten, hoofdelijk, deelbaar, met hun geheel bezit of slechts tot een bepaald bedrag.
Buiten voornoemde preciseringen kunnen nog andere opgenomen worden. Deze worden overgelaten aan de keuze van de oprichters. (Bij stilzwijgen over deze punten, geeft de wet antwoord in artikel 146 – Venn. W.)
2. Vorming van het maatschappelijk kapitaal
Het maatschappelijk kapitaal van een coöperatieve vennootschap:
▪ is een veranderlijk kapitaal omdat steeds nieuwe leden kunnen toetreden, terwijl anderen kunnen uittreden en hun deelbewijs opvragen;
▪ vereist geen ‘statutenwijziging’ bij iedere wijziging van het kapitaal;
▪ moet een statutair vastgesteld minimum hebben en beoogt in hoofdzaak een waarborg voor derden;
▪ bestaat uit een minimumkapitaal. Dit is het kapitaal dat verplicht dient vermeld te worden in de statuten en gedurende het bestaan van de vennootschap gehandhaafd dient te blijven. Het bedrag van dit minimumkapitaal is vrij te bepalen. De vennoot mag niet, wat het vast gedeelte van het maatschappelijk kapitaal betreft, intekenen op haar eigen aandelen, noch rechtstreeks, noch via een dochtervennootschap, noch via een persoon die handelt in eigen naam maar voor rekening van de vennootschap of de dochtervennootschap.
Het moet volledig onderschreven zijn bij de oprichting.
(Dit wil niet zeggen dat ze bij de oprichting volledig volstort moeten zijn).
Het volstorten van de deelbewijzen wordt in de statuten geregeld;
▪ het bestaat tenslotte uit een maatschappelijk kapitaal. Dit kapitaal wordt gevormd door de totale inbreng dat zowel in natura als in speciën kan worden uitgevoerd;
▪ een C.V.B.A. moet minstens over een maatschappelijk kapitaal beschikken van 18.600 euro, dat volstort is ten belope van 6.200 euro. Voor de vennootschappen met een sociaal oogmerk en coöperatieve vorm moet het vast gedeelte van het kapitaal minsten
6.200 euro bedragen. Op dat bedrag moet volledig zijn ingetekend,
2.500 euro moet volstort zijn bij de oprichting;
▪ ieder aandeel moet ten minste volstort zijn ten belope van één vierde van de waarde;
▪ de inbrengen in natura moeten geschat worden door een bedrijfsrevisor die voorafgaand door de oprichters aangeduid is. Onder volstorting moet men de uitvoering van de verbintenis tegenover de vennootschap om een inbreng te doen begrijpen. Het intekenen omvat enkel de verbintenis om een inbreng te doen.
In de statuten moet het volgende vermeld worden:
▪ het aantal deelbewijzen dat onderschreven is door elke oprichter;
▪ de wijze waarop het kapitaal van de vennootschap zal gevormd worden;
▪ de wijze van volstorting van de genomen aandeelbewijzen. Opmerking: bij een inbreng in natura dient er, in tegenstelling met de gewone vennootschap, geen beroep worden gedaan op een bedrijfsrevisor om de waarde ervan te bepalen.
3. Oprichtingsformaliteiten
De oprichting van de coöperatie dient schriftelijk te gebeuren. Hierbij dient een onderscheid gemaakt te worden tussen de C.V.O.A. waarbij een onderhandse akte volstaat en een C.V.B.A. waar een authentieke akte moet worden opgesteld, opgesteld door een notaris mits een aantal vormvoorwaarden. Bij niet-naleving van de oprichtingsformaliteiten kan de vennootschap nietig worden verklaard.
Voor het opstellen van de akte dienen volgende documenten te worden voorgelegd:
• een financieel plan;
• een bewijs van de opening van een rekening op naam van de vennootschap die wordt opgericht waar vervolgens de inbreng in geld wordt ingebracht;
• voor de inbreng in natura moet een verslag door een bedrijfsrevisor worden opgesteld.
De oprichting van een handelsvennootschap moet worden bekendgemaakt door een uitreksel van oprichting op de griffie van de rechtbank van koophandel neer te leggen.
De griffier zal de gegevens van de onderneming ingeven in de Kruispuntbank voor Onderneming (KBO) waarna de vennootschap een ondernemingsnummer zal krijgen. Ook zorgt de griffier voor de publicatie in het Belgisch Staatsblad.
Hoewel de vennootschappen reeds zijn opgenomen in de KBO en het ondernemingsnummer werd verkregen via de griffier van de rechtbank van koophandel, moeten zij zich toch nog inschrijven in een ondernemingsloket als handels- of ambachtsonderneming.
2.2 Landbouwcoöperaties
2.2.1 Definitie
De definitie van Xxx Xxxxxxxx (1948) met betrekking tot een landbouwcoöperatie is: “De landbouwcoöperatie is de vereniging van land- en of tuinbouwers die, in gemeenschappelijk overleg, samen bepaalde handelingen van economische aard verrichten of anders uitgedrukt ter bevordering van de landbouwbedrijfsbelangen der leden.”
2.2.2 Voordelen van een landbouwcoöperatie
De voordelen van een landbouwcoöperatie kunnen omschreven worden als (van Xxxxxxxx, 0000):
• Door samen te werken kunnen kleine en minder kapitaalkrachtige boeren voordelen verkrijgen die normaal alleen zijn weggelegd voor de grote en kapitaalkrachtige boeren.
• Consument en producent worden samengebracht. Tussenpersonen zijn daardoor overbodig en vergoedingen aan tussenpersonen zijn niet langer nodig. Deze besparingen komen de coöperateurs ten goede.
• ‘Eendracht maakt macht’. Samenwerken zorgt voor een sterkere marktpositie met als gevolg een betere onderhandelingspositie met de vaak grote afnemers of leveranciers.
Over het algemeen kunnen we dus zeggen dat een coöperatie zorgt voor een competitief voordeel wat essentieel is in een globaliserende markt.
2.2.3 Verschillende vormen van landbouwcoöperaties
Een coöperatieve kan voor praktisch elk onderdeel van het landbouwbedrijf gebruikt worden. Elke soort van landbouwcoöperatie neemt een deel van het bedrijf voor zijn rekening. Wat volgt is een opsomming van mogelijke landbouwcoöperaties (van Xxxxxxxx, 0000):
• de gezamelijke aankoop van grondstoffen en benodigdheden voor het bedrijf;
• de gezamelijke verkoop van producten of diensten. Bijvoorbeeld: veiling
• het gezamelijk gebruik van machines. Bijvoorbeeld: gezamelijke sproeiverenigingen;
• het gezamelijk sparen;
• de gezamelijke verwerking van producten. Bijvoorbeeld: melkboeren
• de onderlinge verzekeringen.
Hoofdstuk 3: Wijnbouw in Europa en de rol van coöperaties in de wijnbouw
3.1 Wijnbouw in Europa
3.1.1 Huidige situatie
Uit een persbericht van de Europese Commissie voor landbouw en plattelandsontwikkeling (ECLPO) (2007) blijkt dat de EU beschikt over meer dan 2,4 miljoen wijnproducerende ondernemingen, die een oppervlakte van 3,6 miljoen hectare – of twee procent van het landbouwareaal – bestrijken. In de afgelopen tien jaar was er een stijging van de invoer van wijn met tien procent, dit staat in contrast met de slechts langzaam stijgende uitvoer. Het gevolg is dan dat er een overschot verwacht wordt van 15% van de totale productie in het productiejaar 2010/2011.
Op globaal gebied bezet de Europese Unie een hoge positie als het aankomt op de productie, het verbruik en de export op het gebied van wijnbouw. Zo zijn 45% van de teeltgebieden gelegen in de Europese Unie. Verder vindt 65% van de productie, 57% van de consumptie en 70% van de export van wijn plaats in de Europese Unie (ECLPO, 2007).
Sinds de introductie van de Common Market Organisation (CMO) is de wijnmarkt aanzienlijk veranderd. In het begin was er een korte periode van evenwicht tussen vraag en aanbod, waarna de productie ging stijgen terwijl de vraag constant bleef. Vanaf 1980 kwam er ook een kwalitatieve wijziging in de vraag en begon de vraag te dalen. Hierdoor moest de CMO drastisch omgevormd worden (ECLPO, 2007).
Omdat er grote jaarlijkse schommelingen waren in de productie werden er in het begin geen grenzen opgelegd voor de plantages en ook geen marktregularisaties. Dit in combinatie met een nagenoeg gegarandeerde afzet zorgde voor een structureel surplus. Later werden wel grenzen voor plantages opgelegd en financiële stimulansen gebruikt om het aantal wijngaarden te verminderen. Toch werd nog altijd geen evenwicht bereikt.
Omdat de GATT akkoorden (De GATT is een akkoord opgesteld om de handel tussen de betrokken naties vrij te maken en zo een coherent internationaal economisch systeem te creëren (Moniquet, S., 2006)) ervoor zorgden dat het protectionisme verdween kwam er een vraag naar hogere kwalitatiet. Hoger kwaliteitsniveau kon niet elk jaar door de huidige plantages behaald worden (ECLPO, 2007).
De nieuwe CMO voor wijn (Verordening 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999) streeft ernaar om een beter evenwicht te creëren op een gemeenschappelijke markt, zodat de sector permanent competitief blijft. Dit doel wil men behalen door de herstructurering en financiering van een groot deel van de wijngaarden. Dit zou op zijn beurt dan moeten leiden tot producten die voldoen aan de kwaliteitsvraag.
De ECLPO (2007) omschrijft het doel van de nieuwe CMO als:
De nieuwe GMO voor wijn moet het mogelijk maken alle traditionele afzetmogelijkheden voor consumptiealcohol en wijnbouwproducten in stand te houden, rekening te houden met de specifieke kenmerken van de diverse regio's en de rol van de producentengroeperingen en de bedrijfsverenigingen te erkennen. Ze beoogt een aanzienlijk vereenvoudiging van de wetgeving op dit gebied en past zo in het algemene kader van de verduidelijking van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, waarmee in 1995 een begin is gemaakt en die in de Agenda 2000 is voortgezet. Ten slotte zou, na de voltooiing van de herstructurering van het wijngaardareaal, interventie als kunstmatige afzet voor de productie moeten kunnen worden stopgezet. Het kan echter niet worden uitgesloten dat belangrijke schommelingen van de productie, die zo kenmerkend zijn voor de sector, en eventuele belangrijke wijzigingen in de interne vraag en op de wereldmarkt, het noodzakelijk zullen maken om opnieuw een beroep te doen op uitzonderlijke interventiemaatregelen, waarin de Raad voorzichtigheidshalve reeds heeft voorzien. (p. 1)
De inhoud van de hervormingen worden later in dit hoofdstuk besproken.
3.1.2 De markt
In het verdere verloop van dit hoofdstuk wordt de wijnmarkt van de Europese Unie besproken. Hierin komen enkel de belangrijkste landen aan bod. Een overzicht met de volledige tabellen vindt u terug in bijlage nr 2. De gegevens van België worden in detail
besproken in hoofdstuk 7.
3.1.3 De productie
Tabel 1 : De wijnproductie in de Europese Unie (1000 hectoliter)
1996/97 | 1997/98 | 1998/99 | 1999/00 | 2000/01 | 2001/02 | 2002/03 | 2003/04 | 2004/05 | 2005/06 | 2006/07 | |
BE | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 2 | 4 | 4 | 3 |
DE | 8.678 | 8.394 | 10.727 | 12.244 | 9.950 | 8.980 | 9.984 | 8.191 | 10.107 | 9.256 | 9.000 |
GR | 4.105 | 3.980 | 3.826 | 3.680 | 3.558 | 3.477 | 3.095 | 3.804 | 4.282 | 3.997 | 3.899 |
ES | 31.000 | 33.218 | 31.173 | 33.723 | 41.651 | 30.547 | 33.478 | 41.843 | 43.168 | 35.505 | 38.290 |
FR | 57.240 | 53.612 | 53.071 | 60.535 | 57.540 | 53.389 | 50.352 | 46.360 | 57.386 | 52.105 | 52.127 |
IT | 56.322 | 50.117 | 57.140 | 58.073 | 54.088 | 52.293 | 44.604 | 44.087 | 53.135 | 50.566 | 49.631 |
PT | 9.712 | 6.124 | 3.750 | 7.859 | 6.709 | 7.790 | 6.677 | 7.340 | 7.481 | 7.267 | 7.532 |
HU | 3.339 | 4.299 | 5.406 | 3.333 | 3.800 | 5.271 | 3.567 | 3.144 | |||
RO | 6.054 | 5.090 | 2.951 | 5.461 | 5.555 | 6.166 | 2.602 | 5.015 | |||
Lu | 128 | 75 | 159 | 184 | 132 | 135 | 154 | 123 | 156 | 135 | 124 |
Eu | 169.305 | 157.316 | 162.534 | 179.073 | 178.472 | 168.620 | 160.989 | 165.903 | 194.154 | 171.015 | 174.457 |
Bron: Eurostat (2008)
Tabel 1 geeft de belangrijkste landen weer met betrekking tot de wijnproductie in de Europese Unie over een periode van elf jaar. Uit cijfers van Eurostat (2008) blijkt dat Frankrijk de grootste wijnproducent van de Europese Unie is. Met een gemiddelde van ongeveer 54 miljoen hectoliter produceert Frankrijk meer wijn dan Italië en Spanje, de tweede en derde grootste producenten van de EU. Deze drie grootste producenten hebben samen meer dan 80 procent van de totale gemiddelde productie binnen de EU in handen. De totale wijnproductie van de EU is moeilijk te bespreken vermits de totale wijnproductie beïnvloed wordt door de uitbreiding van de Europese Unie, dit heeft een invloed op de productie. De stijging van de productie in het jaar 2004/05 is hier een
voorbeeld van. Samen met de drie grootste landen hebben ook Duitsland en Portugal een aanzienlijke invloed op de totale wijnproductie. Uit tabel 1 en figuur 1 blijkt dat wanneer in deze landen grote veranderingen plaatsvinden, deze ook van invloed zijn op de totale productie in de EU. Figuur 1 geeft weer dat de productie in Frankrijk over deze elfjarige periode gedaald is met negen procent. Dit gebeurde echter met schommelingen, het hoogtepunt van de productie vond plaats in 1999/2000. Hierna ging de productie in dalende lijn tot het jaar 2003/04. Ook Italië met een gemiddelde productie van 52 miljoen hectoliter en de op één na grootste producent heeft net als Frankrijk een dalende trend in de productie. De daling is hier echter sterker en bedraagt 12 procent. In Spanje daarentegen is de productie van wijn gestegen met 23.5 procent met uitschieters boven de 40 miljoen hectoliter in de productiejaren 2000/01, 2003/04 en 2004/05. De wijnproductie kende in het jaar 2001/02 en 2005/06 echter ook een grote terugval. De gemiddelde wijnproductie bedraagt in Spanje 36 miljoen hectoliter. Duitsland kent op zijn beurt een kleine stijging in de productie. In de periode 1998/2000 en in het jaar 2004/05 stijgt de productie even boven de tien miljoen hectoliter. Deze piekperiodes worden in de volgende jaren ook steeds afgezwakt. De productie van wijn in Portugal kent tot het jaar 1998/99 een sterk dalend verloop. Vanaf dit productiejaar gaat het al schommelend in stijgende lijn. Ten opzichte van 1996/97 is de productie nog steeds gedaald. De invloed van Duitsland en Portugal met gemiddelden van respectievelijk negen en een halve en zeven miljoen hectoliter zijn van minder belang dan de invloed van Frankrijk, Italië en Spanje.
70.000
60.000
50.000
40.000
30.000
20.000
10.000
0
DE
ES FR IT
PT
Figuur 1 : Wijnproductie in de Europese Unie (in 1000 hectoliter)
Bron: Eurostat (2008)
30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0
USA
Argentina Australia S-Afr
Chili
Figuur 2 : Wijnproductie in andere landen (1000 hl)
Jaar(1000hl) | USA | Argentinië | Australia | S-Afr | Chili |
1996/97 | 17.415 | 6.060 | 5.767 | 3.823 | |
1997/98 | 20.223 | 5.670 | 5.467 | 4.308 | |
1998/99 | 18.703 | 12.547 | 6.800 | 5.444 | 5.266 |
1999/2000 | 19.027 | 15.888 | 8.511 | 7.968 | 4.807 |
2000/2001 | 23.333 | 12.537 | 8.064 | 6.949 | 6.419 |
2001/2002 | 22.186 | 15.835 | 10.163 | 6.471 | 5.701 |
2002/2003 | 20.883 | 12.695 | 12.354 | 7.189 | 5.752 |
2003/2004 | 22.253 | 13.225 | 10.854 | 8.850 | 6.682 |
2004/2005° | 23.047 | 13.500 | 13.890 | 9.280 | 6.682 |
2005/2006° | 27.029 | 15.200 | 13.250 | 8.450 | 6.700 |
2006-2007° | 23.500 | 15.200 | 13.200 | 9.000 | 8.000 |
Bron: ECLP (2007)
Bron: ECLP (2007)
Tabel 2: Wijnproduc tie in andere landen
Uit cijfers van de Europese Commissie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling (ECLP) (2007) blijkt dat niet enkel binnen de Europese Unie wijn wordt geproduceerd. Enkele
andere belangrijke gebieden zijn de Verenigde Staten, Argentinië, Zuid-Afrika en Chili. Uit tabel 2 blijkt dat de USA de grootste van deze producenten is, gevolgd door Argentinië en Australië. Figuur 2 toont dat over deze elf jarige periode al deze landen over een stijgende productiehoeveelheid beschikken, dit in tegenstelling tot de grotere EU productielanden. Door deze stijging gaan ze een steeds grotere invloed verkrijgen op de globale wijnmarkt.
3.1.4 Consumptie
Tabel 3: Wijnconsumptie in de EU (in 1000 hl)
Campagne (1000hl) | 1996/97 | 1997/98 | 1998/99 | 1999/2000 | 2000/2001 | 2001/2002 | 2002/2003 | 2003-2004 | 2004-2005 | 2005-2006 |
BE | 2.106 | 2.345 | 2.042 | 2.089 | 2.005 | 2.525 | 2.236 | 2.657 | 2.555 | 3.091 |
DE | 18.974 | 19.345 | 18.734 | 19.324 | 19.433 | 20.362 | 19.545 | 19.971 | 19.719 | 19.976 |
ES | 14.529 | 14.590 | 14.792 | 14.547 | 14.424 | 14.059 | 12.993 | 14.995 | 14.187 | 13.646 |
FR | 34.941 | 35.500 | 35.002 | 34.071 | 32.291 | 33.261 | 32.521 | 30.715 | 29.330 | 31.010 |
IT | 33.820 | 32.134 | 31.807 | 31.692 | 27.251 | 27.942 | 29.533 | 22.237 | 27.170 | 25.847 |
PT | 5.443 | 5.055 | 5.056 | 5.054 | 4.488 | 4.522 | 5.316 | 5.239 | 5.030 | 4.650 |
UK | 7.587 | 8.045 | 8.522 | 9.391 | 9.667 | 9.599 | 9.968 | 13.131 | 12.548 | 12.295 |
EU | 128.147 | 127.749 | 128.076 | 128.699 | 121.080 | 124.749 | 124.336 | 122.345 | 131.577 | 133.243 |
Mondial | 228.800 | 224.700 | 224.800 | 226.900 | 228.600 | 235.200 | 237.000 |
Bron: ECLP (2007)
Volgens de ECLP (2007) is het wijnverbruik op mondiaal gebied tussen 1998 en 2005 gestegen met drie procent. De consumptiehoeveelheden per land bevinden zich in tabel
3. De consumptie van België wordt later besproken in hoofdstuk 7. De landen die een grote invloed hebben op de consumptie in de Europese Unie zijn Duitsland, Spanje, Frankrijk, Italië, het Verenigd Koninkrijk en Portugal. Zoals blijkt uit tabel 3 is er na de val van de consumptie in 1999/00 op wereldvlak een stijgende trend merkbaar. Ook in de Europese Unie is een stijging merkbaar. Na een periode van stabiliteit kende de wijnconsumptie in 2000/01 een daling van zes procent. Vanaf 2004/05 vindt er terug een sterke stijging plaats, deze is voornamelijk te verklaren door de toetreding van 10 nieuwe wijnlanden en de stijging van de consumptie in Italië (FOD buitenlandse zaken, 2007). Figuur 3 toont aan dat Frankrijk zowel de grootste producent als consument van wijn is. Over de gehele periode bekeken vindt er in Frankrijk een daling plaats van elf procent. De Fransen consumeren over deze periode gemiddeld 33 miljoen hectoliter. De
tweede grootste wijnconsumenten zijn de Italianen. Deze consumeren gemiddeld 29 miljoen hectoliter. Ook in Italië is er een dalende trend in de wijnconsumptie. Zowel in Frankrijk als Italië is er een zeer grote terugval in het jaar 2000/01. Deze daling ligt aan de basis voor de daling in de EU consumptie. De consumptie in Duitsland en Spanje is gedurende deze periode ongeveer stabiel gebleven. In tegenstelling tot de andere landen vindt er in het Verenigd Koninkrijk wel een stijging plaats in de wijnconsumptie met 62 procent. Omwille van de kleinere hoeveelheden is deze stijging niet van een zeer grote invloed op de totale consumptie. Vooral in het jaar 2003/04 vindt er een sterke stijging plaats (ECLP, 2007).
40.000
35.000
30.000
25.000
20.000
15.000
10.000
5.000
0
DE
ES FR IT
UK
Figuur 3: Wijnconsumptie in de EU (in 1000 hl)
Bron: ECLP (2007)
3.1.5 Handel
Met de handel wordt de import en de export, zowel binnen als buiten de Europese Unie bedoeld. Uit cijfers van de ECLP (Bijlage 2) (2007) blijkt dat de grootste importeurs uit de EU Duitsland, Het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk zijn. Ook Nederland en België importeren ondanks de grootte van deze landen toch een aanzienlijke hoeveelheid wijn. Op het gebied van de export zijn Frankrijk, Italië, Griekenland, Duitsland en Portugal de belangrijkste landen. De evolutie wordt weergegeven in figuur 4 en figuur 5. Ondanks de kleine stijging in de productie van de Duitse wijnen en een stabiele consumptie voert Duitsland sinds het jaar 2002/03 meer en meer wijn in. Gemiddeld bedraagt de import
12.5 miljoen hectoliter, wat net iets meer is als een vierde van de totale import in de EU. De Duitsers voeren ongeveer 80 procent van hun wijnen in uit de EU landen. De overige
wijn komt uit de rest van de wereld. Ook op het gebied van de export is Duitsland een belangrijke speler, gemiddeld wordt er zo een 2.5 miljoen hectoliter per jaar uitgevoerd. Hiervan is het merendeel bestemd voor de EU-landen. Opmerkelijk is dat ook de wijnexport in lichte mate gestegen is. Het Verenigd Koninkrijk heeft op het gebied van productie en export bijna geen invloed op de Europese totalen. Vermits de consumptie van wijn hoog is in het VK wordt bijna alle wijn ingevoerd. De import zit dan ook net zoals de consumptie in een stijgende trend. Opmerkelijk hier is dat meer dan één derde van de import afkomstig is van buiten de EU. Frankrijk dat zowel het grootste land is op gebied van productie en consumptie voert jaarlijks ongeveer een 5.5 miljoen hectoliter aan wijn in. De import is stabiel gebleven over de periode, enkel in het jaar 2002/03 werd er minder ingevoerd. Ongeveer de volledige import is afkomstig uit de Europese Unie. Ook op het gebied van de export hoort Frankrijk bij de koplopers. Enkel in de periode van 1998/00 kende de export een zware terugval. Deze terugval is te wijten aan de export binnen de EU landen. Buiten de EU bleef de export constant. In de andere periodes exporteerde Frankrijk 14.5 miljoen hectoliter wijn. Hiervan was ongeveer 70 procent percent bestemd voor de landen uit de Europese Unie. Bij de andere grote productielanden zoals Italië, Portugal en Spanje is de import van geen belang. De export in Spanje is sterk gestegen van 2000/01 tot 2003/04. Daarna is deze terug gestagneerd. Deze stijging werd mogelijk gemaakt door de stijging in de productie. De export bevindt zich nu op eenzelfde hoogte als deze van Frankrijk en Italië. Van deze export gaat één vierde naar niet EU landen. In Italië is 25 à 30 procent van de export bestemd voor de niet EU landen. De totale export van Italië kent een zeer schommelend verloop. Deze schommelingen zijn te verklaren aan de wijzigingen in de export naar andere EU landen. De export van Portugal is net als deze van Duitsland van mindere invloed. Over het algemeen kent deze wel een lichte stijging. De gemiddelde exporthoeveelheid bedraagt ongeveer twee miljoen hectoliter. In het ene jaar voert Portugal meer uit naar EU landen. In andere jaren is de export groter naar niet EU landen.
België en Nederland hebben omwille van hun lage productie geen invloed op de export. Vermits de consumptie in deze landen toch hoog is met betrekking tot het aantal inwoners moeten ze dit tekort opvangen door een hogere import. De import in deze beide landen kent een stijgend verloop (ECLP, 2007).
Zowel de totale import als de totale export van de Europese Unie zit in een stijgende lijn. Het grote deel vab de import is tussen de EU landen onderling. De import van buiten de Europese Unie is afkomstig uit Australië, Zuid-Afrika, Chili en de Verenigde Staten. Ook Argentinië begint steeds meer wijn te leveren aan de EU (ECLP, 2007). De voornaamste landen waarnaar de EU exporteert zijn de Verenigde Staten, Zwitserland, Canada en Japan. Sinds 2005 hoort Rusland ook bij deze lijst.
16000
14000
12000
10000
8000
6000
4000
2000
0
BE
DE FR UK
NL
Figuur 4: Wijnimport van de EU landen (1000 HL)
Bron: ECLP (2007)
20.000
18.000
16.000
14.000
12.000
10.000
8.000
6.000
4.000
2.000
0
DE
ES FR IT
PT
Figuur 5: Wijnexport van de EU landen (1000 HL)
Bron: ECLP (2007)
3.1.6 Voorraden
Tabel 4: Wijnvoorraden in de EU (in 1000 hl)
Vintage year (1000hl) | 1999/00 | 2000/01 | 2001/02 | 2002/03 | 2003/04 | 2004/05 | 2005/06 | 2006/07 |
DE | 15.768 | 16.780 | 16.500 | 14.770 | 14.285 | 12.640 | 13.163 | 12.802 |
ES | 25.611 | 27.484 | 34.784 | 32.091 | 31.502 | 34.443 | 37.565 | 33.212 |
FR | 46.261 | 51.280 | 55.981 | 55.072 | 53.708 | 52.220 | 61.352 | 59.759 |
IT | 32.036 | 30.399 | 37.009 | 34.877 | 32.841 | 37.481 | 43.350 | 41.990 |
PT | 7.312 | 8.914 | 10.314 | 11.984 | 10.454 | 10.140 | 10.446 | 10.615 |
EU | 134.974 | 142.221 | 161.900 | 156.725 | 156.634 | 159.822 | 180.361 | 171.092 |
Bron: ECLP (2007)
Zoals eerder vermeld kampt de Europese wijnmarkt met voorraden. In de toekomst verwacht men nog een toename.
In deze sectie worden de landen en zijn voorraden besproken. De cijfers van de ECLP (2007) bevinden zich in tabel 4. Voor de interpretatie van deze cijfers is het belangrijk dat sinds 2000/2001 de voorraden gemeten worden op 31 juli in plaats van 31 augustus. Omdat de wijn normaal geproduceerd wordt vanaf september gaat de voorraad in juli hoger zijn dan in augustus. Als gevolg moet men er rekening mee houden dat de voorraad in juli acht procent hoger is dan in augustus. Om het duidelijker te maken zijn de cijfers van 1999/2000 verhoogd met acht procent en zullen deze cijfers besproken worden vanaf dit jaar. Uit tabel 4 blijkt dat Frankrijk de grootste voorraden in stock heeft en dat deze voorraad over de tijd groter zal worden. In het jaar 2006/07 zou Frankrijk één derde van de Europese wijnvoorraad vertegenwoordigen. Ook in Italië en Spanje stijgen de wijnvoorraden. Deze stijgen in mindere mate dan Frankrijk. Deze drie landen samen vertegenwoordigen meer dan 75 procent van de totale Europese wijnvoorraad. Ook Duitsland en Portugal, die net als de vorige drie landen, behoren tot de grootste EU producenten van wijn hebben een belangrijke voorraad aan wijn. Het verschil is dat in Portugal de voorraad slechts zeer gering toeneemt vanaf 2001/02 en dat in Duitsland de voorraad zelfs afneemt. (ECLP, 2007)
Vermits er verwacht wordt dat deze voorraden nog steeds groter worden en om de markt competitiever te maken zijn er enkele hervormingen doorgevoerd. Deze worden in het volgende punt besproken.
3.1.7 Hervormingen in de wijnsector van de Europese Unie
In 2007 deed de Europese Commissie van Landbouw en Plattelandsontwikkeling een voorstel om de wijnsector te reorganiseren. De doelstelling van de ECLP (2007) was:
This aims to increase the competitiveness of EU producers, win back markets, balance supply and demand, simplify the rules, preserve the best traditions of EU wine production, reinforce the social fabric of rural areas and respect the environment
De 1.3 miljard euro, door de Europese Unie uitgetrokken voor de wijnbouw (ECLP, 2007), zou op die manier beter kunnen aangewend worden.
Eind 2007 nam de ECLP een deel van de hervorming voor de Common Market Organisaiton for wine (CMO) voor zich. De hervormingen zullen van start gaan op 1 Augustus 2008. De hoofdpunten uit de hervormingen van de CMO zijn (ECLP, 2008):
• Nationale financiële ondersteuning: het zullen de lidstaten zijn die de subsidie van de EU zullen ontvangen. Als gevolg kunnen er maatregelen genomen worden afhankelijk van de situatie waarin het land zich bevindt. Zulke maatregelen zijn ondermeer de promotie van de wijn in andere landen, subsidies voor biologisch telen of herstructureringen van de wijngaard;
• maatregelen voor plattelandsontwikkeling: een deel van het budget zal gaan naar maatregelen voor plattelandsontwikkelng. Zulke maartregelen zijn ondermeer hulp voor jonge wijnboeren, verbetering voor de marketing of steun aan producentenorganisaties;
• aanplantingsrechten: deze rechten moeten uitgebreid worden tegen 2015. Er bestaat wel de mogelijkheid om deze voort te zetten op nationaal niveau tot 2018;
• elimineren van distillatieregelingen: crisis distillatie wordt beperkt tot vier jaar , met een maximum van 20 percent van het nationale budget in het eerstje jaar, 15 procent in jaar twee, tien procent in jaar drie en vijf procent in jaar vier.
• introductie van een Single Farm Payment: een budget dat door de nationale overheid aan de wijnbouwer moet gegeven worden wanneer deze beslist om zijn wijnstokkken te rooien;
• rooiregeling: een vrijwillige en drie jaar durende rooiregeling voor in het totaal
175.000 hectaren aan wijnbouwoppervlakte in de Europese Unie. De wijnboer die
een oppervlakte wijnstokken vernietigt krijgt een premie. De nationale overheid kan het rooien verbieden als het gebied meer dan acht procent van de totale wijnbouwoppervlakte van het land omslaat of wanneer de wijnbouwoppervlakte meer dan tien procent van de regio omvat. De Europese Commissie kan het rooien stopzetten als het gebied meer dan 15 procent van de totale wijnoppervlakte van het land omslaat.. Een lidstaat kan het rooien ook verbieden in berggebieden en omwille van omgevingsfactoren;
• Wijnbereiding: nieuwe of wijzigingen aan bestaande manier van wijnbereiding zullen goedgekeurd moeten worden door de Europese Commissie. Deze praktijken, die toegelaten worden door het OIV (Organisation International du vinge et du vin), zullen door de Europe Commissie dan worden gepubliceerd;
• betere labelling wetten: Het concept van de EU kwaliteitswijnen zal gebaseerd worden op de wijnen met een gecontroleerde oorsprongbenaming en op wijnen met geografische indicaties. De gevestigde nationale kwaliteitsbeleiden zullen bestaan blijven. De labelling moet vereenvoudigd worden. Verschillende traditionele termen en flessen zullen beschermd blijven;
• chaptalisatie: Het toevoegen van suikers blijft toegelaten. Op termijn moet de maximumhoeveelheid voor de verrijking met suiker of most dalen. Bij uitzonderlijke klimaatsomstandigheden kan de lidstaat bij de Commissie een aanvraag doe om deze maximumhoeveelheid te overschrijden;
• hulp bij het gebruik van most: geen wijzigingen voor de volgende vier jaar. Hierna al deze uitgave in losgekoppelde betalingen aan de wijnproducent uitgekeerd worden..
3.2 De rol van de coöperatie in de wijnbouw
Xxx Xxxxxx (2001) kwam tot het besluit dat het telen van druiven en de productie van wijn hoge vaste kosten met zich mee brengt. De wijnboer zet een groot deel van zijn vermogen in de productie- en opslaginstallaties. Deze installaties worden maar voor een beperkt tijd gebruikt waardoor onderbezetting en verlies van opbrengst. Door samenwerking en gezamenlijke activiteiten kunnen boeren hun kosten drukken.
In de Europese wijnlanden zoals Frankrijk, Italië, Spanje, Duitsland en Portugal hebben wijnbouwcoöperaties een aanzienlijk marktaandeel in handen. Er is sprake van een marktaandeel tussen de veertig en vijftig procent.
De ‘Confédération des coopératives vinicoles de France (2004)’ schreef dat De wijnbouwcoöperatie beantwoordt aan een structuur die de samenhang van de wijnketen verzekert: het werk in de wijngaard en de wijnkelders om vervolgens de wijn op de markt te brengen.
De coöperatie komt tussen op de volgende gebieden:
• het productiegebied : Het geven van advies en het superviseren van de productietechnieken;
• op het gebied van de verwerking, de bereiding en de bewaring: beroep doen op gespecialiseerd en opgeleid personeel en investeren in hoog technologische machines maken het mogelijk grote hoeveelheden te produceren en op te slaan;
• op het gebied van de commercialisering: Door het inzetten van commercieel- technische specialisten kan de verkoop in kleinere kelders gewaarborgd blijven.
Verder zijn er nog andere overkoepelende taken van coöperaties. Zo zorgen de coöperaties voor toepassing van innovaties in de drie gebieden. Maar de rol van de coöperatie is niet louter technisch. Een andere belangrijke zorg is dat er naast de kwaliteit ook gekeken wordt naar economische-, sociale- en milieufactoren en aspecten. Bvb. Hoe gaat een coöperatie zijn leden vergoeden? Wat gebeurt er met het afvalwater? (Confédération des coopératives vinicoles de France, 2004).
Ook proberen coöperaties de kleinere producenten te beschermen doorb financiële, technische en administratieve ondersteuning zodat ze ook de kans krijgen zich te vestigen en uit te bouwen.
Het laatste aspect van de wijnbouwcoöperatie is het mobiliseren van kapitaal (Confédération des coopératives vinicoles de France, 2004).
De belangrijkste waarden voor een wijnbouwcoöperatie zijn (Confédération des coopératives vinicoles de France, 2004):
• solidariteit:
• eenheid;
• democratie;
• verantwoordelijkheid;
• vertrouwen en transparantie;
• en het behouden van de tradities.
Hoofdstuk 4: Buitenlandse wijnbouwcoöperaties
In dit hoofdstuk worden enkele buitenlandse wijnbouwcoöperaties besproken. Aan de hand hiervan kan de beste vorm voor het businessmodel gekozen worden. Achtereenvolgens worden de Achterhoekse Wijnbouwers uit Nederland, Les Domaines de Vinsmoselle uit Xxxxxxxxx, Xxxxxx der Rheinhessischen Sweiz uit Duitsland en Cave de Lugny uit Frankrijk besproken. De informatie is bekomen uit interviews met de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxx , de xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx, xxxxxxx Xxxxxxx Xxxxxx en de xxxx Xxxx Xxxxxxxx. Deze interviews vormen de basis van deze tekst. Voor de overige informatie is beroep gedaan op de websites van deze coöperaties. Indien dit mogelijk was, zijn ook de statuten en de jaarrekening opgevraagd. De vragen van het interview zijn terug te vinden in bijlage 3. De statuten en jaarrekeningen zijn terug te vinden in bijlage 4.
4.1 De Achterhoekse wijnbouwers
Figuur 6: logo Achterhoekse wijnbouwers
Bron: De Nieuwe Baankreis (z.d.)
De coöperatie is opgericht op 8 januari 2004 nadat enkele aspirant wijnbouwers op een gelijkmatige basis met elkaar wilden samenwerken voor het maken en verkopen van Nederlandse wijn. De coöperatie is gevestigd in Lievelde. Het statuut van coöperatieve vennootschap werd gekozen omdat men de risico’s voor de bestuurders wou afdekken. Alvorens de coöperatie op te richten is er een studie uitgevoerd met als doel de interesse bij de wijnbouwers te toetsen. Het unieke project om een coöperatie op te richten is ontstaan door de Stichting Wijnbouw Achterhoek die een hoogwaardig streekproduct wou creëren. Hieruit is later de wijnbouwcoöperatie ontstaan. De Stichting heeft gezorgd voor een subsidie en een cursus in samenwerking met de Wageningen Universiteit zodat het voor belangstellenden mogelijk was opgeleid te worden tot wijnbouwer (Achterhoekse Wijnbouwers, 0000). Xx Xxxxxxxxxx Universiteit is de belangrijkste universiteit op het
gebeid van life sciences. Deze universiteit richt zich op onderwerpen als voeding, gezondheid, natuur en leefomgeving (Wageningen Universiteit, 2008). De voordelen die de coöperatie kan bieden ten opzichte van het individueel produceren zijn: de binding en het contact tussen de leden, de gezamenlijke en eenmalige investering in de apparatuur en de inkoop van kennis die voor de individuele teler onbetaalbaar is. Ook zet de coöperatie haar leden in het domein waar ze de meeste kennis hebben. Op deze manier worden de werkzaamheden verdeeld en kunnen er grotere vooruitgangen geboekt worden. Voor het maken van de wijn doet de coöperatie beroep op twee externe professionals. Xxxxxx Xxxxxxx is een Zuid-Afrikaanse wijnbouwer die tijdens de Nederlandse oogstperiode zes weken reist voor de coöperatie. Hij is bekend voor zijn goede rode wijnen. Xxxxxx Xxxxxxx is de eigenaar van een 13 ha grote wijngaard in Duitsland. Elke maand komt hij naar de ‘Achterhoekse Wijnbouwers’ om de druiven en de wijnen te controleren. Indien nodig geeft hij advies aan de leden (Achterhoekse Wijnbouwers, 2007). Beide heren waren studiegenoten aan de wijnacademie in Geisenheim. Voor de coöperatie zijn beiden heren van groot belang. Voor een goede wijn te maken is het noodzakelijk dat zeker aan twee voorwaarden wordt voldaan: er moet een goede wijnmaker aanwezig zijn, maar zonder goede druiven kan zelfs de beste wijnmaker geen goede wijn produceren. Beide vinden dat het in Nederland belangrijker is om kwaliteitsvolle wijn te creëren dan aan massaproductie te doen. Deze markt is immers al verzadigd. Enkel door samenwerking van de elf Nederlandse wijnboeren waren deze in de mogelijkheid beroep te doen op de ervaring, expertise en hulp van deze experts. (Vrienden van het Platteland, 2005).
De wijnen die door de coöperatie gemaakt worden zijn (Wijngoed Kranenburg, z.d.):
• Johanitter: deze wijn lijkt veel op de Riesling wijn, goede zuren, fris en toch elegant. De verkoopprijs bedraagt 11,50€;
• Uut bloaze’n: deze cuvee wijn is een soepele wijn, fris van smaak, met een goede afdronk. Deze cuvee wijn is gemaakt van de Merzling en Seyval Blanc druif. De verkoopprijs bedraagt 9,75€;
• Solaris: de top van de witte wijn, zeer fruitig, zacht in de mond en zeer lange afdronk. De verkoopprijs bedraagt 13,5€;
• Weerkomm'n: een volle rosé gemaakt van de Rondo druif heerlijk bij het eten. De verkoopprijs bedraagt 9.75€
• Regent Rosé: dit jaar komt de nieuwe Regent rosé beschikbaar een prachtige rosé met de smaak en kleur zoals een echte rosé behoort te zijn. De verkoopprijs bedraagt 11.5€;
• Rondo 2006: een milde rode zomer wijn, fruitig met een lange afdronk. De verkoopprijs bedraagt 11,5€;
• Regent fruitig 2006: deze rode fruitige wijn heeft een goede kleur en geur en is compleet. De nog erg jonge wijn heeft nog veel tannine’s, wellicht nog enkele maanden laten rijpen op de fles en dan is ook deze wijn verkoopsklaar. De verkoopprijs bedraagt 11,5€;
• Regent Barrique: deze wijn ligt nog te rijpen op eikenhouten vaten en is daarom pas in het najaar van 2007 beschikbaar. Deze wijn is voller als de Regent fruitig, dit komt door de rijping op de eikenhouten vaten.
• Maréchal Foch 2006: bijzondere wijn met een dieprode kleur, lekker bij tapas en lichte vleesgerechten. De verkoopprijs bedraagt 11,5 €;
• Xxxx Xxxxxxxxx: (licht mousserende wijn). Wijn met koolzuur. Gemaakt van de Regent druif. De verkoopprijs bedraagt 13,5€.
Vijf van deze wijnen zijn op de nationale wijnkeuring 2007 van de Stichting Wijninstituut Nederland in de prijzen gevallen. Deze wedstrijd gebruikt de normen van het Office International de la Vigne et du vin. De Solaris mocht de zilveren medaille in ontvangst nemen, de Johanitter was goed voor een bronzen medaille. Verder kregen de Weerkomm’n, Rondo en de Regent Fruitig 2006 een keurzegel. Opvallend is dat van de
40.000 flessen die de Achterhoekse wijnbouwers produceren er maar liefst 32.000 behoren tot de wijnen die een prijs hebben ontvangen. Veelal hebben ze de prijs ontvangen omwille van hun verrassende karakter (Achterhoekse Wijnbouwers, 2007). De vraag is of er nog groeimogelijkheden zijn binnen deze druivensoorten. Het ontbreekt de druivensoorten aan naambekendheid om verder dan de naburige streken wijn te verkopen. Dit verklaart waarschijnlijk waarom de coöperatie kiest voor kwaliteitswijnen in plaats van grootschalige productie.
De coöperatie koopt de druiven aan van haar telers waarna deze omgezet worden in wijn. Verder zorgt zij voor de gezamenlijke inkoop van kennis en apparatuur voor de individuele wijnbouwers. De reden hiervoor is de kosten te kunnen drukken. De inkoop van de kennis is voornamelijk de inbreng van de bovengenoemde experts. De aankoop van apparatuur betreft materialen zoals palen, draden en wijnstokken. Het productiemateriaal dat nodig is om van de druif over te gaan tot de gebottelde fles wijn is aanwezig in de coöperatie. Dit volledige proces wordt in hoofdstuk zeven besproken. Eens er wijn geproduceerd is, krijgen de telers als eerste het recht om de wijn terug te kopen. De verkoop van de resterende wijn neemt de coöperatie voor zich. Op de teruggekochte wijnen kan het etiket van de oorspronkelijke wijnboer gekleefd worden. Er is dus sprake van een productie-, aankoop- en verkoopcoöperatie. Om de verkoop van de wijnen te stimuleren houden de leden jaarlijks een open wijngaarddag. Op zo een dag kunnen alle belangstellenden de wijngaard van dichtbij bekijken en de wijnen kopen. Ook kan er doorheen het hele jaar een bezoek gebracht worden aan de verscheidene
leden om de wijngaarden te bezichtigen en de wijnen te proeven. Op deze manier zorgen de leden ook afzonderlijk voor de promotie van hun wijnen. Om de verpakking aantrekkelijker te maken, kunnen de wijnen bij de meeste leden ook gekocht worden in speciale pakketten. Zo zijn er ondermeer kerstpakketten en pakketten met wijn gecombineerd met wijnaccessoires. Afhankelijk van de plaats van bestemming kan de wijn ook tegen een bepaalde vergoeding verstuurd worden (Achterhoekse Wijnbouwers, 2007).
In totaal bestaan de ‘Achterhoekse Wijnbouwers’ nu uit 11 leden. Bij de start waren er 10 wijnbouwers. In 2006 heeft het 11de lid hen vervoegd. De coöperatie gaat echter niet actief op zoek naar nieuwe leden. Wanneer een nieuwe wijnbouwer zich kandidaat stelt wordt deze door het bestuur uitgenodigd tot een verkennend gesprek. Het bestuur beslist daarna of het lid voldoet aan de statuten. Het bestuur legt het lidmaatschap voor aan de ledenvergadering. Deze beslist over de toelating. De voorwaarde tot lidmaatschap is dat de wijndruiven op een professionele en commerciële manier moeten geteeld worden op tenminste 1 hectare wijnbouwoppervlakte. In totaal beschikken de Achterhoekse Wijnbouwers over meer dan 18 ha wijnbouwoppervlakte, waaruit 60 procent rode en 40 procent uit witte wijn wordt geproduceerd. Zoals blijkt uit de strategie van de coöperatie is de kwaliteit van de druiven van groot belang. Dit is de enige mogelijkheid om in deze gebieden te kunnen concurreren tegen de grotere wijnlanden.
De 11 leden nemen deel aan de ledenraad. Deze ledenraad kiest de Raad van Bestuur. Daarnaast is er het dagelijks bestuur. Voorstellen geformuleerd door het dagelijks bestuur worden door de Raad van Bestuur al dan niet goedgekeurd. De raad van bestuur kan afgekeurde voorstellen herwerkten en/of herformuleren. Het beperkt aantal leden maakt een nauwe samenwerking met het bestuur mogelijk en bevordert eveneens het medezegenschap in de te nemen beslissingen. Een bedrijfsleider en twee voorgenoemde experts zorgen voor de werking van de coöperatie. De coöperatie maakt geen deel uit van een nationaal of internationaal netwerk.
Het marktaandeel van de ‘Achterhoekse Wijnbouwers’ is nog niet te berekenen, omdat de periode van activiteit nog lang genoeg is. Wanneer het aandeel vergeleken wordt met alle aangeboden wijnen dan is dit verwaarloosbaar. Door de aanplant van de wijngaarden in 2004 is de Achterhoek wel het grootste wijnbouwgebied van Nederland geworden. Doordat de Achterhoekse Wijnbouwers behoren tot de kleine ondernemingen moeten zij slechts een beperkte balans neerleggen. De statuten werden niet openbaar gemaakt. Wat hieruit afgeleid kan worden is dat de activa kleiner zijn dan 3,65 miljoen euro, de omzet minder is dan 7,3 miljoen euro en er maximum 50 personeelsleden te werk zijn gesteld. Het interview gaf ons geen details over de omzet, het lidgeld en de
kapitaalinbreng van de leden afleiden. Door een gemiddelde prijs te nemen van 11,5 euro en te veronderstellen dat alle 40.000 flessen verkocht kunnen worden kan de omzet uit alleen de wijnverkoop op 462.500 euro geschat worden. De coöperatie verkrijgt haar financiële middelen doordat de leden inschrijvingsgeld en een inleg per plant betalen. Verder haalt ze ook kredieten bij de bank en door de verkoop van de wijn. De telers krijgen een vergoeding voor de aangeleverde druiven. Deze vergoeding wordt per druivensoort bepaald door de ledenraad, indien er meer dan 10% boven de onderling afgesproken quota wordt geleverd, dan wordt er een staffelkorting gehanteerd. Dit betekent dat hoe meer kilo’s er teveel geleverd worden, hoe minder geld voor die extra kilo’s betaald zal worden. De leden ontvangen een dividend indien de coöperatie winst maakt. De winsten worden niet uitgegeven aan giften, sponsoring of andere begunstigden. Het balanstotaal bedraagt in 2006: 157.382 euro. Een verdubbeling ten opzicht van 2005. De activa zijn gestegen van 50.000 euro in 2005 naar 65.000 euro in 2006, wat betekent dat er investeringen gedaan zijn, bijvoorbeeld de eiken houten vaten die nodig zijn om een nieuwe wijnsoort ‘Regent Barrique’ in op te slaan. In 2006 ontstonden de eerste vorderingen naar klanten toe. De schulden op korte termijn zijn verdrievoudigd en de rekening courant heeft een negatieve waarde. Het verenigingsvermogen is gedaald van 36.000 naar 16.000 euro (Kamer van Koophandel, 2007).
Tabel 5: Balansgegevens Achterhoekse Wijnbouwers
Jaar | 2005 | 2006 |
Balanstotaal | 84.001 | 157.382 |
Activa | 50.507 | 64.605 |
Verenigingsvermogen | 36.359 | 16.051 |
Xxxxxxxxxxxxxxxxxx | 0 | 9.958 |
Bron: Kamer van Koophandel (2007)
4.2 Les Domaines de Vinsmoselle
Figuur 7: logo Les Domaines de Vinsmoselle
Bron : Gouden gids (2008)
De coöperatie is opgericht in 1966. ‘Les Domaines de Vinsmoselle’ is de grootste wijnproducent in Luxemburg en is gelegen in Stadtbredimus. De coöperatie is opgericht om het aanbod van de wijn te concentreren en zo een betere prijs te bekomen. Door deze schaalvergroting werd het voor ‘Les Domaines de Vinsmoselle’ ook mogelijk om de internationale geconcentreerde markten te betreden. Door de opkomst van de grote en middelgrote supermarkten heeft er zich in Luxemburg een nieuwe dynamiek kunnen ontwikkelen waardoor er op grote schaal wijnen verkocht konden worden. De voordelen ten opzichte van het individueel produceren van deze coöperatie zijn:
• de schaalvoordelen waardoor er goedkoper kan geproduceerd worden;
• een maximalisatie van het gewicht dat de coöperatie kan uitvoeren op de markt. De coöperatie is een reactie op de asymmetrische verhouding die bestond bij de onderhandelingen over de wijn waarbij de vraag sterker stond dan het aanbod. Door de coöperatie is deze machtsverhouding evenwichtiger. Deze onderhandelingen gingen meestal over de prijzen en de hoeveelheden van de wijn;
• de centralisatie en de verbetering van de marketing en zijn commerciële activiteiten, waardoor deze kost maar eenmalig moet gemaakt worden;
• het herstel van een situatie waarin er teveel kleine producenten waren;
• door de coöperatie kunnen de wijnboeren een beter antwoord bieden aan de nieuwe economische verdeling en reglementering van de CEE (Communauté Economique Européenne);
• de coöperatie biedt haar leden een gestructureerde commercialisering. Hierop komen we later terug;
• elke wijnbouwer kan informatie over de tendensen in de markt bekomen bij de coöperatie.
De wijnen die de coöperatie verkoopt worden meestal verkocht in boxen of in specialere uitgaven. Een box kan gevuld worden men dezelfde wijnen of een combinatie zijn van wijnen. In het totaal produceert de coöperatie meer dan 300 verschillende wijnen. Er zijn zowel witte, rode, rosé en mousserende wijnen te verkrijgen. De prijsklasse is zeer uiteenlopend. De druivensoorten waarmee deze wijnen worden geproduceerd zijn later in deze tekst terug te vinden (DVM, 2008).
De coöperatie is verantwoordelijk voor alle stappen van de productie, de commercialisatie, de marketing en de logistiek van de wijn. De coöperatie begoogt een maximale kwaliteit van de wijnen en beschikt hiervoor over een moderne productie- infrastructuur. Ze is zowel statutair als juridisch verantwoordelijk voor alle economische, commerciële en financiële activiteiten. Taken die de leden vroeger zelf voor zich moesten nemen. Zoals eerder vermeld, heeft de coöperatie een zeer breed commercialiseringbeleid. De coöperatie zorgt, door middel van een goed marketingbeleid, dat de geproduceerde wijnen verkocht worden. Zo realiseert zij een inkomen voor de wijnboeren. DVM brengt de wijnen door middel van toeristische activiteiten aan de man. Rondleidingen in kelders, in wijngaarden, en folkloristische musea en wijnbouwmusea worden georganiseerd. DVM kan op aanvraag deze rondleidingen verder koppelen aan bezoeken aan andere toeristische plaatsen. De coöperatie is aanwezig op wijnbeurzen, wijnwedstrijden, wijnfeesten en op proefdagen. De coöperatie voorziet haar wijnen van een speciale en originele verpakking die in sommige gevallen zeer opvallend is. Ook kan de consument speciale boxen kopen. Zo zijn er ondermeer cadeau boxen en boxen met seizoenswijnen. De wijnen worden door middel van commerciële contacten op internationaal en nationaal vlak in het binnen- en het buitenland verkocht.
Les Domaines de Vinsmoselle zijn samengesteld uit zes kelders, die 436 aangesloten leden vertegenwoordigen. De resterende leden van de coöperatie beschikken over een steeds groter wordende teeltoppervlakten. Ook deze coöperatie gaat niet intensief op zoek naar nieuwe leden, wel staat ze open voor hun intrede. Elke wijnbouwer kan lid worden op voorwaarde dat hij voldoet aan bepaalde kwaliteitseisen, zich aanpast aan de productienormen eigen aan de coöperatie en dat hij de statuten erkent. De wijnbouwer moet ook in een van de aangesloten gebieden gelegen zijn. De zes kelders bestaan uit (DVM, 2008):
• ‘Caves de Vigneron de Greiveldange’ : deze kelder is gesticht in 1929. De wijnkelder is een groepering van de teeltoppervlakten van Greiveldange-Hütte,
Dieffert, Xxxxxxxxxx, Fels, Herrenberg. In deze gebieden worden de volgende druivensoorten geteeld: Elbling, Rivaner, Auxerrois, Pinot Blanc, Pinot Gris, Riesling, Pinot Noir, Bacchus en Gamay. De totale teeltoppervlakte bedraagt 48,31 hectare, wat goed is voor een jaarlijkse productie van ongeveer 700.000 liter. Ongeveer de helft hiervan bestaat uit de Rivaner druif;
• in 1929 werd ‘Caves des Vignerons de Grevenmacher’ gesticht. Deze kelder vertegenwoordigd een gebied van 204,79 hectare en produceert hieruit jaarlijks 2.200.000 liter wijn. De wijngaarden die aan deze kelder leveren zijn afkomstig uit de gebieden van Grevenmacher-Fels, -Pardaïs, -Pietert, - Xxxxxxxxx, Xxx-Xxxxxxxx, -Pietert, -Vogelsang, Machtum-Göllebour, -Hohfels,
-Ongkâf, Mertert/Wasserbillig, -Herrenberg en -Rousebierg. Het merendeel van deze oppervlakte is aangeplant met Rivaner, Auxerrois en Elbling. Andere belangrijke druivensoorten hier zijn Pinot Blanc, Pinot Gris en Riesling. Ook wordt er in kleine mate Gewürztraminer, Sylvaner, Pinot Noir, Bacchus, Kerner en Chardonnay geteeld;
• ‘Caves du Sud – Remerschen’ is gesticht in 1948 en produceert jaarlijks
2.800.000 liter. De oppervlakte hiervoor beschikbaar is 203,63 hectare. Deze kelder vertegenwoordigt de wijngaarden gelegen in de gebieden Remerschen- Kreizberg, Schengen-Markusberg,-Fels, Wintringen-Felsberg en -Jongberg. De Rivaner wordt ook hier het meest geteeld en neemt iets meer als 40% in beslag van de totale oppervlakte. Verder zijn er in deze streek ook Elbling, Auxerrois, Pinot Blanc, Pinot Gris, Riesling, Gewürztraminer, Sylvaner, Pinot Noir, Bacchus, Gamay, Kerner en Orthega te vinden;
• ‘Caves des Vignerons de Stadtbredimus’ is met 900.000 liter de op een na kleinste wijnkelder van de coöperatie. Één derde van de 43,45 hectare bestaat uit Rivaner. Op basis van het aantal hectares is deze kelder de kleinste. De overige wijnbouwoppervlaktes van Stadtbredimus-Dieffert, -Fels en - Primerberg zijn verdeeld over Elbling, Auxerrois, Pinot Blanc, Pinot Gris, Riesling, Gewürztraminer, Pinot Noir en Bacchus. Deze kelder werd opgericht in 1927;
• de grootste van de zes kelders is de in 1930 opgerichte ‘Caves des Vignerons de Xxxxxxxxxxx’. Hier wordt er 3.500.000 liter geproduceerd uit een wijnbouwoppervlakte van 230 hectare. Deze oppervlakte is aangeplant met meer dan 15 verschillende soorten. Net als is de andere kelders is de Rivaner met 75 hectare de meest voorkomende druif. De andere druivenrassen zijn de Elbling, Auxerrois, Pinot Blanc, Pinot Gris, Riesling en Pinot Noir. De kelder
groepeert de oppervlaktes van Schwebsingen-Letscheberg, -Kolteschberg,- Steilberg, Bech-Kleinmacher-Falkenberg, -Enschberg, Naumberg, Xxxxxxxxxxx- Veilchenberg, -Foulschette, -Kurschels, Remich-Goldberg, -Hôpertsbour, -Fels;
• Caves des Vignerons de Wormeldange is opgericht in 1930. Uit de 57,18 hectare grootte wijnbouwoppervlaktes van Wormeldange-Köppchen, - Weinbour, -Elterberg, -Wousselt, -Xxxxxxxx, Xxx-Pietert, -Mohrberg worden 1.100.000 liters wijn geproduceerd. De Rivaner is met 21 hectare het meest aanwezig. De overige druivensoorten zijn Elbling, Auxerrois, Pinot Blanc, Pinot Gris, Riesling, Gewürztraminer en Pinot Noir.
Deze coöperatie is dus een verzameling van coöperaties die onder eenzelfde merknaam verkopen om zo hun aanbod te vergroten. In elk van deze ‘caves’ is een productiefaciliteit te vinden. De onderzoeken gebeuren in een gecentraliseerd laboratorium van de Coöperatie.
De strategie van ‘Les Domaines de Vinsmoselle’ is het leveren van inspanning om kwaliteitswijn te produceren, dit terwijl er geprobeerd wordt de aanwezigheid op de nationale markt en op het exportgebied te vergroten. De coöperatie probeert de waarde van haar wijnen zo hoog mogelijk te krijgen. De laatste jaren krijgen steeds meer wijnen van DVM steeds meer het label van Grand Premier Cru (DVM, 2008). Een label dat door de commissie van het Marque National kan worden toegekend na een serie analytische en geurcontroles. Als laatste worden de wijnen ook geproefd. Bij de analytische controles word de samenstelling van de wijnen onderzocht. Het Marque National kent op basis van deze controles een aantal punten op twintig toe aan de wijnen. Vanaf 12 tot 14 punten is er de gecontroleerde oorsprongbenaming “Marque Nationale - Appellation Contrôlée”, tot
16 punten “Vin classé” , iets hoger met een maximum van 18 punten is het label “Premier Cru” en de hoogste kwaliteitswijnen krijgen het label “Grand Premier Cru” (Institut Viti-Vinicole, 2005). Afhankelijk van de categorie waarin de druiven vallen die het lid levert bekomt deze een hogere prijs. Marque National is een overheidsinstantie om de kwaliteit van producten te bepalen.
Omschrijving aan aktiviteiten toegankelijk voor de leden van ‘les Domaines de Vinsmoselle’ is omschreven in de statuten. Zo mogen de leden deelnemen aan de Algemene vergadering. De jaarrekeningen worden er goedgekeurd en doelstellingen worden er bepaald. In ‘le conseil d’administration’ of de Raad van Bestuur zetelen 18 leden Ze worden verkozen door de ‘caves’ . Deze conseil stelt de directie aan en controleert de werking hiervan. Verder voeren zij hun wettelijke functies uit. De directie van de coöperatie is een beperkt comité dat bestaat uit de twee presidenten; de directeur van DVM en de president van de ‘caves’. Zij vormen het dagelijks bestuur van
de coöperatie. De coöperatie beschikt verder nog over een extern controle orgaan en een degustatie commissie. Om alle activiteiten op elkaar afgestemd te krijgen worden alle kelders vertegenwoordigd door een President die in het beperkt comité zetelt. Voor de commerciële activiteiten beschikt de coöperatie over een verkoopsafdeling binnen- en buitenland. De binnenlandse afdeling staat in voor de public relations en de marketing van restaurants, handelaars en supermarkten. De export staat in voor landen zoals België, Nederland en Frankrijk. Als laatste is er ook nog een financiële dienst, een aankoopdienst, een administratieve- en een data processingsafdeling. De productie en opslag van wijnen gebeurt in de kelders zelf onder het waakzaam oog van een kelderverantwoordelijke. Een centraal laboratorium doet aan onderzoek. In vergelijking met de Achterhoekse Wijnbouwrs is DVM een zeer grote coöperatie. Een grotere coöperatie met een zwaardere structuur geeft als gevolg minder rechtstreekse inspraak van de leden. ‘Les Domaines de Vinsmoselle’ maakt deel uit van enkele organisaties op nationaal vlak, zo hoort ze bij de ‘Chambre de commerce du Grand-Duché de Luxembourg’ en bij ‘la Commission de Promotion des Vins et Crémants du Luxembourg’ (DVM, 2008).
In 2005 had deze coöperatie een marktaandeel van 42% op basis van volumes en 58% op basis van waarde in Luxemburg. De coöperatie financiert zich door middel van autofinanciering. Voor belangrijke investeringen doet ze beroep op bancaire middelen. Als laatste is er de kapitaalinbreng van de bestaande leden; bovenop het startkapitaal van 1.000 euro per hectare wijnbouwoppervlakte is er ook een kapitaal afhouding van vijf procent per kilo (RCSL, 2007). De leden op hun beurt verkrijgen een vergoeding voor hun geleverde druiven op basis van een prijs per kilo. Deze prijs wordt bepaald op basis van de waarde van de druivensoort en de kwaliteit van de druif. Of ze voldoet om bij de ‘crus’ te worden opgenomen. De waarde van de druiven worden berekend door het brutoresultaat min de uitgaven en de afschrijvingen voor investeringen. Op het eind van het jaar worden er geen dividenden uitgekeerd aan leden noch andere personen.
De cijfers van het jaarverslag (Bureau van Dijk, 2007) zijn beschikbaar van het jaar 2006 en het jaar 2000. Voor de tussenperiode zijn de cijfers niet gevonden, daarom zullen deze jaren ook met elkaar vergeleken worden. De voorraden goederen in bewerking en gereed product zijn hoog. Dit heeft te maken met de lange duur van het productieproces van de wijnen. Dit productieplan wordt in hoofdstuk zeven besproken. Vermits de omzet in 2006 niet gekend is kunnen we niet zeggen of de stijging van de voorraden ten opzicht van 2000 te wijten is aan een stijging van de productie of een daling in de verkoop. Het kapitaal van de onderneming bestaat uit de inbreng van de leden, de inhoudingen van de omzet en de aangelegde reserves. Uit het jaarverslag blijkt dat op het einde van 2006 geen leveranciers meer betaald moeten worden. De balanspost vorderingen aan klanten
is gedaald ten opzichte van 2000. Een verklaring hiervoor kan niet gevonden worden bij de omzet, daar deze niet gegeven is.
Tabel 6: DVM in cijfers
2006 | 2000 | |
Omzet | ? | 20.905.000 |
Voorraden goederen in bewerking en gereed product | 27.344.000 | 21.881.000 |
Vorderingen | 2.949.000 | 4.611.000 |
Balanstotaal | 41.357.000 | 36.901.000 |
Eigen vermogen | 2.874.000 | 2.291.000 |
Schulden aan leveranciers | 0 | 1.045.000 |
Bron: Bureau van Dijk (2007)
4.3 Winzer der Rheinhessischen Schweiz
Figuur 8: Logo Winzer der Rheinhessischen Schweiz
Bron: Winzer der Rheinhessischen Schweiz (z.d.)
‘Winzer der Rheinhessichen Schweiz’ (WdRS) is opgericht in 1936 als de ‘Bezirkswinzergenossenschaft Wöllstein’. Na de fusies met andere kleinere coöperaties uit Fürfeld en Volxheim in 1970, is ze herdoorpt tot ‘Winzer der Rheinhessichen Schweiz eG’ in 1996. De hoofdzetel ligt nog steeds in Wöllstein. De keuze van de naam is ontstaan om een verband te realiseren met het toeristisch gebied ‘Rheinhessichen Schweiz’. De reden voor het oprichten van de coöperatie was om de krachten van de individuele telers te bundelen in het gebied waar de coöperatie gevestigd is. De voordelen die WdRS biedt zijn:
• door het bundelen van de krachten staan de individuele telers sterker ten opzichte van de markt;
• De betrokkenheid van de leden is groot omwille van het medezeggenschap in de werking van de coöperatie.
• Door uitwisseling en het verzamelen van kennis onder de leden verhoogt men efficiëntie van de manier van druiventeelt. Er is een netwerk ontstaan dat wijnbouwers over het hele land op elk ogenblik kunnen consulteren
• een laatste voordeel zijn de lagere kosten die de leden hebben voor de productie, distributie, verkoop en de marketing van de wijnen. Door de centralisatie van deze diensten ontstaan er schaalvoordelen die door de individuele teler niet te behalen zijn. Als gevolg daalt de kost voor deze diensten.
De wijnen van de ‘Winzer der Rheinhessischen Schweiz’ zijn opgedeeld in categorieën (WdRS, 2008).
• Als eerste zijn er de ‘Classic-weine’, Classic weine zijn hogere droge kwaliteitswijnen van regio-typische druivensoorten (wijnen met gecontroleerde oorsprongbenaming) en moeten volgens de richtlijnen 1% meer volume aan ‘Mostgewicht’ en 8° hogere Öchsle (dichtheid van de druiven) hebben dan de normale oogsten met een QBA benaming (Qualitätsweinen bestimmter Anbaugebiete of gecontroleerde oorsprongbenaming). Het totale alcoholgehalte moet boven de 12% zijn en het fruitsuikergehalte mag maximaal 2 keer het zuurgehalte hebben en hooguit 15 gram per liter zijn. Dit is een verstrenging op de QBA. Deze classic en QBA benamingen dienen als uithangbord voor de kwaliteit (De Weinschenker, 2004). De druivensoorten die hiervoor gebruikt worden, zijn de Pinot Blanc, Riesling, Silvaner, Dornfelder en de Spätburgunder. De eerste twee wijnen hebben de Silberne Kammerpreismünze gekregen. Xx Xxxxxxxx is goed voor een gouden Kammerpreismünze. Dit zijn erkenningen voor de kwaliteit van regionale wijnen. De prijzen van deze wijnen schommelen rond de vier euro en horen dus tot de lagere prijsklassen;
• de tweede groep is de ‘Weißherbst’, deze wijnen zijn rosé wijnen die enkel gemaakt worden van rode druiven soorten zoals de Dornfelder, Portugieser, Spätburgunder, Pinot noir. Enkele van deze wijnen hebben ook een QBA verkregen. De prijs ligt iets hoger dan drie euro;
• de coöperatie produceert ook onder de categorie ‘Weißwein QbA’. Deze witte wijnen worden gemaakt van de Silvaner, Riesling, Rivaner, Grauer Burgunder, Pinot gris, Pinot Blanc, Riesling, Müller-Thurgau, Kerner en Bacchus druif. Al deze wijnen dragen de gecontroleerde oorsprongbenaming QBA. Deze goedkopere wijnen hebben een prijskaartje tussen de 2,5 en 3,5 euro;
• ‘Rotwein’ zijn de wijnen afkomstig van druiven gemaakt van rode druivensoorten zoals Pinot Noir, Acolon, Regent, Dornfelder, Spätburgunder en St. Xxxxxxx. De prijzen van deze wijnen liggen tussen de drie en vijf euro. Wel zijn er rode wijnen die tussen de zeven en de tien euro kosten. Dit zijn wijnen die het label ‘Im Barrique gereift’ dragen wat betekent dat de wijn op houten vaten is gerijpt en hierdoor een extra smaak heeft meegekregen;
• de ‘Kabinett’ en ‘Spätlesen’ wijnen behoren tot een kwaliteitscategorie net boven de ‘Classic ‘ wijnen en de QBA wijnen. Voor de kabinet wijnen worden
de Kerner, Scheurebe en de Riesling druif gebruikt. Terwijl deze wijnen meer kwaliteit zouden moeten bevatten dan de wijnen in de vorige categorieën bedraagt de prijs drie euro, wat minder is dan sommige andere wijnen met een lager kwaliteitslabel. De Pinot Blanc, Pinot Gris, Xxxxxx en de Riesling druif worden gebruikt voor de ‘Spätlesen’ wijnen. Deze prijzen liggen hoger en gaan van 3,5 tot 4,5€. Het verschil tussen beide kwaliteitscategorieën is dat de Kabinett wijnen afkomstig zijn uit de hoofdoogst en de Spätlesen afkomstig zijn uit de latere oogsten. Deze hogere kwaliteitscategorie onderscheidt zich van de vorige categorieën doordat er geen suikers meer bij de wijn mogen worden toegevoegd (Deutsche Wein, 2003);
• WdRS produceert ook wijnen van de hoogste kwaliteitscategorie. Deze zoete en half zoete wijnen vallen onder categorieën ‘Eiswein’, ‘Beerenauslese’, ‘Auslese’ en ‘Trockenbeerenauslese’. Voor ‘Auslese’ wijnen zijn het de Pinot Blanc, Xxxxxx en de Riesling die gebruikt worden. Voor deze wijnen vraagt men prijzen tussen de vijf en zes euro. Dit kwaliteitslabel kan bekomen worden wanneer de wijnen gemaakt worden van zeer rijpe en speciaal geselecteerde druiventrossen. ‘Eiswein’ wordt bekomen door het gebruik van druiven die bevroren waren terwijl ze nog op de wijnstok hingen. Terwijl het water in de druif bevriest, bevriezen de suikers en andere distillaten niet mee. Het gevolg is dat de most in de druif een hogere concentratie heeft. Deze wijn is meestal zeer zoet. De ‘Trockenbeerenauslese’ wijnen zijn wijnen gemaakt van overrijpe, verschrompelde druiven die vaak door een schimmel aangetast zijn. Deze wijnen zijn zeer zoet. ‘Beerenauslese’ kwaliteit bekomt men door enkel individueel geselecteerde druiven te gebruiken die overrijp zijn. Vaak zijn deze ook aangetast door Botrytis cinerea (een soort schimmel) (Deutsche Wein, 2003). De wijnen afkomstig uit de laatste drie categorieën worden verkocht tegen prijzen hoger dan tien euro. De duurste wijn kost 13 euro;
• als laatste zijn er de mousserende (van 6,5 tot 12 euro) en de half mousserende wijnen (4,20 euro). Deze worden gemaakt van de druiven Riesling, Piccolo, Pinot Blanc en de Scheurebe.
Voorwaarden om het kwaliteitslabel QBA in Duitsland te verkrijgen zijn dat de wijnen in een van de dertien erkende regio’s geteeld moeten worden en dat deze regio op het etiket moet getoond worden. Afhankelijk van de regio en de druif moet de dichtheid van de most tussen de 51° en 72° liggen. Voor dit kwaliteitsniveau mogen er suikers worden toegevoegd. Het totale alcoholpercentage moet zeven procent bedragen. De ‘Classic’ is een uitbreiding op de QBA normen (Deutsche Wein, 2003). De meerderheid van de
wijnen van de coöperatie zijn witte wijnen. Deze coöperatie probeert kwaliteitswijnen aan te bieden tegen lage prijzen.
De WdRS koopt de druiven van haar leden en gaat vervolgens over tot de productie van de wijnen. De wijnkelders beschikken over de machines om de wijnen op grote schaal te producerenen en zo de kosten te drukken. In functie van de kwaliteitslabel, hierboven besproken, en in functie van de rijpheid van de druiven wordt er meerdere malen per jaar geproduceerd. De rijping van de wijnen gebeurt in tanks. Rijping in houten vaten brengt een hogere verkoppprijs met zich mee. Sinds enkele jaren beschikt de coöperatie ook over een modern koelingsysteem om de kwaliteit van de wijnen te bevorderen. Door middel van een goed uitgewerkt marketingbeleid brengt ze de wijnen op de markt. De naam van de coöperatie is gekozen om geassocieerd te blijven met de toeristische regio. Zo kan de wijn positief geassocieerd worden met de regio. Via de website kunnen proefpakketten besteld worden. Voor elke categorie van wijnen is er een proefpakket waarvan de prijs rond de 30 euro ligt (WdRS, z.d.). Om toeristen en wijnkenners aan te trekken organiseert de coöperatie ook kelderbezoeken en wijnproeverijen. De distributie is in handen van de coöperatie. Met vrachtwagens gebeurt de distributie van flessen. Bij grotere hoeveelheden gebruikt men tankwagens. Individuele bestellingen kunnen ook worden afgehaald.
Op dit moment bestaat de coöperatie uit 180 leden. Dit aantal zit in een stijgende lijn. Volgens het jaarverslag waren er in 120 leden in 2006 (Unthernemingsregister, 2007). Wat een stijging van 150 % inhoudt. Het stijgend aantal leden komt er op een natuurlijke wijze. WdRS past geen marketingstrategie toe om nieuwe leden aan te trekken. De enige techniek die wordt toegepast is mond aan mond reclame.
De belangrijkste voorwaarden tot toetreden zijn (Unthernemingsregister, 2007):
• als wijnbouwer of pachter van een wijnbouwgrond in het gebied van Rheinhessen gelegen zijn;
• de goedkeuring krijgen van het management van de coöperatie;
• de wetten en de beslissingen van de coöperatie aanvaarden. Deze wetten zijn omschreven in de statuten;
• een kapitaalinbreng doen van 300 €, waarvan ten minste 100 € moet volgestort zijn, voor elke kwart hectare die de wijnbouwer bezit. Indien gewenst kan de wijnbouwer meer aandelen bekomen. De kapitaalinbreng geldt enkel op de grootte van de wijngaard;
Uit haar strategie blijkt dat de coöperatie in het teken staat van de leden. WdRS wil met name de xxxxxxx voor haar leden maximaliseren. Dit gebeurt ondermeer door zeer lage productiekosten en een zeer gediversifieerd aanbod. Verder streeft de coöperatie er naar om de regio Rheinhessen hogerop te brengen in de wijnmarkt. Kwaliteit is voor deze coöperatie zeer belangrijk. Dit blijkt ook uit de opdeling van de wijnen in kwaliteitscategorieën. Veel van de wijnen hebben een kwaliteitslabel verkregen. Om de kwaliteit te verbeteren promoot de coöperatie de reductie van het aantal druiven per landbouwoppervlakte en stimuleren ze de productie van gezonde druiven. De kwaliteit bij de productie van de wijnen is de laatste jaren ook verhoogd door de installatie van een modern koelsysteem (WdRS, z.d.).
De cooperatie wordt bestuurd door een acht koppige raad van bestuur die de grote lijnen uitzet en het management aanduidt. Het management, dat eveneens acht leden telt, houdt zich bezig met de dagelijkse activiteiten en het goedkeuren van nieuwe leden. Op de Algemene Vergadering wordt beslist welke leden in de Raad van Bestuur plaatsnemen. Verder beschikt de coöperatie over een verantwoordelijke voor de verkoop, de kelders en de boekhouding. De keldermeester wordt bijgestaan door twee arbeiders. Deze zijn verantwoordelijk voor de inrichting van de kelder en de productie van de wijnen (WdRS, z.d.). Uit de jaarrekening van 2006 blijkt dat er in 2006 nog drie commerciële medewerkers waren (Unthernemingsregister, 2007). De leden kunnen de beslissingen van de coöperatie beïnvloeden doordat ze plaatsnemen in de raad van bestur en het management. Deze twee bestuursorganen nemen eenmaal per maand deel aan een vergadering waarin ze hun standpunten duidelijk kunnen maken. Net als bij Les Domaines de Vinsmoselle is deze coöperatie te groot om rechtstreeks alle leden bij het bestuur te betrekken. Vermits de coöperatie kleiner is dan DVM is de structuur lichter. De coöperatie maakt deel uit van een groter netwerk, met name het ‘Genossenschaftsverband Frankfurt am Main’.
De coöperatie heeft in het gebied van Rheinhessen een marktaandeel van ongeveer 0.77%. De regio Rheinhessen is het grootste wijnbouwgebied van Duitsland. Van de 136 gemeenten is er in 133 gemeenten wijnbouw aanwezig. In totaal zijn er bijna 3500 wijnbouwbedrijven. In 2007 was deze regio goed voor 2.840.000 hectoliter wijn en
25.577 hectare wijnbouwoppervlakte. De verwachting is dat dit marktaandeel van WdRS gaat stijgen, mede door het feit dat de wijnen uit deze regio een sterkere positie innemen op de internationale xxxxx (Xxxxxxxxxxx, 2008). De leden bekomen hun inkomsten doordat de coöperatie hen betaalt voor de druiven die ze geleverd hebben. De leden ontvangen deze inkomsten in het jaar na het oogstjaar. De prijs voor hun druiven wordt bepaald aan de hand van de hoeveelheid en de kwaliteit van de geleverde druiven. Op het einde van het jaar ontvangen noch de leden noch andere personen een deel van
de winst. De winst wordt in de onderneming gehouden om in de werking te voorzien. De inkomsten van de coöperatie worden verkregen door de verkoop en de distributie van de wijnen. Uit de balans blijkt ook dat de coöperatie beroep doet op schulden bij kredietinstellingen. Voor de private markt worden de wijnen verkocht in flessen, maar de coöperatie verkoopt ook in grotere hoeveelheden aan andere coöperaties en wijnhandelaars. In dit laatste geval gebeurt het transport in trucks en tankwagens.
Uit het jaarverslag (Unthernemingsregister, 2007) blijkt dat de coöperatie in 2006 voor
70.000 euro geïnvesteerd heeft in nieuwe installaties en machines. In het totaal kocht de coöperatie al reeds voor 2.345.813,68 aan technische installaties en machines aan. In de voorraden liggen een aanzienlijke hoeveelheid goederen in bewerking en gereed product. Deze post neemt toe ten opzichte van 2005. Een oorzaak hiervan is de toenemende productie. Eens de druiven geperst zijn duurt het nog een lange tijd alvorens de wijnen verkocht kunnen worden. De omzet van de coöperatie is gestegen met tien procent. Als gevolg werden er in 2006 meer flessen wijn verkocht. Het kapitaal van de onderneming bestaat uit de inbreng van de leden en de aangelegde reserves. De winst wordt ingehouden. In 2006 is de winst ten opzichte van 2005 meer dan verdubbeld. Het bedrag dat nog aan de leveranciers moet betaald worden in 2006 bedraagt meer dan de helft van de omzet. Dit bedrag is hoog omdat de coöperatie pas het jaar nadien de leden betaalt voor de aangeleverde druiven. Het bedrag dat nog moet verkregen worden van de klanten stijgt in 2006. Uit al deze stijgingen kan er afgeleid worden dat de productie van het aantal liters wijn, en de verkoop ervan gestegen is.
Tabel 7: WdRS in cijfers
2006 | 2005 | |
Omzet | 2.353.640,51 | 2.127.898,23 |
Voorraden goederen in bewerking en gereed product | 1.399.444,99 | 1.279.715,72 |
Vorderingen | 297.033,76 | 206.317,10 |
Balanstotaal | 3.231.269,83 | 2.928.816,07 |
Kapitaal | 933.726,12 | 929.266,01 |
Winst | 4.805,11 | 2.162,06 |
Schulden aan leveranciers | 1.675.821,51 | 1.546.267,51 |
Bron: Unthernemingsregister (2007)
4.4 Cave de Lugny
Figuur 9: logo Cave de Lugny
Bron: Cave de Lugny
‘Cave de Lugny’ is opgericht in 1926 volgens het model van de coöperaties in het Zuiden van Frankrijk. De hoofdzetel is gelegen in Lugny. De coöperatie heeft vestigingen in Lugny, in Saint-Gengoux de Scissé en in Chardonnay. Het totale gebied waarin de leden gelegen zich bevinden is: Lugny, Saint-Gengoux de Scissé, Chardonnay, Bissy-la- Mâconnaisse, Cruzille, Matailly-les-Brancion, Ozenay, Grevilly, Monbellet, Burgy, Péronne, Saint-Maurice de Satonnay, Bray, Cortambert, Blanot, Azé, Clessé, Uchizy, Farges, Le villars en Tournus Plottes (Cave de Lugny, 2007). Tussen de beide wereldoorlogen was er een wijncrisis. Hierdoor zijn de wijnboeren zich gaan groeperen om samen de markt te betreden. Hierbij is ook ‘Cave de Lugny’ ontstaan.
De voordelen die er waren bij het oprichten van de coöperatie waren:
• er konden gemeenschappelijke productiemiddelen en middelen voor de commercialisering aangewend worden. Door de centralisatie van deze middelen werden de kosten voor de wijnboeren gedrukt. Hierdoor kon de rentabiliteit verhogen. De betere commercialisering was nodig om te overleven in een steeds globaler wordende markt;
• een ander voordeel is dat in een coöperatie iedereen een stem heeft en zijn mening kan laten horen. Ook is dit juridisch een heel simpel systeem;
• het oprichten van een coöperatie was voor deze wijnboeren ook fiscaal aantrekkelijk. Er moest door de oprichting geen vennootschapsbelasting meer betaald worden;
• indien nodig kunnen de leden kasvoorschotten bekomen;
• doordat de wijnboeren samen naar de markt gaan hebben ze meer invloed en zal hun product tegen de juiste waarde verkocht worden.
De totale wijngaarden waarover ‘Cave de Lugny’ beschikt bestaan uit 1.200 hectare Chardonnay, 124 hectare Pinot Noir , 107 hectare Gamay en 20 hectare Aligoté. Uit deze wijnen ontstaan 100.000 hectoliters witte, rode en rosé wijnen. Verder zijn er nog vier ‘Crémants’, dit zijn mousserende wijnen. Dit is de basis voor 7,25 miljoen flessen wijn, waarvan 750.000 flessen gevuld zijn met mousserende wijn. In totaal zijn er 24 verschillende wijnen te koop. De prijzen van de Crémants schommelen tussen de 6 à 7,5 euro. De overige wijnen hebben prijzen tussen de 4 en 9 euro. De wijnen dragen allemaal de gecontroleerde oorsprongbenaming van Bourgogne(Cave de Lugny, 2008). Dit is een kwaliteitslabel voor wijnen uit deze streek. De voorwaarden voor de Franse wijnen zijn verschillend dan deze voor de Duitse wijnen. De Franse wijnen moeten geanalyseerd en geproefd worden. Verder zijn er beperkingen op basis van het productiegebied, aantal aangeplante wijnstokken, alcoholgehalte, maximum opbrengst per hectare, verbouwingsmethode, de snoeimethode en het etiket. Enkel een Crémant draagt het label ‘mousseux de qualité’. Dit zijn wijnen van een iets lagere kwaliteit. De kwaliteitscontroles worden uitgevoerd door het Office National Interprofessionel des Vins (onivins, 2008).
De coöperatie is verantwoordelijk voor de vinificatie. Dit is het gehele proces om de druiven te veranderen in wijn. De wijnen worden geproduceerd in een van de drie productiesites. In elk van deze sites is de benodigde productie-infrastructuur aanwezig. Eens geproduceerd en gebotteld worden de wijnen in de kelder opgeslagen. Daarnaast verzorgt ‘Cave de Lugny’ de commercialisering van de geproduceerde wijnen. De wijnen worden verkocht aan particulieren, restaurants, groothandelaars en kleinhandelaars. Meer dan de helft van de productie is bestemd voor de export (Cave de lugny, 2007). ‘Cave de Lugny’ verkoopt onder merknamen Cave de Lugny, L’aurore en Unité. Voor particulieren zijn de wijnen te koop via de website of deze kunnen afgehaald worden in een van de drie vestigingen. De wijnen kunnen in verschillende hoeveelheden gekocht worden, uiteenlopend van 75 cl tot 10 liter zodat er voor elke gelegenheid een juiste maat aanwezig is. Om het de consument makkelijker te maken zijn de wijnen ingedeeld bij de gelegenheid waarvoor ze geschikt zijn. Zoals hierboven alreeds vermeld is zijn er veel verschillende wijnsoorten zodat er een breed publiek aangesproken kan worden. ‘Cave de Lugny’ doet inspanningen om de verkoop te stimuleren: De coöperatie kan bezocht worden door toeristen. Om deze uitstap aantrekkelijker te maken koppelt de onderneming aan deze bezoeken ook andere activiteiten zoals bvb golf, het bezoek aan een abdij of een wandeling om het landschap te bezichtigen. In de buurt van de coöperatie zijn enkele hotels gelegen. Deze uitstappen omvatten ook het proeven van de wijn en een maaltijd. Naast het proeven van wijn kan men lokale geitenkazen proeven. Zo een toeristische dag kost 45€ per persoon. Een tweede inspanning is het geven van kortingen wanneer er meer dan 36 flessen in een maal gekocht worden, de zogenaamde
staffelkorting. De korting wordt groter wanneer het aantal flessen stijgt. Zo is er ondermeer een korting van 0.08€ per fles bij een aankoop van 36 flessen. De wijnen van de coöperatie kunnen samen met likeuren en andere streekproducten samen in geschenkpakketten gekocht worden(Cave de lugny, 2008).
De coöperatie bestaat uit 625 vennoten en 250 exploitanten. Deze laatste zijn ofwel eigenaars van plantages ofwel pachten deze plantages. Ook deze coöperatie past geen actieve campagne toe om nieuwe leden te vinden. Dit wilt niet zeggen dat ze niet welkom zijn. Elk nieuw lid wordt nagetrokken of hij aan de voorwaarden voldoet. Deze voorwaarden zijn (Infogreffe, 2008):
• het lid moet in het juiste productiegebied gelegen zijn, deze gebieden zijn alreeds omschreven;
• voldoen aan de ISO certificaten die later worden besproken;
• zijn volledige productie leveren aan de coöperatie;
• indien nodig en er behoefte aan is moet het lid gebruik maken van de diensten die de coöperatie hem aanbiedt;
• kapitaalinbreng van 25 euro per drie hectoliter;
• opvallend aan deze coöperatie is dat met de wijnbouwer een contract afgesloten wordt voor vijftien achtereenvolgende jaren. Indien er geen opzegging gedaan wordt, dan vindt er een verlenging van het contract plaats met vijf jaar.
Uit de strategie van deze coöperatie blijkt dat alles in het teken wordt gezet om de producent een zo hoog mogelijke waarde te geven voor zijn druiven. De kwaliteit is hier zeer belangrijk. Deze kwaliteit wordt bereikt doordat bijna alle wijnen voldoen aan de normen voor de gecontroleerde oorsprongbenaming. Niet alleen naar de kwaliteit van de wijnen wordt gekeken. Als landbouwcoöperatie houdt zij zich ook bezig met de kwaliteit van het milieu. In 1992 verkreeg ‘Cave de Lugny’ als een van de eerste in de sector het ISO 9002 certificaat. Dit is een internationale norm die een onderneming verkrijgt wanneer de kwaliteit in het productieproces gewaarborgd blijft. Om de kwaliteit te kunnen waarborgen moeten ook de wijnbouwers hieraan meewerken. De voorwaarden voor dit systeem zijn opgenomen in een kwaliteitshandboek. In dit certificaat zijn ook kwaliteitsnormen ten opzichte van de omgeving in acht genomen. De coöperatie ging echter verder Ze verkregen ook het ISO 14001 certificaat door gebruik te maken van recycleerbare verpakkingen. Dit certificaat staat voor het inbouwen van een goedgekeurd milieumanagementsysteem. Hiervoor is een persoon verantwoordelijk in de coöperatie.
Wanneer een nieuw lid wil binnentreden, zal het lid samen met de voorwaarde voor de AOC ook aan de ISO certificaten moeten voldoen. Alles wordt in het teken gezet om de producent een zo hoog mogelijke waarde te geven voor zijn druiven (Cave de Lugny, 2007).
Op de jaarlijkse algemene vergadering kiezen de wijnboeren een afgevaardigde die hen zal vertegenwoordigen als een van de 14 leden in de Raad van Bestuur, waarvan één derde elk jaar opnieuw verkiesbaar is. Verder heeft de algemene vergadering zijn wettelijke taken. De Raad van Bestuur zet de grote lijnen uit voor de coöperatie en vaardigt een dagelijks bestuur af. Het dagelijks bestuur bestaat uit negen personen en staat onder gezag van de directeur. Het dagelijks bestuur is gestructureerd in een productieafdeling, een magazijnverantwoordelijke, een Onderzoek- en ontwikkelingsafdeling, een commerciële afdeling voor de export, een commerciële afdeling voor het binnenland, een administratieve afdeling, een financiële afdeling en één verantwoordelijke voor de omgevingskwaliteit. In de coöperatie zijn 52 mensen tewerkgesteld: 10 kaderleden, 2 lesgevers/techneuten, 18 arbeiders en 22 bedienden. Als laatste is er nog een controle commissie voor het nakijken van de balansen en de jaarrekeningen(Cave de Lugny, 2008). De coöperatie maakt ook deel uit van een nationaal netwerk, nl. Fédération Nationale de Coopérative Viticole de France.
‘Cave de Lugny’ heeft een marktaandeel van 7% in ‘vins de Bourgogne’, 15% in ‘vins de Saône et Loire’ en 30% in ‘vins Mâconnais’. In de streek van Bourgogne is ze marktleider op het gebied van wijnen met een gecontroleerde oorsprongbenaming. De getallen uit de jaarrekening dateren van 31 augustus 2007, het boekjaar daarvoor eindigde op 31 augustus 2006. Uit de balans van de jaarrekening blijkt dat de coöperatie 11 miljoen euro heeft geïnvesteerd in gebouwen. De productiefaciliteiten hadden een beginwaarde van 10 miljoen euro. Het kapitaal van de onderneming is samengesteld uit de inbreng van de leden en uit één procent van het totale omzet van de verkochte goederen en diensten (Infogreffe, 2008).
Tabel 8: Cave de Lugny in cijfers
2007 | 2006 | |
Omzet | 27 141 380 | 25 826 163 |
Voorraden goederen in bewerking en gereed product | 10 782 899 | 10 962 608 |
Vorderingen | 6 239 623 | 7 746 535 |
Balanstotaal | 31 845 558 | 31 654 894 |
Kapitaal | 1 457 851 | 1 478 050 |
Schulden aan leveranciers | 20 152 474 | 20 594 869 |
Winst | 62 058 | 34 424 |
Bron: Infogreffe (2008)
De coöperatie heeft een grote hoeveelheid grondstoffen in voorraad liggen om de wijnen te produceren. De post goederen in bewerking en voorraad gereed product blijven ten opzichte van 2006 constant. Deze post is hoog omdat de wijn minstens een jaar moeten opgeslagen moet worden voordat deze verkocht kunnen worden. Het totale bedrag bedraagt bijna 11 miljoen euro. De handelsvorderingen van de coöperatie dalen ten opzichte van het vorige boekjaar maar blijven hoog, ongeveer één vierde van de totale omzet. Deze omzet bedraagt in 2007 een 27 miljoen euro. Xxxxxxxx 00 miljoen euro moet op het einde van het boekjaar 2007 nog betaald worden aan de leveranciers. De helft van de verkoopomzet wordt behaald uit de export. Hierbuiten wordt ook verkocht aan groothandelaars, particulieren, restaurants,…. Buiten de verkoopsomzet is er ook nog de omzet die verkregen wordt door de diensten die geleverd worden, zoals bvb de toeristische uitstappen en de diensten die de coöperatie tegen betaling aan haar leden biedt. Deze hoeveelheid is verwaarloosbaar ten opzichte van het totaal. Cave de Lugny is een winstgevende coöperatie, de oorzaak van de verdubbeling van de winst kan gevonden worden door de sterke stijging van de omzet. De kosten zijn hierbij minder sterk gestegen. De leden van de coöperatie verkrijgen inkomsten doordat de verkoopprijs min de kosten van de werking van de coöperatie opnieuw verdeeld worden onder de leden. De werknemers verkrijgen ook een deel van de winst. Wanneer er grote investeringen gedaan moeten worden maakt de coöperatie gebruik van schulden bij kredietinstellingen (Infogreffe, 2008).
Hoofdstuk 5: Doorlichting van drie landbouw- coöperaties in België
5.1 Inleiding
In dit hoofdstuk worden drie landbouwcoöperaties, gelegen in België, doorgelicht. Aan de hand van interviews zal de structuur en organisatie van deze coöperaties naar voor gebracht worden. Het gaat hier over interviews met de xxxx Xxxxx Xxxxxxx van de Belgische Fruitveiling (BFV), de xxxx Xxx Xxxxxxxxxxxx van Covavee en de xxxx Xxxxxxx Xxxxxxxxxx van Milcobel. Deze interviews vormen de basis voor dit hoofdstuk. De gesprekken werden aangevuld met standpunten van leden van de betrokken coöperaties. Voor BFV is dit Xxxxx-Xxxxx Xxxxxx, voor Covavee Xxxxxx Xxxxx en voor Milcobel Xxx Xxxxxxxx. Deze laatste is overigens ook lid van Covavee. De vragen die gesteld werden zijn dezelfde vragen als deze voor de buitenlandse coöperaties. Deze zijn terug te vinden in bijlage nr 3.
Verder werd er gebruik gemaakt van websites en informatiefolders. Voor de financiële cijfers van BFV en Covavee kon er beroep gedaan worden op de Bel First dvd waarop de jaarrekeningen en balansen te vinden waren. De cijfers van Milcobel zijn afkomstig uit het jaarverslag verkregen tijdens het interview. Deze financiële gegevens zijn terug te vinden in bijlage nr 5.
5.2 Geschiedenis
Belgische Fruitveiling (BFV)
De Belgische Fruitveiling is marktleider in het verpakken, verkopen en het opslaan van verse groenten en fruit. Ze wordt geleid door de xxxx Xxxxx Xxxxxxx.
In 1952 richtten 34 fruitboeren de Sint-Truidense Fruitcentrale op. In 1990 fuseerden de Sint-Truidense Fruitcentrale en Veiling Demerland tot een nieuwe coöperatieve vennootschap: De Belgische Fruitveiling (BFV, 2006).
BFV telt vier vestigingen. De hoofdzetel is gevestigd in Sint-Truiden waar de aanvoer, commercialisering, verpakking en de administratie plaatsvindt. De vestiging in Glabbeek staat in voor de aanvoer, koeling en de verlading. In Zoutleeuw is een voorsorterings- en koelcomplex gelokaliseerd. Tot slot bevindt zich in Hannuit een koelcomplex.
De coöperatie heeft in 2007 een omzet van 125 miljoen euro behaald. 30% werd gerealiseerd in het binnenland en 70% het buitenland: in Frankrijk, Duitsland, Spanje en Rusland.
De coöperatie telt 1600 leden. Dit zijn zowel professionele als gelegenheidstelers.
De coöperatie vermarkt zijn producten onder consumenten-merken Truval, MegaTruval, Sira en BFV (BFV, 2006).
St.Truiden Glabbeek Zoutleeuw Hannuit
Figuur 10: Vestigingen BFV
Bron: BFV (2006)
Covavee
COVAMEAT NV
COVAVEE CVBA
COMECO NV
CARNIPORTION NV
Figuur 11: Samenstelling Covavee
Bron: Interview Xxx Xxxxxxxxxxxxx
Covavee is de grootste slacht- en versnijdinggroep van varkens en runderen in België. Covavee wordt geleid door de heer Xxx Xxxxxxxxxxxxx.
Eind jaren 30 werd de beroepsvereniging ‘Samenverkoop Varkens’ opgericht, met als doel een systeem van prijsvorming te koppelen aan de bevleesdheid van het varken. Deze werd opgericht door technici van de Boerenbond, namelijk ‘Vader’ De Winter en Xxx Xxxxxxxxx. Voor de commercialisering werd beroep gedaan op vleesgroothandel Vieco.
Na de oorlog nam Xxx Xx Xxxxxx de leiding over. Hij introduceerde een nieuw klasseringsysteem dat nog steeds wordt gebruikt. In 1962 is er een samenwerking tussen ‘Samenverkoop Varkens’ en Centravee als financiële partner. Drie bedrijven hielden zich bezig met de commercialisatie, nl. Vieco, Zam en Centravee. Dit zorgde voor commerciële spanningen waardoor het idee van een coöperatie op te starten naar boven kwam. Na de oprichting van de coöperatie Covavee werd Comeco opgenomen in de groep. Deze stond in voor slachtingen en versnijdingen. Tien jaar later nam Xxxxxxx het West-Vlaamse Wallays over en werd het omgedoopt tot Covameat. In 1996 werd het versnijding- en uitbeenbedrijf Vapo in Lokeren overgenomen. Door opeenvolgende crisissen in de vleessector eind jaren 90 werd Covavee verplicht dit bedrijf te sluiten. Ten slotte werd in 1998 Etn. Adriaens en Carniportion overgenomen. Een paar jaar later wordt het varkensslachthuis van Etn. Adriaens omwille van dezelfde reden als Vapo gesloten in 2003 (Verhaeren, 2005).
De coöperatie verkoopt 50% van zijn producten in het binnenland. De andere helft is voornamelijk bestemd voor het buitenland: Duitsland maar ook voor Griekenland, Nederland, Italië en Oost-Europa.
Covavee bestaat uit 650 leden. De coöperatie verkoopt haar producten onder de merknamen CERTUS (van de VLAM), FQC (eigen label voor Carrefour), OMEGA3 en IKZ+ (2 labels voor Colruyt). Dit is vlees dat in winkel allemaal onder de merknaam van de supermarkt wordt verkocht.
Milcobel
YSCO NV
KAASIMPORT XXX XXXXXX NV
BELGOMILK CVBA KEMPICO
INZA CVBA
MILCOBEL CVBA
Figuur 12: Samenstelling Milcobel
Bron: Milcobel (z.d.)
Micobel fungeert als koper van melk. Milcobel wordt geleid door X. Buggenhout.
In 1906 richt deze boerengilde ‘Helpt malkaar’ de samenwerkende maatschappij ‘Melkerij St. Xxxxxx’ op te Langemark, met als doel de melk en haar bijproducten te bewerken en te verkopen. Op acht november 2004 werd de C.V.B.A. Milcobel opgericht. Deze C.V.B.A. fungeert als koper van melk voor C.V.B.A.-BZU Melkaanvoer en C.V.B.A. Xxxxxxxxx, twee coöperaties van melkproducenten. BZU Melkaanvoer bestaat uit C.V.B.A. Xxxx, C.V.B.A. Kempico en C.V.B.A. Xxxxxxxx xxx Xxxxxxxx. Belgomilk bestaat uit N.V. Ysco en N.V. Kaasimport Xxx Xxxxxx. In 2005 werd Xxxxxxxxx opgesplitst in Belgomilk ‘nieuw’ en Belgomilk ‘oud’. In mei 2005 worden Belgomilk oud en Melkaanvoer opgeslorpt door Milcobel. Belgomilk nieuw wordt een dochteronderneming van Milcobel (Milcobel, z.d.).
Vandaag bestaat Milcobel uit vier ondernemingen. De eerste onderneming is C.V.B.A. Belgomilk met vestigingen in Kallo, Langemark, Gierle en Moorslede. Ze staat in voor de productie van boter, melkpoeder en kaas. De tweede onderneming is C.V.B.A. Inza. Deze is gevestigd in Schoten en zorgt voor consumptiemelk en afgeleiden. N.V. Ysco heeft vestigingen te Langemark en Argentan ( Frankrijk) en produceert ijsroom. Ten vierde bestaat Milcobel uit N.V. Xxx Xxxxxx gelegen te Brugge, deze onderneming zorgt voor de handel, verpakking en de versnijding van kaas.
Milcobel realiseerde een omzet van 770 miljoen € in 2007. De coöperatie telt 3.300 leden (Milcobel, 2007).
De export van Milcobel is sterk afhankelijk van product tot product vb. Kaasimport Xxx Xxxxxx exporteert naar 100 landen terwijl Inza maar naar tien landen exporteert.
De verdere analyse van BFV, COVAVEE en MILCOBEL gebeurt aan de hand van drie interviews met Xxxxx Xxxxxxx, Xxx Xxxxxxxxxxxx en Xxxxxxx Xxxxxxxxxx.
5.3 Aanleiding tot oprichting
De hoofdreden van BFV bij het oprichten is het groeperen van telers. Tot op het moment van de oprichting stond de individuele teler machteloos ten opzichte van een geconcentreerde vraag. Door deze coöperatie op te richten kunnen ze een betere prijs afdwingen. Bovendien wordt via BFV grote hoeveelheden verpakkingsmateriaal ingekocht om de productiekosten te doen dalen. Ten derde biedt de Fruitveiling zijn leden financiële zekerheid. Het hele jaar zijn is er de mogelijkheid hun fruit via de veiling te verkopen. Als laatste voordeel stelt BFV een O&O (onderzoek en ontwikkeling) afdeling ter beschikking. Deze afdeling zorgt voor innovaties tegen een minimale kost voor de telers. De introductie van innovaties verloopt vlotter doordat BFV 50% van het fruit aanbiedt. Wanneer een grote marktspeler een verandering doorvoert zullen klanten dit eerder als een positieve verandering aanschouwen dan wanneer slechts enkele kleinere marktspelers deze innovatie doorvoeren.
Uit het gesprek met de heer Xxxxx-Xxxxx Xxxxxx, een lid van BFV, bleek dat hij in de coöperatie is gestapt omdat hij als individuele teler te klein was om zijn afzet te verkopen. De fruitveiling is voornamelijk een commercieel middel dat er voor zorgt dat de afzet zowel in het binnenland als het buitenland verkocht kan worden. Verder vindt hij het belangrijk dat iedereen in de coöperatie gelijk is en dat de veiling goed bestuurd wordt. De grote voordelen voor deze fruitteler van BFV zijn de goedkope huur voor de
xxxxx’x en het verpakkingsproces dat door de coöperatie geleid wordt. Bovendien lost de coöperatie voor hem ook eventuele juridische en economische problemen op. Zo zijn er een aantal externe expert die ter beschikking staan van de leden. Vragen over investeringen en dergelijke kunnen professioneel beantwoord worden. Omwille van de afzetmogelijkheid en de kostenbesparende voordelen die de coöperatie met zich meebrengt is de xxxx Xxxxxx meer gaan telen.
Het grootste nadeel volgens de xxxx Xxxxxx is de verbondenheid door contracten. Uitstappen uit de coöperatie wordt zo bemoeilijkt. Wanneer een lid echter toch uit de coöperatie stapt wordt het voor dit lid zeer moeilijk om later terug in te treden. De coöperatie wil graag met een trouwe ledengroep samenwerken.
Voor de oprichting van Covavee was de varkenshandelaar overgeleverd aan de handel. Er waren geen prijsindicaties per kwaliteitsniveau. Covavee stelde kwaliteitsnormen gelinkt aan een vaste prijs. Met het oprichten beoogde Covavee het gezamelijk verwerken en het commercialiseren van het varkensvlees. Net als BFV vormt Covavee een tegenhanger van de markt.
Dit blijkt ook uit het interview met Xxxxxx Xxxxx, een varkenshouder uit Riemst. Deze boer verkocht vroeger via de handel. Hij oordeelde dat de weging en de kwaliteitsbepaling van het varkensvlees niet nauwkeurig genoeg gebeurde. Hij voelde dit dan ook aan als een nadeel. Het grote voordeel van toetreden tot de coöperatie is dat hij nu meer zekerheid heeft over de weging en de kwaliteitsbepaling. Door toetreding is het echter niet langer mogelijk dat de boer zich zelf toespitst op de verkoop van varkens. Hierdoor kan hij niet meer zelf zijn koper kiezen. Hij ziet op korte termijn hogere prijzen aan zich voorbij gaan. Het is opmerkelijk dat de extra productie van Mr. Moors los staat van zijn toetreding tot de coöperatie. Deze toename is eerder een gevolg van de grotere vraag naar varkensvlees. Covavee zorgde echter wel voor een hogere marktprijs voor varkensvlees in België.
Xxxxxxxx (z.d.) omschrijft het doel van de coöperatie als volgt:
Als coöperatie van melkveehouders, de door de melkveehouders geproduceerde melk af te nemen en activiteiten te ontwikkelen met betrekking tot de verwerking en commercialisering van zuivelproducten met als oogmerk een duurzame afzet van de melk te garanderen aan de melkveehouders. Tevens kan de vennootschap handel drijven, zowel klein- als groothandel, van producten en materieel voor onderhoud en uitbating, ook met betrekking tot huishoudelijk gebruik en verbruik.
Bovendien stippelt Milcobel transportroutes uit. Deze hebben als doel de transportkosten van de melk te doen dalen. Hierdoor moeten de melkveehouders niet langer individueel instaan voor het transport.
Xxx Xxxxxxxx geeft aan dat hij lid is van Milcobel in opvolging van zijn vader. Milcobel is voor hem een verlengstuk om de melk te verwerken. Heel belangrijk voor hem is de zekerheid van betaling voor de geleverde melk. Doordat hij de financiële situatie van de coöperatie kent, heeft hij zicht op de terugbetalingcapaciteiten van de onderneming. In de privésector is dit echter niet het geval, daar is de melkboer vaak overgeleverd op wederzijds vertrouwen. Een ander voordeel is de regeling van de melkquota. Melkquota kunnen namelijk worden overgezet van de ene boer naar de andere.
Nadelig aan Xxxxxxxx vond de xxxx Xxxxxxxx de dure toetreding. Bovendien krijgt de boer enkel zijn inbreng terugbetaald wanneer deze uittreedt. De eventuele meerwaarden die door de coöperatie gerealiseerd zijn met deze financieringsbron worden in de coöperatie gehouden. Wel wordt er jaarlijks een dividend van ongeveer 6% gegeven. Tot slot legt Milcobel de melkveehouders een bepaald quotum op waar de melkboeren zich aan moeten houden. Wanneer een melkboer stopt, zorgt Milcobel er wel voor dat het vrijgekomen quota over de andere melkboeren verdeeld wordt.
Hieruit kunnen we besluiten dat de drie coöperaties voornamelijk zijn opgericht om de afzet te garanderen , het aanbod te concentreren en op die wijze tot een eerlijke prijs te komen.
5.4 Vorm en structuur
5.4.1 Vorm van de coöperatie
BFV is zowel een aankoop-, verkoop- en productiecoöperatie. Als aankoopcoöperatie koopt zij gezamenlijk verpakkingsmateriaal in. Verder heeft de Fruitveiling grote koelcellen aangekocht die de fruittelers tegen gunstige prijzen kunnen huren. De Fruitveiling verkoopt het fruit via twee kanalen, namelijk via het veilingsysteem en via bemiddeling van de commerciële dienst. De productie omvat het reinigen en het verpakken van het fruit zodat het verkoopsklaar is.
Covavee focust zich op een gemeenschappelijke verkoop. Ook heeft Xxxxxxx slachthuizen als dochterondernemingen. Deze zorgen voor de bewerking van de varkens tot verkoopbare producten.
Net als BFV is Milcobel een aankoop-, verkoop- en productiecoöperatie. Milcobel verkoopt producten zoals een antibioticatest tegen aankoopprijs aan de melkveehouders. Ook koopt Milcobel de vrachtwagens aan die instaan voor het transport van de melk van de boerderij naar de fabriek. Eenmaal in de fabriek wordt de melk bewerkt tot verschillende zuivelproducten zoals boter en kaas. Na de productie zorgt de commerciële dienst van Milcobel voor de verkoop van de producten.
5.4.2 De strategie
De strategie van BFV is door middel van een concentratie in het aanbod een continuïteit in de afzet te verkrijgen.
Xxxxxxx probeert er voor te zorgen dat er een afzet gegarandeerd wordt voor haar coöperanten-varkenshouders tegen correcte voorwaarden die overeenstemmen met de markt. De voorwaarden zijn afhankelijk van de kwaliteit van het vlees. Verder wil Covavee marktleider blijven door het aanbieden van een breed assortiment vers vlees aan de distributie en aan de industriële verwerkers.
Milcobel heeft als strategie in verschillende zuivelgebieden aanwezig te zijn en, zonder afhankelijk te zijn van een product, op die manier een stabiele prijs te bieden.
5.4.3 Interne organisatie
Belgische Fruitveiling
Algemene vergadering | Telervergaderingen | ||||
Beheerraad 24 producenten | |||||
Algemeen directeur Dagdagelijks bestuur | |||||
Administratie | Logistiek | ||||
Informatica | Techniek | ||||
Figuur 13: Interne organisatie BFV
Bron: Interview Xxxxx Xxxxxxx
Elke maand vinden er telervergaderingen plaats waarop een bepaald thema besproken wordt. Alle telers mogen deelnemen aan de jaarlijkse algemene vergadering van BFV. Het aantal aandelen dat de telers bezitten is in overeenstemming met het aantal kilo’s fruit dat zij leveren. Er is echter in de statuten bepaald dat het maximum aantal aandelen tien procent is. Op de algemene vergadering wordt een beheerraad gekozen van 24 producenten. Elke producent mag zich hiervoor kandidaat stellen. Deze beheerraad wordt elke drie jaar vernieuwd. Het algemene bestuur, gekozen uit de beheerraad, bepaalt samen met de algemene directeur het financiëel beleid en het dagdagelijks beleid. BFV maakt gebruik van een externe revisor als controleorgaan. De xxxx Xxxxxx vertelde dat er sinds de leiding van De heer Xxxxxxx ook externe experts in het bestuur plaats genomen hebben. Deze externen hebben bijvoorbeeld kennis van het economisch vlak. Voorheen was het moeilijker om de boeren te overtuigen dat veranderingen goed waren. Zoals ondermeer het aanplanten van andere bomen of het gebruik van andere technieken. Door deze experts kan de coöperatie met meer overtuigingskracht werken. Ten slotte beschikt BFV over vier ondersteunende business-units, namelijk de administratie, de technische, de informatica en de logistieke afdeling.
Covavee
Jaarlijkse ledenkring per provincie | |
Algemene jaarlijkse vergadering | |
Raad van Bestuur (RvB) 17 leden | |
Bestuurscomité | |
Management |
Figuur 14: Interne organisatie Covavee
Bron: Interview Xxx Xxxxxxxxxxxxx
Bij Covavee wordt het systeem van gestaffelde verkiezingen toegepast. Gestaffelde verkiezingen zijn verkiezingen waarbij uit een grote groep er steeds kleinere groepen verkozen worden. De werking is als volgt:
Een maal per jaar komen de ledenkringen in elke provincie samen. Hier worden per provincie afgevaardigden gekozen voor de algemene vergadering. Het aantal afgevaardigden is afhankelijk van de regio en het aantal dieren in deze regio.
Xxxxxx Xxxxx, afgevaardigde van Xxxxxxx, vertelde dat de leden met hun problemen terecht konden op de vergaderingen van de ledenkringen. Vervolgens is het de taak van de afgevaardigde van elke ledenkring deze voor te leggen op de algemene vergadering. Persoonlijk vindt Mr. Moors dat er nog gewerkt kan worden aan de feedback van de Raad van Bestuur naar de leden toe. De leden verkiezen op de vergadering van de ledenkring hun eigen afgevaardigden die hun belangen vertegenwoordigen op de algemene vergadering. Op deze algemene vergadering wordt over een aantal belangrijke beslissingen gestemd. Zo zal er ondermeer de strategie van de coöperatie bepaald worden en wordt er een financieel verslag van de bedrijfsrevisor over de investeringen voorgelegd. Verder keurt de algemene vergadering de jaarrekeningen goed en stelt ze de raad van bestuur samen. Het bestuurscomité staat tussen de RvB en het management. Deze bestaat uit externe experts en leden van de RvB. Dit comité komt zes à zeven maal per jaar samen. De taken van het bestuurscomité zijn het voorbereiden van de RvB en het bekijken van informatie over overnamens en problemen. Het management neemt het dagelijks bestuur van de coöperatie op zich. In elke dochteronderneming van Xxxxxxx is een manager van de moederonderneming aanwezig.
Xxxxxxxx
Xxxxxxxx-leden | ||||
Bestuur | 12 regionale ledenkringen | |||
Statutaire algemene vergadering | ||||
Coöperatieraad 4 afgevaardigden per ledenkring | ||||
15 leden van de raad van bestuur | ||||
Groepsdirectie |
Figuur 15: Interne organisatie Milcobel
Bron: Interview Xxxxxxx Xxxxxxxxxx
Milcobel telt 12 ledenkringen, die verspreid zijn over België. Uit elke ledenkring wordt één afgevaardigde naar de raad van bestuur gestuurd. Volgens de xxxx Xxxxxxxx is het aantal afgevaardigden van de ledenkring, aanwezig op de algemene vergadering afhankelijk van het aantal liters en het aantal leden die in de ledenkring aanwezig zijn. De raad van bestuur bestaat uit 14 melkveehouders en één professor Economie. Daarnaast is er bij de RvB ook een auditcomité dat zorgt voor de interne controle. Dat de leden in deze organen plaatsnemen vindt de xxxx Xxxxxxxx geen efficiënt systeem. Zijn mening hierover was: “ Men moet als boer al heel hard roepen om gehoord te worden”. Volgens hem was dit het grote nadeel van elke grote coöperatie. Veel van de klachten van de leden worden niet gehoord noch verder besproken. De leden nemen niet deel aan het personeels- en commercieel beleid. Dit is de taak voor de groepsdirectie. De groepsdirectie staat in voor het dagelijks bestuur. In deze coöperatie wordt er ook gebruik gemaakt van gestaffelde verkiezingen.
5.5 De markt
In de fruitsector wordt 80% verhandeld via vijf veilingen, namelijk de Belgische FruitVeiling, Veiling e neemt BFV de helft van deze verhandelingen voor zijn rekening. BFV is hiermee marktleider. Profuco en de Groenteveiling zijn eerder kleine marktspelers. De omzet van BFV bestaat voor 70% uit export en 30% uit verkoop aan binnenlandse supermarkten. De helft van de export wordt gerealiseerd in Rusland, Frankrijk, Spanje en Duitsland, de andere helft via binnenlandse exporteurs.
Net als BFV is Covavee marktleider met een marktaandeel van 12 à 15% en realiseert hiermee een omzet van 230 miljoen euro. In het binnenland verkoopt zij 50% van haar producten. Dit gebeurt voornamelijk via supermarkten en vleeswarenfabrieken. De export is grotendeels bestemd voor Duitsland, Griekenland, Nederland, Italië en Oost- Europa. Covavee is de enige coöperatie binnen de sector. Hierdoor moeten de concurrenten zich houden aan de normen en labels die Covavee opstelt. De groei van de coöperatie wordt gerealiseerd door overnames.
Ten slotte staat Milcobel in voor ongeveer een derde van de melkaanvoer in België. Naast België is Xxxxxxxx ook actief in Frankrijk en Nederland. De uitvoer is bestemd voor meer dan 100 landen. In 2007 bedraagt de omzet 770 miljoen euro, goed voor één miljard liter melk in België en ongeveer 50 miljoen liter melk bij niet-leden in Frankrijk en Nederland. Aangezien de houdbaarheid van melk beperkt is, is een regelmatige ophaling van de melk vereist. Deze brengt hoge transportkosten met zich mee. Dit verklaart waarom er binnen de zuivelsector zoveel coöperaties aanwezig zijn.
5.6 Stakeholders
5.6.1 Belangengroepen
De algemene trend is dat de drie coöperaties rekening moeten houden met de leden, het personeel, de overheid en de vakbonden.
BFV houdt weinig rekening met milieuorganisaties in België. In tegenstelling tot Duitsland waar ze Greenpeace als stakeholder beschouwen.
Covavee ziet de overheid als belangrijke stakeholder. Covavee is afhankelijk van de goedkeuring van de vergunningen die de overheid uitreikt.
Milcobel schakelt de BeroepsConfederatie van de Zuivelindustrie (BCZ) in als bemiddelaar met stakeholders zoals niet-gouvernementele-, consumenten- en milieuorganisaties.
5.6.2 Netwerk
De Belgische Fruitveiling is lid van het Verbond van de Belgische Tuinbouwveilingen (VBT). Het VBT bestaat uit 10 veilingen en vertegenwoordigt deze in het WAPA ( World Apple and Peer Association).
Covavee is zowel lid van een nationaal als een internationaal netwerk. Op nationaal vlak is ze lid bij FEBEV (Federatie van Belgisch Vlees). Op internationaal vlak maakt zij deel uit van een netwerk van coöperatieve varkensslachthuizen, het IMPA.
Milcobel is lid van vijf organisaties, zoals eerder al vermeld zijn ze lid van BCZ. Daarnaast zijn ze lid van Algemeen Verbond der Coöperatieve Zuivelfabrieken (AVCZ), Federatie voedingsindustrie in België (FEVIA), Belgian Dairy Trade Federation (BDF) en Vlaams Economisch Verbond (Voka). Xxxxxxxx is aangesloten bij Voka omwille van de noodzaak voor oorsprongcertificaten. Mr. Buggenhout is samen met een andere collega aangesloten bij de wereldzuivelbond.
5.6.3 De leden
Uit de interviews blijkt dat in de landbouw het aantal boeren daalt, maar de overblijvers worden steeds groter. De rekrutering verloopt verschillend in de drie coöperaties.
Bij BFV is er geen actieve rekrutering. Ze voeren eerder een aanwezigheidspolitiek waarbij de PR-afdeling zorgt voor imago-opbouw. Een voorbeeld hiervan is de sponsoring van voetbalclub STVV. Om lid te worden bij BFV moet je voldoen aan de statutaire voorwaarden. Daarboven moet men 0,1 eurocent per kilo aan kapitaal inbrengen. Dit bedrag wordt afgehouden van het totaal dat BFV moet betalen voor de producten van de telers. Volgens de xxxx Xxxxxx komt deze kapitaalafhouding bovenop een startkapitaal tussen de 300 en de 500 euro. Trouwheid van de leden is voor de cöperatie zeer belangrijk. Een lid dat uit de coöperatie stapt zal veel moeite ondervinden om terug aan BFV te mogen leveren. De teler moet ook de juiste soorten telen die BFV verkoopt. Een laatste voorwaarde is dat al het fruit aan de coöperatie wordt geleverd.
Bij Covavee is er wel een actieve rekrutering met als ambitie te groeien. Covavee streeft naar schaalvergroting en meer efficiëntie. Het doel is vijf procent te groeien in het aantal slachtingen. Elke varkenshouder kan toetreden tot de coöperatie. Het eerste jaar moeten ze echter geen aandelen nemen, vanaf het tweede jaar is dit verplicht.
Uit het interview met de heer Xxxxx bleek dat in de praktijk deze periode zou kunnen verlengd worden tot drie jaar. Bij Covavee is er een éénmalige kapitaalinbreng die afhankelijk is van het aantal varkens. De heer Xxxxx betaalt voor zijn 400 varkens ongeveer 12.500 €. Er is geen lidgeld te betalen, maar de boer kan wel extra aandelen kopen. Wanneer de boer geen aandelen neemt, heeft deze geen recht op de nabetalingen. Deze nabetaling is een soort van winstuitkering, te vergelijken met dividend.
Milcobel voert geen actieve rekrutering. Integendeel, het probeert via strenge voorwaarden het aantal nieuwe leden te beperken. Een Voorwaarde is dat het nieuwe lid een melkveehouder is in Nederland, Frankrijk of België. Een tweede voorwaarde is dat het lid langs de ophaalroutes moet gelegen zijn. Een derde voorwaarde voor nieuwe leden is dat zij, op basis van hun quota, vijf euro kapitaal per 100 liter moeten inbrengen over een periode van vijf jaar. Bijkomend is er een inkomensafhouding van 2.25 euro per 100 liter in de eerste drie jaar. Voor de opvolgers van huidige Milcobel leveranciers is er een soepelere voorwaarde. Hier is een kapitaalinbreng van vier euro per 100 liter voldoende. Bovendien wordt deze gespreid over een periode van 16 jaar. Zoals al eerder vermeldt, vindt de xxxx Xxxxxxxx deze sommen te hoog.
Wanneer men toetreedt tot een coöperatie verwacht men enkele diensten.
BFV stelt vier diensten ter beschikking. De eerste en belangrijkste dienst is de verkoop van het fruit. Hieronder verstaan we het keuren van het fruit, de standaardverpakking, de administratieve verwerking en het uiteindelijk veilen of bemiddelen. Een tweede dienst is de Ultra Low Oxygen (ULO). Dit zijn frigos die verhuurd kunnen worden aan de leden. Als gevolg kan de fruitteler de verkoop van zijn fruit over het hele jaar spreiden. Vervolgens biedt BFV inpak- en sorteerfaciliteiten aan. Hier wordt het fruit marktklaar gemaakt. Een laatste dienst is het teeltadvies, wat voornamelijk bestaat uit het begeleiden van de telers bij het behalen van certificaten. Ook het lid bevestigde deze diensten.
Covavee biedt drie diensten aan. In de eerste plaats biedt ze gedetailleerde informatie over de kwaliteit van de aangevoerde dieren. Op die manier is bijsturing mogelijk. Bovendien worden beheersprogramma’s aangeboden zodat de varkenshouder makkelijker zijn bedrijf kan overzien. Ten slotte kan er gebruik gemaakt worden van diergeneeskundig advies. Tijdens de slachting stellen de onderzoekers vast welke ziekten er zijn bij de varkens. Deze worden genoteerd en meegedeeld. Hierdoor is registratie en koppeling van de ziektes mogelijk. Na de gesprekken met het lid blijkt dat deze niet zo goed op de hoogte is van deze diensten. Er werd enkel gesproken over de juiste prijs kwaliteitsverhouding en over het feit dat er beroep kon gedaan worden op een expert die controleert welke dieren naar het slachthuis mogen gebracht worden.
Milcobel biedt drie diensten aan. Milcobel begeleidt de boer betreffende de kwaliteit en het quotumbeheer. De boer heeft de mogelijkheid om een deel van de zuivelproducten terug te kopen. Als laatste dienst kan de boer producten tegen aankoopprijs verschaffen voor de productie van melk. Het geïnterviewde lid maakt van deze diensten geen gebruik. Hij was hierover ook niet goed op de hoogte. De xxxx Xxxxxxxx vindt wel dat het systeem van vervroegde betalingen een dienst is die de coöperatie hem aanbiedt. Bij dit systeem kunnen de boeren, weliswaar tegen een kleine vermindering, hun inkomsten voor de betaaldag verkrijgen.
5.7 Financieel
5.7.1 Leden
De vergoeding van de aangeleverde producten verloopt in de 3 coöperaties op een andere manier.
In de Fruitveiling wordt de prijs van het fruit via de klok of via bemiddeling bepaald. Hierop houdt BFV een commissie van 4% in. Volgens de xxxx Xxxxxx is dit een goed systeem om een juiste prijs te verkrijgen.
Xxxxxxx heeft daarentegen een eigen classificeringssysteem opgesteld waarin de prijs bepaald wordt volgens de kwaliteit. Daarna is het aan Covavee zelf om ervoor te zorgen dat de verkoopprijs hoger ligt dan de prijs betaald aan de varkenshouder. Op die manier is de varkenshouder verzekerd om een vaste eerlijke prijs te verkrijgen voor zijn kwaliteitsvlees. Volgens de heer Xxxxx wordt elke maand de prijs vastgelegd door het dagelijks bestuur. Deze boer produceert onder het Certus en Omega 3 certificaat. Om dit te verkrijgen moet met aan zeer specifieke voorwaarden voldoen. Het voordeel is dat met voor deze certificaten een extra toeslag per dier verkrijgt.
Milcobel hanteert nog een ander systeem. Maandelijks wordt door de vertegenwoordigers van de melkveehouders een melkprijs bepaald. Op het einde van het jaar wordt vervolgens gekeken of er winst is gemaakt door de coöperatie, er wordt dus gekeken of de melkprijs te laag was. Eventueel behaalde xxxxx wordt vervolgens in drie stukken verdeeld. Een deel wordt uitbetaald aan de melkboeren als rest van melkprijs. Een tweede deel wordt als dividend uitgekeerd. Een derde deel wordt ingehouden als reserve. De xxxx Xxxxxxxx vertelde dat het dividend jaarlijks ongeveer zes procent bedraagt. Dat de prijs door de beheerraad werd vastgelegd vond hij een goed systeem. Het nadeel hieraan is dat de beheerraad beslist op basis van de aangebrachte argumenten van de directeur. Dit wordt echter opgevangen door de nabetalingen. Het andere systeem, waarbij met gemiddelde prijzen gewerkt wordt van andere melkerijen, vond hij een slechter systeem. Dit systeem wordt niet door Milcobel gebruikt maar is het alternatief.
Covavee keert geen dividend uit maar gebruikt haar winst als werkingsmiddel voor het volgende jaar, wel is er een soort van nabetaling die als een soort van dividend kan aanschouwd worden. BFV wil geen winsten behalen. Om dit te realiseren gaan ze bij behaalde xxxxxxx hun commissiepercentage voor het volgende jaar verlagen zodat door de jaren heen het bedrijf break-even zal draaien.
Tot slot wordt er bij de 3 coöperaties aan sponsoring gedaan vanuit marketing en imago- opbouw overwegingen.
5.7.2 Inkomsten
De financiële middelen worden verkregen via de kapitaalinbreng van de leden van de coöperatie. De kapitaalinbreng is al behandeld in punt 6 over de leden.
De werkingsmiddelen verschillen van coöperatie tot coöperatie.
BFV gebruikt het commissiepercentage om zijn diensten te laten vergoeden. Er wordt een werkkapitaal ingebracht door de eigenaars.
Covavee maakt gebruikt van een eventuele verkoopsmarge (Verkoopprijs- aankoopprijs) en gaat leningen aan bij kredietinstellingen.
Milcobel dekt zijn werkingskosten door uitzonderlijk gebruik te maken van de behaalde verkoopsmarge en eventuele bancaire middelen.
5.7.3 Analyse van de balans en de jaarrekening
Wat volgt is een bespreking van de jaarrekening van de drie coöperaties om een beeld te krijgen over de financiële situatie. De volledige jaarrekeningen kunnen teruggevonden worden in bijlage nr 5. Uit onze interviews zijn de omzetcijfers van 2007 naar voor gekomen. De balansen en de jaarrekeningen gaan tot 2006.
De Belgische Fruitveiling is de kleinste coöperatie met een omzet van 125 miljoen euro in 2007. De laatste 6 jaar is de omzet met ongeveer een kwart gestegen. BFV maakt de laatste jaren steeds een klein verlies. Dit verlies is te verantwoorden door het winstbeleid dat BFV voert, namelijk het commissieloon zo aanpassen dat de winst door de jaren heen nul is. Eind jaren negentig behaalde ze grote winsten waarna ze hun commissieloon lieten zakken. Het verlies van de laatste jaren wordt weggewerkt door de opgebouwde reserves. (Bureau van Dijk, 2007)
Ondanks een negatief winstsaldo is er elk jaar een positieve cash flow van ongeveer 5.5 miljoen euro.
Tot slot de bespreking van een aantal ratio’s van BFV. De rotatie van de handelsgoederen is hoog en bedraagt 57 dagen. BFV zou dus 57 dagen verder kunnen wanneer er geen fruit geleverd zou worden. Dit is te verklaren doordat het fruit slechts tijdens een korte periode geplukt kan worden maar het hele jaar moet worden aangeboden. De solvabiliteit en de rentabiliteit voldoen niet aan de norm. Dit betekent dat de onderneming niet over voldoende eigen middelen beschikt ten opzichte van de totale middelen. Het zou moeilijk kunnen worden om de lange termijn schulden te betalen. Verder creëert BFV niet veel meerwaardes op de inbreng van de leden. Dit scenario is te verklaren aan de hand van het winstbeleid dat BFV voert. Het aantal dagen krediet dat het bedrijf verleent aan haar klanten is langer dan het aantal dagen krediet dat men krijgt van haar leveranciers. Om deze periode te overbruggen zal BFV op zoek moeten gaan naar middelen binnen of buiten het bedrijf. De liquiditeit in enge zin van BFV duidt er op dat aan de korte termijn verplichtingen kunnen worden voldaan (Bureau van Dijk, 2007).
Tabel 9: Financiële ratio's BFV
Jaar | 2006 |
Rotatie Handelsgoederen | 57 |
Solvabiliteit | 21.08 |
Rendement van het eigen vermogen | -0.94 |
Aantal dagen klantenkrediet | 66 |
Aantal dagen leverancierskrediet | 42 |
Liquiditeit in ruime zin | 0.9 |
Liquiditeit in enge zin | 0.9 |
Bron: Bureau van Dijk (2007
In 2007 bedroeg de omzet van Covavee 230 miljoen euro. Dit is het hoogste cijfer van de afgelopen zes jaar. Enkel in 2003 is de omzet gedaald. Dit heeft te maken met het sluiten van Etn. Adriaens. Tot 2007 heeft er steeds een stijging plaatsgevonden, in totaal zelfs een stijging van 80%. Dit is te verlaren doordat Covavee een coöperatie is die wilt groeien. Covavee is over het algemeen een winstgevende coöperatie. Enkel in 2003 maakte het bedrijf een aanzienlijk verlies. Wel is er in tegenstelling tot de omzet vanaf 2004 een daling in de winst merkbaar. Zoals al eerder vermeld worden de winsten van Covavee gebruikt om te voorzien in de werking van het bedrijf. De cashflow is net zoals de winst positief, behalve voor 2003 waar de negatieve cashflow aanzienlijk groter is in
vergelijking met de positieve cashflows van de volgende jaren. Opmerkelijk is wel dat dit het enige jaar is dat er een negatieve cashflow is over een periode van tien jaar. Ook hier zal de sluiting van Etn. Xxxxxxxx een invloed hebben gehad. Vanaf 2003 is ook het personeelsbestand gedaald van 27 naar 23 werknemers (Bureau van Dijk, 2007).
Daar er in de balans van Xxxxxxx geen voorraden en bestellingen in uitvoering zijn opgenomen, kan de rotatie van handelsgoederen niet berekend worden. Ook Covavee haalt de norm voor de solvabiliteit niet. Echter groeit de ratio steeds meer naar de norm van 30% toe. Het rendement van het eigen vermogen is omwille van het negatieve winstcijfer ook negatief in 2003. De laatste jaren is de onderneming ook steeds minder winstgevend geworden. Dit samen met de stijging van de reserves kan de daling van deze ratio verklaren. Vanaf 2000 is het aantal dagen klantenkrediet hoger dan het aantal dagen leverancierskrediet .De onderneming zal andere financieringbronnen moeten aanwenden om de tussenperiode te overbruggen. Deze periode bedraagt slechts een à twee dagen. Covavee gebruikt hiervoor haar winsten en financiële middelen van kredietinstellingen. Covavee voldoet niet aan de strenge liquiditeitseis. Vermits er geen voorraden opgenomen zijn in de balans zijn deze gelijk aan de liquiditeit in ruime zin.
Tabel 10: Financiële ratio's Covavee
Jaar | 2006 |
Rotatie Handelsgoederen | Onbekend |
Solvabiliteit | 20.16 |
Rendement van het eigen vermogen | 6.63 |
Aantal dagen klantenkrediet | 24 |
Aantal dagen leverancierskrediet | 22 |
Liquiditeit | 0.57 |
Bron: Bureau van Dijk (2007)
Milcobel is met een omzet van 770 miljoen euro in 2007 de grootste van de drie besproken coöperaties. Daar Milcobel pas in 2005 is opgericht moeten wij ons beperken tot de financiële cijfers van het jaar 2005 en 2006. De omzet van deze coöperatie is gestegen ten opzichte van de startdatum. In 2007 was er een sterke stijging. Deze is te danken aan de groei van Ysco en door de aantrekking van producten met een hoge toegevoegde waarde in Inza. Verder is de omzet gestegen door alle activiteiten van Kaasimport Xxx Xxxxxx onder één dak te brengen wat veel voordelen meebrengt op het
gebied van efficiëntie en manipulatiekosten. Als laatste, maar een zeer belangrijke factor is dat de melkpoederprijzen in 2007 zijn gestegen ten opzichte van de dalingen in de voorbije jaren. Omdat de interventiestocks van de EU zo goed als leeg zijn is het nu de markt die de prijs bepaalt in plaats van de EU. Het is het gebrek aan aanbod dat de prijsstijging in de hand werkt (Milcobel, 2007). De geconsolideerde winst van Milcobel is gegroeid. De volledige winst wordt volgens het winstbeleid van Milcobel opgedeeld onder de boeren, aandeelhouders en de reserves. De cashflow van de coöperatie is niet goed, het negatieve saldo groeide in 2006 licht. De oorzaak ligt bij de aankoop van nieuwe materiële vaste activa, deze zullen na enkele jaren hun waarde bijbrengen aan de onderneming.
Het aantal dagen klantenkrediet en het aantal dagen leverancierskrediet zijn bij Milcobel op elkaar afgestemd. De leveranciers kunnen betaald worden met de inkomsten van de klanten. Het aantal dagen van beide ratio’s bedraagt 49 dagen in 2006 en 43 dagen in 2005. Milcobel kan aan de korte termijn betalingsverplichtingen voldoen. Problemen omtrent de betalingsverplichtingen ontstaan echter wel wanneer naar de strengere liquiditeitstest gekeken wordt. In het geval de productie zou stilvallen, heeft de coöperatie nog een autonomie van 16 dagen alvorens de werken moeten stopgezet worden. Milcobel kan ten opzichte van de BFV en Covavee wel voldoen aan de lange termijnverplichtingen. Er zijn voldoende eigen middelen in de onderneming aanwezig in vergelijking met de totale middelen. Op basis van het eigen vermogen worden er weinig meerwaardes gecreëerd. Net zoals bij de andere coöperaties is dit te verklaren doordat het doel van een coöperatie niet is om grote winsten te behalen.
Tabel 11: Financiële ratio's Milcobel
Jaar | 2006 |
Rotatie Handelsgoederen | 16 |
Solvabiliteit | 0.29 |
Rendement van het eigen vermogen | 0.4 |
Aantal dagen klantenkrediet | 49 |
Aantal dagen leverancierskrediet | 49 |
Liquiditeit in ruime zin | 1.2 |
Liquiditeit in enge zin | 0.7 |
Bron: Milcobel (2007)
Hoofdstuk 6: Coöperatief gedachtengoed in de wijnbouw in België
6.1 Inleiding
Na onze analyse over de structuur en de werking van coöperaties in de wijnbouw en in andere landbouwsectoren wordt er nu besproken hoe de wijnbouwers zelf ten opzichte van een wijnbouwcoöperatie staan. Dit onderzoek ligt aan de basis van het aantal liters wijn, het aantal wijnstokken, het aantal leden en de mogelijkheden om uit te breiden. Deze zullen gebruikt worden in hoofdstuk 7 waar het businessplan wordt besproken. De opzet van deze enquête is “nagaan of wijnbouwers interesse tonen in een wijnbouwcoöperatie”, indien er geen interesse zou zijn van de wijnbouwers om zich te verenigen zou het ook niet mogelijk zijn om een coöperatie op te starten.
6.2 Methodologie
Om de interesse van de druiventelers te beschrijven is er een enquête opgesteld. De enquête is terug te vinden in bijlage nr 6. Deze enquête bestaat uit 33 vragen die in vier onderdelen geplaatst kunnen worden. De resultaten van de enquête zijn te vinden in bijlage nr 7.
Het eerste onderdeel gaat na hoe de huidige wijngaard er uitziet.
In het tweede deel komt het netwerk van de wijnbouwer aan bod, zowel in het binnen- als het buitenland.
Het derde en het belangrijkste deel toetst de bereidheid van de telers over de toetreding tot een coöperatie en welke vorm deze dan zou moeten aannemen.
Als laatste worden de verwachtingen nagegaan indien er een coöperatie zou ontstaan en welke voordelen er belangrijk zijn.
De populatie van de wijnbouwers in België is onbekend. Om de respons zo hoog mogelijk te krijgen is er gezocht naar verenigingen. Het voordeel van de bezoeken aan de verenigingen is het rechtstreeks contact met de wijnbouwer waardoor er ook gepeild kon worden over het gedachtegoed van een mogelijke wijnbouwcoöperatie. Een ander
voordeel was dat de opzet van de studie beter uitgelegd kon worden. De enquête is ingevuld door 60 wijnbouwers, die de wijnbouw voornamelijk als hobby beoefenen. De wijnbouwers die geënquêteerd werden zijn afkomstig uit de regio’s Haspengouw, het Hageland en Nederlands Limburg. De adressen voor de Hagelandse wijnbouwers zijn verkregen via de heer Xxxxxxx Xxx, voorzitter van de ‘Interprofessionele Wijnbouwers Xxxxxxxx vzw’. Deze enquêtes zijn via het internet afgenomen.
De overige wijnboeren zijn bevraagd op een bijeenkomst van de ‘Haspengouwse Wijnbouwers’ te Tongeren en een wijnproeverij van de ‘Gilde der Loonse Wijnluyden’ in Borgloon.
Een andere vereniging die bezocht werd is ‘De Brommel’ te Genk. Hier werd echter wijn gemaakt met sappen ingevoerd uit andere landen. Vermits de coöperatie druiventelers zoekt, behoorden deze leden niet tot de populatie van de enquête. Andere verenigingen waren echter niet bereid om enquêtes in te vullen uit angst voor controle van de overheid op de accijnzen.
Tenslotte hebben er huisbezoeken plaatsgevonden op basis van een ledenlijst van ‘De Bottelaers’ te Alken. Dit laatste had geen succes omdat de leden ofwel tussen de 20 à 50 wijnstokken bezaten ofwel fruitwijnen produceerden. Deze wijnbouwers behoren niet tot de doelgroep van de coöperatie. Op deze rondrit is er veel kennis verworven over het productieproces op kleine schaal.
Na de analyse van de enquête is vraag 21: “Hoe belangrijk vindt u volgende voordelen van een coöperatie?” weggevallen omdat deze door vele geënquêteerden foutief ingevuld is.
6.3 Resultaten van het onderzoek
In deze paragraaf worden de resultaten van de enquête besproken.
Tabel 12: Ervaring
0-5J | 5-10J | >10J |
17 | 8 | 35 |
28% | 13% | 58% |
Bron: Eigen onderzoek
Tabel 13: Verkoopskanalen
Supermarkt | Wijnhandelaar | Consument | Eigen gebruik | Andere kanalen |
3 | 4 | 16 | 58 | 3 |
4% | 5% | 19% | 69% | 4% |
Bron: Eigen onderzoek
Uit de enquête blijkt dat het grootste deel van de wijnbouwers al geruime tijd bezig is met het verbouwen van wijn en dus ook over de nodige ervaring beschikken. Ook al is er ervaring in de wijnbouw, toch blijft dit voor 80% van de Belgische wijnboeren een hobby. Slechts 2 wijnboeren zijn voltijds bezig met de wijnbouw. De Belgische wijnsector bevindt zich nog voor het grootste deel op amateuristisch niveau. Natuurlijk zijn er altijd uitzonderingen op de regel. Dit blijkt ook uit de verkoopskanalen: 70% van de wijn is nog steeds bestemd voor eigen gebruik. “De kwaliteit van mijn zelfgemaakte wijnen is onbetaalbaar en daarom worden mijn wijnen ook niet verkocht” vertelden enkele kleine wijnbouwers. Van de andere verkoopskanalen is ‘rechtstreeks aan de consument’ veruit de grootste. Het oprichten van een coöperatie zou waarschijnlijk een goede manier zijn om hierin verandering te brengen. Zoals zal blijken uit de concurrentie analyse zijn er reeds een aantal personen die zich professioneel engageren in het wijngebeuren. Deze concurrenten maken ook gebruik van andere verkoopskanalen zoals ondermeer restaurants en wijnhandelaars.
Fig 6.1 Ervaring van de wijnboer
Fig 6.2 Verkoopskanalen
4% 4% 5%
Via supermarkt in de buurt
Via wijnhandelaar
28%
0-5J
5-10J
19%
58%
13%
>10J
69%
Rechtstreeks aan consument
Eigen gebruik
Andere kanalen
Bron: Eigen onderzoek Bron: Eigen onderzoek
In figuur 16 vindt u een uiteenzetting van de verscheidene druivensoorten die bij meerdere wijnbouwers zijn aangetroffen. De niet zo belangrijke druivensoorten zijn terug te vinden in bijlage 7 Opmerkelijk is de hoeveelheid druivensoorten die aangeplant zijn. De kleine wijnboeren beschikken over veel druivensoorten en bevinden zich in een experimentele fase. Als gevolg zal de coöperatie geen beroep kunnen doen op druivensoorten als Zala en Domina. Belangrijk is dat de meest commerciële druivensoorten ook het meest aangeplant worden. Voorbeelden hiervan zijn de Chardonnay, de Pinot gris en de Pinot noir. Deze namen spreken het publiek aan, met als gevolg dat hiervoor ook een hogere prijs kan verkregen worden omdat deze vaak met kwaliteit geassocieerd worden.
25
20
15
10
5
0
Figuur 16: Gebruikte variëteiten
Bron: Eigen onderzoek
Wat volgt is een analyse van de grootte van de wijngaarden. Hiervoor worden de boeren met eenzelfde ervaring met elkaar vergeleken. In tabel 14 bevinden zich het aantal wijnstokken per leeftijdscategorie en het gemiddeld aantal wijnstokken per wijnbouwer. Het doel hiervan is om een overzicht te krijgen welke groep het meest interessant is voor de coöperatie.
Tabel 14: Evolutie wijngaarden
Ervaring | Totaal aantal wijnstokken | Gemiddeld aantal wijnstokken per wijnboer | ||
2007 | 2008 | 2007 | 2008 | |
0-5 jaar | 4.828 | 6.248 | 301,75 | 390,50 |
6-10 jaar | 5.635 | 13.760 | 704,38 | 1.720 |
Meer dan 10 jaar | 25.900 | 26.820 | 863 | 894 |
Bron: Eigen onderzoek
De wijnboeren met minder dan vijf jaar ervaring willen van 2007 naar 2008 hun wijngaarden vergroten met één derde van het aantal stokken. In deze groep is echter één uitschieter weggelaten, omdat deze anders een vertekend beeld zou geven op het totaal aantal wijnstokken. Deze wijnboer is professioneel bezig met wijn en bezit in 2007
10.000 wijnstokken. In 2008 zou het aantal stokken in zijn wijngaard meer dan verdubbelen. De grootste stijging doet zich voor in de groep van 6 tot 10 jaar ervaring. Alle wijnboeren in deze groep hebben grootse plannen. In totaal zou het aantal wijnstokken stijgen met 250%. Tot slot is de groep met de meeste ervaring het minst ambitieus. “Ik ben te oud om nog veel stokken te onderhouden, maar het is een mooie hobby” of “In mijn wijngaard kom ik tot rust” zijn enkele argumenten waarom de oudste groep niet meer uitbreidt. In 2008 zal de gemiddelde wijnboer uit de groep 6-10 jaar ervaring meer dan twee maal zo groot zijn als een gemiddelde wijnboer uit de groep >10 jaar ervaring. De coöperatie moet zich vooral richten op de twee jongste groepen aangezien de grootste uitbreidingsmogelijkheden daar te vinden zijn en deze wijnboeren het meest ambitie hebben.
De grotere wijnboeren uit de >10j groep zijn vanzelfsprekend ook interessant. Uit onze bezoeken aan verschillende verenigingen bleek echter dat de meest ervaren wijnboeren ook reeds een gevorderde leeftijd hadden. Deze boeren kunnen hun ervaring overbrengen op de jongere generatie. De groei in aantal nieuwkomers in de afgelopen 5 jaar wordt volgens de huidige marktspelers geschat op matig tot zelfs weinig. De komende vijf jaar wordt eenzelfde tendens verwacht, namelijk een traag groeiende markt. Als de coöperatie zijn succes kan bewijzen zullen waarschijnlijk ook meer mensen
tot de wijnbouw aangetrokken worden. Xxxxx Xxxxxxxxxx, een Oostenrijkse wijnakademiker, zei in het interview dat de Belg een grote twijfelaar is en eerst bewijzen moet zien alvorens de sprong te wagen.
Nu er een beeld is over hoe de wijngaarden eruit zien in België en hoe deze zullen evolueren, kan er een blik geworpen worden op de samenwerking tussen de wijnbouwers. Werken wijnboeren op eigen houtje of raadplegen ze elkaar om ervaringen uit te wisselen?
Tabel 15: Mate van reeds bestaande samenwerking met collega wijnbouwers
Sterk | 10 | 17% |
Eerder sterk | 11 | 19% |
Eerder zwak | 9 | 16% |
Zwak | 15 | 26% |
Geen | 13 | 22% |
Niet ingevuld | 2 |
Bron: Eigen onderzoek
22%
17%
19%
26%
16%
Ondanks dat uit figuur 17 en tabel 15 blijkt dat minder dan 40% intensief samenwerkt met andere wijnboeren, is er toch een grote bereidheid tot samenwerking, namelijk drie op vier wijnboeren is bereid om samen te werken met andere wijnbouwers. Zonder samenwerking is het uitwisselen van ervaringen en kennis niet mogelijk. Samenwerken is dan ook een van de belangrijkste steunpilaren in een coöperatie.
Sterk Eerder sterk Eerder zwak Zwak
Geen
Figuur 17: Bestaande samenwerking
Bron: Eigen onderzoek
Tabel 16: Sterkte van de samenwerking in relatie met de bereidheid tot samenwerking
Samenwerking op dit moment | Xxxxx | Eerder sterk | Eerder zwak | Zwak | Geen |
Bereidheid tot samenwerking | |||||
JA | 11 | 9 | 7 | 10 | 6 |
NEE | 0 | 1 | 1 | 5 | 7 |
Bron: Eigen onderzoek
Zoals verwacht blijkt uit tabel 16 dat de mensen die reeds op intensieve manier met
elkaar samenwerken ook een grote bereidheid tonen om met elkaar samen te werken. De wijnbouwers die nog niet op een intensieve manier met elkaar samenwerken tonen ook een grote bereidheid tot samenwerking met andere wijnbouwers. Deze ontbreken echter het netwerk om dit te verwezenlijken. Vermits drie geënquêteerden één van beide vragen niet correct invulden zijn er slechts 57 wijnbouwers opgenomen in tabel 16.
Ruim 55% van de ondervraagde wijnbouwers heeft contacten in het buitenland. In sommige gevallen is deze zelfs lid van een buitenlandse wijnbouwvereniging.
Op welk vlak werken deze wijnbouwers nu reeds samen? Uit figuur 18 blijkt dat de
samenwerking het meest gebeurt op het vlak van onderzoek en ontwikkeling. De
samenwerking op dit vlak vindt meestal plaats op bijeenkomsten van verenigingen
waarbij de wijnbouwer is aangesloten. Een voorbeeld hiervan zijn de ‘Loonse Wijnluyden’. Voor de productie en de aankoop wordt ook al eens beroep gedaan op andere wijnboeren.
30
25
20
15
10
5
0
Productie
Aankoo
Verkoop
Onderzoek en
ontwikkeling
Andere:
p
Figuur 18: Samenwerkingsgebieden
Bron: Eigen onderzoek
Het derde en belangrijkste onderdeel van de enquête gaat de haalbaarheid van een coöperatie na en onder welke structuur deze het liefst wordt opgestart. Eén derde van de bevraagde wijnbouwers blijkt geïnteresseerd te zijn in één of andere vorm van een wijnbouwcoöperatie. Dit blijkt ook uit de verwachtingen die ze hebben ten opzichte van de voordelen die een coöperatie biedt. 80% van de geïnteresseerden vindt dat de coöperatie voordelen met zich meebrengt. De voordelen die zij opnoemen zijn: een grotere afzet, het uitwisselen van kennis en ervaringen, grotere naambekendheid, een beter marketingbeleid en tot slot een daling van de aankoopkosten. Het is echter wel opvallend dat de meningen over de evolutie van de marktprijs verdeeld zijn. De meeste wijnbouwers hebben geen idee over hoe deze prijs zal evolueren in de toekomst.
Tabel 17: Xxxxxxxxxx om lid te worden
Xxxxxxxxxx tot toetreding | Ja Absoluut | Ja Percentage | Nee Absoluut | Nee Procentueel |
0-5 jaar ervaring | 8 | 47% | 9 | 53% |
5-10 jaar ervaring | 4 | 50% | 4 | 50% |
Meer dan tien jaar ervaring | 8 | 23% | 27 | 77% |
Bron: Eigen onderzoek
Bij de groepen 0 tot 5 jaar en 5 tot 10 jaar is ongeveer de helft geïnteresseerd in een toetreding tot een coöperatie. De overgrote meerderheid van de ervaren wijnboeren zijn daarentegen niet geïnteresseerd in een coöperatie. Zoals reeds vermeld zijn de twee minst ervaren groepen het meest interessant voor de coöperatie op het gebied van uitbreidingsmogelijkheden. Al is het een pluspunt om te zien dat zelfs ervaren wijnbouwers toch bereid zijn om zich in te zetten in een coöperatie en zo hun ervaring kunnen doorgeven.
groep 0-5j | groep 5-10j | groep >10j | groep 0-5j | groep 5-10j | groep >10j |
Ja | Nee |
30
25
27
20
15
10
5
0
8
8
9
4
4
Figuur 19: Xxxxxxxxxx om lid te worden
Bron: Eigen onderzoek
Tabel 18: Xxxxxxxxxx tot samenwerking en bereidheid tot toetreding in de coöperatie
Bereidheid tot toetreding | Ja | Nee |
Bereidheid tot samenwerking | ||
Ja | 18 | 26 |
Nee | 2 | 12 |
Bron: Eigen onderzoek
Tabel 18 toont aan dat minder dan de helft van de wijnboeren die bereid zijn om met
andere personen samen te werken ook bereid zijn om in de coöperatie te stappen.
Slechts twee personen die niet bereid zijn om samen te werken zijn wel geïnteresseerd in het coöperatief gebeuren.
De verdere bespreking van de enquête is gebaseerd op vragen die enkel door de 20
geïnteresseerde wijnboeren zijn beantwoord.
Tabel 19: Structuur van de coöperatie
Aankoopcoöperatie | 15 |
Verkoopcoöperatie | 12 |
Productiecoöperatie | 6 |
Bron: Eigen onderzoek
20%
30%
5%
20%
20%
5%
Op de vraag welke structuur de coöperatie zou moeten hebben is er geen eenduidig antwoord. Wel blijkt dat de boeren veel belang hechten aan de aspecten aankoop en verkoop. De coöperatie moet er dan ook voor zorgen dat deze twee diensten aangeboden worden. Ondanks dat er relatief weinig interesse is voor de productie willen we deze toch ook aanbieden. Kwaliteit wordt hoog in het vaandel gedragen door de coöperatie en enkel zo kan dit het beste onder controle worden gehouden.
0%
Aankoopcoöperatie
Verkoopcoöperatie Productiecoöperatie Aankoop + verkoop Aankoop + productie Verkoop + productie
Aankoop + verkoop + productie
Figuur 20: Vorm van de coöperatie
Bron: Eigen onderzoek
De wijnen van deze wijnbouwers dienen net zoals bij alle ondervraagde wijnbouwers meestal voor eigen verbruik of ze worden rechtstreeks aan de consument verkocht. Twee van de wijnbouwers die lid willen worden verkopen reeds via de wijnhandel.
Tabel 20: Samenwerkingsgebieden van de leden die willen toetreden
Productie | 4 |
Aankoop | 5 |
Verkoop | 0 |
Onderzoek en ontwikkeling | 11 |
Andere (Vinificatie, inlichtingen in verband met teelt, uitwisselen van ervaringen) | 4 |
Bron: Eigen onderzoek
De meeste van de leden die willen toetreden werken reeds samen met enkele andere wijnbouwers. Uit tabel 20 blijkt dat op het vlak van onderzoek en ontwikkeling de meeste samenwerking plaatsvindt. Meer dan de helft van deze wijnbouwers werkt hiervoor samen met iemand anders.
Tabel 21: Vlak van samenwerking in relatie met de gewenste vorm van coöperatie
Gewenste vorm | Aankoopcoöperatie | Verkoopcoöperatie | Productiecoöperatie |
Gebied van samenwerking | |||
Productie | 6 | 4 | 3 |
Aankoop | 5 | 1 | 2 |
Verkoop | 0 | 0 | 0 |
Onderzoek en ontwikkeling | 9 | 7 | 5 |
Andere | 2 | 2 | 0 |
Bron: Eigen onderzoek
Om na te gaan of de leden de coöperatie zien als een uitbreiding of een verlenging van de samenwerkingsgebieden werd in tabel 21 een combinatie gemaakt tussen de gewenste vorm van de coöperatie en het gebied van samenwerking. Opmerkelijk is dat er geen leden samenwerken op het vlak van de verkoop. Hier kunnen dan ook geen conclusies worden getrokken. Indien de leden reeds samenwerken op het gebied van onderzoek en ontwikkeling, dan willen deze een uitbreiding van deze samenwerking naar
de combinatie van een aankoop-, verkoop- en een productiecoöperatie. De leden die samenwerken op het vlak van de aankoop willen deze activiteit in de meerderheid van de gevallen verder zetten wanneer ze in een coöperatie stappen. Wanneer er voor de productie wordt samengewerkt dan blijken de aankoop en de verkoop de belangrijkste aspecten om in een coöperatie te stappen.
Voor de coöperatie is het van belang dat de wijnboeren bereid zijn om hun wijngaard uit te breiden. Eerder is al gebleken dat de wijngaarden vrij klein zijn en dat uitbreiding zeker nodig zal zijn om er voor te zorgen dat de afzet gegarandeerd kan worden. Bij het uitbreiden van de wijngaarden zal ook rekening gehouden moeten worden met de druivensoorten. Zoals eerder vermeld zullen commerciële druivensoorten als Pinot Gris, Chardonnay,... de voorkeur dragen. Uit de enquête blijkt dat ongeveer de helft van de geïnteresseerden, oftewel negen wijnbouwers, reeds bereid zijn tot uitbreiding. We zijn er echter van overtuigd dat éénmaal de coöperatie opgestart is en de leden gebruik kunnen maken van de vele voordelen , de rest van de wijnbouwers ook zal willen uitbreiden. Eveneens zullen er ook andere wijnbouwers toetreden die deze enquête niet ingevuld hebben.
Het laatste onderdeel van de enquête behandelt de verwachting ten opzichte van de participatie van de wijnboeren binnen de coöperatie en de compensatie voor de geleverde druiven. Afgaande op de interesse van de wijnbouwers zou de coöperatie haar inkomsten moeten halen uit lidgeld of doordat de leden betalen voor de diensten waarvan ze gebruik maken. De verkoop van de wijn zal uiteraard de belangrijkste inkomstenbron zijn. Als tegenprestatie verwacht de wijnbouwer ofwel een vergoeding voor de afgeleverde druiven ofwel lagere productiekosten voor de wijnbouwer. Bijgevolg zal de coöperatie de druiven aankopen bij de telers tegen een bepaalde prijs die zal bepaald worden aan de hand van de kwaliteit. Bovendien zal de coöperatie de productie verzorgen en zo de productiekosten drukken. Om ervoor te zorgen dat de aankoopprijs op een eerlijke manier wordt bepaald, zal er een maandelijkse vergadering plaatsvinden, bestaande uit wijnboeren en het management, waarin de prijs per kwaliteitsniveau zal bepaald worden. Vier wijnbouwers wensen betrokken te worden met het dagelijks bestuur van de coöperatie.
Tot slot is er nog nagegaan hoe ver de coöperatie van de leden mag verwijderd zijn. Er is gekozen voor de mediaan om te vermijden dat uitschieters een vertekend beeld geven van de afstand. De mediaan is 22.5 km.
In tabel 22 bevinden zich alle leden die in de coöperatie zouden willen toetreden. De leden met een groene kleur zijn de leden die bij de start deel zullen uitmaken van de coöperatie.
Tabel 22: Leden van de coöperatie
Rij | Ervar ing | Aantal stokken | Aantal liter | Soorten | Bereidheid tot uitbreiding | Opgenomen in Financieel Plan | Uitbreiding volgens Fin Plan |
1 | 0-5j | 225 | 200 | Chardonnay | NEE | JA | |
2 | 0-5j | 2000 | 3000 | Chardonnay, Merlot | JA | JA | 640 liter Chardonnay |
3 | 0-5j | 600 | 300 | Xxxxxx, Xxxxxx, Xxxx, Johanniter | JA | NEE | |
4 | 0-5j | 100 | 100 | Witte vroeghaan, Xxxxxx, Regent | NEE | NEE | |
5 | 0-5j | 215 | / | Chard, Wurzer, Dornfelder | NEE | NEE | |
6 | 5-10 | 400 | 120 | Auxerois, Dornfelder, Chardonnay | NEE | NEE | |
7 | 5-10 | 1200 | 1000 | Riesling, Muller-thurgeau, Pinot Noir | NEE | JA | |
8 | 5-10 | 8000 | 3000 | Pinot gris, Auxerrois | NEE | JA | |
9 | >10 | 2000 | 4000 | 10 verschillede soorten | JA | JA | 2850 liter Pinot Noir, 1150 liter Gris |
10 | >10 | 210 | 300 | Chard, MT, Sieger | JA | JA | 210 liter Chardonnay |
11 | >10 | 750 | 500 | Meerder soorten | NEE | NEE | |
12 | >10 | 1100 | 2000 | Rivaner, Auxerrois | NEE | JA | |
13 | >10 | 400 | 400 | Chardonnay, Regent, Fruhburgunder | JA | JA | 400 liter Chardonnay |
14 | >10 | 250 | 186 | 7 soorten | JA | JA | 250 liter Chardonnay |
15 | >10 | 600 | 300 | Wurzer, Merlot, Dornfelder | NEE | NEE | |
16 | 0-5j | 550 | 120 | Regent, Johanniter, Xxxxxx | JA | NEE | |
17 | 0-5j | 1060 | Vanaf 2010 | Chard, Pinot Gris en Noir, Johanniter | NEE | JA | |
18 | 5-10 | 1000 | 500 | 8 soorten | JA | NEE | |
19 | >10 | ? | 3500 | MT , Pinot Blanc | JA | JA | 700 liter Pinot Gris |
20 | 0-5j | 350 | 180 | Pinot gris, Regent, Dornfelder | NEE | NEE |
Bron: eigen onderzoek
97
De coöperatie kan niet alle leden opnemen vermits er bepaalde soorten wijn moeten geproduceerd worden, een bepaalde hoeveelheid gehaald moet worden en de wijngaarden moeten worden uitgebreid.
Omwille van de privacy van de geënquêteerden zijn de namen van de leden weggelaten. Deze tabel dient ook als basis voor het aantal verkochte liter in het financieel plan. Omdat de juiste hoeveelheden per soort niet bekend zijn, zal er gebruikt gemaakt worden van het gemiddelde, bv. de persoon op de tweede rij produceert 3000 liter wijn uit twee soorten. Als gevolg wordt er 1500 liter aan elke soort toegekend.
Zoals al eerder vermeld zijn de benodigde druivensoorten de Chardonnay, de Pinot Gris, de Pinot Noir, de Auxerrois, de Rivanner en de Müller-Thurgau. Wanneer de wijnbouwer deze soorten niet produceert en niet bereid is om uit te breiden kan deze niet in het financieel plan opgenomen worden. De wijnbouwer op rij drie en rij 18 willen wel uitbreiden, maar zijn voorlopig nog te klein om deel te kunnen nemen in de coöperatie. Indien deze uitbreiden met de juiste soorten zullen zij na verloop van tijd ook opgenomen worden.
De leden die groen gekleurd zijn zullen vanaf de start deel uitmaken van de coöperatie. Hier is gekozen voor leden die de juiste druivensoorten telen. De leden die niet willen uitbreiden en toch worden opgenomen hebben reeds voldoende liters om bij de start deel te kunnen nemen. Verwacht wordt wel dat deze na enkele jaren ook zullen uitbreiden.
In de laatste kolom van tabel 6.10 bevindt zich de uitbreiding die de coöperatie gaat opleggen aan de wijnbouwers die willen uitbreiden. In normale omstandigheden moeten zij wijnstokken bijplanten om tegen 2012 de aangegeven productiehoeveelheden te bekomen. Op basis van deze veronderstelling stijgt ook de productie in het financiële plan.
98