BESLUIT VAN DE RAAD
COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN
Brussel, 25.4.2006
COM(2006) 170 definitief 2006/0059 (CNS)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol inzake berglandbouw bij de Alpenovereenkomst
(door de Commissie ingediend)
NL NL
TOELICHTING
1. Achtergrond
De Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) is op 7 november 1991 te Salzburg door de Europese Gemeenschap ondertekend. Deze overeenkomst is bij Besluit 96/191/EG van de Raad van 26 februari 19961 door de Gemeenschap bekrachtigd en op 4 april 1998 definitief in werking getreden. De andere overeenkomstsluitende partijen zijn Oostenrijk, Frankrijk, Duitsland, Italië, Liechtenstein, Monaco, Slovenië en Zwitserland.
De redenen voor het besluit van de Raad zijn nog steeds geldig. Met name is het zo dat:
1. de sluiting van de overeenkomst past in het kader van deelneming van de Gemeenschap aan internationale milieubeschermingsactiviteiten, waartoe in (…) het vijfde Milieuactieprogramma van de Europese Gemeenschappen (1992) is opgeroepen, en
2. de bescherming van de Alpen wegens het grensoverschrijdend karakter van de economische, sociale en ecologische problematiek van het Alpengebied een belangrijke uitdaging vormt voor alle lidstaten.
Krachtens artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst worden de concrete maatregelen om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, vastgesteld via een reeks protocollen, waaronder het Protocol inzake berglandbouw. Door haar bekrachtiging van de Alpenovereenkomst heeft de EG zich ertoe verbonden, de uit deze overeenkomst voortvloeiende verplichtingen na te komen.
De ondertekening en bekrachtiging van het Protocol inzake berglandbouw past in het kader van het landbouwbeleid van de Europese Gemeenschap, met name de artikelen 36 en 37 van het EG-Verdrag.
2. De Gemeenschap en het Protocol inzake berglandbouw
De Europese Commissie heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over het Protocol inzake berglandbouw, dat duidelijk het stempel draagt van het communautaire beleid en het Gemeenschapsrecht. Het protocol is door de EG reeds geparafeerd op de ministerconferentie van de Alpenovereenkomst te Chambéry op 20 december 1994. De Commissie heeft zich de jongste tien jaar minder intensief beziggehouden met regionale verdragen zoals de Alpenovereenkomst; deze omstandigheid verklaart waarom een voorstel om het protocol te bekrachtigen, zo lang op zich heeft laten wachten.
In het kader van de overkoepelende doelstelling van duurzame ontwikkeling beoogt het Protocol inzake berglandbouw overeenkomstig artikel 1 een aangepaste en milieuvriendelijke landbouw in het Alpengebied te behouden en te stimuleren en zo een essentiële bijdrage te leveren tot het behoud van de bewoonde gebieden en de instandhouding van duurzame economische activiteiten. Een en ander behelst de productie van typische kwaliteitsproducten, de vrijwaring van het natuurlijk milieu, de bescherming tegen natuurrisico's en het behoud van de schoonheid en waarde van het landschap. De partijen bij de overeenkomst dienen de multifunctionaliteit van de berglandbouw te optimaliseren.
1 PB L 61 van 12.3.1996, blz. 31.
De maatregelen waarin het Protocol inzake berglandbouw voorziet, zoals het bevorderen van de berglandbouw en de verbetering van levensomstandigheden, bodemgebruik, natuurvriendelijke landbouwmethoden, commerciële promotie en bosbouwmaatregelen, sporen met de wetgeving en het beleid van de EU inzake landbouw en met de huidige ontwikkelingen terzake.
Agenda 2000 heeft van het plattelandsontwikkelingsbeleid de tweede pijler van het gemeenschappelijk landbouwbeleid gemaakt; bijgevolg is Verordening (EG) nr. 1257/1999 van de Raad van 17 mei 1999 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Oriëntatie- en Garantiefonds voor de Landbouw (EOGFL)2 een integrerend onderdeel van dat landbouwbeleid geworden. Deze verordening bevat specifieke bepalingen inzake steun voor probleemgebieden alsmede agro-milieumaatregelen die inmiddels cruciale onderdelen van de tweede pijler zijn geworden. Het gaat daarbij enerzijds om maatregelen met betrekking tot het beheer van productiegronden, bijvoorbeeld acties die specifiek gericht zijn op de instandhouding van biodiversiteit en natuur, het behoud van de genetische diversiteit van inheemse landbouwrassen, de preventie van erosie en branden en de instandhouding van landbouwsystemen die kenmerkend zijn voor het traditionele cultuurlandschap, en anderzijds om maatregelen met betrekking tot het beheer van niet-productieve gronden, bijvoorbeeld het behoud van het rurale landschap en specifieke landschapselementen.
Het toekomstige plattelandsontwikkelingsbeleid als omschreven bij Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad van 20 september 2005 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)3 en het besluit van de Raad inzake communautaire strategische richtsnoeren voor plattelandsontwikkeling (programmeringsperiode 2007–2013) wordt vanaf 2007 toegespitst op drie kerngebieden: de agro-voedingssector, het milieu en de plattelandseconomie en –bevolking in het algemeen. De nieuwe generatie plattelandsontwikkelingsstrategieën en –programma’s zal worden vormgegeven op basis van drie grote assen: een as concurrentiekracht van de landbouw-, voedings- en bosbouwsector, een as landbeheer en milieu en een as levenskwaliteit en diversificatie in plattelandsgebieden; daarmee wordt ingespeeld op de economische, sociale en milieuproblemen waarmee berggebieden worden geconfronteerd.
De as concurrentiekracht behelst een scala van maatregelen ter benutting van het menselijke en materiële potentieel in de sectoren landbouw, levensmiddelenproductie en bosbouw (bevordering van kennisoverdracht en innovatie) alsook het genereren van producten van hoge kwaliteit. De as landbeheer/milieu omvat maatregelen om de natuurlijke hulpbronnen te beschermen en te optimaliseren en in de Europese plattelandsgebieden land- en bosbouwsystemen en cultuurlandschappen met een hoge natuurwaarde in stand te houden.
Bijgevolg dienen de toekomstige ontwikkelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid, overeenkomstig de conclusies van de Europese Raad van Lissabon en Göteborg, “bij te dragen tot het bereiken van duurzame ontwikkeling door meer nadruk te leggen op de bevordering van gezonde producten van hoge kwaliteit, ecologisch duurzame productiemethodes waaronder biologische productie, hernieuwbare grondstoffen en de bescherming van de biodiversiteit”.
3. Conclusies
Het Alpengebied kan bogen op een overvloed aan natuurlijke rijkdommen, inclusief
2 PB L 160 van 26.6.1999, blz. 80.
3 PB L 277 van 21.10.2005, blz. 1.
waterreserves, mogelijkheden voor de landbouw, een historisch en cultureel waardevol erfgoed en troeven voor levenskwaliteit en voor economische en recreatieactiviteiten, niet alleen voor de plaatselijke bevolking maar ook voor andere bevolkingsgroepen. Tegelijk wordt het Alpengebied als gevolg van geomorfologische en klimaatfactoren gekenmerkt door moeilijke levensomstandigheden en moeilijke productieomstandigheden voor de landbouw.
De Alpenovereenkomst vormt samen met het bijbehorende Protocol inzake berglandbouw een instrument dat de Europese Gemeenschap in staat stelt een milieuvriendelijke berglandbouw in stand te houden die aangepast is aan dit zeer kwetsbare grensoverschrijdende gebied, en indirect ook een uniek natuurlijk en cultureel erfgoed te behouden en de productie van voedingsmiddelen van hoge kwaliteit te bestendigen. Het protocol biedt een gemeenschappelijk kader voor het uitwerken van een grensoverschrijdende benadering waarbij gemeenschappelijke doelstellingen en acties worden geïntegreerd om specifieke problemen van het Alpengebied op te lossen. De Europese Gemeenschap maakt zich sterk voor de doelstellingen van de overeenkomst en van het protocol, dat zij reeds heeft geparafeerd. Door het protocol te bekrachtigen, bevestigt de EG haar engagement, geeft zij een krachtig politiek signaal en versterkt zij het ecologisch proces in een regio die voor Europa van grote betekenis is. Om al deze redenen dient de Europese Gemeenschap het Protocol inzake berglandbouw te sluiten. De Raad wordt verzocht het protocol goed te keuren door de vaststelling van het aan dit document gehechte besluit.
2006/0059 (CNS)
Voorstel voor een
BESLUIT VAN DE RAAD
betreffende de sluiting, namens de Europese Gemeenschap, van het Protocol inzake berglandbouw bij de Alpenovereenkomst
DE RAAD VAN DE EUROPESE UNIE,
Gelet op het Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap, en met name op de artikelen 36 en 37, juncto artikel 300, lid 2, eerste alinea, eerste zin, en artikel 300, lid 3, eerste alinea,
Gezien het voorstel van de Commissie,
Gezien het advies van het Europees Parlement4, Overwegende hetgeen volgt:
(1) Het Alpengebied kan bogen op een overvloed aan natuurlijke rijkdommen, inclusief
waterreserves, mogelijkheden voor de landbouw, een historisch en cultureel waardevol erfgoed en troeven voor levenskwaliteit en voor economische en recreatieactiviteiten, niet alleen voor de plaatselijke bevolking maar ook voor andere bevolkingsgroepen. Tegelijk wordt het Alpengebied als gevolg van geomorfologische en klimaatfactoren gekenmerkt door moeilijke levensomstandigheden en moeilijke productieomstandigheden voor de landbouw.
(2) De Alpenovereenkomst is op 7 november 1991 namens de Europese Gemeenschap ondertekend, op 26 februari 1996 bekrachtigd bij Besluit 96/191/EG van de Raad5 en op 4 april 1998 in werking getreden. Krachtens artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst worden de concrete maatregelen om de doelstellingen van deze overeenkomst te bereiken, vastgesteld via een reeks protocollen, waaronder het Protocol inzake berglandbouw.
(3) De Europese Commissie heeft deelgenomen aan de onderhandelingen over het Protocol inzake berglandbouw, dat duidelijk het stempel draagt van het communautaire beleid en het Gemeenschapsrecht. De Europese Gemeenschap heeft het Protocol inzake berglandbouw bij de Alpenovereenkomst op 20 december 1994 te Chambéry geparafeerd.
(4) In het kader van de overkoepelende doelstelling van duurzame ontwikkeling beoogt het Protocol inzake berglandbouw, overeenkomstig artikel 1 van dat protocol, in het Alpengebied landbouw in stand te houden en te stimuleren die aan de plaatselijke omstandigheden is aangepast, milieuvriendelijk is en zo een essentiële bijdrage levert tot het behoud van de bewoonde gebieden en de instandhouding van duurzame
4 PB C … van …, blz. ….
economische activiteiten. Een en ander omvat de productie van typische kwaliteitsproducten, de vrijwaring van het natuurlijk milieu, de bescherming tegen natuurrisico's en het behoud van de schoonheid en waarde van het traditionele platteland. De partijen bij de Overeenkomst dienen de multifunctionaliteit van de berglandbouw te optimaliseren.
(5) De doelstellingen en maatregelen waarin het Protocol inzake berglandbouw voorziet, zoals het bevorderen van de berglandbouw en de verbetering van levensomstandigheden, bodemgebruik, natuurvriendelijke landbouwmethoden, commerciële promotie en bosbouwmaatregelen, sporen met de wetgeving en het beleid van de EU inzake landbouw en met name met Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO)6.
(6) Het Protocol biedt een gemeenschappelijk kader voor het uitwerken van een grensoverschrijdende benadering waarbij gemeenschappelijke doelstellingen en acties worden geïntegreerd om specifieke problemen van het Alpengebied op te lossen.
(7) De Alpenovereenkomst en het Protocol inzake berglandbouw zijn relevant voor 13 miljoen inwoners en bijna 6000 gemeenschappen in een gebied van 19 miljoen hectare. Ook voor de bevolking van andere regio’s zijn de Alpen van groot belang.
(8) De Alpenovereenkomst vormt samen met de bijbehorende uitvoeringsprotocollen, met inbegrip van het Protocol inzake berglandbouw, wereldwijd de eerste internationale overeenkomst betreffende een berggebied, en kan als model dienen voor andere regio’s.
(9) Door het Protocol inzake berglandbouw te bekrachtigen, bevestigt de EG haar engagement, geeft zij een krachtig politiek signaal en versterkt zij het ecologisch proces in een regio die voor Europa van grote betekenis is.
(10) Het is derhalve passend dat het Protocol namens de Gemeenschap wordt goedgekeurd,
BESLUIT:
Artikel 1
Het Protocol inzake berglandbouw bij de Alpenovereenkomst, dat op 20 december 1994 te Chambéry is geparafeerd, wordt namens de Gemeenschap goedgekeurd.
De tekst van dit protocol is in bijlage I van dit besluit opgenomen.
Artikel 2
De voorzitter van de Raad wordt gemachtigd de persoon of personen aan te wijzen die bevoegd zijn om namens de Europese Gemeenschap de akte van goedkeuring neder te leggen overeenkomstig artikel 24 van het Protocol en tevens de aan dit besluit gehechte verklaringen neder te leggen.
Artikel 3
Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.
Gedaan te Brussel,
Voor de Raad De voorzitter
BIJLAGE I
Protocol inzake de toepassing van de Alpenovereenkomst van 1991 op het gebied van berglandbouw
Protocol "Berglandbouw"
Preambule
De Bondsrepubliek Duitsland, de Franse Republiek,
de Italiaanse Republiek,
het Vorstendom Liechtenstein, het Vorstendom Monaco,
de Republiek Oostenrijk, de Republiek Slovenië, de Zwitserse Bondsstaat,
alsmede
de Europese Gemeenschap,
Conform hun opdracht, die voortvloeit uit de Overeenkomst inzake de bescherming van de Alpen (Alpenovereenkomst) van 7 november 1991, om een totaalbeleid te voeren voor de bescherming en duurzame ontwikkeling van het Alpengebied,
Ingevolge hun verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2, leden 2 en 3, van de Alpenovereenkomst,
Zich ervan bewust dat zij de plicht hebben in het algemeen belang het beheer van de traditionele rurale landschappen en een aan de gebieden aangepaste en milieuvriendelijke landbouw in stand te houden en te bevorderen, rekening houdend met de moeilijkere economische omstandigheden,
Erkennend dat het Alpengebied door zijn rijkdom aan natuurlijke hulpbronnen, zijn waterreserves, zijn agrarisch potentieel, zijn historische en culturele betekenis, zijn waarde als Europees leefkader en kader voor economische en recreatieactiviteiten, en gezien de verkeersaders die door het gebied lopen, van vitaal belang zal blijven voor de lokale bevolking in het bijzonder maar ook de bevolking van andere gebieden,
Ervan overtuigd dat de lokale bevolking in staat moet zijn haar eigen sociaal, cultureel en economisch ontwikkelingsproject te bepalen en mee uit te voeren binnen het bestaande institutionele kader,
Ervan overtuigd dat er redenen toe zijn de economische belangen en milieueisen te harmoniseren rekening houdend met de bijzondere kenmerken van elke regio en de centrale rol van de landbouw,
Overwegende het belang dat de landbouw in het Alpengebied altijd heeft gehad en de onontbeerlijke bijdrage die deze economische sector heel in het bijzonder in berggebieden levert en zal blijven leveren als essentiële hulpbron voor het behoud van een adequate bevolkingsdensiteit, de levensmiddelenvoorziening van de bevolking, de productie van typische kwaliteitsproducten, het behoud van en de zorg voor het rurale landschap met name voor de toeristische exploitatie ervan en ten slotte voor de bescherming van de bodem tegen erosie, lawines en overstromingen,
Erkennende dat de methodes en intensiteit van de landbouw een bepalende invloed uitoefenen op de natuur en het landschap, en dat het extensief in cultuur gebrachte rurale landschap een essentiële functie moet vervullen als habitat voor de alpiene flora en fauna,
Erkennende het feit dat de activiteit van de landbouwers onderworpen is aan moeilijkere leef- en productieomstandigheden wegens de geomorfologie en het klimaat van de berggebieden,
Ervan overtuigd dat sommige problemen enkel in een grensoverschrijdend kader kunnen worden opgelost en gemeenschappelijke maatregelen vereisen van de Alpenstaten en dat het wenselijk is met name – op nationaal en Europees niveau – economische en sociale aanpassings- en begeleidingsmaatregelen te nemen opdat in berggebieden de toekomst van de landbouwers en hun bedrijf niet in het gedrang wordt gebracht door de toepassing van uitsluitend economische parameters,
ZIJN OVEREENGEKOMEN HETGEEN VOLGT:
Hoofdstuk I Algemene bepalingen
Artikel 1 Doelstellingen
1. Dit protocol bepaalt maatregelen op internationaal niveau om een aan de gebieden aangepaste en milieuvriendelijke berglandbouw te behouden en stimuleren; het protocol beoogt het erkennen en consolideren van de essentiële bijdrage van de berglandbouw tot het behoud van de bevolking en het waarborgen van duurzame economische activiteiten, met name via de productie van typische kwaliteitsproducten, tot de bescherming van het natuurlijke leefkader en de preventie van natuurrisico's, tot het behoud van de schoonheid en recreatieve waarde van het natuurlijke en rurale landschap en tot het culturele leven van het Alpengebied.
2. Bij de uitvoering van dit protocol streven de overeenkomstsluitende partijen ernaar alle functies van de berglandbouw te optimaliseren.
Artikel 2
Inaanmerkingneming van de doelstellingen in het overige beleid
De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe met de doelstellingen van dit protocol eveneens rekening te houden in hun overige beleid.
Artikel 3
Fundamentele verplichtingen binnen het algemene economische kader
De overeenkomstsluitende partijen erkennen de noodzaak om in overeenstemming met het algemene economische beleid het landbouwbeleid op alle niveaus aan te passen aan de eisen van duurzame en evenwichtige ontwikkeling opdat het in het kader van de gegeven financiële beleidssituatie mogelijk is:
a) in het bijzonder in berggebieden landbouw te stimuleren die milieuvriendelijk is en verenigbaar met de functies van algemeen belang ervan in de zin van artikel 7 van dit protocol;
b) krachtdadig de leegloop van de berggebieden tegen te gaan door daar eveneens te zorgen voor adequate levensomstandigheden via maatregelen in het kader van sociaal en structuurbeleid gekoppeld aan een pakket maatregelen in het kader van landbouw- en milieubeleid.
Artikel 4
Rol van de landbouwers
De overeenkomstsluitende partijen erkennen dat met name in berggebieden de landbouw door de eeuwen heen het landschap heeft gevormd en er een historisch karakter en culturele waarde aan heeft verleend. Er zijn dus redenen toe de essentiële rol die de landbouwers wegens hun multifunctionele taken vandaag en morgen in verband met het behoud van het natuurlijke en rurale landschap spelen te erkennen en hen te betrekken bij de beslissingen en maatregelen voor de berggebieden.
Artikel 5
Participatie van lagere overheden
1. Elke overeenkomstsluitende partij bepaalt binnen het bestaande institutionele kader het beste niveau voor coördinatie en samenwerking tussen de rechtstreeks betrokken instellingen en lagere overheden teneinde de solidaire verantwoordelijkheid te bevorderen, met name voor het benutten en ontwikkelen van synergieën bij de toepassing van het berglandbouwbeleid alsook bij de tenuitvoerlegging van de daaruit voortvloeiende maatregelen.
2. De rechtstreeks betrokken lagere overheden nemen met inachtneming van hun bevoegdheden binnen het bestaande institutionele kader deel aan de verschillende stadia van uitstippeling en tenuitvoerlegging van dit beleid en deze maatregelen.
Artikel 6 Internationale samenwerking
De overeenkomstsluitende partijen komen overeen:
a) over te gaan tot gemeenschappelijke evaluaties van de ontwikkeling van het landbouwbeleid en wederzijds overleg te waarborgen alvorens belangrijke beslissingen te nemen inzake landbouwbeleid voor de uitvoering van dit protocol;
b) te verwezenlijking te verzekeren van de bij dit protocol vastgestelde doelstellingen en maatregelen door de grensoverschrijdende samenwerking van alle bevoegde instanties en in het bijzonder de regionale besturen en lagere overheden;
c) de uitwisseling te stimuleren van kennis en ervaringen evenals gemeenschappelijke initiatieven via internationale samenwerking tussen de onderzoeks- en opleidingsinstellingen, tussen de landbouw- en milieuorganisaties alsook tussen de media.
Hoofdstuk II Specifieke maatregelen
Artikel 7
Stimulansen voor de berglandbouw
1. De overeenkomstsluitende partijen trachten de maatregelen van het landbouwbeleid op alle niveaus te differentiëren naar gelang van de gesteldheid van de gebieden en de berglandbouw te stimuleren rekening houdend met de lokale natuurlijke handicaps. Het is aan te bevelen in het bijzonder de bedrijven te steunen die voor een minimum aan landbouwactiviteit zorgen in marginale gebieden.
2. De bijdrage die de berglandbouw in het algemeen belang levert tot het behoud van en de zorg voor de natuurlijke en rurale landschappen en het voorkomen van natuurrisico's geeft aanleiding tot een passende vergoeding in het kader van contractuele overeenkomsten die verband houden met specifieke projecten en prestaties die verder gaan dan de algemene verplichtingen.
Artikel 8
Ruimtelijke ordening en ruraal landschap
1. De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe met respect voor het natuurlijke en rurale landschap rekening te houden met de bijzondere toestand van de berggebieden in het kader van de ruimtelijke ordening, het bodemgebruik, de landinrichting en de bodemverbetering.
2. Om deze verschillende taken te vervullen moeten in de eerste plaats de nodige gronden beschikbaar zijn voor het bedrijven van aan de gebieden aangepaste en milieuvriendelijke berglandbouw.
3. In deze context is het nodig te zorgen voor de bescherming of het herstel van de traditionele elementen van het rurale landschap (bossen, bosranden, hagen, struwelen, vochtige, droge en schrale graslanden, alpenweiden) en de exploitatie ervan.
4. Er moeten speciale maatregelen genomen worden voor de instandhouding van traditionele landbouwbedrijfsgebouwen en rurale architectuurelementen en voor het behoud van het gebruik van kenmerkende bouwmethoden en bouwmaterialen.
Artikel 9
Natuurvriendelijke exploitatiemethoden. Typische producten
De overeenkomstsluitende partijen verbinden zich ertoe alle nodige maatregelen vast te stellen die de toepassing van gemeenschappelijke criteria beogen teneinde het gebruik en de verspreiding in de berggebieden van natuurvriendelijke en plaatsspecifieke extensieve exploitatiemethodes te bevorderen en typische landbouwproducten die zich onderscheiden door
hun lokaal beperkte, unieke en natuurvriendelijke productiewijzen te beschermen en te exploiteren.
Artikel 10
Aan de gebieden aangepaste veeteelt en diversiteit van het genetische erfgoed
1. De overeenkomstsluitende partijen zijn het erover eens dat aan de gebieden aangepaste en aan de beschikbare oppervlakte gerelateerde veeteelt een essentiële component van de berglandbouw vormt, zowel als inkomstenbron als als element dat bepalend is voor de identiteit van het landschap en de cultuur. Bijgevolg is het wenselijk de veeteelt, inclusief de teelt van traditionele huisdieren, in stand te houden, met zijn diversiteit van kenmerkende rassen en typische producten; deze veeteelt moet aangepast zijn aan de gebieden, de beschikbare oppervlakte gebruiken en het milieu respecteren.
2. In het licht hiervan is het van belang de nodige landbouw-, weidebouw- en bosbouwstructuren te beschermen met inachtneming van een aan elk gebied aangepast evenwicht tussen de graslanden en het vee, in het kader van een aangepaste extensieve graslandexploitatie.
3. Bovendien is het aan te bevelen de maatregelen vast te stellen die nodig zijn voor het behoud van de diversiteit van het genetisch erfgoed van het gebruiksvee en de cultuurgewassen, met name op het gebied van onderzoek en landbouwvoorlichting.
Artikel 11 Commerciële promotie
1. De overeenkomstsluitende partijen spannen zich in om voorwaarden te creëren die gunstig zijn voor het in de handel brengen van producten van de berglandbouw met het doel de verkoop ervan ter plaatse te vergroten en de concurrentiepositie ervan op de nationale en internationale markten te versterken.
2. De promotie wordt onder andere verzorgd door middel van gecontroleerde herkomstsbenamings- en kwaliteitsgarantiemerken, die het mogelijk maken zowel de producenten als de consumenten te beschermen.
Artikel 12 Beperking van de productie
Bij beperking van de landbouwproductie spannen de overeenkomstsluitende partijen zich in om rekening te houden met de bijzondere eisen in berggebieden ten aanzien van een aan de gebieden aangepaste en milieuvriendelijke exploitatie.
Artikel 13 Complementariteit van landbouw en bosbouw
De overeenkomstsluitende partijen erkennen het feit dat de complementariteit en de gedeeltelijke interdependentie van de landbouw en de bosbouw in de berggebieden vereisen dan deze geïntegreerd worden benaderd. Zij stimuleren bijgevolg:
a) de natuurvriendelijke bosbouw zowel als bron van complementaire inkomsten van de landbouwbedrijven als als bijactiviteit van de werknemers in de landbouwsector,
b) de inaanmerkingneming van de beschermende, productieve en recreatieve functies alsmede de ecologische en biogenetische functies van bossen in relatie tot de landbouwgronden, rekening houdend met de specificiteit van het gebied en in harmonie met het landschap,
c) regulering van de weidebouw en het wildbestand, om onaanvaardbare beschadiging van de bossen en gewassen te voorkomen.
Artikel 14 Supplementaire inkomstenbronnen
De overeenkomstsluitende partijen, die het traditionele belang erkennen van het familiebedrijf in de berglandbouw en teneinde dit als economische hoofd-, complementaire of accessoire activiteit te ondersteunen, stimuleren het creëren en ontwikkelen van supplementaire inkomstenbronnen in de berggebieden, vooral op initiatief en ten voordele van de lokale bevolking zelf, met name in de sectoren die verband houden met de landbouw zoals bosbouw, toerisme en ambacht, in harmonie met het behoud van het natuurlijke en rurale landschap.
Artikel 15
Verbetering van de leef- en werkomstandigheden
De overeenkomstsluitende partijen stimuleren de versterking en verbetering van de kwaliteit van de diensten die onontbeerlijk zijn voor het ondervangen van de ongunstige omstandigheden waarmee de personen die werkzaam zijn in de land- en bosbouw in berggebieden worden geconfronteerd teneinde de verbetering van hun leef- en werkomstandigheden te koppelen aan de economische en sociale ontwikkeling die zich manifesteert op andere gebieden en in andere delen van het Alpengebied. In dat verband mogen de beslissingscriteria niet louter economisch zijn. Dit geldt hoofdzakelijk voor de verbindingen, het bouwen en herstructureren van woningen en landbouwbedrijfsgebouwen, en de aankoop en het onderhoud van technische installaties en voorzieningen.
Artikel 16 Aanvullende maatregelen
De overeenkomstsluitende partijen kunnen voor de berglandbouw maatregelen nemen ter aanvulling van de in dit protocol bedoelde maatregelen.
Hoofdstuk III Onderzoek, opleiding en informatie
Artikel 17 Onderzoek en observatie
1. De overeenkomstsluitende partijen stimuleren en harmoniseren in nauwe samenwerking onderzoek en systematische observatie die nuttig blijken om de doelstellingen van dit protocol te bereiken.
2. Zij stimuleren met name het landbouwonderzoek dat speciaal gericht is op de berglandbouw, welk onderzoek zodanig wordt ontwikkeld dat het optimaal
beantwoordt aan de concrete lokale omstandigheden en geïntegreerd wordt in het proces van vaststelling en toetsing van doelstellingen en maatregelen op landbouwgebied, waarbij de behaalde resultaten worden toegepast op de activiteiten voor opleiding en technische bijstand betreffende de landbouw.
3. De overeenkomstsluitende partijen zien erop toe dat nationale resultaten van onderzoek en systematische observatie geïntegreerd worden in een gemeenschappelijk systeem voor permanente observatie en informatie en dat deze toegankelijk worden gemaakt voor het publiek binnen het bestaande institutionele kader.
4. Betreffende de verschillende berggebieden en rekening houdend met de bij dit protocol vastgestelde doelstellingen en maatregelen stellen de overeenkomstsluitende partijen met name een vergelijkend overzicht op van de economische en sociale situatie van de berglandbouw.
5. Het overzicht moet periodiek worden bijgewerkt en inlichtingen bevatten over de thema's en delen van het grondgebied die bijzondere problemen opleveren, over de doeltreffendheid van de ingevoerde maatregelen en over de vast te stellen maatregelen. Prioritair worden de gegevens verwerkt betreffende de demografische, sociale en economische ontwikkeling in samenhang met de verschillende geografische, milieu- en infrastructuurindicatoren van de gebieden en worden de overeenkomstige criteria vastgesteld voor een duurzame en evenwichtige ontwikkeling in de zin van de Alpenovereenkomst en dit protocol.
6. Bovendien worden de in bijlage genoemde thema's als prioritair beschouwd.
Artikel 18 Opleiding en informatie
1. De overeenkomstsluitende partijen bevorderen basis- en voortgezette opleiding en informatieverstrekking aan het publiek betreffende doelstellingen, maatregelen en uitvoering van dit protocol.
2. De overeenkomstsluitende partijen stimuleren in het bijzonder:
a) een verdere ontwikkeling van de basis- en voortgezette opleiding, de technische bijstand op landbouwgebied en de bijstand inzake bedrijfs- en commercieel beheer, zonder de bescherming van de natuur en het milieu uit het oog te verliezen. Het opleidingsaanbod in het algemeen wordt zodanig gestructureerd dat de oriëntatie naar en voorbereiding op andere – alternatieve of complementaire – bezigheden in aan de landbouw gerelateerde sectoren worden bevorderd;
b) uitvoerige en objectieve informatieverstrekking niet alleen aan de direct betrokken werknemers en bestuursinstanties maar ook, via de media, aan een zo ruim mogelijk publiek binnen en buiten het Alpengebied, om het vertrouwd te maken met de functies van de berglandbouw en zijn belangstelling te wekken.
3. Bovendien worden de in bijlage genoemde thema's als prioritair beschouwd.
Hoofdstuk IV Uitvoering, controle en evaluatie
Artikel 19 Uitvoering
De verdragsluitende partijen verbinden zich ertoe zorg te dragen voor de uitvoering van dit protocol door alle passende maatregelen te nemen binnen het bestaande institutionele kader.
Artikel 20
Controle op de nakoming van de verplichtingen
1. De overeenkomstsluitende partijen brengen aan het Permanent Comité regelmatig verslag uit over de krachtens dit protocol genomen maatregelen. In de verslagen wordt eveneens ingegaan op de doeltreffendheid van de genomen maatregelen. De Alpenconferentie bepaalt de frequentie van de verslagen.
2. Het Permanent Comité onderzoekt deze verslagen teneinde na te gaan of de overeenkomstsluitende partijen hun verplichtingen zijn nagekomen die voortvloeien uit dit protocol. Het comité kan ook aanvullende informatie aan de betrokken overeenkomstsluitende partijen vragen of gebruik maken van andere informatiebronnen.
3. Het Permanent Comité stelt ter attentie van de Alpenconferentie een verslag op betreffende de nakoming door de overeenkomstsluitende partijen van de verplichtingen die voortvloeien uit dit protocol.
4. De Alpenconferentie neemt kennis van dit verslag. Indien zij vaststelt dat de verplichtingen niet zijn nagekomen, kan zij aanbevelingen goedkeuren.
Artikel 21
Evaluatie van de doeltreffendheid van de bepalingen
1. De overeenkomstsluitende partijen onderzoeken en evalueren regelmatig de doeltreffendheid van de bepalingen van dit protocol. Voorzover dit voor het verwezenlijken van de doelstellingen nodig blijkt, overwegen zij de goedkeuring van passende wijzigingen van dit protocol.
2. De lagere overheden worden binnen het bestaande institutionele kader betrokken bij deze evaluatie. De op dit gebied actieve niet-gouvernementele organisaties kunnen worden geraadpleegd.
Hoofdstuk V Slotbepalingen
Artikel 22
Relaties tussen de Alpenovereenkomst en het protocol
1. Dit protocol vormt een protocol van de Alpenovereenkomst in de zin van artikel 2 en de andere relevante artikelen van de overeenkomst.
2. Niemand kan partij worden bij dit protocol indien hij geen partij is bij de Alpenovereenkomst. Elke opzegging van de Alpenovereenkomst geldt eveneens als
opzegging van dit protocol.
3. Wanneer de Alpenconferentie beraadslaagt over kwesties betreffende dit protocol, kunnen alleen de partijen bij dit protocol deelnemen aan de stemming.
Artikel 23 Ondertekening en ratificering
1. Dit protocol kan op 20 december 1994 door de staten die de Alpenovereenkomst hebben ondertekend en de Europese Gemeenschap worden ondertekend; vanaf 15 januari 1995 kan het bij de Republiek Oostenrijk, de depositaris, worden ondertekend.
2. Dit protocol treedt ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die uiting hebben gegeven aan hun instemming om door het genoemde protocol te worden gebonden, in werking drie maanden na de datum waarop drie staten hun ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte hebben nedergelegd.
3. Ten aanzien van de overeenkomstsluitende partijen die op een later tijdstip uiting geven aan hun instemming om door het protocol gebonden te worden, treedt het protocol in werking drie maanden na de datum van nederlegging van de ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte. Na de vankrachtwording van een wijziging van het protocol wordt elke nieuwe partij bij dit protocol partij bij het protocol zoals gewijzigd.
Artikel 24 Kennisgevingen
De depositaris stelt iedere in de preambule genoemde staat en de Europese Gemeenschap, wat dit protocol betreft, in kennis van:
a) iedere ondertekening,
b) de nederlegging van iedere ratificatie-, aanvaardings- of goedkeuringsakte,
c) iedere datum van inwerkingtreding
d) iedere verklaring die door een overeenkomstsluitende of ondertekenende partij wordt afgelegd,
e) iedere opzegging die door een overeenkomstsluitende partij wordt medegedeeld, inclusief de datum van inwerkingtreding ervan.
Ten blijke waarvan de ondergetekende gevolmachtigden hun handtekening onder dit protocol hebben gesteld.
Gedaan te Chambéry, op 20 december 1994, in het Frans, Duits, Italiaans en Sloveens, zijnde de vier teksten gelijkelijk authentiek, in één exemplaar dat wordt nedergelegd in het staatsarchief van de republiek Oostenrijk. De depositaris doet alle ondertekenende partijen een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift toekomen.
BIJLagE
Prioritaire onderzoeks- en opleidingsthema's conform de artikelen 17 en 18
Onderzoek
Definitie en classificatie van de berggebieden op basis van de hoogte ervan en de klimatologische, geomorfologische, economische en infrastructurele toestand van de verschillende plaatsen.
Verificaties van de effecten van de maatregelen die zijn vastgesteld op de verschillende politieke beslissingsniveaus (EU/GLB, staten, regio's, lagere overheden) ten aanzien van de berglandbouw en van de milieufuncties (sociale en ecologische compatibiliteit).
Evaluatie van de economische en ecologische, sociale en culturele functies van de landbouw en bosbouw en de ontwikkelingsmogelijkheden ervan in de context van de specifieke lokale situatie van de verschillende berggebieden.
Productie- en fabricagemethoden, criteria voor de verbetering en kwaliteit van de landbouwproducten in de berggebieden.
Genetisch onderzoek en technische bijstand voor een gedifferentieerde aan de gebieden aangepaste en milieuvriendelijke instandhouding van de diversiteit van de gebruiksveerassen en cultuurgewassen.
Opleiding
Bijstand en technische, wetenschappelijke en sociaal-economische opleiding voor de landbouwbedrijven evenals voor de voedingsbedrijven die hun producten verwerken.
Bedrijfs-, technisch en economisch beheer, in het bijzonder gericht op de diversificatie van het aanbod van producten en de verschillende alternatieven inzake productie en inkomstenbronnen in de landbouw en buiten deze sector.
Voorwaarden en technische en financiële effecten van de toepassing van natuurlijke en milieuvriendelijke exploitatie- en productiemethoden.
Media, presentatie en verspreiding van de informatie om in te spelen op de publieke opinie, de politiek en de economie, binnen en buiten het Alpengebied.
BIJLAGE II
NAMENS DE EUROPESE GEMEENSCHAP AFGELEGDE VERKLARINGEN
Verklaring van de Europese Gemeenschap
betreffende de artikelen 8 en 9 van het Protocol inzake berglandbouw
De Europese Gemeenschap erkent het coëxistentiebeginsel, zijnde de mogelijkheid voor landbouwers om te kiezen tussen de teelt van traditionele, biologische en genetisch gemodificeerde landbouwgewassen, overeenkomstig de wettelijke voorschriften inzake de etikettering van GGO’s en/of zuiverheidsnormen. De desbetreffende artikelen van het Protocol inzake berglandbouw dienen in dat licht te worden geïnterpreteerd.
Verklaring van de Europese Gemeenschap
betreffende de artikelen 7, 9 tot en met 11, 13, 14 en 16 van het Protocol inzake berglandbouw
De Europese Gemeenschap is van mening dat overheidssteunmaatregelen ten gunste van bepaalde ondernemingen in overeenstemming dienen te zijn met de EG-regels inzake concurrentie zoals vastgesteld op basis van de artikelen 36 en 87, 88 en 89 van het EG-Verdrag, en dat deze maatregelen de concurrentie niet mogen verstoren of dreigen te verstoren en geen invloed mogen hebben op het handelsverkeer tussen de partijen.