DE ONDERGETEKENDEN
2022
Regionale samenwerkingsafspraken Omgevingswet
REGIO UTRECHT
DE ONDERGETEKENDEN
1. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Amersfoort, gevestigd te Amersfoort en kantoorhoudende te (3811 LM) Amersfoort aan Xxxxxxxxxxxxx 0, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Amersfoort";
2. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Baarn, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als “Baarn";
3. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente De Bilt, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Bilt, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "De Bilt";
4. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Bunnik, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunnik, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Bunnik";
5. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Bunschoten, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Bunschoten te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Bunschoten";
6. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Eemnes, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Eemnes, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Eemnes";
7. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Houten, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Houten, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Houten";
8. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente IJsselstein, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente IJsselstein, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "IJsselstein";
9. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Leusden, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Leusden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Leusden";
10. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Lopik, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lopik, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Lopik";
11. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Montfoort, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Monfoort, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Montfoort";
12. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Nieuwegein, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Nieuwegein";
13. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Oudewater, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oudewater, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Oudewater";
14. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Renswoude, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Renswoude, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Renswoude";
15. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Rhenen, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Rhenen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Rhenen";
16. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente De Ronde Venen, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente De Ronde Venen, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "De Ronde Venen";
17. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Soest, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Soest, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Soest";
18. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Stichtse Vecht, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Stichtse Vecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Stichtse Vecht";
19. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Utrecht, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Utrecht";
20. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Utrechtse Heuvelrug, dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Utrechtse Heuvelrug";
21. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Veenendaal dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veenendaal, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Veenendaal";
22. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Vijfheerenlanden dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Vijfheerenland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Vijfheerenlanden";
23. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Wijk bij Duurstede dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijk bij Duurstede, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Wijk bij Duurstede";
24. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Woerden dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Woerden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Woerden";
25. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Woudenberg dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente
Xxxxxxxxxx, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Woudenberg";
26. De publiekrechtelijke rechtspersoon de gemeente Zeist dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zeist, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Zeist";
27. De publiekrechtelijke rechtspersoon de provincie Utrecht dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het college van gedeputeerde staten van de provincie Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "Provincie Utrecht";
28. De publiekrechtelijke rechtspersoon het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlandendan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het dagelijks bestuur van het Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "HDSR";
29. De publiekrechtelijke rechtspersoon het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het dagelijks bestuur van het hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als "hoogheemraadschap Amstel, Gooi en Vecht";
30. De publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Vallei en Veluwe dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het dagelijks bestuur van het Waterschap Vallei en Veluwe, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als " Waterschap Vallei en Veluwe";
31. De publiekrechtelijke rechtspersoon Waterschap Rivierenland dan wel voor zover het zijn bestuursbevoegdheden betreft het dagelijks bestuur van het Waterschap Rivierenland, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door Dijkgraaf, de heer prof. dr. X.X. Xxxxxxx, hierna aangeduid als "Waterschap Rivierenland";
32. De publiekrechtelijke rechtspersoon, de Regionale Uitvoeringsdienst Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de xxxx X. Xxxxxx, hierna aangeduid als " RUD Utrecht;
33. De publiekrechtelijke rechtspersoon, Omgevingsdienst Regio Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, de xxxx X. xxx Xxxxxx, hierna aangeduid als " ODRU";
34. De publiekrechtelijke rechtspersoon, Omgevingsdienst Noordzeekanaalgebied, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, *******, hierna aangeduid als " ODNZKG";
35. De publiekrechtelijke rechtspersoon, de veiligheidsregio Utrecht, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als " VRU";
36. De publiekrechtelijke rechtspersoon, Prorail, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar directeur, functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als " Prorail;
37. De publiekrechtelijke rechtspersoon Rijkswaterstaat, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als " RWS";
38. De publiekrechtelijke rechtspersoon GGDrU, te dezen rechtsgeldig vertegenwoordigd door haar [functie], [de heer/mevrouw voorletters achternaam], hierna aangeduid als " GGDrU”;
Partijen genummerd 1 tot en met 36 worden hierna gezamenlijk aangeduid al Partijen en ieder
afzonderlijk ook als: “Partij”.
Considerans: partijen overwegen als volgt:
Doel, belangen en uitgangspunten
Partijen:
1. stellen vast dat naar verwachting op 1 januari 2023 het nieuwe omgevingsrecht – zoals neergelegd in de nieuwe Omgevingswet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen zoals het Omgevingsbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit kwaliteit leefomgeving en het Besluit bouwwerken leefomgeving – van kracht wordt;
2. overwegen dat zij bij de uitvoering van het nieuwe omgevingsrecht met grote regelmaat zo goed mogelijk samen willen werken bij de uitvoering van Vergunning, Toezicht en Handhavingstaken (VTH-taken), ieder vanuit eigen taken en bevoegdheden, en dat het daarom wenselijk is om tot samenwerkingsafspraken te komen, ;
3. onderkennen het gezamenlijk belang van een goed onderling afgestemde informatiehuishouding voor een goede samenwerking;
4. hebben de intentie om, gelet op hun individuele en gezamenlijke verantwoordelijkheid om zorgvuldig, tijdig, effectief, efficiënt en rechtmatig uitvoering te geven aan het nieuwe omgevingsrecht, in deze intentieovereenkomst de gezamenlijke uitgangspunten voor hun samenwerking bij de uitvoering van het omgevingsrecht te benoemen;
5. onderkennen dat er sprake is van een gezamenlijke zoektocht omdat de praktische consequenties van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen voor de samenwerking tussen partijen in meer of mindere mate nog onzeker zijn en partijen dit werkendenderwijs gezamenlijk moeten ontdekken;
6. maken in deze intentieovereenkomst, gelet op het hiervoor overwogene, afspraken op hoofdlijnen en over de wijze waarop zij deze verder zullen uitwerken, evalueren en doorontwikkelen.
Artikel 1 begrippen
1. Begrippen algemeen:
In deze intentieovereenkomst hebben de volgende begrippen dezelfde betekenis als zij hebben in de Omgevingswet of op die wet gebaseerde regelgeving of de Algemene wet bestuursrecht:
• aanvraag;
• aanvrager;
• activiteit;
• advies;
• bevoegd gezag;
• DSO / Digitaal Stelsel Omgevingswet;
• instemming;
• handhaving;
• omgevingsvergunning;
• omgevingsvisie;
• programma;
• projectbesluit.
2. Begrippen bijzonder:
In deze intentieovereenkomst wordt verstaan onder:
• afspraken op hoofdlijnen: de in artikel 4 van deze intentieverklaring bedoelde, door partijen gemaakte en nog te maken afspraken op hoofdlijnen;
• bestuurlijk overleg: het overleg waarin Partijen afspraken op hoofdlijnen als bedoeld in artikel 4 maken.
• initiatief: een voorgenomen activiteit of geheel van activiteiten die (nagenoeg) gelijktijdig worden gepland of aangevraagd;
• ketenpartner: één van de volgende soorten organisaties of organen die betrokken zijn bij de in deze overeenkomst geregelde samenwerking:
· ander betrokken bestuursorgaan dan het relevante bevoegd gezag;
· bestuursorgaan met adviesrecht;
· bestuursorgaan met instemmingsrecht; en
· andere organisaties die als adviseur of mandaatnemer aangewezen kunnen worden zoals omgevingsdiensten, GGD en veiligheidsregio's.
• meervoudige vergunning: omgevingsvergunning voor meer dan één activiteit, gelijktijdig of kort na elkaar ingediend, voor zover het bevoegd gezag bij het behandelen van de aanvraag daarvan moet samenwerken met ten minste één ander bevoegd gezag of tenminste één ketenpartner;
• omgevingsoverleg: alle overleggen die nodig zijn om een initiatief te ontwikkelen tot een concreet plan dat ingediend kan worden als aanvraag omgevingsvergunning of om een ingediende aanvraag nader te bespreken. Het omgevingsoverleg kent verschillende vormen:
- Intaketafel:hier wordt de wenselijkheid en haalbaarheid getoetst;
- omgevingstafel:uitwerken van het plan aan de hand van onderzoeken en adviezen tot een vergunbare aanvraag;en
- informeel tussentijds (voor)overleg:hierbij worden korte vragen voorgelegd ter toetsing aan een select groepje adviseurs;
• toezicht: toezicht op de naleving als bedoeld in Titel 5.2 van de Algemene wet bestuursrecht;
• uitvoeringsafspraken: werkafspraken
• uitvoeringsoverleg: het overleg waarin Partijen uitvoeringsafspraken als bedoeld in artikel 4 maken of wijzigen.
• samenwerkingsafspraken: de afspraken die Partijen in of op grond van deze intentieovereenkomst maken over de wijze waarop zij samenwerken bij de uitvoering van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen;
• SWF: de Samenwerkfunctionaliteit, één van de onderdelen van het DSO. Hiermee kan het bevoegd gezag samenwerken met andere overheden tijdens de behandeling van een aanvraag omgevingsoverleg of een aanvraag omgevingsvergunning.
Artikel 2 Doel van deze intentieovereenkomst
Het doel van deze intentieovereenkomst is het vastleggen op hoofdlijnen van:
1. de uitgangspunten voor de wijze waarop zij aan de samenwerking bij de uitvoering van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen vorm en uitvoering willen geven;
2. de onderwerpen waarop zij bij de uitvoering van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde wettelijke regelingen willen samenwerken;
3. de afspraken die zij over hun hiervoor bedoelde samenwerking maken;
4. de wijze waarop zij de hiervoor bedoelde afspraken verder evalueren en doorontwikkelen.
Artikel 3 Uitgangspunten van de samenwerking
1. Partijen werken proactief, constructief, pragmatisch, transparant en professioneel samen en doen alles wat redelijkerwijs van hen gevergd kan worden om te komen tot een zorgvuldige, tijdige en rechtmatige uitvoering van het nieuwe omgevingsrecht.
2. Partijen streven met hun samenwerking de in artikel 1.3 van de Omgevingswet genoemde maatschappelijke doelen na en onderschrijven dat daarbij een samenhangende benadering
van het leefmilieu nodig is.
3. Partijen hebben bij hun samenwerking oog voor en houden zoveel als redelijkerwijs mogelijk is rekening met elkaars taak en positie.
4. Partijen respecteren de wettelijke beslissingsbevoegdheden van bestuursorganen; de intentieovereenkomst perkt deze niet in, maar geeft houvast voor de gewenste samenwerking.
5. Partijen spannen zich in de overwegingen en uitgangspunten van de intentieovereenkomst , voor zover relevant, mee te nemen in de advisering voor besluitvorming.
6. Partijen erkennen de bijzondere verantwoordelijkheid van het bevoegd gezag als partij die procedureel, bestuurlijk en juridisch eindverantwoordelijk is voor de rechtmatige uitvoering van het nieuwe omgevingsrecht.
7. Partijen zijn moreel aanspreekbaar op de wijze waarop en mate waarin zij handelen in overeenstemming met deze uitgangspunten, en op de mate waarin zij de samenwerkingsafspraken nakomen.
8. Voor de samenwerking nu en in de toekomst vindt tussen Partijen periodiek bestuurlijk en ambtelijk overleg plaats; Hierover worden nog nadere afspraken gemaakt. De provincie coördineert het bestuurlijk en ambtelijk overleg en draagt er zorg voor dat dit overleg ten minste twee maal per jaar plaatsvindt.
9. Elke Partij wijst één van haar bestuurders aan, die namens haar aan het bestuurlijk overleg deelneemt. Het bestuurlijk overleg beslist bij consensus van stemmen over de afspraken op hoofdlijnen.
10. Elke Partij wijst één van haar medewerkers aan, die namens haar aan het uitvoeringsoverleg deelneemt.
Artikel 4 Samenwerkingsafspraken
1. Partijen maken over de in artikel 5 genoemde onderwerpen samenwerkingsafspraken.
2. De samenwerkingsafspraken bestaan in ieder geval uit de in deze intentieovereenkomst opgenomen afspraken op hoofdlijnen.
3. Het bestuurlijk overleg kan gemaakte afspraken op hoofdlijnen wijzigen of, indien over een in artikel 5 genoemd onderwerp nog geen afspraken op hoofdlijnen zijn gemaakt, afspraken op hoofdlijnen maken. Daarbij neemt het bestuurlijk overleg de in artikel 3 genoemde uitgangspunten in acht.
4. Partijen maken over de in artikel 5 genoemde onderwerpen uitvoeringsafspraken waarbij de hoofdlijnen van deze intentieovereenkomst in acht worden genomen.
5. Het uitvoeringsoverleg kan, na afstemming met alle partijen, de uitvoeringsafspraken aanvullen en wijzigen en neemt hierbij de afspraken op hoofdlijnen in acht.
Artikel 5. Onderwerpen van de afspraken
1. In de bijlagen bij deze intentieovereenkomst zijn de door Partijen gemaakte afspraken op hoofdlijnen over de volgende onderwerpen opgenomen:
1 Archief en informatiehuishouding;
2 bodem;
3 financiële arrangementen;
4 ICT en informatievoorziening;
5 leges;
6 omgevingsoverleg;
7 omgevingsvergunning;
8 overdracht van de bevoegd gezag taken;
9 rechtsbeschermingsprocedures, aansprakelijkheid, nadeelcompensatie;
10 toezicht en handhaving.
2. Partijen kunnen, met inachtneming van de hoofdlijnen van deze intentieovereenkomst, aanvullende regionale afspraken maken over de volgende onderwerpen:
1 omgevingsplan;
2 omgevingsvisie
3 projectbesluit;
4 programma;
5 communicatie;
6 participatie.
Artikel 6. Evaluatie
1. Het bestuurlijk overleg evalueert jaarlijks namens Partijen de uitvoering van deze intentieovereenkomst.
2. Het uitvoeringsoverleg ondersteunt deze bestuurlijke evaluatie door daaraan voorafgaand jaarlijks de uitvoeringsafspraken te evalueren.
3. De provincie bereidt de evaluatie voor:
a. zij legt, voorafgaand aan de voorbereiding, het bestuurlijk overleg de wijze van evalueren ter instemming voor;
b. zij voert het evaluatieonderzoek uit of is daarvan de opdrachtgever;
c. zij legt binnen drie maanden na afloop van het jaar waarop de evaluatie betrekking heeft, de uitkomsten van het evaluatieonderzoek en de eventuele aanbevelingen aan het bestuurlijk overleg voor.
4. Het bestuurlijk overleg kan naar aanleiding van de evaluatie:
a. het uitvoeringsoverleg de opdracht geven de uitvoeringsafspraken te wijzigen en daarvoor aanwijzingen geven;
b. met inachtneming van het bepaalde in artikel 4 de afspraken op hoofdlijnen vaststellen of wijzigen; of,
c. Partijen adviseren de intentieovereenkomst te wijzigen en daarvoor voorstellen doen.
Artikel 7. Xxxxxxxxx interne besluitvorming van Partijen
Partijen nemen voor de uitvoering van deze intentieovereenkomst voor zover als mogelijk is tijdig de benodigde besluiten en beslissingen en zullen, voor zover van toepassing, hun algemeen bestuur voorstellen de benodigde besluiten en beslissingen te nemen.
Artikel 8. Wijzigingen van de intentieovereenkomst
Deze intentieovereenkomst kan, onverminderd artikel 6, worden gewijzigd indien alle Partijen schriftelijk met de wijziging daarvan instemmen.
Artikel 9. Afdwingbaarheid
Deze intentieovereenkomst, de afspraken op hoofdlijnen en de uitvoeringsafspraken zijn niet in rechte afdwingbaar.
Artikel 10. Geschillen
1. Bij geschillen over de uitvoering van de samenwerkingsafspraken treden de betrokken Partijen met elkaar in overleg. Dit overleg vindt plaats binnen een maand nadat een Partij de wens daartoe schriftelijk en onderbouwd aan de andere Partijen heeft medegedeeld.
2. Zo nodig stellen de betrokken Partijen in gezamenlijk overleg een bemiddelaar aan. De bemiddellaar rapporteert binnen drie maanden zijn bevindingen aan de betrokken Partijen en geeft daarbij een advies voor oplossing van het geschil.
3. De uitkomst van het geschil wordt vastgesteld door de bij het geschil betrokken partijen.
Artikel 11. Inwerkingtreding, looptijd en beëindiging
1. Deze intentieovereenkomst treedt gelijktijdig met de Omgevingswet in werking, of op de dag van de ondertekening, indien de ondertekening later plaatsvindt.
2. Deze intentieovereenkomst wordt afgesloten voor de duur van twee jaar, te rekenen vanaf de dag van ondertekening. Partijen treden uiterlijk een half jaar voor het einde van de in de vorige zin bedoelde termijn van twee jaar met elkaar in overleg over een eventuele verlenging van deze intentieovereenkomst of over de wijze waarop zij hun samenwerking na beëindiging van deze intentieovereenkomst vorm gaan geven.
3. Partijen kunnen gezamenlijk besluiten tot het voortijdig laten eindigen van deze intentieovereenkomst. Partijen leggen dan in een door hen te sluiten beëindigingsovereenkomst vast wanneer de intentieovereenkomst eindigt en hoe zij de gevolgen van die beëindiging regelen.
Aldus overeengekomen en ondertekend:
Bijlagen: Uitwerking afspraken op hoofdlijnen
Over de volgende onderwerpen van de Omgevingswet zijn in de navolgende bijlagen bij de intentieovereenkomst afspraken op hoofdlijnen geformuleerd:
ONDERWERPEN SAMENWERKINGSAFSPRAKEN | |
1 | Archief |
2 | Bodem |
3 | Financiële arrangementen |
4 | ICT en informatievoorziening |
5 | Leges |
6 | Omgevingsoverleg |
7 | Omgevingsvergunning |
8 | Overdracht van de bevoegd gezag taken |
9 | Rechtsbeschermingsprocedures, aansprakelijkheid, nadeelcompensatie |
10 | Toezicht en handhaving |
Bijlage 1: Archivering
a) Partijen maken onderling uitvoeringsafspraken over de inrichting van de informatiehuishouding in hun proces- en informatieketens onder de daarvoor relevante wetgeving. Zij voeren die afspraken uit op basis van uniforme basisprincipes die in de hele regio en keten worden gedeeld. Deze basisprincipes worden in een model ‘dossier afspraken en procedures’ (hierna: DAP) vastgelegd.
b) Dit DAP wordt ingebed in de bredere samenwerkingsafspraken en het model wordt regionaal actueel en volledig gehouden.
c) Partijen toetsen hun uitvoeringsafspraken periodiek (bv. jaarlijks) aan de checklist DUTO-TODO van de Handreiking duurzame toegankelijkheid in de informatieketens van de Omgevingswet, en treffen waar nodig maatregelen voor verbetering.
Bijlage 2: Bodem
a) De bevoegde gezagen houden bij de uitvoering rekening met de beleidskeuzes en afspraken zoals deze zijn opgenomen in de bijgevoegde "Adviesnotitie beleidskeuzes bodem- en grondwaterverontreinigingen" en het "Overzicht Samenwerkingsafspraken Bodem onder de Omgevingswet". De bijlagen betreffen uitvoeringsafspraken en beleidskeuzes die nodig zijn voor de samenwerking. De bijlagen maken onverkort onderdeel uit van de gemaakte uitvoeringsafspraken en zijn dynamisch van aard. Deze worden jaarlijks geëvalueerd en waar nodig in samenspraak aangepast in overeenstemming met de afspraken op hoofdlijnen.
b) Voor de beleidskeuzes bodem- en grondwaterverontreinigingen gelden de volgende uitgangspunten:
1. We gaan zo veel mogelijk inhoudelijk beleidsneutraal over. Dit ambiëren we als vertrekpunt om continuïteit in de aanpak van (historische) verontreinigingen te houden en om onszelf de ruimte te geven zorgvuldig nieuw beleid op te stellen t.a.v. historische verontreinigingen.
2. We willen taakverzwaring ten opzichte van de wettelijke bevoegdheden voor de gemeenten en waterschappen zo veel mogelijk voorkomen.
3. We willen het systeem zo simpel mogelijk houden voor initiatiefnemers door zo min mogelijk verschillende bevoegd gezagen bij een activiteit te betrekken.
4. Het beleid moet voldoen aan de Europese Kaderrichtlijn Water en de Grondwaterrichtlijn.
c) Indien een bevoegd gezag besluit van de afspraken genoemd onder 1 af te wijken, dan zorgt het bevoegd gezag dat relevante Partijen hierover geïnformeerd worden zodat zij hier rekening mee kunnen houden.
d) Voor de haalbaarheid van alle afspraken met betrekking tot het onderwerp bodem geldt, dat deze afhankelijk zijn van een overeenstemming over de financiering van de bodemtaken tussen de betrokken bevoegd gezagen. De financiële afspraken tussen de bevoegde gezagen kunnen pas worden gemaakt, wanneer er vanuit het Rijk duidelijkheid is over de financiering van bodemtaken onder de Omgevingswet.
Bijlage 3: Financiële arrangementen
a) Partijen maken voorafgaand aan dienstverlening met elkaar uitvoeringsafspraken waarin zij afspreken welke kosten voor welke producten bij elkaar in rekening worden gebracht en wanneer wordt gefactureerd, zodat duidelijk is wat partijen van elkaar kunnen verwachten. Deze uitvoeringsafspraken betreffen zoveel mogelijk eenheidsprijzen, maar kunnen bij maatwerk ook op basis van begroting of werkelijk bestede uren zijn.
b) Indien een tot een Partij behorend bestuursorgaan voor een wettelijk advies/instemming volgens het Omgevingsbesluit kosten in rekening wil brengen bij een ander bevoegd gezag, dan neemt het adviserend/instemmend bestuursorgaan in de legesverordening van het openbare lichaam waartoe het bestuursorgaan behoort het door adviserende bestuursorganen gedeelde overzicht van belastbare producten voor advies en instemming en bijbehorende legeshoogten op, zodat het ontvangend bevoegd gezag tijdig initiatiefnemers kan informeren over kosten die andere bestuursorganen via het bevoegd gezag in rekening brengen.
c) Indien een tot een Partij behorend bestuursorgaan in de rol van dienstverlener kan aantonen dat de kostprijs van het specifieke advies op verzoek bij uitzonderlijke situaties méér dan 2x de eenheidsprijs bedraagt én zij een extra vergoeding hiervoor wenst te ontvangen, dan treedt het bestuursorgaan direct na constatering daarover in overleg en maakt met de Partij in de rol van bevoegd gezag een aparte afspraak voor het specifieke geval.
d) Bij advies/instemming volgens Omgevingsbesluit brengt het tot een Partij behorende adviseren/instemmend bestuursorgaan niet meer dan de kosten in rekening bij het bevoegd gezag, die volgens de legesverordening die van toepassing is voor het bestuursorgaan zijn vastgesteld.
Bijlage 4: ICT en informatievoorziening
a) Elke Partij gebruikt het DSO-LV als basis voor samenwerking onder de Omgevingswet.
b) Voor een robuuste samenwerking maakt elke partij gebruik van de Samenwerkings- functionaliteit (SWF) DSO-LV voor het behandelen van vergunningaanvragen en andere verzoeken.
c) Het bevoegd gezag stelt voor elke activiteit die onder mandaat door een andere Partij namens hem wordt uitgevoerd deze Partij in als behandeldienst in het DSO, in ieder geval voor inwerkingtreding van de Omgevingswet.
d) Bij wijzigingen van een omgevingsplan en/of verordening wordt bij de inwerkingtreding daarvan tenminste het verzoekformulier en de behandeldienst gecheckt en/of aangepast. Daarnaast wordt gekeken of de toepasbare regels, vergunningcheck, of de instelling van het omgevingsoverleg aangepast moeten worden.
e) Bij wijziging van vergunningplicht, meldingsplicht en informatieplicht, per activiteit, wordt de behandeldienst geïnformeerd.
f) Elke Partij is in staat het verzoekenregister te raadplegen.
g) Partijen stemmen af voor welke activiteiten in het DSO standaard het omgevingsoverleg aangevinkt staat én richten dit per activiteit in op de productieomgeving van het DSO.
Bijlage 5: Leges
a) Gemeenten hanteren in hun legesverordening zoveel mogelijk1 de definities, structuur, paragraafnummers en artikelnummers zoals opgenomen in hoofdstuk 2 van het actuele VNG-model legesverordening, zodat initiatiefnemers die op regionale schaal actief zijn eenvoudig en snel de relevante artikelen kunnen vinden en geen onduidelijkheid ontstaat over definities. De normbouwkostenregeling valt niet onder de definities en wordt door ieder bevoegd gezag zelf bepaald.
b) Zodra een UvW-model van de legesverordening beschikbaar is, hanteren de waterschappen in hun legesverordening zoveel mogelijk2 de definities, structuur, paragraafnummers en artikelnummers zoals opgenomen in dit model, zodat initiatiefnemers die op regionale schaal actief zijn eenvoudig en snel de relevante artikelen kunnen vinden en geen onduidelijkheid ontstaat over definities.
c) Gemeenten gebruiken zoveel mogelijk3 dezelfde variant binnen het actuele VNG-model legesverordening voor de activiteiten waarvoor door een regionale partner gegevens aangeleverd dienen te worden, zodat een grote registratielast wordt voorkomen.
1 Voor zover de gemeenteraad hiertoe besluit.
2 Voor zover het Algemeen Bestuur hiertoe besluit.
3 Voor zover de gemeenteraad hiertoe besluit.
Bijlage 6: Omgevingsoverleg
a) Ten behoeve van het omgevingsoverleg worden afspraken gemaakt die per ketenpartner bestaan uit een lijst met activiteiten waarvoor de betreffende ketenpartner wil worden uitgenodigd voor een omgevingsoverleg. Deze lijst bestaat in eerste instantie aan de uit aandachtspuntenlijst die door elke ketenpartner wordt ingevuld. De aanwezigheid van Partijen bij de omgevingsoverleggen blijft maatwerk. Indien een dergelijke lijst ontbreekt besluit het bevoegd gezag zelfstandig. Bij twijfel doet het bevoegd gezag navraag bij de betreffende ketenpartner.
b) Partijen maken uniforme uitvoeringsafspraken over de inrichting van het omgevingsoverleg vanuit een daarbij nader af te spreken gezamenlijk schema. Om recht te doen aan de onderlinge verschillen tussen de partijen kan dit uitmonden in een beperkt aantal
verschillende schema’s.
c) Als een verzoek voor een milieubelastende activiteit deel uit maakt van een meervoudige aanvraag waar meer Partijen bij betrokken zijn, wordt binnen een af te spreken termijn door het bevoegd gezag een samenwerking via de SWF gestart.
d) Alle partijen geven aan op welke wijze zij hun inbreng leveren aan het omgevingsoverleg. Dit kan door een fysieke/digitale aanwezigheid bij een gesprek, door schriftelijk advies aan te vragen of door ter kennisname meegenomen te worden in een traject.
e) Bij complexe initiatieven worden de doorlooptijden gezamenlijk afgesproken tijdens het traject. Hierbij wordt rekening gehouden met:
a. Welke adviseur is waarbij betrokken;
b. Welke adviestermijnen zijn hierbij nodig?
f) Als een ketenpartner naar aanleiding van een initiatief (afzonderlijk) vooroverleg nodig acht dan stemt de ketenpartner dit af met het bevoegd gezag. De wijze waarop dat gebeurt wordt nader afgesproken.
g) De correspondentie en informatievoorziening rond adviesverzoeken tussen het bevoegd gezag en ketenpartners worden in principe verstuurd via de SWF van het DSO.
h) Het bevoegd gezag is verantwoordelijk voor het aanleveren van de digitale documentatie aan de relevante ketenpartners.
i) Partijen maken afspraken over de naamgeving van documenten die zij opstellen en/of toevoegen aan het dossier in de SWF en het DSO. Het bevoegd gezag zorgt voor duidelijke naamgeving van documenten conform afspraken.
j) Partijen maken afspraken over escalatie indien het bevoegd gezag en de ketenpartners aan de omgevingstafel of in het projectteam niet tot een integraal advies kunnen komen.
k) Partijen maken waar nodig uitvoeringsafspraken over het afstemmen van beleidskeuzen die van invloed zijn op advisering op een aanvraag omgevingsoverleg.
l) Partijen werken uit hoe om te gaan met een aanvraag die zonder omgevingsoverleg wordt ingediend bij het bevoegd gezag.
m) Partijen maken afspraken over het omgevingsoverleg in het kader van de ontwikkeling van omgevingsvisies en omgevingsplannen.
Bijlage 7: Omgevingsvergunning
a) Alle Partijen hanteren de afspraken meervoudige vergunningen regio Utrecht.
b) Desgewenst maken Partijen afspraken over advisering bij enkelvoudige aanvragen.
c) Indien een bevoegd gezag besluit van de afspraken meervoudige vergunningen regio Utrecht af te wijken, worden andere betrokken ketenpartners hier expliciet over geïnformeerd.
d) Adviesverzoeken van het bevoegd gezag (in de rol van initiator) aan ketenpartners worden verstuurd via de SWF van het DSO.
e) Indien het (nog) niet mogelijk blijkt om het DSO in de fase van omgevingsoverleg of vergunningverlening te gebruiken zoals nodig wordt geacht door de ketenpartners, worden gezamenlijk afspraken gemaakt over een alternatieve technische oplossing en/of werkwijze.
f) Bij adviesverzoeken en antwoorden hierop die worden gedaan (via de SWF) wordt op een standaard wijze aangegeven of advies en/of instemming wordt gevraagd/gegeven, welke informatie gevraagd wordt en wordt alle informatie beschikbaar gesteld die nodig is om de adviesaanvraag op een adequate wijze uit te voeren. Hierbij worden tevens relevante bestuurlijke kaders gegeven.
g) Bij een meervoudige aanvraag stemmen de bevoegde gezagen af wanneer zij aanvullende informatie vragen.
h) Adviserende ketenpartners ontvangen een afschrift van het besluit van het bevoegd gezag.
i) Partijen informeren elkaar over de ontvangst van een vergunningaanvraag of een melding wanneer hij/zij vermoedt dat deze aanvraag/melding relevant is voor andere ketenpartners/bevoegd gezagen.
Bijlage 8: Overdracht van de bevoegd gezag taken
a) Indien de bevoegd gezag taken overgedragen worden van één Partij naar een andere Partij, maken de betrokken Partijen afspraken over de wijze en kosten van overdracht van de daarbij behorende dossiers en overige informatie. Daarbij worden zoveel mogelijk de volgende uitgangspunten gehanteerd:
• de Partij die de bevoegd gezag taken overgedragen krijgt, ontvangt daarbij de dossiers en overige informatie die zij nodig heeft om de bevoegd gezag taken naar behoren uit te voeren;
• de dossiers en de overige informatie wordt zoveel als mogelijk digitaal (in pdf- documenten met doorzoekbare tekst of in een gangbaar Word-format) overgedragen;
• de authenticiteit van documenten blijft, voor zover vereist, ook na de overdracht gewaarborgd.
b) De betrokken partijen maken onderling specifieke afspraken over het moment en de wijze van overdracht. De afspraken in de DAP en de archiefverordening zoals verwoord in bijlage 1 vormen de basis wanneer er tot overdracht van informatie en dossiers wordt overgegaan.
Bijlage 9: Rechtsbeschermingsprocedures, aansprakelijkheid, nadeelcompensatie
a) Samenwerking bij rechtsbeschermingsprocedures
I Dit artikel is van toepassing op situaties waarin rechtsmiddelen (waaronder wordt volstaan: het maken van bezwaar, beroep en hoger beroep en het indienen van een verzoek om voorlopige voorziening) worden aangewend tegen een besluit bij de voorbereiding waarvan het bevoegd gezag op grond van deze intentieverklaring met één of meer Partijen heeft samengewerkt.
II Het bevoegd gezag voert het verweer en is verantwoordelijk voor de totstandkoming en de inhoud daarvan. Het bevoegd gezag bepaalt of, en zo ja, welke, inhoudelijke deskundigen (bijvoorbeeld: andere partijen, advocaten of adviesbureaus) bij de totstandkoming of het voeren van het verweer betrokken worden.
III Indien doel of inhoud van het gemaakte bezwaar, het ingestelde beroep of hoger beroep of het verzoek om voorlopige voorziening daartoe aanleiding geeft, verschaffen de bij het besluit betrokken andere Partijen het bevoegd gezag tijdig de benodigde ondersteuning.
IV Het bevoegd gezag houdt bij de bepaling van de inhoud van het verweer rekening met de bij het bezwaar, beroep of hoger beroep betrokken belangen van de andere Partijen. Het bevoegd gezag zoekt daarover afstemming met deze Partijen.
b) Samenwerking bij aansprakelijkstelling en behandeling van verzoeken nadeelcompensatie
I Dit artikel is van toepassing indien het bevoegd gezag (daaronder mede te verstaan: de Partij waartoe het bevoegd gezag behoort) ten gevolge van een besluit ter voorbereiding waarvan het met één of meer Partijen op grond van deze intentieverklaring heeft samengewerkt:
a. jegens een derde partij aansprakelijk is of wordt gesteld voor de schade die die partij lijdt of stelt te lijden ten gevolge van een aan het bevoegd gezag toe te rekenen besluit (waaronder mede wordt verstaan: een niet tijdig besluit); of
b. een verzoek om nadeelcompensatie als bedoeld in artikel 4:126 van de Algemene wet bestuursrecht, i.r.t. hoofdstuk 15 Ow, ontvangt.
II Indien de gestelde of gebleken aansprakelijkheid geheel of gedeeltelijk veroorzaakt wordt door het door een andere Partij dan die waartoe het bevoegd gezag behoort niet-nakomen van de in artikel 4 van deze intentieverklaring bedoelde afspraken op hoofdlijnen of tekortschietende kwaliteit bij het nakomen van die afspraken, trachten de betrokken Partijen in goed onderling overleg te bepalen wie welk deel van eventueel te vergoeden schade of kosten van schade- of aansprakelijkheidsbeperkende maatregelen (kosten van advisering en bijstand in eventuele gerechtelijke procedures daaronder mede begrepen) zal dragen. Daarbij betrekken zij de mate waarin het niet-nakomen of de tekortschietende kwaliteit verwijtbaar was.
III Indien de aanspraak of gestelde aanspraak op nadeelcompensatie geheel of gedeeltelijk voortvloeit uit de bijdrage die de andere Partij dan die waartoe het bevoegd gezag behoort aan het schadeveroorzakende besluit heeft geleverd:
a. levert de andere Partij de op haar bijdrage betrekking hebbende inhoudelijke kennis en expertise voor de behandeling van het verzoek om nadeelcompensatie;
b. trachten de betrokken Partijen in goed onderling overleg te bepalen wie welk deel van eventueel te vergoeden nadeelcompensatie of kosten van schadebeperkende maatregelen of procedurekosten (met inbegrip van de behandelprocedure van het nadeelcompensatieverzoek en eventuele bezwaar- en beroepsprocedures) zal dragen. Daarbij betrekken zij de mate waarin de aanspraak op nadeelcompensatie het gevolg is van de bijdrage die de andere Partij aan het schadeveroorzakende besluit heeft geleverd.
Bijlage 10: Toezicht en handhaving
a) Partijen passen het '1-overheid' principe zoveel mogelijk toe op toezicht en handhaving. Zij stemmen daartoe beleid en uitvoering van toezicht en handhaving zoveel mogelijk op elkaar af. Zij doen dit om voor de alle betrokkenen helder, en met elkaar eenduidig en effectief te kunnen handelen. Zij doen dit eerst en vooral op die punten waarop bevoegdheden dubbel zijn of toezichts- en/of handhavingstaken elkaar raken.
b) Bij overlappende of elkaar rakende toezichts- en handhavingstaken informeren de ketenpartners elkaar actief en van het begin tot het eind. Relevante partijen zetten in op uniforme afspraken over informatie-uitwisseling in Utrecht tussen de ketenpartners. Zij brengen de meest voorkomende situaties waarin dit nodig is in kaart om hier praktische afspraken over te kunnen maken. Voor de dubbele handhavingsbevoegdheden wordt een uniforme beleidslijn ontwikkeld.
c) Partijen maken afspraken over de behandeling van klachten, meldingen en handhavingsverzoeken die niet tot de taak van de ontvangende partij behoren.
d) De ketenpartners zetten zich gezamenlijk en ieder voor zich in voor een goede afstemming tussen de bestuursrechtelijke toezicht en handhaving en de strafrechtelijk benadering, zoals uitgewerkt in de LHS en streven ernaar elkaars ogen en oren te zijn. Het OM (functioneel parket) en de politie worden hierbij betrokken. Over de inrichting van de bedoelde afstemming tussen de bestuurs- en strafrechtelijke partners worden afspraken gemaakt.