INZAKE:
ARBITRALE BESLISSING
BELGISCH ARBITRAGEHOF VOOR DE SPORT
INZAKE:
VZW KONINKLIJKE SINT – TRUIDENSE
VOETBALVERENIGING, ingeschreven in de Kruispuntbank der Ondernemingen onder het nummer 0408.030.894 en met maatschappelijke zetel te 3800 SINT – TRUIDEN, Xxxxxxxxxxxxxx 000 – 170;
EISERES, vertegenwoordigd door Mter. X. XXXXXXXX GRADE, advocaat te 0000 XXXXXX, Ubicenter, Philipssite 5/2;
TEGEN:
VZW KONINKLIJKE BELGISCHE VOETBALBOND,
ingeschreven in de Kruispuntbank der Ondernemingen onder het nummer 0403.543.160 en met maatschappelijke zetel te 0000 XXXXXXX, Xxxxx Xx Xxxxxxxxxxxx 000;
VERWEERSTER, vertegenwoordigd door Mter. X. XXXXXXXX, advocaat te 0000 Xxxxxxx, Xxxxxxxxxxxx 00.
* * * *
Gezien de schriftelijke overeenkomst tot arbitrage door partijen ondertekend op 14 maart 2012;
Als arbiters werden aangeduid:
- voor de VZW KONINKLIJKE SINT – TRUIDENSE VOETBALVERENIGING: Mter. Xxxxxxx XXXXXXX;
- voor de VZW KONINKLIJKE BELGISCHE VOETBALBOND: de
heer XXXXXXX Xxx;
Deze arbiters hebben overeenkomstig artikel 12, &2, van het Reglement van het BAS als voorzitter aangewezen: Mter. Xxxxxx XXXXX;
De partijen werden in hun uiteenzetting gehoord op de zitting van 28 maart 2012.
De vordering werd regelmatig naar vorm en inhoud ingesteld. De ontvankelijkheid wordt betwist door de KBVB;
1. Voorgaanden
1.1
De discussie tussen partijen betreft de overgang van professioneel voetbalspeler Xxxx XXXX (hierna ook “de heer XXXX”) van K. BEERSCHOT A.C. naar de VZW KVC WESTERLO (hierna ook “WESTERLO”).
De heer XXXX is professioneel sportbeoefenaar en was sinds 2009 contractueel verbonden aan K. BEERSCHOT A.C.
Zijn overeenkomst werd per brief van 21 november 2011 door K. BEERSCHOT A.C. eenzijdig en met onmiddellijke ingang beëindigd. Een reden voor de onmiddellijke beëindiging van deze overeenkomst werd niet opgegeven in dit schrijven. De heer GOOR tekende deze brief voor ontvangst.
Twee dagen na de datum van dit ontslagschrijven, en meer bepaald op 23 november 2011 (wellicht diende dit, gezien de inhoud van de brief 24.11.2011 te zijn ), verzocht WESTERLO de aansluiting (transfer) van de heer XXXX bij WESTERLO goed te keuren en hem speelgerechtigd te verklaren “conform o.a. artikel 921.2 en 26 en 1008.221 ( “één kalenderdag
.. of op 26 november 2011”) van het reglement van de KONINKLIJKE BELGISCHE VOETBALBOND ( hierna “de KBVB”).
In de hoofding van dit schrijven werd eveneens verwezen naar art. 913 van de reglementen van de KBVB.
Op 25 november 2011 verleende het Uitvoerend Comité van de KBVB een gunstig gevolg aan het verzoek van 23 november 2011.
Op 26 november 2011 werd de heer XXXX vervolgens door WESTERLO opgesteld in de competitiewedstrijd tegen BERGEN, wedstrijd waarin de heer XXXX, volgens een krantenbericht “ meteen beslissend voor Westerlo” was.
1.2
Per brief van 30 november 2011 wendde de VZW KONINKLIJKE SINT – TRUIDENSE VOETBALVERENIGING (hierna ook “de KSTVV”), zich
tot de Secretaris – Generaal van de KBVB. In deze brief stelde KSTVV onder meer:
“ Niet zonder verbazing hebben wij kennis moeten nemen van de haast onmiddellijke beslissing van het Uitvoerend Comité om de overgang van speler Xxxx Xxxx xxx Xxxxxxxxx naar Westerlo te valideren en hem meteen speelgerechtigd te verklaren voor laatstgenoemde club.
De commotie van de laatste dagen bij diverse clubs daaromtrent zal u niet ontgaan zijn en hierbij formuleren wij dan ook het werkelijk meest ruime
voorbehoud voor deze ‘ overgang ‘ , het ‘ speelgerechtigd verklaren ‘ en de door Westerlo met speler Xxxx behaalde punten.
Een afschrift van deze brief wordt overigens ook verzonden aan het Bondsparket met de vraag of aldaar en met de bekendheid van de problematiek en vele vragen, ambtshalve een onderzoek werd geopend. …
Met graagte kregen wij toelating tot inzage van het dossier waarop het Uitvoerend Comité zich heeft gebaseerd om haar beslissing te nemen. ..
De financiële moeilijkheden bij Beerschot zijn inmiddels genoegzaam bekend, de club wordt er met de wijze van handelen blijkbaar voor beloond. Er blijft ons ook de vraag of de heer Xxxx een verbrekingsvegoeding heeft gevraagd. .. “
De juridische dienst van de KBVB reageerde op 5 december 2011 en stelde “U zal inmiddels kennis genomen hebben van de beslissing genomen door het Bondsparket in deze zaak“.
Verder werden, samen met de beslissing van 25 november 2011, de stukken medegedeeld waarop de beslissing van 25 november 2011 gebaseerd was.
Bij schrijven van 8 december 2011 liet het Bondsparket bij de KBVB aan KSTVV weten dat, uit de opgevraagde stukken gebleken was “ dat betrokken speler pas opgesteld werd nadat hij hiervoor groen licht had gekregen door de beslissing van het Uitvoerend Comité dd. 25.11.2011.” Hieraan werd toegevoegd: “ Het komt het Bondsparket niet toe de achterliggende stukken en overwegingen, die behoren tot het dossier van het Uitvoerend Comité, te onderzoeken. Mijn ambt geeft u er kennis van dat bij deze het dossier dan ook wordt afgesloten. “
Op 2 januari 2012 informeerde de raadsman van de KSTVV bij de secretaris
– generaal van de KBVB “ naar de stand van de procedure en de initiatieven die overeenkomstig het reglement van de KBVB genomen dienden te worden om deze klacht te behandelen. “ De raadsman kondigde (juridische) stappen aan indien geen inlichtingen zouden worden verstrekt uiterlijk op 6 januari 2012.
Op 6 januari 2012 herinnerde de raadsman van de KSTVV aan zijn (onbeantwoord) schrijven van 2 januari 2012 en vulde hij aan dat het schrijven van 30 november 2011 “ ingediend werd conform artikel 1702, 1703 en 1711 van het Bondsreglement. “ Hij stelde verder dat klachten in verband met transferverrichtingen moeten worden voorgelegd aan een scheidsrechterscollege dat moet worden samengesteld in de schoot van de Arbitragecommissie van het Betaald Voetbal. ( art. 901 Bondsreglement )
Op 20 januari 2012 liet de Secretaris – Generaal van de KBVB weten dat de klacht werd voorgelegd aan de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal, en dat men zich verder tot deze instantie diende te richten.
Op 23 januari 2012 deelt de KSTVV aan de secretaris van de Arbitragecommissie voor het Xxxxxxx Xxxxxxx mee dat zij haar memorie op 15 februari 2012 zou neerleggen.
Nadat de raadsman van de KSTVV op 8 februari 2012 om de arbitrageovereenkomst en om een uitstel voor het neerleggen van zijn memorie had gevraagd, werd hem op 9 februari 2012 een ontwerp van arbitrageovereenkomst toegezonden door de secretaris – generaal van de KBVB. Er werd een lijst bijgevoegd van arbiters.
De raadsman van de KSTVV deed bij schrijven van 22 februari 2012 opmerken dat deze arbitrageovereenkomst drie partijen betrof ( KSTVV, Westerlo en Beerschot ), maar niet de KBVB, terwijl deze laatste volgens de KSTVV ook als partij diende te worden betrokken.
Verder stelde de raadsman van de KSTVV dat “ de personen die voorkomen op de lijst van personen die als arbiter kunnen worden gekozen, niet als objectief kunnen worden bestempeld, minstens dat een schijn van partijdigheid zou kunnen bestaan. “
De raadsman besloot dan ook dat de arbitrageovereenkomst diende te worden aangepast, zowel wat de partijen betreft als wat het voorwerp van de vorderingen aangaat en dat een college van arbiters moest worden aangesteld “ dat zelfs geen onrechtstreekse band heeft met één van de procespartijen.”
Op 1 maart 2012 schreef de secretaris – generaal van de KBVB aan de raadsman van de KSTVV ondermeer:
“ … Nu, bij schrijven van 22 februari 2012, stelt u dat u zich niet akkoord kan verklaren met de arbitrageovereenkomst. Bovendien bevat uw brief tal van nieuwe elementen die u voor de eerste maal opwerpt:
- Voor het eerst geeft u het voorwerp van het geschil weer en verwoordt u uw eis. Deze essentiële zaken waren tot nu toe allerminst duidelijk geformuleerd.
- Bovendien eist u nu ook dat de KBVB betrokken wordt in de procedure. U wist evenwel dat de KBVB niet in de door u ingeleide procedure betrokken was. Dit vloeide niet alleen voort uit de bepalingen van het Bondsreglement, maar bleek tevens uit onze briefwisseling waarin steeds de betrokken partijen vermeld werden (KSTVV, Beerschot en Westerlo).
- Ondanks uw uitdrukkelijk verzoek daartoe geeft u nu aan dat deze procedure niet gevoerd kan worden voor de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal, omdat u twijfelt aan de objectiviteit van de arbiters. Er is geen enkele gegronde reden om te twijfelen aan de objectiviteit van de arbiters. Daarenboven is het bevreemdend dat dit nu plots wordt aangehaald, daar de lijst van de arbiters publiek beschikbaar is op onze website en minstens sinds het aanhangig maken van het geschil niet gewijzigd is. Gedurende meer dan anderhalve maand heeft u hieromtrent nooit enige opmerking geformuleerd.
- Daarnaast is het opvallend dat, waar u eerst ruim de tijd nam en u uw memorie uiterlijk op 31 maart 2012 zou neerleggen (zie hierboven), u nu aanhaalt dat de zaak volledig afgehandeld dient te worden voor het begin van Play-off lIl, hetgeen betekent dat er vóór 31 maart 2012 een uitspraak dient te zijn.
Wij kunnen ons niet van de indruk ontdoen dat u via allerhande manoeuvres en koerswijzigingen tracht om de druk op te voeren zodat u zich in een gunstige positie bevindt om, indien uw sportieve resultaten niet bevredigend
zijn, op extra-sportieve redenen een stok achter de deur te hebben. Uw werkwijze is niet ernstig. We staan nu immers op één maand vóór de start van playoff lIl, terwijl de transfer van Xxxx Xxxx op het moment van aanvang van playoff lIl reeds vier maanden eerder zal plaatsgevonden hebben.
Tevens wensen wij reeds het volgende op te merken m.b.t. uw vordering. Als de oorzaak van het geschil verband houdt met het moment van de transfer van de heer Goor, kon deze transfer in elk geval ten volle uitwerking hebben gedurende de periode van 1 januari 2012 tot en met 31 januari 2012.
Voor het overige wijzen wij u op artikel 117.13 van het Bondsreglement waarbij de clubs zich ertoe verbonden hebben om voor elk geschil dat zij met de KBVB zouden hebben een beroep te doen op arbitrage, uiteraard na uitputting van de interne middelen en beroepen die in het Bondsreglement zijn voorzien. Het BAS is hiervoor het bevoegde orgaan. “
Eveneens op 1 maart 2012 schreef de secretaris van de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal dat hij, uit de verschillende standpunten van partijen, diende af te leiden dat bij partijen de wil niet langer aanwezig was om, onder de voorwaarden van het Bondsreglement, de zaak voor die commissie te laten behandelen, zodat hij het dossier afsloot.
Op 5 maart 2012 betwistte de raadsman van de KSTVV dat er bij zijn cliënte niet langer de wil aanwezig was om de zaak te laten behandelen door de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal, of dat daarvan afstand zou gedaan zijn. Hij stelde dat slechts aanpassingen waren gevraagd.
Op 7 maart verzond de raadsman van de KSTVV een verzoek tot arbitrage aan het Belgisch Arbitragehof voor de Sport (hierna ook het “BAS”). Volgens de KBVB gebeurde dit buiten haar medeweten en diende zij dit initiatief via de pers te vernemen.
2. Voorwerp van de vordering
In het inleidend verzoekschrift formuleert de KSTVV volgende vorderingen:
“ De beslissing van het Uitvoerend Comité tot validering van de transfer van de heer XXXX xxx X. BEERSCHOT A.C. naar KVC WESTERLO ongeldig te verklaren;
KVC WESTERLO de forfaitscore, zijnde 5 – 0 dan wel 0 – 5, toe te kennen voor de wedstrijden waarbij de heer XXXX op het wedstrijdblad ingeschreven stond en KVC WESTERLO punten behaalde, terwijl hij op dat moment als niet regelmatig gekwalificeerde speler diende beschouwd te worden;
De heer XXXX als niet – regelmatig gekwalificeerde speler voor de rest van het seizoen aan te merken;
Gezien de hoogdringendheid en alvorens ten gronde uitspraak te doen, volgende voorlopige en bewarende maatregelen te bevelen:
- de opschorting van de aanvang van Play – off II en Play – off III te bevelen en dit totdat het Belgisch Arbitragehof voor de Sport een bindende eindbeslissing genomen heeft betreffende de transfer van de heer XXXX van
K. BEERSCHOT A.C. naar KVC WESTERLO en dit op straffe van een dwangsom van 1 000 000 € per speeldag van Play – off II of Play – off III, die toch doorgang zou vinden;
- de opschorting van de aanvang van Play – off II te bevelen en dit totdat het Belgisch Arbitragehof voor de Sport een bindende eindbeslissing genomen heeft betreffende de speelgerechtigdheid van de heer GOOR tijdens Play – off III en dit op straffe van een dwangsom van 1 000 000 € per speeldag van Play – off III die toch doorgang zou vinden;
De Koninklijke Belgische Voetbalbond te veroordelen tot een schadevergoeding ten belope van 1 € provisioneel, onder voorbehoud van wijziging in de loop van het geding en voorlopig begroot op 5 miljoen €, voor de schade die verzoekster door de validatie van deze transfer onmiskenbaar geleden heeft;
De Koninklijke Belgische Voetbalbond te veroordelen tot de kosten van deze arbitrageprocedure. “
3. Geschilpunten
3.1. ONTVANKELIJKHEID
3.1.1. Belang
Indien de vordering van KSTVV wordt toegekend en dit zou leiden tot puntenverlies voor WESTERLO, heeft KSTVV gelet op de rangschikking voor aanvang van de play-offs III hierbij een onmiddellijk en rechtstreeks voordeel.
Het BAS stelt bijgevolg vast dat KSTVV over een voldoende belang beschikt.
3.1.2.Uitputting interne rechtsmiddelen a.standpunt KBVB
De KBVB werpt op dat de KSTVV ten onrechte geen gebruik heeft gemaakt van de interne rechtsmiddelen binnen de KBVB. De KBVB stelt dat eerst de procedure binnen de federatie uitgeput dient te zijn vooraleer men zich tot de rechter (of het BAS ) kan wenden.
Ze stelt dat de KSTVV haar vordering baseert op de vraag over de kwalificatie van de speler en het voorwerp van het geschil betrekking heeft op de opstelling door XXXXXXXX van een al dan niet gekwalificeerde speler.
Volgens de KBVB is voor dergelijke vorderingen (betreffende de kwalificatie van een speler) binnen de dertig dagen intern beroep mogelijk voor het Sportcomité binnen de KBVB. Aangezien KSTVV dit beroep niet heeft ingesteld, is haar huidige vordering volgens de stelling van de KBVB niet ontvankelijk.
Ze verwijst in dat verband naar artikel 117.13 van het Bondsreglement, dat bepaalt: “ De clubs verbinden er zich toe elk geschil met de KBVB, na de uitputting van de interne middelen voor zover deze in huidig reglement zijn voorzien, voor te leggen aan een scheidsrechterscollege …”.
KBVB betwist dat de hoger geciteerde brief van de KSTVV van 30 november 2011 als een klacht kan worden aanzien.
Volgens de KBVB betrof dit een louter verzoek van KSTVV tot informatie en een vraag naar het Bondsparket toe en werd niet uitdrukkelijk vermeld welke instantie ter zake bevoegd zou zijn. De KBVB vervolgt dat de brief van 30 november 2011 geen duidelijk voorwerp bevat en met geen woord rept over de kwalificatie van de speler, terwijl de brief ook werd beantwoord, zowel door de KBVB als door het Bondsparket.
De KBVB voegt er aan toe dat pas in het aangetekend schrijven van de raadsman van de KSTVV dd. 2 januari 2012 werd gesproken van een “klacht“ en dat nadien slechts op 6 januari 2012 gevraagd werd de klacht voor te leggen aan de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal, hetgeen ook gebeurde.
De KBVB stelt dat het aan deze Arbitragecommissie was om uit te maken of het schrijven van 30 november 2011 al dan niet een klacht was en al dan niet ontvankelijk was.
Verder wijst de KBVB er op dat de KSTVV op 25 januari 2012 thuis speelde tegen KVC WESTERLO, dat de heer XXXX opstelde, maar dat de KSTVV geen gebruik gemaakt heeft van de termijn van dertig dagen na deze wedstrijd om de kwalificatie van speler GOOR aan te vechten bij het Sportcomité.(art. 1711.2221, 1711.2222,238.1221 en 1026 Bondsreglement). Ze verduidelijkt dat in artikel 1026 van het Bondsreglement gesproken wordt van “bevoegde instantie“ omdat het Sportcomité bevoegd is voor de Nationale reeksen en het Provinciaal Comité voor de Provinciale reeksen. Ze verwijst naar het feit dat het Sportcomité zich in het verleden reeds uitsprak over de kwalificatie van een speler.
De KBVB besluit hieruit dat dit intern rechtsmiddel (de procedure binnen de federatie) bijgevolg niet werd aangewend door de KSTVV en dat huidige procedure derhalve niet ontvankelijk, minstens ongegrond, is.
b. standpunt KSTVV
De KSTVV stelt dat ze reeds vijf dagen na de beslissing van het Uitvoerend Comité van de KBVB een klacht indiende, waarin ze uitdrukkelijk voorbehoud maakte voor de “ overgang “ en het “speelgerechtigd verklaren“ van speler XXXX door het Uitvoerend Comité.
Ze stelt verder dat deze klacht pas aan de Arbitragecommissie voor het Xxxxxxx Xxxxxxx werd voorgelegd nadat haar raadsman twee aangetekende brieven had geschreven aan de KBVB.
Ze voegt er aan toe dat deze Arbitragecommissie, overeenkomstig art. 901 van het Bondsreglement, de enige bevoegde instantie is voor geschillen in verband met transferverrichtingen.
De KSTVV argumenteert dat, na haar klacht van 30 november 2011, ze slechts laat de arbitrageovereenkomst mocht ontvangen en dat hierin slechts sprake was van drie partijen en dat name de KBVB daarin niet als partij voorkwam.
Ze vervolgt dat, gezien de KBVB partij moest zijn, het niet aangewezen was dat de scheidsrechters zouden gekozen worden uit de door de KBVB voorgestelde lijst van scheidsrechters.
In antwoord op de stelling van de KBVB dat het schrijven van 30 november 2011 geen echte klacht betrof argumenteert de KSTVV:
- dat de KBVB dit schrijven zelf als ‘ klacht ‘ bestempelde en ook voorlegde aan de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal, waardoor ze expliciet de geldigheid van de klacht, minstens het bestaan ervan erkende;
- dat de Secretaris van de bevoegde instantie, overeenkomstig art. 1737.261 van het Bondsreglement, de verzoeker dient in te lichten wanneer hij vaststelt dat een procedure onontvankelijk kan worden verklaard omdat ze niet werd ingeleid volgens de reglementaire ontvankelijkheidsvereisten, en de KSTVV geen dergelijk bericht ontving;
- dat de door de KBVB aangehaalde “ gebreken “ in het schrijven van 30 november 2011 onvoldoende zwaar wegen om dit schrijven niet als klacht te beschouwen en de door de KBVB genoemde voorwaarden niet worden opgelegd in het Bondsreglement;
- dat in het schrijven van 30 november 2011 niet alleen informatie werd gevraagd, maar tevens het ruimste voorbehoud werd geformuleerd voor de overgang, het speelgerechtigd verklaren van de speler en de door Westerlo met speler XXXX behaalde punten;
- dat niet voorgeschreven werd dat het woord klacht dient te worden gebruikt en uit de inhoud van het schrijven enkel kan worden opgemaakt dat zij gericht is tegen de beslissing van het Uitvoerend Comité van 25.11.2011.
De KSTVV voegt er aan toe dat geen enkel artikel uit het Bondsreglement voorschrijft bij welke instantie een klacht moet worden ingediend.
Artikel 171 van het Bondsreglement bepaalt, aldus verder de KSTVV, dat de secretaris – generaal het origineel van de vordering of de klacht moet overmaken aan de bevoegde instantie.
Volgens de KSTVV moet een discussie over de geldigheid van een transfer, zoals in voorliggend geval, door een arbitragecollege worden behandeld ( art. 901 Bondsreglement ) en verzocht zij om die reden op 6 januari 2012 om het geschil voor te leggen aan de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal. De vordering om speler GOOR als niet – regelmatig gekwalificeerd speler te aanzien is, aldus de KSTVV, slechts een gevolg van de ongeldigheid van de beslissing van het Uitvoerend Comité.
Ten aanzien van het verwijt dat de KSTVV geen klacht zou hebben ingediend bij het Sportcomité binnen de dertig dagen na de wedstrijd van 25.1.2012 tussen de KSTVV en WESTERLO KVC, stelt de KSTVV dat dit verwijt, gezien het voorgaande, onterecht is, aangezien het Sportcomité eerst de uitspraak over de geldigheid van de transfer diende af te wachten alvorens het uitspraak kon doen over de kwalificatie van de speler.
De KSTVV verwijst verder naar het feit dat ze in haar schrijven van 30 november 2011 “ het meest ruime voorbehoud “ formuleerde, waaruit ze afleidt dat ze de wedstrijd van 25 januari 2012 onder xxxxxxxxxx speelde.
a. Beslissing
*
Gelet op de voorgelegde stukken1 oordeelt het BAS dat het voorwerp van de vordering van KSTVV de ongeldigverklaring betreft van de validering door het Uitvoerend Comité van de transfer van de heer GOOR op grond van artikel 913 Bondsreglement.
De (onregelmatige) kwalificatie van de speler voor bepaalde wedstrijden is niet meer dan een gevolg van de beslissing omtrent de validering.
*
Artikel 913.221 Bondsreglement stelt uitdrukkelijk: “[…], beslist het Uitvoerend Comité in eerste en laatste aanleg, […]”
Het BAS stelt dan ook vast dat tegen de beslissing van het Uitvoerend Comité geen interne rechtsmiddelen openstaan (ook niet bij de Arbitragecommissie voor het Betaald Voetbal), en dat klachten m.b.t. de toepassing van de reglementen (in casu artikel 913 Bondsreglement) enkel kunnen worden voorgelegd aan een onafhankelijk en onpartijdig scheidsrechterlijk college2.
De discussie m.b.t. het tijdig instellen van een rechtsmiddel voor het Sportcomité i.v.m. de kwalificatie voor één of meer bepaalde wedstrijden behoeft gelet op het voorgaande geen bespreking.
Bijgevolg is de klacht van KSTVV ontvankelijk.
1 O.m. het schrijven van 30 november 2011 waarbij KSTVV toelating vraagt tot inzage van het dossier waarop het Uitvoerend Comité zich heeft gebaseerd om zijn beslissing te nemen tot toewijzing of transfer op grond van artikel 913 Bondsreglement, en waarin zij ‘het meest ruime voorbehoud’ maakte.
2 Artikel 104.2 Bondsreglement
3.2 TEN GRONDE
3.2.1. Voorafgaandelijk: marginale toetsing
a. Standpunt KBVB
De KBVB wijst er op dat de rechter of de scheidsrechter beslissingen van de KBVB slechts marginaal kan toetsen en deze slechts kan vernietigen, wanneer deze beslissingen haar eigen reglementen schenden,in strijd zouden zijn met fundamentele rechtsbeginselen of indien de KBVB, gelet op de omstandigheden van het geval in redelijkheid niet tot de bestreden beslissing had kunnen komen.
b. Standpunt KSTVV
De KSTVV onderschrijft dit principe en voegt er aan toe dat er in voorliggend geval een schending is (geweest) van het Bondsreglement, de nationale wetgeving en de FIFA-reglementering.
c. Beslissing
Het BAS onderschijft het principe van de marginale toetsing eveneens.
Dit belet evenwel niet dat het BAS de bevoegdheid heeft te beoordelen of de beslissing van het Uitvoerend Comité is genomen conform de geldende Bondsreglementen, de (nationale) wetgeving en FIFA-reglementen.
Het BAS kan bovendien nagaan of de door het Uitvoerend Comité genomen beslissing al dan niet kennelijk onredelijk was.
3.3 Artikel 913 Bondsreglement
a. Standpunt KBVB
*
De KBVB stelt dat art. 913.222 van het Bondsreglement niet voorschrijft dat het verzoek tot toewijzing of transfer door de speler zelf moet worden ondertekend.
De KBVB argumenteert dat uit de documenten van het dossier overduidelijk blijkt dat de heer XXXX heeft ingestemd met de transfer naar WESTERLO, aangezien hij zowel het aansluitingsformulier als de kennisgeving van het spelerscontract ondertekende. Minstens, zo vervolgt de KBVB, gaf de heer XXXX impliciet mandaat aan XXXXXXXX om de transfer te laten valideren.
De KBVB stelt dat de KSTVV ten onrechte verwijst naar art. 1703 van het Bondsreglement omdat dit artikel betrekking heeft op de rechtspleging
binnen de KBVB en de vormvereisten van procedurehandelingen, die in het kader van de rechtspleging worden gesteld en dus niet op art. 913 van het Bondsreglement.
Tenslotte wijst de KBVB er op
- dat de KSTVV dit seizoen ( 2011 – 2012 ) zelf een niet door de betrokken speler ondertekend verzoek tot uitzonderlijke validering heeft ingediend;
- dat de KSTVV dit seizoen ( 2011 – 2012 ) zelf een verzoek tot uitzonderlijke validering heeft ingediend dat zuiver gestoeld was op een van de drie gevallen van art. 913 van het Bondsreglement, zodat het verwonderlijk is dat de KSTVV thans argumenteert dat er bijkomende uitzonderlijke omstandigheden moeten zijn.
Wat de inhoudelijke vereisten betreft, stelt de KBVB dat er in casu uitzonderlijke omstandigheden waren, meer bepaald:
- het feit dat in het verzoek tot uitzonderlijke validering door XXXXXXXX werd gesteld dat de speler in slechts twee competitiewedstrijden werd opgesteld, en nadien enkel in bekerwedstrijden;
- de ernstige financiële moeilijkheden bij BEERSCHOT, die door de KSTVV zelf ook werden vermeld in haar schrijven van 30 november 2011.
a. Standpunt KSTVV
*
De KSTVV argumenteert dat de inhoudelijke en vormelijke voorwaarden van artikel 913 van het Bondsreglement niet zouden zijn nageleefd door WESTERLO en de heer GOOR.
De KSTVV stelt dat, in strijd met artikel 913.222 van het Bondsreglement, het verzoek van 23 november 2011 ( in feite wellicht 24 november 2011 – zie hoger ) om de transfer van speler GOOR goed te keuren en hem speelgerechtigd te verklaren enkel door KVC WESTERLO en niet door speler GOOR werd ondertekend.
De KSTVV verwijst in dat verband naar art.1703.221 van het Bondsreglement dat bepaalt,dat de formaliteiten (van ondertekening ) door de belanghebbenden persoonlijk moet worden vervuld en dat clubs zich niet in de plaats mogen stellen van de hun toegewezen aangeslotenen. De KSTVV besluit hieruit dat de heer GOOR bijgevolg geen mandaat kon geven aan KVC WESTERLO.
De KSTVV argumenteert daarenboven dat er voor de toepassing van art. 913 van het Bondsreglement uitzonderlijke omstandigheden moeten aanwezig zijn bovenop de drie limitatief opgesomde gevallen en dat die er niet waren in voorliggend geval.
(c) Beslissing
*
Artikel 913 van het Bondsreglement bepaalt als principe dat:
“In uitzonderlijke omstandigheden:
- Op aanvraag van betrokkene
- Bij verbreking van het contract van contractspelers
- Bij een tekort aan keepers in het Betaald Voetbal
Kan het Uitvoerend Comité een transfer annuleren of valideren”
In art.913.221 wordt gesteld: “ Zonder afbreuk te doen aan de schikkingen van het gemeen recht inzake verbreking van arbeidscontracten, beslist het uitvoerend Comité in eerste en laatste aanleg, een contractspeler waarvan het contract aan de bond betekend werd, tot het einde van het seizoen toe te wijzen aan een andere club, ingeval van eenzijdige verbreking van diens contract door de club – werkgever of , ingeval van verbreking van het contract door de speler, wegens zware fout van de club – werkgever. “
Art. 913.222 bepaalt “ Deze vraag tot toewijzing of transfer dient op straffe van nietigheid te geschieden door de speler en de kandidaat – aanwervende club bij aangetekend schrijven te richten aan de Secretaris – generaal, op straffe van verval ten laatste op 15 maart. “
*
De tekst van artikel 913.222 heeft betrekking op de vormvereisten voor het indienen van de aanvraag, maar bepaalt niet met zoveel woorden dat het vermelde aangetekend schrijven door beide partijen moet worden ondertekend.
De ratio legis van artikel 913.222 is de zekerheid te bekomen dat zowel de aanwervende club als de speler akkoord gaan met de aanvraag tot toewijzing of transfer.
De vermelde nietigheid dient bijgevolg beschouwd te worden als een relatieve nietigheid waarop enkel de direct betrokken partijen (KBVB en in casu WESTERLO en de heer GOOR) zich zouden kunnen beroepen.
Het BAS merkt op dat gelet op de bijlagen3 bij het verzoek van WESTERLO gedateerd op 23/11/2011 en uit de houding van zowel WESTERLO als de heer GOOR onmiskenbaar vast staat dat zowel WESTERLO als GOOR akkoord gingen met het verzoek tot aansluiting of transfer.
Het BAS stelt vast dat de vormvereisten en de ratio legis van de vormvereisten van artikel 913.222 Bondsreglement zijn nageleefd
3 Kennisgeving van spelerscontract, persoonlijk mede-ondertekend door de heer GOOR, en aansluitingsformulier, eveneens persoonlijk mede-ondertekend door de heer GOOR,
*
Artikel 913.221 werkt de voorwaarden voor toewijzing bij eenzijdige beëindiging verder uit.
In voorliggend geval werd de overeenkomst tussen speler GOOR en zijn toenmalige club BEERSCHOT door de club eenzijdig beëindigd met onmiddellijke ingang, maar zonder opgave van een reden, zodat de situatie beschreven in artikel 913.221 van het Bondsreglement zich heeft voorgedaan.
Aangezien in ieder geval één van de drie van de in artikel 913.1 Bondsreglement gestelde omstandigheden zich voordoet, stond het het Uitvoerend Comité vrij het verzoek al dan niet te valideren.
Het Uitvoerend Comité beschikt hierbij over beoordelingsvrijheid.
In voorliggende zaak wierp WESTERLO in de aanvraag gedateerd op 23/11/2011 het argument op dat de speler in slechts twee competitiewedstrijden werd opgesteld, en nadien enkel in bekerwedstrijden.
Het Uitvoerend Comité besliste na kennisneming van de argumenten de vraag tot toewijzing of transfer te valideren.
Het BAS stelt vast dat het Uitvoerend Comité bij het nemen van de beslissing tot validatie de bepalingen van het Bondsreglement niet heeft geschonden en in de concrete omstandigheden in redelijkheid tot de genomen beslissing is kunnen komen.
3.4 De naleving van de Wet Professionele Sportbeoefenaars van 24 februari 1978.
KSTVV deed ter zitting afstand van de in haar besluiten opgeworpen argumentatie omtrent schending van de Wet 24 februari 1978 betreffende de arbeidsovereenkomst voor Betaalde Sportbeoefenaars.
Het BAS dient hierop bijgevolg niet verder in te gaan.
5. De naleving van ‘The FIFA-Regulations for the Status and Transfer of Players’ (hierna ‘FIFA-Reglement’)
a. Argumentatie KSTVV
KSTVV meent dat de transfer van speler GOOR niet in overeenstemming is met artikel 6 van het FIFA – Reglement. Ze wijst er op dat artikel 1.3.a bepaalt dat een aantal, in dat artikel opgesomde
bepalingen ( waaronder artikel 6) bindend zijn op nationaal niveau en zonder wijziging moeten worden opgenomen in de reglementen van de nationale federaties.
Artikel 6 bepaalt ( volgens de vrije vertaling door de KSTVV ):
“ Spelers kunnen enkel ingeschreven worden gedurende één of twee jaarlijkse transferperiodes , zoals bepaald door de betreffende nationale federatie. Als uitzondering op deze regel kan een professionele speler wiens contract verlopen is voor het einde van een transferperiode, ( ‘ has expired prior to the end …’ ) ingeschreven worden buiten diezelfde transferperiode. De nationale federaties zijn bevoegd om zulke professionele spelers in te schrijven op voorwaarde dat de sportieve integriteit van de betrokken competitie afdoende in overweging is genomen. In het geval een contract beëindigd is met ene gerechtvaardigde reden, kan de FIFA voorlopige maatregelen nemen om misbruik te voorkomen, en dit volgens artikel 22. “
De KSTVV wijst er op
- dat een transfer buiten de transferperiode enkel mogelijk is in uitzonderlijke en restrictief te interpreteren gevallen, voor zover het competitieve evenwicht tussen teams niet verloren dreigt te gaan;
- het contract van speler GOOR werd beëindigd en dus niet afliep;
- er geen wederzijds akkoord was om het contract van speler GOOR te beëindigen;
- de sportieve integriteit van de competitie werd aangetast door de transfer van speler GOOR.
a. Argumentatie KBVB
De KBVB argumenteert dat de KSTVV er ten onrechte van uitgaat dat de reglementen van de FIFA rechtstreeks en direct van toepassing zijn op de KBVB en dat de clubs zich rechtstreeks kunnen beroepen op de bepalingen van het FIFA –Reglement. De FIFA is, zo betoogt de KBVB verder, een privaatrechtelijke entiteit en de verhouding tussen de KBVB en de FIFA moet, volgens de KBVB, aanzien worden als een zuiver privaatrechtelijke, contractuele relatie, zodat derden ( zoals de KSTVV ) zich daar niet rechtstreeks op kunnen beroepen.( de KBVB verwijst inzake naar rechtspraak van het TAS ).
De KBVB voegt er aan toe dat de FIFA – Reglementen niet voorzien in een automatische doorwerking van hun bepalingen in de reglementen van de nationale federaties en wijst er tenslotte op dat de KSTVV zelf heeft ingestemd met het Bondsreglement.
b. Beslissing
Artikel 1, lid 3 a) FIFA-Reglement bepaalt dat artikel 6 (‘Registration Periods’) op nationaal niveau bindend is en zonder wijziging in de
reglementen van de nationale voetbalbonden dient te worden overgenomen.
Het BAS kan enkel vaststellen dat dit niet is gebeurd en dat de bepalingen van artikel 913 Bondsreglement niet overeenstemmen met artikel 6 FIFA-Reglement.
In het midden kan echter worden gelaten of het FIFA-reglement al dan niet rechtstreekse werking heeft in die zin dat KSTVV daarop in de onderhavige zaak een rechtstreeks beroep zou kunnen doen.
Het BAS oordeelt dat uit het FIFA-Reglement en de FIFA-toelichting daarop blijkt dat de ratio legis van artikel 6 FIFA-Reglement erin bestaat enerzijds sportieve integriteit van de competitie te waarborgen, anderzijds ervoor te zorgen dat de toewijzing van spelers zonder contract uitzonderlijk buiten de vastgelegde transferperiodes kan worden gevalideerd, hierbij rekening houdend met de principes van vrijheid van arbeid.
Ook volgens het FIFA-Reglement staat het de nationale bond, in situaties waarin de speler geen verwijt treft, vrij een transfer al dan niet te valideren met dien verstande dat zij rekening dient te houden met de sportieve integriteit van de betrokken competitie.
Voor zover het FIFA-Reglement al rechtstreekse werking zou hebben, kon het Uitvoerend Comité bijgevolg in redelijkheid ook op grond van het FIFA-Reglement overgaan tot validatie van de transfer van de heer GOOR, gelet op de concrete omstandigheden van het geval zoals door WESTERLO genoemd en rekening houdend met de berichten over de financiële problemen bij BEERSCHOT.
OM DEZE REDENEN,
HET BELGISCH ARBITRAGEHOF VOOR DE SPORT
Xxxxxxx op tegenspraak en verklaart de vordering van KSTVV ontvankelijk maar ongegrond en wijst ze af.
Zegt voor recht dat de kosten van het geding ten belope van 2.000€ gedragen zullen worden door KSTVV.
Verleent akte aan partijen van hun uitdrukkelijke verklaring zich onherroepelijk neer te leggen bij onderhavige beschikking, die voor hen kracht van wet zal hebben en voor geen enkele vorm van verhaal vatbaar zal zijn;
Geeft akte aan partijen van hun verzoek aan de Voorzitter van het Arbitragecollege hen kennis te geven van de uitspraak door aan elk der partijen een exemplaar ervan toe te zenden, overeenkomstig art. 1702, 1 Ger. W., doch het origineel slechts neer te leggen ter griffie van de rechtbank van eerste aanleg te Brussel , na een daartoe aan hem gericht verzoek door de meest gerede partij.
Aldus uitgesproken te Brussel op de zetel van het Belgisch Arbitragehof voor de Sport op 30 maart 2012.
Xxxxxxx XXXXXXX | Xxxxxx XXXXX | Xxx XXXXXXX |
Lid | Voorzitter | Lid |