Contract
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2011 Nr. 37
A. TITEL
Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte;
(met Bijlagen) Brussel, 2 december 2010
B. TEKST1)
Overeenkomst tussen de Europese Unie en haar lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, betreffende een gemeenschappelijke luchtvaartruimte
Het Koninkrijk België, de Republiek Bulgarije,
de Tsjechische Republiek, het Koninkrijk Denemarken,
de Bondsrepubliek Duitsland, de Republiek Estland, Ierland,
de Helleense Republiek, het Koninkrijk Spanje, de Franse Republiek,
1) De Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Georgische, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Poolse, Portugese, Roe- meense, Slowaakse, Sloveense, Spaanse, Tsjechische, en Zweedse tekst zijn niet opgenomen.
de Italiaanse Republiek, de Republiek Cyprus, de Republiek Letland, de Republiek Litouwen,
het Groothertogdom Luxemburg, de Republiek Hongarije,
Malta,
het Koninkrijk der Nederlanden, de Republiek Oostenrijk,
de Republiek Polen,
de Portugese Republiek, Roemenië,
de Republiek Slovenië, de Slowaakse Republiek, de Republiek Finland, het Koninkrijk Zweden,
het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland,
Partijen bij het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, hierna de „lidstaten” genoemd, en
de Europese Unie, enerzijds, en
Georgië, hierna „Georgië” genoemd, anderzijds,
nota nemende van de Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun lidstaten, enerzijds, en Georgië, anderzijds, die op 22 april 1996 te Luxemburg is ondertekend;
de wens uitdrukkend een gemeenschappelijke luchtvaartruimte tot stand te brengen, gebaseerd op wederzijdse toegang tot de luchtver- voersmarkten van de partijen, gelijke concurrentievoorwaarden en nale- ving van dezelfde regels, met name op het gebied van veiligheid, bevei- liging, luchtverkeersbeheer, sociale aspecten en milieu;
de wens uitdrukkend de uitbreiding van de luchtvervoersmogelijkhe- den te vergemakkelijken, onder meer via de ontwikkeling van luchtver- voersnetwerken, teneinde tegemoet te komen aan de behoeften van pas- sagiers en expediteurs aan passende luchtvervoersdiensten;
het belang erkennende van het luchtvervoer voor het bevorderen van handel, toerisme en investeringen;
nota nemende van het Verdrag inzake de internationale burgerlucht- vaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944;
overeenkomend dat het belangrijk is de regels betreffende de gemeen- schappelijke luchtvaartruimte te baseren op de relevante geldende wet- geving in de Europese Unie, zoals vastgesteld in bijlage III bij deze overeenkomst;
erkennende dat de volledige naleving van de regels van de gemeen- schappelijke luchtvaartruimte de partijen in staat stelt alle voordelen van die luchtvaartruimte volledig te benutten, zoals het openstellen van de toegang tot markten en het maximaliseren van de voordelen voor de con- sumenten, bedrijfssectoren en werknemers van beide partijen;
erkennende dat de totstandbrenging van de gemeenschappelijke lucht- vaartruimte en de toepassing van de regels ervan niet kan worden bereikt zonder, waar nodig, overgangsmaatregelen vast te stellen;
erkennende dat het belangrijk is in dit verband adequate bijstand te verlenen;
de wens uitdrukkend dat luchtvaartmaatschappijen de mogelijkheid krijgen om passagiers en expediteurs concurrerende prijzen en diensten aan te bieden op open markten;
de wens uitdrukkend dat alle sectoren van de luchtvervoersindustrie, inclusief het personeel van luchtvaartmaatschappijen, profijt kunnen trekken van een geliberaliseerde overeenkomst;
de wens uitdrukkend het hoogst mogelijke niveau van veiligheid en beveiliging van het luchtvervoer te garanderen en nogmaals bevestigend dat zij zich grote zorgen maken over daden of bedreigingen tegen de beveiliging van luchtvaartuigen die de veiligheid van personen of goe- deren in gevaar brengen, de exploitatie van het luchtvervoer nadelig beïnvloeden en het vertrouwen van het publiek in de veiligheid van de burgerluchtvaart ondermijnen;
de wens uitdrukkend een gelijk speelveld voor luchtvaartmaatschap- pijen te creëren, waardoor hun luchtvaartmaatschappijen billijke en gelijke kansen genieten om de overeengekomen diensten te verlenen;
erkennende dat subsidies een negatief effect kunnen hebben op de mededinging tussen luchtvaartmaatschappijen en de basisdoelstellingen van deze Overeenkomst in het gedrang kunnen brengen;
nota nemende van het belang van de bescherming van de consument, met inbegrip van de bescherming die wordt verleend door het Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalingen inzake het internationale luchtvervoer, gesloten te Montreal op 28 mei 1999;
voornemens voort te bouwen op het bestaande kader van de huidige luchtvervoersovereenkomsten, teneinde aan beide zijden open markttoe- gang en zo veel mogelijk voordelen voor consumenten, luchtvaartmaat- schappijen, personeel en de maatschappij in het algemeen tot stand te brengen;
Zijn als volgt overeengekomen:
Artikel 1
Definities
Tenzij anders is bepaald, wordt voor de toepassing van deze Overeen- komst verstaan onder:
1. „overeengekomen diensten” en „gespecificeerde routes”: inter- nationaal luchtvervoer overeenkomstig artikel 2 (Verlening van rechten) en bijlage 1 bij deze Overeenkomst;
2. „Overeenkomst”: de onderhavige Overeenkomst, de bijlagen daar- bij en eventuele wijzigingen daarvan;
3. „luchtvervoer”: het afzonderlijke of gecombineerde vervoer per luchtvaartuig van passagiers, bagage, vracht en post, tegen vergoeding of betaling van huur; om twijfel te vermijden: dit omvat geregeld en niet-geregeld (charter) luchtvervoer en uitsluitend voor vrachtvervoer bestemde diensten;
4. „bevoegde autoriteiten”: de overheidsagentschappen of -entiteiten die verantwoordelijk zijn voor de administratieve taken uit hoofde van deze Overeenkomst;
5. „deugdelijkheid”: het feit dat een luchtvaartmaatschappij interna- tionale luchtdiensten kan exploiteren, d.w.z. dat ze over voldoende financiële middelen en adequate managementdeskundigheid beschikt en bereid is de wetten, regels en eisen voor het exploiteren van dergelijke diensten na te leven;
6. „nationaliteit”: het feit dat een luchtvaartmaatschappij voldoet aan de eisen inzake eigendom, feitelijke zeggenschap en hoofdvestigings- plaats;
7. „Verdrag”, het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, voor ondertekening opengesteld te Chicago op 7 december 1944, en omvattende:
a. alle wijzigingen die krachtens artikel 94, onder a), van het Ver- drag van kracht zijn geworden en zijn geratificeerd door zowel Geor- gië als de voor de desbetreffende kwestie relevante lidstaten van de Europese Unie, en
b. alle bijlagen of wijzigingen van bijlagen die krachtens artikel 90 van het Verdrag zijn goedgekeurd, voor zover die bijlage of wijziging op een gegeven ogenblik geldt voor zowel Georgië als de voor de des- betreffende kwestie relevante lidstaat of lidstaten van de Europese Unie;
8. „recht van de vijfde vrijheid”: het recht of voorrecht dat door een staat (de „verlenende staat”) aan de luchtvaartmaatschappijen van een andere staat (de „ontvangende staat”) wordt verleend om internationale luchtvervoersdiensten uit te voeren tussen het grondgebied van de ver- lenende staat en het grondgebied van een derde staat, voor zover derge- lijke diensten beginnen of eindigen op het grondgebied van de ontvan- gende staat;
9. „volledige kosten”: de kosten van de dienstverlening plus een rede- lijke toeslag voor administratieve overheadkosten en, voor zover van toepassing, alle toepasselijke toeslagen die de milieukosten weergeven en die zonder onderscheid naar nationaliteit worden toegepast;
10. „internationaal luchtvervoer”: luchtvervoer door het luchtruim bo- ven het grondgebied van meer dan één staat;
11. „ECAA-Overeenkomst”: de multilaterale Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek Albanië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Kroatië, de voormalige Joegoslavische Republiek Macedonië, de Republiek IJsland, de Republiek Montenegro, het Koninkrijk Noorwegen, de Republiek Servië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo1) betreffende de tot- standbrenging van een Europese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte;
12. „Euromedland”: een mediterraan land dat betrokken is bij het Europees nabuurschapsbeleid (op de datum van ondertekening van de Overeenkomst: Marokko, Algerije, Tunesië, Libië, Egypte, Libanon, Jor- danië, Israël, de Palestijnse gebieden, Syrië en Turkije);
13. „onderdanen”: personen of entiteiten met de Georgische nationa- liteit, wat de Georgische partij betreft, of met de nationaliteit van een lidstaat, wat de Europese partij betreft; in het geval van een juridische entiteit moet de permanente en feitelijke zeggenschap over die entiteit, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, berusten bij personen met de Georgische nationaliteit, wat de Georgische partij betreft, of bij personen of entiteiten met de nationaliteit van een lidstaat of van een van de in bijlage IV vermelde derde landen, wat de Europese partij betreft;
14. „exploitatievergunningen”: exploitatievergunningen en alle andere relevante documenten of certificaten die krachtens de relevante geldende
1) Overeenkomstig Resolutie 1244 van de VN-Veiligheidsraad van 10 juni 1999.
EU-wetgeving zijn afgegeven, in het geval van de Europese Unie en haar lidstaten, en certificaten of vergunningen die krachtens de relevante geldende Georgische wetgeving zijn afgegeven, in het geval van Geor- gië;
15. „partijen”: enerzijds de Europese Unie of haar lidstaten, of de Europese Unie en haar lidstaten, overeenkomstig hun respectievelijke bevoegdheden (de Europese partij), en anderzijds Georgië (de Xxxxxx- xxxx partij);
16. „prijs”:
i. „passagierstarieven”: de prijzen die moeten worden betaald aan luchtvaartmaatschappijen of hun agenten of aan andere ticket- verkopers voor het vervoer van passagiers en bagage op lucht- diensten, alsmede de voorwaarden waaronder deze prijzen gel- den, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvullende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden; en
ii. „luchttarieven”: de prijzen die moeten worden betaald voor het vervoer van vracht en de voorwaarden waaronder deze prijzen gelden, met inbegrip van aan agentschappen en andere aanvul- lende diensten aangeboden vergoedingen en voorwaarden.
Voor zover van toepassing heeft deze definitie betrekking op het grondvervoer in verband met internationaal luchtvervoer, alsook op de voorwaarden voor de toepassing van deze tarieven.
17. „hoofdvestiging”: het hoofdkantoor of het geregistreerde kantoor van een luchtvaartmaatschappij in het land van de partij waar de belang- rijkste financiële functies en de operationele zeggenschap over de lucht- vaartmaatschappij, met inbegrip van het beheer van de blijvende lucht- waardigheid, worden uitgeoefend;
18. „openbaredienstverplichting”: een verplichting die aan luchtvaart- maatschappijen wordt opgelegd om op een specifieke route een mini- mumaanbod te waarborgen van geregelde luchtdiensten die voldoen aan vastgestelde normen inzake continuïteit, regelmaat, prijzen en minimum- capaciteit, normen waaraan luchtvaartmaatschappijen niet zouden vol- doen indien zij alleen op hun eigen commerciële belangen zouden let- ten. De desbetreffende luchtvaartmaatschappijen kunnen door de betrokken partij worden vergoed voor het naleven van openbaredienst- verplichtingen;
19. „subsidie”: alle door de overheid of door een regionale organisa- tie of andere overheidsorganisatie verleende financiële bijdragen waar- bij:
a. de praktijk van de overheid, een regionale instantie of een
andere publiekrechtelijke organisatie rechtstreekse overdracht omvat van middelen zoals schenkingen, leningen, kapitaalinbreng, mogelijke rechtstreekse overdracht van middelen aan de onderneming of het overnemen van passiva van de onderneming, zoals leninggaranties, kapitaalinjecties, eigendom, bescherming tegen faillissement of verze- kering;
b. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrech- telijke organisatie afstand doet van inkomsten die haar normaal toe- komen, deze niet int, of waarbij deze inkomsten buitensporig zijn afgenomen;
c. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrech- telijke organisatie goederen levert of diensten aanbiedt, behalve alge- mene infrastructuur, of goederen of diensten aankoopt; of
d. de overheid, een regionale instantie of een andere publiekrech- telijke organisatie betalingen aan een financieringsmechanisme ver- richt of een particulier lichaam een of meer van de onder a, b en c, genoemde soorten functies toevertrouwt of dat lichaam daarmee be- last, welke functies zij normaal zelf zou vervullen en de praktijk in werkelijkheid niet afwijkt van praktijken die overheidsinstanties ple- gen te volgen;
en waarbij een voordeel wordt verleend.
20. „SESAR”: de technische tenuitvoerlegging van het Europees ge- meenschappelijk luchtruim waarbij de luchtverkeersleidingssystemen van de nieuwe generatie op gecoördineerde en gesynchroniseerde wijze worden onderzocht, ontwikkeld en ingezet;
21. „grondgebied”: wat Georgië betreft, het landoppervlak en de ter- ritoriale wateren die onder de soevereiniteit, suzereiniteit, bescherming of rechtsbevoegdheid van Georgië vallen en, wat de Europese Unie betreft, het landoppervlak (vasteland en eilanden), de binnenwateren en de territoriale zee die onder het Verdrag betreffende de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie vallen en onderhevig zijn aan de in die verdragen en eventuele opvolgingsinstru- menten vastgestelde voorwaarden. De toepassing van deze Overeen- komst op de luchthaven van Gibraltar doet geen afbreuk aan de respec- tieve rechtsopvattingen van het Koninkrijk Spanje en het Verenigd Koninkrijk betreffende het geschil inzake de soevereiniteit over het grondgebied waarop de luchthaven is gelegen, noch aan het handhaven van de opschorting van de toepassing op de luchthaven van Gibraltar van de maatregelen van de Europese Unie inzake de luchtvaart, die met ingang van 18 september 2006 tussen de lidstaten van kracht zijn, over- eenkomstig de ministeriële verklaring betreffende de luchthaven van Gibraltar, die op 18 september 2006 te Córdoba is aangenomen;
22. „gebruikersheffing”: een aan luchtvaartmaatschappijen opgelegde heffing voor de levering van luchthaven-, luchthavenmilieu-, luchtnavigatie- of luchtvaartbeveiligingsfaciliteiten of -diensten, aanver- wante diensten en faciliteiten inbegrepen.
TITEL I ECONOMISCHE BEPALINGEN
Artikel 2
Verlening van rechten
1. Overeenkomstig bijlagen I en II verleent elke partij de andere par- tij de volgende rechten met betrekking tot de exploitatie van internatio- naal luchtvervoer door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij:
a. het recht over het grondgebied te vliegen zonder te landen;
b. het recht op het grondgebied te landen voor andere doeleinden dan het in- of ontschepen van passagiers, bagage, vracht en/of luchtpost (niet-verkeersgebonden doeleinden);
c. bij de exploitatie van een overeengekomen dienst op een specifieke route: het recht op het grondgebied te landen voor het, afzonderlijk of in combinatie, in- en ontschepen van passagiers, vracht en/of post in het internationale luchtverkeer; en
d. de overige in deze Overeenkomst gespecificeerde rechten.
2. Niets in deze Overeenkomst verleent de luchtvaartmaatschappijen van:
a. Georgië het recht op het grondgebied van een lidstaat tegen ver- goeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van die lidstaat;
b. de Europese Unie het recht op het grondgebied van Georgië tegen vergoeding passagiers, bagage, vracht en/of post aan boord te nemen die bestemd zijn voor een ander punt op het grondgebied van Georgië.
Artikel 3
Vergunning
1. Wanneer de bevoegde instanties van de ene partij een aanvraag voor een exploitatievergunning ontvangen van een luchtvaartmaatschap- pij van de andere partij, verlenen zij zo spoedig mogelijk de passende vergunningen, voor zover:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Georgië:
– de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich in Geor- gië bevindt en de maatschappij houder is van een geldige exploitatie- vergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van Georgië; en
– het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door Georgië; en
– tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Over- eenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, hetzij recht-
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
– de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich op het grondgebied van een lidstaat onder het Verdrag betreffende de wer- king van de Europese Unie bevindt, en de luchtvaartmaatschappij houder is van een geldige exploitatievergunning; en
– het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij effectief wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate, en de bevoegde luchtvaartautoriteit duidelijk is geïdentifi- ceerd; en
– tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Over- eenkomst, de luchtvaartmaatschappij, hetzij rechtstreeks hetzij via een meerderheidsparticipatie, in handen is van lidstaten en/of onderdanen van lidstaten of andere in bijlage IV vermelde staten en/of onderda- nen van die staten;
c. de luchtvaartmaatschappij beantwoordt aan de voorwaarden in de wetten en regels die normaal worden toegepast door de autoriteit die bevoegd is voor de exploitatie van het luchtvervoer; en
d. de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst wor- den gehandhaafd en opgelegd.
Artikel 4
Wederzijdse erkenning van regelgevende vaststellingen met betrekking tot deugdelijkheid, eigendom van en zeggenschap over luchtvaartmaatschappijen
Als de bevoegde autoriteiten van een partij een aanvraag voor een ver- gunning ontvangen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, erkennen zij de door de bevoegde autoriteiten van de eerste partij gedane regelgevende vaststellingen met betrekking tot de deugdelijkheid en/of nationaliteit van die luchtvaartmaatschappij alsof zij die vaststellingen zelf zouden hebben gedaan, en voeren zij verder geen onderzoek naar deze kwesties, behalve zoals bepaald onder a) en b) hieronder.
a. Indien, na ontvangst van een aanvraag voor een vergunning van een luchtvaartmaatschappij of na het verlenen van een dergelijke vergun- ning, de bevoegde autoriteiten van de ontvangende partij een specifieke reden hebben om bezorgd te zijn over het feit dat, ondanks de door de bevoegde autoriteiten van de andere partij gedane vaststelling, de in arti- kel 3 (Vergunning) van deze Overeenkomst vermelde voorwaarden voor het verlenen van passende vergunningen of toelatingen niet zijn nage- leefd, stellen zij deze autoriteiten daar onmiddellijk van in kennis en motiveren hun bezorgdheid. In dat geval mag elke partij om overleg,
b. Dit artikel heeft geen betrekking op de erkenning van vaststellin- gen met betrekking tot:
– veiligheidscertificaten of -licenties;
– beveiligingsregelingen;
– verzekeringsdekking.
Artikel 5
Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen
1. De bevoegde instanties van elke partij kunnen de exploitatiever- gunningen weigeren, intrekken, opschorten of beperken of de activitei- ten van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij op een andere wijze opschorten of beperken als:
a. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit Georgië:
– de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet in Georgië bevindt of de maatschappij niet over een geldige exploitatie- vergunning overeenkomstig de toepasselijke wetgeving van Georgië beschikt; of
– het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet daad- werkelijk wordt uitgeoefend of gehandhaafd dor2) Georgië; of
– tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Over- eenkomst, de luchtvaartmaatschappij niet rechtstreeks of via een meer- derheidsparticipatie in handen is van en onder de feitelijke zeggen- schap staat van Georgië en/of Georgische onderdanen.
b. in het geval van een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie:
– de hoofdvestiging van de luchtvaartmaatschappij zich niet op het grondgebied van een lidstaat onder het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie bevindt, of de luchtvaartmaatschappij niet in het bezit is van een geldige exploitatievergunning; of
– het regelgevend toezicht op de luchtvaartmaatschappij niet wordt uitgeoefend en gehandhaafd door de lidstaat van de Europese Unie die verantwoordelijk is voor de afgifte van het Air Operators Certificate, of de bevoegde luchtvaartautoriteit niet duidelijk is geïdentificeerd; of
– tenzij anders bepaald in artikel 6 (Investeringen) van deze Over- eenkomst, de eigendom van de luchtvaartmaatschappij, rechtstreeks of via een meerderheidsparticipatie, of de feitelijke zeggenschap over de
2) Redactie Tractatenblad: kennelijk dient hier „door” te worden gelezen.
c. de luchtvaartmaatschappij niet voldoet aan de in artikel 7 (Nale- ving van wetten en regels) van deze Overeenkomst vermelde wetten en regels; of
d. de voorschriften van artikel 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en artikel 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst niet worden gehandhaafd en opgelegd; of
e. een partij overeenkomstig artikel 8 (Mededinging) van deze Over- eenkomst heeft vastgesteld dat niet voldaan is aan de mededingingsvoor- waarden.
2. Tenzij onmiddellijke maatregelen noodzakelijk zijn om verdere niet-naleving van lid 1, onder c) of d), van dit artikel te voorkomen, wor- den de in dit artikel vastgestelde rechten pas uitgeoefend na overleg met de bevoegde instanties van de andere partij.
3. Geen van de partijen doet een beroep op het bij dit artikel vastge- stelde recht om vergunningen of licenties van luchtvaartmaatschappijen van een partij te weigeren, in te trekken, op te schorten of te beperken op grond van het feit dat een of meer ECAA-partijen, of onderdanen daarvan, meerderheidseigenaar van die luchtvaartmaatschappij zijn en/of er zeggenschap over uitoefenen, voor zover die ECAA-partij of -partijen een op wederkerigheid berustende behandeling aanbiedt.
Artikel 6
Investeringen
Onverminderd artikel 3 (Vergunning) en artikel 5 (Weigering, intrek- king, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeen- komst, wordt, krachtens een beslissing van het bij artikel 22, lid 2, (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst opgerichte Gemengd Co- mité, toegestaan dat lidstaten of onderdanen van lidstaten meerderheids- eigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een lucht- vaartmaatschappij uit Georgië, en dat Georgië of onderdanen van Georgië meerderheidseigenaar zijn van of feitelijke zeggenschap uitoefenen over een luchtvaartmaatschappij uit de Europese Unie.
In die beslissing worden de voorwaarden gespecificeerd voor de exploitatie van de onder deze Overeenkomst vallende overeengekomen diensten en van de diensten tussen derde landen en de partijen. De bepa- lingen van artikel 22, lid 8, (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst zijn niet van toepassing op dit type beslissingen.
Naleving van wetten en regels
1. Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij, moeten luchtvaartmaatschappijen van de andere partij de op dat grondgebied toepasselijke wetten en regels inzake het binnenkomen of verlaten van het grondgebied door luchtvaartuigen die luchtvervoer uitvoeren, of inzake de exploitatie en navigatie van luchtvaartuigen nale- ven.
2. Bij binnenkomst in, verblijf op of vertrek uit het grondgebied van een partij moeten de wetten en voorschriften die op dat grondgebied gel- den met betrekking tot de toelating tot of het vertrek uit dat grondgebied van passagiers, bemanning of vracht aan boord van het vliegtuig (met inbegrip van de regelgeving inzake binnenkomst, inklaring, immigratie, paspoorten, douane en quarantaine of, in het geval van post, postvoor- schriften) door of namens deze passagiers, bemanningen of vracht van de luchtvaartmaatschappijen van de andere partij worden nageleefd.
Artikel 8
Mededinging
1. De partijen erkennen dat zij gezamenlijk streven naar een billijk en concurrerend kader voor de exploitatie van luchtdiensten. De partijen erkennen dat de waarschijnlijkheid dat luchtvaartmaatschappijen eerlijke concurrentiepraktijken hanteren, het grootst is wanneer deze maatschap- pijen op volledig commerciële basis werken en niet worden gesubsidi- eerd.
2. Binnen de werkingssfeer van deze Overeenkomst en onverminderd de daarin vervatte bijzondere bepalingen, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.
3. Overheidssteun die de mededinging verstoort of dreigt te verstoren door bepaalde ondernemingen of luchtvaartproducten of -diensten te bevoordelen, is onverenigbaar met de goede werking van deze Overeen- komst voor zover het de handel tussen de partijen in de luchtvaartsector kan beïnvloeden.
4. Alle handelswijzen die met dit artikel in strijd zijn, worden beoor- deeld aan de hand van de criteria die voortvloeien uit de toepassing van de mededingingsregels die van toepassing zijn in de Europese Unie, met name artikel 107 van het Verdrag betreffende de werking van de Euro- pese Unie en de instrumenten die ter interpretatie hiervan door de instel- lingen van de Europese Unie zijn vastgesteld.
6. De in lid 5 van dit artikel vermelde maatregelen moeten passend en proportioneel zijn en wat de reikwijdte en de duur beperkt zijn tot wat strikt noodzakelijk is. Ze mogen uitsluitend gericht zijn tegen de luchtvaartmaatschappijen die voordeel halen uit een subsidie of uit de in dit artikel bedoelde voorwaarden, en laten het recht van beide partijen om actie te ondernemen uit hoofde van artikel 24 (Vrijwaringsmaatrege- len) van deze Overeenkomst onverlet.
7. Elke partij mag, na kennisgeving aan de andere partij, verantwoor- delijke overheidsinstanties op het grondgebied van de andere partij bena- deren, inclusief instanties op nationaal, provinciaal of lokaal niveau, om de onder dit artikel vallende kwesties te bespreken.
8. De bepalingen van dit artikel zijn van toepassing onverminderd de wetten en regels betreffende openbaredienstverplichtingen op het grond- gebied van de partijen.
Artikel 9
Commerciële opportuniteiten Vertegenwoordigers van luchtvaartmaatschappijen
1. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht kantoren te vestigen op het grondgebied van de andere partij met het oog op de promotie en verkoop van luchtvervoer en aanverwante activitei- ten.
2. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen hebben het recht om leidinggevend, verkoops-, technisch, operationeel en ander gespeci- aliseerd personeel dat nodig is om de luchtvervoersactiviteiten te onder- steunen, op het grondgebied van de andere partij binnen te brengen en
er te handhaven, overeenkomstig de wetten en regels van de andere par- tij met betrekking tot toegang, verblijf en werk.
Grondafhandeling
3. a. Onverminderd punt b) hieronder heeft elke luchtvaartmaatschap- pij met betrekking tot grondafhandeling op het grondgebied van de andere partij:
i. het recht haar eigen grondafhandeling te verzorgen („zelfafhan- deling”) of, indien zij dit verkiest,
ii. het recht een selectie te maken tussen concurrerende leveran- ciers van volledige of gedeeltelijke grondafhandelingsdiensten, voor zover deze leveranciers op basis van de wetten en regels van elke partij toegang hebben tot de markt en voor zover der- gelijke leveranciers aanwezig zijn op de markt.
b. Voor bepaalde categorieën grondafhandelingsdiensten, namelijk ba- gageafhandeling, platformafhandeling, brandstof- en olieafhandeling, vracht- en postafhandeling, wat de fysieke afhandeling van vracht en post tussen de luchthaventerminal en het luchtvaartuig betreft, mogen alleen fysieke of operationele beperkingen worden opgelegd aan de in punt a), onder (i) en (ii), vermelde rechten volgens de wetten en regels die van toepassing zijn op het grondgebied van de andere partij. Indien dit tot gevolg heeft dat zelfafhandeling onmogelijk is en indien er geen daadwerkelijke mededinging tussen leveranciers van grondafhandelings- diensten bestaat, moeten al deze diensten op gelijke en niet- discriminerende basis ter beschikking worden gesteld van alle lucht- vaartmaatschappijen; de prijzen van deze diensten mogen de volledige kosten daarvan, inclusief een redelijk rendement van het kapitaal, niet overschrijden.
Verkoop, plaatselijke uitgaven en transfer van fondsen
4. Elke luchtvaartmaatschappij van elke partij mag luchtvervoers- diensten verkopen op het grondgebied van de andere partij, hetzij recht- streeks, hetzij, naar keuze van de luchtvaartmaatschappij, via verkoop- agenten of andere tussenpersonen die door de luchtvaartmaatschappij zijn aangesteld, of op het internet. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht dergelijk vervoer te verkopen en het staat iedereen vrij dergelijk vervoer te kopen, in de munteenheid van dat grondgebied of in vrij con- verteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.
5. Elke luchtvaartmaatschappij heeft het recht om, op verzoek, lokale inkomsten om te wisselen en van het grondgebied van de andere partij over te maken naar zijn eigen grondgebied en, voor zover dit niet in strijd is met de algemeen toepasselijke wet- en regelgeving, naar het land of de landen van haar keuze. De inwisseling en overmaking dient onverwijld en zonder beperkingen of belastingen daarop te worden toe-
gestaan tegen de wisselkoers die geldt voor lopende transacties en over- makingen op de datum dat de luchtvaartmaatschappij de eerste aanvraag tot overmaking indient.
6. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen de lokale uitgaven op het grondgebied van de andere partij, inclusief de aankoop van brandstof, in lokale munt betalen. Het staat de luchtvaartmaatschap- pijen ook vrij dergelijke uitgaven op het grondgebied van de andere par- tij te betalen in vrij converteerbare valuta, overeenkomstig de lokale valutawetgeving.
Samenwerkingsregelingen
7. Bij het exploiteren of aanbieden van diensten in het kader van deze Overeenkomst, mag een luchtvaartmaatschappij van een partij op het gebied van marketing (bijv. overeenkomsten inzake voorbehouden capa- citeit, codesharingafspraken) samenwerken met:
a. alle luchtvaartmaatschappijen van de partijen; en
b. alle luchtvaartmaatschappijen van een derde land; en
c. alle exploitanten van vervoer over land en maritiem vervoer,
voor zover (i) alle deelnemers aan dergelijke samenwerkingsvormen over de passende bevoegdheid met betrekking tot de onderliggende route beschikken en (ii) de samenwerking voldoet aan de normaal voor der- gelijke vormen van samenwerking geldende voorschriften inzake veilig- heid en mededinging. Wanneer passagiersvervoer met codesharing wordt verkocht, moet op het verkooppunt of in elk geval alvorens aan boord te gaan aan de koper worden meegedeeld welke vervoerder elk deel van de dienst zal uitvoeren.
8. a. Ondernemingen die oppervlaktevervoer van passagiers verzor- gen, zijn niet onderworpen aan de wetten en regels inzake luchtvervoer om de enkele reden dat deze diensten door een luchtvaartmaatschappij in eigen naam worden aangeboden. De ondernemingen die diensten voor vervoer over land verzorgen mogen zelf beslissen of ze toetreden tot samenwerkingsvormen. Bij het overwegen van samenwerkingsvormen kunnen aanbieders van oppervlaktevervoer onder meer rekening houden met de consumentenbelangen en met technische, economische, ruimte- lijke en capaciteitsbeperkingen.
b. Onverminderd de overige bepalingen van deze Overeenkomst mo- gen luchtvaartmaatschappijen en indirecte aanbieders van vrachtvervoer van de partijen in het kader van luchtvervoer bovendien zonder beper- king gebruik maken van vrachtvervoer over land van en naar alle pun- ten op het grondgebied van Georgië en de Europese Unie of van derde landen, inclusief vervoer van en naar alle luchthavens met douanefacili- teiten en, voor zover van toepassing, vracht onder contract vervoeren overeenkomstig de toepasselijke wetten en regels. Dergelijke vracht heeft, ongeacht of het oppervlakte- dan wel luchtvervoer betreft, toegang
tot de douaneprocedures en -faciliteiten op de luchthaven. Luchtvaart- maatschappijen kunnen verkiezen hun vervoer over land zelf te verzor- gen of hiervoor regelingen te treffen met andere aanbieders van vervoer over land; ze mogen bijvoorbeeld een beroep doen op andere luchtvaart- maatschappijen die vervoer over land aanbieden en op indirecte aanbie- ders van luchtvrachtvervoer. Dergelijke intermodale diensten voor vracht- vervoer kunnen worden aangeboden tegen een prijs waarin zowel het luchtvervoer als het vervoer over land is inbegrepen, voor zover de expediteurs juiste feitelijke informatie krijgen met betrekking tot derge- lijk vervoer.
Leasing
9. a. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij zijn gerechtigd de overeengekomen diensten te verlenen met luchtvaartuigen en bemannin- gen die van om het even welke andere luchtvaartmaatschappij zijn geleast, inclusief luchtvaartmaatschappijen uit derde landen, voor zover alle deelnemers aan dergelijke regelingen voldoen aan de voorwaarden van de wetten en regels die normaal door de partijen worden toegepast op dergelijke regelingen.
b. Geen van beide partijen mag van de luchtvaartmaatschappijen die hun apparatuur leasen, eisen dat zij in het bezit zijn van verkeersrechten onder deze Overeenkomst.
c. Alleen in uitzonderlijke gevallen of om te voldoen aan tijdelijke behoeften is het toegestaan dat een Georgische luchtvaartmaatschappij een luchtvaartuig met bemanning least („wet-leasing”) van een lucht- vaartmaatschappij van een derde land, of dat een luchtvaartmaatschap- pij van de Europese Unie een luchtvaartuig met bemanning least van een luchtvaartmaatschappij van een derde land dat niet in bijlage IV bij deze Overeenkomst is vermeld, om de uit hoofde van deze Overeenkomst toe- gekende rechten te exploiteren. Dergelijke „wet-leasing” moet vooraf- gaandelijk worden goedgekeurd door de autoriteit die de vergunning heeft afgegeven aan de leasende luchtvaartmaatschappij en door de bevoegde autoriteit van de andere partij.
Franchising/branding
10. De luchtvaartmaatschappijen van elke partij hebben het recht franchising- of brandingovereenkomsten te sluiten met ondernemingen, met inbegrip van luchtvaartmaatschappijen, van beide partijen of van derde landen, mits de luchtvaartmaatschappijen de vereiste bevoegdheid hebben en voldoen aan de voorwaarden die worden gesteld volgens de wetten en regels die gewoonlijk door de partijen op dergelijke overeen- komsten worden toegepast, met name die welke de vrijgave vereisen van de identiteit van de luchtvaartmaatschappij die de dienst exploiteert.
Douanerechten en belastingen
1. Bij aankomst op het grondgebied van de ene partij worden lucht- vaartuigen die door luchtvaartmaatschappijen van de andere partij wor- den ingezet voor internationaal luchtvervoer, hun gebruikelijke appara- tuur, brandstof, smeermiddelen, technische verbruiksgoederen, grondapparatuur, reserveonderdelen (inclusief motoren), boordproviand (inclusief, maar niet beperkt tot, voedsel, drank en alcoholhoudende dranken, tabak en andere producten die bestemd zijn om tijdens de vlucht in beperkte hoeveelheden aan passagiers te worden verkocht of door passagiers te worden verbruikt) en andere voorwerpen die bestemd zijn voor of uitsluitend worden gebruikt in verband met de exploitatie of het onderhoud van voor internationaal luchtvervoer ingezette luchtvaar- tuigen, krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid vrijgesteld van alle invoerbeperkingen, eigendomstaksen en heffingen op activa, douanerechten, accijnzen en soortgelijke rechten en heffingen die (a) worden opgelegd door de nationale of lokale over- heden of de Europese Unie en (b) niet gebaseerd zijn op de kostprijs van de verleende diensten, voor zover die apparatuur en goederen aan boord van het luchtvaartuig blijven.
2. Worden eveneens vrijgesteld, krachtens de relevante toepasselijke wetgeving en op basis van wederkerigheid, van de belastingen, heffin- gen, rechten, kosten en lasten als bedoeld in lid 1 van dit artikel, met uitzondering van de lasten die gebaseerd zijn op de kosten van de dienst- verlening:
a. boordvoorraden die worden ingevoerd in of geleverd op het grond- gebied van een partij en in redelijke hoeveelheden aan boord worden genomen voor gebruik op voor internationaal luchtvervoer gebruikte uit- gaande luchtvaartuigen van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over het genoemde grondgebied;
b. grondapparatuur en reserveonderdelen (inclusief motoren) die op het grondgebied van een partij worden binnengebracht met het oog op onderhoud of herstelling van een voor internationaal luchtvervoer inge- zet luchtvaartuig van de andere partij;
c. motorbrandstof, smeermiddelen en verbruikbare technische voor- raden die worden ingevoerd of geleverd op het grondgebied van een par- tij voor gebruik door of in een voor internationaal luchtvervoer ingezet luchtvaartuig van een luchtvaartmaatschappij van de andere partij, zelfs wanneer deze voorraden zullen worden gebruikt gedurende het deel van de reis over het genoemde grondgebied;
d. gedrukt materiaal, zoals gedefinieerd in de douanewetgeving van elke partij, dat op het grondgebied van een partij wordt binnengebracht of wordt geleverd en aan boord genomen voor gebruik op een voor inter-
nationaal luchtvervoer ingezet vertrekkend luchtvaartuig van een lucht- vaartmaatschappij van de andere partij, zelfs als dit materiaal wordt gebruikt tijdens het gedeelte van de reis dat plaatsvindt boven het genoemde grondgebied; en
e. veiligheids- en beveiligingsapparatuur voor gebruik in luchthavens of goederenterminals.
3. Onverminderd eventuele andersluidende bepalingen verhindert niets in deze Overeenkomst een partij om belastingen, heffingen, taksen of lasten in rekening te brengen voor brandstof die op haar grondgebied op niet-discriminerende basis wordt geleverd voor gebruik in een lucht- vaartuig van een luchtvaartmaatschappij die vluchten exploiteert tussen twee punten op haar grondgebied.
4. Het is mogelijk dat van de in de leden 1 en 2 van dit artikel ver- melde apparatuur en goederen vereist wordt dat ze onder toezicht of zeg- genschap van de bevoegde autoriteiten blijven en dat ze niet mogen wor- den overgedragen zonder betaling van de relevante douaneheffingen en taksen.
5. De in dit artikel vermelde vrijstellingen gelden eveneens wanneer de luchtvaartmaatschappijen van de ene partij met een andere luchtvaart- maatschappij, die ook dergelijke vrijstellingen geniet van de andere par- tij, is overeengekomen de in de leden 1 en 2 van dit artikel gespecifi- ceerde artikelen te lenen of over te dragen naar het grondgebied van de andere partij.
6. Niets in deze Overeenkomst belet een partij om belastingen, hef- fingen, accijnzen, kosten of lasten in rekening te brengen bij de verkoop van artikelen voor andere doeleinden dan voor verbruik aan boord gedu- rende een deel van een luchtdienst tussen twee zich op haar grondgebied bevindende punten waar in- of uitstappen is toegestaan.
7. Bagage en vracht in directe transit op het grondgebied van een par- tij worden vrijgesteld van taksen, douaneheffingen, vergoedingen en andere heffingen die niet op de kostprijs van de verleende dienst zijn gebaseerd.
8. De normale boordapparatuur van een luchtvaartuig en het materi- aal en de voorraden die normaal worden meegenomen aan boord van een luchtvaartuig dat wordt gebruikt door een luchtvaartmaatschappij van een partij, mogen alleen met toestemming van de douaneautoriteiten van de andere partij op het grondgebied van die andere partij worden uitge- laden. In dat geval kunnen ze onder toezicht van de genoemde autoritei- ten worden geplaatst tot ze opnieuw worden uitgevoerd of tot ze op een andere wijze, in overeenstemming met de douaneregels, worden verwij- derd.
Artikel 11
Gebruikersheffıngen op luchthavens, luchthavenvoorzieningen en
-diensten
1. Elke partij ziet erop toe dat gebruikersheffingen die door haar bevoegde heffingsautoriteiten of -organen aan de luchtvaartmaatschap- pijen van de andere partij worden opgelegd voor het gebruik van luchtnavigatie- en luchtverkeersleidingsdiensten, luchthavens, luchtvaart- beveiliging en bijbehorende voorzieningen en diensten correct, redelijk, niet ten onrechte discriminerend en billijk gespreid zijn over de catego- rieën gebruikers. Deze heffingen mogen in verhouding staan tot de vol- ledige kosten die de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen maken voor het verlenen van de passende luchthavenvoorzieningen en diensten in die luchthavens of in dat systeem van luchthavens, maar mogen deze niet overschrijden. Deze heffingen mogen een redelijke rendement op kapitaal omvatten. De voorzieningen en diensten waarover gebruikers- heffingen worden geheven, moeten op efficiënte en economische wijze worden verleend. In ieder geval moeten deze heffingen aan de lucht- vaartmaatschappijen van de andere partij worden opgelegd volgens voor- waarden die niet minder gunstig zijn dan de gunstigste voorwaarden die om het even welke andere luchtvaartmaatschappij kan verkrijgen op het tijdstip dat de heffingen worden opgelegd.
2. Iedere partij garandeert dat overleg plaatsvindt tussen de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen op haar grondgebied en de luchtvaart- maatschappijen en/of hun representatieve organen die de diensten en voorzieningen gebruiken, en ziet erop toe dat de bevoegde heffingsau- toriteiten of -organen en de luchtvaartmaatschappijen of hun representa- tieve organen alle informatie uitwisselen die nodig is om een nauwkeu- rige beoordeling van de redelijkheid van de heffingen volgens de beginselen van de leden 1 en 2 van dit artikel mogelijk te maken. Elke partij ziet erop toe dat de bevoegde heffingsautoriteiten of -organen de gebruikers binnen een redelijke termijn in kennis te stellen van ieder voorstel tot wijziging van de gebruikersheffingen, teneinde die autoritei- ten in staat te stellen rekening te houden met de meningen van de gebrui- kers alvorens wijzigingen worden doorgevoerd.
3. Geen van beide partijen wordt bij procedures voor de regeling van geschillen volgens artikel 23 van deze Overeenkomst (Regeling van geschillenbeslechting) geacht een bepaling van dit artikel te hebben overtreden, tenzij
a. zij verzuimt de last of de praktijk die voorwerp is van een klacht door de andere partij binnen een redelijke termijn opnieuw te bekijken, of
b. na deze beschouwing nalaat alle in haar macht liggende stappen te doen om een last of praktijk die niet in overeenstemming is met dit arti- kel te corrigeren.
Artikel 12
Prijsstelling
1. De partijen staan toe dat de luchtvaartmaatschappijen hun prijzen vrij vaststellen op basis van vrije en eerlijke mededinging.
2. De partijen eisen niet dat de prijzen worden aangemeld.
3. De luchtvaartautoriteiten kunnen onderling overleg plegen over kwesties als, maar niet beperkt tot niet-correcte, onredelijke, discrimine- rende of gesubsidieerde prijzen.
Artikel 13
Statistieken
1. Elke partij verstrekt de andere partij de statistieken die krachtens de nationale wetten en regels van die partij vereist zijn en, op verzoek, andere beschikbare statistische informatie die redelijkerwijze vereist kan zijn voor het evalueren van de exploitatie van de luchtdiensten.
2. De partijen werken in het kader van het bij artikel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst ingestelde Gemengd Comité samen teneinde de onderlinge uitwisseling van statistische informatie, die nodig is om toezicht te kunnen houden op de ontwikkeling van de luchtdien- sten, te vergemakkelijken.
SAMENWERKING OP REGELGEVINGSGEBIED
Artikel 14
Veiligheid van de luchtvaart
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Over- eenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage III, deel C, gespecificeerde wetgeving inzake luchtvaartveilig- heid, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.
2. De partijen werken samen om te garanderen dat Georgië de in lid 1 van dit artikel bedoelde wetgeving toepast. Daartoe wordt Georgië vanaf de datum van inwerkingtreding van deze Overeenkomst als waar- nemer betrokken bij de werkzaamheden van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart.
3. De partijen zien erop toe dat in de ene partij geregistreerde lucht- vaartuigen die worden verdacht van niet naleving van de bij het Verdrag vastgestelde internationale veiligheidsnormen bij landing op luchthavens op het grondgebied van de andere partij die openstaan voor internatio- naal luchtverkeer, door de bevoegde autoriteiten van die andere partij worden onderworpen aan platforminspecties, zowel aan boord als rond het luchtvaartuig, teneinde de geldigheid van de documenten van het luchtvaartuig en van de bemanning en de kennelijke staat van het lucht- vaartuig en de apparatuur te controleren.
4. De bevoegde autoriteiten van een partij kunnen op elk ogenblik om overleg vragen over de door de andere partij gehanteerde veiligheids- normen.
5. De bevoegde autoriteiten van een partij nemen onmiddellijk alle passende maatregelen als zij vaststellen dat een luchtvaartuig, product of activiteit:
a. niet voldoet aan de minimumnormen die zijn vastgesteld overeen- komstig het Verdrag of, indien van toepassing, de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving;
b. na een in lid 3 van dit artikel bedoelde inspectie aanleiding geeft tot ernstige vermoedens dat een luchtvaartuig of de exploitatie ervan niet voldoet aan de overeenkomstig het Verdrag of de in bijlage III, deel C, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving vastgestelde mini- mumnormen, of
6. Wanneer de bevoegde autoriteiten van de ene partij maatregelen nemen overeenkomstig lid 5 stellen zij de bevoegde autoriteiten van de andere partij daar onmiddellijk van in kennis, met opgave van de rede- nen voor die maatregelen.
7. Wanneer uit hoofde van lid 5 van dit artikel genomen maatregelen niet worden stopgezet, ook al zijn er geen redenen meer om dergelijke maatregelen te nemen, kan elke partij de zaak doorverwijzen naar het Gemengd Comité.
Artikel 15
Beveiliging van de luchtvaart
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Over- eenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel D, van deze Overeenkomst gespecificeerde bepalingen van de wetgeving van de Europese Unie inzake luchtvaartbeveiliging, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.
2. Georgië kan worden onderworpen aan een inspectie van de Euro- pese Commissie overeenkomstig de relevante beveiligingswetgeving van de Europese Unie, zoals vermeld in bijlage III bij deze Overeenkomst. De partijen stellen het mechanisme vast dat nodig is voor de uitwisse- ling van informatie over de resultaten van dergelijke beveiligingsinspec- ties.
3. Aangezien de veiligheid van burgerluchtvaartuigen, hun passagiers en hun bemanning een fundamentele voorwaarde is voor het exploiteren van internationale luchtdiensten, bevestigen beide partijen dat hun ver- plichtingen tegenover elkaar ook de beveiliging van de burgerluchtvaart tegen wederrechtelijke daden omvatten, met name hun verplichtingen uit hoofde van het Verdrag, het Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere handelingen begaan aan boord van luchtvaartuigen, ondertekend in Tokio op 14 september 1963, het Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen, ondertekend in Den Haag op 16 december 1970, het Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragingen gericht tegen de veiligheid van de burger- luchtvaart, ondertekend in Montreal op 23 september 1971, het Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burgerluchtvaart, ondertekend te Montreal op 24 februari 1988, en het Verdrag inzake het merken van kneedspring-
stoffen ten behoeve van de opsporing ervan, ondertekend te Montreal op 1 maart 1991, voor zover beide partijen ook partij zijn bij deze verdra- gen, en alle andere verdragen en protocollen inzake de beveiliging van de burgerluchtvaart waartoe beide partijen zijn toegetreden.
4. Op verzoek verlenen de partijen elkaar alle nodige bijstand om het wederrechtelijk in zijn macht brengen van burgerluchtvaartuigen en andere wederrechtelijke daden tegen de veiligheid van dergelijke lucht- vaartuigen, hun passagiers en bemanning, luchthavens en luchtvaartna- vigatiefaciliteiten, en alle andere bedreigingen van de veiligheid van de burgerluchtvaart te voorkomen.
5. In hun onderlinge betrekkingen handelen de partijen overeenkom- stig de normen voor luchtvaartbeveiliging en, voor zover ze die toepas- sen, de door de internationale burgerluchtvaartorganisatie (ICAO) opge- stelde aanbevolen werkwijzen, die als bijlage bij het Verdrag zijn gevoegd, in de mate dat dergelijke beveiligingsvoorschriften van toepas- sing zijn op de partijen. Beide partijen eisen dat exploitanten van lucht- vaartuigen die in hun register zijn opgenomen, exploitanten die hun hoofdkantoor of permanente verblijfplaats op hun grondgebied hebben gevestigd en exploitanten van luchthavens op hun grondgebied handelen overeenkomstig deze normen voor de beveiliging van de luchtvaart.
6. Elke partij ziet erop toe dat op haar grondgebied doeltreffende maatregelen worden genomen om luchtvaartuigen te beschermen, passa- giers en hun handbagage aan een beveiligingsonderzoek te onderwerpen en passende controles van de bemanning, vracht (inclusief ruimbagage) en boordproviand uit te voeren vóór en tijdens het aan boord gaan of het laden van het luchtvaartuig en dat die maatregelen worden aangepast aan een eventuele toename van de dreiging. Elke partij stemt ermee in dat haar luchtvaartmaatschappijen door de andere partij kunnen worden ver- plicht de in lid 5 van dit artikel vermelde voorschriften inzake beveili- ging van de luchtvaart in acht te nemen voor de toegang tot, het vertrek uit of het verblijf op het grondgebied van die andere partij.
7. Iedere partij neemt ook elk verzoek van de andere partij om in ver- band met een bepaalde dreiging bijzondere doch redelijke veiligheids- maatregelen te nemen, welwillend in overweging. Elke partij stelt de andere partij van tevoren in kennis van de bijzondere beveiligingsmaat- regelen die zij wenst in te voeren en die aanzienlijke financiële of ope- rationele gevolgen kunnen hebben voor de luchtvervoersdiensten die uit hoofde van deze Overeenkomst worden verleend, tenzij dit in noodge- vallen redelijkerwijs niet mogelijk is. Bovendien mag elke partij vragen om een vergadering van het Gemengd Comité, zoals ingesteld bij arti- kel 22 (Gemengd Comité) van deze Overeenkomst, om dergelijke bevei- ligingsmaatregelen te bespreken.
9. Elke partij neemt alle maatregelen die zij praktisch haalbaar acht om te garanderen dat een luchtvaartuig dat zich op haar grondgebied op de grond bevindt en waartegen een daad van wederrechtelijk in zijn macht brengen of een andere wederrechtelijke daad is gesteld, aan de grond wordt gehouden, tenzij het vertrek van het luchtvaartuig noodza- kelijk is om mensenlevens te beschermen. Dergelijke maatregelen wor- den zoveel mogelijk op basis van wederzijds overleg genomen.
10. Wanneer een partij aannemelijke redenen heeft om te geloven dat de andere partij afwijkt van de in dit artikel vastgestelde voorschriften inzake luchtvaartbeveiliging, kan de partij onmiddellijk om overleg met de andere partij verzoeken.
11. Onverminderd artikel 5 (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen) van deze Overeenkomst wordt de exploi- tatievergunning van een of meer luchtvaartmaatschappijen van de andere partij ingehouden, ingetrokken, beperkt of afhankelijk gesteld van voor- waarden wanneer niet binnen vijftien (15) dagen na dit verzoek een bevredigende oplossing wordt bereikt.
12. Wanneer een onmiddellijke en buitengewone dreiging dit vereist, mag een partij voorlopige maatregelen treffen vóór het verstrijken van de vijftien (15) dagen.
13. Alle overeenkomstig lid 11 van dit artikel genomen maatregelen worden stopgezet zodra de andere partij de bepalingen van dit artikel volledig naleeft.
Artikel 16
Luchtverkeersbeheer
1. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Over- eenkomst handelen de partijen overeenkomstig de bepalingen van de in bijlage III, deel B, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving, volgens de hierna uiteengezette voorwaarden.
2. De partijen werken samen op het gebied van het luchtverkeersbe- heer met het doel het gemeenschappelijk Europees luchtruim uit te brei-
3. Teneinde de toepassing van de wetgeving inzake het gemeenschap- pelijk Europees luchtruim op hun respectievelijke grondgebied te verge- makkelijken:
a. neemt Xxxxxxx de nodige maatregelen om zijn institutionele struc- turen voor luchtverkeersbeheer aan te passen aan het gemeenschappelijk Europees luchtruim, met name door ervoor te zorgen dat de relevante nationale toezichtsorganen minstens functioneel onafhankelijk zijn van de dienstverleners op het gebied van luchtvaartnavigatie; en
b. betrekt de Europese Unie Georgië bij relevante en uit het gemeen- schappelijk Europees luchtruim voortvloeiende operationele initiatieven op het gebied van luchtvaartnavigatiediensten, luchtruim en interopera- biliteit, met name door Georgië in een vroeg stadium te betrekken bij de inspanningen om functionele luchtruimblokken vast te stellen of door passende coördinatie inzake SESAR.
Artikel 17
Milieu
1. De partijen erkennen het belang van milieubescherming bij de ont- wikkeling en tenuitvoerlegging van luchtvaartbeleid. De partijen erken- nen dat er behoefte is aan effectieve mondiale, regionale, nationale en/of lokale actie om het effect van de burgerluchtvaart op het milieu tot een minimum te beperken.
2. Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Over- eenkomst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel E, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.
3. De partijen erkennen dat het belangrijk is samen te werken en, in het kader van multilaterale besprekingen, na te gaan wat het effect is van de luchtvaart op het milieu, en te garanderen dat eventuele verzachtende maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de doelstellingen van deze Overeenkomst.
4. Deze Overeenkomst beperkt op geen enkele wijze de bevoegdheid van de bevoegde autoriteiten van een partij om alle passende maatrege-
len te nemen om het effect van het luchtvervoer op het milieu te beper- ken, voor zover dergelijke maatregelen volledig in overeenstemming zijn met de rechten en plichten van de bevoegde autoriteiten krachtens internationale wetgeving en zonder onderscheid naar nationaliteit wor- den toegepast.
Artikel 18
Consumentenbescherming
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeen- komst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel G, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.
Artikel 19
Geautomatiseerde boekingssystemen
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeen- komst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel H, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.
Artikel 20
Sociale aspecten
Onverminderd de overgangsbepalingen in bijlage II bij deze Overeen- komst handelen de partijen overeenkomstig de in bijlage III, deel F, van deze Overeenkomst gespecificeerde wetgeving inzake luchtvervoer.
TITEL III INSTITUTIONELE BEPALINGEN
Artikel 21
Interpretatie en handhaving
1. De partijen treffen alle passende algemene of specifieke maatrege- len om de naleving van de uit deze Overeenkomst voortvloeiende ver- plichtingen te garanderen en onthouden zich van maatregelen die de ver- wezenlijking van de doelstellingen van deze Overeenkomst in gevaar kunnen brengen.
3. Elke partij verstrekt de andere partij alle nodige informatie en bij- stand in het geval van onderzoeken naar mogelijke inbreuken op bepa- lingen van deze Overeenkomst die door de andere partij worden uitge- voerd in het kader van haar in deze Overeenkomst vastgestelde bevoegdheden.
4. Als de partijen, overeenkomstig de bevoegdheden die hen krach- tens deze Overeenkomst zijn verleend, actie ondernemen met betrekking tot kwesties die van wezenlijk belang zijn voor de andere partij en die betrekking hebben op de autoriteiten of ondernemingen van de andere partij, worden de bevoegde autoriteiten van de andere partij daarvan vol- ledig in kennis gesteld en krijgen zij de gelegenheid opmerkingen te maken alvorens een definitieve beslissing wordt genomen.
5. Voor zover de bepalingen van deze Overeenkomst en de bepalin- gen van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde handelingen inhoudelijk identiek zijn aan de overeenkomstige regels van het Verdrag inzake de Europese Unie, het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en handelingen die zijn vastgesteld overeenkomstig het Verdrag inzake de Europese Unie en het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, moet de tenuitvoerlegging en toepassing van die bepalingen worden geïnterpreteerd in overeenstemming met de relevante arresten en besluiten van het Hof van Justitie en de Europese Commis- sie.
Artikel 22
Gemengd Comité
1. Hierbij wordt een Gemengd Comité van vertegenwoordigers van de partijen (hierna het Gemengd Comité genoemd) opgericht, dat ver- antwoordelijk is voor het beheer van deze Overeenkomst en toeziet op de correcte uitvoering ervan. Om dit doel te verwezenlijken, doet het aanbevelingen en neemt het beslissingen in de gevallen waarin deze Overeenkomst uitdrukkelijk voorziet.
2. De beslissingen van het gemengd Comité worden met eenparigheid van stemmen genomen en zijn bindend voor de partijen. Deze beslissin- gen worden door de partijen overeenkomstig hun eigen regels ten uit- voer gelegd.
3. Het Gemengd Comité stelt bij besluit zijn reglement van orde vast.
4. Het Gemengd Comité komt bijeen wanneer dat nodig is. Elke par- tij kan een verzoek indienen om een vergadering te beleggen.
5. Een partij kan ook om een vergadering van het Gemengd Comité verzoeken om een probleem met betrekking tot de interpretatie of toe- passing van deze Overeenkomst op te lossen. Een dergelijke vergadering wordt zo snel mogelijk belegd, uiterlijk twee maanden na de datum waarop het verzoek is ontvangen, tenzij de partijen anders zijn overeen- gekomen.
6. Met het oog op de juiste toepassing van deze Overeenkomst wis- selen de partijen informatie uit en plegen zij op verzoek van een hunner overleg in het Gemengd Comité.
7. Als een van de partijen van mening is dat een beslissing van het Gemengd Comité niet goed wordt uitgevoerd door de andere partij, mag de eerste partij vragen dat de kwestie in het Gemengd Comité wordt besproken. Als het Gemengd Comité de kwestie niet binnen twee maan- den na de doorverwijzing kan oplossen, mag de vragende partij passende vrijwaringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 van deze Overeen- komst (Vrijwaringsmaatregelen) nemen.
8. Onverminderd lid 2 kunnen de partijen passende en tijdelijke vrij- waringsmaatregelen overeenkomstig artikel 24 van deze Overeenkomst (Vrijwaringsmaatregelen) nemen als het Gemengd Comité binnen zes maanden na doorverwijzing van een kwestie nog geen beslissing over die kwestie heeft genomen.
9. Overeenkomstig artikel 6 (Investeringen) onderzoekt het Gemengd Comité vragen met betrekking tot bilaterale investeringen, meerder- heidsbelangen of wijzigingen in het feitelijke zeggenschap over lucht- vaartmaatschappijen van de partijen.
10. Het Gemengd Comité ontwikkelt de samenwerking tevens door:
a. op deskundigenniveau de uitwisseling van nieuwe wet- of regelge- vende initiatieven en ontwikkelingen aan te moedigen, onder meer op het vlak van beveiliging, veiligheid, milieu, luchtvaartinfrastructuur (in- clusief slots), mededingingsvoorwaarden en consumentenbescherming;
b. de marktvoorwaarden voor de onder deze Overeenkomst vallende luchtdiensten te herzien;
c. regelmatig de sociale gevolgen van de toepassing van deze Over- eenkomst te bestuderen, met name wat de werkgelegenheid betreft, en door passende antwoorden op legitieme vragen te formuleren;
d. mogelijke gebieden voor verdere uitbreiding van deze Overeen- komst in overweging te nemen, met inbegrip van aanbevelingen voor wijzigingen van de Overeenkomst;
f. technische bijstand op de onder deze Overeenkomst vallende ge- bieden te overwegen en te ontwikkelen; en
g. samenwerking op relevante internationale fora aan te moedigen.
Artikel 23
Geschillenbeslechting en arbitrage
1. Wanneer tussen de partijen een geschil ontstaat over de interpreta- tie of toepassing van deze Overeenkomst, moeten ze dit in de eerste plaats trachten op te lossen via formeel overleg in het Gemengd Comité, overeenkomstig artikel 22, lid 5, (Gemengd Comité) van deze Overeen- komst.
2. Elk van beide partijen mag een geschil over de toepassing of inter- pretatie van deze Overeenkomst, dat niet overeenkomstig lid 1 van dit artikel kon worden opgelost, doorverwijzen naar een scheidsgerecht van drie scheidsrechters, overeenkomstig de hierna vastgestelde procedure:
a. uiterlijk zestig (60) dagen nadat de andere partij het via diploma- tieke kanalen verzonden verzoek om arbitrage door het scheidsgerecht heeft ontvangen, stelt elke partij een scheidsrechter aan; de derde scheidsrechter wordt binnen een aanvullende termijn van zestig (60) dagen door de twee andere scheidsrechters aangesteld. Als een van de partijen niet binnen de overeengekomen termijn een scheidsrechter heeft aangesteld, of als de derde scheidsrechter niet binnen de overeengeko- men termijn is aangesteld, kan elke partij de voorzitter van de raad van de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie verzoeken een scheids- rechter of scheidsrechters aan te stellen;
b. de derde scheidsrechter, die overeenkomstig de voorschriften onder
a) wordt aangesteld, moet een onderdaan van een derde land zijn en ver- vult de functie van voorzitter van het scheidsgerecht;
c. het scheidsgerecht stelt zijn reglement van orde vast; en
d. onder voorbehoud van de definitieve beslissing van het scheidsge- recht worden de oorspronkelijke arbitrage-uitgaven evenredig gedeeld door de partijen.
3. Op verzoek van een partij kan het scheidsgerecht de andere partij verplichten om, in afwachting van de einduitspraak, voorlopige verzach- tende maatregelen te nemen.
4. De voorlopige of definitieve beslissing van het scheidsgerecht is bindend voor de partijen.
Artikel 24
Vrijwaringsmaatregelen
1. De partijen treffen alle algemene en bijzondere maatregelen die vereist zijn om aan hun verplichtingen krachtens de Overeenkomst te voldoen. Zij zorgen ervoor dat de in de Overeenkomst vastgelegde doel- stellingen worden bereikt.
2. Indien een van de partijen van mening is dat de andere partij een uit deze Overeenkomst voortvloeiende verplichting niet is nagekomen, kan zij passende vrijwaringsmaatregelen treffen. De werkingssfeer en de duur van de vrijwaringsmaatregelen wordt beperkt tot wat strikt nood- zakelijk is om het probleem te verhelpen of om het evenwicht in het kader van deze Overeenkomst te bewaren. Voorrang wordt gegeven aan maatregelen die de werking van deze Overeenkomst zo weinig mogelijk verstoren.
3. Als een partij overweegt om vrijwaringsmaatregelen te nemen, stelt zij de andere partijen daar onmiddellijk van in kennis via het Gemengd Comité en verstrekt zij alle relevante informatie.
4. De partijen plegen onmiddellijk overleg in het Gemengd Comité teneinde een voor elke partij aanvaardbare oplossing te vinden.
5. Onverminderd artikel 3, onder d) (Vergunning), artikel 5, onder d) (Weigering, intrekking, opschorting of beperking van vergunningen), en de artikelen 14 (Veiligheid van de luchtvaart) en 15 (Beveiliging van de luchtvaart) van deze Overeenkomst, mag de betrokken partij geen vrij- waringsmaatregelen nemen voor het verstrijken van een periode van één maand na de datum van kennisgeving overeenkomstig lid 3 van dit arti- kel, tenzij de in lid 4 voorgeschreven overlegprocedure vóór het verstrij- ken van de gestelde termijn is beëindigd.
6. De betrokken partij stelt het Gemengd Comité onverwijld in ken- nis van de getroffen maatregelen en verstrekt alle relevante inlichtingen.
7. De overeenkomstig dit artikel genomen maatregelen worden opge- schort zodra de in gebreke blijvende partij voldoet aan de bepalingen van deze Overeenkomst.
Relatie met andere overeenkomsten
1. De bepalingen van deze Overeenkomst hebben voorrang op de relevante bepalingen van bestaande bilaterale overeenkomsten tussen Georgië en de lidstaten. Het is echter toegestaan bestaande verkeersrech- ten die voortvloeien uit deze bilaterale overeenkomsten en die niet onder de onderhavige Overeenkomst vallen, verder te blijven uitoefenen voor zover dit geen aanleiding geeft tot discriminatie tussen de lidstaten en hun onderdanen.
2. Op verzoek van een van de partijen plegen de partijen overleg in het Gemengd Comité teneinde aan te bevelen of Georgië moet toetreden tot de ECAA-Overeenkomst.
3. Indien de partijen toetreden tot een multilaterale overeenkomst of overgaan tot de bekrachtiging van een besluit van de Internationale Luchtvaartorganisatie of een andere internationale organisatie dat betrek- king heeft op onder deze Overeenkomst vallende aangelegenheden, ple- gen zij overleg in het Gemengd Comité om te bepalen of deze Overeen- komst met het oog hierop moet worden herzien.
Artikel 26
Wijzigingen
1. Als een van de partijen de bepalingen van deze Overeenkomst wenst te wijzigen, moet ze het Gemengd Comité daarvan in kennis stel- len.
2. Het Gemengd Comité kan, op voorstel van een partij en overeen- komstig dit artikel, beslissen de bijlagen bij deze Overeenkomst te wij- zigen.
3. Wijzigingen van deze Overeenkomst treden in werking na voltooi- ing van de respectievelijke interne procedures van elke partij.
4. Deze Overeenkomst laat het recht van de partijen onverlet om uni- lateraal nieuwe wetgeving op het vlak van luchtvervoer of een aanver- want in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied vast te stellen of bestaande wetgeving te wijzigen, voor zover zij het niet- discriminatiebeginsel en de bepalingen van deze Overeenkomst in acht nemen.
5. Wanneer een van de partijen nieuwe wetgeving of een wijziging van bestaande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanver-
6. Elke partij stelt de andere partij regelmatig en zo snel mogelijk in kennis van goedgekeurde nieuwe wetgeving of wijzigingen van be- staande wetgeving op het gebied van luchtvervoer of een aanverwant in bijlage III bij deze Overeenkomst vermeld gebied. Op verzoek van een partij organiseert het Gemengd Comité binnen zestig (60) dagen na deze kennisgeving een gedachtewisseling over de gevolgen die de nieuwe wetgeving of de wijziging van bestaande wetgeving heeft voor de goede werking van deze Overeenkomst.
7. Naar aanleiding van de in lid 6 van dit artikel vermelde gedachte- wisseling zal het Gemengd Comité:
a. een beslissing nemen tot herziening van bijlage III bij deze Over- eenkomst, teneinde daarin, zo nodig op basis van wederkerigheid, de nieuwe wetgeving of wijziging in kwestie op te nemen;
b. een beslissing nemen waarbij wordt vastgesteld dat de nieuwe wet- geving of wijziging in kwestie wordt beschouwd als zijnde in overeen- stemming met deze Overeenkomst; of
c. andere maatregelen aanbevelen, die binnen een redelijke termijn moeten worden vastgesteld, teneinde de goede werking van deze Over- eenkomst te waarborgen.
Artikel 27
Beëindiging
Een partij kan te allen tijde de andere partij langs diplomatieke kana- len schriftelijk meedelen dat zij besloten heeft deze Overeenkomst te beëindigen. Deze mededeling moet tegelijk ook naar de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het secretariaat van de Verenigde Naties worden gestuurd. Deze Overeenkomst houdt op te bestaan om midder- nacht GMT aan het einde van het IATA-verkeersseizoen, een jaar na de datum van schriftelijke mededeling van de beëindiging, tenzij de mede- deling in onderlinge overeenstemming tussen Partijen wordt ingetrokken voordat deze termijn is verstreken.
Registratie bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het secretariaat van de Verenigde Naties
Deze Overeenkomst en alle wijzigingen daarvan worden geregistreerd bij de Internationale Burgerluchtvaartorganisatie en het secretariaat van de Verenigde Naties.
Artikel 29
Voorlopige toepassing en inwerkingtreding
1. Eén maand na de datum van de laatste nota in een uitwisseling van diplomatieke nota’s tussen de partijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst noodzakelijke proce- dures zijn voltooid, treedt deze Overeenkomst in werking. Met het oog op deze uitwisseling bezorgt Georgië zijn tot de Europese Unie en haar lidstaten gerichte diplomatieke nota aan het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie, en bezorgt het Secretariaat-generaal van de Raad van de Europese Unie de diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten aan Georgië. De diplomatieke nota van de Europese Unie en haar lidstaten bevat mededelingen van elke lidstaat waarin wordt bevestigd dat de voor inwerkingtreding van deze Overeenkomst vereiste procedures zijn voltooid.
2. Onverminderd het bepaalde in lid 1 van dit artikel stemmen de par- tijen ermee in deze Overeenkomst voorlopig toe te passen vanaf de eer- ste dag van de maand volgende op de datum van de laatste nota waarbij de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de pro- cedures die vereist zijn voor de toepassing van deze Overeenkomst, overeenkomstig hun interne procedures en/of binnenlandse wetgeving.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekenden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze Overeenkomst hebben ondertekend.
Deze overeenkomst is op 2 december 2010 in tweevoud opgesteld te Brussel, in de Bulgaarse, Deense, Duitse, Engelse, Estse, Finse, Franse, Griekse, Hongaarse, Italiaanse, Letse, Litouwse, Maltese, Nederlandse, Poolse, Portugese, Roemeense, Sloveense, Slowaakse, Spaanse, Tsjechi- sche, Zweedse en Georgische taal, zijnde alle teksten gelijkelijk authen- tiek.
Bijlage I
Overeengekomen diensten en gespecificeerde routes
1. De overgangsbepalingen van bijlage II bij deze Overeenkomst zijn van toepassing op deze bijlage.
2. Elke partij verleent de luchtvaartmaatschappijen van de andere par- tij het recht luchtvervoersdiensten te exploiteren op de hierna gespecifi- ceerde routes:
a. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie: elk punt in de Europese Unie – tussenliggende punten in Euromed- landen, ECAA, of in bijlage IV genoemde landen – elk punt in Geor- gië – verder gelegen punten.
b. in het geval van luchtvaartmaatschappijen uit Georgië: elk punt in Georgië – tussenliggende punten in Euromedlanden, ECAA, of in bijlage IV genoemde landen – elk punt in de Europese Unie.
3. De diensten die overeenkomstig punt 2 van deze bijlage worden geëxploiteerd, beginnen of eindigen op het grondgebied van Georgië voor Georgische luchtvaartmaatschappijen en op het grondgebied van de Europese Unie voor luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie.
4. De luchtvaartmaatschappijen van beide partijen mogen bij een vlucht of alle vluchten en naar keuze:
a. vluchten in één van beide of beide richtingen exploiteren;
b. verschillende vluchtnummers combineren bij de exploitatie van één luchtvaartuig;
c. tussenliggende en verder gelegen punten, zoals gespecificeerd in punt 2 van deze bijlage, en punten op het grondgebied van de par- tijen bedienen in elke combinatie en in volgorde;
d. landingen op een punt of punten overslaan;
e. op ieder willekeurig punt verkeer overbrengen van een van haar luchtvaartuigen naar een ander;
f. een tussenlanding maken op ieder punt binnen of buiten het grondgebied van een partij;
g. transitvluchten verrichten via het grondgebied van de andere partij; en
h. verkeer op hetzelfde luchtvaartuig combineren, ongeacht de herkomst van dit verkeer.
5. Elke partij verleent elke luchtvaartmaatschappij het recht om de frequentie en capaciteit van het door haar aangeboden internationale luchtvervoer te baseren op commerciële marktgerelateerde overwegin- gen. Overeenkomstig dit recht mag geen van beide partijen unilateraal beperkingen opleggen met betrekking tot het verkeersvolume, de fre- quentie of de regelmaat van de vluchten of de door de luchtvaartmaat- schappijen van de andere partij gebruikte types luchtvaartuigen, behalve om douane-, technische, operationele, milieu- of gezondheidsredenen of overeenkomstig artikel 8 (Mededingingsvoorwaarden) van deze Over- eenkomst.
Bijlage II Overgangsmaatregelen
1. De tenuitvoerlegging en toepassing door Georgië van alle bepalin- gen van de in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde luchtvervoers- wetgeving van de Europese Unie, met uitzondering van de in bijlage III, deel D, van deze Overeenkomst vermelde wetgeving inzake beveiliging, wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd door een beslissing van het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk twee jaar na de inwerkingtreding van de Overeenkomst uitgevoerd.
2. Onverminderd de bepalingen van bijlage I bij deze Overeenkomst omvatten de in deze Overeenkomst overeengekomen diensten en gespe- cificeerde routes, tot het ogenblik waarop de in bijlage II, punt 1, van deze Overeenkomst vermelde beslissing wordt vastgesteld, niet het recht om rechten van de vijfde vrijheid uit te oefenen, ook niet voor lucht- vaartmaatschappijen uit Georgië tussen punten op het grondgebied van de Europese Unie.
Alle verkeersrechten die al uit hoofde van een van de bilaterale overeenkomsten tussen Georgië en de lidstaten van de Europese Unie zijn verleend, mogen verder worden uitgeoefend zolang geen onder- scheid wordt gemaakt tussen luchtvaartmaatschappijen uit de Europese Unie op basis van nationaliteit.
3. De tenuitvoerlegging van de wetgeving inzake luchtvaartbeveili- ging door Georgië wordt geëvalueerd onder de verantwoordelijkheid van de Europese Unie; deze evaluatie wordt gevalideerd door een beslissing van het Gemengd Comité. Deze evaluatie wordt uiterlijk drie jaar na de inwerkingtreding van deze Overeenkomst uitgevoerd. Ondertussen past Georgië EDAC Doc 30 toe.
4. Aan het einde van de overgangsperiode wordt het vertrouwelijke deel van de beveiligingswetgeving, zoals vermeld in bijlage III, deel D, bij deze Overeenkomst, ter beschikking gesteld van de bevoegde auto- riteit van Georgië, voor zover een overeenkomst wordt gesloten over de uitwisseling van gevoelige beveiligingsinformatie, inclusief EU- gerubriceerde informatie.
5. De geleidelijke toepassing van de volledige, in bijlage III bij deze Overeenkomst vermelde wetgeving van de Europese Unie inzake lucht- vervoer kan regelmatig worden beoordeeld. Deze beoordelingen worden uitgevoerd door de Europese Commissie, in samenwerking met Georgië.
7. Onverminderd een beslissing van het Gemengd Comité of een beslissing in het kader van artikel 24 (Vrijwaringsmaatregelen), kan de luchtwaardigheid van luchtvaartuigen die op de datum van onderteke- ning in het Georgische register zijn opgenomen en worden gebruikt door exploitanten die onder de regelgevende controle van Georgië staan, maar waarvoor het EASA geen typecertificaat heeft afgegeven overeenkom- stig de relevante EU-wetgeving van deel C van bijlage III bij deze Over- eenkomst, worden beheerd onder de verantwoordelijkheid van de Geor- gische bevoegde autoriteiten overeenkomstig de toepasselijke nationale voorschriften van Georgië tot:
a. 1 januari 2015 voor bepaalde luchtvaartuigen die alleen voor vrachtvervoer worden gebruikt;
b. 31 december 2019 voor bepaalde helikopters en lichte en ultra- lichte luchtvaartuigen die worden ingezet voor zoek- en reddingsop- drachten, werkzaamheden in de lucht, opleiding, noodopdrachten, landbouw- en humanitaire vluchten overeenkomstig de exploitatiecer- tificaten van de respectieve maatschappijen, voor zover het luchtvaar- tuig voldoet aan de internationale normen inzake luchtvaartveiligheid die krachtens de Overeenkomst zijn vastgesteld. Dergelijke luchtvaar- tuigen genieten geen aanvullende rechten uit hoofde van deze Over- eenkomst nadat de in punt 1 van deze bijlage vermelde beslissing is vastgesteld.
Bijlage III
(Wordt regelmatig geactualiseerd)
Regels die van toepassing zijn op de burgerluchtvaart
De „toepasselijke bepalingen” van de volgende besluiten zijn van toe- passing overeenkomstig deze Overeenkomst, tenzij anders gespecifi- ceerd in deze bijlage of in bijlage II bij deze Overeenkomst (Overgangs-
bepalingen). Specifieke aanpassingen van elke afzonderlijk handeling, voor zover nodig, worden hieronder vermeld:
A. Markttoegang en bijbehorende kwesties
Nr. 95/93
Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 be- treffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens,
zoals gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 894/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 27 mei 2002 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad
Verordening (EG) nr. 1554/2003 van het Europees Parlement en de Raad van 22 juli 2003 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad
Verordening (EG) nr. 793/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 April 2004 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad.
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, en artikel 14 bis, lid 2
Wat de toepassing van artikel 12, lid 2, betreft, wordt de term „de Commissie” gelezen als „het Gemengd Comité”.
Nr. 96/67
Richtlijn 96/67/EG van de Raad van 15 oktober 1996 betreffende de toegang tot de grondafhandelingsmarkt op de luchthavens van de Gemeenschap
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 25 en bijlage
Wat de toepassing van artikel 10 betreft, wordt de term „lidstaten” gelezen als „lidstaten van de Europese Unie”.
Wat de toepassing van artikel 20, lid 2, betreft, wordt de term „de Commissie” gelezen als „het Gemengd Comité”.
Nr. 785/2004
Verordening (EG) nr. 785/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 21 april 2004 betreffende de verzekeringseisen voor lucht- vervoerders en exploitanten van luchtvaartuigen
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 8, en artikel 10, lid
2
Nr. 2009/12
Richtlijn 2009/12/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2009 inzake luchthavengelden
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12
B. Luchtverkeersbeheer
Nr. 549/2004
Verordening (EG) nr. 549/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 tot vaststelling van het kader voor de tot- standbrenging van het gemeenschappel(ke Europese luchtruim („de kaderverordening”)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 4, artikel 6, en arti- kelen 9 tot en met 14
Nr. 550/2004
Verordening (EG) nr. 550/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de verlening van luchtvaartnavi- gatiediensten in het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtvaartnavigatiedienstenverordening”)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 19, bijlagen I en II
Nr. 551/2004
Verordening (EG) nr. 551/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de organisatie en het gebruik van het gemeenschappel(k Europees luchtruim („de luchtruimverorde- ning”)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11
Nr. 552/2004
Verordening (EG) nr. 552/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 10 maart 2004 betreffende de interoperabiliteit van het Euro- pese netwerk voor luchtverkeersbeveiliging („de interoperabili- teitsverordening”)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, bijlagen I tot en met V
Nr. 2096/2005
Verordening (EG) nr. 2096/2005 van de Commissie van 20 decem- ber 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor de verle- ning van luchtvaartnavigatiediensten
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1315/2007 van de Commissie van 8 november 2007 betreffende het veiligheidstoezicht in het luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005
Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de soft- wareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005
Verordening (EG) nr. 668/2008 van de Commissie van 15 juli 2008 houdende wijziging van bijlagen II tot en met V van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met betrekking tot werkme- thoden en operationele procedures
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met V
Nr. 2150/2005
Verordening (EG) nr. 2150/2005 van de Commissie van 23 decem- ber 2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels voor een flexi- bel gebruik van het luchtruim
Nr. 2006/23
Richtlijn 2006/23/EG van het Europees Parlement en de Raad van
5 april 2006 inzake een communautaire vergunning van luchtver- keersleiders
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 16, 18, 19, 20 en bijlagen I tot en met IV
Nr. 730/2006
Verordening (EG) nr. 730/2006 van de Commissie van 11 mei 2006 betreffende de luchtruimclassificatie en de toegang van vluchten vol- gens zichtvliegvoorschriften boven vliegniveau 195
Nr. 1794/2006
Verordening (EG) nr. 1794/2006 van de Commissie van 6 december 2006 tot vaststelling van een gemeenschappelijk heffingenstelsel voor luchtvaartnavigatiediensten
Nr. 1033/2006
Verordening (EG) nr. 1033/2006 van de Commissie van 4 juli 2006 tot vaststelling van de vereisten inzake de procedures voor vliegplan- nen in de aan de vlucht voorafgaande fase in het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Nr. 1032/2006
Verordening (EG) nr. 1032/2006 van de Commissie van 6 juli 2006 tot vaststelling van de eisen voor automatische systemen voor de uit- wisseling van vluchtgegevens met het oog op de aanmelding, coördi- natie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeersleidingseenheden
Nr. 219/2007
Verordening (EG) nr. 219/2007 van de Raad van 27 februari 2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realisering van het Europese nieuwe generatie luchtverkeers- beveiligingssysteem (SESAR)
Toepasselijke bepalingen: artikel 1, leden 1, 2 en 5 tot en met 7, ar-
tikelen 2 en 3, artikel 4, lid 1, bijlage
Nr. 633/2007
Verordening (EG) nr. 633/2007 van de Commissie van 7 juni 2007 tot vaststelling van de eisen voor de toepassing van een protocol voor de overdracht van vluchtberichten met het oog op de aanmelding, coördinatie en overdracht van vluchten tussen luchtverkeers- leidingseenheden
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 7, artikel 8, tweede en derde zin, bijlagen I tot en met IV
Nr. 1265/2007
Verordening (EG) nr. 1265/2007 van de Commissie van 26 oktober 2007 tot vaststelling van de eisen inzake de kanaalafstand bij monde- linge lucht-grondcommunicatie in het gemeenschappelijke Europese luchtruim
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 9, bijlagen I tot en met IV
Nr. 1315/2007
Verordening (EG) nr. 1315/2007 van de Commissie van 8 november 2007 betreffende het veiligheidstoezicht in het luchtverkeersbeheer en tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2096/2005
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15
Nr. 482/2008
Verordening (EG) nr. 482/2008 van de Commissie van 30 mei 2008 betreffende de invoering van een systeem ter verzekering van de soft- wareveiligheid door verleners van luchtvaartnavigatiediensten en tot wijziging van bijlage II bij Verordening (EG) nr. 2096/2005
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, bijlagen I en II
Nr. 668/2008
Verordening (EG) nr. 668/2008 van de Commissie van 15 juli 2008 houdende wijziging van bijlagen II tot en met V van Verordening (EG) nr. 2096/2005 tot vaststelling van gemeenschappelijke eisen voor de verlening van luchtvaartnavigatiediensten, met betrekking tot werkme- thoden en operationele procedures
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 en 2
Nr. 1361/2008
Verordening (EG) nr. 1361/2008 van de Raad van 16 december 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 219/2007 betreffende de oprichting van een gemeenschappelijke onderneming voor de realise- ring van het Europese nieuwe generatie luchtverkeersbeveiligingssys- teem (SESAR).
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5 (met uitzondering van artikel 1.6), bijlage (met uitzondering van punten 11 en 12).
Nr. 29/2009
Verordening (EG) nr. 29/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot vaststelling van de eisen inzake datalinkdiensten voor het ge- meenschappelijke Europese luchtruim
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I tot en met VII
Nr. 30/2009
Verordening (EG) nr. 30/2009 van de Commissie van 16 januari 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1032/2006 met betrek- king tot automatische systemen voor de uitwisseling van vluchtgege- vens ter ondersteuning van datalinkdiensten
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 en 2, bijlage
Nr. 262/2009
Verordening (EG) nr. 262/2009 van de Commissie van 30 maart 2009 tot vaststelling van de eisen inzake de gecoördineerde toewijzing en toepassing van Mode S-ondervragingscodes in het gemeenschappe- lijke Europese luchtruim
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlagen I, II en
III
Nr. 1070/2009
Verordening (EG) nr. 1070/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordeningen (EG) nr. 549/2004, (EG) nr. 550/2004, (EG) nr. 551/2004 en (EG) nr. 552/2004
teneinde de prestaties en de duurzaamheid van het Europese lucht- vaartsysteem te verbeteren
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5, met uitzondering van artikel 1.4
C. Veiligheid van de luchtvaart
Nr. 3922/91
Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad van 16 december 1991 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 2176/96 van de Commissie van 13 november 1996 tot aanpassing van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang
Verordening (EG) nr. 1069/1999 van de Commissie van 25 mei 1999 tot aanpassing van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang
Verordening (EG) nr. 2871/2000 van de Commissie van 28 decem- ber 2000 houdende aanpassing aan de wetenschappelijke en technische vooruitgang van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve proce- dures op het gebied van de burgerluchtvaart
Verordening (EG) nr. 1592/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2002 tot vaststelling van gemeenschappel(ke regels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
Verordening (EG) nr. 1899/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 houdende wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
Verordening (EG) nr. 1900/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 20 december 2006 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 inzake de harmonisatie van technische voorschriften en administratieve procedures op het gebied van de burgerluchtvaart
Verordening (EG) nr. 8/2008 van de Commissie van 11 december 2007 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad ten aanzien van gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures van toepassing op commercieel vervoer per vliegtuig
Verordening (EG) nr. 859/2008 van de Commissie van 20 augustus 2008 tot wijziging van Verordening (EEG) nr. 3922/91 van de Raad ten aanzien van gemeenschappelijke technische voorschriften en administratieve procedures van toepassing op commercieel vervoer per vliegtuig
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10 en 12 tot en met 13, met uitzondering van artikel 4, lid 1, en artikel 8, lid 2 (tweede zin), bijlagen I, II en III
Met betrekking tot de toepassing van artikel 12 wordt „lidstaten” gelezen als „lidstaten van de Europese Unie”.
Nr. 216/2008
Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 20 februari 2008 tot vaststelling van gemeenschappelijke re- gels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Eu- ropees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende in- trekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 68 (met uitzonde- ring van artikel 65), artikel 69, lid 1, tweede alinea, artikel 69, lid 4, bijlagen I tot en met VI
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 690/2009 van de Commissie van 30 juli 2009 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Euro- pees Parlement en de Raad tot vaststelling van gemeenschappelijke re- gels op het gebied van burgerluchtvaart en tot oprichting van een Eu- ropees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart, houdende in- trekking van Richtlijn 91/670/EEG, Verordening (EG) nr. 1592/2002 en Richtlijn 2004/36/EG
Verordening (EG) nr. 1108/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 21 oktober 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 216/2008 op het gebied van luchtvaartterreinen, luchtverkeersbeheer en luchtvaartnavigatiediensten en tot intrekking van Richtlijn 2006/23/EG
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 3 (met uitzondering van artikel 1, punt 7), waarbij de nieuwe artikelen 8 bis, lid 5, 8 ter, lid 6, en 8 quater, lid 10, worden ingevoegd, bijlage
Nr. 94/56
Richtlijn 94/56/EG van de Raad van 21 november 1994 houdende vaststelling van de grondbeginselen voor het onderzoek van ongeval- len en incidenten in de burgerluchtvaart
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12
Nr. 2003/42
Richtl(n 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 juni 2003 inzake de melding van voorvallen in de burgerluchtvaart
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 11, bijlagen I en II
Nr. 1321/2007
Verordening (EG) nr. 1321/2007 van de Commissie van 12 novem- ber 2007 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen om overeenkomstig Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad uitge- wisselde informatie over voorvallen in de burgerluchtvaart op te ne- men in een centraal register
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 4
Nr. 1330/2007
Verordening (EG) nr. 1330/2007 van de Commissie van 24 septem- ber 2007 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de verspreiding onder belanghebbenden van informatie over voorvallen in de burger- luchtvaart als bedoeld in artikel 7, lid 2, van Richtlijn 2003/42/EG van het Europees Parlement en de Raad
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10, bijlagen I en II
Nr. 1702/2003
Verordening (EG) nr. 1702/2003 van de Commissie van 24 septem- ber 2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de lucht- waardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certifice- ring van ontwerp- en productieorganisaties
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 381/2005 van de Commissie van 7 maart 2005 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003
Verordening (EG) nr. 706/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 voor wat betreft de periode gedurende welke lidstaten goedkeuringen voor een bepaalde duur mogen afgeven
Verordening (EG) nr. 335/2007 van de Commissie van 28 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucer- tificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken
Verordening (EG) nr. 375/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucer- tificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
Verordening (EG) nr. 287/2008 van de Commissie van 28 maart 2008 inzake de verlenging van de in artikel 2 quater, lid 3, van Veror- dening (EG) nr. 1702/2003 vermelde geldigheidsduur
Verordening (EG) nr. 1057/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot wijziging van aanhangsel II van de bijlage bij Verordening (EG) nr. 1702/2003 betreffende het certificaat van herbeoordeling van de luchtwaardigheid (EASA-formulier 15a)
Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie van 30 novem- ber 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vast- stelling van uitvoeringsvoorschriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van luchtvaartuigen en aanverwante producten, on- derdelen en uitrustingsstukken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisaties
Opmerking: gecorrigeerd bij rectificatie van Verordening (EG) nr. 1194/2009 van de Commissie van 30 november 2009 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 1702/2003 tot vaststelling van uitvoeringsvoor- schriften inzake de luchtwaardigheid en milieucertificering van lucht- vaartuigen en aanverwante producten, onderdelen en uitrustingsstuk- ken, alsmede voor de certificering van ontwerp- en productieorganisa- ties (PB L 321 van 8.12.2009)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 4, bijlage. De over- gangsperioden waarnaar in deze verordening wordt verwezen, worden vastgesteld door het Gemengd Comité.
Nr. 2042/2003
Verordening (EG) nr. 2042/2003 van de Commissie van 20 novem- ber 2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartui- gen en luchtvaartproducten, -onderdelen en - uitrustingsstukken, en be- treffende de goedkeuring van b( voornoemde taken betrokken organi- saties en personen
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 707/2006 van de Commissie van 8 mei 2006 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 met betrekking tot goedkeuringen voor bepaalde duur en de bijlagen I en III
Verordening (EG) nr. 376/2007 van de Commissie van 30 maart 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproduc- ten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van b( voornoemde taken betrokken organisaties en personen
Verordening (EG) nr. 1056/2008 van de Commissie van 27 oktober 2008 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproduc- ten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen
Verordening (EU) nr. 127/2010 van de Commissie van 5 februari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 2042/2003 betreffende de permanente luchtwaardigheid van luchtvaartuigen en luchtvaartproduc- ten, -onderdelen en -uitrustingsstukken, en betreffende de goedkeuring van bij voornoemde taken betrokken organisaties en personen
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6, bijlagen I tot en met IV
Nr. 104/2004
Verordening (EG) nr. 104/2004 van de Commissie van 22 januari 2004 tot vaststelling van regels voor de organisatie en de samenstel- xxxx xxx xx xxxxx van beroep van het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 7 en bijlage
Nr. 593/2007
Verordening (EG) nr. 593/2007 van de Commissie van 31 mei 2007 betreffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten
als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 1356/2008 van de Commissie van 23 decem- ber 2008 houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 593/2007 be- treffende de door het Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart geheven vergoedingen en rechten
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 12, artikel 14, lid 2, bijlage
Nr. 736/2006
Verordening (EG) nr. 736/2006 van de Commissie van 16 mei 2006 inzake de werkmethodes van het Europees Agentschap voor de veilig- heid van de luchtvaart bij het uitvoeren van normalisatie-inspecties
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 18
Nr. 768/2006
Verordening (EG) nr. 768/2006 van de Commissie van 19 mei 2006 tot uitvoering van Richtlijn 2004/36/EG van het Europees Parlement en de Raad met betrekking tot de verzameling en uitwisseling van in- formatie over de veiligheid van luchtvaartuigen uit derde landen die gebruik maken van luchthavens in de Gemeenschap en het beheer van het informatiesysteem
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 5
Nr. 2111/2005
Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad van 14 december 2005 betreffende de vaststelling van een com- munautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatie- verbod binnen de Gemeenschap is opgelegd en het informeren van luchtreizigers over de identiteit van de exploiterende luchtvaartmaat- schappij, en tot intrekking van artikel 9 van Richtlijn 2004/36/EG
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 13, bijlage
Verordening (EG) nr. 473/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot vaststelling van uitvoeringsregels voor de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde communautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatieverbod is opgelegd in de Gemeenschap
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6 en bijlagen A tot en met C
Verordening (EG) nr. 474/2006 van de Commissie van 22 maart 2006 tot opstelling van de in hoofdstuk II van Verordening (EG) nr. 2111/2005 van het Europees Parlement en de Raad bedoelde commu- nautaire lijst van luchtvaartmaatschappijen waaraan een exploitatiever- bod is opgelegd in de Gemeenschap, zoals vervolgens gewijzigd.
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 3 en bijlagen A en
B
Nr. 300/2008
D. Beveiliging van de luchtvaart
Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 2008 inzake gemeenschappelijke regels op het ge- bied van de beveiliging van de burgerluchtvaart en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2320/2002
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 18, artikel 21, bijlage
Nr. 18/2010
Verordening (EU) nr. 18/2010 van de Commissie van 8 januari 2010 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad wat specificaties voor nationale kwaliteitscon- troleprogramma’s op het gebied van beveiliging van de burgerlucht- vaart betreft
Nr. 272/2009
Verordening (EG) nr. 272/2009 van de Commissie van 2 april 2009 ter aanvulling van de in de bijlage bij Verordening (EG) nr. 300/2008 van het Europees Parlement en de Raad vastgestelde gemeenschappe- lijke basisnormen voor de beveiliging van de burgerluchtvaart
Nr. 1254/2009
Verordening (EU) nr. 1254/2009 van de Commissie van 18 decem- ber 2009 tot vaststelling van criteria waaraan lidstaten moeten voldoen om te mogen afwijken van de gemeenschappelijke basisnormen inzake beveiliging van de burgerluchtvaart en om alternatieve beveiligings- maatregelen te mogen vaststellen
Verordening (EU) nr. { van de Commissie van { tot vaststelling van gedetailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeen- schappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging [nog niet vastgesteld]
Besluit (EU) nr. { van de Commissie van { tot vaststelling van ge- detailleerde maatregelen voor de tenuitvoerlegging van de gemeen- schappelijke basisnormen inzake luchtvaartbeveiliging die de in artikel 18, onder a), van Verordening (EG) nr. 300/2008 vermelde informatie bevatten [nog niet vastgesteld]
E. Milieu
Nr. 2006/93
Richtlijn 2006/93/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2006 betreffende de regulering van de exploitatie van de vliegtuigen van bijlage 16 van het Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart, boekdeel I, deel II, hoofdstuk 3, tweede uitgave
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 6 en bijlagen I en II
Nr. 2002/30
Xxxxxx(n 2002/30/EG van het Europees Parlement en de Raad van 26 maart 2002 betreffende de vaststelling van regels en procedures met betrekking tot de invoering van geluidgerelateerde exploitatiebeperkin- gen op luchthavens in de Gemeenschap
Zoals gewijzigd of aangepast bij de toetredingsakte van 2003 en de toetredingsakte van 2005
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 15, bijlagen I en II
Nr. 2002/49
Richtl(n 2002/49/EG van het Europees Parlement en de Raad van
25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 16, bijlagen I tot en met VI
F. Sociale aspecten
Nr. 2000/79
Richtlijn 2000/79/EG van de Raad van 27 november 2000 inzake de inwerkingstelling van de Europese Overeenkomst betreffende de orga- nisatie van de arbeidstijd van mobiel personeel in de burgerluchtvaart gesloten door de Association of European Airlines (AEA), de Euro- pean Transport Workers’Association (ETF), de European Cockpit As- sociation (ECA), de European Regions Airline Association (ERA) en de International Air Carrier Association (IACA)
Toepasselijke bepalingen: artikelen 2 en 3, bijlage
Nr. 2003/88
Richtl(n 2003/88/EG van het Europees Parlement en de Raad van 4 november 2003 betreffende een aantal aspecten van de organisatie van de arbeidst(d
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 19, 21 tot en met 24 en 26 tot en met 29
G. Consumentenbescherming
Nr. 90/314
Richtlijn 90/314/EEG van de Raad van 13 juni 1990 betreffende pakketreizen, met inbegrip van vakantiepakketten en rondreispakketten
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 10
Nr. 95/46
Richtlijn 95/46/EG van het Europees Parlement en de Raad van 24 oktober 1995 betreffende de bescherming van natuurlijke personen in verband met de verwerking van persoonsgegevens en betreffende het vrije verkeer van die gegevens
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 34
Nr. 2027/97
Verordening (EG) nr. 2027/97 van de Raad van 9 oktober 1997 be- treffende de aansprakelijkheid van luchtvervoerders bij ongevallen, als gewijzigd bij:
Verordening (EG) nr. 889/2002 van het Europees Parlement en de Raad van 13 mei 2002 houdende w(ziging van Verordening (EG) nr. 2027/97
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 8
Nr. 261/2004
Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van xxxxxxxxxxxxxx(ke re- gels inzake compensatie en b(stand aan luchtreizigers b( instapweige- ring en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrek- king van Verordening (EEG) nr. 295/91
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 17
Nr. 1107/2006
Verordening (EG) nr. 1107/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 5 juli 2006 inzake de rechten van gehandicapten en perso- nen met beperkte mobiliteit die per luchtvervoer reizen
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 17, bijlagen I en II
H. Andere wetgeving
Nr. 80/2009
Verordening (EG) nr. 80/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 14 januari 2009 inzake een gedragscode voor geautomati- seerde boekingssystemen en tot intrekking van Verordening (EEG) nr. 2299/89 van de Raad
Toepasselijke bepalingen: artikelen 1 tot en met 18 en bijlagen I en
II
Bijlage IV
Lijst van andere landen waarnaar wordt verwezen in de artikelen 3 en 4 en in bijlage I
1. De Republiek IJsland (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);
2. Het Vorstendom Liechtenstein (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);
3. Het Koninkrijk Noorwegen (in het kader van de Overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte);
4. De Zwitserse Bondsstaat (in het kader van de overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Zwitserse Bondsstaat).
D. PARLEMENT
De Overeenkomst, met Bijlagen, behoeft ingevolge artikel 91 van de Grondwet de goedkeuring van de Staten-Generaal, alvorens het Konink- rijk aan de Overeenkomst, met Bijlagen, kan worden gebonden.
E. PARTIJGEGEVENS
Kennisgeving door de Europese Unie en Georgië is voorzien in arti- kel 29, eerste lid, van de Overeenkomst.
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
België | 02-12-10 | |||||
Bulgarije | 02-12-10 | |||||
Cyprus | 02-12-10 | |||||
Denemarken | 02-12-10 | |||||
Duitsland | 02-12-10 | |||||
Estland | 02-12-10 | |||||
EU (Europese Unie) | 02-12-10 | |||||
Finland | 02-12-10 | |||||
Frankrijk | 02-12-10 | |||||
Georgië | 02-12-10 |
Partij | Onder- tekening | Ratificatie | Type* | In werking | Opzeg- ging | Buiten werking |
Griekenland | 02-12-10 | |||||
Hongarije | 02-12-10 | |||||
Ierland | 02-12-10 | |||||
Italië | 02-12-10 | |||||
Letland | 02-12-10 | |||||
Litouwen | 02-12-10 | |||||
Luxemburg | 02-12-10 | |||||
Malta | 02-12-10 | |||||
Nederlanden, het Koninkrijk der – Nederland: – in Europa – Bonaire – Sint Eustatius – Saba – Aruba – Curaçao – Sint Maarten | 02-12-10 | |||||
Oostenrijk | 02-12-10 | |||||
Polen | 02-12-10 | |||||
Portugal | 02-12-10 | |||||
Roemenië | 02-12-10 | |||||
Slovenië | 02-12-10 | |||||
Slowakije | 02-12-10 | |||||
Spanje | 02-12-10 | |||||
Tsjechië | 02-12-10 | |||||
Verenigd Koninkrijk, het | 02-12-10 | |||||
Zweden | 02-12-10 | |||||
* O=Ondertekening zonder voorbehoud of vereiste van ratificatie, R= Bekrachtiging, aanvaarding, goedkeuring of kennisgeving, T=Toetreding, VG=Voortgezette gebonden- heid, NB=Niet bekend |
De Overeenkomst, met Bijlagen, zal ingevolge artikel 29, tweede lid, voorlopig worden toegepast vanaf de eerste dag van de maand volgende op de datum van de laatste nota waarbij de partijen elkaar in kennis heb- ben gesteld van de voltooiing van de procedures die vereist zijn voor de toepassing van deze Overeenkomst, met Bijlagen, overeenkomstig hun interne procedures en/of binnenlandse wetgeving.
G. INWERKINGTREDING
De bepalingen van de Overeenkomst, met Bijlagen, zullen ingevolge artikel 29, eerste lid, in werking treden één maand na de datum van de laatste nota in een uitwisseling van diplomatieke nota’s tussen de par- tijen waarin wordt bevestigd dat alle voor de inwerkingtreding van deze Overeenkomst, met Bijlagen, noodzakelijke procedures zijn voltooid.
J. VERWIJZINGEN
Verwijzingen
Titel : Verdrag betreffende de Europese Unie;
Maastricht, 7 februari 1992
Tekst : Trb. 1992, 74 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 2010, 248
Titel : Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie1) Rome, 25 maart 1957
Tekst : Trb. 1957, 74 (Frans)
Trb. 1957, 91 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2010, 246
Titel : Partnerschaps- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Gemeenschappen en hun Lid-Staten, ener- zijds, en de Republiek Georgië, anderzijds; Luxemburg, 22 april 1996
Tekst : Trb. 1996, 190 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 2009, 205
Titel : Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart; Chicago, 7 december 1944
Tekst : Stb. 1947, 165 (Engels en vertaling) Laatste Trb. : Trb. 2010, 259
1) De titel van het Verdrag luidde vóór 1 december 2009: Verdrag tot oprich- ting van de Europese Gemeenschap.
Titel : Verdrag tot het brengen van eenheid in enige bepalin- gen inzake het internationale luchtvervoer;
Montreal, 28 mei 1999
Tekst : Trb. 2000, 32 (Engels en Frans)
Trb. 2001, 91 (vertaling) en Trb. 2001, 107 (correctie vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2010, 114
Titel : Multilaterale Overeenkomst tussen de Republiek Alba- nië, Bosnië en Herzegovina, de Republiek Bulgarije, de Republiek Kroatië, de Europese Gemeenschap en haar lidstaten, de Republiek IJsland, de Voormalige Joego- slavische Republiek Macedonië, het Koninkrijk Noor- wegen, Servië en Montenegro, Roemenië en de Missie van de Verenigde Naties voor interimbestuur in Kosovo (UNMIK) betreffende de totstandbrenging van een Eu- ropese Gemeenschappelijke Luchtvaartruimte; Luxemburg, 6 juni 2006
Tekst : Trb. 2006, 196 (Nederlands)
Laatste Trb. : Trb. 2009, 92
Titel : Verdrag inzake strafbare feiten en bepaalde andere han- delingen begaan aan boord van luchtvaartuigen; Tokio, 14 september 1963
Tekst : Trb. 1964, 115 (Engels en Frans)
Trb. 1964, 186 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 1995, 203
Titel : Verdrag tot bestrijding van het wederrechtelijk in zijn macht brengen van luchtvaartuigen;
’s-Gravenhage, 16 december 1970
Tekst : Trb. 1971, 50 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling) Laatste Trb. : Trb. 1995, 204
Titel : Verdrag tot bestrijding van wederrechtelijke gedragin- gen gericht tegen de veiligheid van de burgerluchtvaart; Montreal, 23 september 1971
Tekst : Trb. 1971, 218 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling) Laatste Trb. : Trb. 1995, 205
Titel : Protocol tot bestrijding van wederrechtelijke daden van geweld op luchthavens voor de internationale burger- luchtvaart bij het Verdrag tot bestrijding van weder- rechtelijke gedragingen tegen de veiligheid van de bur- gerluchtvaart, gedaan te Montreal op 23 september 1971;
Montreal, 24 februari 1988
Tekst : Trb. 1988, 88 (Xxxxxx, Xxxxx en vertaling) Laatste Trb. : Trb. 2006, 62
Titel : Verdrag inzake het merken van kneedspringstoffen ten behoeve van de opsporing ervan;
Montreal, 1 maart 1991
Tekst : Trb. 1991, 127 (Engels en Frans)
Trb. 1992, 80 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2006, 116
Titel : Handvest van de Verenigde Naties;
San Francisco, 26 juni 1945
Tekst : Stb. 1945, 253 (Engels)
Stb. 1945, 321 (vertaling)
Laatste Trb. : Trb. 2010, 163
Uitgegeven de vijfentwintigste februari 2011.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXXXXXXX
TRB5525
ISSN 0920 - 2218
’s-Gravenhage 2011