TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN)
TUCHTRAAD FINANCIËLE DIENSTVERLENING (ASSURANTIËN)
U I T S P R A A K Nr. TFD 2009/002
i n d e k l a c h t nr. [nummer]
ingediend door:
hierna te noemen 'klaagster',
tegen:
hierna te noemen ‘aangeslotene'.
De Tuchtraad Financiële Dienstverlening (Assurantiën) heeft kennis genomen van de schriftelijke klacht, alsmede van het daartegen door aangeslotene gevoerde schriftelijke verweer.
Uit de stukken is, voor zover voor de beoordeling van de klacht van belang, het navolgende gebleken.
Inleiding
Een rechtsvoorgangster van klaagster (ook deze rechtsvoorgangster zal hierna klaagster worden genoemd) was de assurantietussenpersoon op een door een bedrijf bij aangeslotene, een levensverzekeringmaatschappij, gesloten mantelovereenkomst ten behoeve van de (individuele) pensioenvoorzieningen van de werknemers van dat bedrijf (hierna: het bedrijf). Het bedrijf betaalde de pensioenpremies voor zijn werknemers. Het heeft op 19 januari 2005 aan klaagster bericht dat het had besloten zijn verzekeringen bij een andere tussenpersoon onder te brengen. Het bedrijf heeft nadien via deze nieuwe tussenpersoon (hierna: tussenpersoon G) met terugwerkende kracht per
1 januari 2005 een collectieve pensioenverzekering voor zijn werknemers afgesloten.
Artikel 28 van de samenwerkingsovereenkomst tussen klaagster en aangeslotene bepaalt onder meer:
‘Recht op provisie over de tot de portefeuille van de adviseur behorende verzekeringen bestaat steeds nadat de premie is betaald.
Na de overboeking van een verzekering, op schriftelijk verzoek van een verzekeringnemer, uit de portefeuille van de adviseur naar die van een andere adviseur blijft, tenzij de geldende provisieregeling anders bepaalt, de provisieaanspraak van de adviseur uit wiens portefeuille de verzekering wordt overgeboekt bestaan tot het einde van het lopende verzekeringsjaar indien het een levensverzekering betreft (…)’.
Klaagster heeft per 1 december 2005 haar assurantieportefeuille overgedragen aan een andere tussenpersoon (hierna: tussenpersoon W).
De klacht
De brief van 19 januari 2005 van het bedrijf vermeldde ten onrechte dat na intern overleg besloten was om niet verder te gaan met klaagster, omdat, anders dan de brief vermeldde, geen overleg met de werknemers had plaatsgevonden. Het bedrijf had deze actie niet kunnen nemen zonder schriftelijke toestemming van alle werknemers, want het betrof zgn. C-polissen, gesloten onder een mantelovereenkomst.
Omdat verdere samenwerking met het bedrijf onmogelijk leek, heeft klaagster aan aangeslotene meegedeeld haar werkzaamheden voor het bedrijf per 1 februari 2005 te staken. Een probleem was echter de op dat moment nog niet verdiende, maar wel betaalde afsluitprovisie. De nieuwe tussenpersoon G wilde het contract niet overnemen, want dan zou hij verantwoordelijk zijn voor eventuele terugboekingen. Aangeslotene stuurde aan klaagster dan ook een brief die inhield dat zij de tussenpersoon was en zou blijven. Klaagster, en vanaf 1 december 2005 tussenpersoon W, bleef de provisie op dit contract ontvangen.
In 2006 heeft aangeslotene alle boekingen en de daarbij behorende provisies tot 1 januari 2005 teruggeboekt, met als gevolg dat tussenpersoon W bij klaagster verhaal zocht. Bij de overdracht was namelijk afgesproken dat klaagster de financiële consequenties van deze affaire zou dragen.
Sinds eind 2004 was aangeslotene al bezig met tussenpersoon G een nieuw pensioencontract op te stellen. Men zou van individuele polissen naar een collectief contract gaan. De onderhandelingen over dit nieuwe contract hebben geduurd tot eind 2005, begin 2006. Later beweerde aangeslotene dat het nieuwe contract in juli 2005 getekend is, maar dat berust op antedateren. Pas medio augustus 2005 werd men binnen het bedrijf voor het eerst van de veranderingen op de hoogte gesteld. Toen had nog geen enkele deelnemer zich akkoord verklaard.
Klaagster is enkel als tussenpersoon aangehouden om bij haar de financiële consequenties te kunnen leggen. Er zijn in deze affaire drie schuldigen, namelijk het bedrijf dat klaagster ontsloeg maar dit niet kon doen, diens adviseur die hem beter had moeten informeren wat de juiste manier was om dit af te handelen, en aangeslotene die meewerkte aan het onbehoorlijke gedrag naar klaagster toe.
Klaagster heeft het gevoel dat de gang van zaken niet in het belang van de werknemers van het bedrijf is.
Het belangrijkste argument van aangeslotene om deze gang van zaken recht te praten is dat sinds januari 2005 op de individuele pensioenpolissen geen premie meer betaald is. Als dat duurde tot in 2006, had zij allang de polishouders moeten informeren over de premieachterstand, daar het individuele polissen betrof. De premie van januari 2005 is door klaagster zelf betaald, want zij betaalde altijd aan aangeslotene en het bedrijf betaalde aan klaagster de bedragen terug. Na 1 februari 2005 moest het bedrijf de premies rechtstreeks aan aangeslotene betalen. Daartoe heeft tussenpersoon G het rekeningnummer van aangeslotene opgegeven, maar dat was het banknummer van de sectie-Collectief in plaats van de sectie-Individueel. Collectief heeft zich nooit afgevraagd waarom er zoveel geld binnenkwam voor een contract dat nog niet bestond, terwijl Xxxxxxxxxxx brieven bleef sturen omdat geen premie was betaald. Individueel blijkt niet in staat een correcte en heldere administratie te voeren. Dit heeft klaagster veel werk gekost.
Het geld dat bij Collectief terecht kwam, was zonder twijfel bestemd voor Individueel. Dit is ook uitvoerig aan aangeslotene uitgelegd. Deze stelt echter hier niets meer van te weten. Om echt te laten lijken dat het nieuwe contract is ingegaan per 1 januari 2005 heeft aangeslotene ook de premie voor januari 2005 aan klaagster teruggestort.
Niet het bedrijf, maar alleen individuele werknemers konden klaagster als tussenpersoon ontslaan, maar de ontslagen tussenpersoon behoudt het recht op de provisie voor het lopende premiejaar. Volgens eigen zeggen van aangeslotene is klaagster in 2006 de tussenpersoon gebleven. Klaagster heeft dan ook recht op de provisie van 2005 en 2006.
Klaagster is van mening dat aangeslotene, althans haar sectie-Individueel, in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode Verzekeraars.
Het standpunt van aangeslotene
Het bedrijf had bij aangeslotene het pensioen van zijn medewerkers verzekerd middels C-polissen in een mantelcontract, met klaagster als tussenpersoon.
Chronologisch zijn de feiten wat betreft de individuele polissen van de medewerkers van het bedrijf als volgt:
- deze individuele polissen stonden tot 1 januari 2005 op tussenpersoonincasso en zijn belast in de rekening-courant van klaagster;
- het bedrijf heeft eind januari 2005 afscheid genomen van klaagster;
- op verzoek van het bedrijf zijn de verzekeringen per 1 februari 2005 op maatschappij-incasso gezet;
- vanaf het moment dat de polissen op maatschappij-incasso stonden moest het bedrijf zelf de premies aan aangeslotene overmaken. Premie werd echter niet meer betaald;
- de individuele polissen zijn in de loop van 2006 wegens premieachterstand premievrij gemaakt met terugwerkende kracht per 1 februari 2005;
- klaagsters portefeuille is per 1 december 2005 overgedragen aan tussenpersoon
W. In deze portefeuille zat het mantelcontract van het bedrijf waarvoor vanaf 1 februari 2005 geen premie werd betaald. Het terugboekrisico is voor rekening gekomen van tussenpersoon W, die dit verhaalt op klaagster.
Van antedateren van het collectieve pensioencontract is geen sprake, maar dit is voor het premievrij maken van de individuele polissen niet relevant.
Het bedrijf heeft op 4 juli 2005 een collectief pensioencontract getekend via tussenpersoon G, ingaande met terugwerkende kracht op 1 januari 2005.
Klaagster ageert tegen de terugboeking van de provisie door aangeslotene bij tussenpersoon W, met de volgende argumenten:
1. het collectieve contract is pas op 4 juli 2005 getekend en gaat in per 1 januari 2005. Hieruit lijkt klaagster te concluderen dat de individuele polissen niet eerder dan 1 januari 2006 beëindigd kunnen worden en het collectieve contract niet eerder dan per 1 januari 2006 kan ingaan;
2. het bedrijf zou nog wel premie betaald hebben aan aangeslotene voor de individuele polissen.
Ad 1. De ingangsdatum van het collectieve contract is voor het terugboekrisico bij klaagster/tussenpersoon W niet relevant. De individuele polissen zijn immers niet premievrij gemaakt omdat een collectief contract werd gesloten, maar wegens non-betaling van de premie.
Ad 2. Bij aangeslotene zijn geen bedragen binnengekomen voor de individuele polissen. De premie die het bedrijf in 2005 direct aan aangeslotene voldeed, werd overgemaakt voor het collectieve contract met daarbij de juiste omschrijving van het rekening-courantnummer. Het rekening-courantnummer wordt specifiek voor een collectief contract aangemaakt. De betaalde bedragen zijn overgemaakt naar aanleiding van een voorlopige nota.
Klaagster merkt terecht op dat de keuze voor de individuele verzekeringen niet bij het bedrijf lag, maar bij elke werknemer afzonderlijk. De premiebetaling liep echter via het bedrijf. Aangezien het bedrijf inmiddels met een andere tussenpersoon onderhandelde over een collectief contract, lijdt het geen twijfel dat het bedrijf niet onbedoeld bedragen heeft overgemaakt naar Collectief die bestemd waren voor Individueel. De opmerking van klaagster dat het bedrijf reeds bedragen heeft overgemaakt terwijl er toen nog geen collectief contract was, is niet correct. De offerte werd immers getekend op 4 juli 2008 [aangeslotene bedoelt: 2005], terwijl de eerste betalingen binnenkwamen in augustus 2005 als voorschot. De collectieve polis is pas later opgemaakt.
Conclusie
Aangeslotene heeft niet in strijd gehandeld met haar eigen voorwaarden of de Gedragscode verzekeraars. Zij heeft polissen premievrij gemaakt op basis van de polisvoorwaarden, omdat geen premie betaald werd.
De bewering van klaagster dat de in 2005 aan het Collectieve bedrijf betaalde bedragen bestemd waren voor Individueel is onjuist. Het is noch aan aangeslotene, noch aan klaagster/tussenpersoon W om te bepalen hoe de door het bedrijf betaalde bedragen moeten worden aangemerkt. Het bedrijf heeft een duidelijke keuze gemaakt een andere tussenpersoon te zoeken en een collectief contract te sluiten.
Dat het bedrijf in 2005 bedragen overmaakte naar het Collectieve bedrijf zonder dat een collectieve polis is afgegeven, is niet ongebruikelijk.
Klaagster heeft niets van doen met het tot stand komen van het collectieve contract tussen het bedrijf en aangeslotene middels tussenpersoon G. Al haar opmerkingen over de totstandkoming van het collectieve contract zijn voor het terugboeken van de provisie niet relevant.
Het verdere verloop van de klachtprocedure
Desverzocht door de Xxxxxxxxx heeft aangeslotene bij brief van 20 november 2008 nadere informatie verschaft omtrent de ontvangen premies vanaf 1 januari 2005. Zij voert aan dat, omdat premiebetaling door het bedrijf voor de individuele polissen op die datum is gestaakt, deze polissen uiteindelijk per die datum premievrij zijn gemaakt. In een brief van 22 januari 2009 heeft aangeslotene aan de Tuchtraad meegedeeld dat klaagster zelf in haar brief van 25 april 2005 om creditering van de premie van januari 2005 heeft gevraagd. Bij brief van 17 maart 2009 heeft aangeslotene te kennen gegeven dat zij in haar verweerschrift per abuis heeft vermeld dat de polissen per 1 februari 2005 premievrij zijn gemaakt.
In reactie op een en ander heeft klaagster haar klacht gehandhaafd. Zij merkt nog op dat zij niet heeft gevraagd, ook niet in haar brief van 25 april 2005, om restitutie van de premie over januari 2005.
Het oordeel van de Tuchtraad
1. In deze zaak staat voorop dat het bedrijf ervoor heeft gekozen om bij brief van 19 januari 2005 de relatie met klaagster als haar tussenpersoon te beëindigen en G als nieuwe tussenpersoon aan te wijzen. Aangeslotene stelt zich terecht op het standpunt buiten de relatie tussen het bedrijf en klaagster te staan. Het bedrijf heeft vervolgens besloten over te gaan op een collectieve pensioenverzekering voor het personeel, waarbij G als tussenpersoon is opgetreden. Blijkens de aan de Tuchtraad overgelegde stukken is de offerte voor deze collectieve pensioenregeling op 19 april 2005 gedateerd en op 4 juli 2005 door het bedrijf ondertekend. De collectieve pensioenverzekering is op 25 augustus 2006 door aangeslotene ondertekend. Ook het bedrijf heeft deze collectieve pensioenverzekering ondertekend, maar heeft daarbij geen datum vermeld. De ingangsdatum van de collectieve pensioenverzekering is 1 januari 2005. Het bedrijf had intussen vanaf 1 januari 2005 geen premies meer betaald voor de via klaagster gesloten individuele pensioencontracten.
2. De Tuchtraad ziet geen grond voor het oordeel dat aangeslotene in strijd heeft gehandeld met de Gedragscode verzekeraars. In het uitblijven van premiebetaling op de individuele polissen heeft aangeslotene aanleiding kunnen vinden om deze polissen premievrij te maken. Aangeslotene heeft daarbij in het door klaagster in haar brief van 25 april 2005 gestelde ‘is het mogelijk om zo spoedig mogelijk het [naam bedrijf]- gebeuren vanaf januari van onze RC af te halen (…)’ aanleiding kunnen vinden om de premie van januari 2005 aan haar te crediteren, met als gevolg dat de polissen reeds op 1 januari 2005 premievrij werden. Aangeslotene heeft voorts, gelet op het bepaalde in de eerste zin van artikel 28 van de samenwerkingsovereenkomst met klaagster, de vanaf 1 januari 2005 betaalde provisie kunnen terugvorderen. In dit verband overweegt de Tuchtraad dat aangeslotene, gelet op hetgeen zij dienaangaande heeft aangevoerd, de door het bedrijf in augustus 2005 betaalde premies geredelijk heeft kunnen aanmerken als bestemd voor het collectieve pensioencontract.
De beslissing
De Tuchtraad verklaart de klacht ongegrond.
Aldus is beslist op 28 mei 2009 door mr. E.M. Wesseling-van Gent, voorzitter,
xx. X. Xxxxx, mr. X.X. Xxxxxx, mr. J.M.F.X. xxx Xxxxxx en mr. J.H. Wansink, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.N.W. Xxxxxxxx, secretaris.