Contract
— Het consortium dat de medegefinancierde acties van het programma uitvoert, beheert de EU-bijdrage autonoom en beslist (bijvoorbeeld in de consortiumovereenkomst) over de toewijzing en verdeling van de middelen aan de activiteiten en begunstigden. De begunstigden van de medegefinancierde actie van het programma (de nationale finan cieringsinstanties) melden hun subsidiabele kosten aan de beheerautoriteit. Een kopie van de declaratie wordt gedeeld met de steunverlenende autoriteit voor Horizon Europa. — Dezelfde procedure als voor cumulatieve financiering is van toepassing wanneer een EFRO-programma een bijdrage levert (zie hierboven). |
Praktisch voorbeeld
— Een lidstaat of regio neemt deel aan een consortium van nationale financieringsinstanties in een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap.
— De lidstaat of regio is voornemens een EFRO-programma te gebruiken om een deel van de nationale bijdrage aan het gezamenlijk gefinancierde Europese partnerschap te dekken.
— De nationale financieringsinstantie (d.w.z. de intermediaire instantie van het EFRO-programma) meldt aan Horizon Europa dat zij 100 miljoen EUR aan financiële steun / financiering aan haar begunstigden verstrekt. De nationale financieringsinstantie ontvangt een vergoeding van 30 % uit Horizon Europa (30 miljoen EUR).
— De resterende 70 miljoen EUR kan worden medegefinancierd uit het EFRO-programma (bv. met een medefinancierings percentage van 50 %; het medefinancieringspercentage van de prioriteit van het programma moet in acht worden genomen — artikel 112 van de GB-verordening).
— De totale kosten van 100 miljoen EUR worden derhalve als volgt gedekt: 30 miljoen EUR uit Horizon Europa, 35 miljoen EUR uit het EFRO en 35 miljoen EUR uit de nationale begroting.
— De uitgaven en kosten moeten worden gedeclareerd en gemeld overeenkomstig de hierboven uiteengezette regels voor cumulatieve financiering.
Figuur 2.
Hoe werkt een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap?
Praktische voorbeelden van een transnationale gezamenlijke oproep — begunstigde geselecteerd op nationaal niveau door een nationale financieringsinstantie
De volgende voorbeelden zijn hypothetisch. De uiteindelijke beslissing berust bij de betrokken lidstaat.
Elke lidstaat die betrokken is bij een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap, financiert in de regel de deelnemers op nationaal niveau via zijn eigen nationale procedures en volgens zijn eigen nationale regels.
Vanuit het perspectief van een modelsubsidieovereenkomst van Horizon Europa voor een gezamenlijk gefinancierd partnerschap wordt een begunstigde als een ontvanger van “financiële steun aan derden” beschouwd.
Vanuit nationaal perspectief geldt voor deze nationale begunstigde een van de volgende gevallen:
1. volledig gefinancierd door een door het EFRO medegefinancierd programma.
— De nationale begunstigde ondertekent slechts één nationale subsidieovereenkomst met de nationale financierings instantie. Deze bevat de voorwaarden waaronder de nationale financieringsinstantie het EFRO-geld zal uitbetalen.
— De nationale financieringsinstantie wordt beschouwd als een intermediaire instantie (vanuit het perspectief van de GB-verordening) en meldt haar kosten (d.w.z. de EFRO-financiering die zij aan de nationale begunstigde heeft verstrekt) aan de steunverlenende autoriteit van Horizon Europa[1] en de bevoegde beheerautoriteit. Zij brengen vervolgens verslag uit aan de Commissie;
2. medegefinancierd door het EFRO en een of meer andere nationale bronnen die door dezelfde nationale financieringsinstantie worden beheerd.
— De nationale begunstigde ondertekent één nationale subsidieovereenkomst die de voorwaarden bevat waaronder de nationale financieringsinstantie het EFRO-geld zal uitbetalen. De nationale begunstigde ondertekent vervolgens nog een nationale subsidieovereenkomst die de voorwaarden bevat waaronder de nationale financieringsinstantie het andere bedrag aan nationaal verkregen geld zal uitbetalen.
— De nationale financieringsinstantie wordt beschouwd als een intermediaire instantie (vanuit het perspectief van de GB-verordening) en meldt:
— de kosten van het verstrekken van de EFRO-financiering aan de nationale begunstigde (dit meldt zij aan de bevoegde beheerautoriteit);
— de totale kosten[2] van het verstrekken van zowel de EFRO-financiering als de andere nationale financiering die de nationale financieringsinstantie aan de nationale begunstigde heeft verstrekt (dit meldt zij aan de steunverlenende autoriteit van Horizon Europa[3]).
In beide bovengenoemde gevallen moet de nationale financieringsinstantie de procedure voor cumulatieve financiering volgen (zie punt 3 over cumulatieve financiering) en in eGrants een kopie van een door de begunstigde bij de beheerautoriteit ingediende declaratie uploaden (samen met een kopie van de informatie van de beheerautoriteit aan de begunstigde waarin wordt bevestigd dat de uitgaven zijn opgenomen in een bij de Commissie ingediende betalings aanvraag) als bewijsstuk bij de ingediende betalingsaanvraag.
[1] In de kostencategorie “financiële steun aan derden” in de modelsubsidieovereenkomst voor een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap in het kader van Horizon Europa.
[2] In de kostencategorie “financiële steun aan derden” in de modelsubsidieovereenkomst voor een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap in het kader van Horizon Europa.
[3] In de kostencategorie “financiële steun aan derden” in de modelsubsidieovereenkomst voor een gezamenlijk gefinancierd Europees partnerschap in het kader van Horizon Europa.
Belangrijk om te weten
Hoe worden bijdragen en toezeggingen uit Horizon Europa gedaan?
Toezeggingen en bijdragen voor gezamenlijk gefinancierde Europese partnerschappen worden in vijf fasen gedaan:
1. indicatieve vooraf gedane toezegging;
2. algemene toezegging bij de ondertekening van de subsidieovereenkomst;
3. jaarlijkse toezegging bij de vaststelling van het jaarlijkse werkprogramma (bv. vaststelling van de bijdrage uit de begroting aan de oproep);
4. definitieve toezegging bij de goedkeuring van de ranglijst/selectielijst en het ondertekenen van subsidieovereenkomsten;
5. bijdrage (d.w.z. betaling van de financiering).
Indien het partnerschap overeenkomstig artikel 71, lid 5, van de GB-verordening de intermediaire instantie in het EFRO- programma wordt, moeten in de schriftelijke afspraken (het partnerschap) tussen de beheerautoriteit en deze intermediaire instantie duidelijk de verantwoordelijkheden van elke partij worden vermeld met betrekking tot de uitvoering van de taken die de beheerautoriteit aan deze intermediaire instantie heeft gedelegeerd.
Belangrijkste stappen in het proces — Geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen (de artikelen 185 en 187 VWEU)
Voorbereiding/ programmering | — De bijdragen en activiteiten worden vastgesteld in een besluit van het Europees Parle ment en de Raad (artikel 185 VWEU) of in een verordening van de Raad (artikel 187 VWEU). De bijdrage van de EU moet ten minste gelijk zijn aan de bijdrage van de niet- EU-partner. — Indien een EFRO-programma overeenkomstig zijn doelstellingen voorziet in steun voor een partnerschap dat ook wordt medegefinancierd door Horizon Europa, wijst de beheerautoriteit van het desbetreffende programma de gemeenschappelijke onderne ming (artikel 187 VWEU) of de gedecentraliseerde uitvoeringsstructuur (artikel 185 VWEU) (16) aan als intermediaire instantie overeenkomstig artikel 71, lid 5, van de GB-verordening. Krachtens artikel 71, lid 3, van de GB-verordening moeten afspraken tussen de beheerautoriteit en de intermediaire instantie(s) schriftelijk worden vastge legd. — De bijdrage uit een EFRO-programma wordt verstrekt voor een specifiek project. De ontvanger van een dergelijke EFRO-bijdrage is de begunstigde van het project (het pro ject wordt in de context van het cohesiebeleid een concrete actie genoemd). — Een bijdrage aan een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap moet met een motive ring worden vermeld in het deel over synergie en complementariteit van het pro gramma. — Een bijdrage aan een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap moet voldoen aan de criteria van de toepasselijke randvoorwaarde (d.w.z. strategieën voor slimme specialisa tie) en overeenstemmen met de desbetreffende doelstelling en reikwijdte van het pro gramma, overeenkomstig artikel 73, lid 4, van de GB-verordening. De bijdrage aan een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap kan ook in een vroeg stadium worden vast gesteld, in de desbetreffende strategieën voor slimme specialisatie, als een maatregel om de samenwerking op prioritaire gebieden met partners van buiten een bepaalde lidstaat te verbeteren. In de schriftelijke afspraken tussen een beheerautoriteit en een intermedi aire instantie (het partnerschap) moeten de verantwoordelijkheden voor de uitvoering van deze taken duidelijk worden vastgelegd. |
(16) In Horizon Europa is er maar één initiatief op grond van artikel 185 VWEU: het door Xxxxxxx beheerde Europees partnerschap inzake metrologie.
Toewijzing van steun | — De beheerautoriteit kan besluiten rechtstreeks uit het EFRO-programma steun te ver strekken, op voorwaarde dat aan de eisen van artikel 73, lid 4, van de GB-verordening wordt voldaan. De beheerautoriteiten kunnen ook de in het kader van Horizon Europa vastgestelde categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen (deze moeten worden vastgelegd in het document waarin de steunvoorwaarden worden vastgesteld). — De financiering die de deelnemende landen aan hun nationale entiteiten in projecten van de gemeenschappelijke onderneming verstrekken, wordt beschouwd als een finan ciële bijdrage aan de gemeenschappelijke onderneming. Overeenkomstig de toepasse lijke regels inzake het beheer van de bijdragen van de deelnemende landen (17) moeten de deelnemende landen jaarlijks uiterlijk op 31 januari aan de raad van bestuur verslag uitbrengen over de in dat begrotingsjaar te leveren indicatieve financiële bijdragen. Daarbij moeten de deelnemende landen aangeven welk deel van deze bijdragen afkom stig is uit de fondsen van het cohesiebeleid. — Bij centraal beheer van de financiële bijdragen (wanneer de begunstigde één subsi dieovereenkomst ondertekent met de gemeenschappelijke onderneming die de EU- en nationale bijdragen uitvoert) worden de middelen van het EFRO-programma aan de uit voeringsstructuur betaald nadat voorstellen zijn geselecteerd en nationale/regionale bij dragen zijn vastgesteld. In dit geval zijn uitsluitend de regels van Horizon Europa van toepassing, zowel in de fase van de evaluatie en selectie van voorstellen als in de fase van de betaling. — Bij de coördinatie van betalingen draagt de nationale autoriteit geen middelen over naar de uitvoeringsstructuur, maar vergoedt zij de begunstigden rechtstreeks op basis van een nationale subsidieovereenkomst. De nationale of EFRO-financieringsregels zijn van toepassing op de volledige nationale bijdrage. Voor de oproep, evaluatie en selectie gelden echter uitsluitend de regels van Horizon Europa. Ongeacht de manier waarop de bijdrage wordt uitgevoerd, kunnen er in het kader van dezelfde oproep acties worden gefinancierd met EFRO-middelen en met middelen van Horizon Europa of het programma Digitaal Europa. |
Belangrijkste stappen in het proces — Van toepassing op zowel gezamenlijk gefinancierde als geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen (artikel 185 of 187 VWEU)
Voorbereiding/ programmering | — Nieuwe Europese partnerschappen worden geïdentificeerd in het kader van de strategi sche planning van Horizon Europa en het daarmee samenhangende strategische coör dinatieproces. De lidstaten worden daar volledig bij betrokken overeenkomstig artikel 6, lid 5, van het specifieke programma van Horizon Europa. |
Uitvoering, monitoring en controle | — Partnerschappen moeten een monitoringsysteem opzetten overeenkomstig de voor schriften van artikel 45 van en de bijlagen III en V bij de verordening tot vaststelling van Horizon Europa. Dit moet input leveren voor dezelfde databank als de andere onderdelen van Horizon Europa. De geaggregeerde gegevens met betrekking tot voor stellen en projecten die gefinancierd worden in het kader van de Europese partner schappen, komen op die manier beschikbaar via eCORDA en het Horizon-dashboard. Naast de kerneffecttrajecten van Horizon Europa is voor Europese partnerschappen een reeks gemeenschappelijke indicatoren ontwikkeld om hun prestaties te toetsen aan de criteria van de rechtsgrondslag, zoals additionaliteit, openheid en synergieën. De moni toring moet het mogelijk maken om in de loop van de tijd de resultaten en de vorderin gen bij het bereiken van effecten te beoordelen en na te gaan of er behoefte is aan corri gerende maatregelen. De resultaten van deze monitoring zullen worden meegenomen in de tweejaarlijkse monitoring van alle Europese partnerschappen en evaluatiecycli van Horizon Europa. — Overeenkomstig artikel 72, lid 1, van de GB-verordening verzamelt de beheerautoriteit gegevens over concrete acties, met inbegrip van de door de partnerschappen geselec teerde ondersteunende projecten. |
(17) Artikel 12 van Verordening 2021/2085 van de Raad voor de oprichting van Gemeenschappelijke Ondernemingen in het kader van Horizon Europa.
Belangrijk om te weten
Hoeveel van de nationale bijdragen kan uit het EFRO-programma worden gedekt?
De bijdrage uit een EFRO-programma kan de nationale bijdragen dekken overeenkomstig de regels inzake medefinanciering en met het maximumbedrag van de steun uit de fondsen voor elke prioriteit zoals vastgesteld in artikel 112 van de GB-verordening en artikel 190 van het Financieel Reglement, op voorwaarde dat aan de eisen van artikel 63, lid 9, van de GB-verordening wordt voldaan.
Artikel 25 quater AGVV voorziet in voorwaarden voor de verenigbaarheid van staatssteun, zodat de subsidiabele kosten en financieringspercentages volgens de regels van Horizon Europa kunnen worden toegepast op onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die door een Europees partnerschap worden ondersteund.
Kunnen uit een EFRO-programma alle nationale bijdragen aan het project worden gedekt, gezien het feit dat we nationale medefinanciering niet op basis van project, maar op basis van prioriteit programmeren?
Ja, dat kan. De bijdrage is afkomstig van het desbetreffende programma, waarvoor ook medefinancieringsregels gelden. Aangezien de medefinanciering echter op prioriteitsniveau en niet op operationeel niveau wordt vastgesteld, kan de EU-begroting alle nationale bijdragen aan een specifieke concrete actie dekken.
Is het mogelijk om EFRO-programma’s niet te gebruiken voor de financiering van projecten, maar voor een bijdrage in natura?
EFRO-programma’s kunnen worden gebruikt ter dekking van de nationale bijdragen van lidstaten die deelnemen aan Europese partnerschappen. Het maakt niet uit of het om financiële bijdragen of om bijdragen in natura gaat. Er zijn geen bijdragen in natura van de deelnemende lidstaten voor geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen.
Hoe kan de beheerautoriteit van een EFRO-programma waarborgen dat een medegefinancierde concrete actie bijdraagt tot de in het programma vastgestelde indicatoren?
Door Europese partnerschappen geselecteerde projecten kunnen worden ondersteund als zij voldoen aan de eisen van artikel 73, lid 2, punten a), b) en g), van de GB-verordening. Zij moeten dus bijdragen tot de verwezenlijking van de programma-indicatoren.
Kunnen de middelen voor andere doeleinden worden gebruikt als zij niet worden besteed aan de financiering van projecten in het kader van een partnerschap?
Deze bijdragen gaan naar aangewezen projecten nadat die zijn geëvalueerd en geselecteerd door de raad van bestuur van het Europees partnerschap. Het is dus niet mogelijk om ze terug te geven.
Hoe zit het met de EU-staatssteunregels?
De staatssteunregels zijn van toepassing indien de begunstigde van overheidsfinanciering uit nationale middelen, met inbegrip van het EFRO, een onderneming is (en indien aan alle andere cumulatieve voorwaarden voor de aanwezigheid van staatssteun is voldaan, zoals bepaald in artikel 107, lid 1, VWEU). Onder de voorwaarden van artikel 25 quater AGVV kunnen op medegefinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten de subsidiabele kosten en financieringspercentages volgens de regels van Horizon Europa worden toegepast. Dit geldt ook voor door partnerschappen gelanceerde oproepen op basis van artikel 185 of artikel 187 VWEU of voor oproepen in het kader van medefinancieringsacties voor programma’s. De projecten moeten transnationale projecten zijn (uitgevoerd door ten minste drie lidstaten, of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land) en moeten voortvloeien uit centraal georganiseerde oproepen tot het indienen van voorstellen waarop de financieringsregels van Horizon Europa van toepassing zijn (artikel 25 quater, lid 3, AGVV betreffende de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van subsidiabele kosten). Indien aan alle toepasselijke voorwaarden van de AGVV is voldaan, hoeft de steunverlenende autoriteit geen afzonderlijke staatssteunbeoordeling uit te voeren en hoeft zij de steun ook niet bij de Commissie aan te melden. Wanneer financiering onderworpen is aan de staatssteunregels en niet in overeenstemming is met alle voorwaarden van artikel 25 quater AGVV, is de vereenvoudigde behandeling van deze projecten op grond van de staatssteunregels niet van toepassing.
Wat is het vetorecht in geïnstitutionaliseerde Europese partnerschappen?
Overeenkomstig artikel 10, lid 1, punt c), van de verordening tot vaststelling van Horizon Europa moeten bijdragen van een deelnemende lidstaat worden gebruikt voor de financiering van de deelname van in die deelnemende lidstaat gevestigde entiteiten. De deelnemende lidstaten behouden op die manier de controle over hun nationale bijdragen, omdat zij hun veto kunnen uitspreken over de toewijzing van nationale middelen aan een specifieke begunstigde (om uitzonderlijke redenen en als daar gegronde redenen voor zijn) zonder dat dit van invloed is op de vraag of het voorstel in aanmerking komt voor EU-financiering.
Kunnen EFRO-programma’s het lidmaatschap van / de kosten van deelname aan andere EU-organen of -netwerken (bv. EIT- partnerschappen) ondersteunen?
Een door het EFRO medegefinancierde concrete actie moet binnen het toepassingsgebied van de EFRO-verordening vallen. Op grond van artikel 5, lid 1, punt f), van de EFRO-verordening kan het EFRO steun verlenen aan netwerken, samenwerking en de uitwisseling van ervaringen en activiteiten waarbij innovatieclusters betrokken zijn (met inbegrip van die waarbij bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheidsinstanties worden samengebracht). Dergelijke samenwerking kan worden bevorderd via een internationale organisatie.
Krachtens artikel 63, lid 4, van de GB-verordening kan een concrete actie of een deel daarvan buiten een lidstaat worden uitgevoerd, ook indien dit buiten het grondgebied van de EU is, mits de concrete actie bijdraagt tot de doelstellingen van het programma.
Lidmaatschapsbijdragen van internationale organisaties voldoen derhalve niet aan de bovengenoemde voorwaarden en komen niet in aanmerking voor EFRO-steun, omdat de door internationale organisaties nagestreefde doelstellingen over het algemeen te ruim zijn om overeen te komen met een specifieke concrete actie waarmee de doelstellingen van het financieringsprogramma worden nagestreefd.
Deelnamekosten houden daarentegen doorgaans verband met specifiekere en concretere activiteiten en kunnen derhalve in aanmerking komen voor EFRO-steun — indien zij verband houden met een concrete actie die wordt uitgevoerd door een internationale organisatie die binnen het toepassingsgebied van de EFRO-verordening valt en bijdraagt tot de doelstelling (en) van het financieringsprogramma.
5. Gecombineerde financiering (teamvorming)
Het is belangrijk om de voordelen die O&I voor de samenleving, het milieu en de economie in het algemeen kan opleveren, en de bijdrage ervan tot de verwezenlijking van de EU-doelstellingen, te optimaliseren en te maximaliseren. De EU-financiering moet daarom coherent zijn en mogelijke synergieën benutten. Dit is met name het geval voor een teamvormingsactie ter ondersteuning van de oprichting of modernisering van een kenniscentrum in een verbredingsland door dit een samenwerkingsverband aan te laten gaan met een toonaangevende onderzoeksinstelling (geavanceerde partner) in een ander land. Hiervoor is aanvullende financiering nodig uit een nationale, regionale, EU- of particuliere bron. Een dergelijke actie wordt in het werkprogramma van Horizon Europa daarom aangemerkt als een “synergieactie”. Teamvormingsacties zullen naar verwachting een invloedrijke en betekenisvolle brug gaan vormen, met name tussen strategieën voor slimme specialisatie en excellentie in O&I, waardoor de Europese Onderzoeksruimte wordt versterkt.
Aanverwante wetgeving
AGVV, artikel 25 quinquies (staatssteun)
Belangrijkste stappen in het proces
Voorbereiding/ programmering | In het werkprogramma van Horizon Europa worden teamvormingsacties aangemerkt als “synergieacties”. Cohesiebeleidsprogramma’s kunnen voorzien in aanvullende financiering voor een teamvormingsproject voor een reeks subsidiabele kosten die losstaan van de kosten die door Horizon Europa worden gedekt, op voorwaarde dat aan de eisen van artikel 73, lid 4, van de GB-verordening wordt voldaan. |
Toewijzing van steun | Er worden twee afzonderlijke oproepen gedaan (het EFRO en Horizon Europa). Het voorstel van Horizon Europa moet een duidelijke beschrijving bevatten van het aanvullende project dat door het EFRO of andere financieringsbronnen wordt ondersteund. In voorkomend geval moet de beschrijving de kostencategorieën, technische specificaties van de infrastructuur, voorlopige planning voor gebouwen en installaties, kosten-batenanalyse enz. omvatten. Deze beschrijving zal ook worden onderworpen aan de evaluatie door onafhankelijke deskundigen volgens de regels en selectiecriteria van Horizon Europa. |
Uitvoering | Het EFRO-programma ondersteunt O&O-projecten die een aanvulling vormen op Horizon Europa, zij het met een andere reeks subsidiabele kosten. In het gewijzigde artikel 25 quinquies AGVV worden verenigbaarheidsvoorwaarden vastgesteld voor het verlenen van staatssteun (onder meer uit het EFRO) aan medegefinancierde O&O- projecten die een aanvulling vormen op teamvormingsacties (in dergelijke gevallen zijn de subsidiabele kosten en financieringspercentages volgens de regels van Horizon Europa van toepassing). Bovendien mag overeenkomstig het gewijzigde artikel 25 quinquies AGVV overheidssteun voor investeringen worden toegekend ter dekking van maximaal 70 % van de infrastructuurinvesteringen in het kader van een teamvormingsactie (ook hier zijn bepaalde voorwaarden aan verbonden). Het projectvoorstel ondergaat één evaluatie die betrekking heeft op beide onderdelen van het project (d.w.z. het onderdeel van Horizon Europa en het onderdeel dat verband houdt met een gekozen aanvullende financieringsbron, zoals een cohesiebeleidsprogramma). Dit is nodig om het gewijzigde artikel 25 quinquies AGVV te kunnen toepassen, op grond waarvan de beheerders van de aanvullende financieringsbron de conform Horizon Europa vastgestelde categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten kunnen toepassen op de concrete actie in kwestie. |
6. Upstream- en downstreamsynergieën
Upstream- en downstreamsynergieën ontstaan wanneer EU-steun (voornamelijk via programma’s van Horizon Europa en van het EFRO) een gecoördineerd en samenhangend kader verschaft voor alle stappen van het O&I-proces (van capaciteitsopbouw en fundamenteel onderzoek tot commercialisering en toepassing van innovatieve oplossingen door particuliere ondernemingen). Dergelijke synergieën hebben een bijzondere meerwaarde wanneer zij ontstaan op gebieden die verband houden met belangrijke beleidsdoelstellingen van de EU en het vooruitzicht bieden om de ruimere economie aanzienlijk te verbeteren.
De ontwikkeling van dergelijke synergieën vereist nauwe samenwerking tussen de relevante actoren — met name de EU- en nationale autoriteiten die betrokken zijn bij de programmering en uitvoering van de steun van Horizon Europa en het EFRO.
Zo leveren missies van Horizon Europa (18) nieuwe oplossingen op voor de in hun missies in kaart gebrachte problemen, alsook transformatieve oplossingen die de invoering van de beste beschikbare technologieën kunnen helpen versnellen. Praktische voorbeelden van mogelijke synergieën tussen de vijf EU-missies en het EFRO zijn opgenomen in de bijlage bij deze mededeling.
Om die invoering te stimuleren, zal de nieuwe verspreidings- en exploitatiestrategie voor Horizon Europa een geïntegreerde aanpak bevorderen door portefeuilles van missieresultaten te creëren en bij te houden, en door deze te combineren met een geïntegreerd ecosysteem van diensten (bv. het platform voor Horizonresultaten en Horizon Results Booster) en initiatieven (bv. evenementen en workshops). Hierdoor worden duidelijke reeksen O&I-resultaten onder de aandacht van nationale en regionale investeerders en beleidsmakers gebracht. In de nieuwe verspreidings- en exploitatiestrategie voor Horizon Europa wordt ook de nadruk gelegd op de onderwerpen van het werkprogramma van Horizon Europa, zodat indieners van voorstellen kunnen nagaan of zij potentiële synergieën met andere EU-programma’s kunnen benutten.
De uit de vierde Interreg-oproep voor Midden-Europa voor de exploitatie van de resultaten van bestaande projecten in het kader van Horizon 2020 (en andere EU-programma’s) geleerde lessen zullen in aanmerking worden genomen wanneer wordt bepaald hoe de O&I-resultaten van Horizon Europa met behulp van de Interreg-programma’s kunnen worden benut (als extra manier om de toegang van regio’s tot kwalitatief hoogstaande O&I-resultaten te vergroten). Toekomstige inspanningen in deze richting zullen baat hebben bij de kennis en ervaring die is opgedaan met initiatieven op het gebied van matchmaking (bijvoorbeeld het nieuwe instrument voor het in kaart brengen van synergieën tussen Horizon en Interreg, dat thematische en regionale informatie combineert om mogelijke synergieën tussen deze twee financieringsstromen te identificeren).
Deze benaderingen en oplossingen kunnen overheidsdiensten ook helpen om nieuwe capaciteiten te ontwikkelen en nieuwe diensten aan te bieden. Dit is met name van belang voor minder ontwikkelde en perifere regio’s, die minder in staat zijn om nieuwe technologieën in te voeren en systemische transformatie te beheren.
(18) Zie voor meer informatie over EU-missies in het kader van Horizon Europa: xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxx/xxxxxxxx-xxx-xxxxxxxxxx/ funding/funding-opportunities/funding-programmes-and-open-calls/horizon-europe/eu-missions-horizon-europe_en#what
Veel van deze regio’s kunnen daarom met middelen van het cohesiebeleid demonstratiemodellen, innovatie en maatregelen voor de overdracht van technologie uitbreiden om de programmadoelstellingen te helpen verwezenlijken. Regio’s die prioriteiten hebben vastgesteld in de strategieën die betrekking hebben op een bepaald missiegebied, kunnen synergieën met die missie (19) tot stand brengen om de ontwikkeling en/of stroomafwaartse toepassing van nieuwe benaderingen voor de ontwikkeling van transformatieve trajecten te ondersteunen. Missies in het kader van Horizon Europa kunnen bijvoorbeeld richtinggevend zijn; regionale ontwikkeling stimuleren; interdisciplinair en meerlagig bestuur bevorderen; het grote publiek en lokale/regionale belanghebbenden erbij betrekken; en bekendheid geven aan cohesiebeleidsinvesteringen en toegang tot nieuwe netwerken, platforms voor beleidsleren en financieringsinstrumenten.
De regio’s spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de waterstofeconomie, met name via Hydrogen Valleys (20). Zij zorgen voor de productie, het vervoer, de opslag en het gebruik van waterstof op regionaal of lokaal niveau en zijn van cruciaal belang om de doelstellingen van REPowerEU (21) te verwezenlijken. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” heeft jarenlange ervaring met de ondersteuning van de ontwikkeling van Hydrogen Valleys in de EU. De verdere invoering van dit succesvolle concept in alle lidstaten vereist een aanzienlijke bundeling van middelen.
Zo zal hernieuwbare waterstof van essentieel belang zijn om aardgas, steenkool en olie te vervangen in moeilijk te decarboniseren industrieën en vervoer. REPowerEU stelt een streefcijfer vast van 10 miljoen ton binnenlandse productie van hernieuwbare waterstof en 10 miljoen ton invoer van hernieuwbare waterstof tegen 2030. De regio’s spelen een belangrijke rol bij de ontwikkeling van de waterstofeconomie in de EU, met name via Hydrogen Valleys. Hydrogen Valleys zorgen voor de productie, het vervoer, de opslag en het gebruik van waterstof op regionaal of lokaal niveau en zijn van cruciaal belang om de doelstellingen van REPowerEU te verwezenlijken. De Gemeenschappelijke Onderneming “Schone waterstof” en de voorlopers daarvan hebben jarenlange ervaring met de ondersteuning van de ontwikkeling van Hydrogen Valleys in de EU. Op dit moment zijn er 23 Hydrogen Valleys in de EU in tien lidstaten. De verdere invoering van dit succesvolle concept in alle lidstaten vereist een aanzienlijke bundeling van middelen.
(19) EU-missies zijn een nieuwigheid van het onderzoeks- en innovatieprogramma van Horizon Europa voor de jaren 2021-2027. EU-missies zijn een gecoördineerde inspanning van de Commissie om de nodige middelen te bundelen in termen van financierings programma’s, -beleid en -regelgeving, en andere activiteiten. Missies moeten ook publieke en particuliere actoren, zoals EU-lidstaten, regionale en lokale autoriteiten, onderzoeksinstellingen, landbouwers en grondbeheerders, ondernemers en investeerders, mobiliseren en activeren om een reële en duurzame impact te creëren. Missies zullen contact onderhouden met het grote publiek om de maatschappelijke toepassing van nieuwe oplossingen en benaderingen te stimuleren. Er zijn vijf EU-missies (aanpassing aan de klimaatverandering; kankerbestrijding; onze oceanen en wateren tegen 2030 herstellen; 100 klimaatneutrale en slimme steden tegen 2030; een bodemdeal voor Europa).
(20) “Hydrogen Valleys Partnership” in het kader van het platform voor slimme specialisatie en proefproject inzake waterstof (Hydrogen valleys —Smart Specialisation Platform (xxxxxx.xx) ).
(21) REPowerEU (COM(2022) 230 final) stelt een streefcijfer vast van 10 miljoen ton binnenlandse productie van hernieuwbare waterstof en 10 miljoen ton invoer van hernieuwbare waterstof tegen 2030.
Voorbeeld: Synergieën in het kader van de nieuwe Europese innovatieagenda
Synergieën kunnen de uitvoering van de nieuwe Europese innovatieagenda ondersteunen, met name vlaggenschipi nitiatief 3, dat tot doel heeft regionale innovatie-ecosystemen te versterken en met elkaar te verbinden en de innovatiekloof te verkleinen.
BIJLAGE 1
Synergieën met EU-missies
EU-missie Aanpassing aan de klimaatverandering
De missie Aanpassing aan de klimaatverandering is bedoeld om ten minste 150 Europese regio’s, lokale overheden en gemeenschappen te ondersteunen bij hun inspanningen om tegen 2030 klimaatbestendig te worden. De missie zal algemene steun verlenen aan regio’s, lokale overheden en gemeenschappen om hen te helpen meer inzicht te krijgen in, zich beter voor te bereiden op en tot een beter beheer te komen van klimaatrisico’s en -kansen, hun transformatie naar klimaatbestendigheid te versnellen en ten minste 75 voorbeelden van grootschalige aanpassing aan de klimaatverandering in de praktijk te realiseren.
De deelname van de lidstaten, regio’s en lokale overheden zal een cruciale rol spelen bij de uitvoering van deze missie, omdat zij belangrijke aanjagers van verandering zijn. Zij kunnen ook nieuwe technologieën toepassen, experimenteren met innovatieve oplossingen die tegemoetkomen aan lokale behoeften, en verschillende belanghebbenden helpen klimaatbestendig te worden.
De doelstellingen van de missie zijn in overeenstemming met de beleidsdoelstellingen van het EFRO (1), namelijk een concurrerender en slimmer Europa door de bevordering van innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit. De missie draagt ook bij tot de beleidsdoelstelling van een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en
-beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit.
Financiering in het kader van deze prioriteiten kan bijvoorbeeld worden ingezet voor de opschaling van oplossingen voor aanpassing aan de klimaatverandering, door gebruik te maken van synergieën met de financiering uit Horizon Europa. Regio’s en lokale overheden kunnen bovendien het handvest voor de missie ondertekenen, waarmee zij zich bereid verklaren om samen te werken en afspraken te maken met andere ondertekenaars, zodat zij op hun grondgebied middelen kunnen mobiliseren en activiteiten kunnen ontwikkelen om hun doelstellingen inzake aanpassing aan de klimaatver andering te bereiken.
Het uitvoeringsplatform voor de missie zal regio’s en lokale overheden ondersteunen, bijvoorbeeld door hen toegang te bieden tot kennis en technische bijstand. Via de werkprogramma’s van Horizon Europa zal er financiering beschikbaar worden gesteld voor O&I-projecten op het gebied van aanpassing aan de klimaatverandering, die kunnen worden uitgevoerd door de potentiële synergieën met het EFRO te benutten.
EU-missie Kanker
De missie inzake kanker is, samen met het Europees kankerbestrijdingsplan, bedoeld om tegen 2030 het leven van meer dan 3 miljoen mensen te verbeteren door preventie, genezing en, voor mensen die door kanker worden getroffen, met inbegrip van hun gezinnen, een langer en beter leven. Deze algemene doelstelling is in overeenstemming met de beleidsdoelstelling van het EFRO, namelijk een socialer en inclusiever Europa.
Er zal een digitale infrastructuur worden opgezet ter ondersteuning van O&I op het gebied van kankerbestrijding. Op het UNCAN.eu-platform zullen verschillende soorten gegevens uit diverse bronnen worden verzameld. Een virtueel Europees digitaal centrum voor kankerpatiënten zal kankerpatiënten en mensen die van kanker genezen zijn in staat stellen hun gezondheidsgegevens te deponeren en informatie te ontvangen. Uitgebreide kankerinfrastructuren zullen worden ondersteund om ongelijkheden aan te pakken wat betreft de toegang tot hoogwaardige kankerzorg, bv. door de versterking van de onderzoekscapaciteit en het opzetten van een netwerk tussen lidstaten en regio’s.
De deelname van de lidstaten, regio’s en lokale overheden is van cruciaal belang voor de uitvoering van de beoogde acties, aangezien zij in eerste instantie verantwoordelijk zijn voor de organisatie van hun gezondheidszorg. Om de toegang tot vroegtijdige screening of innovatieve kankerbehandelingen te verbeteren, zullen bijvoorbeeld grote investeringen nodig zijn in infrastructuur, apparatuur, digitalisering, gezondheidswerkers en nieuwe zorgmodellen, waaronder telegeneeskun deoplossingen, om patiënten in landelijke en afgelegen gebieden te bereiken.
Het EFRO speelt een belangrijke rol bij het verbeteren van de bestrijding van kanker. Veel regio’s hebben strategieën voor slimme specialisatie op het gebied van gezondheid, onder meer voor kankerbestrijding. Bestaande projecten hebben een enorm potentieel om bij te dragen tot de doelstellingen van de missie. De regio’s zullen worden aangemoedigd om zich aan te passen aan de prioriteiten van de EU en meer te investeren in O&I door prioriteiten op het gebied van slimme specialisatie te richten op innovatie op het gebied van kanker. Ook kan Interreg steun bieden aan kankerpatiënten die zich in een ander land willen laten behandelen door grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking te versterken.
(1) Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds, artikel 3.
De regio’s zullen bij de uitvoering worden betrokken via de toekomstige nationale kankercentra in elke lidstaat. Deze zullen het volgende vergemakkelijken: 1) de integratie van de activiteiten van de missie, door het in kaart brengen van synergieën in kankergerelateerde beleidsinitiatieven en investeringen op EU-, nationaal, regionaal en lokaal niveau; 2) de betrokkenheid van relevante nationale actoren en belanghebbenden die meer omvat dan O&I en de gezondheidszorgstelsels om relevante gebieden van kankerbestrijding te bestrijken (zoals werkgelegenheid, onderwijs); 3) beleidsdialogen over kanker; en 4) activiteiten op het gebied van burgerbetrokkenheid.
EU-missie Onze oceanen en wateren herstellen
De strategische doelstelling van de missie is de gezondheid van onze oceanen en wateren tegen 2030 te herstellen door mariene en zoetwaterecosystemen en de biodiversiteit te beschermen en te herstellen, verontreiniging van onze oceanen, zeeën en wateren te voorkomen en uit te bannen en koolstofneutraliteit en circulariteit van de blauwe economie van de EU te bevorderen.
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan regionale betrokkenheid door middel van gebiedsgebonden “gidsprojecten”. Deze worden opgezet als O&I-projectportefeuilles voor de ontwikkeling en toepassing van transformatieve oplossingen in vier belangrijke Europese bekkens: het bekken van de Atlantische Oceaan en de Noordelijke IJszee; het bekken van de Oostzee en de Noordzee; het bekken van de Middellandse Zee; het bekken van de Donau en de Zwarte Zee.
De missie zal in twee fasen worden uitgevoerd: ontwikkelen van en experimenteren met oplossingen (2021-2024) en opzetten en opschalen (vanaf 2025) van deze activiteiten. Hoewel de Commissie voor de periode 2021-2023 bijna 350 miljoen EUR uit Horizon Europa heeft gereserveerd voor de ondersteuning van de eerste fase, zal het mobiliseren van aanvullende vastleggingen en begrotingen van publieke en particuliere actoren, onder meer via het EFRO, van cruciaal belang zijn voor de verwezenlijking van de doelstellingen van de missie.
Het begrip “geassocieerde regio’s” is verankerd in alle relevante activiteiten van het werkprogramma van de missie. “Geassocieerde regio’s” zijn gebieden met ecosystemen die kunnen profiteren van de demonstratieactiviteiten (bv. aangrenzende regio’s en/of regio’s in een ander zeebekken) en/of minder ontwikkelde regio’s, waar capaciteit moet worden opgebouwd om de innovatieve oplossingen die in het kader van de verschillende projecten zijn ontwikkeld, uit te voeren. Deze regio’s zullen financiële steun krijgen om de haalbaarheid, reproduceerbaarheid en schaalvergroting van innovatieve oplossingen onder de aandacht te brengen. Het EFRO zou de uitvoering van innovatieve oplossingen op regionaal niveau kunnen bevorderen. Een handvest voor de missie zal toezeggingen/acties bevatten en zal alle belanghebbende partijen, van lidstaten en geassocieerde landen tot regio’s en lokale overheden, particuliere entiteiten, ngo’s en burgers, verenigen.
EU-missie Klimaatneutrale en slimme steden
De missie heeft tot doel tegen 2030 ten minste honderd Europese klimaatneutrale en slimme steden te realiseren en ervoor te zorgen dat deze steden fungeren als hub voor experimenten en innovaties, zodat alle Europese steden tegen 2050 klimaatneutraal kunnen worden.
Door de stadsgerichte benadering en de focus op plaatsgebaseerde oplossingen draagt de missie ook bij tot de EU-beleids doelstelling van het EFRO van een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en -adaptatie, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit. De missie draagt tevens bij tot de beleidsdoelstelling van een Europa dat dichter bij de burger staat door bevordering van de duurzame en geïntegreerde ontwikkeling van alle soorten gebieden en lokale initiatieven, door op maat gesneden investeringsstrategieën op territoriaal niveau, in steden en lokale gemeenschappen, te ondersteunen om hun uiteenlopende uitdagingen aan te pakken en hun ontwikkelingspotentieel te benutten.
Via een oproep tot het indienen van blijken van belangstelling werden steden uitgenodigd hun voornemen te kennen te geven om tegen 2030 klimaatneutraal te worden. De blijken van belangstelling werden beoordeeld op basis van de ambitie van de steden, hun mate van paraatheid, hun voortdurende en geplande inzet voor klimaatneutraliteit en het terugdringen van de vervuiling, en hun inzet om burgers en relevante belanghebbenden bij het stadsklimaatplan te betrekken. De geselecteerde steden worden uitgenodigd om met steun van een missieplatform een klimaatstadcontract op te stellen. Het klimaatstadcontract, dat geen juridisch bindend instrument is, zal worden ontwikkeld door middel van een innovatief cocreatieproces waarbij steden, nationale/regionale overheden, relevante belanghebbenden en de Commissie worden betrokken. Het sluit aan bij de regionale strategie voor slimme specialisatie en geeft steden een sturende rol op basis van hun werkelijke behoeften. Het is een sectoroverschrijdende, vraaggerichte en bottom-upbenadering, met specifieke toezeggingen om innovatieve en slimme oplossingen met betrekking tot klimaatneutraliteit in alle relevante sectoren uit te rollen en op te schalen. Het klimaatstadcontract bevat een overeengekomen uitgangsscenario; hoe de stad van plan is deze toezeggingen tegen 2030 na te komen; en een investeringsplan met relevante financieringsbronnen.
Het missieplatform zal bijstand verlenen aan met name de steden die zich ertoe verbinden tegen 2030 klimaatneutraliteit te verwezenlijken, zorgen voor algemene samenhang en coördinatie gedurende het hele proces en regelmatig verslag uitbrengen over de vorderingen met betrekking tot het klimaatstadcontract.
Steden die het klimaatstadcontract ondertekenen, krijgen een “missielabel” ter erkenning van de strenge evaluatie en de kwaliteit en haalbaarheid van hun toezeggingen. Hierdoor worden gerichte financieringsmogelijkheden in EU-financie ringsprogramma’s ontsloten en krijgen regio’s, lidstaten en andere publieke actoren de kans om zeer zichtbare activiteiten op het gebied van klimaatneutraliteit in pionierssteden te ondersteunen om te helpen de inspanningen ter verwezenlijking van de doelstellingen van de Europese Green Deal voort te zetten. Aangezien activiteiten in het kader van het klimaatstad contract reeds als ecologisch duurzaam zullen zijn aangemerkt in overeenstemming met het EU-kader ter bevordering van duurzame beleggingen, zal het label het bewustzijn en het vertrouwen van beleggers vergroten. Daardoor wordt het voor steden gemakkelijker om financiering voor hun klimaatgerelateerde activiteiten aan te trekken van extra publieke en particuliere investeerders.
EU-missie Een bodemdeal voor Europa
De missie zal de transitie naar gezonde bodems leiden, onder de aandacht brengen en versnellen door middel van ambitieuze acties in 100 levende laboratoria en gidsprojecten in een territoriale omgeving. Dit wordt gecombineerd met een ambitieus transdisciplinair O&I-programma, een robuust, geharmoniseerd kader voor bodemmonitoring en meer kennis over de bodem en communicatie om de burgers erbij te betrekken.
De doelstellingen van de missie zijn volledig in overeenstemming met de EFRO-beleidsdoelstellingen van een groenere, koolstofarme transitie naar een koolstofneutrale economie en een veerkrachtig Europa door de bevordering van een schone en rechtvaardige energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, klimaatmitigatie en
-adaptatie, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit.
Het EFRO kan een belangrijke rol spelen met betrekking tot bodemgezondheid. Driekwart van de NUTS 2-regio’s heeft strategieën voor slimme specialisatie in de agrovoedingssector, wat betekent dat er een aanzienlijk potentieel is voor projecten die bijdragen tot de doelstellingen van de missie vanuit het oogpunt van onderzoek en innovatie. De missie zal gebruikmaken van het thematisch platform voor slimme specialisatie op het gebied van agrovoeding om van regio- overschrijdende samenwerking te profiteren en de opkomst van gemeenschappelijke innovatieve investeringsprojecten op gebieden die relevant zijn voor de missie te bevorderen.
De thematische prioriteit “groener, koolstofvrij Europa” zal het mogelijk maken de resultaten van missies op te schalen. Regio’s die in hun strategieën voor slimme specialisatie prioriteiten in verband met duurzaam bodem- en landbeheer hebben vastgesteld, kunnen van de in de levende laboratoria en de gidsprojecten van de missie ontwikkelde en geteste oplossingen profiteren en deze stroomafwaarts op grotere schaal inzetten.
Interreg kan ook zeer doeltreffend tot de uitvoering van de missie bijdragen door samenwerking inzake de doelstellingen van de missie tot stand te brengen over de grenzen heen (grensoverschrijdende, transnationale en interregionale samenwerking). Enkele voorbeelden zijn: proefprojecten of demonstraties van het herstel van wetlands in grensover schrijdende of Noord-Europese transnationale gebieden, samenwerking inzake watererosie in Zuid-Europese transnationale gebieden en grensoverschrijdende stroomgebieden (bv. de Donau) of samenwerking in verband met benaderingswijzen van ruimtelijke ordening waarbij terdege rekening wordt gehouden met land- en bodembeheer.
BIJLAGE 2
Voorbeeld van cumulatieve financiering voor andere direct beheerde instrumenten (programma Digitaal Europa)
Synergetische financiering in verband met Europese digitale-innovatiehubs (EDIH’s) in het kader van het programma Digitaal Europa
Europese digitale-innovatiehubs zijn een gezamenlijke investering van de EU, de lidstaten en de geassocieerde landen van het programma Digitaal Europa. Dit komt tot uiting in het uit twee fasen bestaande selectieproces dat is beschreven in het programma Digitaal Europa (Verordening (EU) 2021/694 van het Europees Parlement en de Raad). Eerst maken de lidstaten een selectie en een shortlist van kandidaat-entiteiten. In de tweede fase selecteert de Commissie uit deze lijst de entiteiten die het netwerk van Europese digitale-innovatiehubs zullen vormen. Deze selectie is gebaseerd op de criteria relevantie, uitvoering en impact, maar er wordt ook rekening gehouden met de doelstellingen wat betreft geografische, sectorale en technologische spreiding en het beschikbare budget per land. Met het programma Digitaal Europa worden geselecteerde subsidies medegefinancierd met maximaal 50 % en de lidstaten kunnen het resterende deel medefinancieren via het EFRO. (Zij kunnen ook andere nationale publieke of particuliere financiering gebruiken.)
In dit praktische voorbeeld worden de belangrijkste stappen toegelicht die moeten worden ondernomen voor de synergetische financiering van een Europese digitale-innovatiehub met behulp van het programma Digitaal Europa en het EFRO. De Commissie verwacht dat ongeveer 70 “gekoppelde acties” ter uitvoering van de Europese digitale-innovatiehubs hiervan gebruik zullen maken. Aangezien elke Europese digitale-innovatiehub een regionale basis heeft, is bekend welke beheerautoriteit van de kant van het gedeelde beheer verantwoordelijk zal zijn.
Stap 1 — Voorbereiding. De bevoegde ordonnateur coördineert en werkt samen met de beheerautoriteit die verantwoordelijk is voor de actie in het kader van het fonds onder gedeeld beheer, met name om te zorgen voor de afstemming van de financieringspercentages, zodat de gecombineerde financiering niet meer dan 100 % van de geraamde subsidiabele kosten bedraagt.
— DG CONNECT heeft een vergadering met de bij deze gekoppelde acties betrokken lidstaten en hun beheerautoriteiten georganiseerd om het proces volledig toe te lichten.
Stap 2 — Koppeling van de twee acties. De actie onder direct beheer wordt als een “synergieactie” aangemerkt, hetzij tijdens de voorbereiding van de subsidieovereenkomst, hetzij na de ondertekening van de subsidieovereenkomst, via een wijziging van de subsidie. De actie onder gedeeld beheer wordt aan de actie onder direct beheer gekoppeld (bijvoorbeeld via de lidstaat, de beheerautoriteit, het nummer van de oproep, het projectnummer).
— Dit is voorzien in de procedure voor subsidievoorbereiding en werd ook aangekondigd in het oproepdocument.
Stap 3 — Ondertekening van de subsidieovereenkomst en voorfinanciering. De begunstigde ondertekent twee afzonderlijke subsidieovereenkomsten (1): de subsidieovereenkomst onder direct beheer en de subsidieovereenkomst onder gedeeld beheer. De steunverlenende autoriteiten zorgen ervoor dat de gecombineerde financieringspercentages niet meer dan 100 % van de subsidiabele kosten bedragen. De subsidiabiliteitsperiode, de duur van het project, de verslagleggings perioden en de termijnen voor de goedkeuring van de twee subsidies moeten ook zoveel mogelijk door de steunverlenende autoriteiten worden gecoördineerd.
— Voorfinancieringsbetalingen in het kader van de direct beheerde subsidieovereenkomst zullen worden verricht zoals gebruikelijk. Voorschotten worden betaald in het kader van de subsidie onder gedeeld beheer, indien de toepasselijke nationale voorschriften daarin voorzien.
(1) Het document met de voorwaarden voor steun voor gedeeld beheer, d.w.z. artikel 73, lid 3, van de GB-verordening.
Weergave van de activiteiten in verband met de ondertekening van de subsidieovereenkomst
Stap 4 — Verslaglegging en betalingen. Alvorens bij de Commissie / het agentschap voor de subsidie onder direct beheer betalingen aan te vragen, moet de begunstigde eerst de uitgaven declareren bij de beheerautoriteit in het kader van de subsidie onder gedeeld beheer. De beheerautoriteit informeert de begunstigde wanneer de uitgaven zijn opgenomen in een bij de Commissie ingediende betalingsaanvraag in het kader van gedeeld beheer. In geen geval mogen kosten eerst in een betalingsaanvraag in het kader van de direct beheerde subsidie worden opgenomen, aangezien zij dan niet meer in aanmerking komen voor het andere fonds.
— Pas nadat de uitgaven door de beheerautoriteit bij de Commissie zijn gedeclareerd, uploadt de begunstigde/coördinator in eGrants ook een kopie van de bij de beheerautoriteit ingediende declaratie en voert hij tegelijkertijd alle informatie in over de uitvoering van de actie, zoals vereist door de regels van het direct beheerde programma.
— Indien de ordonnateur een certificaat betreffende de financiële staten met betrekking tot de direct beheerde subsidie nodig heeft, kan de controleur ook terugvallen op auditcertificaten betreffende de uitgaven onder gedeeld beheer, voor zover deze betrekking hebben op dezelfde kosten en identieke subsidiabiliteitsvoorwaarden.
— Beide steunverlenende autoriteiten zullen de kosten aan de hand van hun toepasselijke regels controleren, op dezelfde wijze als voor niet-synergieacties en, indien de kosten worden aanvaard, de betaling op de gebruikelijke wijze afhandelen.
BIJLAGE 3
Tekst van de relevante wettelijke bepalingen (GB-verordening; Horizon Europa; AGVV)
EXCELLENTIEKEURMERK
GB-verordening
Overweging 61
“(61) De synergie tussen de fondsen en rechtstreeks beheerde instrumenten moet worden geoptimaliseerd. Het verlenen van steun voor concrete acties waaraan reeds een Excellentiekeurmerk is toegekend of die worden medegefinancierd door Horizon Europa, met een bijdrage uit de fondsen, moet worden vergemakkelijkt. Omstandigheden die reeds op Unieniveau zijn beoordeeld vóór de toekenning van het Excellentiekeurmerk of de medefinanciering door Horizon Europa, moeten niet opnieuw worden beoordeeld, mits de activiteiten voldoen aan een beperkte reeks in deze verordening vastgelegde vereisten. Dit moet ook het volgen van de desbetreffende regels van Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie (1) vergemakkelijken.”.
Artikel 2, lid 45
“Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
[…]
(45) “Excellentiekeurmerk”: het door de Commissie ten aanzien van een voorstel toegekend kwaliteitskeurmerk, waaruit blijkt dat het voorstel dat in het kader van een oproep tot het indienen van voorstellen uit hoofde van een instrument van de Unie is beoordeeld, geacht wordt te voldoen aan de minimumkwaliteitseisen van dat instrument van de Unie, maar bij gebrek aan beschikbare begrotingsmiddelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen niet kon worden gefinancierd, en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen.”.
Artikel 73, leden 2 en 4
“Artikel 73
Selectie van concrete acties door de beheerautoriteit
[…]
2. Voor de selectie van concrete acties moet de beheerautoriteit:
a) ervoor zorgen dat de geselecteerde acties in overeenstemming zijn met het programma, daaronder begrepen samenhang vertonen met de desbetreffende strategieën die eraan ten grondslag liggen, en effectief bijdragen aan de verwezenlijking van de specifieke doelstellingen van het programma;
b) waarborgen dat de geselecteerde concrete acties waarvoor een randvoorwaarde geldt, overeenstemmen met de desbetreffende strategieën en planningdocumenten die zijn opgesteld voor de vervulling van die randvoorwaarde;
[…]
g) waarborgen dat een geselecteerde concrete actie binnen het toepassingsgebied van het betrokken fonds valt en aan een interventietype wordt toegewezen; […]
(1) Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB L 187 van 26.6.2014, blz. 1).
Met betrekking tot punt b) van dit lid, zijn in het geval van de eerste beleidsdoelstelling, als vermeld in artikel 3, lid 1, punt a), van de EFRO- en CF-verordening, alleen concrete acties die overeenstemmen met de in de punten i) en iv) van dat punt bedoelde specifieke doelstellingen consistent met de desbetreffende strategieën voor slimme specialisatie. […]
3. De beheerautoriteit waarborgt dat aan de begunstigde een document wordt verstrekt met alle voorwaarden voor steun voor elke concrete actie, met inbegrip van de specifieke vereisten betreffende de producten of diensten die moeten worden geleverd, het financieringsplan, de uitvoeringstermijn en, indien van toepassing, de toe te passen methode voor de vaststelling van de kosten van de concrete actie en de voorwaarden voor betaling van de steun.
4. Voor concrete acties waaraan een Excellentiekeurmerk is toegekend of die zijn geselecteerd in het kader van een door Horizon Europa medegefinancierd programma, kan de beheerautoriteit besluiten rechtstreeks uit het EFRO of het ESF+ steun te verstrekken, op voorwaarde dat die concrete acties voldoen aan de in lid 2, punten a), b) en g), vermelde vereisten.
Daarnaast kunnen de beheerautoriteiten op de in de eerste alinea bedoelde concrete acties de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen die conform het betrokken Unie-instrument zijn vastgesteld. Deze elementen worden vermeld in het in lid 3 bedoelde document.”.
Horizon Europa “Artikel 2 Definities
23. “excellentiekeurmerk”: kwaliteitskeurmerk dat aantoont dat een naar aanleiding van een oproep tot het indienen van voorstellen ingediend voorstel alle in het werkprogramma vastgestelde drempelwaarden voor beoordeling haalde, maar bij gebrek aan beschikbare middelen voor die oproep tot het indienen van voorstellen in het werkprogramma niet zou kunnen worden gefinancierd en steun zou kunnen ontvangen uit andere Unie- of nationale financieringsbronnen; ”
“Artikel 15
Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering en overdrachten van middelen
1. Het programma wordt uitgevoerd in synergie met andere programma’s van de Unie, overeenkomstig het in artikel 7, lid 7, geformuleerde beginsel.
2. In het werkprogramma omschreven oproepen tot het indienen van voorstellen krijgen het excellentiekeurmerk toegekend. Overeenkomstig de relevante bepaling van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027 en de relevante bepaling van de verordening strategische GLB-plan, kunnen het EFRO, het ESF+ of het Elfpo steun verlenen aan:
a) medegefinancierde acties die in het kader van het programma zijn geselecteerd, en
b) acties waaraan een excellentiekeur is toegekend, op voorwaarde dat zij voldoen aan alle volgende voorwaarden:
i) zij zijn beoordeeld in een oproep tot het indienen van voorstellen in het kader van het programma;
ii) zij voldoen aan de minimale kwaliteitseisen van die oproep tot het indienen van voorstellen, en
iii) zij zijn uitsluitend vanwege budgettaire beperkingen niet gefinancierd in het kader van die oproep tot het indienen van voorstellen.
3. Financiële bijdragen uit hoofde van door het EFRO, het ESF+, het EFMZVA en het Elfpo medegefinancierde programma’s kunnen als bijdrage van de deelnemende lidstaat aan Europese partnerschappen krachtens artikel 10, lid 1, punten b) en c), van deze verordening, worden aangemerkt, mits wordt voldaan aan de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027, en aan de fondsspecifieke verordeningen.
4. Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld.
5. Aan de lidstaten toegewezen middelen in beheer kunnen, op verzoek van de betrokken lidstaat, onder de voorwaarden van de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027 worden overgedragen naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
6. Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer voor overeenkomstig lid 5 overgedragen middelen is aangegaan, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen op verzoek van de lidstaat weer naar een of meer van de respectieve bronprogramma’s worden overgedragen, overeenkomstig de voorwaarden van de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027. ”
“Artikel 24
Oproepen tot het indienen van voorstellen
4. In het werkprogramma worden de oproepen tot het indienen van voorstellen vermeld in het kader waarvan excellentiekeurmerken kunnen worden toegekend. Met voorafgaande toestemming van de aanvrager kan informatie met betrekking tot de aanvraag en de evaluatie worden gedeeld met geïnteresseerde financieringsinstanties, op voorwaarde dat er vertrouwelijkheidsovereenkomsten worden gesloten. ”
“Artikel 48
De Accelerator
1. De Accelerator heeft tot doel voornamelijk marktcreërende innovatie te ondersteunen. Hij ondersteunt alleen individuele begunstigden en verstrekt voornamelijk gemengde financiering. Onder bepaalde voorwaarden kan hij ook uitsluitend in de vorm van subsidies verleende steun of uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun verstrekken.
De Accelerator biedt de volgende soorten steun:
a) gemengde financieringssteun voor kmo’s, waaronder start-ups en, in uitzonderlijke gevallen, kleine midcap- ondernemingen, die baanbrekende en disruptieve niet-bankabele innovatie verrichten;
b) uitsluitend in de vorm van subsidies verleende steun voor kmo’s, waaronder start-ups, die ongeacht welke soort innovatie verrichten, gaande van stapsgewijze tot baanbrekende en disruptieve innovatie, en die tot doel hebben later op te schalen;
c) uitsluitend in de vorm van eigen vermogen verleende steun aan niet-bankabele kmo’s, waaronder start-ups, die al uitsluitend in de vorm van subsidies verleende steun hebben ontvangen.
Uitsluitend in de vorm van subsidies verleende steun in het kader van de Accelerator wordt enkel onder de volgende cumulatieve voorwaarden verstrekt:
a) het project bevat informatie over de capaciteit en de bereidheid van de aanvrager om op te schalen;
b) de begunstigde is enkel een start-up of een kmo;
c) uitsluitend in de vorm van subsidies verleende steun in het kader van de Accelerator wordt tijdens de termijn van tenuitvoerlegging van het programma slechts éénmaal aan een begunstigde verstrekt, voor maximaal 2,5 miljoen EUR.
2. De begunstigde van de Accelerator is een in een lidstaat of een geassocieerd land gevestigde juridische entiteit die als start-up, kmo of in uitzonderlijke gevallen als kleine midcap-onderneming wordt aangemerkt en wil opschalen. Het voorstel kan ofwel worden ingediend door de begunstigde ofwel, op voorwaarde van de voorafgaande toestemming van de begunstigde, door een of meer natuurlijke personen of juridische entiteiten die voornemens zijn die begunstigde op te richten of te ondersteunen. In dit laatste geval wordt de financieringsovereenkomst enkel met de begunstigde gesloten.
3. Eén enkel toekenningsbesluit heeft betrekking op en regelt de financiering voor alle vormen van bijdragen van de Unie in het kader van gemengde EIC-financiering.
4. Voorstellen worden geëvalueerd door onafhankelijke externe deskundigen op basis van de individuele verdiensten ervan en geselecteerd voor financiering door middel van een openbare oproep tot het indienen van voorstellen met bepaalde termijnen, gebaseerd op de artikelen 27, 28 en 29, met inachtneming van lid 5 van dit artikel.
5. De ingediende voorstellen worden geëvalueerd aan de hand van de volgende gunningscriteria:
a) excellentie;
b) effect;
c) het risiconiveau van de actie dat investeringen zou belemmeren, de kwaliteit en doeltreffendheid van de uitvoering, en de behoefte aan Uniefinanciering.
6. Met instemming van de betrokken aanvragers kunnen de Commissie of de financieringsorganen die het programma uitvoeren (met inbegrip van KIG’s van het EIT), een voorstel voor een innovatie- en marktintroductieactie dat al aan de in lid 5, punten a) en b), bedoelde toekenningscriteria voldoet onmiddellijk indienen voor evaluatie op basis van het in lid 5, punt c), bedoelde toekenningscriterium, met inachtneming van de volgende cumulatieve voorwaarden:
a) het voorstel vloeit voort uit een andere actie van dit programma die in het kader van Horizon 2020 wordt gefinancierd of, onder voorbehoud van een fase waarin een verkennend proefproject wordt gestart in het kader van het eerste werkprogramma, uit nationale en/of regionale programma’s, te beginnen met het in kaart brengen van de vraag naar een dergelijke regeling, waarvan de gedetailleerde bepalingen in het specifieke programma als bedoeld in artikel 1, lid 2, punt a), worden vastgesteld;
b) het voorstel is gebaseerd op een, binnen de twee voorgaande jaren uitgevoerde, projectevaluatie ter beoordeling van de excellentie en het effect van het voorstel, met inachtneming van voorwaarden en processen die nader worden beschreven in het werkprogramma.
7. Een excellentiekeurmerk kan worden toegekend mits aan de volgende cumulatieve voorwaarden is voldaan:
a) de begunstigde is een start-up, een kmo of een kleine midcap-onderneming;
b) het voorstel was subsidiabel en heeft de toepasselijke drempelwaarden gehaald voor de in lid 5, punten a) en b), bedoelde toekenningscriteria;
c) de activiteit zou subsidiabel zijn in het kader van een innovatieactie.
8. Voor een voorstel dat de evaluatie heeft doorstaan, stellen onafhankelijke externe deskundigen overeenkomstige steun in het kader van de Accelerator voor op basis van het risico dat wordt gelopen, alsmede van de middelen en de tijd die voor de marktintroductie van de innovatie nodig zijn.
De Commissie kan een door onafhankelijke externe deskundigen geselecteerd voorstel verwerpen om gegronde redenen, waaronder niet-overeenstemming met de doelstellingen van het beleid van de Unie. Het programmacomité wordt van de redenen voor een dergelijke afwijzing in kennis gesteld.
9. Het onderdeel subsidies of terug te betalen voorschotten van de steun in het kader van de Accelerator vertegenwoordigt maximaal 70 % van de totale subsidiabele kosten van de geselecteerde innovatieactie.
10. De voorwaarden voor de uitvoering van de onderdelen eigenvermogenssteun en terugbetaalbare steun van de steun in het kader van de Accelerator worden bepaald in Besluit (EU) 2021/764.
11. In de overeenkomst voor de geselecteerde actie wordt voorzien in specifieke meetbare mijlpalen en de overeenkomstige voorfinanciering en betaling in tranches van de steun in het kader van de Accelerator.
Bij gemengde EIC-financiering kunnen activiteiten die overeenkomen met een innovatieactie worden opgestart en kan de eerste voorfinanciering van de subsidie of het terug te betalen voorschot worden uitbetaald vóór de uitvoering van andere onderdelen van de toegekende gemengde EIC-financiering. De uitvoering van deze onderdelen is afhankelijk van het bereiken van in de overeenkomst vastgestelde specifieke mijlpalen.
12. Overeenkomstig de overeenkomst wordt de actie geschorst, gewijzigd of, mits terdege gemotiveerd, beëindigd indien de meetbare mijlpalen niet worden bereikt. De actie kan tevens worden beëindigd indien de verwachte marktintroductie, in het bijzonder in de Unie, niet kan worden verwezenlijkt.
In uitzonderlijke gevallen, en op advies van het EIC-college, kan de Commissie, na een herziening van het project door onafhankelijke, externe, deskundigen, beslissen de steun in het kader van de Accelerator te verhogen. Het programmacomité wordt van dergelijke gevallen in kennis gesteld. ”
“Artikel 50
Monitoring en verslaglegging
De Commissie monitort voortdurend het beheer en de uitvoering van het programma, het in artikel 1, lid 2, punt a), bedoelde specifieke programma en de activiteiten van het EIT. Met het oog op meer transparantie wordt de recentste versie van deze gegevens ook eenvoudig toegankelijk gemaakt voor het publiek op de website van de Commissie. Met name worden gegevens inzake projecten die gefinancierd worden in het kader van de ERC, Europese partnerschappen, missies, de EIC en het EIT, in dezelfde databank opgenomen.
De databank bevat:
…
b) informatie over de mate van mainstreaming van de sociale en de geesteswetenschappen, de verhouding tussen lagere en hogere TRL’s in gezamenlijk onderzoek, de vooruitgang inzake de deelname van verbredingslanden, de geografische samenstelling van consortia bij samenwerkingsprojecten, de salarisontwikkeling van onderzoekers, het gebruik van een indienings- en evaluatieprocedure in twee fasen, de maatregelen ter facilitering van samenwerkingsverbanden in Europees O&I, het gebruik van de toetsing van evaluaties en het aantal en de soorten klachten, de mate van mainstreaming van de klimaatproblematiek en daarmee gepaard gaande uitgaven, de deelname van kmo’s, de deelname van de private sector, de deelname van mannen en vrouwen aan gefinancierde acties, evaluatiepanels, raden en adviesgroepen, de “excellentiekeurmerken”, de Europese partnerschappen alsook het medefinancieringspercentage, complementaire en cumulatieve financiering uit andere programma’s van de Unie, onderzoeksinfrastructuren, de subsidietoekenningstermijnen, de mate van internationale samenwerking, de betrokkenheid en deelname van burgers en maatschappelijke organisaties;
Voorstel voor een besluit van de Raad tot vaststelling van het specifieke programma tot uitvoering van Horizon Europa — het kaderprogramma voor onderzoek en innovatie
1.1.3. Aanvullende EIC-activiteiten
De EIC zal ook uitvoering geven aan voor alle geselecteerde start-ups en kmo’s en, in uitzonderlijke gevallen, kleine midcaps, zeer aan te bevelen, hoewel niet verplichte, EIC-diensten voor bedrijfsacceleratie, ter ondersteuning van de activiteiten en acties van Pathfinder en Accelerator. Deze zullen tot doel hebben de EIC-gemeenschap van innovators die steun ontvangen, waaronder financiering op basis van het Excellentiekeurmerk, te koppelen aan investeerders, partners en overheidsafnemers. Er zullen uiteenlopende coaching- en mentoringdiensten worden verleend aan EIC-acties. Innovators zal toegang worden gegeven tot internationale netwerken van potentiële partners, onder meer uit de industrie, om een waardeketen aan te vullen of marktkansen te ontwikkelen, en investeerders en andere bronnen van particuliere of bedrijfsfi nanciering te vinden. De activiteiten zullen live-evenementen (zoals bemiddelingsevenementen en pitchsessies) omvatten, maar ook de ontwikkeling van matchingplatforms of het gebruik van bestaande platforms, in nauwe samenspraak met de financiële intermediairs die ondersteund worden door InvestEU en met de EIB-groep. Bij deze activiteiten zullen ook uitwisselingen worden bevorderd, als methode waarmee men binnen het innovatie-ecosysteem van elkaar kan leren, en daarbij zal met name een beroep worden gedaan op de leden van het EIC-college en de EIC-Fellows; ”
OVERDRACHTEN
GB-verordening
Overweging 19
“(19) Om de lidstaten voldoende flexibiliteit te bieden bij de uitvoering van hun toewijzingen in gedeeld beheer, moet het mogelijk zijn bepaalde niveaus van financiering over te dragen tussen de fondsen onderling en tussen instrumenten in gedeeld beheer en direct of indirect beheerde instrumenten. Indien de specifieke economische en sociale omstandigheden van een lidstaat het rechtvaardigen, moet dat niveau van overdracht hoger zijn.”.
“Artikel 26
Overdracht van middelen
1. De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst, of in een verzoek tot wijziging van een programma indien het monitoringcomité van het programma daarmee instemt overeenkomstig artikel 40, lid 2, punt d), verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een ander instrument in direct of indirect beheer, indien in de basishandeling van dat instrument in die mogelijkheid is voorzien.
De som van de in de eerste alinea van dit lid bedoelde overdrachten en de bijdragen overeenkomstig artikel 14, lid 1, eerste alinea, bedraagt niet meer dan 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds.
De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma verzoeken om de overdracht van maximaal 5 % van de initiële nationale toewijzing van elk fonds naar een of meer andere fondsen, met uitzondering van de overdrachten die in de vierde alinea worden bedoeld.
De lidstaten kunnen in de partnerschapsovereenkomst of in het verzoek tot wijziging van een programma eveneens verzoeken om een aanvullende overdracht van maximaal 20 % van de initiële nationale toewijzing per fonds tussen het EFRO, het ESF+ of het Cohesiefonds binnen de totale middelen van de lidstaat in het kader van de doelstelling “investeren in werkgelegenheid en groei”. De lidstaten met een gemiddeld totaal werkloosheidspercentage voor de periode 2017-2019 van minder dan 3 % kunnen om een dergelijke aanvullende overdracht van maximaal 25 % van de initiële nationale toewijzing verzoeken.
2. Overgedragen middelen worden uitgevoerd overeenkomstig de regels van het fonds of instrument waarnaar de middelen zijn overgedragen en, in het geval van overdrachten naar instrumenten in direct of indirect beheer, ten voordele van de lidstaat in kwestie.
3. In verzoeken tot wijziging van een programma wordt vermeld welk totaalbedrag voor elk jaar per fonds en, waar van toepassing, per regiocategorie wordt overgedragen; dergelijke verzoeken worden afdoende gemotiveerd met het oog op de complementariteit en het beoogde effect, en gaan vergezeld van het herziene programma of de gewijzigde programma’s overeenkomstig artikel 24.
4. Na overleg met de betrokken lidstaat weigert de Commissie een verzoek om overdracht in de betrokken programma wijziging indien een dergelijke overdracht een risico zou inhouden voor het bereiken van de doelstellingen van het programma van waaruit de middelen worden overgedragen.
De Commissie weigert het verzoek ook indien zij van oordeel is dat de lidstaat de overdracht niet afdoende heeft gemotiveerd wat betreft de resultaten die moeten worden behaald of de bijdrage die moet worden geleverd aan de doelstellingen van het ontvangende fonds of instrument in direct of indirect beheer.
5. Indien het verzoek om overdracht betrekking heeft op een wijziging van een programma, zijn overdrachten alleen mogelijk voor middelen uit toekomstige kalenderjaren.
6. JTF-middelen, waaronder middelen die overeenkomstig artikel 27 uit het EFRO en het ESF+ zijn overgedragen, mogen niet naar andere fondsen of instrumenten worden overgedragen uit hoofde van de leden 1 tot en met 5 van dit artikel.
Het JTF ontvangt geen overdrachten uit hoofde van de leden 1 tot en met 5.
7. Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer is aangegaan voor overeenkomstig lid 1 overgedragen middelen, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen.
Daartoe dient de lidstaat uiterlijk vier maanden vóór de in artikel 114, lid 2, eerste alinea, van het Financieel Reglement vastgelegde termijn voor vastleggingen een verzoek tot wijziging van een programma in overeenkomstig artikel 24, lid 1.
8. Middelen die weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een of meer programma’s zijn toegewezen, worden vanaf de datum van indiening van het verzoek tot wijziging van het programma uitgevoerd overeenkomstig de voorschriften van deze verordening en de fondsspecifieke verordeningen.
9. Voor de middelen die overeenkomstig lid 7 van dit artikel weer worden overgedragen naar het fonds van waaruit zij oorspronkelijk zijn overgedragen en aan een programma zijn toegewezen, begint de termijn voor de vrijmaking in de zin van artikel 105, lid 1, te lopen in het jaar waarin de overeenkomstige budgettaire vastleggingen worden gedaan.”.
Horizon Europa
Artikel 15
Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering en overdrachten van middelen
…
5. Aan de lidstaten toegewezen middelen in beheer kunnen, op verzoek van de betrokken lidstaat, onder de voorwaarden van de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027 worden overgedragen naar het programma. De Commissie voert die middelen overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt a), van het Financieel Reglement op directe wijze dan wel overeenkomstig artikel 62, lid 1, eerste alinea, punt c), van het Financieel Reglement op indirecte wijze uit. Deze middelen worden gebruikt ten voordele van de betrokken lidstaat.
6. Indien de Commissie geen juridische verbintenis in direct of indirect beheer voor overeenkomstig lid 5 overgedragen middelen is aangegaan, kunnen de overeenkomstige niet-vastgelegde middelen op verzoek van de lidstaat weer naar een of meer van de respectieve bronprogramma’s worden overgedragen, overeenkomstig de voorwaarden van de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027.
CUMULATIEVE FINANCIERING
GB-verordening
“Artikel 63
Subsidiabiliteit
[…]
9. Voor een concrete actie mag steun worden ontvangen uit een of meer fondsen, of uit een of meer programma’s, en uit andere instrumenten van de Unie. In dat geval mogen uitgaven die worden gedeclareerd in een betalingsaanvraag voor een van de fondsen, niet worden gedeclareerd voor een van de onderstaande vormen van steun:
a) steun uit een ander fonds of instrument van de Unie;
b) steun uit hetzelfde fonds in het kader van een ander programma.
Het bedrag van de in de betalingsaanvraag voor een fonds op te nemen uitgave kan voor elk fonds en voor het betrokken programma of de betrokken programma’s pro rata worden berekend overeenkomstig het document met de steunvoorwaarden.”.
Horizon Europa
“Artikel 15
Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering en overdrachten van middelen
…
4. Aan een actie waaraan een bijdrage uit hoofde van het programma is toegekend, kan ook een bijdrage uit een ander programma van de Unie worden toegekend, op voorwaarde dat de bijdragen niet dezelfde kosten dekken. De regels van het desbetreffende programma van de Unie zijn van toepassing op de overeenkomstige bijdrage aan de actie. De cumulatieve financiering mag niet hoger zijn dan de totale subsidiabele kosten van de actie. De steun uit de verschillende programma’s van de Unie kan op pro-ratabasis worden berekend in overeenstemming met de documenten waarin de steunvoorwaarden zijn vastgesteld. ”
GECOMBINEERDE FINANCIERING / GEZAMENLIJK GEFINANCIERDE EUROPESE PARTNERSCHAPPEN
GB-verordening
“Artikel 71
Programma-autoriteiten
[…]
5. Indien een programma overeenkomstig zijn doelstellingen voorziet in steun uit het EFRO of het ESF+ voor een programma dat wordt medegefinancierd door Horizon Europa, als bedoeld in artikel 10, lid 1, punt b), van de Horizon Europa-verordening, wordt de instantie die het door Horizon Europa medegefinancierde programma uitvoert, overeenkomstig lid 3 van dit artikel door de beheerautoriteit van het desbetreffende programma als een intermediaire instantie aangewezen.”.
“Artikel 73
Selectie van concrete acties door de beheerautoriteit
[…]
4. Voor concrete acties waaraan een Excellentiekeurmerk is toegekend of die zijn geselecteerd in het kader van een door Horizon Europa medegefinancierd programma, kan de beheerautoriteit besluiten rechtstreeks uit het EFRO of het ESF+ steun te verstrekken, op voorwaarde dat die concrete acties voldoen aan de in lid 2, punten a), b) en g), vermelde vereisten.
Daarnaast kunnen de beheerautoriteiten op de in de eerste alinea bedoelde concrete acties de categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van de subsidiabele kosten toepassen die conform het betrokken Unie-instrument zijn vastgesteld. Deze elementen worden vermeld in het in lid 3 bedoelde document.”.
Horizon Europa
“Artikel 15
Alternatieve, gecombineerde en cumulatieve financiering en overdrachten van middelen
…
1. Financiële bijdragen uit hoofde van door het EFRO, het ESF+, het EFMZVA en het Elfpo medegefinancierde programma’s kunnen als bijdrage van de deelnemende lidstaat aan Europese partnerschappen krachtens artikel 10, lid 1, punten b) en c), van deze verordening, worden aangemerkt, mits wordt voldaan aan de relevante bepalingen van de verordening gemeenschappelijke bepalingen voor 2021-2027, en aan de fondsspecifieke verordeningen. ”
Verordening (EU) 2021/1237 van de Commissie van 23 juli 2021 tot wijziging van Verordening (EU) nr. 651/2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard
“Artikel 25 bis
Steun voor projecten waaraan het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend
1. Steun aan kmo’s ten behoeve van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten en haalbaarheidsstudies waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.
3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
4. Het maximale steunbedrag beloopt ten hoogste 2,5 miljoen EUR per kmo per onderzoeks- en ontwikkelingsproject of haalbaarheidsstudie.
5. De totale overheidsfinanciering voor elk onderzoeks- en ontwikkelingsproject of elke haalbaarheidsstudie is niet hoger dan het financieringspercentage dat volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma voor dat onderzoeks- en ontwikkelingsproject of die haalbaarheidsstudie is vastgesteld.
Artikel 25 ter
Steun voor Xxxxx Xxxxxxxxxx-Xxxxxxxxxxx en ERC-Proof of concept-acties
1. Steun voor Xxxxx Xxxxxxxxxx-Curieacties en ERC-Proof of concept-acties waaraan in het kader van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma het kwaliteitslabel “Excellentiekeur” is toegekend, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde actie zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten van de gesteunde actie zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa- programma.
4. De totale overheidsfinanciering voor elke gesteunde actie is niet hoger dan het maximale steunniveau dat in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma is bepaald.
Artikel 25 quater
Steun vervat in gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten
1. Steun voor gecofinancierde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies (met inbegrip van onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten die worden uitgevoerd in het kader van een geïnstitutionaliseerd Europees partnerschap op basis van artikel 185 of artikel 187 van het Verdrag, of een cofinancieringsactie voor programma’s zoals gedefinieerd in de regels van het Horizon Europa-programma) die door ten minste drie lidstaten, of twee lidstaten en ten minste één geassocieerd land, worden uitgevoerd en op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen worden geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2. De in aanmerking komende activiteiten van de gesteunde onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten of haalbaarheidsstudies zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, met uitsluiting van activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten.
3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
4. De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor het onderzoeks- en ontwikkelingsproject of de haalbaarheidsstudie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
5. De door het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma verschafte financiering dekt ten minste 30 % van de totale in aanmerking komende kosten van een onderzoeks- en innovatieactie of een innovatieactie als gedefinieerd in het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma.
Artikel 25 quinquies
Steun voor teamvormingsacties
1. Steun voor gecofinancierde teamvormingsacties waarbij ten minste twee lidstaten betrokken zijn en die op basis van de evaluatie en rangschikking van onafhankelijke deskundigen zijn geselecteerd na transnationale oproepen tot inschrijving volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma, is verenigbaar met de interne markt in de zin van artikel 107, lid 3, van het Verdrag en is van de aanmeldingsverplichting van artikel 108, lid 3, van het Verdrag vrijgesteld, mits de in dit artikel en in hoofdstuk I vastgestelde voorwaarden zijn vervuld.
2. De in aanmerking komende activiteiten van de gecofinancierde teamvormingsacties zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Activiteiten die verder gaan dan experimentele ontwikkelingsactiviteiten, zijn uitgesloten.
3. De categorieën, maximumbedragen en methoden voor de berekening van in aanmerking komende kosten zijn die welke als zodanig zijn vastgesteld volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa-programma. Daarnaast komen kosten voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa in aanmerking.
4. De totale overheidsfinanciering is niet hoger dan het financieringspercentage dat voor de teamvormingsactie is vastgesteld na de selectie, rangschikking en evaluatie volgens de regels van het Horizon 2020- of het Horizon Europa- programma. Voorts bedraagt de steun voor investeringen in projectgerelateerde materiële en immateriële activa niet meer dan 70 % van de investeringskosten.
5. Voor investeringssteun voor infrastructuur in het kader van een teamvormingsactie zijn de volgende aanvullende voorwaarden van toepassing:
a) wanneer met de infrastructuur zowel economische als niet-economische activiteiten worden verricht, wordt voor de financiering, kosten en inkomsten van elk soort activiteit een gescheiden boekhouding gevoerd, op basis van consequent toegepaste en objectief te rechtvaardigen beginselen van kostprijsadministratie;
b) de prijs die voor de exploitatie of het gebruik van de infrastructuur wordt berekend, stemt overeen met een marktprijs;
c) toegang tot de infrastructuur staat open voor meerdere gebruikers en wordt op transparante en niet-discriminerende basis verleend. Ondernemingen die ten minste 10 % van de investeringskosten van de infrastructuur hebben gefinancierd, kunnen preferente toegang krijgen op gunstigere voorwaarden. Om overcompensatie te vermijden, is deze toegang evenredig aan de bijdrage van de onderneming in de investeringskosten en worden deze voorwaarden publiek beschikbaar gesteld;
d) wanneer de infrastructuur overheidsfinanciering ontvangt voor zowel economische als niet-economische activiteiten, werken de lidstaten een monitoring- en terugvorderingsmechanisme uit om te garanderen dat de toepasselijke steunintensiteit niet wordt overschreden door een toename van het aandeel economische activiteiten ten opzichte van de situatie waarmee op het tijdstip van de toekenning van de steun werd gerekend.”.