MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
MINISTERIE VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID
AI Nr. 9306
Bijvoegsel Stcrt. d.d. 28-12-1999, nr. 251
ALGEMEEN VERBINDENDVERKLARING VAN BEPALINGEN VAN DE COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST VOOR DE SAMENWERKENDE BRANCHES IN DE DETAILHANDEL INZAKE SOCIAAL FONDS
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelezen het verzoek van Xxxxx Xxxxxxxx Services namens
– de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN)
– de Bond van Detaillisten in de Parfumeriehandel (BODEPA)
– de Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO (DIBEVO)
– de Vereniging van Detailhandelaren in Lederwaren en Reisartikelen (DLR)
– de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU)
– de Brancheorganisatie voor de Tabaksdetailhandel (NSO)
– het Nederlands Verbond van detailhandelaren in Verf en Wandbekle- ding (NVVW)
– de Vereniging Nederlandse Fotovakhandel (Vereniging SNF) als partijen te ener zijde mede namens
– de FNV Bondgenoten;
– de Dienstenbond CNV
als partijen te anderer zijde bij de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds, strekkende tot algemeen verbindendverklaring van bepalin- gen van deze collectieve arbeidsovereenkomst;
Overwegende,
dat genoemde collectieve arbeidsovereenkomst in werking treedt op 1 januari 2000;
dat van het verzoek tot algemeen verbindendverklaring mededeling is gedaan in de Staatscourant;
Sdu Uitgevers, ’s-Gravenhage 1999 CAO930699
CAO1634 1
dat naar aanleiding van dit verzoek geen schriftelijke bedenkingen zijn ingebracht;
dat de bepalingen van deze collectieve arbeidsovereenkomst gelden voor een belangrijke meerderheid van de in de bedrijfstak werkzame perso- nen;
Gelet op de artikelen 2, 4 en 5 van de Wet op het algemeen verbindend en het onverbindend verklaren van bepalingen van collectieve arbeids- overeenkomsten;
Besluit:
I. Verklaart algemeen verbindend tot en met 31 december 2004 de navolgende bepalingen van de collectieve arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds als- mede de daarbij behorende statuten en het reglement van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel, zulks met inacht- neming van hetgeen onder III, IV en V is bepaald:
Artikel 1
Begripsbepalingen
In deze collectieve arbeidsovereenkomst wordt verstaan onder:
1. werkgever:
degene die een onderneming drijft als genoemd in sub 2;
2. samenwerkende branches in de detailhandel:
a. Naaimachinehandel
de onderneming waarin in hoofdzaak reparatie en verkoop plaats- vindt van naai-, brei- en strijkmachines en daaraan aanverwante arti- kelen aan particulieren;
b. Parfumerie
de onderneming waarin in hoofdzaak producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artike- len worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Drogisterijbranche van toepassing is;
c. Dierenspeciaalzaken
de onderneming waarin in hoofdzaak gezelschapsdieren, goederen ter verzorging, voeding en huisvesting van gezelschapsdieren als- mede hengelsportartikelen worden verkocht aan particulieren;
d. Lederwaren en reisartikelen
de onderneming waarin overwegend lederwaren en reisartikelen aan- gevuld met aanverwante artikelen zoals paraplu’s, handschoenen en mode accessoires worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Schoendetailhandel, de CAO voor de Textieldetailhandel dan wel de CAO voor grootwinkelbedrijven in textiel van toepassing is;
e. Juwelierszaken
2
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
de onderneming waarin overwegend juwelen, goud en zilveren wer- ken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen worden ver- kocht aan particulieren;
f. Tabaksartikelen
de onderneming waarin behalve tabaksartikelen en rokers- benodigdheden, overwegend lectuur, wenskaarten, zoetwaren en kansspelen worden verkocht aan particulieren, dit alles eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment artikelen en diensten;
g. Verf en behang
de onderneming waarin overwegend verf, verfbenodigdheden, be- hang, wandbekleding (uitgezonderd bespanningsstoffen) en even- tuele aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, met dien verstande dat de omzet in woondecoratie, woningtextiel en stof- fering niet meer bedraagt dan 50% van de totale omzet;
h. Fotografische artikelen
de onderneming waarin uitsluitend of in hoofdzaak fotografische en video-artikelen in de ruime zin van het woord worden verkocht aan particulieren, dit eventueel aangevuld met het (in eigen beheer) ver- zorgen van ontwikkelen en afdrukken van films en foto’s voor eind- gebruikers;
3. werknemer:
degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;
4. Stichting:
de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel;
5. premieplichtig loon:
het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen inge- volge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullin- gen.
Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking.
Indien de dienstbetrekking een deel van een kalenderjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.
3
Artikel 2
Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de samenwerkende branches in de detailhandel.
Deze activiteiten kunnen binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel voort- vloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeids- voorwaarden liggen o.a. betreffende inspraak en medezeggenschap;
b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commis- sie ex artikel 25 van de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel;
c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand bren- gen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsom- standigheden van de werknemers in de samenwerkende branches in de detailhandel;
d. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van distributie-economische en distributie-technische ontwikkelingen voor het welzijn van de werknemers bij arbeid in de samenwerkende branches in de detailhandel alsmede de mogelijkheden deze gevol- gen op te vangen;
e. het verrichten van opleiding, vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de samenwerkende branches in de detailhandel;
f. kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de samenwerkende branches in de detailhandel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaats- voorziening.
Artikel 3
De uitvoering
De realisatie van het in artikel 2 genoemde doel is opgedragen aan de Stichting, waarvan de statuten en de reglementen als bijlage I, II en III aan deze overeenkomst zijn gehecht en daarvan een integrerend deel uit- maken.
Artikel 4
Verplichtingen werkgever
Werkgevers zijn gehouden zich aan te melden bij de Stichting, gegevens te verstrekken en de bijdragen te betalen die zij aan de Stichting ver-
4
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
schuldigd zijn, overeenkomstig datgene wat in dit opzicht in de statuten en de reglementen van de Stichting is bepaald en zullen zich ook overi- gens moeten houden aan het bepaalde in de statuten en de reglementen van de Stichting.
Artikel 5
Rechten van werknemer en werkgever
Iedere werknemer en iedere werkgever heeft het recht deel te nemen aan
c.q. gebruik te maken van (de resultaten van) de door de Stichting gefi- nancierde of gesubsidieerde activiteiten als bedoeld in artikel 2.
Artikel 6
Premie
Door de werkgever is aan de Stichting af te dragen een door de Stich- ting te bepalen percentage van het premieplichtig loon van alle werkne- mers in de onderneming. Deze premie is voor het jaar 2000 vastgesteld op 0,45% en ingaande 1 januari 2001 op 0,3%.
De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.
Artikel 7
Vrijstelling van premiebetaling
Vrijgesteld van de in artikel 6 bedoelde verplichting tot betaling van pre- mie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werk- nemers voor wie een bij een andere collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze collectieve arbeidsovereenkomst is geregistreerd bij de Arbeidsinspectie.
5
BIJLAGE I
Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds.
STATUTEN VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL
Artikel 1
Naam en Zetel
1. De Stichting draagt de naam:
,,Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel’’.
2. De Stichting is gevestigd te Utrecht.
Artikel 2
Begripsbepalingen
In deze statuten wordt verstaan onder:
1. werkgever:
degene die een onderneming drijft als genoemd in sub 2;
2. samenwerkende branches in de detailhandel:
a. Naaimachinehandel
de onderneming waarin in hoofdzaak reparatie en verkoop plaats- vindt van naai-, brei- en strijkmachines en daaraan aanverwante arti- kelen aan particulieren;
b. Parfumerie
de onderneming waarin in hoofdzaak producten op het gebied van schoonheid, lichaamsverzorging van de mens en aanverwante artike- len worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Drogisterijbranche van toepassing is;
c. Dierenspeciaalzaken
de onderneming waarin in hoofdzaak gezelschapsdieren, goederen ter verzorging, voeding en huisvesting van gezelschapsdieren als- mede hengelsportartikelen worden verkocht aan particulieren;
d. Lederwaren en reisartikelen
de onderneming waarin overwegend lederwaren en reisartikelen aan- gevuld met aanverwante artikelen zoals paraplu’s, handschoenen en mode accessoires worden verkocht aan particulieren, tenzij de CAO voor de Schoendetailhandel, de CAO voor de Textieldetailhandel dan wel de CAO voor grootwinkelbedrijven in textiel van toepassing is;
e. Juwelierszaken
de onderneming waarin overwegend juwelen, goud en zilveren wer-
6
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
ken, uurwerken, edelstenen en aanverwante artikelen worden ver- kocht aan particulieren;
f. Tabaksartikelen
de onderneming waarin behalve tabaksartikelen en rokers- benodigdheden, overwegend lectuur, wenskaarten, zoetwaren en kansspelen worden verkocht aan particulieren, dit alles eventueel gecombineerd met een aanvullend assortiment artikelen en diensten;
g. Verf en behang
de onderneming waarin overwegend verf, verfbenodigdheden, be- hang, wandbekleding (uitgezonderd bespanningsstoffen) en even- tuele aanverwante artikelen worden verkocht aan particulieren, met dien verstande dat de omzet in woondecoratie, woningtextiel en stof- fering niet meer bedraagt dan 50% van de totale omzet;
h. Fotografische artikelen
de onderneming waarin uitsluitend of in hoofdzaak fotografische en video-artikelen in de ruime zin van het woord worden verkocht aan particulieren, dit eventueel aangevuld met het (in eigen beheer) ver- zorgen van ontwikkelen en afdrukken van films en foto’s voor eind- gebruikers;
3. werknemer:
degene die tot een werkgever als genoemd in dienstbetrekking staat in de zin van de sociale werknemersverzekeringen;
4. Stichting: de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches De- tailhandel;
5. bestuur: het in artikel 5 bedoelde bestuur;
6. administrateur: de in artikel 8 bedoelde administrateur;
7. reglement: het in artikel 12 bedoelde reglement.
Artikel 3
Doel
Het financieren en subsidiëren van activiteiten die gericht zijn op het in sociaal opzicht optimaal functioneren van de samenwerkende branches in de detailhandel.
Deze activiteiten kunnen binnen het doel van de Stichting bestaan uit het bevorderen van:
a. het geven van voorlichting en informatie over voorschriften die uit de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel voort- vloeien en/of andere voorschriften die op het terrein van de arbeids- voorwaarden liggen o.a. betreffende inspraak en medezeggenschap;
b. het doen uitvoeren van de werkzaamheden van de Sociale Commis-
7
sie ex artikel 25 van de CAO voor de samenwerkende branches in de detailhandel;
c. het verrichten en publiceren van onderzoek naar het tot stand bren- gen en uitvoeren van maatregelen ter verbetering van de arbeidsom- standigheden van de werknemers in de samenwerkende branches in de detailhandel;
d. het verrichten en publiceren van onderzoek naar de gevolgen van distributie-economische en distributie-technische ontwikkelingen voor het welzijn van de werknemers bij arbeid in de samenwerkende branches in de detailhandel alsmede de mogelijkheden deze gevol- gen op te vangen;
e. het verrichten van opleiding, vormings- en ontwikkelingswerk ten behoeve van de werknemers en werkgevers in de samenwerkende branches in de detailhandel;
f. kwalitatief goede opvang voor kinderen van werknemers, werkzaam in de samenwerkende branches in de detailhandel, door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaats- voorziening.
Artikel 4
Geldmiddelen
1. De inkomsten van de Stichting bestaan uit:
a. bijdragen van werkgevers en werknemers, zoals omschreven in artikel 6 van de CAO voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds;
b. bijdragen van de overheid;
c. de te kweken renten;
d. schenkingen, legaten en erfstellingen;
e. al hetgeen op andere wijze wordt verworven.
2. Erfstellingen kunnen slechts worden aanvaard onder het voorrecht van boedelbeschrijving.
3. De uitgaven van de Stichting bestaan uit:
a. de uitgaven voortvloeiend uit de realisatie van het in artikel 3 omschreven doel;
b. de overige uitgaven.
Artikel 5
Bestuur
1. Het bestuur van de Stichting bestaat uit zes leden, van wie drie wor- den benoemd door de werkgeversorganisaties, te weten:
a. de Algemene Vereniging van Naaimachinehandelaren (AVVN), gevestigd te Capelle aan de IJssel;
8
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
x. xx Xxxx van Detaillisten in de Parfumeriehandel (BODEPA), gevestigd te Voorburg;
c. de Vereniging Landelijke Organisatie DIBEVO (DIBEVO), ge- vestigd te Amersfoort;
d. de Vereniging van Detailhandelaren in Lederwaren en Reis- artikelen (DLR), gevestigd te Amsterdam;
e. de Nederlandse Juweliers- en Uurwerkenbranche (NJU), geves- tigd te Voorburg;
f. de Brancheorganisatie voor de Tabaksdetailhandel (NSO), geves- tigd te Zoetermeer;
g. het Nederlands Verbond van detailhandelaren in Verf en Wand- bekleding (NVVW), gevestigd te Voorburg;
h. de Vereniging Nederlandse Fotovakhandel (Vereniging SNF), gevestigd te Geldermalsen;
tezamen in onderling overleg;
en drie door de werknemersorganisaties, te weten:
a. twee door de FNV Bondgenoten, gevestigd te Amsterdam;
b. één door de Dienstenbond CNV, gevestigd te Hoofddorp.
Voor ieder bestuurslid wordt door de organisatie(s), die dit lid heeft (hebben) benoemd, een plaatsvervanger benoemd, die alleen als bestuurslid optreedt bij ontstentenis dan wel afwezigheid van het lid als wiens plaatsvervanger hij is benoemd.
2. Het lidmaatschap dan wel het plaatsvervangend lidmaatschap van het bestuur eindigt door periodiek aftreden, schriftelijk bedanken, over- lijden, alsmede indien de betrokken organisatie de benoeming in- trekt.
3. Ieder jaar in de maand januari treedt één werkgeversbestuurslid en één werknemersbestuurslid, alsmede hun plaatsvervangers af vol- gens een door het bestuur op te maken rooster. De aftredenden zijn, met inachtneming van het bepaalde in het eerste lid, onmiddellijk herbenoembaar.
4. In een vacature wordt zo spoedig mogelijk na het ontstaan daarvan voorzien door de organisatie(s) die, gelet op het bepaalde in het eer- ste lid, daarvoor in aanmerking komt (komen).
Een bestuurslid dan wel plaatsvervangend bestuurslid, dat in zulk een vacature is benoemd, treedt af op het tijdstip waarop degene die hij opvolgt moest aftreden. Het bestuur kan zijn bevoegdheden uit- oefenen ook wanneer er vacatures zijn.
9
5. Het bestuur wijst een werkgeversbestuurslid en een werknemers- bestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als voorzitter optreden. Het bestuur bepaalt wie voor het eerst als voor- zitter zal optreden. Bij ontstentenis van de fungerende voorzitter treedt de andere voorzitter als zodanig op.
6. Evenzo wijst het bestuur een werkgeversbestuurslid en een werknemersbestuurslid aan, die beurtelings voor de tijd van één kalenderjaar als secretaris optreden, met dien verstande, dat met de werkgeversvoorzitter de werknemerssecretaris en met de werknemersvoorzitter de werkgeverssecretaris fungeert. Bij ontsten- tenis van de fungerende secretaris treedt de andere secretaris als zodanig op.
7. Door het bestuur kan aan de bestuursleden dan wel plaatsvervan- gende bestuursleden voor het bijwonen van vergaderingen of daar- mede gelijk te stellen bijeenkomsten een vergoeding worden toege- kend.
Artikel 6
Bevoegdheden van het bestuur en vertegenwoordiging
1. Het bestuur vertegenwoordigt de Stichting. Daarnaast zijn de voor- zitter en secretaris van het bestuur gezamenlijk bevoegd de Stichting te vertegenwoordigen.
2. Het bestuur is bevoegd alle handelingen te verrichten voor zover daaromtrent bij of krachtens wettelijke voorschriften, respectievelijk bij of krachtens deze statuten of de reglementen van de Stichting niet anders is bepaald.
Voorts is het bestuur bevoegd te besluiten tot het aangaan van over- eenkomsten tot verkrijging, vervreemding en bezwaring van register- goederen, daaronder echter niet begrepen het aangaan van overeen- komsten waarbij de Stichting zich als borg of hoofdelijk medeschuldenaar verbindt, zich voor een derde sterk maakt of zich tot zekerheidstelling voor een schuld van een derde verbindt.
3. Alle van het bestuur uitgaande stukken worden door de voorzitter en de secretaris getekend.
4. Het bestuur is bevoegd om ook de administrateur tekenings- bevoegdheid te geven.
5. Het bestuur is belast met de zorg voor de uitvoering en handhaving van de statuten en het reglement.
6. Het bestuur kan zijn bevoegdheden geheel of gedeeltelijk delegeren 10
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
aan de voorzitter en de secretaris of aan de administrateur. De gede- legeerde bevoegdheden worden uitgeoefend onder toezicht en ver- antwoordelijkheid van het bestuur.
Artikel 7
Bestuursvergaderingen en besluitvorming
1. Het bestuur vergadert ten minste éénmaal per jaar en voorts zo dik- wijls de voorzitter dit nodig acht of ten minste twee bestuursleden zulks wensen.
In het laatste geval is de voorzitter verplicht, nadat een desbetreffend schriftelijk verzoek door hem is ontvangen, het betrokken schrifte- lijk verzoek onmiddellijk aan de overige bestuursleden toe te zenden, een bestuursvergadering uit te schrijven en deze binnen zes weken te doen houden.
2. De oproeping voor alle vergaderingen geschiedt door of namens de voorzitter per schriftelijke convocatie. De te behandelen onderwer- pen worden in de oproeping vermeld. Andere punten kunnen slechts worden behandeld in een vergadering, waarin ten minste vier be- stuursleden aanwezig zijn, tenzij een van de aanwezige bestuursle- den zich tegen behandeling verzet.
3. Indien de voorzitter geen gevolg geeft aan een verzoek ingevolge het eerste lid, zijn de betrokken leden van het bestuur gezamenlijk tot de convocatie van de vergadering bevoegd.
4. Ter vergadering brengen de aanwezige werkgeversbestuursleden ge- zamenlijk evenveel stemmen uit als door de aanwezige werknemers- bestuursleden worden uitgebracht.
Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden even groot, dan brengt ieder lid van het bestuur één stem uit.
Zijn de aantallen ter vergadering aanwezige werkgevers- en werknemersbestuursleden niet even groot, dan brengt ieder lid van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is, zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het grootste aantal ter vergadering aanwezig is. Ieder lid van de groep, waarvan het grootste aantal aanwezig is, brengt als- dan zoveel stemmen uit als overeenkomt met het aantal leden van die groep, waarvan het kleinste aantal ter vergadering aanwezig is.
11
5. Het bestuur is slechts bevoegd tot het nemen van beslissingen, wan- neer ten minste vier bestuursleden ter vergadering aanwezig zijn. Ingeval ter vergadering niet het voor het nemen van een beslissing vereiste aantal bestuursleden aanwezig is, wordt het bestuur binnen een maand doch niet eerder dan na 10 dagen opnieuw in vergadering bijeengeroepen. In die vergadering kan, ongeacht het aantal aanwe- zige bestuursleden, een besluit worden genomen over die voorstel- len, waarover in de eerste uitgeschreven vergadering wegens onvol- talligheid geen besluit kon worden genomen.
6. Tenzij in deze statuten uitdrukkelijk anders is bepaald, worden alle besluiten in een bestuursvergadering over zaken genomen bij vol- strekte meerderheid van stemmen.
Bij staking van stemmen wordt, tenzij de vergadering voltallig is, het nemen van een besluit tot een volgende vergadering uitgesteld.
In deze en evenzo in een voltallige vergadering wordt bij staking van stemmen het voorstel geacht niet te zijn aangenomen. De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping wanneer één van de bestuursleden dit verlangt en alsdan mondeling.
De stemming over personen geschiedt, behoudens in die gevallen waarin de verkiezing bij acclamatie plaats heeft, met gesloten en ongetekende briefjes. De volstrekte meerderheid van stemmen be- slist. Heeft bij de eerste stemming niemand de volstrekte meerder- heid verkregen, dan heeft een tweede vrije stemming plaats.
Is er ook dan geen volstrekte meerderheid, dan heeft er tussen de twee kandidaten, die alsdan de meeste stemmen verkregen hebben, een herstemming plaats nadat zonodig door een tussenstemming is uitgemaakt tussen welke personen de herstemming zal plaatsvinden. Indien bij deze tussenstemming of herstemming de stemmen staken, beslist het lot.
Xxxxxx uitgebrachte stemmen tellen niet mee bij de berekening van het aantal stemmen, dat de volstrekte meerderheid uitmaakt.
7. Een besluit van het bestuur kan via schriftelijke voorlegging aan de leden van het bestuur tot stand komen bij meerderheid van de geldig uitgebrachte stemmen. Indien een bestuurslid de wens daartoe te kennen geeft, wordt het besluit aangehouden tot de volgende bestuurs- vergadering.
Artikel 8
Administrateur
1. Het administratief en geldelijk beheer wordt onder toezicht en ver- antwoordelijkheid van het bestuur gevoerd door een daarvoor door het bestuur aan te wijzen administrateur.
2. De opdracht tot het voeren van het administratief en geldelijk beheer 12
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
wordt schriftelijk verstrekt en door de administrateur schriftelijk aan- vaard in een voor dit doel opgestelde administratie-overeenkomst. De rechten en verplichtingen die uit de administratie-overeenkomst voor beide partijen voortvloeien, worden overigens vastgelegd in deze administratie-overeenkomst.
3. De administrateur is verplicht zich te doen vertegenwoordigen in de vergaderingen van het bestuur.
Artikel 9
Boekjaar
1. Het boekjaar loopt van één januari tot en met één en dertig decem- ber.
2. Het eerste boekjaar loopt vanaf de datum van oprichting tot en met één en dertig december tweeduizend.
Artikel 10
Jaarverslag, rekening en verantwoording
1. Het bestuur van de Stichting stelt jaarlijks een verslag op, dat een getrouw beeld geeft van de grootte en samenstelling van het vermo- gen van de Stichting en van de ontwikkeling daarvan gedurende het voorafgaande boekjaar; in dit verslag wordt door het bestuur reke- ning en verantwoording van het gevoerde beleid afgelegd.
2. Het in het eerste lid bedoelde verslag moet zijn gecontroleerd en goedgekeurd door een door het bestuur aangewezen externe register- accountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.
3. Het verslag wordt ter inzage van de bij het fonds betrokken werkge- vers en werknemers neergelegd:
a. ten kantore van de administrateur;
b. op een of meer door de Minister van Sociale Zaken en Werkge- legenheid aan te wijzen plaatsen.
4. Het verslag wordt toegezonden aan elk der in artikel 5, eerste lid,
13
genoemde organisaties en op aanvraag aan de bij de Stichting betrok- ken werkgevers en werknemers.
Artikel 11
Statuten en ontbinding
1. Een besluit tot wijziging van de statuten van de Stichting kan alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitge- schreven vergadering, waar ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde van de ter vergadering uitge- brachte geldige stemmen zich daarvóór verklaart. Indien niet ten minste vier bestuursleden aanwezig zijn, is het bepaalde in de tweede en derde volzin van artikel 7 lid 5 van overeenkomstige toepassing.
2. Een voorstel tot ontbinding van de Stichting wordt niet in behande- ling genomen dan nadat daarover schriftelijk advies is ingewonnen van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties. Voor het uit- brengen van deze adviezen moet een termijn van ten minste één maand worden gegeven.
Een besluit tot ontbinding van de Stichting kan alleen door het bestuur worden genomen in een bijzonderlijk daartoe uitgeschreven vergadering, waar alle bestuursleden aanwezig zijn, en indien ten minste twee/derde van de ter vergadering uitgebrachte geldige stem- men zich daarvóór verklaart. Indien niet ten minste alle bestuursle- den aanwezig zijn, is het bepaalde in de tweede en derde volzin van artikel 7 lid 5 van overeenkomstige toepassing.
3. Het bestuur zal binnen twee weken na het verlijden van een akte van statutenwijziging een authentiek afschrift van die akte voor een ieder ter inzage neerleggen ter griffie van het kantongerecht te Utrecht.
Artikel 12
Reglementen
1. Het bestuur stelt een of meer reglementen vast, waarin bepalingen worden opgenomen omtrent de vaststelling en invordering van de door de werkgevers verschuldigde bijdragen, alsmede de wijze waarop de doelstelling zal worden gerealiseerd.
2. Het bestuur is bevoegd tot wijziging van de reglementen.
3. Bepalingen in de reglementen welke in strijd zijn met deze statuten zijn nietig.
4. De reglementen, alsmede wijzigingen in de reglementen treden niet in werking alvorens een door het bestuur ondertekend exemplaar
14
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
houdende de volledige tekst van het desbetreffende reglement of ingeval van wijziging de volledige tekst van die wijziging, voor een ieder ter inzage is neergelegd ter griffie van het kantongerecht te Utrecht.
Artikel 13
Verplichtingen werkgevers, werknemers en door de Stichting gesubsidieerde instellingen
1. De werkgevers en werknemers zijn verplicht alle gegevens te ver- strekken, die het bestuur voor een goede uitvoering van de statuten en het reglement nodig acht.
2. Bij gebreke van de in het eerste lid bedoelde gegevens is het bestuur gerechtigd de betreffende gegevens naar beste weten te schatten.
3. Bij een aanvraag om subsidie dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden ingezonden. Het voorgaande geldt niet voor de aanvraag voor een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaats.
Jaarlijks zal door een gesubsidieerde instelling aan het bestuur van de Stichting verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden worden afgelegd.
Artikel 14
Vereffening
1. Bij ontbinding van de Stichting geschiedt de vereffening door een daartoe door het bestuur te benoemen commissie.
2. De met de vereffening belaste commissie treedt in de bevoegdheden en de verplichtingen van het bestuur met dien verstande dat na het in werking treden van het besluit tot ontbinding:
a. door werkgevers en werknemers geen premies meer verschuldigd zullen worden;
b. geen wijzigingen in de statuten en de reglementen mogen wor- den aangebracht.
3. Bij vereffening wordt eerst een zodanig bedrag uitgetrokken dat de
15
financiële verplichtingen van de Stichting tot de reglementaire eind- datum kunnen worden nagekomen.
Een eventueel overschot zal worden aangewend zoveel mogelijk in overeenstemming met de doelstelling van de Stichting.
4. De slotrekening van de vereffening, alsmede de bestemming van het eventuele overschot behoeven de goedkeuring van de in artikel 5, eerste lid, genoemde organisaties.
Artikel 15
Beleggingen
1. De geldmiddelen als bedoeld in artikel 4 lid 1 worden – voor zover niet direct bestemd voor de uitgaven bedoeld in lid 3 van dat artikel
– door het bestuur belegd, met inachtneming van in redelijkheid daaraan te stellen eisen van liquiditeit, rendement en risicoverdeling.
2. Gerede gelden worden in rekening-courant gestort bij de administra- teur.
De titels betreffende geldleningen op onderhandse schuldbekentenis worden bewaard in de kluis van de administrateur.
3. Effecten en andere geldswaardige papieren worden zoveel mogelijk in bewaring gegeven bij algemene handelsbanken.
4. Het bestuur zal de kosten van beheer van de geldmiddelen en de wijze van verrekening van die kosten vaststellen.
Artikel 16
Vrijstelling van premiebetaling
Vrijgesteld van de verplichting tot betaling van premie aan de Stichting is op diens verzoek de werkgever voor die werknemers voor wie een bij een andere collectieve arbeidsovereenkomst ingesteld sociaal fonds geldt, mits deze collectieve arbeidsovereenkomst is geregistreerd bij de Ar- beidsinspectie.
Artikel 17
Onvoorziene gevallen
Het bestuur is bevoegd in onvoorziene gevallen af te wijken van het bepaalde in de reglementen, mits daarbij niet in strijd wordt gehandeld met de statuten.
16
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE II
Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.
REGLEMENT VAN DE STICHTING SOCIAAL FONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten.
Voorts wordt in dit reglement verstaan onder premieplichtig loon: het loon in de zin van de Coördinatiewet Sociale Verzekering (Stb. 1966, 64), met uitzondering van uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering of de Werkloosheidswet en hierop door de werkgever verstrekte aanvullingen.
Het loon dat meer heeft bedragen dan het maximum premieloon als bedoeld in de Coördinatiewet Sociale Verzekering op jaarbasis, blijft buiten aanmerking. Indien de dienstbetrekking een deel van een kalen- derjaar betreft, wordt dit maximum premieloon vermenigvuldigd met een breuk, waarvan de teller gelijk is aan het aantal kalenderdagen dat de dienstbetrekking heeft geduurd en waarvan de noemer gelijk is aan het aantal kalenderdagen in het desbetreffende kalenderjaar.
Artikel 2
Premie
1. De hoogte van de bijdrage als bedoeld in artikel 4 lid 1 sub a van de statuten is een voor elk jaar door het bestuur vast te stellen percen- tage van het premieplichtig loon van alle werknemers, in acht ne- mende het bepaalde in artikel 16 van de statuten.
Deze premie is voor het jaar 2000 vastgesteld op 0,45% en ingaande 1 januari 2001 op 0,3%. De werkgever is verplicht deze premie aan de Stichting te voldoen.
De werknemersbijdrage is op nihil vastgesteld.
17
2. De Stichting brengt de premie per boekjaar aan de werkgever in rekening op basis van door of namens de werkgever voor iedere werknemer afzonderlijk verstrekte loonopgaven. De Stichting deelt het te betalen bedrag van de premie en de termijn waarbinnen de betaling dient te geschieden, schriftelijk aan de werkgever mee.
3. Betaling van de premie kan, indien een werkgever dit wenst, plaats- vinden in gelijke kwartaaltermijnen, waarbij het vervallen bedrag steeds op de eerste van het desbetreffende kwartaal in het bezit van de administrateur dient te zijn. In afwijking van het voorgaande wordt een vordering in haar geheel opeisbaar, indien de werkgever ten aanzien van de betaling van een van de termijnen in gebreke is. Voor werkgevers die dit wensen kan betaling van de premie ook plaatsvinden in gelijke maandtermijnen, die steeds vervallen per de eerste van de maand, mits die werkgevers de administrateur machti- gen tot maandelijkse afschrijving van de vervallen termijnen van hun rekening over te gaan.
Het in de vorige volzin bepaalde vervalt, indien op de rekening van de werkgever niet voldoende saldo aanwezig is om de afschrijving te realiseren, zodat het bepaalde in de eerste en tweede volzin van dit lid ten aanzien van die werkgever weer van toepassing is.
De betaalde premie zal worden verrekend met de premie die door de werkgever over het desbetreffende kalenderjaar op basis van de loon- opgaven over dat kalenderjaar verschuldigd is.
4. De werkgever, die nalaat de premie binnen de gestelde termijn te betalen, is voor elke maand verzuim rente verschuldigd ter hoogte van de alsdan geldende wettelijke rente, bedoeld in artikel 6:119 BW, tenzij het bestuur daarvan geheel of gedeeltelijk ontheffing verleent.
5. Voorts zijn in geval van nalatigheid aan het fonds verschuldigd alle kosten die door de Stichting zijn gemaakt ter invordering van niet tijdig betaalde premies en van de rente bedoeld in het vierde lid.
Artikel 3
Realisering doelstelling
1. De Stichting realiseert het in artikel 3 van de statuten genoemde doel door het toekennen van subsidies aan instellingen die activiteiten als genoemd in deze doelstelling verrichten, alsmede door het leveren van een financiële bijdrage in de kosten van een kindplaats- voorziening op de wijze zoals omschreven in het reglement van het kinderopvangfonds samenwerkende branches detailhandel (Bijlage III).
2. Van de in artikel 4 lid 1 van de statuten bedoelde gelden – voor zover
18
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
niet benodigd voor de uitgaven als bedoeld in lid 3 sub b van genoemd artikel – zal:
a. 2/3 worden bestemd voor het A-fonds, waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub a tot en met e van de statuten worden gefinancierd, waarbij de gelden van het A-fonds in beginsel zul- len worden verdeeld over de acht samenwerkende branches in de detailhandel naar rato van de loonsommen van deze branches;
b. 1/3 worden bestemd voor het B-fonds (kinderopvangfonds), waaruit de activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub f van de sta- tuten worden gefinancierd.
Artikel 4
Werkwijze
1. De aanvragen om subsidie als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de sta- tuten dienen schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel
– voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na het nemen van het besluit een subsidie aan te vragen;
– voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e januari van het jaar waarop de subsidie-aanvraag betrekking heeft.
Bij de aanvragen dient een begroting betreffende de besteding van de aangevraagde gelden te worden meegezonden.
2. De verantwoording omtrent de besteding van de ontvangen gelden als bedoeld in artikel 13 lid 3 van de statuten dient schriftelijk bij het bestuur te worden ingediend, en wel
– voor eenmalige subsidies: zo spoedig mogelijk na de besteding van deze gelden;
– voor periodieke subsidies: jaarlijks vóór de 1e juli volgend op het jaar waarop de subsidie betrekking had.
3. Het bestuur is bevoegd nadere voorschriften te geven waaraan de bij de subsidieaanvraag mee te zenden begroting dient te voldoen. Be- houdens een subsidie voor activiteiten waarvan de kosten verant- woord worden door middel van een gespecificeerde factuur van een derde, dient de verantwoording vergezeld te gaan van een verklaring van een registeraccountant of accountants-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid, waaruit blijkt dat de ontvangen gelden zijn besteed in overeenstemming met de doelstelling van de Stich- ting.
19
4. Op beslissingen van het bestuur omtrent de subsidieaanvraag kan geen beroep worden ingesteld, onverlet de mogelijkheid een nieuwe aanvraag in te dienen.
5. De wijze waarop werknemers in aanmerking kunnen komen voor een financiële bijdrage in de kosten van kindplaatsen, is nader gere- geld in het reglement van het kinderopvangfonds samenwerkende branches detailhandel (bijlage III).
Artikel 5
Begroting
Het bestuur stelt jaarlijks een begroting van inkomsten en uitgaven van de Stichting vast.
De begroting omvat:
a. de inkomsten als bedoeld in artikel 4 lid 1 van de statuten;
b. financiering en subsidiëring van activiteiten als bedoeld in artikel 3 van de statuten;
c. de kosten van administratie en bestuur;
d. eventuele andere lasten.
De begroting is voor betrokkenen beschikbaar.
20
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
BIJLAGE III
Bijlage als bedoeld in artikel 3 van de Collectieve Arbeidsovereenkomst voor de Samenwerkende Branches in de Detailhandel inzake Sociaal Fonds respectievelijk als bedoeld in artikel 12 lid 1 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.
REGLEMENT VAN HET KINDEROPVANGFONDS SAMENWERKENDE BRANCHES DETAILHANDEL
Artikel 1
Begripsbepalingen
In dit reglement worden geacht te zijn opgenomen de begripsbepalingen omschreven in artikel 2 van de statuten van de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.
Voorts wordt in dit reglement verstaan onder:
1. kinderopvangregeling:
de door partijen bij de CAO bedoelde regeling, gericht op het leve- ren van een financiële bijdrage van de werkgever in de kosten van een kindplaatsvoorziening;
2. kinderopvangfonds:
het B-fonds dat is geïncorporeerd in het Sociaal Fonds Samenwer- kende Branches Detailhandel en waaruit de kindplaatsvoorziening wordt gefinancierd;
3. kind: een kind dat nog niet de basisschoolleeftijd heeft bereikt;
4. xxxxx: een werknemer is ouder van een kind indien:
– sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer én de werknemer de verzorging van het kind op zich genomen heeft;
– geen sprake is van een familierechtelijke betrekking tussen het kind en de werknemer, maar de werknemer het kind verzorgt; het kind wordt geacht door de werknemer te worden verzorgd als werknemer en kind, blijkens een uittreksel uit het bevolkingsre- gister, op hetzelfde adres wonen en de werknemer duurzaam het onderhoud en de opvoeding van het kind op zich heeft genomen;
21
5. SUK: de Stichting Uitvoering Kinderopvangregelingen, gevestigd te Utrecht;
6. kindplaatsvoorziening:
– kinderopvang in kinderdagverblijven, die voldoen aan een door de desbetreffende gemeente opgestelde verordening of, bij ge- breke daarvan, voldoen aan de door het bestuur gestelde kwali- teitsnormen;
– gastouderopvang via een gastouderbureau.
Artikel 2
Regeling kinderopvang
Door partijen bij de CAO voor de samenwerkende branches in de detail- handel is overeengekomen dat een bedrag uit het (B-deel van het) Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel beschikbaar wordt gesteld voor kinderopvang.
Dit bedrag wordt ondergebracht in het kinderopvangfonds, waaruit de kinderopvang wordt gefinancierd. Het beheer van het kinderopvang- fonds is opgedragen aan de Stichting Sociaal Fonds Samenwerkende Branches Detailhandel.
De werkgever zal een voorwaardenscheppende rol spelen voor (de uit- breiding van) mogelijkheden van kinderopvang en wel in die zin dat door de werkgever een financiële bijdrage zal worden geleverd in de kosten van de kinderopvangregeling.
Artikel 3
Uitvoering kinderopvangregeling
De uitvoering van deze regeling is opgedragen aan:
x. xx XXX voor wat betreft het verzorgen van de kindplaatsvoorziening;
b. de administrateur voor wat betreft het verzorgen van de financiële bijdragen in de kosten van kindplaatsen.
Artikel 4
Kwaliteitsnormen
Bij gebreke van een door de desbetreffende gemeente opgestelde veror- dening zal het bestuur voor de kwaliteitsnormen waaraan een kindplaats moet voldoen, de kwaliteitsnormen conform het advies van de Vereni- ging van Nederlandse Gemeenten als richtlijn hanteren.
22
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 5
Wijze van aanvragen van een bijdrage
De ouder dient de aanvraag voor kinderopvang en voor een bijdrage in de kosten daarvan in bij de SUK. Het daartoe strekkende inschrijfformu- lier is verkrijgbaar bij de SUK.
Artikel 6
Voorwaarden
Om in aanmerking te komen voor een bijdrage in de kosten van een kindplaats uit het kinderopvangfonds, dient aan de volgende voorwaar- den te zijn voldaan:
1. De aanvraag dient door de ouder te worden gedaan ten behoeve van een bijdrage in de kosten van een kindplaats.
2. De aanvraag kan alleen betrekking hebben op kinderen die de basisschoolleeftijd nog niet hebben bereikt.
3. Een bijdrage wordt slechts verstrekt indien de aanvragende ouder in een dienstbetrekking werkzaam is waarop de CAO van de samen- werkende branches in de detailhandel van toepassing is. De bijdrage zal worden stopgezet zodra de ouder niet meer in de samenwerkende branches in de detailhandel werkzaam is. De ouder is verplicht om van de omstandigheid dat hij/zij niet meer in de samenwerkende branches in de detailhandel werkzaam is, onverwijld mededeling te doen aan de SUK.
4. De ouder is verplicht een inkomensafhankelijke eigen bijdrage te betalen, dit met inachtneming van de door het bestuur gestelde nor- men. De ouder is verplicht aan de SUK alle gegevens te verstrekken, die naar het oordeel van de SUK noodzakelijk zijn voor de vaststel- ling van de eigen bijdrage. Deze bijdrage wordt door de ouder recht- streeks aan de SUK betaald.
5. De SUK zal een aanvraag slechts kunnen honoreren voor zover de middelen die daartoe door het kinderopvangfonds beschikbaar zijn gesteld, toereikend zijn.
23
6. Indien de partner van de werknemer ook aanspraak kan maken op een vergoeding op basis van een andere (CAO-)regeling voor kin- deropvang, dan dient er overleg gevoerd te worden over afstemming tussen beide regelingen. De SUK zal de werkgever van de partner aanschrijven met het verzoek 50% in de kosten voor kinderopvang bij te dragen.
7. Indien de kosten van een full-time-kindplaats meer bedragen dan f 21.500,– per jaar, dan zullen de meerkosten aan de ouder in reke- ning worden gebracht.
Artikel 7
Toekenning van een bijdrage
1. Uit de middelen van het kinderopvangfonds kan een bijdrage in de kosten van een kindplaats worden toegekend aan ouders door indie- ning van het inschrijfformulier bij de SUK.
2. Nadat door de administrateur is vastgesteld dat het kinderopvang- fonds over voldoende middelen beschikt om de aanvraag te honore- ren, zal de SUK in overleg met de administrateur bezien of aan de voorwaarden voor toekenning van een bijdrage is voldaan.
3. Aanvragen worden in volgorde van binnenkomst van de inschrijffor- mulieren behandeld, echter met dien verstande dat in een kalender- jaar in principe niet meer dan 10 kindplaatsen ten behoeve van werk- nemers, werkzaam bij dezelfde werkgever, worden vergoed, tenzij het bestuur anders beslist.
4. Indien de middelen van het kinderopvangfonds niet meer toereikend zijn om een aanvraag (volledig) te kunnen honoreren, zal een wacht- lijst worden aangelegd.
5. In geval van inwilliging van het verzoek om een bijdrage zal de SUK de aanvragende ouder een schriftelijk aanbod doen van een kind- plaats. Na acceptatie van het aanbod door de aanvrager sluit de SUK een overeenkomst af met het betrokken kinderdagverblijf of met het betrokken gastouderbureau voor de plaatsing van het desbetreffende kind. Gedurende de looptijd van deze overeenkomst is de ouder de in artikel 6 lid 4 bedoelde eigen bijdrage verschuldigd.
6. De bijdrage wordt in principe toegekend voor de periode die ver- strijkt wanneer het kind de basisschoolleeftijd bereikt, tenzij de kinderopvangregeling vóór het verstrijken van deze periode wordt stopgezet.
24
Samenwerkende Branches in de Detailhandel 2000/2004 Sociaal Fonds
Verbindendverklaring CAO-bepalingen
Artikel 8
Bevoegdheden van het bestuur
1. Het bestuur is te allen tijde bevoegd om nadere inlichtingen van de werkgever of werknemer te vragen, indien naar de mening van het bestuur de overgelegde stukken te weinig duidelijkheid verschaffen voor toewijzing van een bijdrage.
2. Het bestuur is bevoegd controle uit te oefenen op de naleving van de voorwaarden.
3. Het bestuur is gerechtigd om in alle gevallen waarin een bijdrage aan de ouder is verstrekt, doch de ouder niet (meer) voldoet aan de voor- waarden als genoemd in artikel 6, het teveel betaalde ter zake van die bijdrage terug te vorderen, vermeerderd met de wettelijke rente en eventueel noodzakelijke buitengerechtelijke kosten.
4. In alle zaken betreffende deze regeling waarin het reglement niet voorziet en in gevallen waarin toepassing van dit reglement leidt tot uitkomsten die door een van de betrokkenen in strijd wordt geacht met de bedoeling van deze regeling, beslist het bestuur.
5. Xx XXX en de administrateur zijn verantwoording verschuldigd aan het bestuur.
Artikel 9
Geheimhouding
Het bestuur, de administrateur en de SUK zijn tot geheimhouding ver- plicht van de hen ter zake van de uitvoering van deze regeling verstrekte gegevens.
25
II. Indien en voor zover de onder I opgenomen bepalingen strijdig zijn met bij of krachtens de wet gestelde of te stellen regelen, prevaleren deze regelen.
III. Dit besluit treedt in werking met ingang van 1 januari 2000 en heeft geen terugwerkende kracht.
IV. Dit besluit wordt gepubliceerd door plaatsing in een bijvoegsel bij de Staatscourant.
’s-Gravenhage, 23 december 1999
De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid,
Namens de Minister:
De Directeur van het Centraal kantoor
van de Arbeidsinspectie,
C. J. Meerhof.
26