Voorzien in de huidige en toekomstige behoeften aan skIll voor
Voorzien in de huidige en toekomstige behoeften aan skIll voor
duurzaamheid, digitalisering en de bio-economie in de landbouw: Europese agenDa en strategie voor vaardigheden
D2.4 - Nationale routekaarten | |
Beschrijving van het document | Samenvatting van nationale routekaarten + 7 nationale routekaarten (bijlagen) |
Titel werkpakket | Taak 2.4 |
Taak titel | Stappenplan formuleren en verfijnen |
Status* | F |
Verantwoordelijke partner | XXXXXXXX |
Xxxxxx(s) | Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Xxxxxxx Xxxxx, Xxxxxx Xxxxx, Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxx (CONFAGRI Italië), Xxxxxx Xxxxxxxx (AP Finland), Xxxxx Xxxxxxxx (ICOS Ierland), Xxxx Xxxxxxxx, Xxxxxx xxx Xxxxxxx, Xxx Xxxxxxxxx (AERES Nederland), Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx (LVA Oostenrijk), Xxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx, Xxxx Xxxxx Xxxxxxxx Xxxxxx-Xxxxxx (UCLM Spanje), Xxxxxxxxx Xxxxx (AC3A Frankrijk), Xxxxxxx Xxxxxxxxxx (WUR Nederland). |
Datum | 31-05-2024 |
*F: definitief; D: ontwerp; RD: herzien ontwerp
1
1 Inleiding
Het doel van het FIELDS-project is om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van werknemers in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector, zodat ze ten volle gebruik kunnen maken van de mogelijkheden en kunnen voldoen aan de vereisten van de ''Twin'' Groene en Digitale Transitie. Het FIELDS- project richt zich op de domeinen Digitalisering, Duurzaamheid, Bio-economie en Management & Ondernemerschap. De vaardigheden omvatten zowel ''harde'' / meetbare en op technologie gebaseerde vaardigheden als ''zachte'' / transversale vaardigheden. 1
Een van de taken van het FIELDS-project (taak 2.4 Stappenplan formulering en verfijning (CONFAGRI), M33- M48) is de aanpassing van de EU-strategie (taak 2.3) aan de zeven doellanden door het formuleren van een nationaal stappenplan.
De zeven landen die de nationale routekaarten volgens plan hebben opgesteld, zijn:
1. Oostenrijk - LVA
2. Frankrijk - AC3A
3. Finland - PA
4. Italië - CONFAGRI
5. Nederland - AERES en WUR
6. Spanje - UCLM
7. Ierland - ICOS
Dit document is een nuttige tussenstap voor de voorbereiding van andere documenten/resultaten van het FIELDS-project. Het doel van dit document is om een synthese te maken van de Nationale Routekaarten van de zeven landen. Daarom zijn grote delen van de hoofdstukken van elk NRM in vergelijkende tabellen gerapporteerd.
In de richtlijn wordt de volgende index voorgesteld:
1. Inleiding
1.1 Methode - NWG
2. Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
2.1 Het nationale onderwijssysteem en de opleidingsbehoeften met betrekking tot de FIELDS-doelstellingen
2.1.1 Korte analyse van de onderwijs- en opleidingseisen die in de nationale wet- en regelgeving worden gesteld in verband met de vastgestelde functieprofielen en vaardigheidsbehoeften;
2.1.2 Evaluatie van het aantal personeelsleden binnen geïdentificeerde beroepscategorieën waarvoor training nodig is die overeenkomt met onderscheiden "veldprofielen".
2.1.3 Systeem van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (flexibiliteit, veerkracht, organisatie en bestuur, enz.)
3. Belangrijkste uitdagingen
1 Het FIELDS-project sluit aan bij de belangrijkste EU-beleidslijnen op het gebied van duurzame en circulaire productie. De Europese Green Deal, die in december 2019 door de Europese Commissie werd aangekondigd, is een vervolg op de VN-doelen voor duurzame ontwikkeling (SDG's) en COP21 (de VN-conferentie over klimaatverandering van 2015). Het verplicht de EU om in 2050
klimaatneutraal te zijn en belooft bedrijven te helpen om wereldleider te worden op het gebied van schone producten en groene
technologieën. De Green Deal wil het efficiënte gebruik van hulpbronnen stimuleren door over te stappen op een schone, circulaire economie en tegelijkertijd de biodiversiteit herstellen en de vervuiling terugdringen. De Green Deal omvat een actieplan voor een nieuwe circulaire economie, een investeringsplan voor een duurzaam Europa, een biodiversiteitsstrategie voor 2030 en een nieuwe Farm to Fork-strategie voor duurzaam voedsel in de hele waardeketen (EU-Green Deal, 2021).
1
3.1 Prioriteiten in de agrovoedingssector-bosbouwsector
3.1.1 Europees referentiekader en koppelingen met het nationale kader (bijv. verschillende operationele niveaus)
3.1.2 Sectoraal kader voor bijscholing en omscholing
3.1.3 Belangrijke trainingsmodules (voor samenhangende groepen vaardigheden) Soft skills moeten deel uitmaken van elk trainingsprogramma voor functieprofielen.
4. Het actieplan
4.1 Een duidelijke verklaring van activiteiten
4.2 Tijdsperiode
4.3 Hoeveelheid inputs/outputs en eenheidskosten
4.4 Financieringsbron
4.5 Entiteit verantwoordelijk voor implementatie
4.6 Outputindicatoren
4.7 Uitvoering van trainingsactiviteiten
5. De ambitie
5.1 Nationale focus op vaardigheidsbehoeften en beroepsprofielen
5.2 Perspectief van levenslang leren voor zowel werkgevers als werknemers
5.3 Partnerschapsopbouw die bijdraagt aan agri & food en bosbouw pacten voor vaardigheden.
6. Het voorstel en de verbintenis
6.1 De governance en nationale p&c
7. Evaluatie
7.1 Beoordelingsaanpak
7.2 Belangrijkste prestatie-indicatoren
De voorgestelde methode voor de synthese is de volgende:
voor elk hoofdstuk (niveau 1) is er een tekst die de gemeenschappelijke elementen voor alle landen samenvat en een tabel met de specifieke elementen die door de afzonderlijke landen gerapporteerd worden.
2 Methode - Nationale Werkgroepen (NWG)
De Nationale Werkgroep is het noodzakelijke instrument om zich te richten op nationale behoeften en strategieën voor het structureren van NRM en om proefprojecten te selecteren:
de NWG's werden op de volgende data gehouden:
Landen | datum |
1. Oostenrijk | 16th van mei 2022 |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. |
3. Finland | 20th van juni 2022 en 25th van augustus 2022 |
4. Italië | 13th juli 2022 |
5. Nederland | 7th september 2022 |
6. Spanje | 21st september 2022 |
7. Ierland | 21st september 2022 |
en waren samengesteld uit de volgende belanghebbenden
Landen | belanghebbenden |
1. Oostenrijk | De kamer van landbouw voor Oostenrijk (LKÖ) De Universiteit voor Natuurlijke Hulpbronnen en Levenswetenschappen Wenen (BOKU) Voedingscluster van Neder-Oostenrijk (Ecoplus Lebensmittelcluster NÖ) Federatie van Voedingsmiddelenindustrie Oostenrijk (Fachverband der Lebensmittelindustrie) De Oostenrijkse FIELDS-partners LVA, AP, FJ-BLT. |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. |
3. Finland | - Xxxx Xxxxxxx/ Savonia Hogeschool (Savonia UAS), Häme Hogeschool (HAMK) - Xxx Xxxxxxxx/ ProAgria Zuid-Finland - Xxxxxxx Xxxxxxxxx-Kivelä/ AgriHubi - Kennisnetwerk voor landbouwbedrijven, Natural Resources Institute Finland - Xxxxx Xxxxxxxxx/ Mtech Digitale Oplossingen - Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx/ De centrale unie van landbouwproducenten en boseigenaren (MTK), voorzitter van de Skills Foresight Group - Xxxxx Xxxxxxxx/ Landbouwer, ProAgria Oulu - Xxxx Xxxxxxx/ De onderwijsbond in Jokilaaksot - Centrum voor beroepsonderwijs JEDU - Xxxxxx Xxxxxxxx/Vereniging van ProAgria-centra (facilitator en secretaris) |
4. Italië | Xxxxxx Xxxxx, coördinator facilitator, Confagricoltura Xxxxxxx Xxxxxxxxx, rapporteur, Confagricoltura/Enapra Xxxxxxx Xxxxx, rapporteur, Confagricoltura/Enapra Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxx, rapporteur, Confagricoltura Xxxxxx Xxxxxxxx, (Xxxxxxx); Xxxxxx Xxxxxxxxx (INAPP); Xxxxxxxxxxxx X'Xxxxxxx (METES); Xxxxxxxxx Xxxxxxxxxx (ITS Latina); Xxxxx Xx Xxxxxxx (Fattoria solidale del Circeo); Xxxxxxxx Xxxxx (OSAF); Xxxxxxx Xxxxxxx x Xxxxxxxxx Xxxxx (UNITO); Xxxxxxxx Xxxxxxx (INFOR ELEA); Xxxxxxxx Xxxxxxxx (GAL Xxxxx x Xxxx) |
5. Nederland | Xxxxxxx Xxxxx XXX / Groenpact Xxxx Xxxxx WUR Xxxxxx Xxxxxxx-Xxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxx Xxxxxxxxxxxxxxx Xxxxxx Xxxxxxx CIV Xxxxxx xxx Xxxx CIV - Groen Xxxxx Xxxxxxxxx Groenpact Xxxx Xxxxxxxxx WUR / TKI |
6. Spanje | Xxxxxx X. Xxxxxxx (UCLM-DIQ) Xxxx X Xxxxxxxx (UCLM-CREA) Xxxxxxxx Xxxxxx/ Xxxx (JCRMO) Xxxxxx Xxxxx/Farmer (Knoflookvereniging) Xxxxx Xxxxxxxxx (CA C-LM) Xxxxxxxx Xxxx /technicus (CIFP AN) Xxxxxxxx Xxxxxx (IESALB) Xxxxx Xxxxxxxxx (FENACORE) Xxxxx Xxxxx (ITAP) |
7. Xxxxxxx | Xxxxx X'Xxxxxxx - Xxxxxxxxxxxxx in South Tipperary Xxxxxxx Xxxxxx - Boherbue Landbouwcoöperatie Xxxx X'Xxxxxx - Xxxxx federatie van groepswaterprogramma's Xxxxxxx Xxxxx - Xxxxxxxxx Mid Tipperary Co-op Xxxx Xxxxxxx - Xxxxx Co-operative Dairy en Castleisland Livestock Xxxx Xxxxxx Xxxxx - IFAC Xxxx Xxxxxxx - Producenten van champignons voor commerciële doeleinden Xxxx Xxxxxxxx - Xxxxx Xxxxx Xxxxxx Xxxxxxx - Tipperary Zuivelcoöperatie |
Xxxxxx Xxxxxx - Xxxxx Pluimvee Coöperatie |
Pilot opleiding geselecteerd
Landen | profiel |
1. Oostenrijk | Operator voor digitalisering in landbouw, voedselindustrie en bosbouw (EKK niveau 4) |
2. Frankrijk | Sociale vaardigheden en zakelijke vaardigheden (Alle EQF-niveau 4) |
3. Finland | Technicus voor digitalisering van de landbouw (EKK niveau 5) Operator voor digitalisering in landbouw, voedselindustrie en bosbouw (EKK niveau 4) |
4. Italië | Technicus voor digitalisering van de voedingsindustrie (EKK niveau 5) |
5. Nederland | Operator voor duurzaamheid in de land- en bosbouw en agrovoedingsindustrie Operator voor digitalisering in de landbouw, bosbouw en agrovoedingsindustrie Beheerder voor bio-economie in de land- en bosbouw en de voedingsmiddelenindustrie Gerelateerde Soft skills en zakelijke vaardigheden (Alle EQF-niveau 4) |
6. Spanje | De Technicus voor duurzame landbouw (EKK niveau 5) |
7. Ierland | De operator voor bio-economie in landbouw, voedselindustrie en bosbouw (EKK niveau 4) |
3 Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
Landen | Samenvatting van de context van onderwijs en beleid | Traject |
1. Oostenrijk | Er zijn twee gevestigde begeleidings- en adviessystemen in Oostenrijk die met elkaar samenwerken: begeleiding en advies door onderwijs- en opleidingsinstellingen, en adviesdiensten door de arbeidsbemiddeling en andere instellingen op het gebied van loopbaanbegeleiding. De actieve rol van de sociale partners (Kamer van Koophandel, Kamer van Arbeid) bij het bieden van loopbaanbegeleiding is een prominent kenmerk van het Oostenrijkse begeleidingssysteem. De belangrijkste onderwijsbeleidsdoelen op dit gebied worden uiteengezet in de nationale strategie voor levenslange begeleiding (LLG), die een algemeen kader vaststelt voor de verdere ontwikkeling van onderwijsadvies en loopbaanbegeleiding als integraal onderdeel van de Oostenrijkse nationale strategie voor levenslang leren. Levenslange begeleiding speelt een centrale rol en is een van de vijf belangrijkste strategische richtlijnen in de strategie en een element in minstens zeven van de tien actielijnen voor levenslang leren binnen de strategie (xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx_xxxxxxxx.xxx). De voortgang wordt elk jaar gecontroleerd door het nationale forum voor levenslange begeleiding, dat bestaat uit vertegenwoordigers van twee ministeries (het ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Onderzoek en het ministerie van Arbeid, Sociale Zaken, Gezondheid en Consumentenbescherming), de openbare dienst voor arbeidsvoorziening, instellingen en netwerken voor volwassenenonderwijs, onderzoeksinstellingen, hogescholen voor lerarenopleidingen en Euroguidance Austria. |
2. Frankrijk | In Frankrijk is onderwijs verplicht van 6 tot 16 jaar; voor jongeren van 16 tot 18 jaar is een opleidingsverplichting ingesteld door de wet voor een vertrouwensschool in 2019. Op middelbaar niveau worden drie verschillende trajecten aangeboden: algemeen, technologisch en beroepsonderwijs. Initieel onderwijs en initiële opleiding op EQF-niveau 3 en hoger omvat twee verschillende trajecten: (a) een schoolgebonden traject in een middelbare school, waarbij de lessen worden gegeven door "leraren". (b) in het leerlingwezen (toegankelijk voor jongeren tot 29 jaar), afwisselend in een opleidingscentrum voor leerlingen (CFA, Centre de formation d'apprentis), waar de lessen worden gegeven door "opleiders", en een bedrijf waar ze "mentorleerling" zijn. Aan het einde van de onderbouw van het middelbaar onderwijs EQF niveau 3 (classe de troisième) stapt 27,2% van de leerlingen over naar een beroepsopleiding met schoolstatus en één op de twintig leerlingen met schoolstatus kiest ervoor om direct naar een leerlingopleiding te gaan. Alle beroepsdiploma's en beroepskwalificaties zijn via beide kanalen toegankelijk. |
3. Finland | De verklaring van de Skills Foresight Group on Natural Resources, Food and the Environment van 15 mei 2019 vat samen dat Finland van oudsher een goed expertiseniveau heeft op het gebied van het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen, de circulaire economie, voedselkwaliteit, voeding, voedselzekerheid en de toestand van het milieu. Deze goede situatie verslechtert echter al jaren door algemene bezuinigingen op onderwijs- en onderzoeksmiddelen. Dit is met name te wijten aan het feit dat onderwijsaanbieders om economische redenen het aantal studenten in kleine studierichtingen hebben teruggebracht. Hieronder vallen natuurlijke hulpbronnen, voedselproductie en het milieu. Deze sectoren hebben ook hogere organisatiekosten dan gemiddeld. De aantrekkelijkheid van sommige van deze sectoren is afgenomen, wat deels de hiaten in het kennissysteem verklaart. Het probleem wordt weerspiegeld in het niveau van toegang tot onderwijs en opleiding: Tussen 2014 en 2018 is het aantal voorrang aanvragers voor beroepsopleidingen in de sector natuurlijke hulpbronnen met 37% gedaald en het aantal aanvragers voor de voedingssector met 44%. Ook het aantal aanvragers voor hoger onderwijs is licht gedaald. (Bron: Verklaring van de Foresight Group on Natural Resources, Food and Environment, 15.5.2019: ASIAKIRJAPOHJA OPH). Dezelfde verklaring vat de arbeidsbehoeften van de sectoren samen; de vraag naar arbeidskrachten in de landbouw en de voedselindustrie zal tot 2035 op het niveau van 2015 blijven. In de bosbouw wordt een toename van de vraag naar arbeid voorzien tot 2035. | NA |
4. Italië | Het Italiaanse onderwijs- en opleidingssysteem is gestructureerd op basis van de beginselen van subsidiariteit en autonomie van onderwijsinstellingen. De staat heeft exclusieve wetgevende bevoegdheid met betrekking tot de algemene regels en de bepaling van de essentiële niveaus van de diensten die op het hele nationale grondgebied worden geleverd, terwijl de regio's gelijktijdige wetgevende bevoegdheid hebben op het gebied van onderwijs en exclusiviteit op het gebied van beroepsopleiding. De leerplicht duurt in totaal 10 jaar, van 6 tot 16 jaar, en er wordt lesgegeven op staatsscholen of privéscholen. |
5. Nederland | De Nederlandse groene sector heeft een internationaal gerenommeerd groen kennissysteem dat bijdraagt aan het aanpassingsvermogen van de Nederlandse groene sector. De publiek-private samenwerking tussen onderwijs, onderzoek, groene bedrijven en beleid is uniek en wordt sinds 2016 sterk ondersteund door de publiek-private organisatie Groenpact (zie 1.1). Bovendien zijn er sterke verbindingen gelegd tussen de verschillende niveaus van de kenniskolom. 2.1 Het nationale groene onderwijssysteem in Nederland Hieronder wordt een schema gegeven van het Nederlandse groene onderwijssysteem. De groene vierkanten staan voor de niveaus waarop studenten landbouw- of aanverwante groene vakken studeren, van beroepsonderwijs tot universitair niveau. In het middelbaar beroepsonderwijs (blauwe vierkanten) kunnen leerlingen kiezen voor een groen accent, naast de gewone vakken die in het middelbaar onderwijs gegeven worden. Het middelbaar onderwijs in Nederland is gedifferentieerd in verschillende niveaus, wat bepaalt op welk niveau de leerling instroomt in het beroepsonderwijs (EKK 4 tot EKK 6). De pijlen geven aan welke 'route' een leerling door het systeem kan volgen. Wanneer een leerling in een bepaald niveau is afgestudeerd, heeft hij/zij het recht om naar het volgende onderwijsniveau te gaan. | |
6. Spanje | Volgens het Spaanse Ministerie van Onderwijs en Beroepsopleiding biedt het Spaanse onderwijs- en opleidingssysteem de volgende soorten onderwijs: voorschools onderwijs, basisonderwijs, verplicht secundair onderwijs (ESO), Spaans baccalaureaat, beroepsonderwijs (VT), taalonderwijs, kunstonderwijs, sportonderwijs, volwassenenonderwijs en universitair onderwijs. Basisonderwijs, verplicht secundair onderwijs en basisberoepsonderwijs vormen samen het basisonderwijs. Het secundair onderwijs is onderverdeeld in verplicht secundair onderwijs en postsecundair onderwijs. Het voortgezet onderwijs na de leerplicht bestaat uit het Spaanse baccalaureaat, het middelbaar beroepsonderwijs, het kunstvakonderwijs in muziek en dans en het middelbaar plastisch en vormgevingsonderwijs, en het middelbaar sportonderwijs. Universitair onderwijs, hoger kunstonderwijs, voortgezette beroepsopleiding, hoger beroepsonderwijs in plastische kunsten en vormgeving, en hoger sportonderwijs vormen samen hoger onderwijs. Taalonderwijs, kunstonderwijs en sportonderwijs worden beschouwd als gespecialiseerd onderwijs. Organieke Wet 2/2006 inzake Onderwijs (LOE) zoals gewijzigd door Organieke Wet 3/2020 (LOMLOE) zijn momenteel de basisnormen die het onderwijssysteem reguleren en de structuur ervan bepalen. In 2021 komt de structuur van het Spaanse onderwijssysteem overeen met dit organigram. |
7. Ierland | Het Ierse onderwijssysteem bestaat uit basisonderwijs, post-primair onderwijs en tertiair onderwijs. Kinderen moeten een bepaald minimum aan onderwijs volgen van hun 6e tot hun 16e of tot ze 3 jaar post-primair onderwijs hebben gevolgd. Veel mensen gaan na de kleuterschool door naar vervolgonderwijs en hoger onderwijs. Na de middelbare school stromen veel leerlingen door naar vervolgonderwijs of hoger onderwijs (zie hoger onderwijs hieronder). Het National Framework of Qualifications (NFQ) heeft 10 onderwijsniveaus en stelt leerlingen in staat om de verschillende normen en onderwijsniveaus in het onderwijssysteem te vergelijken. De Education and Training Boards (ETB's) beheren een reeks volwassenen- en voortgezet onderwijs- en trainingsprogramma's in het hele land, waaronder PLC-cursussen (Post-Leaving Certificate). PLC's bieden technisch en praktisch onderwijs en een route naar hoger en tertiair onderwijs. Andere programma's die door ETB's worden aangeboden zijn het Vocational Training Opportunities Scheme (tweedekansonderwijs voor volwassenen); Youth reach voor vroegtijdige schoolverlaters; andere alfabetiserings- en basisopleidingen; en zelf gefinancierde avondprogramma's voor volwassenen. Leerlingschappen bieden training op de werkplek en onderwijs buiten de werkplek. Leerplaatsen worden aangeboden in traditionele ambachtelijke beroepen zoals loodgieterij en elektrotechniek, maar ook in nieuwe leerplaatsen zoals ICT, financiën, softwareontwikkeling en gastvrijheid. Kandidaten moeten minstens 16 jaar oud zijn en moeten een minimumscore voor Junior Certificate of een gelijkwaardig examen hebben. |
4 Belangrijkste uitdagingen
Landen | Samenvatting |
1. Oostenrijk | De Oostenrijkse land- en bosbouw staat voor talrijke uitdagingen: Voorbereiding van het nationaal strategisch GLB-plan voor de periode 2023 tot 2027 met inachtneming van de EU-vereisten (Green Deal, Farm to Fork en Biodiversiteitsstrategie) de eisen en voorwaarden van het GLB 2023 tot 2027 te evalueren en deze samen met boeren te implementerendoor middel van educatieve en adviserende activiteiten. Implementatie van maatregelen voor klimaatbescherming en aanpassing aan klimaatverandering Ontwikkeling van geoptimaliseerde processen voor een betere energie-efficiëntie Vermindering van het gebruik van pesticiden, kunstmest en antibiotica Maatregelen om het dierenwelzijn te verbeteren Verbetering van de positie van land- en bosbouwbedrijven in de waardeketen Maatregelen voor korte leveringsketens De waarde van regionaal voedsel verhogen Concurrentievermogen verbeteren Voedselkwaliteit verbeteren Bevordering van digitalisering in land- en bosbouw Ontwikkeling van aanvullend aanbod voor digitale bijscholing en voorlichting (webinars, Farminars, Online voorlichting) met de bijbehorende randvoorwaarden (technische apparatuur en opleiding van voorlichtingsmedewerkers en boeren) risicobeheer van crisispreventie (bijv. stroomuitval in elektronisch gestuurde stallen, Covid-19) De uitstoot en daarmee het broeikaseffect verminderen |
2. Frankrijk | De modernisering van de landbouw is volop aan de gang en leidt tot een erosie van het aantal boerderijen. Ten tijde van de landbouwtelling in 2010 waren er 516.000 boerderijen in Frankrijk (Europees Frankrijk en de Franse overzeese departementen), vergeleken met 665.000 in 2000. Deze demografische trend op lange termijn zet zich vandaag de dag voort en zal waarschijnlijk niet snel stoppen. Bij de laatste landbouwtelling in 2012 bleek namelijk dat in sommige Franse regio's slechts 40% van de landbouwers die ouder waren dan 50 jaar (en die hun activiteiten dus over maximaal tien jaar zouden beëindigen), de jonge landbouwer kende die hun boerderij zou overnemen. |
3. Finland | In Finland verschillen boeren en boerderijen aanzienlijk, vooral wat betreft productietype, grootte, levenscyclusfase, strategie en economische situatie. Als lang land in de noord-zuid-dimensie is het klimaat ook erg verschillend, vooral in Lapland en aan de zuidkust. Het aantal boerderijen is de afgelopen jaren aanzienlijk afgenomen, terwijl hun gemiddelde grootte is toegenomen. De toename van de gemiddelde grootte gaat gepaard met een toename van het aantal |
werknemers op boerderijen. Werkgelegenheid is duur in Finland en naarmate de bedrijfsgrootte toeneemt, is er een sterkere tendens naar automatisering en het gebruik van nieuwe technologie; meer dan een derde van de melk wordt nu bijvoorbeeld door melkrobots gemolken. De winstgevendheid van boerderijen is vooral de laatste jaren een groot probleem geweest. Zelfs vóór de Russische inval in Oekraïne had de zuivelproductie al te lijden onder de sancties tegen Rusland, waardoor er plotseling een einde kwam aan de aanzienlijke export van zuivelproducten naar Rusland. Steun- en subsidiestelsels voor de landbouw lijken complexer te worden. In Finland geven de media en de sociale media de landbouw de schuld van de klimaatverandering, stellen ze nieuwe eisen op het gebied van dierenwelzijn, enz. Boeren ervaren meer stress en druk van de publieke opinie. Er moet meer aandacht worden besteed aan het welzijn en de welvaart van boeren in de toekomst. De rol van de boer wordt over het algemeen steeds ondernemender. De ontwikkeling van de boerderij gaat steeds meer lijken op de ontwikkeling van elk ander bedrijf, met strategieën, visies, missies, begrotingen en actieplannen. Deze verandering is snel gegaan en boeren hebben meer kennis nodig over bedrijfsmanagement. Er zijn nieuwe verwachtingen voor advieswerk. De boeren van de toekomst zijn hoger opgeleid en hebben meer gespecialiseerd advies nodig. De rol van de adviseur lijkt steeds meer op die van een bedrijfscoach. Ze werken als adviseurs en gebruiken nieuwe methoden op een interactieve manier. Hun werk zal ondersteund moeten worden door een groter gebruik van digitalisering en kunstmatige intelligentie, evenals ondersteunende functies om werktijd te besparen en kosten te beheersen. (Bron: Xxxxx Xxxxxxxx/ Vereniging van ProAgria Centra) Operator voor digitalisering in landbouw, voedselindustrie en bosbouw (NIVEAU 4) | |
4. Italië | Aan de hand van de statistische gegevens kunnen we de uitdagingen identificeren waaraan het nationale opleidingssysteem het hoofd moet bieden, en de "belangrijkste" benadrukken waaraan aandacht moet worden besteed: lage kwalificatieniveaus onvoldoende beheersing van digitale vaardigheden geringe aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding verticale en horizontale wanverhouding complexiteit van bestuur Daarnaast is het moeilijk voor jongeren om een baan te vinden en voor volwassenen om te re-integreren, is er een lage participatie in het democratische leven, wordt de waarde van onderwijs, opleiding en meer in het algemeen van individuele groei maar weinig erkend en wordt er ten slotte nauwelijks gebruik gemaakt van het beschikbare opleidingsaanbod. |
5. Nederland | Implicaties (uitdaging) voor onderwijs/opleiding De bovenstaande beleidsrichtingen en trends impliceren enkele aandachtspunten voor onderwijs en opleiding: - Circulariteit van de productie in de hele voedselketen (als een van de belangrijkste doelstellingen van het huidige Nederlandse landbouwbeleid) - Milieuvervuiling, met de nadruk op dierhouderij en mestbeheer - Dierenwelzijn - Behoud van biodiversiteit |
- Nieuwe bronnen van eiwitproductie - Digitalisering van boerderijen en slimme voedingsindustrieën - Multifunctionele landbouw en korte voedselvoorzieningsketens In de afgelopen decennia hebben onderwijs-/opleidingsinstituten deze trends gevolgd en ondersteund door nieuwe cursussen op te zetten op deze gebieden op alle EQF-niveaus. | |
6. Spanje | Met betrekking tot het prioriteitsniveau dat in de vorige sectie werd toegekend en als conclusie van de vergadering van de Iberische focusgroep en van de ontwikkeling van de verschillende activiteiten van het FIELDS-project, inclusief het rapport "Trends in Spanish Agriculture, Agri-Food Industry, Forestry and Bio-economy" (Deliverable 1.8), werden twee belangrijke zwakke punten ontdekt die in Spanje zouden moeten worden behandeld en die verband hielden met de duurzaamheid in de landbouw en de agrovoedingsindustrie. In de volgende twee subsecties worden de belangrijkste punten samengevat die in een trainingsprogramma aan bod moeten komen. Er zijn veel uitdagingen waaraan het Europese opleidingssysteem het hoofd moet bieden, waaronder de geringe aantrekkelijkheid van beroepsonderwijs en -opleiding in veel landen. Daarnaast moet ook worden gewezen op de ontoereikende beheersing van digitale vaardigheden. Deze feiten gaan gepaard met een omgeving waarin jongeren moeilijk aan het werk komen en werkloze volwassenen moeilijk herintegreren, en waarin de waarde van onderwijs en opleiding onvoldoende wordt erkend. Bij het zoeken naar een oplossing voor deze belangrijke problemen moeten acties worden ondernomen op het gebied van: de toegankelijkheid van onderwijsdiensten door coördinatie tussen de leerfase en de werkfase; opleidingscontexten door het klassieke voorstel dat face-to-face wordt geleverd te integreren met bevredigende methoden voor afstandsonderwijs; de flexibiliteit en personalisering van trainingen. Het benadrukte ook de niet-homogene aanwezigheid op het grondgebied van het aanbod van begeleidingsdiensten en de tijdigheid in het verstrekken van informatie over behoeften (LMI en Skills intelligence). |
7. Ierland | De focusgroep die zich boog over de ontwikkeling van de verschillende activiteiten van het FIELDS-project, waaronder het rapport "Trends in Irish Agriculture, Agri-Food Industry, Forestry and Bio-economy" (Deliverable 1.8), identificeerde twee belangrijke gebieden die in Ierland ontwikkeld moeten worden. Dit waren duurzaamheid en de bio-economie. In de volgende subsecties worden de belangrijkste punten uiteengezet die in een trainingsprogramma aan bod moeten komen. Opkomende zakelijke trends in Ierland zijn afgestemd op de toekomstige behoeften aan vaardigheden die zijn geïdentificeerd in de uitgevoerde vaardigheidsanalyse. De kern van het bedrijfsmodel is business-to-business en de strategische focus voor bedrijven ligt op duurzaamheid, innovatie en het vergroten van het concurrentievermogen. Essentiële strategische bedrijfsvaardigheden zijn onder andere leiderschap, verandermanagement en goed bestuur. De meest gebruikte analytische hulpmiddelen ter ondersteuning van de bedrijfsstrategie zijn SWOT-analyse, strategische/gebalanceerde scorekaart en PESTLE-analyse. Sommigen in de industrie vinden echter dat er geen "specifieke instantie" is om handarbeiders op te leiden, wij merken dat mensen die opgeleid zijn en managers zijn in plaats van arbeiders, meestal al goed opgeleid zijn. Er is een gat in de "opleiding van de trainer", d.w.z. hoe je mensen moet managen, en voor velen van ons geldt dat we voor het eerst werkgever zijn als we 50 zijn, wat uitdagingen met zich meebrengt. |
Landbouwondersteunende (overheids)instanties spelen hier een rol en hoewel Xxxxxxx al veel gedaan heeft, is er nog meer te doen. Vanwege de arbeidscrisis in de sector (landbouw) kan de Co-op een rol spelen bij het opleiden en aanleggen van een "database" van potentiële parttimers. Bedrijven zoals FRS en andere "instanties" zijn beschikbaar, maar daar zijn aanzienlijke kosten aan verbonden. Voor boeren die parttime hulp nodig hebben, kunnen deze kosten onbetaalbaar zijn. Er is een gebrek aan digitale vaardigheden. Sommigen hebben hulp gezocht buiten de boerderij via landbouwadviseurs, landbouwaudit specialisten, grasmeet specialisten enz. De jonge boer in opleiding is zeer computervaardig en zou de cursus kunnen geven. De jonge boer in opleiding is zeer computervaardig en zou een cursus kunnen geven. Er kan een rol zijn weggelegd voor training in visuele registratie, dus als u iemand laat zien hoe hij een "taak" moet uitvoeren die steeds herhaald moet worden, zou het zinvol zijn om op te nemen en af te spelen tot ze ermee vertrouwd zijn, in plaats van de taak steeds opnieuw te moeten uitvoeren. Veel boerderijen hebben rechtspersoonlijkheid en dus meer papierwerk dan een MKB-bedrijf met belastingaangiften en lonen. Over het algemeen wordt dit werk uitbesteed vanwege de tijd en het gebrek aan vaardigheden. De landbouworganisaties hebben weer een functie op het gebied van lonen, arbeidstijdenwetgeving en het opstellen van geschikte contracten - deze werkgeversopleiding ontbreekt en eindigt vaak met het blussen van brandjes met behulp van de accountant of een andere specialist/als er zich een probleem voordoet. Er zou via Teagasc of Co-ops een "go to skilled educator" voor de sector moeten worden opgezet, waar iedereen gebruik van zou kunnen maken - van eenvoudige zaken als het aanmelden bij Agri-food of Pasture Base, tot het beheren van loonpakketten (eenvoudig/basis). |
5 Het actieplan
In de nationale draaiboeken hebben de 7 nationale partners een strategie opgesteld over hoe de trainingsactiviteiten uitgevoerd moeten worden en welke resultaten ze willen bereiken met de pilot-training. Raadpleeg de nationale draaiboeken in de bijlagen voor meer informatie over hoe de pilotopleiding in elk land is uitgevoerd.
Landen | Samenvatting |
1. Oostenrijk | Hier worden de operationele aspecten beschreven van de implementatie van de pilot cursus voor Oostenrijk die tijdens de projectvergaderingen en tijdens de NWG is aangewezen als de cursus met de hoogste prioriteit: OPERATOR VOOR DIGITALISATIE IN LANDBOUW, VOEDSELINDUSTRIE EN BOSBOUW (EKK niveau 4). De geselecteerde module zal bestaan uit een cursus van 360 uur, verdeeld in 150 uur klassikaal onderwijs met |
gespecialiseerde docenten, 150 uur georiënteerd zelf leren en 60 uur lessen over soft skills voor het aanvullen van hiaten in de training en ontbrekende soft skills. Dit hoofdstuk definieert de activiteiten die zullen worden uitgevoerd, de inhoud van de pilotcursus, het aantal cursisten, de kosten van de pilotcursus en geeft ook duidelijk de problemen en risico's aan die gepaard gaan met de implementatie van de activiteiten. | |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. Als gevolg hiervan is er tijdens het project geen actieplan opgesteld. Het was de bedoeling om een pilot test uit te voeren met studenten, maar dit kon niet georganiseerd worden wegens gebrek aan beschikbare tijd en toegang van collega's van de landbouwkamer die trainingen geven. In plaats daarvan werd er intern binnen het netwerk van landbouwkamers een pilot test georganiseerd, gericht op mensen die al als expert of adviseur aan de slag waren, en gebaseerd op lessen uit de soft skills-modules die als meest relevant voor training werden geïdentificeerd. |
3. Finland | Dit actieplan beschrijft de maatregelen, de cursusinhoud, het aantal cursisten en de kostenraming van de pilot opleiding en een beoordeling van mogelijke uitdagingen en risico's met betrekking tot de implementatie van de FIELDS-opleiding die in Finland zal worden getest. Aangezien het trainingsproject in Finland gericht is op landbouwadviseurs die al in dienst zijn, is een van de doelen van het project om hen in staat te stellen de trainingsonderdelen te kiezen die voldoen aan hun respectievelijke behoeften op het gebied van vaardigheidsontwikkeling. Het doel van de pilot is om de geschiktheid van de training voor de geselecteerde doelgroep te testen en feedback te krijgen voor de verdere ontwikkeling van de training. Daartoe worden in dit actieplan specifieke trainingsmodules geïdentificeerd die bijzonder nuttig zijn om te testen en waaraan de deelnemers zullen worden gevraagd deel te nemen. |
4. Italië | Het actieplan definieert de pilot cursus voor zowel de technische inhoud als het onderdeel zachte vaardigheden. In totaal zal de proefcursus "Technicus voor digitalisering van de voedingsmiddelenindustrie" 360 uur duren en aan het einde zullen zowel de technische als de zachte vaardigheden die tijdens de cursus zijn verworven, gecertificeerd kunnen worden. De kosten van de cursus werden ook vastgesteld |
5. Nederland | Het actieplan is op het niveau van het Fields-project. Het plan gaat over het testen van belangrijke modules, pilots zullen in Nederland worden uitgevoerd. Periode Doel Activiteit Details Financieringsbron Okt-Dec Modules moeten inhoudelijk klaar zijn Fields partners bereiden inhoud voor. Aeres verantwoordelijk voor Dierenwelzijn& Diervoeding en Biodiversiteit Opdrachten worden gegeven aan verschillende partners in het Fields project. Xxxxxxxx fondsen Dec-Xxx Xxxxxx aantal modules die relevant zijn voor kennis- en vaardigheidsbehoeften, belangrijk voor de AF transities in Nld Een selectie maken van alle voorbereide modules. Vertaling in het Nederlands. Betrek andere partijen bij selectieprocedure (bijv. CIV) en gebruik informatie verzameld in deze NRM. Xxxxxxxx fondsen Februari Getrainde trainers Train de trainer Selecteer Nederlandse trainers Onder verantwoordelijkheid van AP (Oostenrijk) Erasmus+ fondsen April - Sept Materiaal en trainers getest en verbeterd Uitvoeren van pilots in VET instelling(en). Selecteer een instelling(en). Monitor het proces en evalueer de training. Pas waar nodig de inhoud en didactiek aan Aeres is verantwoordelijk. Pilots bij Aeres lopen parallel met pilots in andere landen. Nog te beslissen of pilots alleen bij Aeres plaatsvinden of dat er andere instellingen voor beroepsonderwijs en -opleiding bij betrokken zijn. Erasmus+ |
fondsen Aug- Dec Modules (materialen) zijn beschikbaar voor VET instellingen in Nederland Verspreid de materialen naar collega-VET instellingen. Modules beschikbaar stellen via Groen Kennisnet. Erasmus+ fondsen | |
6. Spanje | In dit hoofdstuk worden de operationele aspecten beschreven van de implementatie van de proefcursussen die gepland zijn voor Spanje en die tijdens de projectbijeenkomsten en tijdens de NWG: Technician for Sustainable Agriculture de hoogste prioriteit hadden. De geselecteerde modules zullen bestaan uit een cursus van 360 uur, verdeeld in 150 uur klassikaal onderwijs met gespecialiseerde docenten, 150 uur georiënteerd zelf leren en 60 uur lessen in soft skills om opleidingshiaten en ontbrekende soft skills aan te vullen. |
7. Ierland | In dit gedeelte wordt verslag gedaan van de operationele aspecten van de implementatie van de geplande pilot cursussen voor Ierland, die tijdens de projectbijeenkomsten en tijdens de NWG als het land met de hoogste prioriteit zijn aangemerkt: The Operator for Bioeconomy in agriculture, food industry and forestry. De geselecteerde modules zullen bestaan uit een cursus van 360 uur, verdeeld in 150 uur klassikaal onderwijs met gespecialiseerde docenten, 150 uur georiënteerd zelf leren en 60 uur lessen over soft skills voor het aanvullen van trainingshiaten en ontbrekende soft skills. Dit hoofdstuk definieert de activiteiten die zullen worden uitgevoerd, de inhoud van de pilot cursus, het aantal cursisten, de kosten van de pilot cursus en geeft ook duidelijk de problemen en risico's aan die gepaard gaan met de implementatie van de activiteiten. |
6 De ambitie
Landen | Samenvatting |
1. Oostenrijk | Levenslang leren wordt steeds belangrijker in het licht van snelle veranderingen. Een initiële opleiding blijft de noodzakelijke basis vormen in het leven van de beroepsbevolking, maar permanente hogere kwalificaties en permanente educatie zijn in onze kennis- en dienstenmaatschappij absoluut noodzakelijk om adequaat te kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de sociale structuur, economie en technologie in de zin van levenslang leren. (Referentie: i2connect) De belangrijkste partners die in een vaardigheidspact voor de land- en bosbouw moeten worden opgenomen, zijn de volgende groepen belanghebbenden: Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding, instellingen voor hoger onderwijs, andere onderwijsaanbieders), beleidsmakers (ministeries, regionale en lokale overheden, regelgevende instanties, onderwijsbureaus), besluitvormers (boeren, coöperaties, bosbouwers, voedingsmiddelenindustrieën, ...), belangenbehartigers (vertegenwoordigende organen, bijv. confederaties van boeren en agrocoöperaties, federaties van de voedingsmiddelenindustrie, vakbonden, beroepsverenigingen/registers, kamers van koophandel/landbouw, |
universiteiten, bureaus voor beroepsonderwijs en -opleiding, studentenverenigingen, adviseurs, ...). Op nationaal niveau wordt een pact voor vaardigheden als volgt gestructureerd: (1) besluitvormers, (2) financiering, (3) stimulerende structuur voor deelnemers en (4) betrokken partijen/belangengroepen. | |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. Bijgevolg werd er tijdens het project geen actieplan opgesteld. Gebaseerd op directe feedback van collega's binnen het netwerk van Landbouwkamers, is er een groot potentieel om inhoud van de FIELDS trainingsmodules te gebruiken binnen de trainingsactiviteiten van het netwerk, maar dit moet verder onderzocht worden na de voltooiing van het FIELDS project. |
3. Finland | Alle FIELDS-beroepsprofielen bevatten vaardigheden die essentieel zijn voor de toekomst in Finland. De pilot training zal helpen om de geschiktheid van FIELDS trainingen voor Finland in te schatten. Als de pilot trainingen succesvol zijn, is het zinvol om de trainingen uit te breiden naar boeren en studenten. De nationale werkgroep kan als katalysator fungeren voor deze verspreiding. Volgens een onderzoek van de Technology Industry (2021) beschouwen drie van de vier bedrijven het vermogen en de motivatie om voortdurend te leren als de belangrijkste generieke vaardigheid om hun belang te vergroten. Van de generieke vaardigheden worden klantgerichtheid en leiderschap benadrukt. Digitalisering komt voor in de topvaardigheden in alle personeelsadvertenties in alle belangrijke sectoren. Koolstofarme en circulaire economie vaardigheden zullen de komende jaren ook belangrijker worden. Voor een kwart van de bedrijven zijn ze nu al van het grootste belang voor het bedrijf. (Bron: JOTPA: Nationale competentiecapaciteiten - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022, blz.27/76) In de landbouw en voedselproductie is het mogelijk maken van continu leren een belangrijk ontwikkelingsgebied. Er moeten financierings- en steunregelingen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van vaardigheden altijd rendabeler is dan werkloosheid. Voortdurend leren houdt ook verband met de opmerking van de deskundigen van het Skills Foresight Forum dat opleidingsinhoud in de voedselketen beschikbaar moet zijn vanaf de vroege kinderjaren tot levenslang leren. (Bron: JOTPA: Nationale Vaardigheden Capaciteiten - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022) In Finland streven AgriHubi en het nationale AKIS-systeem ernaar om partnerschappen in de landbouw-, bosbouw- en voedingssector te bevorderen. Naast het FIELDS-project is de centrale unie van landbouwproducenten en boseigenaren (MTK), waarvan Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx, directeur opleiding, lid is van de nationale werkgroep voor dit stappenplan, een directe partner in het huidige vaardigheidspact van Finland. |
4. Italië | Het "Pact voor vaardigheden" biedt een kans om de huidige beroepsbevolking om te scholen en het agrovoedingsecosysteem aantrekkelijker te maken voor jongeren, terwijl het zowel werkgevers als werknemers een perspectief op levenslang leren biedt. Om dit doel te bereiken, heeft het FIELDS-partnerschap een gemeenschappelijke strategie gedefinieerd om een sectoraal kader voor herkwalificatie en omscholing te ontwerpen en uit te voeren, waardoor het concurrentievermogen van alle betrokken actoren wordt gemaximaliseerd en het behoud van de werkplek en de aantrekkelijkheid van het werk van het agrovoedingsecosysteem in het kader van het vaardighedenpact worden verbeterd |
5. Nederland | De onderstaande ambitie is opgesplitst in twee niveaus. Groenpact is een samenwerkingsverband van verschillende organisaties in de groene sector met als doel het ontwikkelen van een duurzame toekomst voor het groene kennis- en onderwijssysteem. De ambitie van Groenpact is leidend voor het nationale groene onderwijssysteem. Daarnaast hebben we een ambitie opgenomen op het niveau van het Fields project dat zal bijdragen aan de Groenpact ambitie. |
Groenpact De belangrijkste ambitie zoals geformuleerd door Groenpact blijft het bijdragen aan oplossingen voor het versterken van de duurzame concurrentiekracht van de groene sector in lijn met de grote maatschappelijke opgaven (zie 3.2). Deze bijdrage ligt vooral in het aantrekken en opleiden van voldoende talent, de innovatie van het onderwijs en de overdracht van kennis naar de praktijk. Het doel is om aan te sluiten bij de arbeidsmarkt van de toekomst en de grote maatschappelijke vraagstukken op het gebied van voedsel en groen. Daarbij ligt het belangrijkste effect van Groenpact in het versterken van de cohesie en het stimuleren van de samenwerking tussen sector, onderwijs, onderzoek en beleid. (Groenpact, 2021) Erasmus+ Fields project Het Fields project staat voor: Het aanpakken van de huidige en toekomstige vaardigheidsbehoeften voor duurzaamheid, digitalisering en de bio-economie in de landbouw. Europese vaardighedenagenda en -strategie. De concrete ambitie voor FIELDS in Nederland is dat het FIELDS-project bijdraagt aan de ontwikkeling van een EQF niveau 4 curriculum over duurzaamheid en digitalisering dat de toekomstige behoeften aan vaardigheden voor zowel het Duurzame als het High-tech pad aanpakt. Studenten. Aangezien de sector snel overschakelt op duurzamer beleid en praktijken, is er behoefte aan inhoudelijk materiaal voor studenten in beroepsonderwijs en -opleiding. Het doel is dat er modules worden ontwikkeld en voorbereid, die worden gebenchmarkt met de relevante organisaties, zoals Groenpact en SBB, en beschikbaar worden gemaakt voor beroepsonderwijs en -opleiding in de groene sector. De vorm van de modules moet zodanig zijn dat ze gemakkelijk in bestaande leerplannen kunnen worden opgenomen. | |
6. Spanje | De discrepantie tussen het aanbod van en de vraag naar vaardigheden is alomtegenwoordig in Spanje, we hebben een groot aantal mensen zonder kwalificaties die voldoen aan de behoeften van de huidige economie. Aan de andere kant hebben we veel mensen die overgekwalificeerd zijn in verhouding tot het werk dat ze doen. We moeten de groep van professionals met intermediaire kwalificaties versterken. Dit is het kenmerk dat ons onderscheidt van andere ontwikkelde Europese economieën, waar deze tussengroep van professioneel gekwalificeerde mensen onze belangrijkste troef is. Om de vraag naar en het aanbod van vaardigheden beter met elkaar in evenwicht te brengen, moeten onderwijsinstellingen en opleidingsverstrekkers beter reageren, moet het marktbeleid doeltreffender worden, moet er beter gebruik worden gemaakt van de beoordeling van vaardigheden en van anticipatie-informatie, en moet de privé-sector zich meer inspannen om met deze instellingen samen te werken. Een nieuwe generatie vaardigheden en een ecosysteem voor een leven lang leren, aangestuurd door de centrale overheid en de sociale partners, moeten gezamenlijk ontwikkeld worden om een rechtvaardige en inclusieve omgeving te garanderen. Een overgang naar een toekomst van werk die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling in haar economische, sociale en milieudimensies. Een dergelijk ecosysteem moet deel uitmaken van een geïntegreerde aanpak voor het creëren van fatsoenlijke banen voor iedereen, waarbij de aanbodpijler van goed functionerende arbeidsmarkten wordt versterkt als aanvulling op de vraagpijler en bijpassende interventies. Het systeem moet voor iedereen toegankelijk zijn, met specifieke aandacht voor vrouwen, mensen in onzekere arbeidsomstandigheden en alle achtergestelde en kwetsbare groepen. Het "Vaardighedenpact" biedt een kans om de huidige beroepsbevolking om te scholen en het landbouw- en agrovoedingsecosysteem aantrekkelijker te maken voor jongeren, terwijl het zowel werkgevers als werknemers een perspectief op een leven lang leren biedt. |
7. Ierland | Opkomende zakelijke trends in Ierland zijn afgestemd op de toekomstige behoeften aan vaardigheden die zijn geïdentificeerd in de uitgevoerde vaardigheidsanalyse. De kern van het bedrijfsmodel is business-to-business en de strategische focus voor bedrijven ligt op duurzaamheid, innovatie en het vergroten van het concurrentievermogen. Essentiële strategische bedrijfsvaardigheden zijn onder andere leiderschap, verandermanagement en goed bestuur. De meest gebruikte analytische hulpmiddelen ter ondersteuning van de bedrijfsstrategie zijn SWOT-analyse, strategische/gebalanceerde scorekaart en PESTLE-analyse. |
De opleidings- en onderwijssystemen in Ierland lijken geschikt te zijn voor formele omgevingen, om de vereiste vaardigheden in alle zeven vaardigheidscategorieën te ontwikkelen. Informeel onderwijs en informele opleidingen lijken meer verspreid te zijn en er heerst onzekerheid over de toegankelijkheid van informele opleidingen. Wat betreft de relevantie van de erkenning van training en opleiding en het behalen van kwalificaties, hechtten organisaties meer waarde aan het behalen van kwalificaties dan individuen. Wat vaardigheden betreft, hechtten individuen weliswaar veel waarde aan het hebben van de vaardigheden om de taak uit te voeren, maar op organisatieniveau bleek dit veel belangrijker te zijn. Een nieuwe generatie vaardigheden en een ecosysteem voor levenslang leren, aangestuurd door de centrale overheid en de sociale partners, moeten gezamenlijk ontwikkeld worden om een rechtvaardige en inclusieve omgeving te garanderen. Een overgang naar een toekomst van werk die bijdraagt aan duurzame ontwikkeling in haar economische, sociale en milieudimensies. Een dergelijk ecosysteem moet deel uitmaken van een geïntegreerde aanpak voor het creëren van fatsoenlijke banen voor iedereen, waarbij de aanbodpijler van goed functionerende arbeidsmarkten wordt versterkt als aanvulling op de vraagpijler en bijpassende interventies. Het systeem moet voor iedereen toegankelijk zijn, met specifieke aandacht voor vrouwen, mensen in onzekere arbeidsomstandigheden en alle achtergestelde en kwetsbare groepen. Het "Vaardighedenpact" biedt een kans om de huidige beroepsbevolking om te scholen en het landbouw- en agrovoedingsecosysteem aantrekkelijker te maken voor jonge mensen, terwijl het zowel werkgevers als werknemers een perspectief op levenslang leren biedt. Om dit doel te bereiken, heeft het FIELDS-partnerschap een gemeenschappelijke strategie gedefinieerd om een sectoraal kader voor herkwalificatie en herkwalificatie te ontwerpen en uit te voeren, om het concurrentievermogen van alle betrokken actoren te maximaliseren en om het behoud van de werkplek en de aantrekkelijkheid van het werk van het landbouw- en agrovoedingsecosysteem in het kader van het vaardigheidspact te verbeteren. Het partnerschap heeft een eerste voorbeeld van een proefproject ontwikkeld om de weg naar deze ambitie te testen. Het doel is om alle belanghebbenden in het landbouw- en agrovoedingsecosysteem te bereiken: van boeren, agrovoedingscoöperaties, voedselverwerkers en relevante verenigingen tot onderwijs- en opleidingsorganisaties. |
7 Het voorstel en het commitment
Landen | Samenvatting |
1. Oostenrijk | Een duidelijke beheersstructuur is belangrijk voor het succes van de integratie van de FIELDS-curricula in Oostenrijk. Daarom zal er een gedetailleerd bestuurssysteem worden geïmplementeerd volgens de opkomende bestuursstructuur die is uitgewerkt in het kader van het Europees Pact voor Vaardigheden. Dit Europese bestuurssysteem zal dan op nationaal niveau worden aangepast om het succes te verzekeren. |
2. Frankrijk | Gebaseerd op de feedback van collega's binnen het netwerk van de Landbouwkamers, is er potentieel om een deel van de FIELDS-inhoud aan te passen aan trainingssituaties binnen het netwerk. Omdat de mogelijke trainingssituaties interne trainingsactiviteiten zouden zijn en/of trainingen van deskundige adviseurs aan boeren, lokale experts en partners, of keynotes aan studenten op EQF niveau 4 of hoger, is er vooral veel interesse voor de lessen die gericht zijn op innovatie in bio-economie, duurzaamheid en digitalisering, evenals voor de lessen die relevant zijn voor levenslang leren en soft skills modules, in plaats van de lessen die bedoeld zijn om kennis over te brengen aan studenten in basis- of beroepsopleidingen. Er is belangstelling voor toekomstige beschikbaarheid van de modules op het online platform en vertaling in het Frans van relevante modules. Er is momenteel echter geen doelstelling of plan opgesteld om deze invoering van FIELDS-opleidingsmodules te ondersteunen, en een dergelijke invoering kan een specifiek lokaal gefinancierd project vereisen om lokale opleidingsactoren te bereiken die niet betrokken waren bij FIELDS. |
3. Finland | Er zijn veel verschillende actoren binnen het Finse AKIS. Op dit moment is de meest relevante groep binnen het Finse AKIS-netwerk met betrekking tot het Pact van Vaardigheden de groep voor onderwijs en opleiding. In deze groep zijn alle officiële aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding in de landbouw opgenomen en ook enkele niet-officiële aanbieders van opleidingen zoals ProAgria. Deze combinatie ondersteunt het levenslang leren en het begrip van actuele onderwijs- en opleidingsthema's die belangrijk zijn voor de Finse landbouw. Het bestuur tussen het Pact van Vaardigheden en deze groep moet nog ontwikkeld worden. |
4. Italië | Een cruciale uitdaging voor het agrovoedingsecosysteem is om het aantrekkelijker te maken en het vermogen te beheersen om mensen, vooral jongeren, te motiveren om deel uit te maken van dit ecosysteem, vooral in plattelandsgebieden, waar kleine en middelgrote ondernemingen de hoeksteen van de economie vormen. |
5. Nederland | Publieke en private partners in de groene onderwijssector in Nederland hebben zich gecommitteerd aan de strategie zoals geformuleerd door Groenpact. Het operationele budget van de nationale platformorganisatie is ongeveer 600.000 euro per jaar en omvat coördinatie, strategieformulering en positionering. De gezamenlijke investeringen van de partners in het programma worden echter geschat op ongeveer 15 miljoen. |
6. Spanje | Spanje moet de pool van vakmensen met intermediaire kwalificaties versterken. De nieuwe Wet op de Beroepsopleiding van 2022 heeft als doel de duurzaamheid in alle economische sectoren te versterken. Dit zal bijdragen aan de werkgelegenheid en de economische en sociale ontwikkeling, waardoor nieuwe sociaaleconomische en professionele kansen worden gecreëerd. |
7. Ierland | Er moet actie worden ondernomen op: -de toegankelijkheid van onderwijsdiensten door coördinatie tussen de leer- en werkfase; -trainingscontexten door het klassieke voorstel dat face-to-face wordt gegeven te integreren met geschikte methoden voor afstandsonderwijs; -de flexibiliteit en personalisatie van trainingen. De inconsistente beschikbaarheid van begeleidingsdiensten en de tijdige verstrekking van informatie over behoeften moeten ook worden aangepakt. Vanuit het oogpunt van de agrovoedingssector moet het opleidingssysteem op maat gemaakt worden. Deze afstemming moet gericht zijn op duurzaamheid van productieprocessen, aanpassing aan klimaatverandering, management- en financiële capaciteit, diversificatie en multifunctionaliteit en versterking van digitale vaardigheden. |
8 Evaluatie
Landen | Samenvatting |
1. Oostenrijk | Voor de beoordeling van een pact voor vaardigheids partnerschap worden de volgende factoren gebruikt: -de actief betrokken belanghebbenden -een regelmatig verkregen feedback van aangesproken partners -de betrokken trainingsprogramma's en trainees -bruikbare kwaliteitscriteria afhankelijk van de doel-definitie. |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. Bijgevolg werd er tijdens het project geen actieplan opgesteld en geen evaluatie opgezet. Gebaseerd op directe feedback van collega's binnen het netwerk van Landbouwkamers, is er een groot potentieel om inhoud van de FIELDS trainingsmodules te gebruiken binnen de trainingsactiviteiten van het netwerk, maar dit moet verder onderzocht worden na de voltooiing van het FIELDS project. |
3. Finland | Dit stappenplan beschrijft een brede visie om aan de Finse behoeften aan vaardigheden te voldoen, vooral in de landbouwsector, door middel van bestaande opleidingen die idealiter aangevuld worden met FIELDS-opleidingen. Het beschrijft ook een actieplan voor het FIELDS-trainingspilot project in Finland, dat een eerste stap is naar een breder gebruik van FIELDS-trainingen in Finland. Daarom is het essentieel om de beoordeling op drie niveaus uit te voeren: proef opleiding, het opvullen van de essentiële opleidingskloof en partnerschaps ontwikkeling. |
4. Italië | Het is duidelijk dat er dringend iets moet worden gedaan aan de behoeften aan vaardigheden van het ecosysteem van de agrovoedingssector om de groene en digitale transitie met succes te kunnen realiseren en er de vruchten van te kunnen plukken. Het verbeteren van vaardigheden en het omscholen van werknemers in de hele voedselketen zal de veerkracht van dit vitale ecosysteem versterken. Een cruciale uitdaging voor het agrovoedingsecosysteem is om het aantrekkelijker te maken en het vermogen te beheersen om mensen, vooral jongeren, te motiveren om deel uit te maken van dit ecosysteem, vooral in plattelandsgebieden, waar kleine en middelgrote ondernemingen de hoeksteen van de economie vormen. en industriële structuur. Zorgen voor toegang tot breedbandinternet, beschikbaarheid van hoge kwaliteit, onderwijs en opleiding in digitale vaardigheden kan een vitale rol spelen in de sleutelgebieden van het platteland en het hele ecosysteem op weg naar een succesvolle digitale overgang. Europa kan de wereldwijde uitdagingen voor het ecosysteem niet aan zonder de verwerving van nieuwe vaardigheden te garanderen, vooral in de landbouwsector waar de vergrijzing van de landbouwers een probleem is. Adequate ondersteuning op Europees en nationaal niveau is ook essentieel voor het ecosysteem als geheel om de huidige vaardigheidskloof aan te pakken, zijn veerkracht te versterken en de Green Deal-doelstellingen te halen. |
5. Nederland | Groenpact werkt aan een ''Groene monitor'' voor onderwijs- en arbeidsmarktonderzoek (xxx.xxxxxxxxx.xx/xxxxxx-xxxxxxx). De Groenmonitor gebruikt drie belangrijke bronnen: Belangrijke gegevensbronnen zijn: - Bedrijvenregister Colland (omvat alle bedrijven die onder de CAO Colland vallen) (bijv. voor de indeling van bedrijven naar sector) - Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), geanonimiseerde gegevens (bijv. voor functie geschiedenis en functiegegevens van individuen) - Basisregistratie van personen (gevoed door gemeenten) (bijv. voor persoons- en functieclassificaties) - Bedrijvenregister van Kamer van Koophandel en Belastingdienst (bijv. voor categorisatie van bedrijven en banen) - Studentengegevens van onderwijsinstellingen (bijv. prestaties van studenten, gegevens over studieprogramma's) - Aanvullende enquêtes onder bedrijven over arbeidsmarktgerelateerde kwesties die niet uit andere bronnen komen -Onderzoek van ROA (Researchcentrum voor Onderwijs en Arbeidsmarkt). Een van de werkgebieden van ROA is vraag en aanbod van vaardigheden op de arbeidsmarkt, met drie hoofdthema's (xxxxx://xxx.xx/xxxxxxxx/xxxxxxxx-xxxxxx): - Arbeidsmarktinformatie en beroeps- en aanwervings keuzes - Levenslang leren en inzetbaarheid - Oudere werknemers en pensionering ROA gebruikt gegevens van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) over individuen (opleidingsniveaus en arbeidsverleden). In samenwerking met de Groene Monitor is een nieuwe classificatie ontwikkeld van bedrijfssectoren, beroepen en opleidingen/scholing. De nieuwe classificatie maakt het mogelijk om datasets te vergelijken en te koppelen: instroom, doorstroom en uitstroom van opleidingen/trainingen. - SBB, gegevens van de Stichting Beroepsonderwijs Bedrijfsleven. |
SBB verbindt (opleidings)bedrijven met studenten, geeft stage-, leerwerk- en arbeidsmarktinformatie en verbindt in het algemeen beroepsonderwijs en - opleiding met bedrijven. SBB voert taken uit voor het Nederlandse ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, waaronder de kwalificatiestructuur voor beroepsonderwijs en -opleiding en werkend leren. De SBB voert voor meerdere sectoren onderzoek uit naar meerdere arbeidsmarktgerelateerde (vraag naar en aanbod van vaardigheden) onderwerpen, waarbij meerdere methoden worden toegepast, zoals enquêtes, expertinterviews, validatiesessies, gegevens van het CBS en andere overheidsinstellingen, beleidsrapporten, onderzoeksrapporten en artikelen. Naast het onderzoek van deze organisaties zijn er vele andere bronnen, zoals rapporten, online data, etc. die gebruikt worden om inzicht te geven in de groene sector. De Groenmonitor is in ontwikkeling. | |
6. Spanje | Evaluatie is gebaseerd op monitoring en is het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens die nodig zijn om beslissingen te nemen, een nuttig en noodzakelijk proces om de activiteiten van een opleidingsplan te verbeteren. Een evaluatie is een zo systematisch en objectief mogelijke beoordeling van een lopend of afgerond project, programma of beleid, het ontwerp, de uitvoering en de resultaten ervan. Het doel is om de relevantie en vervulling van doelstellingen, ontwikkeling efficiëntie, effectiviteit, impact en duurzaamheid vast te stellen. Een evaluatie moet informatie verschaffen die geloofwaardig en nuttig is, zodat de lessen die eruit kunnen worden getrokken, kunnen worden opgenomen in het besluitvormingsproces van zowel ontvangers als donoren. |
7. Ierland | Evaluatie is gebaseerd op monitoring en is het systematisch verzamelen en analyseren van gegevens die nodig zijn om beslissingen te nemen, een nuttig en noodzakelijk proces om de activiteiten van een opleidingsplan te verbeteren. Een evaluatie is een zo systematisch en objectief mogelijke beoordeling van een lopend of afgerond project, programma of beleid, het ontwerp, de uitvoering en de resultaten ervan. Het doel is om de relevantie en vervulling van doelstellingen, ontwikkeling efficiëntie, effectiviteit, impact en duurzaamheid vast te stellen. Een evaluatie moet informatie verschaffen die geloofwaardig en nuttig is, zodat de lessen die eruit worden getrokken, kunnen worden opgenomen in het besluitvormingsproces van zowel ontvangers als donoren. |
Landen | Belangrijkste prestatie-indicator |
1. Oostenrijk | Als sleutelprestatie-indicatoren om de prestaties van een trainingsmodule te meten, kunnen (1) het aantal cursisten, bedrijven en deelnemers worden gemeten, en (2) het bereiken van leerdoelen en de cursistenevaluatie van trainingsmodules worden gebruikt. |
2. Frankrijk | Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. Als gevolg hiervan is er tijdens het project geen actieplan opgesteld en zijn er geen KPI's geïdentificeerd. |
3. Finland | Beoordeling van het partnerschap: Stakeholders die actief betrokken zijn (die mogelijkheden voor bijscholing van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering) Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren Zichtbaarheid en bewustzijn Publieke opinie, consumentenopinie Definitie en onderhoud van een strategische agenda Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen Verspreiding van beste praktijken Xxxxxxxxxx van partners om informatie/kennis te delen Impact op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers) Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Levenslang Leren Jaarlijkse groei van nieuwe cursussen Verhoogd niveau van einddiploma's van voedselmedewerkers Koppeling met onze scenario's, kijken of profielen wenselijke uitkomsten ondersteunen Beoordeling van trainingsmodules en cursussen: Aantal studenten, bedrijven in de cursus Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen Verwezenlijking van leerdoelen (bijv. toegenomen kennisniveau - tests voor en na het volgen van de module door cursisten) Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training Aantal behaalde certificaten Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...) Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd) Middelen per module (human resources, financieel, technologie...) Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % audiovisueel leren vs klassikaal leren Gebruik van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek |
Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...) Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgevers (betere uitvoering van taken, hoger salaris, nieuwe baan, ...) Percentage jongeren/werknemers dat wordt aangeworven in de agrovoedingssector Tevredenheid van de werkgever | |
4. Italië | De Essentiële Prestatie Indicatoren (KPI's) die door het Project zijn geïdentificeerd voor de evaluatie van het partnerschap voor vaardigheden en voor de evaluatie van de modules en trainingen, staan in de Tabellen 1 en 2. Tabel 1: Beoordeling van het partnerschap: ● Stakeholders die actief betrokken zijn (die bijscholingsmogelijkheden van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering ● Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren ● Zichtbaarheid en bewustzijn ● Publieke opinie, opinie van de consument ● Definitie en onderhoud van een strategische agenda ● Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen ● Verspreiding van beste praktijken ● Bereidheid van partners om informatie/kennis te delen ● Effect op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers) ● Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Xxxxxxxxxx Xxxxx ● Jaarlijkse groei van nieuwe cursussen ● Verhoogd niveau van einddiploma's van voedselmedewerkers ● Xxxxxxxxx met onze scenario's, kijken of profielen gewenste uitkomsten ondersteunen Tabel 2: Beoordeling van trainingsmodules en cursussen: ● Aantal studenten, bedrijven in de cursus |
● Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen ● Bereiken van leerdoelen (bijv. toegenomen kennisniveau - tests voor en na het volgen van de module door cursisten) ● Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training ● Xxxxxx behaalde certificaten ● Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...) ● Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd) ● Middelen per module (personeel, financieel, technologie...) ● Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % audio visueel leren vs klassikaal leren ● Xxxxxxx van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek ● Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...) ● Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties ● Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen ● Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgevers (betere uitvoering van taken, hoger salaris, nieuwe baan,. ) ● Percentage jongeren/werknemers dat in de agrovoedingssector wordt aangeworven ● Tevredenheid van de werkgever | |
5. Nederland | KPI's moeten regelmatig worden beoordeeld. Tabel 3: Beoordeling van het partnerschap: - Stakeholders die actief betrokken zijn (die bijscholingsmogelijkheden van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering - Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren - Zichtbaarheid en bewustzijn - Publieke opinie, opinie van de consument - Definitie en onderhoud van een strategische agenda - Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen - Verspreiding van beste praktijken - Bereidheid van partners om informatie/kennis te delen - Effect op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers) - Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Xxxxxxxxxx Xxxxx |
- Jaarlijkse groei van nieuwe cursussen - Verhoogd niveau van einddiploma's van voedselmedewerkers - Koppeling met onze scenario's, kijken of profielen gewenste uitkomsten ondersteunen | |
Tabel 4: Beoordeling van trainingsmodules en cursussen: ● Aantal studenten, bedrijven in de cursus ● Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen ● Verwezenlijking van leerdoelen (bijv. verhoogd kennisniveau - tests vóór en na het leren) ● na het volgen van de module door stagiairs) ● Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training ● Aantal behaalde certificaten ● Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...) ● Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd) ● Middelen per module (personeel, financieel, technologie...) ● Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % van ● audiovisueel leren vs klassikaal leren ● Gebruik van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek ● Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...) ● Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties ● Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen ● Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgever (betere uitvoering van taken, meer ● salaris, nieuw dienstverband,. ) ● Percentage jongeren/werknemers dat in de agrovoedingssector wordt aangeworven ● Tevredenheid van de werkgever | |
6. Spanje | De Essentiële Prestatie Indicatoren (KPI's) die door het Project zijn geïdentificeerd voor de evaluatie van het partnerschap voor vaardigheden en voor de evaluatie van de modules en trainingscursussen, worden weergegeven in Tabellen 1 en 2. Tabel 1: Beoordeling van het partnerschap: Stakeholders die actief betrokken zijn (die mogelijkheden voor bijscholing van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering) Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren |
Zichtbaarheid en bewustzijn Publieke opinie, consumentenopinie Definitie en onderhoud van een strategische agenda Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen Verspreiding van beste praktijken Bereidheid van partners om informatie/kennis te delen Impact op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers) Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Levenslang Leren Jaarlijkse groei van nieuwe cursussen Verhoogd niveau van einddiploma's van voedselmedewerkers Koppeling met onze scenario's, kijken of profielen wenselijke uitkomsten ondersteunen Tabel 2: Beoordeling van trainingsmodules en cursussen: Aantal studenten, bedrijven in de cursus Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen Verwezenlijking van leerdoelen (bijv. toegenomen kennisniveau - tests voor en na het volgen van de module door cursisten) Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training Aantal behaalde certificaten Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...) Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd) Middelen per module (human resources, financieel, technologie...) Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % audiovisueel leren vs klassikaal leren Gebruik van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...) Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgevers (betere uitvoering van taken, hoger salaris, nieuwe baan, ...) Percentage jongeren/werknemers dat wordt aangeworven in de agrovoedingssector Tevredenheid van de werkgever | |
7. Ierland | De Essentiële Prestatie Indicatoren (KPI's) die door het Project zijn geïdentificeerd voor de evaluatie van het partnerschap voor vaardigheden en voor de evaluatie van de modules en trainingscursussen, staan in de Tabellen 1 en 2. Tabel 1: Beoordeling van het partnerschap: - Stakeholders die actief betrokken zijn (die bijscholingsmogelijkheden van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren Zichtbaarheid en bewustzijn Publieke opinie, consumentenopinie |
Definitie en onderhoud van een strategische agenda Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen Verspreiding van beste praktijken Bereidheid van partners om informatie/kennis te delen Impact op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers) Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Levenslang Xxxxx Xxxxxxxxxx groei van nieuwe cursussen Verhoogd niveau van eind diploma's van voedsel medewerkers Koppeling met onze scenario's, kijken of profielen wenselijke uitkomsten ondersteunen Tabel 2: Beoordeling van trainingsmodules en cursussen: Aantal studenten, bedrijven in de cursus Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen Verwezenlijking van leerdoelen (bijv. toegenomen kennisniveau - tests voor en na het volgen van de module door cursisten) Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training Aantal behaalde certificaten Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...) Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd) Middelen per module (human resources, financieel, technologie...) Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % audiovisueel leren vs klassikaal leren Gebruik van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...) Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgevers (betere uitvoering van taken, hoger salaris, nieuwe baan, ...) Percentage jongeren/werknemers dat wordt aangeworven in de agrovoedingssector Tevredenheid van de werkgever Er zijn KPI's nodig voor de voortdurende beoordeling van de vaardigheidspartnerschappen (Pact voor vaardigheden) en voor de beoordeling van opleidingsmodules/cursussen. KPI's kunnen gebruikt worden om de vooruitgang en resultaten te controleren en om beslissingen te nemen over de te volgen weg. Een systeem van KPI's moet beperkt zijn in complexiteit en transparant en gebruiksvriendelijk zijn. |
9 Bijlagen: De nationale routekaart
9.1 Bijlage I: Oostenrijk
1. Inleiding
1.1 Methode - NWG
Het doel van de nationale routekaart is om acties te formuleren voor de ontwikkeling van een strategie voor vaardigheden in de agrovoedingssector en bosbouw op nationaal niveau. Daartoe moesten gegevens worden verzameld aan de hand van een vragenlijst (opgesteld door Confagricoltura) en werden een werkgroepvergadering en interviews met belanghebbenden gehouden.
Betrokken belanghebbenden:
● De kamer van landbouw voor Oostenrijk (LKÖ)
● De Universiteit voor Natuurlijke Hulpbronnen en Levenswetenschappen Wenen (BOKU)
● Voedingscluster van Neder-Oostenrijk (Ecoplus Lebensmittelcluster NÖ)
● Federatie van Voedingsmiddelenindustrie Oostenrijk (Fachverband der Lebensmittelindustrie)
● De Oostenrijkse FIELDS-partners LVA, AP, FJ-BLT.
2. Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
2.1 Het nationale onderwijssysteem en de opleidingsbehoeften met betrekking tot de FIELDS-doelstellingen
Figuur 1 geeft een grafisch overzicht van het Oostenrijkse onderwijssysteem (referentie: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx/).
Het Oostenrijkse begeleidingssysteem - een overzicht:
Er zijn twee gevestigde begeleidings- en adviessystemen in Oostenrijk die met elkaar samenwerken: begeleiding en advies door onderwijs- en opleidingsinstellingen, en adviesdiensten door de arbeidsbemiddeling en andere instellingen op het gebied van loopbaanbegeleiding. De actieve rol van de sociale partners (Kamer van Koophandel, Kamer van Arbeid) bij het bieden van loopbaanbegeleiding is een prominent kenmerk van het Oostenrijkse begeleidingssysteem.
De belangrijkste onderwijsbeleidsdoelen op dit gebied worden uiteengezet in de nationale strategie voor levenslange begeleiding (LLG), die een algemeen kader vaststelt voor de verdere ontwikkeling van onderwijsadvies en loopbaanbegeleiding als integraal onderdeel van de Oostenrijkse nationale strategie voor levenslang leren. Levenslange begeleiding speelt een centrale rol en is een van de vijf belangrijkste strategische richtlijnen in de strategie en een element in minstens zeven van de tien actielijnen voor levenslang leren binnen de strategie (xxxxx://xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxx/xxxxxxx_xxxxxxxx.xxx). De voortgang wordt elk jaar gecontroleerd door het nationale forum voor levenslange begeleiding, dat bestaat uit vertegenwoordigers van twee ministeries (het Ministerie van Onderwijs, Wetenschap en Onderzoek en het Ministerie van Arbeid, Sociale Zaken, Gezondheid en Consumentenbescherming), de openbare dienst voor arbeidsvoorziening, instellingen en netwerken voor volwassenenonderwijs, onderzoeksinstellingen, hogescholen voor lerarenopleidingen en Euroguidance Oostenrijk. De volgende vijf hoofdprioriteiten van de nationale LLG-strategie zijn:
● De implementatie van basiscompetenties in alle leerplannen, zodat leerlingen zelfstandig beslissingen kunnen nemen over onderwijs en loopbaan.
● Een focus op procesoriëntatie en monitoring om besluitvormingsprocessen van hoge kwaliteit mogelijk te maken.
● De professionalisering van counselors en trainers.
● Kwaliteitsborging en evaluatie van aanbiedingen, processen en structuren.
● Het uitbreiden van de toegang door het creëren van aanbiedingen voor nieuwe doelgroepen.
Het Oostenrijkse landbouwkennis- en innovatiesysteem (AKIS) is gebaseerd op een uitgebreide beroepsopleiding, volwassenenonderwijs, een uitgebreid en hoogwaardig aanbod van adviesdiensten en een landbouwonderzoekslandschap - en staat voor de samenwerking tussen onderzoek, onderwijs en advisering. XXXX wordt beschouwd als een ecosysteem voor uitwisseling, netwerken, samenwerking en communicatie tussen alle relevante spelers, om toekomstige uitdagingen in de land- en bosbouw en op het raakvlak met aangrenzende gebieden aan te gaan.
2.1.1 Korte analyse van onderwijs- en opleidingseisen die in de nationale wet- en regelgeving zijn vastgelegd in verband met functieprofielen en vastgestelde vaardigheidsbehoeften
In het kader van het strategische CAP-plan Oostenrijk 2023-2027 en op basis van een SWOT-analyse van het AKIS-ecosysteem, zijn de volgende potentiële verbeteringen gedefinieerd:
1. De zwakke verbinding tussen landbouw- en bosbouwbedrijven en adviseurs met universitaire en niet-universitaire onderzoeksfaciliteiten - dit impliceert potentieel voor verbetering in alle kanalen van kennisoverdracht van onderzoek naar de toegepaste landbouwsector.
2. Onderzoek als zodanig wordt niet beschouwd als de belangrijkste drijfveer voor nieuwe kennis en innovatie - maar als de impuls. Innovatie wordt vaak gedreven door de eisen van de beroepspraktijk.
3. Om de kennisoverdracht van de professionele landbouwpraktijk naar het onderzoek te vergemakkelijken, zou een betere integratie van land- en bosbouwspecifieke onderzoeksvragen/thema's in de nationale RTI-politiek relevant zijn, evenals de strategische constructie van gestructureerde uitwisselingsconcepten.
4. Een andere mogelijke verbetering ligt in een beoogde intelligente kruisverbinding/koppeling met spelers die de kennis dragen die relevant is voor innovatie, bijv. maatschappelijke organisaties, onderzoeksfaciliteiten, technologieleveranciers of financieringsinstellingen op nationaal en internationaal niveau.
5. Op dit moment is de georganiseerde, regelmatige en wederzijdse uitwisseling tussen onderzoek, overleg, permanente educatie en landbouwpraktijk met betrekking tot departementaal onderzoek (Ressortforschung) van de BMLRT goed ontwikkeld. Dit is echter niet het geval voor de uitwisseling met universitaire en niet-universitaire onderzoeksinstellingen buiten het departementale onderzoek - er moeten nieuwe uitwisselingsconcepten worden ontwikkeld.
6. Er is een gebrek aan praktische voorbereiding van actuele resultaten en wetenschappelijke gegevens van onderzoeks- en experimentele projecten voor raadpleging, permanente educatie en boeren.
7. Universitair en niet-universitair onderzoek spelen nauwelijks een rol in de permanente educatie en raadpleging van boeren.
8. "De tandwielen van kennisoverdracht" - onderzoek - ontwikkeling - onderwijs - overleg - sluiten onvoldoende op elkaar aan en bieden te weinig mogelijkheden voor dialoog en kennisoverdracht.
9. Het is moeilijk om praktische vragen/problemen voor boeren of adviseurs rechtstreeks in wetenschappelijke entiteiten op te nemen/te plaatsen.
10. De uitvoering van onderzoeks- en experimentele projecten en de verspreiding van de resultaten zou voor alle deelnemers verbeterd kunnen worden door consultatiebureaus, scholen en landbouwbedrijven er vanaf het begin meer bij te betrekken. Ook is er in sommige vakgebieden geen samenwerking tussen universiteiten, consultatiebureaus, leerling- en beroepsopleidingsinstituten, onderwijsinstellingen en scholen bij het opstellen van consultatiemateriaal en opleidingsdocumenten. Daardoor blijven gecoördineerde middelen en mogelijke synergetische effecten onbenut.
11. Bovendien is er een gebrek aan praktische, begrijpelijke voorbereiding van onderzoeksresultaten en wetenschappelijke werken van universiteiten en technische hogescholen (bachelor, master, PhD's) en van federale en onderzoeksinstituten. Daarom wordt de huidige kennis vaak niet naar de praktijk overgedragen.
12. Gebrek aan middelen, hoge complexiteit, interdisciplinaire vereisten voor de inhoud van raadplegingen en de overdracht ervan, evenals traditionele, inflexibele structuren bij de momenteel erkende adviesbureaus veroorzaken het gebrek aan gespecialiseerde adviseurs en gespecialiseerde aanbiedingen op sommige gebieden. Belangrijke onderwerpen zoals energie- efficiëntie, klimaatbescherming en aanpassing aan klimaatverandering en hernieuwbare energie kunnen slechts gedeeltelijk worden behandeld. Ook de algemene uitwisseling tussen adviseurs op het niveau van de Oostenrijkse federale staten is uitbreidbaar (hoewel er een consortium van federale staten bestaat).
13. Het ontbreekt aan een platform of dienstencentrum dat de dialoog (bottom-up en top-down) tussen spelers uit de politiek, het onderzoek, het onderwijs en de praktijk systematisch dwingt.
2.1.2 Evaluatie van het aantal personeelsleden binnen geïdentificeerde beroepscategorieën waarvoor training nodig is die overeenkomt met "veldprofielen".
Volgens de Landbouwstructuurenquête 2016 (Statistics Austria 2018) wordt 81% van Oostenrijk (83 858 km2) dat voor land- en bosbouwdoeleinden wordt gebruikt, beheerd door 162 018 land- en bosbouwbedrijven. Deze bestaan uit 57 531 voltijdse landbouwbedrijven, 89 782 deeltijdse landbouwbedrijven en 14 705 andere landbouwbedrijven (partnerschappen, rechtspersonen). Kleine en middelgrote ondernemingen overheersen in Oostenrijk, in 2016 werden er 162 018 geteld (i2connect 2021). De cijfers voor de voedingsmiddelenindustrie zijn als volgt: 4794 bedrijven, waarvan 98% kmo's en 48543 werknemers (Oostenrijk 2021).
2.1.3 Systeem van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (flexibiliteit, veerkracht, organisatie en bestuur, enz.)
In Oostenrijk kan een beroepsopleiding in het lager secundair onderwijs beginnen.
Middelbare land- en bosbouwscholen (HBLFA): 11 middelbare land- en bosbouwscholen (HBLFA) telden in het schooljaar 2019/20 in totaal 3 873 leerlingen. De opleiding aan de middelbare land- en bosbouwscholen duurt 5 jaar (15-19), de vervolgopleidingen (na voltooiing van een technische school) duren drie jaar. Beide opleidingsvormen worden afgesloten met de "Reife- und Diplomprüfung", de algemene kwalificatie voor toelating tot de universiteit (Green Report2020 - i2connect).
Hogescholen voor land- en bosbouw (LFS): 77 scholen voor land- en bosbouw beroepsonderwijs en technische scholen met 12159 leerlingen. De kwalificatie aan een land- en bosbouwvakschool leidt tot de kwalificatie van geschoolde arbeider. Andere manieren om de kwalificatie van geschoolde arbeider te behalen zijn avondschool of de zogenaamde "landbouwschool". Afgestudeerden van technische hogescholen kunnen ook deelnemen aan een postdoctorale opleiding aan een hogere land- en bosbouwschool. De LFS zijn provinciale scholen.
Beroepsopleidingen in de land- en bosbouw worden georganiseerd door centra voor leerlingwezen en technische opleidingen:
Centra voor het leerlingwezen en technische opleidingen in de land- en bosbouw (LFA): De LFA's zijn verantwoordelijk voor de beroepsopleiding in de land- en bosbouw in Oostenrijk.
Systeem voor tertiair onderwijs:
● Hogeschool voor landbouw- en milieupedagogie (HAUP)
● Universiteit voor Natuurlijke Hulpbronnen en Toegepaste Levenswetenschappen (BOKU)
Begeleidingsdiensten
Land- en bosbouwadvies wordt aangeboden door de landbouwkamers (de Oostenrijkse landbouwkamer als overkoepelende organisatie op federaal niveau, 9 provinciale kamers en 70 regionale districtskamers) en door Bio Austria (vereniging van Oostenrijkse landbouwers, bestaande uit één federale organisatie en 8 provinciale organisaties), of biologische landbouwverenigingen. De landbouwkamers hebben een juridisch adviescontract, omdat ze een publiekrechtelijke entiteit (Körperschaft öffentlichen Rechts) zijn. Alle voltijds en deeltijds werkende mensen in de landbouw zijn bij wet lid van de kamer.
Bijscholing voor land- en bosbouwers
De vele adviesdiensten worden aangevuld met een breed, uitgebreid en landelijk opleidingsaanbod. Momenteel zijn er 26 onderwijsaanbieders, erkend door het federale ministerie. Als voorwaarde moeten deze onderwijsaanbieders beschikken over het "Ö-Cert", een kwaliteitscertificaat voor volwassenenonderwijs, zodat ze financiële middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling kunnen krijgen.
3. Belangrijkste uitdagingen
3.1 Prioriteiten in de agrovoedingssector-bosbouwsector
De Oostenrijkse land- en bosbouw staat voor talrijke uitdagingen:
● Voorbereiding van het nationale strategische GLB-plan voor de periode 2023 tot 2027 met inachtneming van de EU-vereisten (Green Deal, Farm to Fork en Biodiversiteitsstrategie)
● De vereisten en voorwaarden van het GLB 2023 tot 2027 overbrengen en deze samen met boeren implementeren door middel van educatieve en adviserende activiteiten.
● Implementatie van maatregelen voor klimaatbescherming en aanpassing aan klimaatverandering
● Ontwikkeling van geoptimaliseerde processen voor een betere energie-efficiëntie
● Vermindering van het gebruik van pesticiden, kunstmest en antibiotica
● Maatregelen om dierenwelzijn te verbeteren
● Verbetering van de positie van land- en bosbouwbedrijven in de waardeketen
● Maatregelen om korte toeleveringsketens te garanderen
● De waarde van regionaal voedsel verhogen
● Concurrentievermogen verbeteren
● Voedselkwaliteit verbeteren
● Bevordering van digitalisering in land- en bosbouw
● Ontwikkeling van extra aanbod voor digitale bijscholing en voorlichting (webinars, Farminars, Online voorlichting) met de bijbehorende randvoorwaarden (technische apparatuur en opleiding van voorlichtingsmedewerkers en boeren) risicobeheer van crisispreventie (bijv. stroomuitval in elektronisch gestuurde stallen, Covid-19)
● Uitstoot en dus het broeikaseffect verminderen (Bron: i2Connect2021 rapport).
3.1.1 Europees referentiekader en koppelingen met het nationale kader (bijv. verschillende operationele niveaus)
Oostenrijk heeft een expliciete federale wet die verwijst naar volwassenenonderwijs. Het onderwijsbeleid en de organisatiestructuur van het volwassenenonderwijs zijn de reden dat het onderwijzen en studeren van volwassenen gebaseerd is op een reeks verschillende wettelijke grondslagen (Bundesgesetz (BGBl. Nr. 171/1973) ter bevordering van volwassenenonderwijs en -opleiding, andere wetten: Rechtsgrundlagen für die Erwachsenenbildung während der COVID-19 Krise, en onder xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx).
3.1.2 Sectoraal kader voor bijscholing en omscholing
De federale wet (Bundesgesetz (BGBl. Nr. 171/1973) ter bevordering van volwassenenonderwijs en - opleiding: 1973 kondigde de republiek Oostenrijk voor het eerst financiële steun aan volwassenenonderwijs af en stelde de federale wet ter bevordering van onderwijs en opleiding op. Naast de bevordering van verenigingen en instellingen, bepaalt deze wet ook de financiële steun voor overheidsinstellingen. De wet werd in 1990 en 2003 aangepast.
De Oostenrijkse strategie voor levenslang leren is gebaseerd op de volgende fundamentele documenten van de EU: Een memorandum voor levenslang leren (2000), Een Europese ruimte voor levenslang leren realiseren (2001), Kerncompetenties voor levenslang leren: Europees referentiekader (2007), de aanbeveling tot vaststelling van een Europees kwalificatiekader voor een leven lang leren (2008), een strategie voor slimme, duurzame en inclusieve groei (2010), Conclusies van de Raad: Een nieuwe Europese strategie voor banen en groei (2010).
Bij het opstellen van de Oostenrijkse LLL-strategie 2020 werd onder andere rekening gehouden met suggesties van belanghebbenden, autoriteiten en overheidsinstellingen. Van de 10 actielijnen die in de Oostenrijkse LLL- strategie worden beschreven, zijn de volgende 2 hier het meest relevant:
● Regel 8: Permanente educatie om inzetbaarheid en concurrentievermogen te garanderen
● Regel 10: Procedure voor de erkenning van informeel verworven vaardigheden en competenties in alle onderwijssectoren (alomvattende validatieaanpak)
3.1.3 Belangrijke trainingsmodules (voor samenhangende groepen vaardigheden) Soft skills moeten deel uitmaken van elk trainingsprogramma voor functieprofielen.
Voor Oostenrijk zijn de volgende trainingsmodules het belangrijkst:
● Digitalisering - nodig in toepassing, training voor elk nieuw apparaat/software - hier is praktijk het belangrijkst. Leerlingtraining: belangrijke functies, noodzaak om de toepassing onder de knie te krijgen.
● Duurzaamheid - kennis over waardeketens (de waardeketen begrijpen - wat doen de anderen
- sterkere samenwerking, organisatie en teambuilding - weten waar waarde kan worden gecreëerd)
● Traceerbaarheid
● Xxxxxx vaardigheden: Communicatie
4. Het actieplan
Hier worden de operationele aspecten beschreven van de implementatie van de pilotcursus voor Oostenrijk die tijdens de projectvergaderingen en tijdens de NWG is aangewezen als de cursus met de hoogste prioriteit: OPERATOR VOOR DIGITALISATIE IN LANDBOUW, VOEDSELINDUSTRIE EN BOSBOUW (EKK
niveau 4). De geselecteerde module zal bestaan uit een cursus van 360 uur, verdeeld in 150 uur klassikaal onderwijs met gespecialiseerde docenten, 150 uur georiënteerd zelfleren en 60 uur lessen over soft skills voor het aanvullen van hiaten in de training en ontbrekende soft skills.
Dit hoofdstuk definieert de activiteiten die zullen worden uitgevoerd, de inhoud van de pilotcursus, het aantal cursisten, de kosten van de pilotcursus en geeft ook duidelijk de problemen en risico's aan die gepaard gaan met de implementatie van de activiteiten.
4.1 Een duidelijke verklaring van activiteit
Hier staat de inhoud van de pilotcursus voor zowel de technische inhoud als het onderdeel zachte vaardigheden. In totaal zal de pilotcursus "Operator voor digitalisering in de landbouw, levensmiddelenindustrie en bosbouw" 360 uur duren en aan het einde zal het mogelijk zijn om zowel de technische als de zachte vaardigheden die tijdens de cursus zijn verworven, te certificeren.
Les | Leerresultaten | Uren |
Wat is digitalisering | Vanuit verschillende perspectieven begrijpen wat digitalisering inhoudt | |
Het vermogen om te beschrijven wat wordt bedoeld met digitale innovatie | ||
Het vermogen om te beschrijven wat het verschil is tussen het concept slimme boerderij en precisieboerderij | ||
Technologieën per subsector van de landbouw | Inzicht in de beschikbaarheid van digitale technologieën in verschillende productiesectoren | |
Digitalisering en de impact van technologie | Kan samenvatten hoe digitale technologie zich in de loop der tijd heeft ontwikkeld en kan de toekomstige digitaliseringstrends benoemen ("Technologische doorbraken vanaf de begindagen van de landbouw tot 2030 en daarna") | |
Basiskennis remote sensing, GPS en GIS | De hulpmiddelen voor geografische kartering en plaatsbepaling, zoals GPS (Global Positioning Systems), GIS (Geografische Informatiesystemen) en RS (Teledetectie). | |
Het vermogen om moderne technologieën en apparatuur te gebruiken met zeer nauwkeurige plaatsbepalingssystemen, geo-mapping en/of geautomatiseerde stuursystemen voor landbouwactiviteiten. | ||
Informatiesystemen voor boerderijbeheer | Het concept van FMIS kunnen beschrijven | |
Managementinformatiesystemen en databases om landbouwbedrijven en -productie te plannen, beheren en exploiteren | ||
Het vermogen om praktijkvoorbeelden te beschrijven van verschillende soorten FMIS op boerderijen en productielijnen van verschillende grootte in de landbouw. | ||
De leerling kan hardware- en softwareconfiguraties uitvoeren voor de meest gangbare machines en robots en FMIS in Smart Farming. | ||
kunnen werken met informatiesystemen voor bedrijfsbeheer en de output begrijpen (FarmB...) | ||
Precisiediergezondheidssysteem | ||
Industrie 4.0 circulaire productie | Innovatieve circulaire productietechnologieën, versterkt met nieuwe productiemechanismen en digitaliseringsaspecten, bevorderen energie- efficiënte productieprocessen met een laag materiaalverbruik, wat resulteert in minder uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen. | |
Productieketen bosbouw en agrovoeding | Beginselen en kennis van de bosbouwketen | |
Beheer van de toeleveringsketen van de landbouwproductie | ||
Inleiding tot digitaliseringshulpmiddelen en -machines | Mogelijkheid om apps voor mobiele telefoons te vinden en te gebruiken | |
In staat zijn om de verschillende beschikbare technologieën met betrekking tot landbouwactiviteiten te benoemen en begrijpen wat er met het gebruik ervan kan worden bereikt | ||
Gebruik van software en online toepassingen | ||
Controleer de omgeving voor opslag | De Technicus/Operator kan reinigingsapparatuur, verwarming of airconditioning van opslagfaciliteiten, sensoren en de temperatuur van ruimten onderhouden of ervoor zorgen dat deze onderhouden worden. | |
De voordelen en uitdagingen van zelf programmeren versus uitbesteden/contracten kunnen inschatten | ||
Kasregeling voor irrigatie en beschermde omgeving | in staat om apparaten en sensoren te vergelijken, irrigatie te plannen, temperaturen, extra tijd en CO2-bemesting in te stellen | |
Gebruik van robots/drones | semi-autonome of autonome machines gebruiken, die automatisch complexe handelingen uitvoeren terwijl ze worden geleid door digitale of elektronische software, zoals bestuurderloze auto's, drones en andere machines. Wetgeving voor drones | |
Digitale hardware bedienen | Begrijpen van Canbus/ Isobus-principes om trekker en apparatuur aan te sluiten |
Canbus/Isobus bedienen om tractor en apparatuur aan te sluiten | ||
Apparatuur aansluiten en problemen oplossen | Het vermogen om de richtlijnen van de fabrikant te volgen voor het monteren van slimme landbouwapparatuur | |
Het vermogen om elektronische diagnoses en probleemoplossing uit te voeren. | ||
Precisielandbouw, kennis en hulpmiddelen voor weersvoorspellingen | Verzamel gegevens van satellieten, radars, afstandssensoren en weerstations om informatie te verkrijgen over weersomstandigheden en - verschijnselen. | |
gegevens van toepassing overbrengen - gegevensuitwisseling | Informatie invoeren in een systeem voor het opslaan en ophalen van gegevens via processen zoals scannen, handmatig invoeren of elektronische gegevensoverdracht om grote hoeveelheden gegevens te verwerken. (Gegevensverwerking en -analyse, gegevensuitwisseling) | |
basisstatistieken | Gegevens en statistieken verzamelen om te testen en te evalueren om beweringen en patroonvoorspellingen te genereren, met als doel nuttige informatie te ontdekken in een besluitvormingsproces. (Gegevensverwerking en -analyse, gegevensuitwisseling) | |
Het vermogen om traceerbaarheidssystemen te implementeren met betrekking tot verschillende landbouwhulpbronnen | Traceerbaarheid, guality-tekens en labels | |
Traceerbaarheid van veehouderij | ||
Praktische training met beroepsspecifieke machines/apparatuur en het onderhoud ervan | Gemotoriseerd landbouwmaterieel bedienen, waaronder tractoren, balenpersen, sproeiers, ploegen, maaiers, maaidorsers, grondverzetmachines, vrachtwagens en irrigatieapparatuur. Vereiste vaardigheden | |
Logistiek, opslag, transport | Kansen en uitdagingen van voedsellogistiek 4.0 | |
Technische vaardigheden voedselverwerking | Grondbeginselen van voedselverwerking | |
Voedselproductie in de circulaire economie | ||
HACCP-beginselen, fysische en chemische analysebeginselen | ||
Automatisering van voedselverwerking | Toepassing van sensoren en besturingsverwerking, de elementen van een IoT-ecosysteem kunnen beheren, hardware assembleren en software configureren (sensoren programmeren, signaalverwerking, real-time en lokale analyse, databases beheren, cloudanalyse) | |
Verpakking van voedingsmiddelen | De rol van verpakkingen in de digitalisering van de agrovoedingsproductie |
4.2 Tijdsperiode
Nieuwe profielen | 23 jan | 23 februari | 23 mrt | 23 apr | 23 mei | 23 jun | uren |
Operator voor digitalisering in landbouw, voedselindustrie en bosbouw | 360 | ||||||
klassikale activiteit | 150 | ||||||
Zelflerend | 150 | ||||||
Zachte vaardigheid | 60 |
4.3 Hoeveelheid inputs/outputs en eenheidskosten
Begroting - Oostenrijkse partners | ||||
Item | uren | dagen | €/dag | Totale kosten |
Leraar/opleider/onderzoeker | 180* | 22,5 | 320,00 € | 7.200,00 € |
Materialen & software | 2.000,00 € | |||
anderen | 1.000,00 € | |||
Totale kosten | 10.200,00 € |
*De begroting werd berekend met 180 uur voor docenten/trainers/onderzoekers, waarvan 150 uur beschouwd wordt als lesuren, en 30 uur als voorbereidingstijd, follow-up en beoordeling.
4.4 Financieringsbron
De middelen die nodig zijn voor de realisatie van de pilotcursus zijn vastgelegd in het projectbudget. De kosten voor de realisatie van de hele reeks noodzakelijke cursussen kunnen worden geput uit de verschillende nationale en regionale fondsen die verband houden met trainingsactiviteiten, zoals ESF-, EFRO- en EOGFL-programma's, evenals nationale fondsen en in het bijzonder interprofessionele fondsen.
Op nationaal niveau zal het mogelijk zijn om een volledige opleidingscampagne te lanceren op basis van de 10 geselecteerde beroepsprofielen en op basis van de geïdentificeerde prioriteiten en het respectieve financiële budget kan uit verschillende bronnen geput worden.
Er is een enorme investering in vaardigheden nodig. Naast geld van bedrijven en regeringen geeft de EU in haar begroting prioriteit aan het investeren in mensen en hun vaardigheden. Het herstelplan voor Europa dat de Commissie in mei 2020 heeft voorgesteld, zal ook gericht zijn op activiteiten die verband houden met vaardigheden.
EU-investeringen in vaardigheden Programma Investeringen (in miljarden euro's)*
• Europees Sociaal Fonds Plus (ESF+) 61,5
• Erasmus 16.2
• InvestEU .9
• Europees fonds voor aanpassing aan de globalisering .1
• Europees Solidariteitskorps ,8
• Digitaal Europa .5
*Middelen van de Herstel- en veerkrachtfaciliteit die specifiek bestemd zijn voor investeringen in vaardigheden kunnen nog niet worden geraamd.
4.5 Entiteit verantwoordelijk voor implementatie
De entiteit die verantwoordelijk is voor de uitvoering van de proefcursus in Oostenrijk is gedefinieerd in de gedetailleerde projectbeschrijving volgens het werkplan en wordt vertegenwoordigd door Agrar Plus (AP). De verantwoordelijkheid van AP is om docenten en faciliteiten beschikbaar te stellen voor de cursus "Operator voor digitalisering in de landbouw, voedingsindustrie en bosbouw" en om toezicht te houden op de ontwikkeling ervan en de effecten te evalueren. De leveranciers van de inhoud (voor Oostenrijk: LVA) zullen ondersteuning bieden bij technische kwesties met betrekking tot de inhoud tijdens de activiteiten van WP4.
4.6 Outputindicatoren
Uit de lijst van ESF-Indicatoren (Europees Sociaal Fonds - Indicatoren, Referentie) zijn de volgende het meest geschikt voor dit project:
● Inactieve deelnemers, op zoek naar een baan na hun deelname
● Deelnemers die na hun deelname een werkplek hebben, inclusief zelfstandigen
● Deelnemers die binnen zes maanden na hun deelname een baan vinden, inclusief zelfstandigen
● Deelnemers van wie de werksituatie binnen zes maanden na hun deelname is verbeterd
● Kansarme deelnemers die binnen zes maanden na hun deelname een baan vinden, inclusief zelfstandigen
4.7 Trainingsactiviteiten Implementatie
Voor de proeftrainingen kozen de 3 Oostenrijkse partners de volgende lessen: B060_Biomassaproductie als onderdeel van de module Bio-economie door partner AP, D190_Food processing technical skills als onderdeel van de module Digitalisering door partner LVA, en D120_Operate digital hardware als onderdeel van de module Digitalisering, door partner BLT.
De cursussen werden gegeven als aanwezigheidsbijeenkomsten (B060, D120) en als hybride seminarie (D190) op de locaties van de FIELDS partners. De ingezette trainers waren allemaal professionals, hebben ervaring in hun vakgebied en werden vooraf gevraagd om het FIELDS leermateriaal te gebruiken/op te nemen. De cursussen vonden plaats in juni 2023 (B060, D190) en in september 2023 (D120).
Overzicht van de kosten
Hier volgt een overzicht van de gebruikte en benodigde inspanningen om de respectieve pilot-trainingen in Oostenrijk uit te voeren - in verhouding tot het beoogde kostenplan:
Budget Piloten - Oostenrijkse partners | ||||
Item | uren | dagen | €/dag | Totale kosten |
Leraar/opleider/onderzoeker | LVA: 8 FJ: AP: 16 | 1 2 | 320,00 € | LVA: 320,00 € FJ: 150,00 € AP: 640,00€ |
Materialen & software | LVA: 250,00 € FJ: 110,00 € AP: 0,00 € | |||
anderen | LVA: 550,00 € FJ: 200,00 € AP: 0,00 € | |||
Totale kosten | 2 220,00 € |
Het beschikbare materiaal van de ontwikkelde FIELDS Modules omvat een enorme hoeveelheid lesmateriaal, dat individueel aanpasbaar is. In Oostenrijk werkte de implementatie van het FIELDS trainingsmateriaal goed, en trainers konden het in grote mate gebruiken. In het bijzonder konden de slides gebruikt worden om veel theoretische maar noodzakelijke achtergrondinformatie te demonstreren. Het praktische gedeelte van de opleidingen werd als positief ervaren. In totaal namen 103 mensen deel aan de pilots. Er werden 20 vragenlijsten beantwoord.
Hieronder wordt de verzamelde feedback weergegeven van de studenten die aan de cursussen hebben deelgenomen. Eerst wordt algemene informatie over de deelnemers weergegeven in de volgende grafieken:
Provincie van verblijf
7
5
3
3
2
Lower Vienna Upper Austria no reply
Austria Austria
Nationaliteit
Geslachtsverdeling
5%
15%
95%
85%
Female Male
Austria Non-EU Citizenship
Arbeidsvoorwaarde
Sector van tewerkstelling
5%
15%
40%
55%
85%
Public Private
Employed with other contract
Self employed/business partner Engaged in casual jobs
XXXXXX BEHAALDE DIPLOMA
Professional
Diploma Bachelor
15% Degree
25%
High School Diploma 15%
Diploma of
higher education 10%
Professional
Qualification 15%
Master's
Degree 15%
Doctorate/Post
graduate degree 5%
De deelnemende studenten hadden verschillende opleidingsachtergronden (zie afbeelding x). De belangrijkste motivatie voor de studenten om deel te nemen aan de pilotcursussen was de optie voor hun persoonlijke interesse/groei (50%), terwijl het voor 25% werd voorgesteld door het bedrijf waar ze werken en voor 25% was het een verplichte training.
55% van degenen die de vragenlijst invulden, kregen een certificaat voor de training. De algemene feedback kan als zeer positief en bevredigend voor de deelnemers worden beschouwd. Studenten benadrukten de volgende punten: "de interactiviteit", "de praktische voorbeelden en de toepassing door professionals, die zeer onthullend waren". Hoewel de Oostenrijkse proeftrainingen een hoog percentage werkervaringsactiviteiten hadden (70%), was een suggestie voor verbetering om "meer tijd in te ruimen voor het praktijkgedeelte".
Welke acties bent u van plan te ondernemen na deze training?
Start a collaboration with the company
Continue the
Improve working where you did your
conditions and/or apprenticeship have career 5%
development 25%
current educational
path until the achievement of the final Qualification 20%
Look for a job
5%
Start your own business (alone or with others)
5%
Maintain current job situation 40%
5. De ambitie
5.1 Nationale focus op vaardigheidsbehoeften en beroepsprofielen
In Oostenrijk is de kwaliteit van de reeds bestaande beschikbare opleidingen zeer hoog. Het bestaande aanbod dekt grotendeels de vaardigheden en kennis van de FIELDS-beroepsprofielen. Een van de tekortkomingen is echter het bereik van de doelgroep, d.w.z. de werknemers die tot de doelgroep behoren worden mogelijk niet geïnformeerd over het grote aanbod. Een mogelijke integratie van dit grote aanbod in de FIELDS-curricula wordt overwogen - het creëren van sterke en adequate communicatiekanalen, waar we ons aanbod kunnen promoten en zichtbaar maken voor de doelgroepen, is echter onze eerste focus.
5.2 Perspectief van levenslang leren voor zowel werkgevers als werknemers
Levenslang leren wordt steeds belangrijker in het licht van snelle veranderingen. Een initiële opleiding blijft de noodzakelijke basis vormen in het leven van de beroepsbevolking, maar permanente hogere kwalificaties en permanente educatie zijn in onze kennis- en dienstenmaatschappij absoluut noodzakelijk om adequaat te kunnen inspelen op de snelle veranderingen in de sociale structuur, economie en technologie in de zin van levenslang leren. (Referentie: i2connect)
5.3 Partnerschapsopbouw die bijdraagt aan agri & food en bosbouw pacten voor vaardigheden.
De belangrijkste partners die in een vaardigheidspact voor de land- en bosbouw moeten worden opgenomen, zijn de volgende groepen belanghebbenden: Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding, instellingen voor hoger onderwijs, andere onderwijsaanbieders), beleidsmakers (ministeries, regionale en lokale autoriteiten, regelgevende instanties, onderwijsbureaus), besluitvormers (boeren, coöperaties, bosbouwers, levensmiddelenindustrieën, ...), belangenbehartigers (vertegenwoordigende instanties zoals federaties van boeren en agrocoöperaties, federaties van de levensmiddelenindustrie, vakbonden, beroepsverenigingen/registers, kamers van koophandel/landbouw, universiteiten, bureaus voor beroepsonderwijs en -opleiding, studentenverenigingen, adviseurs, ...). Op nationaal niveau wordt een pact voor vaardigheden als volgt gestructureerd: (1) besluitvormers, (2) financiering, (3) stimulerende structuur voor deelnemers en (4) betrokken partijen/belangengroepen.
6 Het voorstel en de verbintenis
6.1 De governance en nationale p&c
Een duidelijke beheersstructuur is belangrijk voor het succes van de integratie van de FIELDS-curricula in Oostenrijk. Daarom zal er een gedetailleerd bestuurssysteem worden geïmplementeerd volgens de opkomende bestuursstructuur die is uitgewerkt in het kader van het Europees Pact voor Vaardigheden. Dit Europese bestuurssysteem zal dan op nationaal niveau worden aangepast om het succes te verzekeren.
7 Evaluatie
7.1 Benadering van de beoordeling
Voor de beoordeling van een pact voor vaardigheidspartnerschap worden de volgende factoren gebruikt:
● de actief betrokken belanghebbenden
● een regelmatig verkregen feedback van aangezochte partners
● de betrokken opleidingsprogramma's en cursisten
● bruikbare kwaliteitscriteria, afhankelijk van de doeldefinitie.
7.2 Belangrijkste prestatie-indicatoren
Als sleutelprestatie-indicatoren om de prestaties van een trainingsmodule te meten, kunnen (1) het aantal cursisten, bedrijven en deelnemers worden gemeten, en (2) het bereiken van leerdoelen en de cursistenevaluatie van trainingsmodules worden gebruikt.
BIJLAGE 2 - Vragenlijst over belangrijke onderwerpen Veldtaak 2.4 Nationale routekaarten
Vragenlijst/onderwerpenlijst voor nationale deskundigen om de nationale routekaarten in de 7 doellanden te voeden (voorlopige aflevering 2.4, maand 33 - 11/22)
Het doel van het FIELDS-project is om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van werknemers in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector, zodat ze ten volle gebruik kunnen maken van de mogelijkheden en kunnen voldoen aan de vereisten van de ''Twin'' Groene en Digitale Transitie. Het FIELDS-project richt zich op de domeinen Digitalisering, Duurzaamheid, Bio- economie en Management & Ondernemerschap. Vaardigheden omvatten zowel ''harde'' / meetbare en op technologie gebaseerde vaardigheden als zachte / sociale en op ervaring gebaseerde vaardigheden.
De nationale routekaarten zijn een nationale uitwerking van de Europese strategie en moeten daarom dezelfde structuur en hetzelfde doel hebben, rekening houdend met de volgende elementen:
- Identificatie en prioritering van functieprofielen en vaardigheidsbehoeften die specifiek zijn voor het land (zoals gedefinieerd in FIELDS taken 2.1 en 2.2)
- De definitie van belangrijke trainingsmodules (een samenhangende groep vaardigheden in een functieprofiel; in deze vragenlijst ligt de nadruk op essentiële vaardigheden en essentiële kennis).
- De belangrijkste voorwaarden waaronder deze trainingsmodules moeten worden ontwikkeld, zoals besproken in WP1 van het FIELDS-project, maar ook aspecten zoals sociale rechtvaardigheid, flexibiliteit en veerkracht van beroepsonderwijs en - opleiding, organisatie en bestuur van beroepsonderwijs en -opleiding, enz.
- Definitie van een traject naar agrovoedings- en bosbouwpacten voor vaardigheden/partnerschap, waarbij de belangrijkste elementen van governance en monitoring worden geïdentificeerd;
- De beoordeling van zowel de trainingsmodules als de programma's van het partnerschap.
Deze vragenlijst is bedoeld om de nationale standpunten van meerdere belanghebbenden over levenslang leren en specifieke opleidingsbehoeften en -mogelijkheden vast te leggen. De vragenlijst behandelt een aantal onderwerpen; voor elk onderwerp nemen we de functieprofielen zoals geselecteerd in WP2.2 en de Europese Strategie opgesteld in Wp2.3 als uitgangspunt.
Vragenlijst
Vul uw antwoorden in, in verschillende kleuren lettertype, onder de betreffende vraag (Zelfs als u geen expert bent over het onderwerp, wordt uw mening/inzicht op prijs gesteld!!)
Behoeften van het land
1. Hoe beoordeelt u de kwaliteit van de opleidingen die beschikbaar zijn voor werknemers in uw land? In welke mate voldoen de opleidingen die momenteel beschikbaar zijn aan de behoeften van werkgevers?
De kwaliteit van de aangeboden opleidingen is zeer hoog. Het bestaande aanbod dekt grotendeels de vaardigheden en kennis in de FIELDS beroepsprofielen. Het is de vraag of de werknemers uit de doelgroep op de hoogte zijn van dit grote aanbod - wetende dat het gemakkelijker zou zijn om te weten hoe we ons aanbod kunnen promoten en zichtbaar kunnen maken voor de doelgroep(en).
2. Welke actoren zijn meer verantwoordelijk voor het aanpakken van deze behoeften en hiaten?
Universiteiten, hogescholen, HTL's, organisaties die bijscholing aanbieden (LFI, WIFI, BFI) en adviesdiensten.
3. Is er bewijs over de huidige status van digitale vaardigheden en geletterdheid onder boeren en kmo's?
Breed aanbod - afhankelijk van interesse of afhankelijk van verantwoordelijkheidsgebied: gebruikersniveau; bepaalde digitale competentie beschikbaar.
Bepaalde barrières (nieuwe technologieën, nieuwe programma's), afhankelijk van persoonlijke interesse meer openheid, meer of minder/ netwerken met mensen met computerkennis (kennissen)
Kosten-batenafweging/inspanning, maar algemeen idee: het zal voordelen opleveren (werkfacilitering)
4. Wat is de beschikbaarheid van agrovoedingsgerelateerde onderwijsprogramma's? Worden dergelijke programma's geëvalueerd in termen van hun geschiktheid voor de huidige en toekomstige banen in de agrovoedingssector?
Aanbod beschikbaar, moet verbeterd worden, evaluatie indirect via verenigingen van afgestudeerden. Professionele onderwijsaanbieders hebben evaluatie-/feedbackformulieren (onderdeel van QM-systemen).
5. Hoe evalueert u het systeem voor het valideren van de vaardigheden die via de training van werknemers zijn verworven?
Behoefte aan verbetering
Opleidingsmodules
6. Welke specifieke opleidingsmodules (samenhangende groepen vaardigheden) of welk beroepsprofiel als geheel zijn volgens u het meest relevant en nodig in de Agrovoedingssector in uw land?
Uit de 2020 focusgroep: duurzaamheid, kennis over waardeketens (de waardeketen begrijpen (wat doen de anderen), sterkere samenwerking, organisatie en teambuilding, ook: digitalisering, specialisatie.
7. Wat zijn de belangrijkste managementvaardigheden en zachte vaardigheden die bij de benodigde profielen passen? (gebruik de lijst met vaardigheden uit de ''Basismodule voor elk beroepsprofiel'' zoals gedefinieerd in WP2.1)
Van de focusgroep 2020: Communicatie
8. Voor welke trainingsmodules (samenhangende groepen vaardigheden) is de praktijk het belangrijkst? Hoe sluit u aan op de werkpraktijk? Welke rol ziet u voor stages?
Digitalisering (training voor elk nieuw apparaat/software) - nodig in toepassing, wat zijn de rollen van leerlingtraining: belangrijke kenmerken, noodzaak om toepassing onder de knie te krijgen.
Doelgroepen
9. Kunt u specifieke doelgroepen (bijv. leeftijd, opleidingsniveau, culturele achtergrond, ...) voor deze trainingsmodules identificeren? Voor welke doelgroepen zijn de geïdentificeerde trainingsmodules essentieel om hun baan te behouden (d.w.z. door middel van bijscholing)? Kunt u voorbeelden geven?
Digitalisering: bijscholing aangepast aan de leeftijd
Duurzaamheid; Duurzaamheid, Kennis over Waardeketens en Communicatie: alle. Seminarserie: Professionals, LLL (Xxxxxxxxxx Xxxxx)
10. Bij welke trainingsmodules spelen genderkwesties een rol (toegang tot training en/of banen vanwege culturele waarden, ).
En met betrekking tot kansarme groepen waarvan u op de hoogte bent?
Speel geen rol.
11. Hebben sociale en demografische veranderingen (vergrijzing van werknemers, arbeidsmobiliteit, toenemend aantal arbeidsmigranten) invloed op de onderscheiden opleidingsmodules? Hoe houdt u rekening met deze effecten?
Niet echt, de interesse van de cursisten is van invloed, aanpassing aan de verschillende trainingsniveaus.
Bronnen
12. Hoe om te gaan met gebrek aan tijd of financiering van potentiële cursisten? (geef indien mogelijk voorbeelden voor trainingsmodules zoals geïdentificeerd).
Tijdgebrek: De oplossing zou kunnen liggen in verschillende seminars die opgenomen worden en waar de cursist dan naar luistert, afhankelijk van zijn/haar beschikbaarheid. Gesubsidieerde bijscholingsaanbiedingen, ondersteuning/absorptie van kosten door de werkgever; scholing die deel uitmaakt van de werktijd, dit zou de participatiegraad verhogen.
13. Kunt u specifieke middelen bedenken die inspirerende leeromgevingen voor de stagiairs ondersteunen?
Door het gemeenschappelijke punt van het leren naar voren te brengen, kan er een vruchtbaar netwerk ontstaan.
14. Hoe kunnen de banen (profielen) aantrekkelijker worden gemaakt? Kunt u voorbeelden geven?
Adequate betaling, waardering van de sector (belang/bewustzijn van voedsel/voorzieningszekerheid in Oostenrijk).
Online training
15. Wat zijn typische trainingsmodules die geschikt zijn voor online training?
In principe allemaal - er moeten afspraken gemaakt worden over de indeling (tutorials), bepaalde modules moeten geoefend worden.
16. Vanwege COVID kan een verschuiving naar meer online onderwijs worden verwacht. Herkent u dit in uw sector? Zijn er gevolgen op korte termijn voor de geïdentificeerde opleidingsmodules?
Overal merkbaar, veel ervaring opgedaan in de afgelopen 2 jaar met webinars, farminars. Verbetering van hardware-apparatuur.
17. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen in de digitale onderwijsinfrastructuur in uw land met betrekking tot deze functieprofielen en opleidingsmodules?
Krachtig internet (zelfs in de meest afgelegen plattelandsgebieden); er moet ook rekening worden gehouden met de uitdagingen van het opleiden van personeel: middelen, meer tijd nodig, personeelstekort, behoefte aan vaardigheden voor professionele voorbereiding/opnames.
Vaardigheden ecosysteem veerkracht, harmonisatie en monitoring
18. De behoeften aan vaardigheden (en training) ontwikkelen zich snel. Welke van de trainingsmodules in de functieprofielen is volgens u het meest dynamisch? Hoe kunnen trainingsmodules dynamisch gemaakt worden? Welke zouden prioriteit moeten hebben voor een dynamische opzet?
Digitalisering in ieder geval.
19. Welke opleidingsmodules zijn het meest geschikt voor levenslang leren? Welke doelgroepen (MKB, boeren, leeftijd, geslacht,
...?)
Allemaal, maar vooral harde vaardigheden die ontwikkeld en beheerst zullen worden door oefening in hun beroepsleven.
20. Bent u op de hoogte van monitoringpraktijken om het ecosysteem van vaardigheden te monitoren en om dynamische vaardigheids-/opleidingsbehoeften op nationaal niveau te identificeren?
Uitwisseling met doelgroepen, actieve verzameling van feedback, werkgroepen (bijv. varkenshouders, pluimveehouders), uitwisseling met peergroep.
21. Wat zijn de belangrijkste uitdagingen die u kent bij het uitwisselen en harmoniseren van trainingsmodules en best practices in uw land voor deze functieprofielen (verschillende onderwijssystemen, verschillende trainingsbehoeften, nationale regelgeving
...?)
Regionale omstandigheden/specialiteiten, verschillen in bedrijfsgrootte/-structuur (hebben verschillende behoeften) (verschillen in basisonderwijs in Europa)
Partnerschap
22. Wat zijn belangrijke partners die moeten worden opgenomen in een vaardigheidspact voor de land- en bosbouw? Kijk a.u.b. of de hieronder vermelde groep belanghebbenden compleet is, of u belangrijke belanghebbenden kunt toevoegen of dat de genoemde belanghebbenden weggelaten moeten worden.
⮚ Rekening houden met groepen belanghebbenden (aangepast van D1.3 pagina 4)
• Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (scholen voor beroepsonderwijs en -opleiding, aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding, HEI, andere onderwijsaanbieders)
• Beleidsmakers (parlementariërs, ministeries, regionale en lokale overheden, regelgevende instanties, onderwijsbureaus,. )
• Besluitvormers (boeren, coöperaties, bosbouwers, voedselindustrie, )
• Belangenbehartiging (vertegenwoordigende organen, bijv. landbouwers- en agrocoöperaties, federaties van de voedingsindustrie, vakbonden, beroepsverenigingen/registers, kamers van koophandel/landbouw, universiteiten, beroepsonderwijs- en -opleidingsinstellingen, studentenverenigingen, adviseurs )
⮚ Partners op Europees niveau, zoals: Copa-Cogeca, FDE, ISEKI, CEPI, EfVET, LLLP, Cedefop, EIP-agri, ETP's, European federation of food science and technology (EFFoST), Safe and sustainable food system partnership (SSFS), Professionele organisaties, ?
23. Hoe moet de governance van de EU en/of de lidstaten van een publiek-privaat pact voor vaardigheden worden gestructureerd?
- besluitvormers (Vraag 22.)
- financiering
- stimulerende structuur voor deelnemers
- Betrokken partijen/belangengroepen
Beoordeling van het partnerschap en van de trainingsmodules (selecteer en/of definieer indicatoren die u het belangrijkst vindt)
24. Hoe kunt u een pact voor vaardigheidspartnerschap beoordelen? Bijvoorbeeld:
- Stakeholders actief betrokken
- Regelmatig feedback krijgen van de aangesproken partners.
- trainingsprogramma's en betrokken trainees
- Zinvolle kwaliteitscriteria
25. Wat zijn belangrijke indicatoren KPI's om de prestaties van een trainingsmodule te meten? Bijvoorbeeld:
- Aantal studenten, bedrijven, deelnemers; x
- Xxxxxxxx xxx xxxxxxxxxx en evaluatie van trainingsmodules door studenten x
9.2 Bijlage II: Frankrijk
Inleiding
Het doel van het FIELDS-project is om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van werknemers in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector, zodat ze ten volle gebruik kunnen maken van de mogelijkheden en kunnen voldoen aan de vereisten van de ''Twin'' Groene en Digitale Transitie. Het FIELDS- project richt zich op de domeinen Digitalisering, Duurzaamheid, Bio-economie en Management & Ondernemerschap. Vaardigheden omvatten zowel ''harde'' / meetbare en op technologie gebaseerde vaardigheden als zachte / sociale en op ervaring gebaseerde vaardigheden.
De nationale routekaarten zijn een nationale uitwerking van de Europese strategie en moeten daarom dezelfde structuur en hetzelfde doel hebben, rekening houdend met de volgende elementen:
- Identificatie en prioritering van functieprofielen en vaardigheidsbehoeften die specifiek zijn voor het land
- De definitie van belangrijke trainingsmodules (een samenhangende groep vaardigheden in een functieprofiel; in deze vragenlijst ligt de nadruk op essentiële vaardigheden en essentiële kennis).
- De belangrijkste voorwaarden waaronder deze trainingsmodules moeten worden ontwikkeld, zoals besproken in WP1 van het FIELDS-project, maar ook aspecten zoals sociale rechtvaardigheid, flexibiliteit en veerkracht van beroepsonderwijs en -opleiding, organisatie en bestuur van beroepsonderwijs en -opleiding, enz.
- Definitie van een traject naar agrovoedings- en bosbouwpacten voor vaardigheden/partnerschap, waarbij de belangrijkste elementen van governance en monitoring worden geïdentificeerd.
- De beoordeling van zowel de trainingsmodules als de programma's van het partnerschap.
Methode - NWG
De bedoeling was dat het stappenplan zou worden opgesteld door AC3A - Association des Chambres de l'Agriculture de la Région Atlantique. Door interne personeelsproblemen in 2023 kon AC3A echter niet zo'n nationale werkgroep opzetten en het onderzoek naar de ontwikkeling van vaardigheden in de landbouw-, bosbouw- en bio-economiesector in Frankrijk niet uitvoeren.
Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
Het nationale onderwijssysteem en de opleidingsbehoeften met betrekking tot de FIELDS-doelstelling
De inhoud van dit deel van het rapport is gebaseerd op publicaties van CEDEFOP waarin de context in Frankrijk wordt geanalyseerd[1].
In Frankrijk is onderwijs verplicht van 6 tot 16 jaar; voor jongeren van 16 tot 18 jaar is een opleidingsverplichting ingesteld door de wet voor een vertrouwensschool in 2019. Op middelbaar niveau worden drie verschillende trajecten aangeboden: algemeen, technologisch en beroepsonderwijs (zie figuur 1).
Initieel onderwijs en initiële opleiding op EQF-niveau 3 en hoger omvat twee verschillende paden:
(a) schoolgebonden traject op een middelbare school, waarbij de lessen worden gegeven door "leraren".
(b) in het leerlingwezen (toegankelijk voor jongeren tot 29 jaar), afwisselend in een opleidingscentrum voor leerlingen (CFA, Centre de formation d'apprentis), waar de lessen worden gegeven door "opleiders", en een bedrijf waar ze "mentorleerling" zijn. Aan het einde van het lager secundair onderwijs EQF niveau 3 (classe de troisième) stapt 27,2% van de leerlingen over naar een beroepsopleiding met schoolstatus en één op de twintig leerlingen met schoolstatus kiest ervoor om rechtstreeks naar een leerlingopleiding te gaan. Alle beroepsdiploma's en beroepskwalificaties zijn via beide kanalen toegankelijk.
Figuur 1: Trajecten in het Franse onderwijssysteem
Belangrijkste uitdagingen
De Franse landbouw bevindt zich in een herstructureringsfase: het aantal boerderijen neemt af en de landbouwactiviteit wordt geconcentreerd in steeds grotere boerderijen. Zoals in de meeste Europese landen is dit proces al lange tijd aan de gang, in Frankrijk al sinds het midden van de 19e eeuw. Maar het echte keerpunt kwam aan het begin van de jaren 1960 toen er een modern landbouwbeleid werd ingevoerd, eerst binnen een nationaal kader en daarna binnen een Europees kader. Vanaf deze datum is de modernisering van de landbouw bezig en leidt tot een erosie van het aantal boerderijen. Ten tijde van de landbouwtelling van 2010 waren er
516.000 boerderijen in Frankrijk (Europees Frankrijk en de Franse overzeese departementen), vergeleken met
665.000 in 2000. Deze demografische trend op lange termijn zet zich vandaag de dag voort en zal waarschijnlijk niet snel stoppen. Bij de laatste landbouwtelling in 2012 bleek namelijk dat in sommige Franse regio's slechts 40% van de landbouwers die ouder waren dan 50 jaar (en die hun activiteiten dus over maximaal tien jaar zouden beëindigen), de jonge landbouwer kende die hun boerderij zou overnemen.
Bron: Kamers van Landbouw
Prioriteiten in de agrovoedings- en bosbouwsector
Frankrijk volgt de algemene werkgelegenheidstrend op lange termijn in de EU, namelijk een daling in de agrofoodsector. In 2000 was agrofood goed voor iets minder dan 11% van alle werkgelegenheid in de EU-27, maar in 2019 was dit gedaald tot ongeveer 6,5%. Dit is grotendeels het gevolg van de daling van de werkgelegenheid in de landbouw, aangezien de werkgelegenheid in de voedings- en genotmiddelenindustrie in de loop der tijd min of meer stabiel is gebleven.
Een eerste beoordeling van de vaardigheidsbehoeften van de agrovoedingssector toont aan dat een groot deel van deze behoeften zich op een niveau bevinden dat traditioneel wordt gedekt door beroepsonderwijs en - opleiding, bijvoorbeeld via programma's zoals leercontracten. Met andere woorden, een groot deel bevindt zich op EQF-niveaus van 3 tot 5. Het aandeel van de werkgelegenheid in geschoold werk in de landbouw is in relatief korte tijd aanzienlijk gedaald, wat erop wijst dat de behoeften aan vaardigheden relatief snel veranderen. Om de drijvende krachten achter de verandering van vaardigheden in de agrovoedingssector te beoordelen en na te gaan hoe deze de huidige en toekomstige vraag naar vaardigheden vormgeven, is een beoordeling van de vaardigheidsbehoeften nodig.
Omdat de nationale focusgroep niet kon worden opgericht, ontbreekt het aan details over de identificatie van de uitdagingen. Gebaseerd op directe feedback van collega's binnen het netwerk van de Landbouwkamers, is er potentieel voor een deel van de FIELDS-inhoud om aangepast te worden in trainingssituaties binnen het netwerk. Omdat de mogelijke trainingssituaties interne trainingsactiviteiten zouden zijn en/of trainingen van deskundige adviseurs aan boeren, lokale experts en partners, of keynotes aan studenten op EQF-niveau 4 of hoger, is er vooral veel interesse voor de lessen die gericht zijn op innovatie in bio-economie, duurzaamheid en digitalisering, evenals voor de lessen die relevant zijn voor levenslang leren en zachte vaardighedenmodules, in plaats van de lessen die bedoeld zijn om kennis over te brengen aan studenten in basis- of beroepsopleidingen. Er is belangstelling voor toekomstige beschikbaarheid van de modules op het online platform en vertaling in het Frans van relevante modules. Er is momenteel echter geen doelstelling of plan opgesteld om deze invoering van
FIELDS-opleidingsmodules te ondersteunen, en een dergelijke invoering kan een specifiek lokaal gefinancierd project vereisen om lokale opleidingsactoren te bereiken die niet betrokken waren bij FIEDS.
Voor een bredere toepassing van de inhoud van FIELDS-opleidingen is een grotere betrokkenheid nodig van universiteiten en opleidingsinstituten die niet bij FIELDS zijn aangesloten. Een dergelijke betrokkenheid zou ook een specifiek en gefinancierd project vereisen.
Samenvatting van de belangrijkste trainingsmodules
Op basis van de behoeften aan vaardigheden en de schatting van de opwindende opleidingen die hierboven beschreven staan, kunnen de FIELDS-opleidingsmodules als volgt geprioriteerd worden voor gebruik binnen de opleidingsactiviteiten door het netwerk van landbouwkamers:
Belangrijkste trainingsmodules | Prioriteit |
BOSBOUW | |
0.Xx Technicus voor duurzaamheid, digitalisering en bio-economie in de bosbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van en het toezicht op de vereisten voor duurzaamheid en bio-economie en voor de implementatie van digitale technologieën in alle aspecten die verband houden met de productie en het beheer van een bosbouwgerelateerd bedrijf. Deze taken omvatten meestal (in een bosbouwgerelateerd bedrijf): - Monitoren en verbeteren van het efficiënte en duurzame gebruik van hulpbronnen (inclusief energie) en hun circulariteit - Duurzame verwerkingstechnologieën en de transformatie van primaire producten implementeren en controleren - Implementatie en controle van de toepassing van bio-economieprincipes op alle productieprocessen, inclusief duurzame verpakking, afvalbeheer en valorisatie - Het implementeren en verbeteren van digitaliserings- en digitale technieken, methodologieën en procedures, waaronder het gebruik van drones en robots voor duurzame bosbouw - Bedrijfsvoering beheren, met inbegrip van duurzame productontwikkeling, inkoop van grondstoffen, identificatie van nieuwe marketingketens enz., met bijzondere aandacht voor de duurzaamheid van processen en producten en de principes van de circulaire economie | Laag |
BIO-ECONOMIE |
0.Xx Technicus Landbouw in de bio-economie (NIVEAU 5) beheert en controleert de productieprocessen door procedures te identificeren en te coördineren die nuttig zijn om hulpbronnen te besparen en het bedrijf te ontwikkelen volgens de territoriale referentiecontext. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - de operationele organisatie beheren, de procedures voor voortdurende verbetering implementeren - monitoring en evaluatie van de resultaten met behulp van digitale methoden en technologieën - toezicht houden op uitvoerende activiteiten die door anderen worden uitgevoerd - technische opleiding in het gebruik van methodologieën, instrumenten en informatie die gespecialiseerd zijn in de bio-economie - productiebeheer op gebieden zoals investeringen, afzetketens, enz. - ontwerp en implementatie van duurzaamheidsprocessen en -producten. | Laag tot Medium (prioriteit voor inhoud die relevant is voor experts binnen het netwerk) |
0.Xx Technicus bio-economie voedingsindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit om de ontwikkeling van het bedrijf vanuit een bio-economisch perspectief te ondersteunen in aspecten die te maken hebben met productie, management en bedrijfsvoering. De uitgevoerde taken omvatten gewoonlijk: toezicht houden op het efficiënte en duurzame gebruik van hulpbronnen (inclusief energie), implementatie van en toezicht houden op bio-economische principes die worden toegepast op voedselverwerking, duurzame verpakking, afvalbeheer en valorisatie, implementatie van en toezicht houden op procedures voor voortdurende verbetering, identificeren van nieuwe afzetketens, administratieve taken en toezicht houden op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd. | Laag |
4. De Operator voor bio-economie in de landbouw, voedingsindustrie en bosbouw (NIVEAU 4) werkt op uitvoerend niveau op het gebied van landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsproductie en richt zich op de implementatie van de principes van de bio- en circulaire economie. De operator past relevante methodologieën, hulpmiddelen en informatie toe om mee te werken aan de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van bedrijven die actief zijn in de bio-economie en/of circulaire economie. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen van de procedures en werkmethoden. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures om een productiesysteem uit te voeren en te verbeteren op basis van de principes van de circulaire economie. - Het uitvoeren van fundamentele bewerkingen voor duurzaam (bijv. circulair) gebruik van hulpbronnen en transformatie van primaire producten, binnen de productieprocessen van de landbouw-, bosbouw- of agrovoedingssector. - Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. | Laag |
DUURZAAMHEID |
0.Xx Technicus voor duurzame landbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit met betrekking tot productie, behoud van hulpbronnen en bedrijfsontwikkeling volgens de duurzaamheidsvereisten en de lokale context. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - het toezicht op en de controle van productieprocessen - de implementatie van procedures voor voortdurende verbetering - controle en evaluatie - het identificeren en coördineren van procedures die nuttig zijn voor het behoud van hulpbronnen en het ontwikkelen van het bedrijf volgens de lokale context - Operationele organisatie - de implementatie van voorschriften voor procedures voor voortdurende verbetering - het monitoren en evalueren van de resultaten met behulp van digitale methodologieën en technologieën. het toezicht op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd - productiebeheer op gebieden zoals investeringen, afzetketens, enz. - Ontwerp en implementatie van goede landbouwpraktijken, duurzaamheidsprocessen en - producten. | Gemiddeld tot hoog (prioriteit voor inhoud die relevant is voor experts binnen het netwerk) |
0.Xx Technicus voor Duurzame Voedingsmiddelenindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van en het toezicht op duurzaamheidsvereisten in de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van een voedingsbedrijf. Deze taken omvatten meestal: aankoop van duurzame grondstoffen, bewaking van het efficiënte gebruik van hulpbronnen, implementatie en bewaking van duurzame verwerkingstechnologieën, duurzame productontwikkeling en verpakking, afvalbeheer, implementatie en bewaking van procedures voor voortdurende verbetering, duurzame marketingketens, administratieve taken en toezicht op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd. | Laag |
7. De Operator voor Duurzaamheid in Landbouw, Voedingsindustrie en Bosbouw (NIVEAU 4) komt tussen op uitvoeringsniveau. De operator past basismethodologieën, -hulpmiddelen en - informatie toe om mee te werken aan de duurzame productie, het duurzame beheer en de duurzame bedrijfsactiviteiten van het bedrijf. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen zoals voorzien door de procedures en methodes van zijn/haar werking. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures die resulteren in de bescherming van het milieu en de biodiversiteit binnen de productieprocessen van de land- en bosbouw en de voedingsmiddelenindustrie. - Toepassing van praktijken en procedures om duurzaamheid te garanderen (bijv. duurzaam gebruik van hulpbronnen, verminderde uitstoot, mensenrechten) in de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenindustrie. - Verantwoordelijkheid nemen in de productieprocessen en managementsystemen om de duurzaamheid van de productieactiviteiten in de landbouw, bosbouw en voedingsmiddelenindustrie te garanderen. | Laag |
Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. | |
DIGITALISERING | |
0.Xx Technicus Digitalisering Landbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit met betrekking tot de programmering, het beheer en de supervisie van industriële machines, installaties en automatische systemen, en integreert en verbindt deze volgens de nieuwe behoeften van de Smart Farm. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - programmering, robotica en geavanceerde industriële automatisering - Push-connectiviteit (IOT; IIOT) - assemblage, hardware- en softwareconfiguraties - testen en onderhouden van individuele automatische machines, intelligente fabrieken en productielijnen, kunstvisiesystemen, die op grote schaal gebruik maken van lokale en op afstand beheerde softwaresystemen. - selectie en beheer van productiesystemen en de definitie van onderhoudsbeleid voor productiesystemen en aftersales - integratie van verschillende technologieën om machines, antropomorfe en collaboratieve robots, virtualisatietools van het productieproces en rapid prototyping met elkaar te laten communiceren | Gemiddeld tot hoog (prioriteit voor inhoud die relevant is voor experts binnen het netwerk) |
0.Xx Technicus voor digitalisering van de voedingsmiddelenindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van digitale technologieën volgens de behoeften van de nieuwe Smart Factory; houdt zich voornamelijk bezig met programmering, beheer en toezicht van industriële machines, installaties en automatische systemen, hun integratie en verbinding. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - sensorprogrammering, robotica en geavanceerde industriële automatisering -gepushte connectiviteit (IOT, IIOT) - assemblage, hardware- en softwareconfiguratie, testen en onderhoud van individuele automatische machines, intelligente fabrieken en productielijnen, kunstvisiesystemen, die op grote schaal gebruikmaken van lokale en op afstand beheerde softwaresystemen - selectie en beheer van productiesystemen en de definitie van onderhoudsbeleid voor productiesystemen en aftersales - integratie van verschillende technologieën om machines, antropomorfe en collaboratieve robots, virtualisatietools van het productieproces en rapid prototyping met elkaar te laten communiceren | Laag |
00.Xx Operator voor digitalisering in landbouw, voedingsindustrie en bosbouw (NIVEAU 4) werkt op uitvoerend niveau op het gebied van duurzame landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsproductie, gericht op het onderhouden van gedigitaliseerde processen of digitalisering van duurzame productieprocessen. De operator past relevante methodologieën, software- en hardwaretools en informatie toe om samen te werken in de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsbedrijven. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen van de procedures en werkmethoden. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures om gedigitaliseerde productieprocessen uit te voeren en te verbeteren op het gebied van duurzame productie in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector. - Gebruik van drones en robots bij verschillende activiteiten in de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenindustrie. - Gegevens analyseren en verwerken. - Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van gedigitaliseerde machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. | Laag |
Het actieplan
Door interne personeelsproblemen bij AC3A kon de NWG niet georganiseerd worden tijdens de duur van het project. Als gevolg hiervan is er tijdens het project geen actieplan opgesteld.
Eind 2023 / begin 2024 werd er een kleinschalige test met de inhoud van FIELDS georganiseerd.
Uitvoering van trainingsactiviteiten
Gekozen curricula/module: Soft Skills Module, gericht op de volgende lessen
o K063 over beheer van tijd en activiteiten (volledig)
o K074 over ondernemerschap, team- en projectmanagement en leiderschap - gedeeltelijk Betrokken belanghebbenden (leerkrachten, hoe hebt u deelnemers ingeschreven, locatie ): AC3A heeft de test
opgezet door 2 webinars te organiseren voor medewerkers van landbouwkamers en aanverwante entiteiten. Uitnodigingen werden verstuurd via de interne communicatiekanalen voor de 4 landbouwkamers in het Atlantische gebied.
De training werd uitgewerkt door AC3A en geassocieerde medewerkers van de Landbouwkamers: Xxxxxxxxx XXXXX (AC3A), Xxxxxx XXXXXX en Xxx XXXXX (Landbouwkamer Normandië), Xxxxxxx XXXXXX (Landbouwkamer Nouvelle Aquitaine).
Kalender van de cursus:
Webinar 1: "Ondersteunen van "landbouwondernemers" en innovatoren in de landbouw. Wie kan innovaties voor de landbouw het beste ondersteunen en uw ondernemerskant ontwikkelen? 01/02/2024, 1,5 Uur.
Webinar 2: "Groepswerk en individuele organisatie: ontdek manieren om uw taken beter te organiseren en te prioriteren; werk effectief samen met anderen om uw creativiteit te stimuleren en conflicten op te lossen." 08/02/2024, 1,5 uur.
Overzicht van de kosten: geen kosten behalve personeelskosten om de inhoud te creëren, de webinars op te zetten en uit te voeren
Commentaar op de daadwerkelijke implementatie van de modules/curricula (vanuit het perspectief van de leerkrachten en vanuit uw eigen perspectief):
AC3A en de landbouwkamers zijn geen opleidingsinstanties en hebben geen directe toegang tot studenten en stagiairs. Sommige experts binnen de Kamers worden soms gevraagd om les te geven of te spreken op landbouwscholen. Deze werden benaderd en er werd hen inhoud van FIELDS aangeboden om in de klas te testen. De timing was echter niet compatibel omdat de meesten van hen hun trainingsmateriaal al lang op voorhand klaar hebben. De inhoud van de FIELDS-training is interessant voor hen en kan worden opgenomen in toekomstige trainingssessies, maar niet in de timing van het project. Het opzetten van een specifieke training voor FIELDS inhoud binnen die incidentele trainingssessies was ook geen optie.
AC3A besloot een interne training uit te voeren met personeel en collega's uit het netwerk van kamers als "studenten" en selecteerde daartoe de meest geschikte inhoud om een trainingssessie uit te voeren als een werkspecifieke trainingswebinar.
Beoordeling en kwantificering van de succesindicatoren: Resultaten en impact*
- Aantal bedrijven in de cursus:
Webinar 1: 16 verschillende bedrijven, waaronder 10 verschillende Kamers en 6 externe partners
Webinar 2: 6 verschillende bedrijven, waaronder 5 verschillende Kamers en 1 externe partner
- Aantal studenten dat de cursus bijwoont:
Webinar 1: 28 geregistreerde deelnemers, 25 aanwezig
Webinar 2: 24 geregistreerde deelnemers, 18 aanwezig
- Aantal behaalde certificaten: geen certificaat afgegeven
- Percentage (%) audio visueel leren vs klassikaal leren: 100% online
- Interesse van de cursisten om na de cursus in de agrovoedingssector te gaan werken: Ze werken allemaal al in de landbouwsector en wilden hun kennis en ervaring uitbreiden.
- Problemen met training/aanvullende opmerkingen: de grootste beperking was de beschikbaarheid om in te schrijven en de cursus te volgen tijdens de werkuren.
9.3 Bijlage III: Finland
1. Inleiding
Het doel van het FIELDS-project is om bij te dragen aan het verbeteren van de vaardigheden van werknemers in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector, zodat ze ten volle gebruik kunnen maken van de mogelijkheden en kunnen voldoen aan de vereisten van de ''Twin'' Groene en Digitale Transitie. Het FIELDS-
project richt zich op de domeinen Digitalisering, Duurzaamheid, Bio-economie en Management & Ondernemerschap. Vaardigheden omvatten zowel ''harde'' / meetbare en op technologie gebaseerde vaardigheden als zachte / sociale en op ervaring gebaseerde vaardigheden.
De nationale routekaarten zijn een nationale uitwerking van de Europese strategie en moeten daarom dezelfde structuur en hetzelfde doel hebben, rekening houdend met de volgende elementen:
● Identificatie en prioritering van functieprofielen en vaardigheidsbehoeften die specifiek zijn voor het land
● De definitie van belangrijke trainingsmodules (een samenhangende groep vaardigheden in een functieprofiel; in deze vragenlijst ligt de nadruk op essentiële vaardigheden en essentiële kennis).
● De belangrijkste voorwaarden waaronder deze trainingsmodules moeten worden ontwikkeld, zoals besproken in WP1 van het FIELDS-project, maar ook aspecten zoals sociale rechtvaardigheid, flexibiliteit en veerkracht van beroepsonderwijs en -opleiding, organisatie en bestuur van beroepsonderwijs en -opleiding, enz.
● Definitie van een traject naar agrovoedings- en bosbouwpacten voor vaardigheden/partnerschap, waarbij de belangrijkste elementen van governance en monitoring worden geïdentificeerd.
● De beoordeling van zowel de trainingsmodules als de programma's van het partnerschap.
1.1. Methode - NWG
Deze routekaart is opgesteld door de Association of ProAgria Centres op basis van de standpunten van de nationale werkgroep en de resultaten van de enquête, plannen en richtlijnen voor de ontwikkeling van vaardigheden in de landbouw-, bosbouw- en bio-economiesector die in andere contexten in Finland zijn opgesteld. Aangezien de Association of ProAgria Centres de enige speler is in het FIELDS-project in Finland, ligt de nadruk van het Finse stappenplan op landbouw.
De samenstelling van de nationale werkgroep combineert een sterke ervaring en visie op de landbouw in Finland, die in de werkgroep werd ingebracht vanuit het perspectief van onderwijsbeleid, beroepsopleiding en boerderijmanagement. Leden van de nationale werkgroep zijn:
- Timo Teinilä/ Savonia Hogeschool (Savonia UAS), Häme Hogeschool (HAMK)
- Xxx Xxxxxxxx/ ProAgria Zuid-Finland
- Xxxxxxx Xxxxxxxxx-Kivelä/ AgriHubi - Kennisnetwerk voor landbouwbedrijven, Natural Resources Institute Finland
- Xxxxx Xxxxxxxxx/ Mtech Digitale Oplossingen
- Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx/ De centrale unie van landbouwproducenten en boseigenaren (MTK), voorzitter van de Skills Foresight Group
- Xxxxx Xxxxxxxx/ Landbouwer, ProAgria Oulu
- Xxxx Xxxxxxx/ De onderwijsbond in Jokilaaksot - Centrum voor beroepsonderwijs JEDU
- Xxxxxx Xxxxxxxx/Vereniging van ProAgria-centra (facilitator en secretaris)
De nationale werkgroep kwam bijeen in Teams op 20th van juni 2022 en 25th van augustus 2022, telkens gedurende twee uur.
De discussies van de nationale werkgroep waren hoofdzakelijk gebaseerd op de vragenlijst die ontwikkeld was door het FIELDS-project. De discussie werd gericht op onderwerpen waarvoor geen informatie voor de routekaart kon worden gevonden in openbare bronnen of uit interne discussies van het personeel van de Association of ProAgria Centers.
2. Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
2.1. Het nationale onderwijssysteem en de opleidingsbehoeften met betrekking tot de FIELDS- doelstelling
Het Finse Nationale Agentschap voor Onderwijs onderhoudt het Finse onderwijssysteem. Ze beschrijven het als volgt:
Het Finse onderwijssysteem
Het Finse onderwijssysteem bestaat uit
● onderwijs en opvang voor jonge kinderen
● kleuteronderwijs
● basisonderwijs
● algemeen hoger secundair onderwijs
● beroepsonderwijs
● hoger onderwijs
● volwassenenonderwijs
De leerplicht geldt voor alle 6-18-jarigen. Het omvat kleuteronderwijs, basisonderwijs en hoger secundair onderwijs.
Na 9 jaar basisonderwijs is er algemeen hoger secundair of beroeps hoger secundair onderwijs en opleiding. Algemeen hoger secundair onderwijs leidt tot matriculatie-examen en beroepsonderwijs tot beroepskwalificatie.
Hoger onderwijssysteem in Finland
Het Finse systeem voor hoger onderwijs bestaat uit universiteiten en hogescholen. Universiteiten houden zich bezig met onderwijs en onderzoek en hebben het recht om doctoraten toe te kennen. Universiteiten voor toegepaste wetenschappen zijn instellingen voor hoger beroepsonderwijs op meerdere gebieden. Hogescholen houden zich bezig met toegepast onderzoek en ontwikkeling.
Eerste- en tweedefasestudies in het hoger onderwijs worden gemeten in studiepunten. Studierichtingen worden gekwantificeerd volgens de vereiste werkbelasting. Een jaar voltijds studeren komt overeen met gemiddeld 1600 uur studentenwerk en wordt gedefinieerd als 60 studiepunten. Het studiepuntensysteem voldoet aan het Europese systeem voor het verzamelen en overdragen van studiepunten (ECTS).
Kwalificaties in het hoger onderwijs in Finland worden op niveau 6, 7 en 8 zowel in het nationale kwalificatiekader als in het Europese kwalificatiekader vermeld.
Gekopieerd 1.2.2023: Onderwijssysteem | Fins Nationaal Agentschap voor Onderwijs (xxx.xx)
<.. image(Kuva, joka sisältää kohteen teksti, kuvakaappaus, ohjelmisto, Tietokonekuvake Kuvaus luotu automaattisesti) removed ..>
Gekopieerd 19.6.2023: 31627790_Koulutusjarjestelma-infograafi_21_03_15 (xxx.xx)
Natuurlijke bronnen, voedsel en milieu
De Skills Foresight Group on Natural Resources, Food and Environment levert informatie over toekomstige vaardigheden en opleidingsbehoeften voor het National Skills Foresight Forum. Het National Skills Foresight Forum bevordert de dialoog tussen het beroepsleven en het onderwijs, samen met het Ministerie van Onderwijs en Cultuur en de Finse Nationale Onderwijsraad.
(Bron: Osaamisen ennakointifoorumi (OEF) | Opetushallitus (xxx.xx) 3.8.2022)
De verklaring van de Skills Foresight Group on Natural Resources, Food and the Environment van 15 mei 2019 vat samen dat Finland van oudsher een goed expertiseniveau heeft op het gebied van het gebruik van hernieuwbare hulpbronnen, de circulaire economie, voedselkwaliteit, voeding, voedselzekerheid en de toestand van het milieu. Deze goede situatie verslechtert echter al jaren door algemene bezuinigingen op onderwijs- en onderzoeksmiddelen. Dit is met name te wijten aan het feit dat onderwijsaanbieders om economische redenen het aantal studenten in kleine studierichtingen hebben teruggebracht. Hieronder vallen natuurlijke hulpbronnen, voedselproductie en het milieu. Deze sectoren hebben ook hogere organisatiekosten dan gemiddeld. De aantrekkelijkheid van sommige van deze sectoren is afgenomen, wat deels de hiaten in het kennissysteem verklaart.
Het probleem wordt weerspiegeld in het niveau van toegang tot onderwijs en opleiding:
Dezelfde verklaring vat de arbeidsbehoeften van de sectoren samen; de vraag naar arbeidskrachten in de landbouw en de voedingsmiddelenindustrie zal tot 2035 op het niveau van 2015 blijven. In de bosbouw wordt een toename van de vraag naar arbeid voorzien tot 2035.
Volgens een recente publicatie van het in Finland gevestigde Service Centre for Continuous Learning and Employment heeft Finland de laatste tijd een toename in vaardigheidseisen gezien, vooral op het gebied van digitale vaardigheden en de aan de groene transitie gerelateerde competenties van klimaatverandering, circulaire economie en bio-economie.
(JOTPA: National Learning Gaps - Forecast results and snapshot for 2022: Valtakunnalliset osaamiskapeikot - ennakointituloksia ja tilannekuva vuodelle 2022 - JOTPA Valtakunnalliset osaamiskapeikot - ennakointituloksia ja tilannekuva vuodelle 2022.pdf)
De digitaal-groene overgang is ook een belangrijke drijfveer voor het ontwerp van FIELDS- opleidingsprogramma's, dus deze beoordeling door het Servicecentrum is volledig in overeenstemming met de FIELDS-doelstellingen.
2.1.1. Korte analyse van onderwijs- en opleidingsvereisten die in de nationale wet- en regelgeving zijn gespecificeerd in verband met functieprofielen en vastgestelde vaardigheidsbehoeften
FIELDS beroepsprofielen
1. Technicus voor digitalisering van de landbouw
2. Technicus voor digitalisering van de voedingsindustrie
3. Technicus voor agrarische bio-economie
4. Technicus voor de bio-economie van de voedingsindustrie
5. Technicus voor duurzame landbouw
6. Technicus voor duurzame voedselindustrie
7. Technicus voor duurzaamheid, digitalisering en bio-economie in de bosbouw
8. Operator voor digitalisering in landbouw, voedselindustrie en bosbouw
9. Beheerder voor bio-economie in landbouw, voedselindustrie en bosbouw
10. Operator voor duurzaamheid in landbouw, voedselindustrie en bosbouw
De FIELDS-beroepsprofielen bevatten niet direct een opleiding of kwalificatie die wettelijk verplicht is in Finland.
Hoewel er geen wettelijke kwalificatie nodig is, is voor veel zakelijke activiteiten in Finland een vergunning of een verklaring nodig.
Aangezien de FIELDS-beroepsprofielen voor een breed scala aan bedrijfsactiviteiten kunnen dienen, zal de noodzaak voor een licentie opnieuw bekeken moeten worden naarmate de bedrijfsactiviteit specifieker wordt. Zodra de aard van de activiteit duidelijk is, kan de licentievereiste gemakkelijk gecontroleerd worden via de online service Xxxxx.xx voor Finse burgers en ondernemers: Luvat - Xxxxx.xx
In Finland wordt de ontwikkeling van knowhow in de landbouw, bio-economie en circulaire economie ook indirect gestuurd door subsidies voor bedrijfsactiviteiten in deze sectoren. Aangezien de Finse landbouwsubsidies gebaseerd zijn op het gemeenschappelijk landbouwbeleid van de EU, zijn de vaardigheden die nodig zijn voor de FIELDS-beroepsprofielen goed afgestemd op de Finse landbouwsubsidies. Daarom komt de ontwikkeling van vaardigheden die nodig zijn voor deze beroepsprofielen in Finland ook ten goede aan de leerling vanuit een subsidieperspectief.
2.1.2. Evaluatie van het aantal personeelsleden binnen geïdentificeerde beroepscategorieën waarvoor opleiding nodig is die overeenkomt met "veldprofielen".
Opleidingsbehoeften per sector
Finland heeft een National Skills Foresight Forum, dat op uitgebreide schaal informatie verzamelt over de behoeften aan opleidingen en vaardigheden van verschillende sectoren, rekening houdend met de behoeften van
het beroepsleven. De verkenningsgroep voor natuurlijke hulpbronnen, voedselproductie en milieu richt zich op de behoeften van deze sectoren.
Het Skills Foresight Forum heeft kaarten opgesteld met de opleidingsbehoeften per industriegroep, met informatie over de omvang van de beroepsbevolking in 2016, de geschatte beroepsbevolking in 2035, vacatures in 2017-2035 en het vaardigheidsniveau dat nodig is voor de banen per opleidingsniveau. De informatie op de kaarten is op een uitgebreide manier samengesteld uit verschillende bronnen. U vindt de kaarten hier: xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxxxxxx- verkkoversio_2_0.pdf
Hieronder vindt u een selectie van informatie uit de kaarten met trainingsbehoeften voor landbouw, voeding en bosbouw.
Naar schatting zullen er tussen 2017 en 2035 36 300 nieuwe banen nodig zijn in de landbouw, visserij en veterinaire diensten. Hiervan zal naar schatting 55%, of 19.965 personen, een beroepsopleiding nodig hebben. Dit cijfer omvat geen schatting van het aantal mensen dat hun vaardigheden tot 2035 zal moeten verbeteren. Deze cijfers alleen al wijzen op een groot aantal mensen dat beroepsopleidingen in de landbouw nodig heeft.
Het aantal nieuwe werknemers in de voedselverwerking wordt geschat op 16.500 tegen 2035. Van dit aantal zal 69% een beroepsopleiding volgen, d.w.z. 11 385 mensen. Tegelijkertijd zal de sector nog steeds naar schatting 57% van de huidige beroepsbevolking in dienst hebben, d.w.z. 19.437 mensen. Deze groep zal naar verwachting bijscholing nodig hebben, waarvan het aantal nieuwe werknemers op beroepsniveau naar verwachting 13.412 zal bedragen. Op basis van bovenstaande schattingen zullen in 2035 in Finland 11 385 + 13 412 mensen een beroepsopleiding in de voedselverwerking nodig hebben, of afgerond 24 800 mensen.
In de bosbouwsector zullen, volgens de kaarten met opleidingsbehoeften, 8.249 mensen die in de sector gaan werken een beroepsopleiding nodig hebben. Ervan uitgaande dat alle werknemers die op dat moment nog in de sector werken bij- of nascholing zullen volgen, zullen dat er 4.598 zijn. Het totale aantal mensen dat tegen 2035 in de bosbouwsector moet worden opgeleid, is dus ruwweg 8250+4600= 12.850 personen.
De Skills Foresight Group on Natural Resources, Food and the Environment heeft een kwantitatieve uitdaging in de bosbouwsector geïdentificeerd: het grote aantal mensen dat de sector verlaat voor andere sectoren in vergelijking met het aantal mensen dat de sector instroomt, in het bijzonder het gebrek aan geschikte studenten voor de opleiding tot bosmachineoperator. Het wordt ook als een probleem gezien dat de beroepsopleidingscentra voor de bosbouw ver van de wooncentra verwijderd zijn, wat de aantrekkelijkheid van de opleiding aantast.
(Bron: JOTPA: Nationale vaardigheidskloven - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022)
2.1.3. Systeem van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding (flexibiliteit, veerkracht, organisatie en bestuur enz.)
In 2018 voerde Finland een hervorming van beroepsonderwijs en -opleiding door.
In Finland stromen mensen door naar beroepsonderwijs en -opleiding na het voltooien van de basisopleiding of als ze nog geen beroepsgerichte kwalificatie hebben. Beroepskwalificaties worden ook behaald door mensen die
al aan het werk zijn. De nadruk van de opleiding ligt op het verwerven van ontbrekende vaardigheden. Training wordt niet alleen op scholen gegeven, maar bijvoorbeeld ook op werkplekken en in virtuele omgevingen.
Beroepsonderwijs en -opleiding zijn flexibel, afhankelijk van de behoeften van de student. Beroepsonderwijs en
-opleiding bieden de mogelijkheid om een volledige kwalificatie, een deel van een kwalificatie of slechts een deel van een kwalificatie te voltooien.
Beroepsonderwijs en -opleiding moeten inspelen op de voortdurend veranderende behoeften van het beroepsleven. Het moet ook inspelen op de behoeften van individuen aan verschillende soorten beroepsvaardigheden. In Finland is het de rol van beroepsonderwijs en -opleiding om ervoor te zorgen dat er voldoende geschoolde arbeidskrachten beschikbaar zijn in sectoren met veel werkgelegenheid. Het moet ook vaardigheden leveren voor kleine gespecialiseerde sectoren.
(Bron: Ammatillinen koulutus Suomessa | Opetushallitus (xxx.xx) Opgehaalde gegevens 1.8.2022)
Ontwikkelingsbehoeften van het huidige systeem
De publicatie van 2022 over de ontwikkelingstrajecten van vaardigheden van het Service Centre for Continuous Learning and Employment heeft een aantal gebieden geïdentificeerd die voor verbetering vatbaar zijn in het huidige systeem voor de ontwikkeling van beroepsvaardigheden, waarvan de meest interessante voor het FIELDS-project hieronder worden uitgelicht.
Volgens de publicatie van het Servicecentrum moet de organisatie van de ontwikkeling van beroepsvaardigheden rekening houden met de zelfmotivatie en de wil om te leren van het individu. Dit vereist zowel gemakkelijk toegankelijke vaardigheidsdiensten als specifieke training op het niveau van het onderwijssysteem. In de toekomst zal er steeds meer behoefte zijn aan bij- en nascholing op de werkplek onmiddellijk na de tewerkstelling (bv. beroeps- en gespecialiseerde kwalificaties).
Dit type voortgezette opleiding op basis van modules en vaardigheden wordt momenteel gedeeltelijk ondersteund door het kwalificatiesysteem voor beroepsonderwijs en -opleiding. Studenten kunnen delen van de kwalificatie op een flexibele manier voltooien. Vaardigheidsmodules die gezamenlijk door bedrijven en opleidingsaanbieders worden ontwikkeld en die taken uit het beroepsleven en nieuwe competenties combineren, worden gezien als een belangrijk middel om de opleiding op de werkplek uit te breiden. In deze context is het nodig om de vaardigheden van opleiders op de werkplek te ontwikkelen, met name wat betreft kennis van de kwalificatievereisten.
De publicatie National Skills Capacities - Forecasts and Snapshot 2022 van het Centre for Continuous Learning and Employment suggereert dat kwalificatievereisten hervormd zouden kunnen worden om meer individuele flexibiliteit mogelijk te maken. De publicatie suggereert dat kwalificaties consistenter zouden kunnen zijn in hun inhoud of permanenter. Kwalificaties bieden een solide basis voor vaardigheden en een baan op het juiste niveau. Het onderwijs zou echter flexibeler moeten zijn, zodat het altijd kan worden aangepast aan de situatie en de bestaande vaardigheden van de individuele student.
Dezelfde beoordeling wijst ook op de geschiktheid van kortere personeelsopleidingen en periodieke on-board training, met name voor seizoens- en deeltijdwerk. Ook wordt geschat dat de hele bevolking tijdens hun werkzame leven behoefte heeft aan de ontwikkeling van niet-gegradueerde vaardigheden. Er wordt specifiek melding gemaakt van snelcycliërende sectoren waar kwalificaties geen gelijke tred kunnen houden met de
ontwikkeling van vaardigheden. Daarnaast wordt gezegd dat de Covid-19 pandemie het belang van flexibiliteit in de vaardigheden van werknemers heeft aangetoond. Bijgevolg moeten opleidingen ook steeds flexibeler worden en zich beter kunnen aanpassen.
Om de toegang tot verdere opleiding te verbeteren, wordt in de publicatie ook opgeroepen tot verdere inspanningen om eerdere leerervaringen te erkennen, waarbij beter rekening wordt gehouden met werkervaring, opleiding en andere individuele vaardigheden. Aanvullende niet-formele opleidingen zouden worden ondersteund door diensten die vaardigheden in kaart brengen en tegelijkertijd door tijdige en nauwkeurige prognoses van de vraag naar vaardigheden.
Het Servicecentrum voor Continu Leren en Tewerkstelling zal de inhoud en trends van competenties met betrekking tot de groene transitie verzamelen en analyseren. Als aanbevolen bron van informatie in dit verband noemt het Servicecentrum het Europese competentiekader voor duurzaamheid GreenComp. Het kader biedt een antwoord op de groeiende behoefte van mensen om kennis, vaardigheden en attitudes te verbeteren en te ontwikkelen om op een duurzame manier te leven, werken en handelen. Wat GreenComp bijzonder opmerkelijk maakt in het FIELDS project is het doel ervan om onderwijs- en opleidingsprogramma's voor levenslang leren te ondersteunen.
(Bron: Valtakunnalliset osaamiskapeikot - ennakointituloksia ja tilannekuva vuodelle 2022 - JOTPA Valtakunnalliset osaamiskapeikot - ennakointituloksia ja tilannekuva vuodelle 2022.pdf)
Flexibiliteit in het ontwikkelen van vaardigheden werd ook opgemerkt in de discussies van de Finse nationale werkgroep van het FIELDS-project, die de behoefte aan sterke samenwerking en netwerken tussen instellingen benadrukte om aan de uiteenlopende behoeften van studenten te voldoen.
Er werd een recent voorbeeld van uitstekende onderwijsflexibiliteit genoemd. In Zuidwest-Finland was in het voorjaar snel een cursus techniek opgezet voor Oekraïense vrouwen die de oorlog in Oekraïne ontvluchtten. Dit werd gedaan omdat de mannen die eerder het werk in kwestie hadden gedaan, in Oekraïne waren gebleven om te vechten. De machinecursus was binnen een paar weken na het ontstaan van de behoefte voltooid. Dit werd geholpen door de mogelijkheid om een deeltijdopleiding te volgen.
De werkgroep opperde ook de mogelijkheid van microcertificaten of minidiploma's. Deze optie werd met name interessant geacht voor studenten die overstappen naar een nieuwe carrière in landbouwadvies.
Volgens Xxxxxxxx Säysä, adviseur voor beroepsonderwijs en -opleiding, wordt er in Finland gesproken over microcertificaten. Op dit moment is een graadcomponent de kleinste eenheid die erkend wordt door ons formele onderwijssysteem. Volgens Säysä kunnen microcredentials vooral geschikt zijn voor competenties waarbij licenties of vergunningen worden afgegeven, zoals het hygiënepaspoort.
Kwaliteit van training
In Finland is de Finse Nationale Onderwijsraad verantwoordelijk voor het ontwikkelen van kwaliteitsmanagement in beroepsonderwijs en -opleiding en het ondersteunen van aanbieders van onderwijs en opleiding bij het ontwikkelen van intern kwaliteitsmanagement. Aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding zijn echter zelf verantwoordelijk voor de kwaliteit van de kwalificaties, training en andere activiteiten die ze organiseren en voor de voortdurende verbetering van het kwaliteitsmanagement. Een belangrijk element van het algehele kwaliteitsmanagementsysteem zijn de comités op de werkplek, die meewerken aan het waarborgen van de kwaliteit van de beoordeling van vaardigheden met betrekking tot beroepsgraden.
De Finse Nationale Onderwijsraad is verantwoordelijk voor het optreden als nationaal referentiepunt voor kwaliteitsborging (NRP) voor het kwaliteitsbeheer van beroepsonderwijs en -opleiding. Het ontwikkelt kwaliteitsmanagement in samenwerking met het Europese kwaliteitsborgingsnetwerk EQAVET en de nationale referentiepunten.
Ammatillisen koulutuksen laadunhallinta | Opetushallitus (xxx.xx) (Opgehaalde gegevens 1.8.2022
3. Belangrijkste uitdagingen
Als onderdeel van het prognoseproces heeft het prognoseteam van Natuurlijke Hulpbronnen, Voedsel en Milieu de veranderingen in vaardigheden en werkgelegenheid beoordeeld aan de hand van een aantal verschillende toekomstscenario's.
Het volgende citaat geeft een uitgebreide beschrijving van de veranderingen in vaardigheden in de landbouw, de bio-economie en de voedingssector in Finland:
"Het klimaat verandert hoe dan ook, en we moeten ons op tijd aanpassen. Dit vereist bijvoorbeeld nieuwe kennis over plantenziektes en de vaardigheden om deze onder veranderende omstandigheden te bestrijden. De aanpassing van gewassen en vee aan nieuwe omstandigheden kan worden versneld, bijvoorbeeld door gebruik te maken van de nieuwste methoden op het gebied van genetische manipulatie. In een veranderende context wordt leiderschap belangrijker en neemt de behoefte aan opleidings- en ontwikkelingsdiensten toe. Klimaatverandering kan de behoefte aan arbeidskrachten zelfs gedeeltelijk vergroten.
De productie van nieuwe plantaardige voedingsmiddelen kan de voedselexport doen toenemen. Dit is mogelijk als we nieuwe plantensoorten kunnen introduceren, verwerken en de verwerking, fractionering en productontwikkeling van plantaardige producten kunnen verbeteren. Er zijn nieuwe ondernemers nodig in de voedselketen om het productaanbod en de bedrijfsstructuur te diversifiëren.
Finland heeft meer vaardigheden nodig op het gebied van marketing, branding, serviceontwerp en cultuur om in toenemende mate sterk verwerkte producten uit de voedingsmiddelenindustrie naar de wereldmarkten te exporteren. Er zijn meer mensen nodig op deze gebieden.
Onze watervoorraden kunnen een belangrijk concurrentievoordeel zijn in de toekomstige bio-economie. We hebben de knowhow en kennis van waterbesparende en recyclingtechnologieën. Er zijn meer vaardigheden nodig voor de modernisering van waterbedrijven en watergerelateerde diensten. Technologische knowhow, inclusief digitalisering, staat op een hoog niveau, maar de toepassing ervan op watertechnologie moet ontwikkeld worden. De behoefte aan arbeidskrachten zal enigszins toenemen, aangezien waterbedrijven gerenoveerd moeten worden en het wereldwijde tekort aan schoon water de vraag naar waterprofessionals zal doen toenemen.
De circulaire economie van voedingsstoffen, water, vezels en energie zal alle productie en activiteiten beïnvloeden. Circulaire economie vaardigheden moeten overal beschikbaar zijn. Boerderijen en plattelandsbedrijven zullen diversifiëren naarmate de circulaire economie groeit. De circulaire economie kan de behoefte aan arbeidskrachten vergroten.
Voortdurende verbetering door incrementele innovatie zal de rationaliteit in de voedselketen verhogen. Dit vereist een brede visie, het vermogen om te innoveren en bedrijfs- en procesvaardigheden. De behoefte aan leiderschap zal groter worden en de behoefte aan opleidings- en ontwikkelingsdiensten zal toenemen."
(Gekopieerd 3.8.2022 blz. 19/53): Luonnonvarat, elintarviketuotanto ja ympäristö: Osaamisen ja työllisyyden muutoksia. OEF-ennakoinnin III vaiheen tuloksia)
3.1. Prioriteiten in de agrovoedings- en bosbouwsector
De publicatie van het Centre for Continuous Learning bundelt een aantal onderzoeken en studies met betrekking tot vaardigheidsverkenningen. Vanuit het perspectief van het FIELDS-project worden de meest interessante hieronder vermeld.
De publicatie geeft een samenvatting van de resultaten van het rapport van het Skills Foresight Forum "Skills Structure 2035". Het rapport identificeert de belangrijkste toekomstige behoeften aan vaardigheden per sector. De behoeften aan vaardigheden die gecombineerd worden met de sectoren natuurlijke hulpbronnen, voedselproductie en milieu zijn:
- vaardigheden in het gebruik van digitale oplossingen
- vaardigheden in het beheren en controleren van digitale activiteiten
- vaardigheden in het gebruik van digitale platforms
- innovatievaardigheden
- vaardigheden voor automatiseringsbeheer
In deze gebieden worden vaardigheden op het gebied van kringlooplandbouw, beheer van digitale voedersystemen, beheer van GPS en geografische informatiesystemen, beheer van oogstrichtlijnen en kennis van milieuwetgeving in de land- en bosbouw steeds belangrijker. (Bron: JOTPA: Nationale vaardigheidstekorten
- Prognoseresultaten en momentopname voor 2022)
Deze toekomstige vaardigheden die in het onderzoek zijn geïdentificeerd, komen sterk overeen met de vaardigheden die in het FIELDS-project zijn geïdentificeerd. In het FIELDS-project is geen rekening gehouden met de vaardigheden voor het kweken van circulerend water of het beheer van oogstrichtlijnen, wat verklaard kan worden door de afwezigheid van visserij en de algemene aard van bosbouw in dit project.
In de voedselverwerkende sector zal, naast het genoemde gebruik van digitale oplossingen, de behoefte aan vaardigheden in de toekomst vooral liggen in het vermogen om zelf digitale oplossingen te ontwikkelen. Andere belangrijke vaardigheden die in deze sector nodig zijn, zijn vaardigheden op het gebied van circulaire economie, efficiënt gebruik van energie en hulpbronnen, koolstof- en watervoetafdruk en koolstofneutraliteit (Bron: JOTPA: National Skills Capacities - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022).
Met deze voedingsgerelateerde competenties wordt ook rekening gehouden in het FIELDS-project, met uitzondering van de koolstof- en watervoetafdruk.
De publicatie van het Centre for Continuous Learning bevat informatie over een onderzoek naar de impact van de Covid-19 pandemie. Volgens deze ongepubliceerde resultaten is de behoefte aan digitale vaardigheden de afgelopen jaren in alle sectoren snel gegroeid. De groeiende behoefte aan digitale vaardigheden is onderverdeeld in de volgende thema's:
- Digitale en e-commerce vaardigheden
- Digitale verkoop- en servicevaardigheden
- Digitaal klantenbeheer
- De vaardigheden om digitale diensten te gebruiken
- De vaardigheden om digitale diensten te ontwikkelen en te leveren
- Beheer van klantgegevens en digitale vaardigheden (verzamelen, analyseren en beheren van klantgegevens)
- Toenemende behoefte aan vaardigheden op het gebied van gegevensanalyse
- Zeer variabel niveau van algemene digitale vaardigheden, bijwerken van vaardigheden om aan de huidige eisen te voldoen
- Nieuwe vaardigheden voor werken op afstand of via meerdere kanalen
(JOTPA: Nationale vaardigheden - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022 blz. 44/76: Valtakunnalliset osaamiskapeikot - ennakointituloksia ja tilannekuva vuodelle 2022 (xxx.xx))
In het FIELDS-project vormt digitalisering een specifiek competentiegebied en in sommige gevallen loopt het dwars door alle opleidingsprogramma's van het project heen. De digitaliseringsbehoeften die hierboven beschreven zijn, zijn breed en worden daarom niet volledig gedekt door de FIELDS-trainingen. Ze zijn echter wel, althans tot op zekere hoogte, opgenomen in de digitaliseringstrainingsmodule van het project.
3.1.1 Europees referentiekader en koppelingen met het nationale kader (bijv. verschillende operationele niveaus)
Het Finse nationale kwalificatiekader wordt afgekort als FiNQF.
Een beschrijving van het kader voor Finse kwalificaties vindt u op de website van de Finse Nationale Onderwijsraad: Tutkintojen viitekehykset | Opetushallitus (xxx.xx):
Xxxxxxx vier en vijf van het kwalificatiekader
De opleidingen in het kader van het FIELDS-project zijn bedoeld om de vaardigheden te ontwikkelen die het Europees kwalificatiekader vereist op niveau 4 (basisberoepskwalificaties) en 5 (gespecialiseerde beroepskwalificaties).
De tabel op de website van het Finse Nationale Agentschap voor Onderwijs en Opleiding toont de parallelle beschrijvingen van niveau 4 en 5 van het Finse en Europese kader: xxxxx://xxx.xxx.xx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxx_xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx_xx_xx_xx.xx f )
Als we de beschrijvingen van vaardigheden in het Finse en het Europese kwalificatiekader met elkaar vergelijken, lijkt de Europese beschrijving de Finse beschrijving samen te vatten, met uitzondering van de beschrijvingen van competenties in een tweede nationale taal die in het Finse kader zijn opgenomen. In het bijzonder beschrijft het Finse Raamwerk competenties met betrekking tot communicatie en ondernemerschap in een bredere zin. In het FIELDS-project wordt speciale aandacht besteed aan de zachte vaardigheden, wat in lijn is met de nadruk op communicatie en ondernemersvaardigheden in het Finse kader.
De eerste conclusie van de vergelijking van de kaders is dat de FIELDS-curricula moeten worden aangevuld met de vaardigheden van de tweede officiële taal in Finland om te voldoen aan de beschrijving van het Finse kwalificatiekader.
De tweede conclusie is dat, ondanks de bovengenoemde verschillen, de beschrijvingen voldoende convergent zijn om een basis te leggen voor de harmonisatie van het kennisecosysteem in de land- en bosbouw, wat een van de belangrijkste principes is van de Europese strategie voor de ontwikkeling van vaardigheden FIELDS.
3.1.2. Sectoraal kader voor bijscholing en omscholing
De opleidingen in het kader van het FIELDS-project zijn bedoeld om de vaardigheden te ontwikkelen die het Europees kwalificatiekader vereist op niveau 4 (initiële beroepskwalificaties, beroepskwalificaties) en niveau 5 (gespecialiseerde beroepskwalificaties). Daarom volgt hier een samenvatting van de bestaande formele opleidingen en de huidige kwalificaties voor beroepsgraden op het gebied van landbouw, voedselindustrie en bosbouw.
Basisberoepskwalificaties, EQF-niveau 4
De lijst met beroepskwalificaties vindt u op de website van de Finse Nationale Onderwijsraad: Ammatilliset perustutkinnot | Opetushallitus (xxx.xx)
De doelstellingen van het FIELDS-project op het gebied van beroepskwalificaties omvatten een basisberoepskwalificatie in voeding, een basisberoepskwalificatie in landbouw en een basisberoepskwalificatie in bosbouw.
Basisberoepskwalificatie in Voedingsmiddelenindustrie: Er zijn momenteel 26 opleidingsaanbieders in Finland die opleidingen aanbieden op het gebied van levensmiddelentechnologie (gegevens opgehaald bij Opintopolku op 5.8.2022: Elintarvikealan perustutkinto - Opintopolku) Digitalisering en bio-economie komen niet veel aan bod in de opleidingen, dus het zou interessant kunnen zijn om ze op te nemen in de FIELDS-curricula. Duurzame ontwikkeling is al opgenomen in de basiskwalificatie in de voedingssector, dus een sterke focus hierop in het FIELDS-project is wenselijk.
Basisberoepskwalificatie in Landbouw: Het lijkt niet nodig om de basiskennis van de verschillende landbouwproductiesectoren op te nemen in het opleidingsmateriaal dat in het kader van het FIELDS-project zal worden gecreëerd, aangezien hiervoor in Finland al een groot opleidingsaanbod bestaat. Het is ook niet nodig om training te geven in het gebruik en onderhoud van landbouwmachines, zowel vee als landbouwmachines, via FIELDS training, aangezien er op dit gebied al training beschikbaar is.
In de hervorming van de basiskwalificatie landbouw is een nieuw deel van de kwalificatie opgenomen, dat bijvoorbeeld klimaatverantwoorde activiteiten, de productie van hernieuwbare energie en online handel in de sector natuurlijke hulpbronnen omvat. Vanuit het perspectief van de toekomstige behoeften aan vaardigheden die door het FIELDS-project zijn vastgesteld, zijn deze hervormingen belangrijk en in overeenstemming met de behoeften die door het project zijn vastgesteld. Aangezien deze onderwerpen nieuw zijn voor het diploma, zijn nog niet veel aanbieders van opleidingen begonnen met het aanbieden van cursussen op dit gebied. De opname van deze onderwerpen in de opleiding die door het FIELDS-project wordt aangeboden, kan dus een opleidingsgat in Finland opvullen.
Basisberoepskwalificatie in bosbouw: FIELDS beroepsprofielen vereisen de ontwikkeling van vaardigheden in duurzame bio-economie, biomassa en biobrandstoffen en bio-economische innovatie. Hoewel de thema's bio- energie en biobrandstoffen in de basiskwalificatie bosbouw hiermee verband houden, zijn de thema's voornamelijk complementair. In de Finse basisberoepsopleiding bosbouw ligt de nadruk op traditionele bosbouw, die helemaal niet aan bod komt in de FIELDS-opleiding. De bio-economie gerelateerde cursussen van het FIELDS project kunnen gedeeltelijk dienen voor de basisopleiding bosbouw, maar slechts marginaal.
De basisberoepskwalificaties bevatten ook gemeenschappelijke diplomacomponenten. De gemeenschappelijke componenten hebben in totaal 35 vaardigheidspunten. Door deze modules in het FIELDS-opleidingsaanbod op te nemen, kunnen ze gebruikt worden voor het verwerven van vaardigheidspunten voor de basisberoepskwalificaties.
Gespecialiseerde kwalificaties, EQF niveau 5
Er zijn veel overeenkomsten tussen de onderdelen van de gespecialiseerde beroepskwalificaties in landbouw en de geplande opleidingsinhoud met betrekking tot landbouw in het FIELDS-project. Met name de diplomacomponenten over het programmeren en bedienen van agroautomatisering en veldautomatisering zijn interessant voor het FIELDS-opleidingspakket. Deze hebben vooral betrekking op twee beroepsprofielen: Technicus voor digitalisering in de landbouw en Operator voor digitalisering in de landbouw, voedingsindustrie en bosbouw.
Conclusies
In Finland zijn vaardigheden tegenwoordig het belangrijkste aspect van beroepskwalificaties, in plaats van de manier waarop ze verworven worden (bijv. traditioneel klassikaal onderwijs). Dit wordt weerspiegeld in de verschuiving in de kwalificaties van studiepunten naar vaardigheidspunten. Vaardigheden kunnen op elke manier verworven worden. Een vaardigheid wordt opgenomen in een beroepsdiploma als deze gedemonstreerd en beoordeeld wordt op de manier die beschreven wordt in de kwalificatiecriteria door een geaccrediteerde kwalificatieverstrekker. Dit creëert veel flexibiliteit in de manier waarop de benodigde vaardigheid kan worden verworven.
Het FIELDS-project heeft als doel om trainingsprogramma's op te bouwen die specifiek gericht zijn op zeven toekomstige beroepen in de landbouw-, bosbouw- en voedselketensectoren. Het is de bedoeling dat de lessen waaruit een opleidingspakket kan worden opgebouwd, breed zijn. Het is ook mogelijk om een studietraject samen te stellen dat is afgestemd op individuele behoeften, en een landspecifiek trainingsprogramma dat bestaande trainingen aanvult en tegemoet komt aan de meest relevante trainingsbehoeften.
Het flexibele systeem van beroepsonderwijs en -opleiding in Finland is ideaal om gebruik te maken van het FIELDS-curriculum. Iedereen kan de trainingsonderdelen leren die bij zijn behoeften passen en als hij zijn vaardigheden officieel erkend wil zien, kan hij een aanvraag indienen om student te worden aan een beroepsschool en zijn vaardigheden laten bijschrijven als onderdeel van een beroepskwalificatie.
Van bijzonder belang voor het FIELDS-project in het huidige trainingsaanbod in Finland is training in het ontwikkelen van de vaardigheden die vereist zijn in de hervormde basiskwalificatie landbouw en de gespecialiseerde beroepskwalificatie landbouw. Aangezien deze kwalificaties nog maar recent hervormd zijn, is er nog maar weinig training voor beschikbaar. De training die wordt aangeboden door het FIELDS-project kan in deze behoefte voorzien en perfect tegemoetkomen aan de Finse behoeften op het gebied van beroepsopleiding.
3.1.3. Belangrijke trainingsmodules (voor samenhangende groepen vaardigheden) zachte vaardigheden moeten deel uitmaken van elk trainingsprogramma voor functieprofielen
Onder leiding van de Finse Nationale Onderwijsraad zijn de belangrijkste vaardigheden met betrekking tot voedselproductie, boerenvaardigheden en bosbouw samengebracht in de vorm van vaardigheidskaarten.
Op de kaart met vaardigheden voor voedselbereiding staan de belangrijkste vaardigheden die nodig zijn:
- Weten hoe u digitale oplossingen moet gebruiken
- Vaardigheden voor opwerking en integratie van digitale inhoud
- Creatief gebruik van digitale technologieën
- Digitale hulpmiddelen kunnen toepassen
- Ontwikkeling en beheer van persoonlijke competenties
- Competentie in het beschermen van persoonlijke informatie en privacy
- Innovatievaardigheden (het vermogen om nieuwe ideeën te genereren en toe te passen om economische meerwaarde te creëren)
- Duurzaamheid en verantwoordelijkheid
- Kostenbeheer
- Handmatige vaardigheden
- Zakelijke vaardigheden
- Logistieke vaardigheden
(Bron: Food Manufacturing Competence Card: er1_osaamiskortti_2.pdf (xxx.xx) Opgehaalde gegevens 3.8.2022)
De belangrijkste vaardigheden die op de vaardigheidskaart voor landbouwers staan vermeld, zijn:
- Agro-ecologische vaardigheden
- Beheer van automatisering
- Vaardigheden in de exploitatie van digitale platforms en cyberbeveiliging van systemen
- Innovatievaardigheden (het vermogen om nieuwe ideeën te genereren en toe te passen om economische waarde te creëren)
- Fytosanitaire competenties
- Competentie in het gebruik van machines en apparatuur
- Zakelijke vaardigheden
- Landbouwvaardigheden
- Robotica
- Vaardigheden op het gebied van netwerken, partnerschappen en belanghebbenden
(Bron: Boerenvaardighedenkaart: er1_osaamiskortti_2.pdf (xxx.xx) Opgehaalde gegevens 3.8.2022)
Op de Forestry Skills Map staan de belangrijkste behoeften aan vaardigheden vermeld:
- Klantgericht denken
- Kennis van ecologie
- Managen en coachen van mensen en vaardigheden
- Zelfsturing
- Leiderschapsvaardigheden
- Kennis van de principes van duurzame ontwikkeling
- Zakelijke vaardigheden
- Marketing- en verkoopvaardigheden
- Multidisciplinaire vaardigheden
- Organiseren
- Samenwerkingsvaardigheden
(Bron: Competentiekaart bosbouw: er1_osaamiskortti_2.pdf (xxx.xx) Tiedot kopioitu 3.8.2022)
Klimaatexpertise nodig in alle sectoren
In het onderzoek naar klimaatcompetenties dat de Finse Nationale Onderwijsraad in 2020 heeft uitgevoerd, werd het belangrijk geacht om klimaatcompetenties te integreren in de ontwikkeling van competenties in alle sectoren. Zij het met verschillende inhoud voor verschillende sectoren. Hieronder staan de thema's van klimaatcompetentie met betrekking tot landbouw, bosbouw en bio-economie:
1. duurzame energieoplossingen (bijv. energie-efficiëntie, hernieuwbare energie bij de productie van warmte en elektriciteit, koolstofafvang en -opslag, hernieuwbare energiebronnen en de gevolgen ervan tijdens de levenscyclus)
2. knowhow voor de exploitatie van koolstofputten (bijv. in de landbouw, ontwikkeling van landbouwtechnieken, in de bosbouw, verhoging van de gemiddelde leeftijd van bossen en vastlegging van koolstof in langetermijnopslag, zoals houtbouw. Andere thema's die aan bod komen zijn wisselbouw, biogas, vezels voor bodemverbetering, gerecyclede voedingsstoffen en producten op basis van bijproducten).
3. productieprocessen en -activiteiten (bijv. ontwikkelen van levenscyclusdenken en vergroten van systemisch inzicht, rekening houden met klimaatverandering bij investeringen, verbeteren van materiaalefficiëntie bij productie, gebruik van nevenstromen en secundaire grondstoffen in processen vanuit een materiaal- en productietechnologisch perspectief, verbeteren van productie- en energie- efficiëntie, gebruik van procesnevenstromen).
4. vaardigheden op het gebied van bodem- en waterbeheer (bijv. bemonstering en analyse, dynamiek van koolstofputten in de bodem in de bebouwde omgeving, effecten van klimaatverandering op koolstofputten in de bodem, vaardigheden op het gebied van waterbeheer in stadsplanning, preventie van eutrofiëring van waterlichamen, afvalwaterbehandeling en verbetering van wetlands)
5. ontwikkeling van innovatie, interdisciplinaire en interindustriële samenwerking (bijv. multidisciplinaire proefschriften, co-learning tussen verschillende onderwijs- en opleidingsniveaus en ontwikkeling van systeemdenken)
6. begrip van het belang van gemeenschapsactie, nieuwe sharing economieën en samenwerking (bijv. samenwerkingsvaardigheden met klanten en energiegemeenschappen)
7. de impact van gezondheids- en voedingskeuzes (bijv. met behulp van onderzoek kennis en attitudeontwikkeling)
8. ethische kwesties en minder doen (bijv. kritisch denken en minimalisme als positief ontwerpprincipe) (JOTPA: Nationale expertisecentra - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022)
Veel van de bovengenoemde klimaatcompetentiethema's (1-4) met betrekking tot de landbouw, bosbouw en bio-economie zijn opgenomen in bestaande kwalificaties voor beroepsonderwijs en -opleiding in Finland. Deze thema's zijn ook bekend bij het FIELDS-project.
De grotendeels niet-meetbare en niet-sectorspecifieke competenties (5-8) aan het einde van de lijst verdienen zeker verdere aandacht, aangezien ze slechts gedeeltelijk identificeerbaar zijn in zowel de huidige Finse kwalificaties voor beroepsonderwijs en -opleiding als in de geplande opleidingsmodules over zachte vaardigheden van het FIELDS-project.
Samenvatting van de belangrijkste trainingsmodules
Op basis van de behoeften aan vaardigheden en de schatting van de boeiende opleidingen die hierboven beschreven staan, kunnen de FIELDS-opleidingsmodules als volgt geprioriteerd worden:
Belangrijkste trainingsmodules | Prioriteit |
BOSBOUW | |
0.Xx Technicus voor duurzaamheid, digitalisering en bio-economie in de bosbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van en het toezicht op de vereisten voor duurzaamheid en bio-economie en voor de implementatie van digitale technologieën in alle aspecten die verband houden met de productie en het beheer van een bosbouwgerelateerd bedrijf. Deze taken omvatten meestal (in een bosbouwgerelateerd bedrijf): - Monitoren en verbeteren van het efficiënte en duurzame gebruik van hulpbronnen (inclusief energie) en hun circulariteit - Duurzame verwerkingstechnologieën en de transformatie van primaire producten implementeren en controleren - Implementatie en controle van de toepassing van bio-economieprincipes op alle productieprocessen, inclusief duurzame verpakking, afvalbeheer en valorisatie - Het implementeren en verbeteren van digitaliserings- en digitale technieken, methodologieën en procedures, waaronder het gebruik van drones en robots voor duurzame bosbouw - Bedrijfsvoering beheren, met inbegrip van duurzame productontwikkeling, inkoop van grondstoffen, identificatie van nieuwe marketingketens enz., met bijzondere aandacht voor de duurzaamheid van processen en producten en de principes van de circulaire economie | middelgrote |
BIO-ECONOMIE | |
0.Xx Technicus Landbouw in de bio-economie (NIVEAU 5) beheert en controleert de productieprocessen door procedures te identificeren en te coördineren die nuttig zijn om hulpbronnen te besparen en het bedrijf te ontwikkelen volgens de territoriale referentiecontext. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - de operationele organisatie beheren, de procedures voor voortdurende verbetering implementeren - monitoring en evaluatie van de resultaten met behulp van digitale methoden en technologieën - toezicht houden op uitvoerende activiteiten die door anderen worden uitgevoerd - technische opleiding in het gebruik van methodologieën, instrumenten en informatie die gespecialiseerd zijn in de bio-economie - productiebeheer op gebieden zoals investeringen, afzetketens, enz. - ontwerp en implementatie van duurzaamheidsprocessen en -producten. | middelgrote |
0.Xx Technicus bio-economie voedingsindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit om de ontwikkeling van het bedrijf vanuit een bio-economisch perspectief te ondersteunen in aspecten die te maken hebben met productie, management en bedrijfsvoering. De uitgevoerde taken omvatten gewoonlijk: toezicht houden op het efficiënte en duurzame gebruik van hulpbronnen (inclusief energie), implementatie van en toezicht houden op bio-economische principes toegepast op voedselverwerking, duurzame verpakking, afvalbeheer en valorisatie, implementatie van en toezicht houden op procedures voor voortdurende verbetering, identificatie van nieuwe afzetketens, administratieve taken en toezicht houden op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd. | middelgrote |
4. De Operator voor bio-economie in de landbouw, voedingsindustrie en bosbouw (NIVEAU 4) werkt op uitvoerend niveau op het gebied van landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsproductie en richt zich op de implementatie van de principes van de bio- en circulaire economie. De operator past relevante methodologieën, hulpmiddelen en informatie toe om mee te werken aan de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van bedrijven die actief zijn in de bio- economie en/of circulaire economie. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen van de procedures en werkmethoden. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures om een productiesysteem uit te voeren en te verbeteren op basis van de principes van de circulaire economie. - Het uitvoeren van fundamentele bewerkingen voor duurzaam (bijv. circulair) gebruik van hulpbronnen en transformatie van primaire producten, binnen de productieprocessen van de landbouw-, bosbouw- of agrovoedingssector. - Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. | middelgrote |
DUURZAAMHEID | |
0.Xx Technicus voor duurzame landbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit met betrekking tot productie, behoud van hulpbronnen en bedrijfsontwikkeling volgens de duurzaamheidsvereisten en de lokale context. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - het toezicht op en de controle van productieprocessen - de implementatie van procedures voor voortdurende verbetering - controle en evaluatie - het identificeren en coördineren van procedures die nuttig zijn voor het behoud van hulpbronnen en het ontwikkelen van het bedrijf volgens de lokale context - Operationele organisatie - de implementatie van voorschriften voor procedures voor voortdurende verbetering - het monitoren en evalueren van de resultaten met behulp van digitale methodologieën en technologieën. het toezicht op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd - productiebeheer op gebieden zoals investeringen, afzetketens, enz. - Ontwerp en implementatie van goede landbouwpraktijken, duurzaamheidsprocessen en -producten. | middelgrote |
0.Xx Technicus voor Duurzame Voedingsmiddelenindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van en het toezicht op duurzaamheidsvereisten in de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van een voedingsbedrijf. Deze taken omvatten meestal: aankoop van duurzame grondstoffen, bewaking van het efficiënte gebruik van hulpbronnen, implementatie en bewaking van duurzame verwerkingstechnologieën, duurzame productontwikkeling en verpakking, afvalbeheer, implementatie en bewaking van procedures voor voortdurende verbetering, duurzame marketingketens, administratieve taken en toezicht op activiteiten die door anderen worden uitgevoerd. | middelgrote |
7. De Operator voor Duurzaamheid in Landbouw, Voedingsindustrie en Bosbouw (NIVEAU 4) komt tussen op uitvoeringsniveau. De operator past basismethodologieën, -hulpmiddelen en -informatie toe om mee te werken aan de duurzame productie, het duurzame beheer en de duurzame bedrijfsactiviteiten van het bedrijf. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen zoals voorzien door de procedures en methodes van zijn/haar werking. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures die resulteren in de bescherming van het milieu en de biodiversiteit binnen de productieprocessen van de land- en bosbouw en de voedingsmiddelenindustrie. | middelgrote |
- Toepassing van praktijken en procedures om duurzaamheid te garanderen (bijv. duurzaam gebruik van hulpbronnen, verminderde uitstoot, mensenrechten) in de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenindustrie. - Verantwoordelijkheid nemen in de productieprocessen en beheersystemen om de duurzaamheid van de productieactiviteiten in de landbouw, bosbouw en voedingsmiddelenindustrie te garanderen. Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. | |
DIGITALISERING | |
0.Xx Technicus Digitalisering Landbouw (NIVEAU 5) voert technische taken uit met betrekking tot de programmering, het beheer en de supervisie van industriële machines, installaties en automatische systemen, en integreert en verbindt deze volgens de nieuwe behoeften van de Smart Farm. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - programmering, robotica en geavanceerde industriële automatisering - Push-connectiviteit (IOT; IIOT) - assemblage, hardware- en softwareconfiguraties - testen en onderhouden van individuele automatische machines, intelligente fabrieken en productielijnen, kunstvisiesystemen, die op grote schaal gebruik maken van lokale en op afstand beheerde softwaresystemen. - selectie en beheer van productiesystemen en de definitie van onderhoudsbeleid voor productiesystemen en aftersales - integratie van verschillende technologieën om machines, antropomorfe en collaboratieve robots, virtualisatietools van het productieproces en rapid prototyping met elkaar te laten communiceren | hoog |
0.Xx Technicus voor digitalisering van de voedingsmiddelenindustrie (NIVEAU 5) voert technische taken uit ter ondersteuning van de implementatie van digitale technologieën volgens de behoeften van de nieuwe Smart Factory; houdt zich voornamelijk bezig met programmering, beheer en toezicht van industriële machines, installaties en automatische systemen, hun integratie en verbinding. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - sensorprogrammering, robotica en geavanceerde industriële automatisering - -gedreven connectiviteit (IOT, IIOT) - assemblage, hardware- en softwareconfiguratie, testen en onderhoud van individuele automatische machines, intelligente fabrieken en productielijnen, kunstvisiesystemen, die op grote schaal gebruikmaken van lokale en op afstand beheerde softwaresystemen - selectie en beheer van productiesystemen en de definitie van onderhoudsbeleid voor productiesystemen en aftersales - integratie van verschillende technologieën om machines, antropomorfe en collaboratieve robots, virtualisatietools van het productieproces en rapid prototyping met elkaar te laten communiceren | middelgrote |
00.Xx Operator voor digitalisering in landbouw, voedingsindustrie en bosbouw (NIVEAU 4) werkt op uitvoerend niveau op het gebied van duurzame landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsproductie, gericht op het onderhouden van gedigitaliseerde processen of digitalisering van duurzame productieprocessen. De operator past relevante methodologieën, software- en hardwaretools en informatie toe om samen te werken in de productie, het beheer en de bedrijfsactiviteiten van landbouw-, bosbouw- of agrovoedingsbedrijven. Hij/zij opereert autonoom en verantwoordelijk binnen de grenzen van de procedures en werkmethoden. Tot de taken die doorgaans worden uitgevoerd behoren: - Het uitvoeren van toepasbare technieken, methodologieën en procedures om gedigitaliseerde productieprocessen uit te voeren en te verbeteren op het gebied van duurzame productie in de landbouw-, voedingsmiddelen- en bosbouwsector. | hoog |
- Gebruik van drones en robots bij verschillende activiteiten in de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenindustrie. - Gegevens analyseren en verwerken. - Ondersteuning bieden in de verschillende fasen van de landbouw-, bosbouw- en voedingsmiddelenproductieprocessen, met behulp van gedigitaliseerde machines en digitale hulpmiddelen gericht op verwerkingscycli met bijzondere aandacht voor duurzame en kwaliteitsprocessen. |
4. Het actieplan
Dit actieplan beschrijft de maatregelen, de cursusinhoud, het aantal cursisten en de kostenraming van de pilootopleiding en een beoordeling van mogelijke uitdagingen en risico's met betrekking tot de implementatie van de FIELDS-opleiding die in Finland zal worden getest.
Aangezien het trainingsproject in Finland gericht is op landbouwadviseurs die al in dienst zijn, is een van de doelen van het project om hen in staat te stellen de trainingsonderdelen te kiezen die voldoen aan hun respectievelijke behoeften op het gebied van vaardigheidsontwikkeling.
Het doel van de pilot is om de geschiktheid van de training voor de geselecteerde doelgroep te testen en feedback te krijgen voor de verdere ontwikkeling van de training. Daartoe worden in dit actieplan specifieke trainingsmodules geïdentificeerd die bijzonder nuttig zijn om te testen en waaraan de deelnemers zullen worden gevraagd deel te nemen.
4.1. Een duidelijke verklaring van activiteit
Bij de beoordeling van de behoeften aan vaardigheden en de boeiende trainingen die in de vorige hoofdstukken zijn beschreven, komt digitalisering in de landbouw naar voren als een essentieel trainingsonderwerp.
Aangezien het niet zinvol is voor ProAgria-adviseurs om deel te nemen aan hele curricula, worden hier de lessen met betrekking tot digitalisering en het aantal beoogde deelnemers aan elke les beschreven. Aan de lessen kan door dezelfde of verschillende personen worden deelgenomen.
Voor de doelgroep is het belangrijk dat het leren op de werkplek plaatsvindt, zo nauw mogelijk verbonden met het werk zelf. De reistijd die nodig is om een klassikale training bij te wonen is een uitdaging. Er wordt geprobeerd om klassikale training op te nemen in evenementen en activiteiten waarvoor geen extra reistijd nodig is. In sommige gevallen kan het nuttig zijn om klassikale training te vervangen door live training via Teams. Voor volwassen lerenden is zelfstudie essentieel en de lerenden zullen hier voor en na de live training op worden gewezen.
Digitalisering
Les | Aantal deelnemers | Aantal uren |
Wat is digitalisering? | 6-16 |
Technologieën per subsector van de landbouw | 6-16 | |
Digitalisering & de impact van technologie | 6-16 | |
Basiskennis remote sensing, GPS en GIS | 4-10 | |
Informatiesystemen voor boerderijbeheer | 4-10 | |
Industrie 4.0 circulaire productie | 4-10 | |
Inleiding tot digitaliseringshulpmiddelen en - machines | 4-10 | |
Gebruik van robots/drones | 4-10 | |
TOTAAL | schatting 80 uur |
Zachte vaardigheden en ondernemerschap
Les | Aantal deelnemers | Aantal uren |
De (digitalisering/Duurzaamheid/Bio-economie) principes begrijpen | 4-10 | |
Basis ICT-vaardigheden | 4-10 | |
Deelname aan lotgenotengroepen | 4-10 | |
Innovatiebeheer | 6-16 | |
Bedrijfsmodellering | 6-16 | |
Organisatie en planning | 4-10 | |
Teamwerk, onderhandelen en conflicthantering | 6-16 | |
Gezondheid en veiligheid op de werkplek | 6-16 | |
Van traditionele naar digitale levensmiddelenmarketing | 4-10 |
Levenslang leren en voortdurend bijleren | 6-16 | |
TOTAAL | 60 uur |
De risico's voor de implementatie van de hierboven beschreven leermodules hebben vooral te maken met tijdmanagement. Voor drukke adviseurs is het een uitdaging om tijd vrij te maken van hun werk om nieuwe dingen te leren. Dit risico kan voornamelijk op twee manieren worden beheerst, namelijk door ruim van tevoren over de training te informeren en door aan potentiële deelnemers duidelijk de voordelen van het nieuwe leren voor hun werk te communiceren.
In het ontwerp voor de Europese strategie voor vaardigheden in de agrovoedingssector en de bosbouw worden verschillende hulpmiddelen beschreven die kunnen worden gebruikt om de bovengenoemde tijdsuitdaging aan te gaan.
Timinggereedschap:
- Flexibele en interactieve e-learningcursussen ontwerpen, bijv. ondersteund door gedecentraliseerde webinars
- Plan buiten de piekuren (avond, weekend) of in hybride modus. Pas in het algemeen de geplande tijd aan volgens de beschikbaarheid van de stagiairs
- Verdeel modules/training in korte lessen (bijv. minder dan 1 uur)
- Ontwerp Fast Tracks voor bedrijfsbeheer
- Cursussen op maat maken om tijd zo efficiënt mogelijk te gebruiken
Ook de structuur- en communicatie-instrumenten die in het ontwerp van de Europese strategie worden genoemd, kunnen hier zeer nuttig zijn.
Een belangrijke actie met betrekking tot dit stappenplan is om de nationale werkgroep in Finland actief te houden. De leden van de werkgroep hebben een breed scala aan invloedsmogelijkheden op de ontwikkeling van landbouwvaardigheden in Finland, van de ontwikkeling van het onderwijssysteem, onderzoek, technologische ontwikkeling, advieswerk, training, onderwijs en landbouw in Finland. Deelname aan de werkgroepvergaderingen is vrijwillig en moet daarom interessant, stimulerend en nuttig blijven voor de deelnemers. Daarom is het belangrijk om de inhoud en timing van de vergaderingen flexibel te houden. De volgende vergadering van de werkgroep vindt plaats in november 2022.
4.2. Tijdsperiode
Het relevante trainingsmateriaal is tegen februari 2023 geproduceerd.
Trainers hebben deelgenomen aan het train de trainer-evenement in Wenen in februari 2023 en hebben het trainingsmateriaal geleerd.
In februari 2023 werd een preciezer plan voor de piloottraining gemaakt en dit werd voortdurend aangepast totdat de piloottraining was uitgevoerd.
De piloottraining werd in de lente en herfst van 2023 op de markt gebracht. Tegelijkertijd werd ook de mogelijkheid geïntroduceerd om onafhankelijke mini-piloottrainingen in Finland uit te voeren met FIELDS trainingsmateriaal voor hogescholen en beroepsscholen en ook voor trainers in ProAgria (landbouwadviesorganisatie).
De exacte thema's en data voor de lessen die in de pilootopleiding gebruikt zullen worden, werden in mei 2023 geselecteerd.
Voor elke les werden trainers gekozen en zij maakten kennis met het trainingsmateriaal dat betrekking had op hun eigen onderwerp. Daarna pasten ze het materiaal aan aan hun eigen visie en aan de behoeften van de deelnemers aan de piloottraining in de lente en herfst van 2023.
De officiële proeftraining door ProAgria vond plaats in het najaar van 2023.
Een beroepsschool in Finland heeft het initiatief genomen en ook in Autum 2023 een eigen pilot-training gemaakt.
Evaluaties van de piloottraining werden uitgevoerd door de trainers en door de deelnemers in de winter van 2023-2024.
Het FIELDS-leerplatform en het opleidingsmateriaal werden gepromoot bij een groep onderwijs- en opleidingsverstrekkers in het najaar van 2023 en ten laatste in 2nd van mei 2024.
4.3. Hoeveelheid inputs/outputs en eenheidskosten
De implementatie van de proefopleiding bestaat voornamelijk uit het geven van training en het coachen van het stageprogramma.
Item | uren, dagen | €/Dag | Totale kosten |
Leraar/opleider/onderzoeker | 140 uur, 19 dagen | 270€/Dag | 5130€ |
Materialen & Software | 2000€ | ||
Anderen | 1000€ | ||
Totale kosten | 8130€ |
4.4. Financieringsbron
De directe kosten van de pilootopleiding worden gedekt door het FIELDS projectbudget. De piloottraining zal indirecte kosten met zich meebrengen in verband met reizen van de deelnemers, werktijd voor studie en administratief werk in verband met de deelname. Deze kosten worden gedragen door de werkgevers van de deelnemers aan de pilootopleiding.
Het onderwijs van nieuwe technologieën in de landbouw lijdt momenteel onder een gebrek aan onderwijsfaciliteiten in Finland. De nieuwste technologieën kunnen niet volledig worden benut in traditionele onderwijsfaciliteiten.
Het ontwerp voor de Europese strategie voor vaardigheden in de agrovoedingssector en bosbouw wijst op nuttige financieringsinstrumenten:
- Gratis e-learning aanbieden, vie e-learning platform (excl. een certificaat)
- Nodig gratis externen uit (sociaal ondernemerschap)
- Financiële steun via EU-programma's, nationale fondsen en beurzen op concurrerende basis. Het Covid 19 herstelplan (NextGenerationEU) en de investeringspijler van de Green Deal bieden bijvoorbeeld nieuwe kansen voor sectoren in transitie, zoals landbouw, voedselindustrie en bosbouw.
- Financiële steun van bedrijven (voor werknemers), particuliere bedrijfs- en overheidsbeurzen voor stages, compensatie van opleidingstijd, of een sabbatical-achtige aanpak. In Finland is er bijvoorbeeld een systeem voor leerlingenopleidingen waarbij de overheid stages financiert door "opleidingstoelagen" aan werkgevers te geven.
- Koppel subsidies aan de eis voor trainingscertificaten (biologische boeren moeten bijvoorbeeld een 5- daagse cursus volgen om subsidie te krijgen)
- Individuele leerrekeningen die beschikbaar zijn in EU-landen kunnen financiering toekennen
Zorgen voor continuïteit
Binnen ProAgria zullen de modules en trainingen die binnen het FIELDS-project zijn gecreëerd, worden geïntegreerd in het jaarlijkse plan voor de ontwikkeling van personeelsvaardigheden. Dit wordt gefinancierd uit het gewone personeelsbudget.
4.5. Entiteit verantwoordelijk voor implementatie
De uitvoerende instantie voor de proeftraining die hier in Finland beschreven wordt, is de Vereniging van ProAgria Centra. Deelnemers aan de proeftrainingen zijn medewerkers van ProAgria en mogelijk medewerkers van andere naaste partners van ProAgria.
4.6. Outputindicatoren
Om het succes van de piloottraining te garanderen, zal er een feedbackenquête naar de deelnemers aan de verschillende lessen worden gestuurd om de bruikbaarheid, de aflevering en de opwinding van de trainingsinhoud te beoordelen. De aantrekkelijkheid van de trainingen zal ook worden beoordeeld aan de hand van een feedbackvragenlijst voor de managers van de ProAgria-centra en de competentiecoaches binnen de ProAgria-centra.
4.7. Uitvoering van trainingsactiviteiten
Gekozen curricula/modules
Recente studies en onderzoeken die de toekomstige vaardigheidsbehoeften van de Finse landbouw in kaart hebben gebracht, tonen aan dat de toekomstige vaardigheidsbehoeften zich zullen richten op digitalisering, de bio-economie en duurzame en verantwoordelijke landbouw. Daarnaast vereist het huidige beroepsleven steeds meer continu leren en ondernemersvaardigheden, of het nu gaat om het ondernemer zijn of om een ondernemende manier van werken.
Het doel van de FIELDS-pilootopleiding "Actuele vaardigheden in de landbouw" is om leerlingen kennis te laten maken met ondernemerschap, digitalisering, bio-economie, duurzame en verantwoordelijke landbouw en continu leren door middel van opleidingsmateriaal dat in samenwerking tussen Europese onderwijsinstellingen en opleidingsorganisaties is ontwikkeld.
Tegelijkertijd geeft de piloottraining een goed voorproefje van deze set trainingsmaterialen, die vrij beschikbaar zal zijn voor trainers. Dit was een praktische manier om het trainingsmateriaal te promoten bij potentiële trainers, zodat ze het na het FIELDS-project kunnen gebruiken met boeren enz. Voor dit doel heeft ProAgria een visuele trainingsmateriaalcatalogus gemaakt.
Het werd aanbevolen om de training in zijn geheel te volgen (7 x 1,5 uur online webinar + zelfstudie), maar het was ook mogelijk om slechts enkele van de online trainingssessies bij te wonen.
● Welkom bij de training! (Xxxxxx Xxxxxxxx)
o Korte presentatie van het FIELDS project
o Verschillende manieren waarop deelnemers gebruik kunnen maken van het trainingsmateriaal van het FIELDS-project
o Overzicht van de e-learningcursus "Actuele vaardigheden in de landbouw
o De verwachtingen van de deelnemers verduidelijken en de eigen leerdoelen definiëren
● Inleiding tot het ondernemerschap (K051) (Xxxxxx Xxxxxxxx vervangt Xxxxxxxxx Xxxxx)
o Boeren zijn ondernemers. Hoe houden we hier rekening mee als onderdeel van het expertwerk van ProAgria?
o Interactieve lezing met behulp van FIELDS trainingsmateriaal
o Hoe wordt intern ondernemerschap weerspiegeld in uw werk bij ProAgria? Groepswerk
● Basiskennis van de bio-economie (B010) (Xxxxxx Xxxxxxxx vervangt Xxxxxxxxx Xxxxx)
o Geanimeerde videocollege die samen wordt bekeken + versterking van het geheugen met behulp van Kahoot.
● Duurzaamheid in de landbouw (S010) (Xxxx Xxxxxxx vervangt Xxxxxxxxx Xxxxx)
o Interactieve lezing met behulp van FIELDS trainingsmateriaal
o Duurzaamheid als onderdeel van het merk ProAgria
● Wat is digitalisering? (D010A) (Xxxxxx Xxxxxx vervangt Xxxxxxxxx Xxxxx)
o Hoe ziet digitalisering er op een boerderij uit? Neem 1-3 alledaagse foto's mee naar het webinar.
o Interactieve lezing met behulp van FIELDS trainingsmateriaal
● Levenslang en continu leren (K101) (Xxxxxx Xxxxxxxx)
o Interactieve lezing met behulp van FIELDS trainingsmateriaal
o Follow-up: Neem uw persoonlijke ontwikkelingsplan door. Welke wijzigingen wilt u daarin aanbrengen op basis van de training van deze dag? Bespreek dit met uw teamleider.
● Wat is de volgende stap? (Xxxxxx Xxxxxxxx)
o Brainstormworkshop
o Anonieme trainingsfeedback verzamelen
Betrokken belanghebbende
De proeftraining week nogal af van het voorlopige plan. Aan de ene kant nam het aantal lessen dat in de proeftraining werd behandeld sterk af en aan de andere kant nam het aantal daadwerkelijke deelnemers enorm toe. Deze verandering was gebaseerd op de discussies over trainingsbehoeften binnen ProAgria. Zij benadrukten de volgende behoeften:
- "Basistraining" voor nieuwe medewerkers, waarin de brede actuele onderwerpen met betrekking tot landbouwadvieswerk worden behandeld. De live training moet compact zijn zodat er genoeg ruimte overblijft voor praktisch leren dat wordt ondersteund door collega's, teamleiders en lokale materiedeskundigen die de introductieperiode van een nieuwe medewerker in de regionale ProAgria centra begeleiden.
- "Teasers" voor trainers om het gebruik van FIELDS trainingsmaterialen te ervaren om de bruikbaarheid en aantrekkelijkheid van materialen te beoordelen op basis van hun eigen ervaringen.
- Open toegang tot alle webinars zonder de verplichting om in te loggen of zich te verbinden aan de hele pilot-training om tegemoet te komen aan de behoeften van de cursisten om betrokken te zijn en flexibel deel te nemen aan het leren volgens hun eigen prioriteiten.
Vanwege personeelsreductie binnen de Vereniging van ProAgria Centra werd de oorspronkelijke hoofdtrainster van de piloottraining ontslagen voor het begin van de training. Ze werd vervangen door drie andere trainers. De onverwachte verandering zorgde voor extra werkdruk bij de trainers en ook bij het organiseren van de proeftraining. Uit de feedback van de pilot training bleek dat de extra inspanningen vruchten afwierpen, aangezien de kwaliteit van de training als hoog werd beoordeeld.
De trainers voor elk online webinar werden gekozen op basis van hun deskundigheid op het gebied van het onderwerp. Alleen de les over bio-economie werd gegeven door een niet-professional. Dit was te wijten aan de onverwachte verandering van de trainer zoals hierboven uitgelegd. Dit webinar was gebaseerd op de videolezing in het FIELDS trainingsmateriaal en hiermee kon zelfs een beginner in bio-economie de training geven.
De proeftraining en individuele online webinars werden in de lente en herfst van 2023 bij veel verschillende gelegenheden gepromoot. De promotie-inspanningen omvatten één-op-één gesprekken met managers en directeuren van ProAgria om de beste en nuttigste inhoud voor de piloottraining te vinden en ook om de beste manier te bepalen om de training te geven. Dankzij deze discussies kreeg het voltallige personeel van ProAgria (meer dan 600 werknemers) toestemming om deel te nemen aan de training op basis van hun individuele behoeften en prioriteiten. Experts die training geven aan boeren waren ook een potentiële deelnemersgroep, evenals de coördinatoren van verschillende themanetwerken.
Om eenvoudige en flexibele toegang tot de pilot training mogelijk te maken, werd de live training online gegeven. Zelfstudie werd lokaal gedaan en was nauw verbonden met het eigen werk. Men hoefde zich niet in te schrijven voor individuele webinars. De uitnodiging voor het online webinar werd verstuurd naar alle mensen die bij ProAgria werken.
Kalender van de cursus
Maand | Webinars | Zelfstudie | Totaal |
Augustus | 1. Welkom bij de training! 1,5u online training | De eigen leerdoelen opstellen, het leertraject plannen en | 35h |
Tue 15.8.2023 at 14-15.30 2. Inleiding tot ondernemerschap (K051) 1,5 online training Tue 29.8.2014 om 14- 15.30 | voortgangsindicatoren identificeren (16u) Ondernemersvaardigheden herkennen van een klantboer en samen met de boer een plan opstellen om deze vaardigheden te ontwikkelen (16u) | ||
September | Basiskennis van de bio-economie (B010) 1,5u webinar Tue 12.9. at 14-15.30 | Wat is bio-economie in de Finse landbouwcontext? Individuele reflectie en peer-discussies (16u) | 19,5h |
Oktober | 1. Duurzaamheid in de landbouw (S010), 1,5u webinar Tue 3.10. at 14-15.30 2. Wat is digitalisering? (D010A) 1,5 uur online training met voor- en naopdrachten Tue 17.10. at 14- 15.30 | Duurzame landbouw - concepten in ProAgria - hoe pas ik ze toe in mijn werk? Reflectie, toepassingen, beoordeling, leren en nieuwe ideeën genereren. VN-doelen - hoe inspireren ze ons denken? (16u) Voorbeelden uit het echte leven van digitalisering op boerderijen in Finland. Testen en delen van ervaringen met het gebruik van AI-toepassingen in het eigen werk. (16h) | 35h |
November | 1. Levenslang en continu leren (K101) 1,5u webinar met vervolgopdrachte n Tue 7.11. at 14- 15.30 2. Wat is de volgende stap? Gezamenlijk brainstormen op basis van de proeftraining 1u online workshop Tue 21 Nov 14- 15 | Neem uw persoonlijke ontwikkelingsplan door. Welke wijzigingen wilt u daarin aanbrengen op basis van de training van vandaag? Bespreek dit met uw teamleider. (8h) | 11h |
Totaal ongeveer 100h |
Overzicht van de kosten
De kosten omvatten de werkuren van trainers en online begeleiders, trainingscoördinatoren, Kahoot-licentie en vertaling van proeflesmateriaal (inclusief ondertiteling bij video over bio-economie).
Item | uren, dagen | €/Dag | Totale kosten |
Trainers, online fasilitators | 100 uur, 14 dagen | 270€/Dag | 3780€ |
Softwarelicenties | 468€ | ||
Vertaling | 52,5 uur, 7 dagen | 187€/Dag | 1309€ |
Promotie | 38,25 uur, 5 dagen | 270€/Dag | 1350€ |
Coördinatie | 37,5 uur, 5 dagen | 187€/Dag | 935€ |
Totale kosten | 7842€ |
Opmerkingen over de daadwerkelijke implementatie van de modules/curricula
De uitgevoerde proeftraining was een groot succes in ProAgria. Het aantal deelnemers (192) overtrof het oorspronkelijke doel (25) ruimschoots. Dit toonde aan dat de onderwerpen die gekozen waren voor de online webinars zeer interessant waren en belangrijk werden gevonden voor adviseurs die bij ProAgria werken.
Het aantal daadwerkelijke deelnemers toont ook aan dat de gekozen methode (online webinar + zelfstudie) praktisch was en het mogelijk maakte voor een groot deel van het voltallige personeel van ProAgria om aan de training deel te nemen.
Van de trainingsmaterialen waren levenslang leren (K101), inleiding tot ondernemerschap (K051) en basiskennis van de bio-economie (B010) het nuttigst. Basiskennis van de bio-economie (B010).
Het materiaal voor levenslang leren is na de proeftraining al gebruikt als onderdeel van de interne training van proagria-personeel. Het bevat verschillende modellen en praktische tips voor levenslang leren en werd gemakkelijk aangevuld met intern materiaal en richtlijnen. ProAgria is gebaseerd op expertise en continu leren is essentieel voor ons. Daarom zal deze training een vast onderdeel blijven van ons jaarlijkse opleidingsplan.
Het materiaal voor de inleiding tot ondernemerschap werd aangepast aan de behoeften van ProAgria door een eenvoudige SWOT-analyse toe te voegen aan de ondernemersvaardigheden die in het oorspronkelijke materiaal beschreven werden. De leerlingen analyseerden een bekende ondernemer voor zichzelf terwijl de vaardigheden door de trainer werden gepresenteerd. Ze maakten ook een plan hoe ze de ondernemer konden helpen om de verschillende ondernemersvaardigheden te ontwikkelen op basis van die lichte SWOT-analyse. Op basis van dit ontwikkelde materiaal is ook al een versie ontwikkeld die gericht was op de ondernemers zelf en is de training
gegeven. In deze versie gebruikten de ondernemers de SWOT-analyse als instrument voor zelfreflectie en coachten ze zichzelf om een motiverend plan voor de ontwikkeling van vaardigheden voor zichzelf te maken.
Inzicht in bio-economie was vooral nuttig vanwege de ongelukkige overstap naar een trainer die geen expert in bio-economie was. De video met toegevoegde Finse ondertiteling was voldoende om het onderwerp te introduceren en een meer diepgaande intercollegiale discussie en leerproces te starten.
Het materiaal voor duurzaamheid in de landbouw (S010) was ook nuttig omdat het de trainer een basisstructuur gaf van wat er in een basistraining over dit onderwerp opgenomen kon worden. Aangezien er binnen ProAgria speciale belangstelling en veel interne richtlijnen voor dit onderwerp zijn, werd er niet veel van het originele materiaal gebruikt in de training.
Van Wat is digitalisering (D010A) werd alleen de dia gebruikt waarin de begrippen digitalisering en digitalisering werden onderscheiden. De trainer is een van de toonaangevende experts op dit gebied in Finland en had een sterke visie op wat hij in de training wilde opnemen. Ook waren er veel nieuwe AI- ontwikkelingsstappen genomen tussen het moment dat het originele FIELDS materiaal werd geproduceerd en het moment dat deze training plaatsvond, waardoor er belangrijke nieuwe onderwerpen in de training moesten worden opgenomen.
Al met al waren de trainingsmaterialen een goed voorbeeld van waar rekening mee moest worden gehouden in de verschillende onderwerpen en ook al werden ze niet volledig gebruikt, ze hielpen erg goed bij het ontwerpen van de training en het verhogen van het kwaliteitsniveau ervan.
Beoordeling en kwantificering van de succesindicatoren: Resultaten en impact Aantal bedrijven in de cursus: Alleen ProAgria
Aantal deelnemers aan de cursus: 192 volwassen cursisten (personeel van ProAgria) in de officiële proeftraining. Na de piloottraining werd de les "Inleiding tot ondernemerschap (K051)" toegepast op boeren in een ander webinar (17.11.2023), waar in totaal 108 boeren aan deelnamen. Ook een beroepsschool in Finland nam het initiatief en maakte hun eigen pilto training met behulp van FIELDS materiaal, maar buiten het project om. Hiervan zijn helaas geen statistieken gevonden.
Aantal behaalde certificaten: 0. Voor ProAgria-personeel zijn certificaten niet essentieel.
Percentage (%) audiovisueel leren vs. klassikaal leren: 0% van traditionele klassikale training. Ongeveer 10% van online training en 90% van zelfstudie.
Interesse van cursisten om in de agrovoedingssector te werken na afronding van de cursus: Geen relevante vraag, aangezien de deelnemers aan de proefopleiding al bij ProAgria (landbouwadviesorganisatie) werken.
Problemen met training/aanvullende opmerkingen:
Zo ja, wat vond u het meest waardevol? En wat zou verbeterd kunnen worden?
4 antwoorden
Ik ben net een beginner in het gebruik van AI in mijn werk, dit thema is nuttig Nieuwe informatie
Ik zou mijn manier van denken over ondernemerschap en vaardigheden kunnen veranderen. Het is moeilijk om mensen aan het praten te krijgen als ze misschien alleen maar willen luisteren.
De inhoud van het digitaliseringswebinar
Bent u tevreden over de gevolgde lessen? Hebt u opmerkingen over de organisatie en uitvoering van de opleidingsactiviteiten?
7 antwoorden
Ja ok
Deze trainingen waren nuttig en gemakkelijk om aan deel te nemen.
Ze waren erg nuttig om een beter beeld te krijgen van de toekomstige en ook al huidige stand van zaken in de landbouw. Goed georganiseerd, bedankt voor de mensen die deze thema's hebben bedacht en voor degenen die de lessen hebben gepresenteerd.
De lessen waren goed en het hielp om een goede leraar te worden. Ja, ik ben tevreden.
<.. image(Formsin vastausdiagrammi. Kysymyksen otsikko: What is the main motivation that prompted you to attend this course? . Vastausten määrä: 17 vastausta.) removed ..>
5. De ambitie
In de discussies van de nationale FIELDS-werkgroep was iedereen het erover eens dat de landbouw sterke vaardigheden en talent nodig heeft. Het hoge vaardigheidsniveau van de boeren in Finland is essentieel om te
kunnen concurreren in de internationale voedselproductie. In de komende vijf tot zes jaar zal een groot aantal adviseurs, leraren en boeren met pensioen gaan.
Het gebruik van digitale hulpmiddelen in de landbouw neemt toe. Virtuele assistenten en assistenten met kunstmatige intelligentie zullen nieuwe mogelijkheden bieden om het dagelijkse werk te stroomlijnen. Er is behoefte aan ontwerpers en programmeurs hiervan.
Succes in de digitale transitie is noodzakelijk. Beste praktijken in nieuwe werkmethoden en hulpmiddelen moeten op grote schaal worden gedeeld.
In Finland werken AgriHubi en het Finse AKIS-netwerk (Agricultural Knowledge and Innovation System) goed samen om dit te ondersteunen. Toch is er nog meer aandacht nodig voor de informatiestroom en co-creatie van innovatie binnen landbouwnetwerken.
5.1. Nationale focus op vaardigheidsbehoeften en beroepsprofielen
Alle FIELDS-beroepsprofielen bevatten vaardigheden die als essentieel voor de toekomst in Finland worden beschouwd. Het succes van de piloottraining ondersteunde deze eerste inschatting. Het is zinvol om de trainingen uit te breiden naar boeren en studenten. Een van de lessen is al aan boeren gegeven. Ook hebben enkele studenten van een beroepsschool in Finland aan de proeftraining deelgenomen. Helaas kunnen er geen meer specifieke resultaten worden gegeven, omdat dit initiatief onafhankelijk van de school en buiten de projectpartners om werd genomen.
De nationale werkgroep binnen AgriHubi kan fungeren als katalysator voor verder verspreidingswerk. Projectresultaten en suggesties kunnen ook op het platform van AgriHubi worden geplaatst, dat vrij toegankelijk is voor Finse landbouwactoren en belanghebbenden.
5.2. Perspectief op levenslang leren voor zowel werkgevers als werknemers
Volgens een onderzoek van de Technology Industry (2021) beschouwen drie van de vier bedrijven het vermogen en de motivatie om voortdurend te leren als de belangrijkste generieke vaardigheid om hun belang te vergroten. Van de generieke vaardigheden worden klantgerichtheid en leiderschap benadrukt. Digitalisering komt voor in de topvaardigheden in alle personeelsadvertenties in alle belangrijke sectoren. Koolstofarme en circulaire economie vaardigheden zullen de komende jaren ook belangrijker worden. Voor een kwart van de bedrijven zijn ze nu al van het grootste belang voor het bedrijf.
(Bron: JOTPA: Nationale competentiecapaciteiten - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022, blz.27/76)
In de landbouw en voedselproductie is het mogelijk maken van continu leren een belangrijk ontwikkelingsgebied. Er moeten financierings- en steunregelingen worden ontwikkeld om ervoor te zorgen dat de ontwikkeling van vaardigheden altijd rendabeler is dan werkloosheid. Voortdurend leren houdt ook verband
met de opmerking van de deskundigen van het Skills Foresight Forum dat opleidingsinhoud in de voedselketen beschikbaar moet zijn vanaf de vroege kinderjaren tot levenslang leren.
(Bron: JOTPA: Nationale Vaardigheden Capaciteiten - Prognoseresultaten en momentopname voor 2022)
Een van de nuttigste lessen in de piloottraining was de les over continu leren. Deze les is al opnieuw gegeven in ProAgria.
Naast gecertificeerde training en initiële training voor studenten is er veel meer aandacht nodig voor het levenslang leren van boeren en volwassenen in de landbouw. De ervaring met de proefopleiding, waarbij eenvoudige toegang tot training werd benadrukt door deze aan te bieden als een combinatie van online webinars en een grote hoeveelheid werkgerelateerde zelfstudie, is zeer bemoedigend en kan ook worden toegepast op het leren van volwassen boeren.
5.3. Partnerschapsopbouw die bijdraagt aan agri & food en bosbouw pacten voor vaardigheden.
In Finland streven AgriHubi en het nationale AKIS-systeem ernaar om partnerschappen in de landbouw-, bosbouw- en voedingssector te bevorderen. Naast het FIELDS-project is de centrale bond van landbouwproducenten en boseigenaren (MTK), waarvan Xxxxxxx Xxxxxxxxxxx, directeur opleiding, lid is van de nationale werkgroep voor dit stappenplan, een directe partner in het huidige vaardigheidspact van Finland.
Binnen het AKIS-netwerk van Finland is een groep opgericht voor aanbieders van onderwijs en opleidingen in de landbouw. Dankzij de coördinatie van XxxxXxxx komt deze groep regelmatig bijeen en deelt goede ervaringen, tips, materialen en resultaten van verschillende ontwikkelingsprojecten ten behoeve van iedereen in de landbouw in Finland. Het doel is ook om een momentopname te maken van de sector voor de ontwikkeling van vaardigheden in de landbouw in Finland. Dit is een cruciaal partnerschap in Finland. ProAgria is lid van de groep en brengt nieuws van het Pact van Vaardigheden in de Landbouw naar deze groep. ProAgria promoot het Pact ook en nodigt andere partners uit om zich bij deze relevante stakeholdergroep aan te sluiten.
6. Het voorstel en de verbintenis
6.1. Het bestuur en nationale p&c
Er zijn veel verschillende actoren in de Finse AKIS. Bovendien zijn sommige actoren kleinschalig, maar belangrijk voor bepaalde productietakken met diepgaande kennis en actieve onderzoeks-, opleidings- en verspreidingsactiviteiten over bepaalde onderwerpen.
Begin 2021 gaf het Ministerie van Land- en Bosbouw Xxxx de opdracht om het competentienetwerk voor landbouwers XxxxXxxx op te richten. Later werd XxxxXxxx benoemd tot Fins coördinatieorgaan voor AKIS. XxxxXxxx heeft een stuurgroep met een brede groep belanghebbenden, waaronder onderzoeks-, onderwijs- en adviessectoren in de land- en tuinbouw.
XxxxXxxx is een belangrijke coördinerende actor met betrekking tot de ontwikkeling van vaardigheden in de landbouw in Finland. Op dit moment is de meest relevante groep binnen het AKIS-netwerk van Finland met betrekking tot het Pact van Vaardigheden de onderwijs- en opleidingsgroep. In deze groep zijn alle officiële
aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding in de landbouw opgenomen en ook enkele niet-officiële aanbieders van opleidingen, zoals ProAgria. Deze combinatie ondersteunt het levenslang leren en het begrijpen van actuele onderwijs- en trainingsthema's die belangrijk zijn voor de Finse landbouw.
De governance tussen het Pact of Skills en deze groep moet nog worden ontwikkeld.
7. Evaluatie
7.1. Aanpak beoordeling
Dit stappenplan beschrijft een brede visie om aan de Finse behoeften aan vaardigheden te voldoen, vooral in de landbouwsector, door middel van bestaande opleidingen die idealiter aangevuld worden met FIELDS- opleidingen. Het beschrijft ook een actieplan voor het FIELDS-trainingspilootproject in Finland, dat een eerste stap is naar een breder gebruik van FIELDS-trainingen in Finland.
Daarom is het essentieel om de beoordeling op drie niveaus uit te voeren: proefopleiding, het opvullen van de essentiële opleidingskloof en partnerschapsontwikkeling.
7.2. Belangrijkste prestatie-indicatoren
De belangrijkste prestatie-indicatoren voor de pilootopleiding zijn:
- Beoordeling van de deelnemers over de training: Zie de laatste paragraaf van hoofdstuk 4.7.
- Evaluatie van de aantrekkelijkheid van de opleidingen door de hoofdrolspelers in de ontwikkeling van vaardigheden van de ProAgria Centra (managers en competentiecoaches): Deze evaluatie werd vervangen door de interpretatie van het aantal deelnemers. In totaal namen 192 werknemers van ProAgria deel aan de training. Dit geeft aan dat managers en andere sleutelfiguren de deelname echt mogelijk maakten en de training als zeer nuttig beoordeelden.
De belangrijkste prestatie-indicatoren voor trainingen om de vaardigheidskloof in de landbouw te dichten zijn:
- Gebruik van FIELDS-opleidingen als onderdeel van beroepsopleidingen (aantal aanbieders van opleidingen, aantal deelnemers aan opleidingen): Wordt later voorzien.
- Gebruik van FIELDS-training als onderdeel van niet-formele trainingen (aantal aanbieders van trainingen, aantal deelnemers aan trainingen): 6 maanden na de piloottraining zijn delen van de training door ProAgria gegeven aan 108 boeren en aan 111 mensen die binnen ProAgria werken.
Essentiële prestatie-indicatoren voor de ontwikkeling van het partnerschap:
- Voortzetting van de nationale werkgroep; actieve vergaderingen van de werkgroep: De actieve bijeenkomsten van de nationale werkgroep zijn vervangen door de bijeenkomsten van de onderwijs- en trainingsgroep met betrekking tot AKIS in Finland, die georganiseerd worden door XxxxXxxx. Een lid van deze nationale werkgroep (Xxxxxxx Xxxxxxxxx-Xxxxxx) is de coördinator van deze bijeenkomsten.
Op de langere termijn zijn de belangrijkste prestatie-indicatoren in het ontwerp voor een Europese strategie voor vaardigheden in de agrovoedingssector en de bosbouw belangrijk.
Beoordeling van het partnerschap:
● Stakeholders die actief betrokken zijn (die bijscholingsmogelijkheden van hoge kwaliteit bieden, in onderwijs/opleiding; die een rol spelen in sectorale aanjagers van verandering
● Dekking van landen en regio's, (sub)sectoren
● Zichtbaarheid en bewustzijn
● Publieke opinie, opinie van de consument
● Definitie en onderhoud van een strategische agenda
● Eerlijke en duidelijke communicatie naar verschillende doelgroepen
● Verspreiding van beste praktijken
● Bereidheid van partners om informatie/kennis te delen
● Effect op trainingsprogramma's en interesse voor de trainingsprogramma's (aantal geïnteresseerde deelnemers)
● Werknemers actief geïnteresseerd in deelname aan Xxxxxxxxxx Xxxxx
● Jaarlijkse groei van nieuwe cursussen
● Verhoogd niveau van einddiploma's van voedselmedewerkers
● Xxxxxxxxx met onze scenario's, kijken of profielen gewenste uitkomsten ondersteunen
Beoordeling van trainingsmodules en cursussen:
● Aantal studenten, bedrijven in de cursus
● Aantal of % deelnemers uit ondervertegenwoordigde groepen
● Bereiken van leerdoelen (bijv. verhoogd kennisniveau - tests voor en na het volgen van de module door cursisten)
● Studentenevaluatie/tevredenheid over inhoud en methode van de training
● Aantal behaalde certificaten
● Flexibiliteit van programma's (uren, ECTS, online/face-to-face, ...)
● Vernieuwing van programma's (nieuwe elementen die van jaar tot jaar worden toegevoegd)
● Middelen per module (personeel, financieel, technologie...)
● Gewicht van virtuele, augmented en connected reality in de trainingsmodules, % audiovisueel leren vs klassikaal leren
● Xxxxxxx van onderwijsmateriaal en verworven vaardigheden op de werkplek
● Leerresultaten in de praktijk (logboeken, blogs, ...)
● Werkstatus van stagiairs na hun afstuderen, inclusief promoties
● Plaatsingspercentage voor werkloze leerlingen
● Evaluatie van het effect op het werk van stagiairs en werkgevers (betere uitvoering van taken, hoger salaris, nieuwe baan,. )
● Percentage jongeren/werknemers dat in de agrovoedingssector wordt aangeworven
● Tevredenheid van de werkgever
9.4 Bijlage IV: Italië
1. Inleiding
1.1 Methode - NWG
Binnen het FIELDS-project zijn 10 profielen opgesteld die in paragraaf 3.1 worden vermeld voor de agrovoedingssector van 2030 (technisch niveau 4 en 5) en binnen de nationale werkgroep van 13 juli 2022. Er werden enkele vragen gesteld aan de deelnemers om de activiteit van het Fields-project beter te oriënteren in het Italiaanse scenario.
De discussie ging over de gezamenlijke beoordeling van de nieuwe profielen en of deze al dan niet overeenkwamen met de behoeften en verzoeken van de bedrijven en of een opleidingsmodule van 600 uur geschikt was voor alle soorten opleidingen (bijv. modules bedoeld voor werklozen), was het essentieel om gesegmenteerde en gecertificeerde informele opleidingen in te voeren voor mensen die al werken en om homogeniteit te garanderen in termen van regionale voorstellen en tijden.
Na een uitgebreide discussie stelde de NWG prioriteiten vast voor de verschillende modules en de grootste prioriteit lag bij de cursus "Technicus voor digitalisering van de voedingsindustrie", die naar verwachting 360 uur zal duren.
2. Context van onderwijs en beleid op nationaal niveau
2.1 Het nationale onderwijssysteem en de opleidingsbehoeften met betrekking tot de FIELDS-doelstellingen
Het Italiaanse onderwijs- en opleidingssysteem is gestructureerd op basis van de principes van subsidiariteit en autonomie van onderwijsinstellingen.
De staat heeft exclusieve wetgevende bevoegdheid met betrekking tot de algemene regels en de bepaling van de essentiële niveaus van diensten die op het hele nationale grondgebied worden verleend, terwijl de regio's gelijktijdige wetgevende bevoegdheid hebben op het gebied van onderwijs en exclusiviteit op het gebied van beroepsopleiding.
De leerplicht duurt in totaal 10 jaar, van 6 tot 16 jaar, en wordt gegeven op staatsscholen of privéscholen.
Het onderwijssysteem biedt:
• een eerste onderwijscyclus met inbegrip van basisonderwijs en lager secundair onderwijs;
• een tweede onderwijscyclus verdeeld in twee alternatieve paden, namelijk:
- middelbare school (middelbare school, technische instituten en beroepsinstituten) en
- beroepsonderwijs en -opleidingen van regionale bevoegdheid;
• Hoger onderwijs aangeboden door universiteiten, instellingen voor hogere artistieke, muziek- en dansopleidingen (AFAM) en hogere technische instituten (ITS).
Postdoctorale opleidingen omvatten PhD-opleidingen die onder het hoger onderwijs vallen, gekenmerkt worden door de aanwezigheid van geavanceerd wetenschappelijk onderzoek en de voorbereiding van een origineel proefschrift vereisen.
Daarnaast wordt een leven lang leren gedefinieerd als "elke activiteit die mensen op een formele, niet- formele, informele manier ondernemen, in de verschillende fasen van hun leven, om kennis, vaardigheden en competenties te verbeteren, op persoonlijk, burgerlijk, sociaal en beroepsgebied" (Wet 92 van 2012).
De fundamentele actielijnen betreffen met name de versterking van het actieve arbeidsmarktbeleid, de beroepsopleiding en het nationale onderwijsstelsel:
• versterking van het bestuur van het algehele onderwijssysteem door de goedkeuring van het nationale plan voor nieuwe vaardigheden (PNNC);
• de bevordering van de inzetbaarheid van werknemers in een overgangsfase en werklozen via het nieuwe nationale programma voor de garantie van inzetbaarheid van werknemers (GOL);
• de verbetering van het duale systeem dat wordt gekenmerkt door de afwisseling van theoretische en praktische trainingssessies en
• de aanpassing van het aanbod van technisch beroepsonderwijs aan de vraag naar vaardigheden in verband met de digitale, ecologische en duurzame transitie.
In de context van een leven lang leren en voortdurende bijscholing wordt het systeem van beroepsonderwijs en -opleiding actief en voortdurend gepromoot door de Europese Unie en is het gericht op het verbeteren van het kwalificatieniveau en de beroepsvaardigheden van de bevolking.
In dit opzicht werd er in 2017 een belangrijke hervorming doorgevoerd in het Italiaanse systeem, waardoor er belangrijke veranderingen werden doorgevoerd op het gebied van opleiding.
In het bijzonder zijn de twee belangrijkste innovatieve aspecten gericht op professionele instellingen:
• de mogelijkheid om het opleidingsaanbod af te stemmen op de behoeften in termen van vaardigheden die vereist zijn door de wereld van het werk en
• de personalisering van het leren om het opleidingsvoorstel aan te passen aan de behoeften van het individu en een functionele opleiding voor arbeidsbemiddeling mogelijk te maken
De organisatie die door de hervorming wordt geschetst, introduceert 11 studierichtingen die, gepromoot door professionele instituten, niet voorzien in een vooraf gedetailleerd opleidingsvoorstel, maar eerder in de identificatie van opleidingsnormen die moeten worden gevolgd.
Deze keuze maakt het mogelijk om flexibele leermiddelen te behouden die altijd geschikt zijn voor een snel evoluerend onderwijsscenario met als doel de veroudering van opleidingsinhoud en de kloof tussen vraag en aanbod te vermijden.
Met betrekking tot de personalisatie van het leertraject werd een periodieke update van het Individuele Opleidingsproject (PFI) overwogen, gericht op het vergroten van het potentieel van het individu in een ondersteunings- en begeleidingslogica.
Op dit moment heeft het Italiaanse systeem van aanbieders van beroepsonderwijs en -opleiding een goed bestuur, aangezien de organisaties voor beroepsonderwijs en -opleiding in belangrijke mate deel uitmaken van de bedrijfsrealiteit en profiteren van het systeem van regionale fondsen, die de opleidingsactiviteiten die van onderaf beginnen, financieren.
De beroepsopleidingen zijn bedoeld om verschillende beroepsfiguren op te leiden die compatibel zijn met de vragen uit verschillende werkcontexten.
Deze cijfers worden vastgesteld en periodiek bijgewerkt op basis van de behoeften aan territoriale vaardigheden. Nadat u geslaagd bent voor het eindexamen, krijgt u het volgende:
• het Certificaat van Beroepskwalificatie aan het einde van het derde jaar, samen met een certificering van de geleerde vaardigheden;
• Het vakdiploma aan het einde van het vierde jaar, inclusief een bijlage waarin de verworven vaardigheden worden gecertificeerd