CONTRACTEREN:
Juridisch en fiscaal
CONTRACTEREN:
een eerste kennismaking
30 januari/februari 2015 TIJDSCHRIFT CONTROLLING
De transacties die uw onderneming dagelijks aangaat worden in juridisch op- zicht overeenkomsten genoemd en deze kwalificatie heeft voor u en uw weder- partij specifieke rechtsgevolgen. Kenmerkend voor de rechten en plichten in een overeenkomst is dat ze elkaars spiegelbeeld vormen: tegenover het recht van de één staat een plicht van een ander. In een koopovereenkomst rust bijvoor- beeld de verplichting op de koper om de overeengekomen koopprijs te betalen. De verkoper zal de gekochte goederen leveren. Hoe ontstaat nu een overeen- komst? Hoe is dat in de wet geregeld?
Tekst: Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx
Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx is jurist en partner bij Xxxxxx Xxxxxxxx Legal
Hoe zit het met uw rechten en plichten?
O
m maar meteen met de deur in huis te vallen: wat is het verschil tussen een overeenkomst en een contract? Dat is er eigenlijk niet. Wel is het zo dat de wet alleen spreekt over het begrip
‘overeenkomst’ en niet over het begrip ‘contract’. Een over- eenkomst (contract) doet op haar beurt één of meer ver- bintenissen (lees: afspraken) ontstaan. Daarmee weet u meteen ook het verschil tussen een overeenkomst en een verbintenis.
Beginselen verbintenissenrecht
‘De vrijheid van partijen om afspraken te maken is zeker niet absoluut’
Het wettelijk kader voor het verbintenissenrecht is vastge- legd in het burgerlijk wetboek (BW). Het verbintenissen- recht wordt geregeerd door de beginselen partijautonomie, pacta sunt servanda en
consensualisme. Partij- autonomie geeft aan dat partijen in een overeen- komst alles mogen af- spreken wat zij zelf wil- len. Binnen de kaders van de wet hebben par-
tijen de volledige vrijheid om met behulp van een over- eenkomst doelstellingen te realiseren. Uitzondering zijn de overeenkomsten die in strijd zijn met de goede zeden of als zodanig in de wet zijn genoemd (benoemde over- eenkomsten). Voor de laatste gelden bijzondere voorschrif- ten waar vaak niet van mag worden afgeweken. Voorbeel- den zijn de huurovereenkomst, koopovereenkomst, arbeidsovereenkomst en overeenkomst van opdracht.
Zijn de afspraken eenmaal gemaakt dan geldt het eerder genoemde beginsel pacta sunt servanda: contract is con- tract. De afspraken in een overeenkomst worden zoals be- kend verbintenissen genoemd en deze moet u na komen. Consensualisme ten slotte houdt in dat overeenkomsten tot stand komen door wilsovereenstemming (consensus) van partijen.
Een overeenkomst komt slechts tot stand wanneer een handelende partij dat wil. Belangrijk hierbij is dat deze wil ook getoond wordt. In 3:33 BW is aangegeven: ‘Een rechtshandeling vereist een op een rechtsgevolg gerichte wil die zich door een verklaring heeft geopenbaard’. In 6:217 BW wordt bepaald dat een overeenkomst tot stand komt door een aanbod en de aanvaarding daarvan. Een aanbod kan expliciet maar ook stilzwijgend worden aan- vaard. Het is echter niet zo dat een aanbieder eenzijdig kan bepalen dat voor acceptatie geldt ‘wie zwijgt stemt toe’. Een niet-doen kan alleen dan als teken van toestem- ming gelden wanneer dit expliciet tussen partijen is over- eengekomen.
Wil men een aanbod aanvaarden dan zal dit altijd aan de partij die iets aanbiedt kenbaar moeten worden gemaakt. In de meeste gevallen stemmen wil en afgegeven verkla- ring met elkaar overeen. Dat hoeft echter niet altijd het ge- val te zijn. In 3:35 BW maakt de wetgever duidelijk dat de partij die op de door de wederpartij opgewekte schijn af gaat in bescherming wordt genomen. Essentieel aan deze vertrouwensleer is dat de wederpartij van de aanbieder ‘onder de gegeven omstandigheden en redelijkerwijs’ niet aan de juistheid van de verklaring van de aanbieder hoef- de te twijfelen.
Wilsgebreken
Er kunnen zich situaties voordoen waarbij wil en verkla-
ring wel overeenstem- men maar waar met de wil zelf iets aan de hand is: een wilsgebrek. Het BW kent vier vormen van wilsgebreken:
1. Dwaling (6:228 BW). Van dwaling is
sprake wanneer bij één of beide partijen de wil gevormd is onder invloed van een onjuiste voorstelling van za- ken. Van dwaling is sprake in de volgende gevallen: de wederpartij van de dwalende zweeg ten onrechte, de wederpartij van de dwalende gaf verkeerde inlichtingen of beide partijen dwaalden bij het aangaan van de over- eenkomst.
2. Bedreiging (3:44 lid 2 BW). Met bedreiging wordt het uitoefenen van ongeoorloofde dwang bedoeld en dan met name om iemand anders tot het verrichten van een bepaalde rechtshandeling te bewegen.
3. Bedrog (3:44 lid 3 BW). Bedrog is een specifieke vorm van dwaling. Het bijzondere is dat bij bedrog de dwa- ling steeds wordt teweeggebracht door middel van een opzettelijke kunstgreep.
4. Misbruik van omstandigheden (3:44 lid 4 BW). Dit wilsgebrek maakt het mogelijk om vernietiging van een overeenkomst te vorderen wanneer de tegenpartij mis- bruik heeft gemaakt van een bijzondere omstandigheid waarin de andere partij zich bevond. De bijzondere om- standigheid kan bestaan in een:
» abnormale geestestoestand,
» sterke economische gebondenheid,
» grote mate van onervarenheid en/of lichtzinnigheid.
Kan men bewijzen dat bij de totstandkoming van een over- eenkomst sprake was van een wilsgebrek dan wordt de rechtshandeling daardoor aantastbaar: de overeenkomst
TIJDSCHRIFT CONTROLLING januari/februari 2015 31
Juridisch en fiscaal
kan worden vernietigd. Voor dwaling en bedrog geldt dat een actie tot vernietiging kan worden ingesteld tot drie jaar na ontdekking ervan. Voor bedreiging of misbruik van om- standigheden geldt een verjaringstermijn van drie jaar van- af het moment waarop de invloed van de bedreiging dan wel misbruik van omstandigheden heeft opgehouden te werken.
Vernietigbaarheid en nietigheid zijn sterk verwant aan el- kaar. Het verschil tussen een nietige en een vernietigba- re rechtshandeling is dat een nietige rechtshandeling wordt geacht nooit te hebben plaatsgevonden en daarom geen rechtsgevolgen heeft. Een vernietigbare rechtshan- deling heeft geldige rechtsgevolgen zolang zij niet ver- nietigd is. Het is mogelijk dat een vernietigbare rechts- handeling gewoon blijft bestaan als bijvoorbeeld niemand het door heeft of als partijen om hen moverende redenen het zo laten.
Gevolgen van een overeenkomst
‘Verbintenissen kunnen op verschillende manieren eindigen, dit is gek genoeg in het BW niet expliciet geregeld’
In 6:248 Iid 1 BW wordt bepaald welke rechtsgevolgen een overeenkomst heeft voor partijen. De tekst van de wet luidt: ‘Een overeenkomst heeft niet alleen de voor partij- en overeengekomen rechtsgevolgen, maar ook die welke naar de aard van de overeenkomst, uit de wet, de gewoon- te of de eisen van re-
delijkheid en billijk- heid voortvloeien’.
Met ‘overeengekomen rechtsgevolgen’ wordt bedoeld dat datgene dat partijen bij het aangaan van de over- eenkomst expliciet
hebben afgesproken ook tussen hen geldt. De wet bepaalt expliciet dat partijen aan hun afspraken zijn gebonden. De afspraken, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk, worden be- dingen of clausules genoemd. Een overeenkomst kan dus ook mondeling zijn en is dan nog steeds rechtsgeldig. Voor uw bewijspositie is het echter aan te raden één en ander vast te leggen in een overeenkomst.
De vrijheid van partijen om afspraken te maken is zoals u eerder zag zeker niet absoluut. De wet kan dwingendrech- telijk voorschrijven dat men bepaalde afspraken niet mag maken. Als partijen bij het sluiten van een overeenkomst niets anders hebben afgesproken dan gelden de wettelijke regels. Deze regels worden aanvullend of regelend recht genoemd. Kenmerkend voor deze regels is dat partijen er zonder meer van mogen afwijken. Een regel van dwingend recht kan niet door partijen met een afwijkend beding op- zij worden gezet. Medebepalend voor de uitvoering van een contract is ook de redelijkheid en billijkheid. Dit kan worden gezien als het normen en waarden stelsel waar- mee een onredelijk of onbillijk resultaat van een overeen- komst kan worden aangepast.
Overeenkomsten in de praktijk
Het is denkbaar dat met name bij duurovereenkomsten één van de partijen op een bepaald ogenblik geen be-
lang meer heeft bij de instandhouding van de overeen- komst. In beginsel wordt elke overeenkomst echter af- gesloten met de bedoeling dat de verbintenissen die uit de overeenkomst voortvloeien door partijen ook worden nagekomen. In de praktijk komt het vaak voor dat bij één van de partijen de overeengekomen prestatie niet goed of niet op tijd wordt uitgevoerd of dat de prestatie helemaal uitblijft. Als men tekortschiet in de nakoming van de overeengekomen prestatie spreekt de wet in 6:74 BW van een tekortkoming in de nakoming. Niet elke te- kortkoming in de nakoming is hetzelfde. De oorzaak die tot de tekortkoming heeft geleid is van belang. In 6:74 Iid 1 BW maakt de wet een verschil tussen aan de schul- denaar toerekenbare tekortkomingen en niet aan de schuldenaar toerekenbare tekortkomingen. Is de tekort- koming aan de schuldenaar toe te rekenen dan pleegt de schuldenaar wanprestatie.
Kan de tekortkoming hem niet worden toegerekend dan spreekt men van overmacht. Het belang van het verschil zit vooral in de mogelijkheid om bij een toerekenbare tekortkoming schadevergoeding te eisen. Bij een niet- toerekenbare tekortkoming bestaat deze mogelijkheid namelijk niet.
Wanneer de tekortkoming aan de schuld van een debiteur
is te wijten dan is deze toerekenbaar. Een tekort- koming kan echter ook toerekenbaar zijn omdat de wet dit zo bepaalt. Op basis van 6:76 BW is men bijvoorbeeld aansprake- lijk voor gedragingen van personen die men bij de
uitvoering van de overeenkomst heeft ingeschakeld. In dit verband spreekt men van risicoaansprakelijkheid. Bij risi- coaansprakelijkheid is het niet van belang of de schade veroorzaakt is door de schuld van de veroorzaker. Op ba- sis van 6:77 BW geldt deze risicoaansprakelijkheid ook voor zaken die de schuldenaar gebruikt ter uitvoering van de verbintenis.
Artikel 6:75 BW biedt de mogelijkheid om bij het aan- gaan van een overeenkomst vast te leggen dat de debi- teur voor één of meer specifieke tekortkomingen niet aan- sprakelijk is. Denk daarbij aan het uitblijven van een bepaald resultaat. De bepaling uit 6:75 BW kan ook an- ders worden gebruikt; door bijvoorbeeld contractueel vast te leggen dat aansprakelijkheid juist geheel of gedeelte- lijk wordt uitgesloten. Dit noemt men een exoneratieclau- sule. De vrijtekening via een exoneratieclausule kan zelfs zover gaan dat de regelingen van 6:76 BW en 6:77 BW geheel buiten werking wordt gesteld. De aansprakelijk- heid voor personen en zaken wordt dan contractueel in haar geheel uitgesloten. Een vrijtekening voor opzet of grove schuld is echter altijd nietig wegens strijd met de goede zeden.
Ten slotte is een tekortkoming toerekenbaar op basis van de in het verkeer geldende opvattingen. Denk hierbij aan omstandigheden die de debiteur persoonlijk betreffen of
32 januari/februari 2015 TIJDSCHRIFT CONTROLLING
voor hem voorzienbaar waren. Dit kunnen zaken zijn als financieel onvermogen, ziekte of een gebrek aan be- kwaamheid.
Rechtsgevolgen van wanprestatie
Bij wanprestatie hangen de mogelijkheden van een cre- diteur sterk af van het antwoord op de vraag of de pres- tatie nog te leveren is. De wet kent namelijk twee situ- aties: de nakoming kan nog steeds mogelijk zijn of de nakoming is tijdelijk of blijvend onmogelijk. Is de na- koming tijdelijk of blijvend onmogelijk dan kan de cre- diteur schadevergoeding eisen, ontbinding van de over- eenkomst of deze opschorten indien de crediteur zelf zijn verplichting onder overeenkomst nog niet is nage- komen.
In 6:95 BW worden de twee soorten van schade die de wet kent genoemd: vermogensschade en ander nadeel. Vermo- gensschade bestaat zowel uit geleden verlies als gederfde winst. Met ander nadeel wordt die schade bedoeld die het vermogen niet heeft verminderd maar die wel is geleden. Deze schade wordt ook wel aangeduid met smartengeld of immateriële schade.
6:262 BW bepaalt dat wanneer bij een wederkerige over- eenkomst één van de partijen zijn verplichting niet nakomt de wederpartij bevoegd is de eigen verplichting op te schorten. Dit opschortingsrecht biedt vooral mogelijkhe- den voor een crediteur wanneer partijen hebben afgespro- ken dat de crediteur op een bepaalde datum dient te pres- teren of leveren. Blijft dat uit dan kan de crediteur rustig afwachten daar de debiteur eerst aan zijn verplichting zal moeten voldoen.
Einde van een verbintenis
Het eindigen van verbintenissen kan op verschillende ma- nieren plaatsvinden maar wordt gek genoeg in het BW niet expliciet geregeld. De belangrijkste gronden voor het ein- digen zijn:
» Vervulling van een ontbindende voorwaarde (6:21 e.v. BW). Partijen hebben de mogelijkheid om af te spreken dat het ontstaan van een verbintenis afhankelijk zal zijn van het voldoen aan een bepaalde voorwaarde dan wel het aanbreken van een bepaald tijdstip.
» Nakoming door schuldenaar of een derde (6:27 e.v. BW).
» Verrekening (6:127 BW). Verrekening gaat uit van de situatie dat twee partijen zowel crediteur als debiteur van elkaar zijn. De beide ondernemingen kunnen hun vorderingen over en weer verrekenen. De kleinste vor- dering zal dan tegen de grootste wegvallen.
» Afstand (6:160 BW). Een verbintenis kan eindigen door- dat een crediteur expliciet afziet van zijn vorderings- recht.
» Vermenging (6:161 lid 1 BW). Er is sprake van ver- menging wanneer de hoedanigheden van crediteur en debiteur zich in één persoon verenigen. Hiervan is bij- voorbeeld sprake als iemand geld leent van zijn va- der en hij na het overlijden van vader de enige erfge- naam is.
» Nietigheid en vernietiging.
» Ontbinding ( 6:265 BW). Indien het niet tijdelijk of blijvend onmogelijk is om nog na te komen, moet de tekortschietende partij de mogelijkheid krijgen om als- nog binnen een redelijke termijn aan zijn verplichtin- gen te voldoen. Voldoet hij daar niet aan, dan komt hij ‘in verzuim’ te verkeren en krijgt zijn wederpartij de bevoegdheid de overeenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden. Dit kan hij doen door een schriftelijke ver- klaring of door een daartoe strekkende vordering bij de rechter in te stellen. Niet iedere tekortkoming is ove- rigens reden voor ontbinding. Als sprake is van een te- kortkoming van geringe betekenis (zoals bijvoorbeeld het te laat betalen van een huurtermijn), dan recht- vaardigt dit geen ontbinding. In beginsel echter is ont- binding bij elke tekortkoming mogelijk; een uitzonde- ring doet zich zelden voor.
Meer weten over contracteren?
Dit artikel heeft de basisbegrippen van contracteren uitgelegd. Er zijn nog tal van onderwerpen die niet zijn behandeld. Xxxx u geïnteresseerd geraakt? Kom dan naar de masterclass contracteren die Xxxxxxx xxx Xxxxxxxxx geeft op 2 april in Utrecht. Meer informatie op xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx.
Reserveer alvast in uw agenda: 11 juni |
cm: controllersdag 2015 |
(voorheen Nationale Controllersdag)
|