Inhoudsopgave
Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM Versie 13.0 d.d. 7 februari 2020
1
Inhoudsopgave
2 De pensioenaanspraken van deelnemers 12
3 Pensioenaanspraken van deelnemers met een verminderde productie 21
Artikel 11 Berekening aanspraken van deelnemers met een verminderde productie op
grond van de "Regeling verminderde productie (regulier)" 21
Artikel 12 Berekening aanspraken van vliegers met een verminderde productie op
grond van de 'Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar' 22 2
4 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband 25
5 Voortzetting pensioenopbouw tijdens invaliditeit, ouderschapsverlof
6 Aanspraken bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioenrichtdatum 30
Artikel 18 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum 30
7 Eerder met pensioen of uitstel van pensioen 32
8 Overige keuzemogelijkheden 34
Artikel 21 Omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen 34
9 Waardeoverdracht en vrijwillige aanvullende verzekeringen 39
10 Aanpassing van de pensioenen 42
Artikel 26 Aanpassing van de pensioenen 42
Artikel 27 Deelnemersbijdragen 44
12 Uitbetaling van pensioenen 45
13 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door
Artikel 30 Verplichtingen van de deelnemers 46
Artikel 31 Verstrekken van informatie door het Fonds 46 3
14 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 48
Artikel 32 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 48
Artikel 33 Bijzondere gevallen - Hardheidsbepaling 49
Artikel 35 Datum inwerkingtreding 51
Bijlagen
Bijlage 1 Overgangsbepalingen inzake de pensioenaanspraken en pensioenrechten op
grond van voorgaande reglementen 52
Bijlage 2 Specifieke bepalingen met betrekking tot de pursers van het
Bijlage 3 Uitvoeringsbesluit AOW-hiaatcompensatie 59
Bijlage 4 Uitvoeringsbepaling over de verrekening van nieuw inkomen bij invaliditeit 64
Bijlage 5 Staffels toelage nieuwe arbeidsongeschikten 65
Bijlage 6 Overgangsbepalingen voor deelnemers van wie het invaliditeitspensioen
tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2015 is ingegaan 68
4
1 Algemeen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
AOW-leeftijd:
De leeftijd van 71 jaar en 6 maanden, dan wel de eerdere datum waarop de AOW-uitkering van de overheid feitelijk ingaat (zie tevens Bijlage 3).
Bestuur:
Het bestuur van het Fonds.
Bevriende werkgever:
De werkgever die als zodanig ten aanzien van een bepaalde deelnemer door KLM aan het Bestuur is opgegeven en door deze is aanvaard, zolang die opgave niet door KLM is ingetrokken.
CAO:
De Collectieve Arbeidsovereenkomst die KLM met de werknemersorganisatie is overeengekomen voor KLM-vliegers op vleugelvliegtuigen.
Deelnemer:
Deelnemer aan het Fonds is:
5
• de werknemer die overeenkomstig de bepalingen van dit reglement en de statuten als deelnemer aan het Fonds is toegelaten, te weten:
o de vlieger
alsmede:
• de persoon in dienst van een bevriende werkgever die door KLM aan het Bestuur als deelnemer is opgegeven en door deze is aanvaard, zolang die opgave niet door KLM is ingetrokken.
Deelnemer met een verminderde productie:
Deelnemer met een verminderde productie op grond van de bij CAO of anderszins collectief overeengekomen regelingen met betrekking tot verminderde productie.
Eerste WIA-dag:
De eerste dag waarop recht bestaat op een WIA-uitkering en/of op een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement.
Ex-Martinair vlieger:
De vlieger die, op grond van de overeenkomst tussen KLM en VNV inzake de overstap van Martinair vliegers per 1 november 2011 naar KLM, recht heeft op suppletie.
Factor verminderde productie:
Het percentage dat de verminderde productie uitmaakt van de bij CAO afgesproken niet-verminderde productie.
Fonds:
De Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM.
Franchise:
De franchise wordt op 1 januari van het jaar vastgesteld en is gelijk aan 100/75 van de AOW-uitkering inclusief vakantietoeslag voor een gehuwde van wie de partner ook AOW-gerechtigd is. Per 1 januari 2020 bedraagt de franchise € 14.166,08.
Gepensioneerde:
De persoon die krachtens de bepalingen van dit reglement een pensioen van het Fonds ontvangt.
Gewezen deelnemer:
De persoon van wie het deelnemerschap aan het Fonds is geëindigd en die een premievrije aanspraak op pensioen tegenover het Fonds heeft verkregen en behouden.
Grensbedrag invaliditeitspensioen:
Per 1 januari 2020 bedraagt het grensbedrag bij de berekening van het invaliditeitspensioen € 58.368.
Dit grensbedrag wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren.
Invaliditeitsgrondslag:
Twaalf maal het vaste maandsalaris op de eerste WIA-dag, verhoogd met 8% in verband met
vakantiegeld. 6
Voor de ex-Martinair vlieger: twaalf maal het vaste maandsalaris van de ex-Martinair vlieger verhoogd met 8% in verband met het vakantiegeld.
Jaarpensioengrondslag:
De som van de maandpensioengrondslagen in enig kalenderjaar.
Kind:
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
1. het wettige of gewettigde kind van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde;
2. het door KLM erkende kind van de partner, mits:
• het kind jonger dan 18 jaar is op het moment van erkenning;
• de partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
• het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
• de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt, met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur vereist is, indien de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren.
3. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (zoals adoptiekinderen en pleegkinderen).
KLM:
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.
Levensloopbijdrage:
De leeftijdsafhankelijke toelage op het salaris op grond van de CAO in verband met de wettelijke levensloopregeling.
Loonindexcijfer:
Het indexcijfer van de CAO-lonen per maand (inclusief bijzondere beloningen), zoals door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd voor de sector "Particulier Bedrijf".
Maandbijdragegrondslag ex-Martinair vlieger:
De maandbijdragegrondslag is gelijk aan het vaste maandsalaris van de ex-Martinair vlieger verhoogd met een twaalfde deel van het bedrag van de structurele eindejaarsuitkering van het jaar daarvoor verminderd met een twaalfde deel van € 792 in verband met de vroegere overhevelingstoeslag. Deze maandbijdragegrondslag is van toepassing tot de eerste dag van de kalendermaand waarin de suppletie eindigt.
Maandpensioengrondslag:
Het pensioengevend loon verminderd met een twaalfde deel van de in het betreffende kalenderjaar geldende franchise.
Nabestaandenpensioen:
Het levenslange pensioen ten behoeve van de nagelaten partner.
Nabestaandenoverbruggingspensioen: 7
• Tijdelijk nabestaandenpensioen dat (bij overlijden op of na 1 april 2012) aan de nabestaande partner wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nabestaande partner.
• Tijdelijk nabestaandenpensioen dat (in verband met de toepassing van AOW-inbouw voor de berekening van het wezenpensioen) in aanvulling op het wezenpensioen aan het nagelaten kind wordt uitgekeerd.
Partner:
Onder partner wordt in dit reglement verstaan:
a. de echtgenote of echtgenoot van de deelnemer, de gewezen deelnemer of gepensioneerde;
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een geregistreerd partnerschap in de zin van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek is aangegaan (Staatsblad 1997, 324);
x. xx xxxxxxxxx vrouw of man, met wie de ongehuwde deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een door KLM erkend samenlevingsverband is aangegaan, zoals neergelegd in de "Regeling Samenlevingsverbanden" van KLM. Indien de partner niet door KLM erkend kan worden omdat het dienstverband met KLM is geëindigd, toetst het Fonds op basis van de “Regeling
Samenlevingsverbanden” van KLM of het samenlevingsverband kan worden erkend, met dien verstande dat deze toetsing pas plaatsvindt nadat de ongehuwde gewezen deelnemer of gepensioneerde het Fonds heeft verzocht om het samenlevingsverband te erkennen.
Voor de toepassing van artikel 9 lid 7 van dit reglement en van de aanvangsdatum van het huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM erkend samenlevingsverband in de artikelen 9 lid 8, 10
lid 2 en 21 lid 10 van dit reglement, wordt een periode van huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel door KLM erkend samenlevingsverband, welke aansluitend is omgezet in een huwelijk, geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM erkend samenlevingsverband met dezelfde partner, mede in aanmerking genomen. Deze omzetting zal bijgevolg niet als een scheiding in de zin van dit reglement worden beschouwd.
Pensioendatum:
De dag waarop het ouderdomspensioen feitelijk en in zijn geheel ingaat.
Pensioengevend loon:
Het vaste maandsalaris van de deelnemer, uitgaande van de bij CAO afgesproken arbeidsduur bij niet- verminderde productie, vermeerderd met:
• 8% in verband met de vakantietoeslag;
• 8% in verband met de eindejaarsuitkering. In afwijking hiervan bedraagt voor de vlieger de eindejaarsuitkering over 2015 4,33%;
• 11% pensioenpremietoelage;
• levensloopbijdrage en
• premievrijvaltoelage (staffel 1).
Voor de ex-Martinair vlieger bedraagt het pensioengevend loon het vaste maandsalaris van de ex- Martinair vlieger, uitgaande van de bij CAO afgesproken arbeidsduur bij niet-verminderde productie, vermeerderd met:
• 8% in verband met de vakantietoeslag;
• een twaalfde deel van de structurele eindejaarsuitkering van het jaar daarvoor;
• premievrijvaltoelage (staffel 1 ex-Xxxxxxxxx xxxxxxxx) 8
en verminderd met:
• een twaalfde deel van een bedrag van € 792 in verband met de vroegere overhevelingstoeslag.
Voor de deelnemer met standplaats buiten Nederland wordt voor de vaststelling van de maandpensioengrondslag uitgegaan van het door KLM aan het Fonds opgegeven vaste maandsalaris.
Het pensioengevend loon waarover pensioen kan worden opgebouwd bedraagt vanaf 1 januari 2015 maximaal een twaalfde deel van € 100.000 (fulltime basis). Dit bedrag volgt met ingang van 1 januari 2016 het bedrag zoals dat jaarlijks per 1 januari bij ministeriële regeling wordt vastgesteld (2020: € 110.111).
Pensioenpremietoelage:
De toelage op het salaris op grond van de CAO in verband met de door de deelnemer verschuldigde bijdrage in de pensioenpremie.
Pensioenrichtdatum:
De dag waarop de deelnemende vlieger de leeftijd van 58 jaar bereikt dan wel een eerdere dag zoals vastgelegd in de overgangsregeling in Bijlage 16 bij dit reglement.
Premievrijvaltoelage staffel 1:
De toelage op het salaris van de KLM-vlieger respectievelijk ex-Martinair vlieger op grond van de CAO in verband met de verlaging van het opbouwpercentage van het ouderdomspensioen ingaande
1 januari 2020.
Premievrijvaltoelage staffel 2:
De toelage op het salaris van de KLM-vlieger respectievelijk ex-Martinair vlieger op grond van de CAO in verband met de aftopping van het pensioengevend loon ingaande 1 januari 2020.
Purser:
De werknemer die vóór 1 januari 1977 in dienst is getreden bij KLM met een onder de CAO voor KLM- Cabinepersoneel vallende arbeidsovereenkomst en die op die datum purser of assistent-purser was dan wel dat later is geworden zonder dat het dienstverband tussentijds is onderbroken.
Scheiding:
Echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van het geregistreerd partnerschap.
Sekseneutrale factoren:
Voor mannen en vrouwen gelijke actuariële factoren, gebaseerd op het werkelijke aantal mannen en vrouwen dat deelneemt aan het Fonds.
Statuten:
De statuten van het Fonds.
Suppletie:
De aanvulling op het KLM-salaris van de ex-Martinair vlieger zoals vastgelegd in de overeenkomst tussen KLM en VNV inzake de overstap van Martinair naar KLM en als zodanig opgenomen in de CAO.
Vaste maandsalaris:
Het vaste maandsalaris van de deelnemer, uitgaande van de bij CAO afgesproken arbeidsduur bij niet- verminderde productie, een en ander verhoogd met de door KLM aan het Fonds opgegeven toeslagen. 9
Voor de deelnemer met standplaats buiten Nederland: het door KLM aan het Fonds opgegeven vaste maandsalaris.
De vakantietoeslag en de eindejaarsuitkering behoren niet tot het vaste maandsalaris.
Vaste maandsalaris ex-Martinair vlieger:
Het vaste maandsalaris per 1 januari van enig jaar dat de ex-Martinair vlieger verdiend zou hebben volgens de CAO voor vliegers Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V., inclusief de eventuele passeerbetaling en/of salaristoelage in verband met nevenfunctie.
Vlieger:
De werknemer met een arbeidsovereenkomst vallend onder de CAO voor KLM-vliegers op vleugelvliegtuigen.
Werknemer:
De persoon met een onder de CAO vallende arbeidsovereenkomst.
Werknemersorganisatie:
De als zodanig door KLM erkende werknemersorganisatie voor de CAO: Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV).
WIA:
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Stb. 2005, 572).
WIA-uitkering:
- de uitkering krachtens de WIA-regeling Inkomensvoorziening volledig arbeidsongeschikten (IVA-uitkering), dan wel
- de uitkering krachtens de WIA-regeling Werkhervatting gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering).
Artikel 2 Deelnemerschap
1. Het deelnemerschap vangt aan op de datum waarop de op basis van de CAO afgesloten arbeidsovereenkomst is ingegaan.
2. Het deelnemerschap eindigt bij beëindiging van het dienstverband met KLM, maar in ieder geval op de pensioenrichtdatum tenzij op basis van de betreffende bepalingen van dit reglement voor een andere pensioendatum is gekozen.
3. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid wordt het deelnemerschap geacht voort te duren en de pensioenopbouw geheel of gedeeltelijk voortgezet na beëindiging van het dienstverband zolang de persoon:
a. recht heeft op premievrije voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid;
b. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een door KLM met de werknemersorganisaties overeengekomen regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden;
c. recht heeft op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van een met KLM overeengekomen 10
individuele regeling in de sfeer van de arbeidsvoorwaarden.
Voortzetting van de pensioenopbouw vindt uitsluitend plaats indien en voor zover dit met de wet- en regelgeving in overeenstemming is.
4. Het Fonds stelt algemene informatie over de pensioenregeling van het Fonds beschikbaar via de website xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx. Op de website kan de actuele versie van de statuten, de uitvoeringsovereenkomst en van dit basispensioenreglement worden geraadpleegd. Het Fonds stelt de deelnemer schriftelijk op de hoogte van de wijziging van de statuten en het basispensioenreglement.
Artikel 3 Verschillende pensioendatums
1. Voor de deelnemende vliegers is de pensioenrichtdatum de in artikel 1 van dit reglement omschreven dag.
2. a. Voor de vlieger die op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar" gekozen heeft voor een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% respectievelijk 50% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger vanaf de 00-xxx, 00-xxx, 00-xxx, respectievelijk 54-ste verjaardag tot en met de 58-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% respectievelijk 50%, 0,111 dag, 0,25 dag, 0,5 dag respectievelijk 1 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 58 jaar
bereikt. Met betrekking tot de in de eerste volzin genoemde leeftijden is het bepaalde in Bijlage 16 van dit reglement van toepassing.
b. Op de ex-Martinair vlieger is het gestelde in dit lid van overeenkomstige toepassing. De in het kader van afbouw geregistreerde perioden van verminderde productie op grond van de cao voor vliegers Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V. worden meegenomen bij de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum op basis van de berekeningssystematiek zoals die op grond van voorgaande reglementsbepalingen (zie Bijlage 17) op de vlieger is toegepast.
3. Naar keuze van de deelnemer kan de pensioendatum ten opzichte van de pensioenrichtdatum vervroegd worden tot uiterlijk de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt. In de periode tussen de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt en de pensioenrichtdatum, kan als vervroegde pensioendatum alleen de eerste dag van een maand gekozen worden.
4. De in dit artikel genoemde keuzes dienen tenminste drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum door KLM aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
11
2 De pensioenaanspraken van deelnemers
Artikel 4 Pensioenaanspraken en keuzemogelijkheden van deelnemers
1. De pensioenregeling die is vastgelegd in dit reglement heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in het kader van de Pensioenwet.
2. Overeenkomstig de bepalingen van dit reglement geeft het deelnemerschap aanspraak op:
a. ouderdomspensioen (artikel 5)
b. invaliditeitspensioen voor vliegers (artikelen 6, 7 en 8)
c. nabestaandenpensioen op risicobasis (artikel 9)
x. xxxxxxxxxxxxx (artikel 10).
Voor de vóór 1 januari 2015 verworven pensioenaanspraken- en rechten zijn in Bijlage 1 overgangsbepalingen opgenomen.
Voor de te verwerven aanspraken wordt een premie betaald die jaarlijks wordt berekend volgens een vaste premiemethodiek. Na het voldoen van de premie heeft KLM geen nadere financiële verplichtingen of rechten jegens het Fonds die verband houden met de reeds verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten.
Premiewijzigingen hebben alleen betrekking op de toekomst en zijn niet gerelateerd aan de in het
verleden verworven aanspraken en/of pensioenrechten en de financiële positie van het Fonds op het 12
moment van premiewijziging.
3. De deelnemer met een verminderde productie bouwt pensioenaanspraken op naar evenredigheid van deze verminderde productie (artikelen 11 en 12).
4. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen eerder of later in te laten gaan dan op de pensioenrichtdatum (artikelen 18, 19 en 20).
5. De (gewezen) deelnemer heeft de mogelijkheid om bij beëindiging van de relatie met de partner, bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap en bij pensionering een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen (artikel 21), dan wel op de pensioendatum de verhouding tussen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen te wijzigen (artikel 22).
6. Op de pensioendatum heeft de deelnemer de mogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen na de pensioendatum te variëren (artikel 23).
Artikel 5 Ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum
1. Bij het ingaan van het ouderdomspensioen op de pensioenrichtdatum bedraagt het jaarlijkse ouderdomspensioen voor elk jaar waarin aan het Fonds is deelgenomen, een percentage van de in het desbetreffende jaar geldende jaarpensioengrondslag.
Dit percentage bedraagt voor de deelnemende vlieger met een pensioenrichtdatum die is gelegen op de dag waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt: met ingang van 1 juli 2018 1,080%.
Voor de vlieger met een pensioenrichtdatum die is gelegen vóór de dag waarop de leeftijd van 58 jaar wordt bereikt, gelden afwijkende opbouwpercentages zoals vastgelegd in Bijlage 16 bij dit reglement;.
Het bestuur kan besluiten tot een tijdelijke verlaging van de opbouw van het ouderdomspensioen in het bijzondere geval als genoemd in artikel 33 lid 3.
Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde ouderdomspensioen, en het extra ouderdomspensioen dat kan zijn verkregen door collectieve omzetting van het opgebouwde nabestaandenpensioen, zijn geregeld in de overgangsbepalingen die zijn opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement.
In afwijking van het bepaalde in de eerste alinea is op de pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemers van wie het invaliditeitspensioen vóór 1 januari 2006 is ingegaan, het bepaalde in Bijlage 7 van toepassing.
2. Het ouderdomspensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde.
3. Indien en zolang een gerechtigde op een ouderdomspensioen een uitkering ontvangt:
a. krachtens de Ziektewet of de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering
welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, of 13
b. van een daarmee door het Bestuur gelijk te stellen regeling,
wordt deze op het ouderdomspensioen krachtens dit reglement in mindering gebracht.
Artikel 6 Vaststelling invaliditeit
1. Het Bestuur beslist over de aanwezigheid van arbeidsongeschiktheid van de deelnemer en de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen, mede op grond van de uitslag van een door het Bestuur opgedragen geneeskundig onderzoek. Voor het geneeskundig onderzoek heeft het bestuur een uitvoeringsbesluit opgesteld (Bijlage 8 van dit reglement).
2. Arbeidsongeschikt is de deelnemer die voor tenminste één jaar voor zijn of haar functie ongeschikt is geworden, mits de ongeschiktheid geneeskundig kan worden vastgesteld.
Tenzij er - naar het oordeel van het Bestuur - zwaarwegende redenen zijn om hiervan af te wijken, geldt deze ongeschiktheid als geneeskundig vastgesteld:
a. indien de meest recente medische verklaring dan wel het daarmee samenhangende bewijs van bevoegdheid, dat aan de betrokken vlieger is afgegeven, is ingetrokken of niet is verlengd omdat deze deelnemer niet voldoet aan de in de Wet luchtvaart en het daarop gebaseerde 'Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart' bedoelde eisen voor lichamelijke en geestelijke geschiktheid. Hierbij dient gebruik gemaakt te zijn van de mogelijkheid tot herkeuring als
bedoeld in de hierboven genoemde wetgeving, indien het Bestuur deze herkeuring nodig vindt; en/of
b. indien de betrokken deelnemer naar het oordeel van KLM niet voldoet aan de geneeskundige eisen die door KLM voor zijn of haar functie zijn gesteld; en/of
c. indien de betrokken deelnemer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) en recht op een uitkering krachtens die wet heeft of zou hebben, indien betrokkene volgens die wet verzekerd zou zijn geweest.
3. Geen recht op invaliditeitspensioen en de in artikel 15 van dit reglement omschreven voortzetting van het deelnemerschap tijdens invaliditeit bestaat indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Artikel 7 Invaliditeitspensioen voor vliegers
1. Recht op invaliditeitspensioen heeft de vlieger die arbeidsongeschikt is geworden in de zin van artikel 6 van dit reglement.
2. Het invaliditeitspensioen gaat in op de dag waarop de loondoorbetaling bij ziekte krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek (uitkering tijdens de eerste twee ziektejaren) is geëindigd. Het wordt uitgekeerd zolang de arbeidsongeschiktheid duurt maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum of tot en met de maand van eerder overlijden.
14
3. a. Het invaliditeitspensioen voor de vlieger die op of na 1 januari 2015 arbeidsongeschikt wordt,
bestaat uit een basisuitkering en een leeftijdsafhankelijke toelage in verband met de verlaging van het opbouwpercentage en de maximering van het pensioengevend loon.
b. De basisuitkering van het invaliditeitspensioen bedraagt:
• 80% van dat gedeelte van de invaliditeitsgrondslag dat niet uitgaat boven het grensbedrag invaliditeitspensioen; vermeerderd met
• 70% van dat gedeelte van de invaliditeitsgrondslag dat ligt tussen het bedrag van eenmaal het grensbedrag invaliditeitspensioen en tweemaal het grensbedrag invaliditeitspensioen; vermeerderd met
• 51,5% van dat gedeelte van de invaliditeitsgrondslag dat uitgaat boven het bedrag van tweemaal het grensbedrag invaliditeitspensioen.
De basisuitkering van een invaliditeitspensioen wordt jaarlijks aangepast op basis van de toeslagregeling zoals vastgelegd in artikel 26 van dit reglement.
c. De leeftijdsafhankelijke toelage is geregeld in Bijlage 5 van dit reglement.
4. Indien de invaliditeitsgrondslag van de vlieger op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag") lager is dan de invaliditeitsgrondslag die deze op grond van leeftijd en diensttijd had kunnen bereiken, wordt de berekening van de basisuitkering van het invaliditeitspensioen gedurende maximaal 4 jaar herzien. Daarbij wordt de invaliditeitsgrondslag zodanig herzien dat hierin de bedragen worden opgenomen waarmee de invaliditeitsgrondslag op grond van leeftijd en diensttijd zou zijn verhoogd bij niet-arbeidsongeschiktheid. Bedoelde herziening vindt plaats op de momenten
waarop de verhogingen bij niet-arbeidsongeschiktheid zouden hebben plaatsgevonden en worden gebaseerd op het leeftijd- en diensttijdbestanddeel in de salarisformule die gold op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag").
Indien de invaliditeitsgrondslag van de ex-Martinair vlieger op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag") lager is dan de invaliditeitsgrondslag die deze in het kader van periodieke salarisverhogingen op grond van de cao voor vliegers Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V. had kunnen bereiken, wordt de berekening van de basisuitkering van het invaliditeitspensioen gedurende maximaal 4 jaar herzien. Daarbij wordt de invaliditeitsgrondslag zodanig herzien dat hierin de bedragen worden opgenomen waarmee de invaliditeitsgrondslag op grond van deze periodieke verhogingen zou zijn verhoogd bij niet-arbeidsongeschiktheid. Bedoelde herziening vindt plaats op de momenten waarop de periodieke verhogingen bij niet-arbeidsongeschiktheid zouden hebben plaatsgevonden en worden gebaseerd op de salarisschaal die op grond van de cao voor vliegers Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V. op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag") van toepassing zou zijn geweest.
5. Op het invaliditeitspensioen wordt een WIA-uitkering in mindering gebracht.
6. a. Indien het recht op een WIA-uitkering door ‘eigen toedoen’ (bijvoorbeeld door emigratie of niet aanvragen) vervalt, wordt in afwijking van hetgeen in het derde lid van dit artikel is bepaald, het invaliditeitspensioen verminderd met het bedrag van de niet tot uitkering gekomen WIA-uitkering. Onder ‘eigen toedoen’ wordt niet de situatie verstaan dat bij gedeeltelijke arbeidsongeschiktheid in de zin van de WIA een lagere WIA-uitkering (WGA-uitkering) wordt ontvangen in verband met het
naar de maatstaven van de WIA onvoldoende benutten van de resterende verdiencapaciteit. 15
b. Indien het bedrag van de WIA-uitkering door reïntegratie in het arbeidsproces anders dan in de eigen functie, wordt verlaagd, wordt onverminderd het bepaalde in het vijfde lid en in afwijking van hetgeen in het derde lid van dit artikel is bepaald, het invaliditeitspensioen verminderd met het bedrag waarmee de WIA-uitkering wordt verlaagd.
c. Indien de WIA-uitkering door reïntegratie in het arbeidsproces anders dan in de eigen functie, wordt beëindigd, wordt in afwijking van hetgeen in het derde lid van dit artikel is bepaald, het invaliditeitspensioen verminderd met het bedrag van de tot het moment van beëindiging ontvangen WIA-uitkering.
7. Indien recht op een uitkering van ouderdomspensioen krachtens artikel 5 van dit reglement bestaat, eindigt het recht op invaliditeitspensioen.
8. Indien en zolang degene die krachtens dit reglement recht heeft op een invaliditeitspensioen, nieuw inkomen uit of in verband met arbeid geniet, wordt het bedrag van dit invaliditeitspensioen verminderd met 40% van dat gedeelte van het totale inkomen dat uitgaat boven het oude inkomen zoals dat op de eerste ziektedag gold en nadien is aangepast aan het loonindexcijfer.
Het Bestuur heeft ten aanzien van deze samenloopbepaling nadere regels opgesteld. Deze zijn opgenomen in Bijlage 4 bij dit reglement.
Artikel 8 Beëindiging invaliditeit
1. Degene die een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement ontvangt, is verplicht om telkens wanneer het Bestuur dit wenst zich opnieuw geneeskundig te laten onderzoeken door een door het Bestuur aan te wijzen geneeskundige alsmede door de geneeskundige instantie als bedoeld in de Wet luchtvaart en het daarop gebaseerde 'Besluit bewijzen van bevoegdheid voor de luchtvaart'. Indien betrokkene binnen een door het Bestuur te bepalen termijn geen medewerking verleent aan dit geneeskundig onderzoek, vervallen na afloop van deze termijn de uit de arbeidsongeschiktheid voortvloeiende aanspraken jegens het Fonds.
2. Op grond van het in lid 1 van dit artikel bedoelde geneeskundige onderzoek kan het Bestuur vaststellen dat de arbeidsongeschiktheid niet meer aanwezig is en op grond daarvan het invaliditeitspensioen beëindigen. Daarbij bepaalt het Bestuur tevens de datum met ingang waarvan het invaliditeitspensioen wordt beëindigd.
3. Een beslissing van het Bestuur over de aanwezigheid van arbeidsongeschiktheid en de eventuele einddatum van het invaliditeitspensioen wordt schriftelijk aan de belanghebbende meegedeeld, onder vermelding van de mogelijkheid om overeenkomstig lid 4 van dit artikel tegen deze beslissing in beroep te gaan.
4. Tegen een beslissing van het Bestuur over de aanwezigheid van arbeidsongeschiktheid en de eventuele einddatum van het invaliditeitspensioen kan beroep ingesteld worden bij de kantonrechter
overeenkomstig artikel 24 van de Statuten. 16
Artikel 9 Nabestaandenpensioen op risicobasis
1. Ingaande 1 januari 2015 zijn voor de partner van de deelnemer een nabestaandenpensioen en een nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis verzekerd.
Het nabestaandenoverbruggingspensioen is eveneens verzekerd voor de partner van de gepensioneerde die aansluitend aan het deelnemerschap met pensioen is gegaan.
2. Bij overlijden van de deelnemer gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op de dag van overlijden van de deelnemer.
Bij overlijden van de deelnemer die een invaliditeitspensioen ontvangt dan wel een gepensioneerde als vermeld in het eerste lid, gaan het nabestaandenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer overlijdt.
3. Het nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de partner.
Het nabestaandenoverbruggingspensioen wordt uitgekeerd tot de AOW-leeftijd van de nagelaten
partner.
4. Het nabestaandenpensioen bedraagt 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015.
Ingeval de deelnemer op grond van artikel 14 bij echtscheiding etc. heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in bijzonder nabestaandenpensioen ten behoeve van de gewezen partner, dan bedraagt - in afwijking van de eerste volzin - het nabestaandenpensioen 1,313% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag over de deelnemerstijd vanaf de datum van echtscheiding etc.
Bij de berekening van het nabestaandenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop de deelnemer de pensioendatum zou hebben bereikt.
Het nabestaandenpensioen over de deelnemerstijd vóór 1 januari 2015 is opgenomen in Bijlage 1 van dit reglement.
5. Bij de berekening van het nabestaandenpensioen op grond van het vierde lid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de jaarlijkse hoogte van het levenslange nabestaandenpensioen zodanig is gewijzigd dat in de periode tot de AOW-leeftijd van de nagelaten partner een hoger nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd dan daarna, tenzij de nagelaten partner schriftelijk aan het Fonds kenbaar maakt af te willen zien van deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het levenslange
nabestaandenpensioen. De variatie zal zodanig plaatsvinden dat de verhoging van het 17
nabestaandenpensioen in de periode tot de AOW-leeftijd maximaal € 5.759 zal bedragen. De begrenzingen bedoeld in artikel 23 lid 3, zijn hierbij van overeenkomstige toepassing. Het bedrag van
€ 5.759 geldt per 1 januari 2020 en wordt ieder jaar per 1 januari afgeleid van dat van het voorgaande jaar, door dit aan te passen met het percentage van de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het daaraan voorafgaande kalenderjaar tot en met 31 juli van het voorafgaande kalenderjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór 1 november van de betreffende jaren.
6. Het bedrag van het nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat uit de som van:
• 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Algemene nabestaandenwet, vermeerderd met de vakantie-uitkering (Anw-hiaat). (Op 1 januari 2020 is dit € 18.074).
• het verschil tussen de over het nabestaandenpensioen als genoemd in het vierde lid verschuldigde premie volksverzekeringen vóór en na de AOW-gerechtigde leeftijd (premiecompensatie). Op 1 januari 2020 is dat maximaal € 6.213.
7. a. De nagelaten partner heeft géén recht op nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen indien:
• de deelnemer overlijdt binnen één jaar na het sluiten van het huwelijk of na het aangaan van
een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM, of
• de deelnemer voor wie de opbouw van het ouderdomspensioen tijdens arbeidsongeschiktheid tot de pensioenrichtdatum wordt voortgezet, overlijdt binnen drie jaar na het sluiten van het
huwelijk of na het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel na de erkenning van het samenlevingsverband door KLM.
b. Het Bestuur kan echter toch een recht op een nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen toekennen indien het aannemelijk is of wordt gemaakt, dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij het sluiten van het huwelijk of bij het aangaan van een geregistreerd partnerschap dan wel bij de erkenning van het samenlevingsverband door KLM.
8. Het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen worden verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 10 jaar jonger is dan de overledene.
In afwijking van het vorenstaande worden het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 3 jaar jonger is dan de overledene, indien de aanvangsdatum van het huwelijk of de aanvangsdatum van het geregistreerd partnerschap dan wel de datum van erkenning van het samenlevingsverband was gelegen na de ingangsdatum van het invaliditeits- of ouderdomspensioen.
Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10 respectievelijk 3 volle jaren leeftijdsverschil wordt geacht één minder te zijn voor elk vol jaar dat het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan.
9. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is 18
van xxxx xxxxxxxx, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest,
een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
10. De verzekering van het nabestaandenpensioen op risicobasis eindigt:
1. voor de ex-partner bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap of beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband;
2. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden;
3. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum.
De verzekering van het nabestaandenoverbruggingspensioen op risicobasis eindigt:
- in de hiervoor onder punt 1 en 2 vermelde situaties;
- bij het bereiken van de AOW-leeftijd door de partner.
Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding hiervan door KLM aan het Fonds.
Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld.
Artikel 10 Wezenpensioen
1. Recht op wezenpensioen hebben de nagelaten kinderen van de (gewezen) deelnemer dan wel de gepensioneerde, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner.
2. Geen recht op wezenpensioen hebben:
• de kinderen die zijn geboren uit een na de AOW-leeftijd van de gepensioneerde gesloten huwelijk of uit een na die datum aangegaan geregistreerd partnerschap dan wel samenlevingsverband;
• de kinderen van de nagelaten partner indien het geregistreerde partnerschap dan wel het samenlevingsverband is aangegaan na de AOW-leeftijd van de gepensioneerde;
• de kinderen die na de beëindiging van het deelnemerschap zijn gewettigd of geadopteerd, met dien verstande dat voor degene die recht heeft op invaliditeitspensioen het deelnemerschap geacht wordt voort te duren tot aan uiterlijk de pensioenrichtdatum.
3. Recht op nabestaandenoverbruggingspensioen hebben de nagelaten kinderen van de deelnemer, respectievelijk de nagelaten erkende kinderen van de partner van de deelnemer. Dit nabestaandenoverbruggingspensioen is op risicobasis verzekerd.
4. Bij overlijden van de deelnemer gaan het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen in op de dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt.
Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die
een invaliditeitspensioen ontvangt) gaat het wezenpensioen in op de eerste dag van de maand 19
volgend op die waarin de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
5. Het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen worden uitgekeerd tot en met de maand waarin het kind de leeftijd van 18 jaar bereikt dan wel tot en met de eerdere maand van overlijden van het kind.
6. In afwijking van het bepaalde in lid 5, worden het wezenpensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen uitgekeerd tot uiterlijk het einde van de maand waarin het kind de leeftijd van 27 jaar heeft bereikt indien en zolang het kind een voltijdse opleiding volgt in het:
- voortgezet onderwijs;
- beroepsonderwijs of hoger onderwijs als genoemd in de Wet studiefinanciering 2000.
Het Bestuur kan dit volgens nader door het Bestuur op te stellen richtlijnen eveneens besluiten voor het kind dat een voltijdse opleiding volgt dat niet onder deze omschrijving valt.
7. Het wezenpensioen bedraagt voor elk gerechtigd kind over de deelnemerstijd vanaf 1 januari 2015 0,263% van de in enig jaar geldende jaarpensioengrondslag.
Indien de deelnemer vóór het bereiken van de pensioendatum overlijdt, wordt bij de berekening van het wezenpensioen van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de dag waarop deze deelnemer de pensioenrichtdatum zou hebben bereikt.
Het aldus berekende wezenpensioen wordt voor een ouderloos kind (volle wees) verdubbeld.
Het over de deelnemerstijd tot 1 januari 2015 opgebouwde wezenpensioen is geregeld in Bijlage 1 van dit reglement.
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen dat voor elk gerechtigd kind wordt verzekerd, bedraagt
€ 4.582 per jaar (niveau 2020). Dit bedrag wordt voor een volle wees niet verdubbeld en wordt jaarlijks aangepast met de procentuele wijziging in het loonindexcijfer overeenkomstig de systematiek die is vermeld in artikel 26 lid 1. Het nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het op grond van artikel 18f van de Wet op de Loonbelasting toegestane bedrag.
9. Vanaf de datum van beëindiging van de erkenning van het kind vervallen alle rechten waarop het kind op grond van deze erkenning aanspraak kon maken.
10.Geen recht op wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voorzover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
11.Het jaarlijks in totaal uit te keren wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen bedraagt maximaal het bedrag aan wezenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen voor 6 gerechtigde kinderen. Bij meer dan 6 gerechtigde kinderen wordt het in de eerste volzin bedoelde maximale bedrag van het wezenpensioen respectievelijk nabestaandenoverbruggingspensioen naar rato aan alle gerechtigde kinderen uitgekeerd.
20
3 Pensioenaanspraken van deelnemers met een verminderde productie
Artikel 11 Berekening aanspraken van deelnemers met een verminderde productie op grond van de "Regeling verminderde productie (regulier)"
1. De deelnemer met een verminderde productie op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie (regulier)" bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de verminderde productie en de bij CAO overeengekomen niet-verminderde productie.
2. Voor de deelnemer met een verminderde productie wordt de maandpensioengrondslag vastgesteld alsof de bij CAO overeengekomen niet-verminderde productie zou gelden.
3. De pensioenaanspraken van de deelnemer met een verminderde productie worden, met uitzondering van de aanspraken op invaliditeitspensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen, berekend door de pensioenaanspraken bij niet-verminderde productie voor de perioden van verminderde productie te vermenigvuldigen met de in die perioden geldende factor verminderde productie.
4. Voor de berekening van de aanspraken op invaliditeitspensioen van de deelnemer met een
verminderde productie, wordt de invaliditeitsgrondslag bij niet-verminderde productie 21
vermenigvuldigd met de bij de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag")
geldende factor verminderde productie.
5. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is voor een deelnemer met een verminderde productie gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 9 lid 6 respectievelijk artikel 10 lid 8.
6. Bij de berekening van de voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid op grond van artikel 15 van dit reglement wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte deelnemer met een verminderde productie de bij de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-dag") geldende factor verminderde productie gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid, maar uiterlijk tot de pensioenrichtdatum zou hebben behouden.
7. Bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen op risicobasis en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden deelnemer met een verminderde productie de bij overlijden geldende factor verminderde productie tot de pensioenrichtdatum zou hebben behouden.
Artikel 12 Berekening aanspraken van vliegers met een verminderde productie op grond van de 'Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar'
1. De vlieger heeft - rekening houdend met de in de CAO genoemde aanmeldingstermijn - de mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 42 jaar, 42 jaar, 50 jaar dan wel 54 jaar een verminderde productie te leveren van respectievelijk 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50%.
Met betrekking tot de genoemde ingangsleeftijden alsmede de 90% deeltijdvariant is een overgangsregeling van toepassing die is vastgelegd in Bijlage 16 bij dit reglement.
2. Als ingangsdatum van de verminderde productie kan - rekening houdend met de in de CAO genoemde aanmeldingstermijn - alleen de eerste dag van een maand gekozen worden, tenzij op basis van de CAO anders is overeengekomen.
3. Voor de vlieger die deelneemt aan de op grond van de CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", wordt de pensioendatum zodanig vastgesteld dat deze vlieger vanaf de leeftijd van 42 jaar tot aan de uitgestelde pensioendatum dezelfde productie heeft kunnen leveren als de vlieger die vanaf de leeftijd van 42 jaar tot de leeftijd van 58 jaar de bij CAO afgesproken niet- verminderde productie heeft geleverd. Bij de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum wordt van de volgende veronderstellingen uitgegaan:
a. bij de vlieger die tussen de leeftijden 42 en 50 jaar een productie heeft van minder dan 80% 22
wordt voor de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum van de veronderstelling uitgegaan dat deze verminderde productie 80% is;
b. bij de vlieger die tussen de leeftijden 50 en 54 jaar een productie heeft van minder dan 66 2/3% wordt voor de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum van de veronderstelling uitgegaan dat deze verminderde productie 66 2/3% is;
c. bij de vlieger met een verminderde productie na de leeftijd van 54 jaar wordt voor de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum uitgegaan van het daadwerkelijke percentage verminderde productie;
d. Op de ex-Martinair vlieger is het gestelde in dit lid van overeenkomstige toepassing. De in het kader van afbouw geregistreerde perioden van verminderde productie op grond van de cao voor vliegers Xxxxxxxxx Xxxxxxx N.V. worden meegenomen bij de vaststelling van de uitgestelde pensioendatum op basis van de berekeningssystematiek zoals die op grond van voorgaande reglementsbepalingen (zie Bijlage 17) op de vlieger is toegepast.
De uitgestelde pensioendatum is uiterlijk de dag waarop de vlieger de leeftijd van 62 jaar bereikt. Bij de toepassing van dit lid dient het bepaalde in lid 13 in aanmerking te worden genomen.
4. De vlieger die deelneemt aan de op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", heeft de mogelijkheid om met inachtneming van hetgeen in dit artikel is bepaald het percentage verminderde productie een of meer keer te wijzigen. Als gevolg daarvan ondergaat de op grond van lid 3 van dit artikel vastgestelde laatst mogelijke pensioendatum ook een wijziging. De laatst mogelijke pensioendatum wordt dan zodanig vastgesteld dat deze vlieger
vanaf de leeftijd van 42 jaar tot aan de - herrekende - laatst mogelijke pensioendatum dezelfde productie heeft kunnen leveren als de vlieger die vanaf de leeftijd van 42 jaar tot de leeftijd van 58 jaar de bij CAO afgesproken niet-verminderde productie heeft geleverd.
Bij het vaststellen van deze uitgestelde pensioendatum worden de in lid 3 genoemde veronderstellingen gehanteerd. De uitgestelde pensioendatum is uiterlijk de dag waarop de vlieger de leeftijd van 62 jaar bereikt.
Bij toepassing van dit lid dient het bepaalde in lid 13 in aanmerking te worden genomen.
5. De vlieger met een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50% op grond van deze bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar" bouwt pensioenaanspraken op in de verhouding tussen de verminderde productie en de bij CAO overeengekomen niet- verminderde productie.
6. De pensioenaanspraken van de vlieger met een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50% op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", worden - met uitzondering van de aanspraken op invaliditeitspensioen en het nabestaandenoverbruggingspensioen - berekend door de pensioenaanspraken bij niet-verminderde productie voor de perioden van verminderde productie te vermenigvuldigen met de in die perioden geldende factor verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50%.
7. Voor de berekening van de aanspraken op invaliditeitspensioen van de vlieger met een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3%, dan wel 50% op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", wordt de invaliditeitsgrondslag bij niet-verminderde productie vermenigvuldigd met de bij de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA-
dag") geldende factor verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3%, dan wel 50%. 23
Het invaliditeitspensioen wordt uitgekeerd tot uiterlijk de in de leden 3 of 4 van dit artikel vastgestelde pensioendatum. Op dat moment gaat in aansluiting op de beëindiging van het invaliditeitspensioen het ouderdomspensioen in.
8. Het nabestaandenoverbruggingspensioen is voor een vlieger met een verminderde productie op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", gelijk aan het bedrag genoemd in artikel 9 lid 6 respectievelijk 10 lid 8 van dit reglement.
9. Bij de berekening van de voortgezette pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de arbeidsongeschikte vlieger met een verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3%, dan wel 50% op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", de bij de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen ("eerste WIA- dag") geldende factor verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50% gedurende de hele periode van arbeidsongeschiktheid, maar uiterlijk tot de in de leden 3 of 4 van dit artikel vastgestelde pensioendatum zou hebben behouden.
10. Bij de berekening van de aanspraken op nabestaandenpensioen op risicobasis en wezenpensioen wordt van de veronderstelling uitgegaan dat de overleden vlieger met een verminderde productie op grond van de bij CAO afgesproken "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar", de bij overlijden geldende factor verminderde productie van 90%, 80%, 66 2/3% dan wel 50% tot de in de leden 3 of 4 van dit artikel vastgestelde pensioendatum zou hebben behouden.
11. Indien de vlieger deelneemt aan de in dit artikel beschreven "Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar" vindt ook na de pensioenrichtdatum pensioenopbouw plaats op basis van hetgeen in
lid 5 van dit artikel is bepaald.
12. De ingangsdatum van het op grond van de artikelen 5, 11 en 12 en de Overgangsbepalingen van dit reglement (Bijlagen 1 en 16) vastgestelde ouderdomspensioen wordt uitgesteld tot de pensioendatum onder actuariële verhoging van het ouderdomspensioen en een overeenkomstige verhoging van de daarvan af te leiden pensioenen. Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken - op basis van de op de uitgestelde pensioendatum geldende sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die van voor de omzetting.
13. Voor de vlieger die aan deze regeling gaat deelnemen dan wel aan de vóór 1 januari 2016 geldende “Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen” heeft deelgenomen, wordt de (uiterste) uitgestelde pensioendatum mede bepaald op basis van de overgangsregeling die in Bijlage 16 bij dit reglement is opgenomen dan wel op basis van het bepaalde in Bijlage 17.
24
4 Pensioenrechten bij scheiding of beëindiging van het samenlevingsverband
Artikel 13 Verevening en conversie van pensioen bij scheiding
1. In dit artikel wordt onder een bijzonder ouderdomspensioen verstaan het deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde, dat krachtens de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding (Staatsblad 1994, 342) voor toekenning aan de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner in aanmerking komt.
2. In geval van scheiding ná 30 april 1995 heeft de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding recht op uitbetaling van een bijzonder ouderdomspensioen mits één van beide echtgenoten dan wel geregistreerde partners binnen twee jaar na het tijdstip van scheiding hiervan op een bij wet voorgeschreven formulier mededeling heeft gedaan aan het Fonds.
Na de periode van twee jaar na het tijdstip van scheiding kunnen beide (voormalige) echtgenoten of geregistreerde partners alsnog gezamenlijk bij het fonds een verzoek indienen tot het onverkort van toepassing laten zijn van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding. Het bestuur kan voorwaarden stellen aan de onverkorte toepassing van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
25
3. Het bepaalde in lid 2 van dit artikel vindt geen toepassing, indien de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de (voormalige) echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner de toepassing van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding hebben uitgesloten bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding.
4. In afwijking van hetgeen in lid 2 van dit artikel is bepaald, vindt de in dat lid bedoelde pensioenverevening geen toepassing indien het bijzonder ouderdomspensioen op het tijdstip van scheiding een bedrag zoals genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet niet te boven gaat (in 2020 is dit bedrag € 497,27).
5. Indien en zolang er tegenover het Fonds recht bestaat op een bijzonder ouderdomspensioen, zal dat in mindering worden gebracht op het ouderdomspensioen berekend volgens dit reglement.
6. Tijdens het deelnemerschap en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het bijzonder ouderdomspensioen aangepast volgens artikel 26 van dit reglement.
7. Op grond van de Wet Verevening pensioenrechten bij scheiding kunnen, uitsluitend in geval van echtscheiding dan wel beëindiging van het geregistreerd partnerschap, de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding overeenkomen dat het in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde bijzonder ouderdomspensioen samen met het op grond van artikel 14 van dit reglement uit omzetting van ouderdomspensioen verkregen (bijzonder) nabestaandenpensioen worden omgezet in een eigen recht
op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner. Bij deze conversie gelden de volgende voorwaarden en aanvullende bepalingen:
• op het pensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde zal in verband met de conversie een aftrekbedrag in mindering komen; de aftrek hiervan is niet afhankelijk van het in leven zijn van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner;
• het recht op pensioen van de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner en het genoemde aftrekbedrag zullen jaarlijks worden aangepast volgens artikel 26 van dit reglement;
• conversie is niet toegestaan indien de echtscheiding dan wel de beëindiging van het geregistreerd partnerschap plaats vindt op of na de pensioendatum;
• het Bestuur kan ten aanzien van de conversie, gehoord de actuaris, nadere voorwaarden stellen.
8. Het Bestuur kan ten aanzien van de pensioenverevening nadere regels stellen en is bevoegd om de kosten van de pensioenverevening en/of conversie bij de echtgenoten respectievelijk geregistreerde partners in rekening te brengen.
9. Aan de voormalige echtgenote, echtgenoot of geregistreerde partner wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraak of het verleende recht. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde ontvangt daarvan een afschrift.
Artikel 14 Bijzonder nabestaandenpensioen
26
1. Ingeval van:
- echtscheiding;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel
- beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband
heeft de gewezen partner van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op grond van artikel 21 van dit reglement een deel van het ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner heeft omgezet in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen.
2. Indien van de in lid 1 genoemde omzettingsmogelijkheid gebruik is gemaakt, is het bijzonder nabestaandenpensioen gelijk aan de aanspraak op nabestaandenpensioen die op grond van het bepaalde in artikel 21 lid 2 is verkregen.
3. Op het bijzonder nabestaandenpensioen is het bepaalde in artikel 21, lid 7 tot en met 13 van dit reglement van toepassing.
4. Beëindiging van het erkende samenlevingsverband wordt in elk geval aangenomen na melding daarvan aan het Fonds door KLM.
Het erkende samenlevingsverband van een arbeidsongeschikte deelnemer of gepensioneerde wordt geacht te zijn beëindigd op de datum die is vermeld in de schriftelijke overeenkomst die partijen met het oog op de beëindiging van de samenleving hebben gesloten, dan wel de datum die door één
gewezen partner schriftelijk aan het Fonds is meegedeeld
5. De deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde en de gewezen partner kunnen na de in lid 1 genoemde omzetting bij schriftelijke overeenkomst met betrekking tot de echtscheiding etc. alsnog anders overeenkomen. De overeenkomst is overeenkomstig artikel 57 van de Pensioenwet slechts geldig indien aan de overeenkomst een verklaring van het Fonds is gehecht, dat het bereid is een uit de afwijking voortvloeiend pensioenrisico te dekken. In dat geval wordt het bijzonder nabestaandenpensioen een aanspraak op nabestaandenpensioen van de deelnemer, gewezen deelnemer dan wel gepensioneerde.
De aanspraak op nabestaandenpensioen kan, op verzoek van de deelnemer of gewezen deelnemer en uiterlijk bij het bereiken van de pensioendatum, op basis van leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale uitruilfactoren worden omgezet in extra ouderdomspensioen. Voorwaarde voor deze omzetting is dat de partner van de deelnemer of gewezen deelnemer hiermee instemt.
Voor de deelnemer of gewezen deelnemer die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt de aanspraak op nabestaandenpensioen door het Fonds automatisch omgezet in extra ouderdomspensioen.
Omzetting vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 lid 3 en artikel 22 lid 6 van dit reglement.
6. De gewezen partner ontvangt een keer in de vijf jaar een opgave van de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen.
27
5 Voortzetting pensioenopbouw tijdens invaliditeit, ouderschapsverlof en non-activiteit
Artikel 15 Voortzetting pensioenopbouw tijdens invaliditeit
1. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene recht heeft op een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement, worden het deelnemerschap en de (gemaximeerde) opbouw van de pensioenen geacht voort te duren tot de pensioenrichtdatum overeenkomstig de bepalingen van dit reglement (waaronder begrepen de overgangsbepalingen in de Bijlagen 6, 7 en 16) en op basis van de jaarpensioengrondslag die op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen
(“eerste WIA-dag”) zou hebben gegolden indien er geen sprake zou zijn geweest van (verminderde) loondoorbetaling wegens ziekte.
2. Tijdens een tijdvak van arbeidsongeschiktheid waarin betrokkene recht heeft op een invaliditeitspensioen krachtens dit reglement, wordt voor de berekening van de pensioenaanspraken gedurende de periode waarin het deelnemerschap geacht wordt voort te duren, de jaarpensioengrondslag aangepast aan het loonindexcijfer. De met het loonindexcijfer verhoogde jaarpensioengrondslag is in enig jaar niet hoger dan het maximum pensioengevend loon verminderd met de franchise.
3. Indien de jaarpensioengrondslag van betrokkene op de ingangsdatum van het invaliditeitspensioen
("eerste WIA-dag") lager is dan de jaarpensioengrondslag die deze op grond van leeftijd en/of 28
diensttijd had kunnen bereiken, wordt deze jaarpensioengrondslag opnieuw vastgesteld en op
dezelfde wijze herzien als omschreven is in artikel 7 lid 4 van dit reglement, rekening houdend met het in lid 2 genoemde maximum.
4. Zolang een betrokkene een invaliditeitspensioen ontvangt, is deze vrijgesteld van de in artikel 27 van dit reglement genoemde deelnemersbijdragen voor de voortgezette pensioenopbouw krachtens dit artikel.
5. Geen recht op de in dit artikel omschreven voortzetting van het deelnemerschap tijdens arbeidsongeschiktheid bestaat, indien deze arbeidsongeschiktheid ontstaan is door opzet of grove roekeloosheid van de deelnemer.
Artikel 16 Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof
1. Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof of aanvullend geboorteverlof, als omschreven in de CAO, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van het verlof op basis van het oorspronkelijke tewerkstellingspercentage voort te zetten.
2. Indien de deelnemer voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het verlof kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet en de deelnemersbijdrage
op dezelfde wijze worden vastgesteld als ware de deelnemer niet met verlof gegaan.
3. Indien de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het verlof kiest, blijft de risicodekking van het nabestaandenpensioen, het wezenpensioen en het invaliditeitspensioen tijdens die periode niettemin gehandhaafd als ware de deelnemer niet met verlof gegaan.
Indien de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens het verlof kiest, wordt de eventueel resterende arbeidsduur als een periode met een verminderde productie in aanmerking genomen en is de deelnemer de deelnemersbijdrage als bedoeld in artikel 27 slechts verschuldigd voor het eventueel resterende tewerkstellingspercentage.
Artikel 17 Voortzetting pensioenopbouw tijdens non-activiteit
1. Tijdens een tijdvak van non-activiteit, als omschreven in de CAO, heeft de deelnemer de mogelijkheid om de opbouw van de pensioenen ook over het tijdvak van non-activiteit op basis van het tewerkstellingspercentage, zoals dat gold direct voorafgaande aan de periode van non-activiteit, voor maximaal twaalf maanden voort te zetten.
2. Indien de deelnemer voor voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non-activiteit kiest, zal de pensioenopbouw van de deelnemer op dezelfde wijze worden voortgezet als zou de deelnemer niet met non-activiteit zijn gegaan. De premie voor de voortzetting van de pensioenopbouw tijdens non- activiteit komt, behoudens de premie voor de risicodekking van het nabestaandenpensioen als
genoemd in het derde lid van dit artikel, geheel voor rekening van de deelnemer. De hoogte van de 29
premie wordt berekend op basis van de tariefgrondslagen die hiervoor jaarlijks met ingang van 1 april worden vastgesteld en die gelden tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar.
3. Indien non-activiteit volgens de CAO is verleend, blijft de risicodekking van het nabestaandenpensioen tijdens die periode gehandhaafd als ware de deelnemer niet met non-activiteit gegaan, ook indien de deelnemer geen voortzetting van de pensioenopbouw tijdens de non-activiteit kiest.
6 Aanspraken bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap voor de pensioenrichtdatum
Artikel 18 Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap vóór de pensioendatum
1. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden of pensionering eindigt, heeft de gewezen deelnemer aanspraak op:
- een premievrij ouderdomspensioen;
- het eventuele tot 1 januari 2015 opgebouwde nabestaandenpensioen dat op grond van Bijlage 1, onderdeel A, artikel 8 behouden is gebleven;
- een premievrij nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner, indien de deelnemer bij de beëindiging van het deelnemerschap heeft gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70 (artikel 21 van dit reglement) en
- een premievrij wezenpensioen ten behoeve van de kinderen die ten tijde van de beëindiging van het deelnemerschap daarop aanspraak hadden.
De premievrije aanspraak op ouderdomspensioen die niet meer dan € 2 bruto per jaar bedraagt en de bijbehorende aanspraken op nabestaanden- en/of wezenpensioen komen per de datum van beëindiging van het deelnemerschap te vervallen ten gunste van het Fonds. De aanspraken op (aanvullend) invaliditeitspensioen, nabestaandenpensioen en nabestaandenoverbruggingspensioen op
risicobasis vervallen eveneens.
30
2. Met de in lid 1 van dit artikel genoemde beëindiging van het deelnemerschap wordt gelijkgesteld de beëindiging van het invaliditeitspensioen anders dan door overlijden of pensionering.
3. Het premievrije ouderdomspensioen is gelijk aan het tot de datum van beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde ouderdomspensioen als bedoeld in de artikelen 5, 11 en 12 en de Overgangsbepalingen van dit reglement. Indien is gekozen voor omzetting van een deel van het ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen als genoemd in het eerste lid, is het premievrije ouderdomspensioen gelijk aan het ouderdomspensioen na omzetting.
4. Het premievrije nabestaandenpensioen is gelijk aan het nabestaandenpensioen dat is verkregen uit omzetting van ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid. Op dit nabestaandenpensioen zijn de bepalingen van artikel 21, lid 7 tot en met 13 van toepassing.
5. Het premievrije wezenpensioen is gelijk aan het tot de datum van tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap opgebouwde wezenpensioen.
6. Op de pensioendatum heeft de gewezen deelnemer de keuzemogelijkheden als vermeld in artikelen 21 en 22 van dit reglement.
7. Aan de gewezen deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
8. Het Bestuur kan op verzoek van een gewezen deelnemer op voor ieder geval te stellen voorwaarden
a. de ingangsdatum van een nog niet ingegaan ouderdomspensioen uitstellen. Indien de gewezen deelnemer hiervoor kiest, wordt het krachtens dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen uitgesteld onder actuariële verhoging van het ouderdomspensioen. Het uitgestelde ouderdomspensioen kan niet later ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de AOW- ingangsdatum van de gewezen deelnemer valt. Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen de eerste dag van een maand gekozen worden.
b. de ingangsdatum van een nog niet ingegaan ouderdomspensioen vervroegen indien en voor zover dit in overeenstemming is met de wettelijke regels voor pensioenvervroeging.
Indien de gewezen deelnemer ervoor kiest om eerder met pensioen te gaan, wordt het krachtens dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen vervroegd onder actuariële verlaging van het ouderdomspensioen.
Het vervroegde ouderdomspensioen kan niet eerder ingaan dan op de dag waarop de gewezen deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt. In de periode tussen de dag waarop de gewezen deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt en de dag waarop deze de pensioenrichtdatum bereikt, kan als vervroegde ingangsdatum van het ouderdomspensioen alleen de eerste dag van een maand gekozen worden.
Bij deze omzetting op basis van de op de vervroegde of uitgestelde pensioendatum geldende sekseneutrale factoren zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die van voor de omzetting.
De onder b bedoelde keuze dient binnen drie maanden voorafgaand aan de pensioendatum op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
31
7 Eerder met pensioen of uitstel van pensioen
Artikel 19 Eerder met pensioen
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid om eerder met pensioen te gaan dan op de pensioenrichtdatum. Naar keuze van de deelnemer kan het ouderdomspensioen op zijn vroegst ingaan op de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt. In de periode tussen de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 50 jaar bereikt en de dag waarop deze de pensioenrichtdatum bereikt, kan als vervroegde ingangsdatum van het ouderdomspensioen alleen de eerste dag van een maand gekozen worden. Het is slechts mogelijk eerder met pensioen te gaan indien de dienstbetrekking met KLM gelijktijdig wordt beëindigd en aan de overige wettelijke regels voor pensioenvervroeging wordt voldaan.
2. Indien de deelnemer ervoor kiest om eerder met pensioen te gaan, wordt het ouderdomspensioen verlaagd met gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke sekseneutrale factoren. Deze zijn opgenomen in Bijlage 11 van dit reglement.
De deelnemer heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 21 van dit reglement de mogelijkheid om een deel van dit verlaagde ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen.
Bij deze omzetting zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die van voor de omzetting.
32
Voor de deelnemer die het tot 1 januari 2015 opgebouwde nabestaandenpensioen heeft behouden, geldt het bepaalde in de overgangsregeling (Bijlage 1 van dit reglement).
3. De in lid 1 van dit artikel genoemde keuze dient tenminste drie maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - door KLM aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
4.a. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die een uitkering ontvangt krachtens de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering, welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, of een daarmee door het Bestuur gelijk te stellen regeling, en die op de eerste ziektedag nog niet had gekozen voor een vervroegde (of uitgestelde) pensioendatum, op de pensioenrichtdatum met pensioen.
De in dit lid bedoelde uitkering wordt met het ouderdomspensioen krachtens dit reglement verrekend.
b. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die een uitkering ontvangt krachtens de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, of een daarmee door het Bestuur gelijk te stellen regeling, en die op de eerste ziektedag reeds gekozen had voor een vervroegde pensioendatum, op de gekozen vervroegde pensioendatum met pensioen.
De in dit lid bedoelde uitkering wordt met het ouderdomspensioen krachtens dit reglement verrekend.
c. In afwijking van hetgeen in dit artikel is bepaald, gaat een deelnemer die een uitkering ontvangt krachtens de WIA of enige andere wettelijke arbeidsongeschiktheidsverzekering welke voortvloeit uit of aansluit op het dienstverband met KLM, of een daarmee door het Bestuur gelijk te stellen regeling, en die op de eerste ziektedag reeds had gekozen voor een uitgestelde pensioendatum, met pensioen aan het einde van het eerste ziektejaar of indien deze eerder ligt op de gekozen pensioendatum.
De in dit lid bedoelde uitkering wordt met het ouderdomspensioen krachtens dit reglement verrekend.
Artikel 20 Uitstel van pensioen
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen later in te laten gaan dan op de pensioenrichtdatum. Het ouderdomspensioen wordt gedurende de uitstelperiode niet uitgekeerd, maar aangewend voor verhoging van het ouderdomspensioen. Het ouderdomspensioen kan later ingaan indien en zolang de dienstbetrekking na de pensioenrichtdatum op basis van het bepaalde in artikel 12 (‘Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar’) wordt voortgezet.
2. De gewezen deelnemer heeft de mogelijkheid om het ouderdomspensioen later te laten ingaan dan op de pensioenrichtdatum. Het ouderdomspensioen wordt gedurende de uitstelperiode niet uitgekeerd, maar op de uitgestelde pensioendatum aangewend voor verhoging van het ouderdomspensioen. De gewezen deelnemer heeft uitsluitend de mogelijkheid om het uitgestelde
ouderdomspensioen in één keer te laten ingaan. 33
3. Het uitgestelde ouderdomspensioen kan niet later ingaan dan op de eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd bereikt. Als ingangsdatum van het ouderdomspensioen kan alleen de eerste dag van een maand gekozen worden.
4. Bij de in dit artikel genoemde omzetting op basis van de op de uitgestelde pensioendatum geldende sekseneutrale factoren zal de actuariële waarde van de aanspraken na de omzetting gelijk zijn aan die van voor de omzetting.
8 Overige keuzemogelijkheden
Artikel 21 Omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft:
a. op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum;
b. bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband en
c. bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
de keuzemogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van de (ex-) partner.
2. De omzetting op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum vindt naar keuze van de (gewezen) deelnemer plaats in één van de hierna omschreven verhoudingen:
a. ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de verhouding 100 : 100;
b. ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de verhouding 100 : 70;
c. ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de verhouding 100 : 50;
d. ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen volgens de langstlevendenvariant. Dit houdt in
dat (nadat op de pensioendatum de onder b vermelde omzettingsvariant is toegepast) na 34
overlijden van de gepensioneerde het nabestaandenpensioen zodanig wordt verhoogd en na het overlijden van de partner het ouderdomspensioen zodanig wordt verlaagd, dat zowel na overlijden van de gepensioneerde als na overlijden van de partner aan de langstlevende dezelfde pensioenuitkering wordt toegekend. Deze variant kan alleen gekozen worden op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum.
Bij echtscheiding etc. en tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap is uitsluitend omzettingsvariant b (100:70) van toepassing.
Bij de onder a t/d vermelde omzettingsvarianten wordt het eventuele nabestaandenpensioen betrokken dat de (gewezen) deelnemer op grond van het Bijlage 1, onderdeel A lid 8 heeft behouden.
3. De omzetting zal gebeuren aan de hand van leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren. Als van deze keuzemogelijkheid gebruik wordt gemaakt op de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 58 jaar bereikt, zal:
• bij variant a het ouderdomspensioen met een factor 0,8570 worden vermenigvuldigd;
• bij variant b het ouderdomspensioen met een factor 0,8954 worden vermenigvuldigd;
• bij variant c het ouderdomspensioen met een factor 0,9230 worden vermenigvuldigd;
• bij variant d zal na overlijden van de gepensioneerde respectievelijk na overlijden van de partner de pensioenuitkering aan de langstlevende 0,7976% bedragen van het ouderdomspensioen na toepassing van variant b.
Indien van deze keuzemogelijkheid op een andere datum dan op de dag waarop de deelnemer de leeftijd van 58 jaar bereikt gebruik gemaakt wordt, zal de omzetting gebeuren op basis van door het Bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren, zoals opgenomen in Bijlage 12.
4. Indien er in verband met scheiding dan wel beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband aanspraken jegens het Fonds bestaan op een bijzonder ouderdomspensioen en/of bijzonder nabestaandenpensioen dan wel indien er in verband met echtscheiding of beëindiging van het geregistreerd partnerschap sprake is van conversie van pensioenrechten, zal hiermee bij de in de leden 1 en 2 van dit artikel bedoelde omzetting rekening worden gehouden. De omzetting vindt in dat geval plaats op basis van door het Bestuur vast te stellen regels.
5. De in lid 1 onder a van dit artikel genoemde keuze dient tenminste drie maanden voor de beoogde pensioendatum - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Indien de (gewezen) deelnemer die gehuwd is of een geregistreerde partnerrelatie heeft deze keuze niet of niet tijdig kenbaar maakt, dan gaat het Fonds op grond van het bepaalde in artikel 61 lid 7 van de Pensioenwet over tot omzetting van ouderdomspensioen in ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70.
De in lid 1 onder b en c genoemde keuze dient uiterlijk drie maanden na de datum van de echtscheiding etc. respectievelijk tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap op de in de vorige volzin aangegeven wijze aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden.
6. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken. 35
7. Tijdens het deelnemerschap en na beëindiging van het deelnemerschap wordt het uit omzetting verkregen nabestaandenpensioen aangepast volgens artikel 26 van dit reglement.
8. Bij overlijden van de deelnemer gaat de uit omzetting verkregen aanspraak op nabestaandenpensioen in op de dag volgend op die waarop de deelnemer overlijdt.
Bij overlijden van de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde (met inbegrip van degene die een invaliditeitspensioen ontvangt) gaat de uit omzetting verkregen aanspraak op nabestaandenpensioen in op de eerste dag van de maand volgend op die waarop de gewezen deelnemer dan wel de gepensioneerde overlijdt.
9. Het uit omzetting verkregen nabestaandenpensioen wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de (voormalige) partner.
10. Het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen wordt verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 10 jaar jonger is dan de overledene.
In afwijking hiervan wordt het volgens dit artikel berekende nabestaandenpensioen verminderd met 2,5% voor ieder vol jaar dat de nagelaten partner meer dan 3 jaar jonger is dan de overledene, indien de aanvangsdatum van het huwelijk of de aanvangsdatum van het geregistreerd partnerschap dan wel de datum van erkenning van het samenlevingsverband was gelegen na de ingangsdatum van het
invaliditeits- of ouderdomspensioen.
Het bedoelde aantal jaren van overschrijding van 10 respectievelijk 3 volle jaren leeftijdsverschil wordt geacht één minder te zijn voor elk vol jaar dat het huwelijk of het geregistreerd partnerschap dan wel het erkende samenlevingsverband heeft bestaan.
11. Indien er op grond van dit pensioenreglement of voorgaande pensioenreglementen van het Fonds aanspraken jegens het Fonds bestaan of hebben bestaan op een bijzonder nabestaandenpensioen, zal hiermee bij de in het eerste en tweede lid bedoelde omzetting rekening worden gehouden.
12. Indien bij de berekening van deze aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen in voorgaande pensioenreglementen van het Fonds bedoelde korting wegens groot leeftijdsverschil is toegepast of zou zijn toegepast, zal worden uitgegaan van het ongekorte bijzondere nabestaandenpensioen.
13. Geen recht op het uit omzetting van ouderdomspensioen verkregen nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 22 Wijziging van de verhouding tussen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen op of na de pensioendatum
36
1. De (gewezen) deelnemer die bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap op grond van
artikel 21 lid 1 en 2 heeft gekozen voor omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70, kan de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum wijzigen in een andere verhouding als genoemd in artikel 21 lid 2 dan wel het nabestaandenpensioen omzetten in extra ouderdomspensioen (ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen in de verhouding 100:0).
2. De in het eerste lid genoemde keuze dient ten minste drie maanden vooraf - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de (gewezen) deelnemer als de partner.
3. Het nabestaandenpensioen dat de (gewezen) deelnemer bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap op grond van artikel 21 lid 1 en 2 heeft verkregen, wordt door het Fonds op de pensioendatum automatisch omgezet in extra ouderdomspensioen indien de (gewezen) deelnemer op de pensioendatum geen partner meer heeft.
4. Indien een gepensioneerde die direct aansluitend aan het deelnemerschap een ouderdomspensioen geniet en die op de pensioendatum geen partner had, in de periode tussen de pensioendatum en de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd van de gepensioneerde valt, een huwelijk sluit of een geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM erkend samenlevingsverband aangaat, krijgen de gepensioneerde en de partner alsnog een keuzemogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen om te zetten in nabestaandenpensioen. Het Bestuur kan aan deze
keuzemogelijkheid nadere voorwaarden - waaronder medische - stellen.
5. De in lid 4 genoemde keuze dient uiterlijk drie maanden na het huwelijk dan wel na het aangaan van het geregistreerd partnerschap of het door KLM erkende samenlevingsverband - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door zowel de gepensioneerde als de partner.
6. Omzetting dan wel wijziging van de verhouding tussen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen vindt plaats op basis van door het Bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren, zoals opgenomen in Bijlage 12 van dit reglement.
7. Op het op grond van dit artikel verkregen nabestaandenpensioen zijn de bepalingen van artikel 21 lid 7 tot en met 13 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 23 Variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen
1. Op de pensioendatum heeft de deelnemer de keuzemogelijkheid om de hoogte van het ouderdomspensioen vanaf de pensioendatum een of twee maal te variëren. De deelnemer kan maximaal twee omslagdata kiezen waarop de hoge uitkering over gaat naar een lage uitkering of andersom. Een omslagdatum voor deze variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen kan alleen liggen op de eerste dag van een maand.
37
2. Bij de toepassing van dit artikel zal de hoogte van het krachtens het pensioenreglement vastgestelde
ouderdomspensioen worden gevarieerd nadat de in artikel 21 genoemde omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen respectievelijk de in artikel 22 genoemde wijziging van de verhouding tussen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen heeft plaatsgevonden.
3. De hoogte van het ouderdomspensioen - waaronder mede begrepen de AOW-hiaatcompensatie - kan slechts zodanig worden gevarieerd dat het verlaagde ouderdomspensioen tenminste 75% bedraagt van het verhoogde ouderdomspensioen. Bij de vaststelling van deze verhouding blijft, in de periode tussen de pensioendatum en het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd, van de uitkering buiten aanmerking het gedeelte dat overeenkomt met tweemaal het bedrag van de op de pensioendatum geldende uitkeringen voor gehuwde personen zonder toeslag als omschreven in artikel 9, eerste lid, onderdeel b, en zesde lid, van de Algemene Ouderdomswet, vermeerderd met de vakantietoeslag (de gezamenlijke AOW voor twee met elkaar gehuwden, inclusief vakantietoeslag).
De omzetting zal gebeuren op basis van door het Bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren zoals vastgelegd in Bijlage 13.
4. Indien de deelnemer kiest voor een variatie in het ouderdomspensioen als bedoeld in het eerste lid, zullen het krachtens het pensioenreglement vastgestelde - en eventueel op grond van artikel 22 van dit reglement gewijzigde - nabestaandenpensioen en het krachtens dit reglement vastgestelde wezenpensioen geen wijziging ondergaan.
5. Bij de in de vorige leden van dit artikel bedoelde variaties van het pensioen zal de actuariële waarde van de aanspraken - met gebruikmaking van leeftijdsafhankelijke, sekseneutrale factoren - na de omzetting gelijk zijn aan die van voor de omzetting.
6. De in dit artikel genoemde keuzes dienen tenminste drie maanden vooraf - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - aan het Fonds kenbaar gemaakt te worden. Dit formulier dient ondertekend te worden door de deelnemer en - indien de deelnemer een partner heeft - ook door de partner.
7. Aan de betrokkene wordt schriftelijk mededeling gedaan van de verleende aanspraken.
38
9 Waardeoverdracht en vrijwillige aanvullende verzekeringen
Artikel 24 Waardeoverdracht
1. De deelnemer die voor zijn indiensttreding bij KLM premievrije pensioenaanspraken heeft opgebouwd, verkrijgt - op basis van de wettelijke bepalingen en rekening houdend met de wettelijke termijnen - een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken, mits:
a. er sprake is van een individuele beëindiging van de dienstbetrekking of deelneming bij de vorige werkgever;
b. deze premievrije aanspraken zijn opgebouwd in een dienstbetrekking die op of ná 8 juli 1994 is beëindigd;
c. de deelnemer schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken - op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - heeft gedaan;
x. xx xxxxxxxxxxxxxxxxxx van de vorige werkgever de waarde van de premievrije pensioenaanspraken aan het Fonds heeft overgedragen.
2. De deelnemer voor wie het Fonds een overdrachtswaarde in het kader van een automatische waardeoverdracht (Wet waardeoverdracht klein pensioen) heeft ontvangen, verkrijgt een aanvullende aanspraak boven de krachtens dit reglement vastgestelde pensioenaanspraken.
39
3. De aan het Fonds overgedragen waarde wordt aangewend voor de toekenning van pensioenaanspraken conform dit reglement, volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling.
4. De waarde van de in artikel 18 van dit reglement bedoelde premievrije aanspraken op pensioen, met uitzondering van de aanspraken als bedoeld in artikel 29 lid 1 (automatische uitgaande waardeoverdracht klein pensioen), wordt, op verzoek van de betrokkene en met inachtneming van de bepalingen in de Pensioenwet, overgedragen aan de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever mits:
• de premievrije aanspraken zijn ontstaan op grond van een deelnemerschap dat op of nà 8 juli 1994 is beëindigd;
• de deelnemer na aanvang van het deelnemerschap in de nieuwe pensioenregeling schriftelijk een verzoek tot overdracht van de waarde van de premievrije pensioenaanspraken bij de nieuwe pensioenuitvoerder heeft gedaan;
• de overdrachtswaarde besteed wordt voor inkoop van gelijkwaardige pensioenaanspraken bij
een pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet;
• de overdrachtswaarde rechtstreeks wordt overgedragen aan die pensioenuitvoerder.
5. De in het vorige lid van dit artikel genoemde overdrachtswaarde wordt berekend volgens de regels van het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling en de daarop gebaseerde ministeriële Regeling Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, een en
ander onder de voorwaarde dat de partner instemt met de overdracht van de waarde van de aanspraak op nabestaandenpensioen.
Artikel 25 Vrijwillige aanvullende verzekeringen
1. Het Bestuur is bevoegd vrijwillige aanvullende pensioenen te verzekeren tegen betaling van een periodieke premie mits deze niet in strijd zijn met de bepalingen in de Pensioenwet, de Wet op het financieel toezicht en zullen voldoen aan hetgeen bepaald is bij of krachtens de Wet op de loonbelasting 1964 of andere wettelijke regelingen. De uitvoering van deze vrijwillige aanvullende verzekeringen is voor reeds beëindigde deelnames en ingegane pensioenen vastgelegd in een overgangsregeling (Bijlage 10 bij dit reglement). In het geval het Bestuur besluit om nieuwe deelname aan het aanvullend pensioensparen mogelijk te maken, zal hiervoor alsdan een uitvoeringsbesluit worden vastgesteld.
2. In aanvulling op hetgeen in dit artikel is bepaald, heeft de vlieger met een verminderde productie de mogelijkheid een aanvullend invaliditeitspensioen te verzekeren tegen betaling van een periodieke doorsneepremie. Dit aanvullend invaliditeitspensioen kan slechts worden afgesloten op het moment dat de vlieger het tewerkstellingspercentage wijzigt. De premie komt volledig ten laste van de vlieger en wordt maandelijks door KLM op het salaris ingehouden en afgedragen aan het Fonds.
Door een aanvullend invaliditeitspensioen kan het bedrag aan invaliditeitspensioen verhoogd worden
tot maximaal het bedrag aan invaliditeitspensioen dat de vlieger zou hebben verkregen op basis van 40
de invaliditeitsgrondslag en het percentage productie die direct voorafgaand aan het moment dat de vlieger voor het eerst een verminderde productie levert, van toepassing waren.
De hoogte van het invaliditeitspensioen kan echter niet meer bedragen dan het jaarinkomen dat door de vlieger wordt verkregen op basis van het actueel van toepassing zijnde percentage (verminderde) productie. Onder jaarinkomen wordt hierbij 12 keer het laatste vaste maandsalaris verstaan, welke verhoogd wordt met vakantietoeslag, eindejaarsuitkering, pensioenpremietoelage, levensloopbijdrage, premievrijvaltoelagen staffel 1 en 2 en carrièrecompensatie en wordt verminderd met de op het moment van het verzekeren van het aanvullend invaliditeitspensioen verschuldigde (maand)deelnemersbijdrage van de vlieger.
In afwijking van het vorenstaande wordt onder jaarinkomen van de ex-Martinair vlieger verstaan 12 keer het vaste maandsalaris van de ex-Martinair vlieger vermeerderd met € 792 in verband met de vroegere overhevelingstoeslag, vakantietoeslag, structurele eindejaarsuitkering, levensloopbijdrage, de toepasselijke premievrijvaltoelagen staffel 1 en 2 en carrièrecompensatie en verminderd met de op het moment van het verzekeren van het aanvullend invaliditeitspensioen verschuldigde deelnemersbijdrage als genoemd in artikel 27 lid 4 van dit reglement.
Het is niet mogelijk om de hoogte van het aanvullend invaliditeitspensioen tussentijds te verhogen dan wel een eenmaal beëindigd aanvullend invaliditeitspensioen te laten herleven.
De overige voorwaarden voor het aanvullend invaliditeitspensioen alsmede de hoogte van de
daarvoor verschuldigde periodieke premie worden vastgesteld op basis van door het Bestuur, gehoord de actuaris, vastgestelde richtlijnen en grondslagen.
In Bijlage 9 van dit reglement zijn uitvoeringsregels inzake het aanvullend invaliditeitspensioen vastgelegd.
3. Aan de deelnemer wordt schriftelijk mededeling gedaan van de aanvullende pensioenaanspraken en van de daarbij gestelde voorwaarden.
41
10 Aanpassing van de pensioenen
Artikel 26 Aanpassing van de pensioenen
1. a. De krachtens dit reglement verworven pensioenaanspraken, de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen worden ieder jaar per 1 januari aangepast met maximaal de procentuele wijziging in het loonindexcijfer. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast.
Bij deze aanpassing wordt als maatstaf aangehouden de wijziging in het loonindexcijfer over de periode van 1 augustus van het voorafgaande boekjaar tot en met 31 juli van het lopende boekjaar, zoals laatstelijk door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerd vóór
1 november van de betreffende jaren.
De jaarlijkse aanpassing wordt toegepast op de op 31 december van het lopende boekjaar bestaande verworven pensioenaanspraken, ingegane pensioenen en premievrije aanspraken op pensioen, en vindt plaatst op 1 januari daarop volgend.
b. De indexatie vermeld in lid a wordt tot de procentuele wijziging van het loonindexcijfer toegekend indien en voor zover deze procentuele wijziging gefinancierd kan
worden uit het bedrag van de vrijval van de Technische Voorziening als de indexatie voortkomend 42 uit lid 4 lager is dan 2,5%.
2. Indien de in eerdere jaren toegepaste aanpassingen van de verworven pensioenen, de ingegane pensioenen en de premievrije aanspraken op pensioen, zijn achtergebleven bij de in het eerste lid van dit artikel omschreven maatstaf, zal het Bestuur, indien wettelijke bepalingen en de financiële positie van het Fonds dit toelaten, die aanpassingen geheel of gedeeltelijk aanvullen tot de maatstaf over voorgaande jaren. Daarbij zullen zoveel als mogelijk de aanvullingen voor alle betrokkenen met gelijke percentages plaatsvinden.
3. Voor de voorwaardelijke indexatietoezegging van lid 1 sub a wordt geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De aanpassing van pensioenen wordt gefinancierd uit de beschikbare middelen van het Fonds.
Voor een afgebakende groep1 geldt voor een periode van 10 jaar - gerekend vanaf de wijziging van de basispensioenregeling per 1 januari 2018 - een toeslagendepot. Indien en voor zover de jaarlijkse aanpassing als bedoeld in lid 1 sub a niet uit de reguliere beschikbare middelen van het Fonds kan worden gefinancierd, in verband met het bepaalde in artikel 137 van de Pensioenwet, kan een aanpassing als bedoeld in lid 1 sub a worden gefinancierd vanuit het toeslagendepot voor zover de middelen in het toeslagendepot toereikend zijn.
1 Deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden en pensioengerechtigden die op 1 januari 2018 verbonden zijn aan het Fonds. Voorts komen in aanmerking vliegers voor wie de KLM cao voor vleugelvliegtuigen geldt in de periode 2018 tot en met 2027. Dit geldt ook voor hun nabestaanden en hun (ex) partners.
4. Voor degenen die op de datum waarop de aanpassing plaatsvindt nog niet de leeftijd van 65 jaar hebben bereikt, is de aanpassing van pensioenaanspraken die ontleend zijn aan het deelnemerschap vanaf 1 januari 1968 tot 1 januari 2007, ten minste gelijk aan de procentuele wijziging van het loonindexcijfer, voortvloeiend uit hetgeen in het eerste lid van dit artikel is bepaald, tot de grens
van 2,5%.
De aanpassing van een ingegaan nabestaandenpensioen en/of wezenpensioen dat ontleend is aan het deelnemerschap vanaf 1 januari 1968 tot 1 januari 2007, is ten minste gelijk aan de procentuele wijziging van het loonindexcijfer, voortvloeiend uit hetgeen in het eerste lid van dit artikel is bepaald, met dien verstande dat deze garantie maximaal 2,5% is en slechts wordt toegepast zolang de overleden deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde op de datum waarop de aanpassing plaatsvindt bij in leven zijn de leeftijd van 65 jaar nog niet zou hebben bereikt.
5. Na toekenning van indexatie op grond van dit artikel geldt onverkort het bepaalde in artikel 33 lid 2.
43
11 Deelnemersbijdragen
Artikel 27 Deelnemersbijdragen
1. De deelnemers dragen bij in de kosten van de pensioenregeling.
2. Voor iedere kalendermaand, waarin aan het Fonds is deelgenomen, is de deelnemersbijdrage een percentage van het in die betreffende maand geldende vaste maandsalaris. Dit percentage bedraagt ingaande 1 januari 2015 14%.
3. De in de CAO genoemde pensioenpremietoelage maakt onderdeel uit van deze deelnemersbijdragen.
Voor een gedeelte van een kalendermaand wordt de deelnemersbijdrage naar evenredigheid vastgesteld.
4. In afwijking van het bepaalde in het tweede en derde lid, bedraagt de deelnemersbijdrage voor de ex-Martinair vlieger 11% van de maandbijdragegrondslag van de ex-Martinair vlieger. Voor een gedeelte van een kalendermaand wordt de deelnemersbijdrage voor de ex-Martinair vlieger naar evenredigheid vastgesteld.
5. De deelnemersbijdragen zijn per maand verschuldigd. KLM verrekent deze met de pensioenpremietoelage en draagt zorg voor de afdracht van deze deelnemersbijdragen aan het
Fonds. De deelnemer is geen deelnemersbijdragen verschuldigd indien en zolang de deelnemer 44
arbeidsongeschikt is in de zin van artikel 6 van dit reglement nadat de loondoorbetaling bij ziekte krachtens artikel 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek één jaar geduurd heeft.
6. Voor een deelnemer met een verminderde productie, wordt de bijdrage vastgesteld in de verhouding tussen deze verminderde en de bij CAO afgesproken niet-verminderde productie.
12 Uitbetaling van pensioenen
Artikel 28 Uitbetaling van pensioenen
1. De uitbetaling van de pensioenen geschiedt aan de rechthebbende.
2. Het pensioen wordt - onder inhouding van belasting en premies en/of andere wettelijk verplichte afdrachten - in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Ten onrechte ontvangen uitkeringen dienen te worden terugbetaald.
Artikel 29 Kleine pensioenen
1. De premievrije pensioenaanspraken verkregen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap worden betrokken in een automatische waardeoverdracht (op grond van de Wet waardeoverdracht klein pensioen) indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van overdracht minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag (in 2020 is dit bedrag € 497,27).
Op de premievrije aanspraken die zijn verkregen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap 45
vóór 1 januari 2015 is het bepaalde in het nieuwe lid 3 van Bijlage 1, onderdeel B van toepassing.
2. Indien automatische waardeoverdracht niet is gerealiseerd, zal het Bestuur - op zijn vroegst vanaf 1 januari 2024 en met instemming van de gewezen deelnemer - de in het eerste lid bedoelde aanspraken vervangen door een uitkering-ineens. Een automatische waardeoverdracht van klein pensioen is niet gerealiseerd indien in een periode van minimaal vijf jaar (gerekend vanaf de
tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap) vijf pogingen tot automatische waardeoverdracht niet tot een daadwerkelijke waardeoverdracht hebben geleid.
3. Het Bestuur zal een nabestaanden- en/of wezenpensioen dat op het tijdstip van ingang op jaarbasis minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag op de ingangsdatum vervangen door een uitkering-ineens.
4. Het Bestuur zal de aanspraak op een bijzonder nabestaandenpensioen als bedoeld in artikel 14 van dit reglement op de scheidingsdatum vervangen door een uitkering-ineens indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis minder zal bedragen dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag.
5. De uitkering-ineens, bedoeld in dit artikel, wordt berekend naar door het Bestuur - gehoord de actuaris - vastgestelde grondslagen die zijn opgenomen in Bijlage 14.
13 Verplichtingen van de deelnemers en het verstrekken van informatie door het Fonds
Artikel 30 Verplichtingen van de deelnemers
1. Degene die op grond van de bepalingen van dit reglement aanspraak c.q. recht op uitkering van enig pensioen heeft, dan wel voor zo'n uitkering in aanmerking kan komen, is verplicht aan de goede uitvoering van de bepalingen van dit reglement mee te werken. Bovendien dienen alle gegevens en bewijsstukken te worden overlegd die het Bestuur in het belang van een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht.
2. Indien de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde een inlichting heeft verstrekt of achterwege gelaten waardoor een aanspraak of recht op pensioen niet juist is vastgesteld, dan wel geen medewerking heeft verleend tot de verkrijging van een uitkering krachtens sociale verzekering, waarop betrokkene recht had kunnen doen gelden, stelt het Bestuur de aanspraak of het recht op
pensioen respectievelijk uitkering krachtens sociale verzekering nader vast op grond van de juiste 46
dan wel - bij ontbreken daarvan - naar beste weten door het Bestuur te bepalen gegevens. Het inmiddels te veel of te weinig betaalde wordt met de betrokkene verrekend. Deze bepalingen gelden voor zover mogelijk ook ten aanzien van de (voormalige) partner en kinderen van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde.
3. Indien het Bestuur dit voor een juiste toepassing van de statuten en dit reglement noodzakelijk acht, is - binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen.
4. Indien de ernst van de gedraging en de mate van verwijtbaarheid ten aanzien van het niet voldoen aan de bepalingen in de voorgaande leden van dit artikel daartoe naar het oordeel van het Bestuur aanleiding geven, kan het Bestuur een proportionele sanctie vaststellen of geen uitkering verlenen.
Artikel 31 Verstrekken van informatie door het Fonds
1. Jaarlijks wordt door het Fonds aan de deelnemer zowel een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken verstrekt, als een opgave van de aan het voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van de pensioenaanspraken, overeenkomstig de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop rustende bepalingen. De pensioengerechtigde ontvangt jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht, inclusief eventuele aanspraken op nabestaandenpensioen. De gewezen deelnemer ontvangt ten minste een keer in de vijf jaar een opgave van zijn opgebouwde pensioenaanspraken.
2. Op verzoek van de gewezen deelnemer verstrekt het Fonds binnen drie maanden een opgave van de opgebouwde pensioenaanspraken. Die pensioenaanspraken worden vastgesteld overeenkomstig de bepalingen van artikel 18 van dit reglement. Het Bestuur kan besluiten een vergoeding te vragen voor de aan deze opgave verbonden kosten.
3. Het Bestuur stelt - rekening houdend met de wettelijke bepalingen hieromtrent - nadere regels vast voor de jaarlijkse en tussentijdse pensioenopgave die aan de (gewezen) deelnemer, gepensioneerde en andere aanspraakgerechtigden wordt verstrekt.
4. Het Fonds zorgt ervoor dat de deelnemers bij toetreding schriftelijk op de hoogte worden gesteld van de inhoud van de geldende statuten en het geldende pensioenreglement. Jaarlijks worden de deelnemers schriftelijk van de wijzigingen daarin door het Fonds op de hoogte gesteld.
5. De (gewezen) deelnemer, de gewezen partner en de pensioengerechtigde ontvangen op verzoek de geldende statuten en het geldende pensioenreglement en de uitvoeringsovereenkomst tussen het Fonds en KLM.
6. Het Fonds verstrekt de informatie als bedoeld in dit artikel elektronisch, tenzij de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aangeeft de informatie op schrift te willen ontvangen.
47
14 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
Artikel 32 Beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
1. De aanspraken ingevolge dit reglement kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet. De pensioenen zijn niet vatbaar voor overdracht, inpandgeving of elke andere handeling, waardoor de deelnemer, de gewezen deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990. Beslag op pensioen is slechts geldig voor zover beslag op het pensioen geldig zou zijn bij ontbreken van andere inkomsten.
2. Volmacht tot invordering van het pensioen, onder welke vorm of welke benaming ook verleend, is steeds herroepelijk.
3. Elk beding of handeling, strijdig met het bepaalde in een van de voorgaande leden, is nietig.
48
15 Slotbepalingen
Artikel 33 Bijzondere gevallen - Hardheidsbepaling
1. Het Bestuur is bevoegd van de bepalingen van dit reglement af te wijken indien:
• in een individueel geval een strikte toepassing van het reglement naar het oordeel van het Bestuur ten aanzien van het individu tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden en de rechten van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde door deze afwijking geen vermindering van betekenis ondergaan;
• KLM voor een bepaalde deelnemer of een groep van deelnemers daarom verzoekt, waarbij de
afwijkende regeling verband moet houden met de arbeidsovereenkomst van betrokkene(n) en eventuele meerkosten door KLM worden gedragen.
In beide gevallen mag de afwijkende regeling niet in strijd zijn met de Pensioenwet of andere wettelijke regelingen. De afwijkende regeling zal schriftelijk worden vastgelegd.
2. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten verminderen indien:
a. Het Fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b. Het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 49
van de Pensioenwet zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden,
andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. Alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of 139 van de Pensioenwet. Hierbij dient in aanmerking genomen te worden dat KLM geen aanvullende premies betaalt in het geval het Fonds in een reserve- of dekkingstekort verkeert. KLM krijgt eveneens geen premiekortingen/premierestituties.
Indien het Fonds besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten worden de (gewezen) deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever daarover door het Fonds schriftelijk geïnformeerd. De vermindering wordt niet eerder gerealiseerd dan na afloop van een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, werkgever en toezichthouder daarover zijn geïnformeerd.
3. Het Fonds kan het op te bouwen ouderdomspensioen in enig jaar verminderen indien:
a. de kostendekkende premie op enig moment hoger wordt dan de normpremie; en
b. het beleggingsbeleid - doordat de kostendekkende premie hoger wordt dan de normpremie - binnen 2 jaar moet worden aangepast rekening houdend met de maximale cumulatieve stijging van het vereist eigen vermogen met 2%-punt gemeten vanaf 1 oktober
2017. Voor de bepaling van deze maximale cumulatieve stijging van het vereist eigen vermogen met 2%-punt worden alleen beleggingsbesluiten van het bestuur vanaf 1 oktober 2017 in aanmerking genomen; en
c. in de periode van 2 jaar zoals genoemd in b - voor de geambieerde opbouw als opgenomen in artikel 5 - niet langer wordt voldaan aan de eis van kostendekkende premie als gesteld in artikel 128 van de Pensioenwet.
KLM en VNV kunnen hierover afwijkende afspraken maken in het belang van het behoud van toekomstige opbouw en welvaartsvaste indexatie, mits het Fonds bereid is deze uit te voeren.
Hierbij wordt in acht genomen dat de financiering van de indexatie geen onderdeel van de premie kan vormen dan wel via enige andere vorm van compensatie voor rekening van KLM kan komen.
Indien in de toekomst de ruimte in de premie dit mogelijk maakt, kan het bestuur - na overleg met KLM en VNV en binnen de wettelijke kaders - besluiten om een eerdere vermindering van de opbouw van het ouderdomspensioen geheel of gedeeltelijk ongedaan te maken.
4. Deze pensioenregeling alsmede de daaruit voortvloeiende aanspraken kunnen - met inachtneming van de wettelijke en statutaire bepalingen - in overleg tussen KLM en de werknemersorganisaties worden aangepast, indien:
• nieuwe wettelijke voorzieningen worden ingevoerd of bestaande worden herzien;
• in het overleg tussen KLM en de werknemersorganisaties is vastgesteld, dat KLM zich de uitgaven voor deze regeling niet langer kan veroorloven.
5. In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet, zal het Bestuur beslissen in overeenstemming met de strekking van de bepalingen van dit reglement en de statuten.
6. Met betrekking tot de bepalingen van dit pensioenreglement inzake de ex-Martinair vlieger, heeft het 50
Fonds het recht om de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement kwalificeert als een ‘zuivere’ pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het voorgelegde pensioenreglement niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, heeft het Fonds het recht dit pensioenreglement en de op basis daarvan toegekende aanspraken onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de reglementswijziging als genoemd in de eerste volzin aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als ‘zuivere’ pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964.
Indien een aanspraak op pensioen ingevolge dit reglement uitgaat boven de aanspraak die volgens de Wet op de Loonbelasting 1964 mag worden opgebouwd, zal de aanspraak- gehoord de uitkomst van het overleg tussen KLM en VNV - zodanig worden aangepast, zo nodig met terugwerkende kracht, dat deze daarmee wel in overeenstemming is. Bij deze aanpassing zal zoveel als mogelijk aangesloten worden bij doel en strekking van de regeling.
Artikel 34 Werkingssfeer
1. De bepalingen van dit reglement zijn van toepassing op degenen die per 1 januari 2015 op grond van het vóór die datum geldende pensioenreglement (Reglement 1999) deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde bij het Fonds zijn dan wel daarna als deelnemer toetreden.
2. De bepalingen van dit reglement zijn mede van toepassing op de nagelaten betrekkingen van de in het eerste lid van dit artikel omschreven deelnemers, gewezen deelnemers of gepensioneerden.
Artikel 35 Datum inwerkingtreding
Dit reglement is op 10 december 2015 met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2015 vastgesteld. Het reglement is laatstelijk op 7 februari 2020 met terugwerkende kracht tot 1 januari 2020 aangepast. De wijziging van artikel 16 (Voortzetting pensioenopbouw tijdens ouderschapsverlof en aanvullend geboorteverlof) gaat in op 1 juli 2020.
51
Bijlage 1 Overgangsbepalingen inzake de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van voorgaande reglementen
Voor de deelnemer (waaronder begrepen de deelnemer als vermeld in Bijlage 6 van dit reglement), gewezen deelnemer of gepensioneerde op wie krachtens artikel 34 van dit reglement vanaf 1 januari 2015 dit reglement van toepassing is geworden, worden de pensioenrechten en pensioenaanspraken op grond van het voorgaande reglementen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 als volgt ondergebracht in dit reglement.
In deze overgangsbepalingen wordt onder ‘pensioenrichtdatum’ verstaan de op 1 januari 2015 geldende pensioenrichtdatum (de dag waarop de 56-jarige leeftijd wordt bereikt).
A. Deelnemers
1. De aanspraak op levenslang ouderdomspensioen per 31 december 2014 (waaronder begrepen de uit waardeoverdracht verkregen aanspraak) wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement.
2. De aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen op 31 december 2014 (waaronder begrepen de uit waardeoverdracht verkregen aanspraak) wordt per 1 januari 2016 collectief omgezet in een aanspraak op extra ouderdomspensioen op grond van dit reglement op de pensioenrichtdatum, mits de toezichthouder geen bezwaar maakt tegen deze omzetting.
Van deze collectieve omzetting zijn uitgezonderd:
- de aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen van de ex-partner van de deelnemer; 52
- de aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen behorend bij een ingegaan deeltijdpensioen van de deelnemer;
- de aanspraak van de deelnemer op levenslang nabestaandenpensioen op grond van de aanvullende verzekering (aanvullend pensioensparen).
Na omzetting wordt het over de periode vanaf datum indiensttreding tot 1 januari 2015 (inclusief fictieve diensttijd uit waardeoverdracht) een nabestaandenpensioen op risicobasis verzekerd. De hoogte van deze risicodekking is gelijk aan het opgebouwde nabestaandenpensioen op de overdrachtsdatum van de collectieve waardeoverdracht.
De omzetting vindt plaats op basis van door het bestuur vastgestelde leeftijdsafhankelijke sekseneutrale omzettingsfactoren die zijn vastgelegd in de bijlage van deze overgangsbepalingen. Bij de omzetting in extra ouderdomspensioen wordt rekening gehouden met het nabestaandenpensioen dat over de diensttijd tot 1 januari 2015 op risicobasis verzekerd is. De omzetting is gebaseerd op de (uitgestelde) pensioendatum van de deelnemer zoals die op de overdrachtsdatum bekend is. Bij verder pensioenuitstel als gevolg van CAO-afspraken of vermindering van de productie, wordt een deel van het ouderdomspensioen omgezet ten behoeve van een nabestaandenpensioendekking over de periode gerekend van de oorspronkelijke pensioendatum tot de uitgestelde pensioendatum.
In het geval de deelnemer binnen de door het Fonds gestelde termijn bezwaar maakt tegen de omzetting, is het gestelde onder lid 8 van dit onderdeel van toepassing.
3. De aanspraak op wezenpensioen per 31 december 2014 wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement.
4. De aanspraak op AOW-hiaatcompensatie per 31 december 2014 wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement.
5. De premievrije aanspraak op overbruggingspensioen die de deelnemer onder het voorgaande pensioenreglement over de diensttijd tot 1 januari 2006 heeft opgebouwd, wordt niet gewijzigd en wordt geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement. De uitkeringsvoorwaarden van het voorgaande reglement blijven op dit overbruggingspensioen van toepassing.
6. De premievrije aanspraak op tijdelijk nabestaandenpensioen ter grootte van 50% van het overbruggingspensioen wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement. Op dit tijdelijk nabestaandenpensioen zijn de uitkeringsvoorwaarden van het nabestaandenoverbruggingspensioen (artikel 9 van dit reglement) van overeenkomstige toepassing.
7. De overgang van de pensioenen uit de aanvullende verzekeringen is vastgelegd in bijlage 10 van dit reglement.
8. Aan de deelnemer die binnen de door het bestuur gestelde termijn bezwaar heeft gemaakt tegen de omzetting, wordt een premievrije aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen toegekend ter grootte van het op 31 december 2014 opgebouwde levenslang nabestaandenpensioen. De
premievrije aanspraak wordt ongewijzigd ondergebracht in dit reglement en geïndexeerd volgens 53
het bepaalde in artikel 26. Op deze premievrije aanspraak zijn voorts de volgende bepalingen van toepassing:
a. Bij echtscheiding, ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed, beëindiging van het geregistreerd partnerschap dan wel beëindiging van het door KLM erkende samenlevingsverband wordt aan de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer een bijzonder nabestaandenpensioen toegekend overeenkomstig het bepaalde in artikel 14 van dit reglement, tenzij de gewezen partners hierover (overeenkomstig artikel 14 lid 5) een afwijkende afspraak maken.
b. Bij overlijden van de deelnemer wordt (naast het over de diensttijd vanaf 1 januari 2015 op risicobasis verzekerde nabestaandenpensioen) het premievrije levenslange nabestaandenpensioen overeenkomstig de bepalingen van artikel 21 lid 7 tot en met 13 van dit reglement uitgekeerd.
c. Op de pensioendatum kan (een deel van) het premievrije nabestaandenpensioen door de deelnemer overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 van dit reglement worden omgezet in ouderdomspensioen. Voor de deelnemer die op de pensioendatum geen partner heeft, wordt het premievrije nabestaandenpensioen overeenkomstig het bepaalde in lid 3 van artikel 22 automatisch omgezet in een hoger ouderdomspensioen.
d. In geval de deelnemer verkiest om eerder met pensioen te gaan dan op de pensioenrichtdatum (artikel 19 van dit reglement), wordt het krachtens dit reglement vastgestelde ouderdomspensioen vervroegd onder gelijktijdige verlaging van het ouderdomspensioen
zonder dat het premievrije nabestaandenpensioen wordt gewijzigd.
De genoemde keuze dient tenminste drie maanden voorafgaande aan de vervroegde pensioendatum – op een door het Fonds ter beschikking gesteld formulier - door KLM aan het Fonds kenbaar te worden gemaakt.
e. In geval de deelnemer later met pensioen gaat dan op de pensioenrichtdatum (artikel 20 lid 1 van dit reglement), dan wijzigt het premievrije nabestaandenpensioen (behoudens eventuele indexatie op basis van het bepaalde in artikel 26 van dit reglement) niet.
B. Gewezen deelnemers
1. Het bepaalde in de leden 1 en 3 tot en met 7 van onderdeel A is van overeenkomstige toepassing op de premievrije aanspraken van de gewezen deelnemers.
2. De premievrij aanspraak van de gewezen deelnemer op levenslang nabestaandenpensioen per 31 december 2014 wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 van dit reglement. Op deze premievrije aanspraak is het bepaalde in onderdeel A, lid 8 a t/m e van overeenkomstige toepassing.
3. De in lid 1 en 2 genoemde premievrije aanspraken worden - overeenkomstig het bepaalde in artikel 29 lid 1 en 2 van het pensioenreglement - betrokken in een automatische waardeoverdracht indien de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op het tijdstip van overdracht minder bedraagt dan het in artikel 66 van de Pensioenwet genoemde bedrag (in 2020 is dit bedrag € 497,27).
54
C. Aanspraken ten behoeve van gewezen partners van deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden
1. Verevende aanspraken op ouderdomspensioen (bijzonder ouderdomspensioen) , de aanspraken op bijzonder nabestaandenpensioen en de uit conversie van bijzonder ouderdomspensioen en bijzonder nabestaandenpensioen verkregen aanspraak op ouderdomspensioen van de gewezen partner, worden niet gewijzigd en worden overeenkomstig de bepalingen (artikel 26) van dit reglement geïndexeerd.
D. Gepensioneerden
1. Het pensioen dat op grond van het voorgaande reglement is toegekend en op 31 december 2014 in uitkering is, wordt per 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt geïndexeerd en uitgekeerd volgens de bepalingen van dit reglement. In afwijking hiervan:
• zijn op een ingegane uitkering van (deeltijd)overbruggingspensioen de uitkeringsvoorwaarden van het voorgaande reglement van toepassing;
• wordt een vóór 1 april 2012 ingegaan tijdelijk (bijzonder) nabestaandenpensioen overeenkomstig de bepalingen van het voorgaande reglement uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de leeftijd van 65 jaar bereikt;
• is op een vóór 1 januari 2015 ingegaan invaliditeitspensioen het bepaalde in bijlage 6 en 7 van dit reglement van toepassing.
• zijn op het wezenpensioen dat op 31 december 2014 in uitkering is en dat reeds is ingegaan vóór 1 januari 1999, de uitkeringsvoorwaarden van het voorgaande reglement
van toepassing.
E. Overige bepalingen met betrekking tot gepensioneerden met een ouderdomspensioen
1. De premievrije aanspraak op nabestaandenpensioen van de gepensioneerde wordt per 1 januari 2015 ongewijzigd omgezet in een premievrije aanspraak op levenslang nabestaandenpensioen op grond van dit reglement.
2. Een op 31 december 2014 lopende verzekering van nabestaandenoverbruggingspensioen (Anw- hiaatpensioen nieuw en premiecompensatie) van de gepensioneerde wordt per
1 januari 2015 ongewijzigd omgezet in een nabestaandenoverbruggingspensioen op grond van dit reglement.
3. Een op 31 december 2014 lopende verzekering van Anw-hiaatpensioen (oud) wordt per
1 januari 2015 ongewijzigd ondergebracht in dit reglement. De voorwaarden voor aanpassing van het verzekerde bedrag en de uitkeringsvoorwaarden van het voorgaande reglement blijven van toepassing.
4. De gepensioneerde die direct aansluitend aan het deelnemerschap een ouderdomspensioen ontvangt en op de pensioendatum geen partner had, heeft - tezamen met de nieuwe partner - de keuzemogelijkheid van omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen onder dezelfde voorwaarden als vermeld in artikel 22 lid 4 van dit reglement.
F. Overgangsbepalingen voor het overbruggingspensioen tijdens pensioenuitstel
Vanaf 1 januari 2015 geldt dat indien door het uitstel van het pensioen het tot 1 januari 2006 55
opgebouwde overbruggingspensioen hoger is dan het wettelijke maximum als bedoeld in artikel
18e, tweede lid Wet op de loonbelasting 1964, het meerdere in beginsel en rekening houdend met de fiscaal maximale bedragen wordt omgezet in extra ouderdomspensioen.
Bij een uitgestelde pensioeningang op of na 1 januari 2018 wordt - in afwijking van de vorige volzin - de actuariële verhoging van het uitgestelde overbruggingspensioen direct en in zijn geheel op collectief actuarieel neutrale wijze omgezet in extra ouderdomspensioen.
Bijlage bij overgangsbepalingen inzake de pensioenaanspraken en pensioenrechten op grond van voorgaande reglementen
Factoren voor omzetting van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen als bedoeld in onderdeel A lid 2 van de overgangsbepalingen:
leeftijd | OP56 | NP 56 | NP 57 | NP 58 | NP 59 | NP 60 | NP 61 | NP 62 | NP 63 | NP 64 | NP 65 |
18 | 7,0110 | 0,7049 | 0,6994 | 0,6937 | 0,6880 | 0,6820 | 0,6757 | 0,6693 | 0,6626 | 0,6560 | 0,6489 |
19 | 7,2100 | 0,7302 | 0,7244 | 0,7184 | 0,7122 | 0,7060 | 0,6995 | 0,6927 | 0,6857 | 0,6786 | 0,6713 |
20 | 7,4144 | 0,7563 | 0,7502 | 0,7440 | 0,7376 | 0,7309 | 0,7240 | 0,7169 | 0,7096 | 0,7022 | 0,6945 |
21 | 7,6245 | 0,7834 | 0,7770 | 0,7705 | 0,7637 | 0,7568 | 0,7495 | 0,7420 | 0,7343 | 0,7266 | 0,7184 |
22 | 7,8403 | 0,8115 | 0,8049 | 0,7979 | 0,7908 | 0,7835 | 0,7759 | 0,7680 | 0,7600 | 0,7518 | 0,7432 |
23 | 8,0621 | 0,8406 | 0,8336 | 0,8264 | 0,8189 | 0,8113 | 0,8032 | 0,7950 | 0,7865 | 0,7779 | 0,7689 |
24 | 8,2900 | 0,8709 | 0,8635 | 0,8559 | 0,8480 | 0,8399 | 0,8315 | 0,8228 | 0,8140 | 0,8049 | 0,7954 |
25 | 8,5241 | 0,9022 | 0,8944 | 0,8864 | 0,8781 | 0,8697 | 0,8609 | 0,8518 | 0,8424 | 0,8328 | 0,8229 |
26 | 8,7647 | 0,9346 | 0,9265 | 0,9181 | 0,9094 | 0,9005 | 0,8913 | 0,8817 | 0,8718 | 0,8618 | 0,8513 |
27 | 9,0119 | 0,9683 | 0,9598 | 0,9509 | 0,9418 | 0,9325 | 0,9227 | 0,9127 | 0,9024 | 0,8917 | 0,8808 |
28 | 9,2659 | 1,0032 | 0,9942 | 0,9849 | 0,9753 | 0,9656 | 0,9553 | 0,9448 | 0,9338 | 0,9227 | 0,9112 |
29 | 9,5267 | 1,0393 | 1,0299 | 1,0202 | 1,0102 | 0,9999 | 0,9891 | 0,9780 | 0,9666 | 0,9549 | 0,9426 |
30 | 9,7949 | 1,0769 | 1,0670 | 1,0568 | 1,0462 | 1,0355 | 1,0241 | 1,0124 | 1,0004 | 0,9881 | 0,9753 |
31 | 10,0704 | 1,1157 | 1,1054 | 1,0947 | 1,0836 | 1,0723 | 1,0603 | 1,0480 | 1,0354 | 1,0225 | 1,0090 |
32 | 10,3536 | 1,1560 | 1,1453 | 1,1340 | 1,1223 | 1,1105 | 1,0979 | 1,0850 | 1,0718 | 1,0581 | 1,0440 |
33 | 10,6445 | 1,1979 | 1,1866 | 1,1747 | 1,1625 | 1,1500 | 1,1368 | 1,1233 | 1,1093 | 1,0951 | 1,0801 |
34 | 10,9435 | 1,2414 | 1,2294 | 1,2170 | 1,2042 | 1,1910 | 1,1772 | 1,1629 | 1,1483 | 1,1332 | 1,1176 |
35 | 11,2508 | 1,2863 | 1,2738 | 1,2608 | 1,2473 | 1,2335 | 1,2189 | 1,2040 | 1,1886 | 1,1729 | 1,1564 |
36 | 11,5667 | 1,3330 | 1,3199 | 1,3062 | 1,2920 | 1,2776 | 1,2624 | 1,2466 | 1,2304 | 1,2138 | 1,1964 |
37 | 11,8914 | 1,3815 | 1,3678 | 1,3533 | 1,3385 | 1,3232 | 1,3072 | 1,2907 | 1,2737 | 1,2562 | 1,2380 |
38 | 12,2251 | 1,4318 | 1,4173 | 1,4022 | 1,3865 | 1,3706 | 1,3538 | 1,3365 | 1,3186 | 1,3002 | 1,2811 |
39 | 12,5681 | 1,4839 | 1,4688 | 1,4530 | 1,4365 | 1,4197 | 1,4020 | 1,3838 | 1,3651 | 1,3457 | 1,3255 |
40 | 12,9209 | 1,5380 | 1,5222 | 1,5055 | 1,4882 | 1,4706 | 1,4520 | 1,4329 | 1,4132 | 1,3929 | 1,3717 |
41 | 13,2836 | 1,5942 | 1,5776 | 1,5601 | 1,5420 | 1,5235 | 1,5040 | 1,4839 | 1,4631 | 1,4418 | 1,4195 |
42 | 13,6568 | 1,6526 | 1,6351 | 1,6167 | 1,5977 | 1,5783 | 1,5578 | 1,5367 | 1,5149 | 1,4924 | 1,4690 |
43 | 14,0408 | 1,7132 | 1,6948 | 1,6755 | 1,6556 | 1,6352 | 1,6136 | 1,5914 | 1,5685 | 1,5449 | 1,5203 |
44 | 14,4360 | 1,7762 | 1,7569 | 1,7366 | 1,7156 | 1,6942 | 1,6716 | 1,6483 | 1,6242 | 1,5994 | 1,5735 |
45 | 14,8428 | 1,8415 | 1,8213 | 1,8000 | 1,7780 | 1,7555 | 1,7317 | 1,7073 | 1,6819 | 1,6558 | 1,6286 |
46 | 15,2616 | 1,9095 | 1,8882 | 1,8659 | 1,8428 | 1,8191 | 1,7942 | 1,7684 | 1,7418 | 1,7144 | 1,6857 |
47 | 15,6927 | 1,9801 | 1,9577 | 1,9344 | 1,9101 | 1,8852 | 1,8590 | 1,8319 | 1,8039 | 1,7752 | 1,7451 |
48 | 16,1373 | 2,0536 | 2,0301 | 2,0055 | 1,9800 | 1,9539 | 1,9263 | 1,8979 | 1,8685 | 1,8382 | 1,8066 |
49 | 16,5953 | 2,1299 | 2,1053 | 2,0795 | 2,0527 | 2,0252 | 1,9963 | 1,9664 | 1,9356 | 1,9037 | 1,8704 |
56
50 | 17,0674 | 2,2093 | 2,1835 | 2,1563 | 2,1282 | 2,0994 | 2,0690 | 2,0376 | 2,0052 | 1,9716 | 1,9366 |
51 | 17,5541 | 2,2919 | 2,2648 | 2,2363 | 2,2067 | 2,1765 | 2,1445 | 2,1115 | 2,0774 | 2,0421 | 2,0054 |
52 | 18,0567 | 2,3780 | 2,3496 | 2,3196 | 2,2885 | 2,2567 | 2,2232 | 2,1885 | 2,1526 | 2,1155 | 2,0768 |
53 | 18,5756 | 2,4677 | 2,4378 | 2,4064 | 2,3737 | 2,3403 | 2,3050 | 2,2685 | 2,2308 | 2,1918 | 2,1511 |
54 | 19,1119 | 2,5612 | 2,5298 | 2,4968 | 2,4624 | 2,4274 | 2,3902 | 2,3518 | 2,3121 | 2,2711 | 2,2283 |
55 | 19,6663 | 2,6587 | 2,6257 | 2,5910 | 2,5549 | 2,5179 | 2,4790 | 2,4387 | 2,3970 | 2,3538 | 2,3087 |
56 | 20,2407 | 2,7605 | 2,7258 | 2,6894 | 2,6514 | 2,6126 | 2,5716 | 2,5292 | 2,4853 | 2,4399 | 2,3924 |
57 | 20,8070 | 2,8305 | 2,7921 | 2,7522 | 2,7114 | 2,6683 | 2,6236 | 2,5775 | 2,5297 | 2,4797 | |
58 | 21,3923 | 2,8996 | 2,8576 | 2,8148 | 2,7694 | 2,7224 | 2,6739 | 2,6235 | 2,5710 | ||
59 | 22,0011 | 2,9681 | 2,9230 | 2,8752 | 2,8258 | 2,7746 | 2,7216 | 2,6663 | |||
60 | 22,6326 | 3,0362 | 2,9859 | 2,9339 | 2,8800 | 2,8242 | 2,7659 | ||||
61 | 23,2895 | 3,1022 | 3,0474 | 2,9907 | 2,9319 | 2,8705 | |||||
62 | 23,9758 | 3,1667 | 3,1069 | 3,0449 | 2,9802 | ||||||
63 | 24,6935 | 3,2292 | 3,1637 | 3,0955 | |||||||
64 | 25,4445 | 3,2892 | 3,2171 | ||||||||
65 | 26,2355 | 3,3458 |
57
Bijlage 2 Specifieke bepalingen met betrekking tot de pursers van het Kerncorps Cabinepersoneel
A. Doorwerken voor pursers die behoren tot het Kerncorps Cabinepersoneel, na de dag waarop zij de leeftijd van 56 jaar bereiken
(Vervallen met ingang van 1 januari 2020.)
B. Deeltijdpensioen voor pursers
(Vervallen met ingang van 1 juli 2017.)
C. Aanvullende verzekeringen in verband met waardeoverdracht vanuit de Stichting Pensioenfonds KLM-Cabinepersoneel (PC)
De aanvullende verzekeringen in verband met de waardeoverdracht van de over de periode tot 1 mei 1990 in PC opgebouwde pensioenaanspraken, worden ieder jaar aangepast aan het verschil tussen het door het Fonds gehanteerde gewogen gemiddelde totaalrendement en de bij het Fonds van toepassing zijnde rekenrente met dien verstande dat vanaf 31 december 2015 bij de jaarlijkse aanpassing het bepaalde in artikel 137 van de Pensioenwet inzake toekomstbestendig indexeren in acht wordt genomen. In het kader van de toekomstbestendige indexatie is het bepaalde in artikel 26 lid 1 onderdeel b (aanwending van de vrijval van de Technische Voorziening ten behoeve van indexatie in het geval de procentuele wijziging van het loonindexcijfer minder dan 2,5% bedraagt) en lid 5 van overeenkomstige
toepassing. Indien en voor zover bedoelde jaarlijkse aanpassing niet uit de reguliere beschikbare 58
middelen van het Fonds kan worden gefinancierd, kan - overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 lid 3 - financiering vanuit het toeslagendepot plaatsvinden.
Voor degenen die jonger zijn dan 65 jaar, worden deze aanvullende verzekeringen nog verhoogd met 2,5% ingebouwde inflatiedekking.
Onder gewogen gemiddelde totaalrendement wordt door het Fonds verstaan: het gewogen gemiddelde over de laatste tien jaar van de som van het directe rendement (ontvangen rente, dividend, huur en dergelijke) en het indirecte rendement (verschil tussen de – mogelijke – verkoopprijs en de kostprijs – of bij koop vóór het boekjaar – de laatste balanswaarde). Bij de weging telt het laatste boekjaar tien keer zo zwaar mee als het eerste boekjaar, het een na laatste boekjaar negen keer zo zwaar als het eerste boekjaar enzovoorts.
Indien in enig jaar het verschil tussen het door het Fonds gehanteerde gewogen gemiddelde totaalrendement en de bij het Fonds van toepassing zijnde rekenrente negatief is, worden deze aanvullende verzekeringen niet aangepast. Het Bestuur zal dan beslissen op welke wijze het ontstane tekort in de daaropvolgende jaren wordt verrekend. In geen geval betaalt KLM verplicht aanvullende premies ter dekking van een eventueel tekort. KLM krijgt eveneens geen premiekortingen/premierestituties.
Deze jaarlijkse aanpassing wordt toegepast op deze op 31 december van het lopende boekjaar opgebouwde of ingegane aanvullende verzekeringen, en vindt plaats op 1 januari daaropvolgend.
Bijlage 3 Uitvoeringsbesluit AOW-hiaatcompensatie
Het Fonds, overwegende dat
I. op grond van de Wet wijziging ingangsdatum AOW-ouderdomspensioen (Stb. 2012, nr. 2) de AOW- uitkering met ingang van 1 april 2012 niet meer standaard ingaat op de eerste van de maand waarin de 65-jarige leeftijd wordt bereikt, maar op de dag waarop de 65-jarige leeftijd wordt bereikt;
II. in de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Stb. 2012, nr. 328) is geregeld dat de pensioengerechtigde leeftijd voor de AOW vanaf 1 januari 2013 stapsgewijs wordt verhoogd naar 66 jaar in 2019, stapsgewijs naar 67 jaar in 2023 en vervolgens wordt gekoppeld aan de levensverwachting;
III. op grond van het regeerakkoord van het kabinet Xxxxx XX de stapsgewijze verhoging van de AOW- leeftijd wordt versneld naar 66 jaar in 2018 en 67 jaar in 2021 en vervolgens gekoppeld aan de levensverwachting;
IV. op basis van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in 2012 gepubliceerde levensverwachting en rekening houdend met de versnelde verhoging als vermeld bij overweging III, de AOW-leeftijd stapsgewijs zal worden verhoogd naar 71 jaar en 6 maanden in 2059;
V. binnen de kaders van artikel 23 van het pensioenreglement inzake de variatie van de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen, het levenslange ouderdomspensioen wordt aangevuld met een compensatie die is bedoeld voor het ontstane AOW-hiaat;
VI. arbeidsvoorwaardelijke partijen hebben verzocht om een verrekeningsbepaling op te nemen die het
mogelijk maakt om in de toekomst een verrekening met het pensioen van de rechthebbende te laten 59
plaatsvinden indien mocht blijken dat de verdere verhoging van de AOW-leeftijd als genoemd bij de overwegingen III en IV niet of gedeeltelijk niet doorgaat;
VII. de Wet temporisering verhoging AOW-leeftijd op 2 juli 2019 is aangenomen door de Eerste Kamer en op 1 januari 2020 in werking treedt. Per 1 januari 2020 een verrekening als bedoeld onder VI wordt toegepast. De verrekeningsmethodiek - na instemming van arbeidsvoorwaardelijke partijen - is verwoord onder punt 10;
VIII. eventuele tekorten of overschotten in de financiering van de aanspraken op AOW-hiaatcompensatie als gevolg van een ontwikkeling van de AOW-leeftijd die afwijkt van de ontwikkeling zoals opgenomen in de Bijlage bij het Uitvoeringsbesluit AOW-hiaatcompensatie, niet voor rekening kunnen komen van KLM,
past ingaande 1 april 2012 de volgende uitvoeringsregels toe voor de compensatie van het AOW-hiaat:
Begripsomschrijvingen
In dit uitvoeringsbesluit wordt verstaan onder:
AOW-bedrag
Het bruto AOW-bedrag op jaarbasis inclusief vakantie-uitkering voor een ongehuwde als bedoeld in artikel 9 lid 1 sub a van de AOW op 1 januari 2012 (€ 13.286). Over de dienstjaren na 2012 wordt uitgegaan van de volgende AOW-bedragen:
- dienstjaar 2013: € 13.512;
- dienstjaar 2014: € 13.674;
- dienstjaar 2015: € 13.811.
AOW-ingangsdatum
De datum waarop het recht op AOW-uitkering ingaat of zal ingaan en die wordt bepaald op basis van de tabel inzake de verhoging van de AOW-leeftijd die is opgenomen in de Bijlage van dit uitvoeringsbesluit. Voor de toepassing van dit uitvoeringsbesluit kan de AOW-leeftijd nooit hoger zijn dan 71 jaar en 6 maanden. Een en ander conform de door het CBS in 2012 gepubliceerde levensverwachting.
Belastingverschil
Het door het bestuur van het Fonds vastgestelde verschil in belastingheffing vóór en na de AOW- ingangsdatum. Het belastingverschil bedraagt op 1 januari 2012 € 12.627 bruto per jaar. Over de dienstjaren na 2012 wordt uitgegaan van de volgende bedragen aan belastingverschil:
- dienstjaar 2013: € 12.842;
- dienstjaar 2014: € 12.996;
- dienstjaar 2015: € 13.126.
Diensttijd 60
De diensttijd uitgedrukt in jaren, maanden en dagen nauwkeurig die de (gewezen) deelnemer of
gepensioneerde uiterlijk tot 1 januari 2016 bij KLM als deelnemer van het Vliegend Fonds heeft doorgebracht. In geval van tijdvakken van verminderde productie geldt de gewogen gemiddelde diensttijd. Voor de nabestaande van een vóór 1 april 2012 overleden (arbeidsongeschikte) deelnemer geldt als diensttijd de (gewogen gemiddelde) diensttijd die de overleden deelnemer tot de (uitgestelde) pensioendatum had kunnen bereiken.
In geval van collectieve waardeoverdracht vanuit het KLM-Cabinefonds, wordt de (gewogen gemiddelde) diensttijd verhoogd met de bij het KLM-Cabinefonds als deelnemer doorgebrachte (gewogen gemiddelde) diensttijd. In geval van een waardeoverdracht van een vóór 1 april 2012 beëindigde dienstbetrekking met een vorige werkgever, wordt de (gewogen gemiddelde) diensttijd verhoogd met een fictieve diensttijd die volgens door het bestuur vast te stellen regels wordt bepaald.
Diensttijdfactor
De diensttijd gedeeld door 30 en afgerond op twee decimalen.
Pensioengerechtigde
In het kader van dit uitvoeringsbesluit wordt onder pensioengerechtigde verstaan de persoon die is geboren na 1 april 1947 en die recht heeft op:
- een ouderdomspensioen van het Fonds;
- een levenslang of tijdelijk (bijzonder) nabestaandenpensioen van het Fonds dat vóór 1 april 2012 is ingegaan.
Rechthebbenden
1. Recht op AOW-hiaatcompensatie heeft:
x. xx xxxxxxxxx;
b. de gewezen deelnemer;
c. de pensioengerechtigde die een AOW-hiaat heeft in verband met het verschuiven van de AOW- ingangsdatum op grond van de in de aanhef van dit besluit genoemde wijzigingen.
Tijdvak van AOW-hiaatcompensatie
2. Het Fonds verstrekt aan de rechthebbende als genoemd in het eerste lid een AOW-hiaatcompensatie over het tijdvak vanaf de eerste dag van de maand waarin de 65-jarige leeftijd is bereikt tot de AOW- ingangsdatum van de rechthebbende.
Hoogte van de AOW-hiaatcompensatie
3. De AOW-hiaatcompensatie bestaat uit:
a. een compensatie in verband met het AOW-hiaat; deze compensatie bedraagt per maand een twaalfde deel van het AOW-bedrag vermenigvuldigd met de diensttijdfactor.
b. een compensatie in verband met belastingheffing. Deze compensatie bedraagt per maand een twaalfde deel van het belastingverschil vermenigvuldigd met de diensttijdfactor.
Hoogte AOW-hiaatcompensatie over een gedeelte van een maand
4. Indien de AOW-hiaatcompensatie betrekking heeft op een gedeelte van een maand, dan wordt de in 61
lid 3 onder a genoemde compensatie vastgesteld naar rato van het aantal dagen van de betreffende maand waarover recht op de AOW-hiaatcompensatie bestaat. Er bestaat over een gedeelte van de maand géén recht op de in lid 3 onder b genoemde compensatie.
Hoogte AOW-hiaatcompensatie in geval van een vóór 1 april 2012 ingegaan nabestaandenpensioen
5. In geval van een vóór 1 april 2012 ingegaan levenslang of tijdelijk (bijzonder) nabestaandenpensioen, bedraagt de AOW-hiaatcompensatie 70% van de AOW-hiaatcompensatie als vermeld in lid 3 en lid 4 van dit uitvoeringsbesluit.
Aanpassing van de AOW-hiaatcompensatie
6. De aanpassing van de toegekende AOW-hiaatcompensatie geschiedt overeenkomstig het bepaalde in artikel 26 lid 1 van het pensioenreglement.
Betaling van de AOW-hiaatcompensatie
7. De AOW-hiaatcompensatie wordt tijdens het onder lid 2 genoemde tijdvak op maandbasis uitbetaald overeenkomstig de regels van artikel 28 van het pensioenreglement inzake de uitbetaling van pensioenen.
Overlijden op of na 1 april 2012
8. Geen recht op AOW-hiaatcompensatie heeft de (ex-)partner van een op of na 1 april 2012 overleden (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde.
9. In geval van een overlijden als genoemd in lid 8 van dit uitvoeringsbesluit, eindigt - overeenkomstig het bepaalde in het pensioenreglement - de uitkering van het tijdelijk (bijzonder) nabestaandenpensioen op de AOW-leeftijd van de nagelaten (ex-)partner zoals omschreven in artikel 1 van dit reglement.
Samenloop met AOW-uitkering
10. Bij samenloop van het recht op AOW-hiaatcompensatie met een AOW-uitkering en verlaagde belasting- en premieheffing, vindt er een verrekening plaats. Het bestuur van het pensioenfonds heeft als nadere regel hierbij vastgesteld, dat bij samenloop van de AOW-hiaatcompensatie en de AOW-uitkering en verlaagde belasting- en premieheffing, vanaf de feitelijke ingangsdatum van de AOW-uitkering de uit te keren AOW-hiaatcompensatie met eenzelfde bedrag wordt verminderd. Dit heeft tot gevolg dat ingeval van samenloop van de AOW-hiaatcompensatie en de AOW-uitkering en verlaagde belasting- en premieheffing, vanaf de feitelijke ingangsdatum van de AOW-uitkering de AOW-hiaatcompensatie nihil bedraagt. De AOW-hiaatcompensatie in dit Besluit heeft immers tot doel uitsluitend compensatie te verstrekken in het geval er daadwerkelijk sprake is van een AOW- hiaat. Er bestaat echter geen AOW-hiaat meer op/vanaf het tijdstip dat de AOW-uitkering feitelijk een aanvang neemt.
Bij toekomstige wijzigingen van de AOW kan het bestuur - na instemming van het
arbeidsvoorwaardelijk overleg - de nadere regel hierop aanpassen. 62
Fiscale glijclausule
11. Met betrekking tot de aanpassing van dit uitvoeringsbesluit in verband met de dienstjaren 2014 en 2015, heeft het Fonds het recht om de bevoegde inspecteur der belastingen te verzoeken om afgifte van een voor bezwaar vatbare beschikking, waarin deze verklaart dat het onderhavige pensioenreglement met inbegrip van deze aanpassing kwalificeert als een ‘zuivere’ pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een zodanig verzoek is gedaan en onherroepelijk komt vast te staan dat het pensioenreglement door de aanpassing van dit uitvoeringsbesluit niet als zodanig kan worden gekwalificeerd, heeft het Fonds - gehoord de uitkomst van het overleg tussen KLM en VNV hierover - het recht om dit uitvoeringsbesluit en de op basis hiervan toegekende aanspraken op AOW-hiaatcompensatie over de dienstjaren 2014 en 2015 onverwijld en met terugwerkende kracht tot de ingangsdatum van de wijziging aan te passen, zodanig dat dit pensioenreglement wél kwalificeert als ‘zuivere’ pensioenregeling in de zin van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij deze aanpassing zal zoveel als mogelijk aangesloten worden bij doel en strekking van dit uitvoeringsbesluit.
Dit uitvoeringsbesluit is onder het voorgaande pensioenreglement door het bestuur vastgesteld op 4 oktober 2012 en is laatstelijk op 6 december 2019 ingaande 1 januari 2020 gewijzigd.
Bijlage bij het Uitvoeringsbesluit AOW-hiaatcompensatie
geboortedatum | AOW leeftijd | verschuiving | ||
op of na | voor | jaar | maand | in maanden |
1-1-1948 | 65 | 0 | 0 | |
1-1-1948 | 1-12-1948 | 65 | 1 | 1 |
1-12-1948 | 1-11-1949 | 65 | 2 | 2 |
1-11-1949 | 1-10-1950 | 65 | 3 | 3 |
1-10-1950 | 1-7-1951 | 65 | 6 | 6 |
1-7-1951 | 1-4-1952 | 65 | 9 | 9 |
1-4-1952 | 1-1-1953 | 66 | 0 | 12 |
1-1-1953 | 1-9-1953 | 66 | 4 | 16 |
1-9-1953 | 1-5-1954 | 66 | 8 | 20 |
1-5-1954 | 1-1-1955 | 67 | 0 | 24 |
1-1-1955 | 1-10-1957 | 67 | 3 | 27 |
1-10-1957 | 1-7-1958 | 67 | 6 | 30 |
1-7-1958 | 1-4-1961 | 67 | 9 | 33 |
1-4-1961 | 1-1-1963 | 68 | 0 | 36 |
1-1-1963 | 1-10-1964 | 68 | 3 | 39 |
1-10-1964 | 1-7-1966 | 68 | 6 | 42 |
1-7-1966 | 1-4-1968 | 68 | 9 | 45 |
1-4-1968 | 1-1-1970 | 69 | 0 | 48 |
1-1-1970 | 1-10-1971 | 69 | 3 | 51 |
1-10-1971 | 1-7-1973 | 69 | 6 | 54 |
1-7-1973 | 1-4-1975 | 69 | 9 | 57 |
1-4-1975 | 1-1-1977 | 70 | 0 | 60 |
1-1-1977 | 1-10-1978 | 70 | 3 | 63 |
1-10-1978 | 1-7-1980 | 70 | 6 | 66 |
1-7-1980 | 1-4-1983 | 70 | 9 | 69 |
1-4-1983 | 1-1-1985 | 71 | 0 | 72 |
1-1-1985 | 1-10-1986 | 71 | 3 | 75 |
1-10-1986 | - | 71 | 6 | 78 |
63
Bij feitelijk eerdere AOW-ingang dan op de AOW-leeftijd volgens deze tabel, is de verrekeningsbepaling van punt 10 van toepassing.
Bijlage 4 Uitvoeringsbepaling over de verrekening van nieuw inkomen bij invaliditeit
Voor de uitvoering van het bepaalde in artikel 7 lid 8 van dit reglement inzake de samenloop van invaliditeitspensioen en nieuw inkomen uit of in verband met arbeid, zijn de volgende regels van toepassing:
1. Bij de vaststelling van het inkomen uit of in verband met arbeid zal, voor zover dit in de nu volgende bepalingen niet nader is omschreven, aansluiting worden gezocht bij het inkomensbegrip in hoofdstuk 2 van het “Algemeen inkomensbesluit socialezekerheidswetten (Stb. 2010, 869)”, met dien verstande dat in afwijking van hetgeen in dit Inkomens- en samenloopbesluit is bepaald de uitkering in verband met vakantiegeld eveneens tot het inkomen wordt gerekend.
In dit Inkomensbesluit worden onder “inkomen uit arbeid” zowel opbrengst van arbeid als winst uit bedrijf en zelfstandig uitgeoefend beroep verstaan.
2. Onder “oud inkomen” wordt in dit verband verstaan de som van:
- twaalf maal het vaste maandsalaris, geldend op de eerste ziektedag, vermeerderd met de pensioenpremietoelage en verminderd met de in artikel 27, lid 2 en 3 van dit reglement genoemde deelnemersbijdrage; en
- vermeerderd met vakantietoeslag en eindejaarsuitkering op de eerste ziektedag.
In afwijking van het vorenstaande wordt voor de ex-Martinair vlieger onder “oud inkomen” verstaan 64
12 maal het vaste maandsalaris van de ex-Martinair vlieger geldend op de eerste ziektedag
xxxxxxxxxxx € 792 in verband met de vroegere overhevelingstoeslag, vakantietoeslag en structurele eindejaarsuitkering en verminderd met 12 maal de in artikel 27 lid 4 van dit reglement genoemde deelnemersbijdrage.
In geval van een vóór 1 januari 2015 ingegaan invaliditeitspensioen, wordt - in afwijking van het vorenstaande - onder “oud inkomen” verstaan het oude inkomen zoals gedefinieerd in het voorgaande reglement.
3. Onder “nieuw inkomen” wordt in dit verband verstaan het nieuwe inkomen uit of in verband met arbeid in het bedrijfs- en beroepsleven na de eerste ziektedag. In dit verband wordt onder nieuw inkomen eveneens verstaan de aanwas na de eerste ziektedag van het op de eerste ziektedag reeds bestaande inkomen uit of in verband met arbeid uit hoofde van een andere werkkring.
4. Onder “totale inkomen” wordt verstaan de som van:
- de (eventuele) WIA- of WAO-uitkering;
- de basisuitkering van het invaliditeitspensioen krachtens artikel 7 van dit reglement en
- het “nieuwe inkomen”, zoals omschreven in het vorige lid.
5. De in artikel 7 lid 8 van dit reglement bedoelde verrekening van nieuw inkomen zal op basis van de in deze bijlage genoemde regels eenmaal per jaar door het Fonds plaatsvinden.
Bijlage 5 Staffels toelage nieuwe arbeidsongeschikten
A) Premiestaffels KLM-vliegers bij ingang invaliditeitspensioen op of na 1 januari 2015
Bij ingang van het invaliditeitspensioen op of na 1 januari 2015 wordt de leeftijdsafhankelijke toelage op het invaliditeitspensioen als vermeld in artikel 7 lid 3 van dit reglement met ingang van 1 juli 2018 respectievelijk 1 januari 2020 volgens de navolgende tabel bepaald. Deze tabel is van toepassing bij een pensioenrichtleeftijd van 56 en 58 jaar. Bij een tussenliggende pensioenrichtleeftijd zijn afwijkende staffels van toepassing die bij het pensioenfonds opvraagbaar zijn.
Geldig vanaf 1 juli 2018 | Geldig vanaf 1 januari 2020 | |||
pensioenleeftijd | 56 | 56 | 58 | 58 |
leeftijd | Premie | Premie | Premie | Premie |
staffel 1 | staffel 2 | staffel 1 | staffel 2 | |
18 | 11,55% | 12,30% | 10,84% | 11,45% |
19 | 11,76% | 12,53% | 11,04% | 11,67% |
20 | 11,99% | 12,77% | 11,26% | 11,89% |
21 | 12,21% | 13,01% | 11,45% | 12,13% |
22 | 12,44% | 13,26% | 11,68% | 12,35% |
23 | 12,68% | 13,50% | 11,89% | 12,59% |
24 | 12,91% | 13,77% | 12,12% | 12,82% |
25 | 13,15% | 14,03% | 12,34% | 13,07% |
26 | 13,38% | 14,29% | 12,56% | 13,31% |
27 | 13,64% | 14,56% | 12,80% | 13,56% |
28 | 13,89% | 14,84% | 13,03% | 13,83% |
29 | 14,15% | 15,12% | 13,29% | 14,07% |
30 | 14,42% | 15,38% | 13,53% | 14,34% |
31 | 14,67% | 15,69% | 13,77% | 14,61% |
32 | 14,94% | 15,99% | 14,03% | 14,90% |
33 | 15,22% | 16,27% | 14,28% | 15,16% |
34 | 15,50% | 16,58% | 14,56% | 15,45% |
35 | 15,79% | 16,91% | 14,83% | 15,75% |
36 | 16,08% | 17,21% | 15,09% | 16,03% |
37 | 16,37% | 17,53% | 15,36% | 16,33% |
38 | 16,67% | 17,85% | 15,64% | 16,63% |
39 | 16,99% | 18,19% | 15,94% | 16,95% |
40 | 17,30% | 18,53% | 16,23% | 17,26% |
41 | 17,61% | 18,88% | 16,53% | 17,57% |
42 | 17,93% | 19,22% | 16,82% | 17,91% |
43 | 18,26% | 19,58% | 17,14% | 18,23% |
44 | 18,59% | 19,94% | 17,45% | 18,58% |
45 | 18,93% | 20,31% | 17,75% | 18,92% |
46 | 19,28% | 20,70% | 18,09% | 19,28% |
Tabel 5.1
65
47 | 19,63% | 21,08% | 18,43% | 19,63% |
48 | 20,00% | 21,47% | 18,77% | 19,99% |
49 | 20,36% | 21,85% | 19,11% | 20,36% |
50 | 20,72% | 22,27% | 19,45% | 20,74% |
51 | 21,12% | 22,67% | 19,83% | 21,12% |
52 | 21,50% | 23,10% | 20,19% | 21,53% |
53 | 21,90% | 23,52% | 20,56% | 21,92% |
54 | 22,29% | 23,96% | 20,93% | 22,32% |
55 | 22,71% | 24,41% | 21,31% | 22,75% |
56 | 22,96% | 24,58% | 21,56% | 22,90% |
57 | 23,19% | 24,74% | 21,77% | 23,05% |
58 | 23,61% | 25,14% | 22,16% | 23,43% |
59 | 24,05% | 25,55% | 22,57% | 23,80% |
60 | 24,49% | 25,97% | 23,00% | 24,18% |
61 | 24,96% | 26,39% | 23,42% | 24,58% |
• Voor de berekening van premiestaffel 1 en 2 wordt uitgegaan van de leeftijd van de arbeidsongeschikte deelnemer in hele jaren. De percentages worden aangepast per de eerste dag van de maand waarin de arbeidsongeschikte deelnemer verjaart.
• Staffel 1 wordt berekend over 12 maal het (met het loonindexcijfer verhoogde) maandsalaris.
• Staffel 2 wordt berekend over 12 maal het (met het loonindexcijfer verhoogde) maandsalaris vermeerderd met:
- vakantiegeld
- eindejaarsuitkering 66
- pensioenpremietoelage
- levensloopbijdrage
- premievrijvaltoelage staffel 1 en verminderd met:
- € 110.111 (fulltime basis; niveau 2020, jaarlijks aan te passen).
Bij verminderde productie worden de percentages naar rato verminderd.
B) Premiestaffels ex-Martinair vliegers bij ingang invaliditeitspensioen op of na 1 januari 2015
In afwijking van tabel 5.1 is op de ex-Martinair vliegers met ingang van 1 januari 2020 onderstaande premiestaffel 1 van toepassing. De percentages voor premiestaffel 2 (in verband met de aftopping van het pensioengevend loon op € 110.111 (fulltime basis; niveau 2020, jaarlijks aan te passen) zijn gelijk aan die van tabel 5.1. De grondslag voor premiestaffel 2 voor de ex-Martinair vlieger is onder tabel 5.2 gedefinieerd. Berekening van premiestaffel 1 en 2 voor de ex-Martinair vlieger vindt plaats op basis van de leeftijd als vermeld in onderdeel A.
Geldig vanaf 1 januari 2020 | |
leeftijd | premiestaffel 1 |
34 | 14,40% |
35 | 14,67% |
36 | 14,94% |
37 | 15,20% |
38 | 15,49% |
39 | 15,77% |
40 | 16,07% |
41 | 16,36% |
42 | 16,66% |
43 | 16,96% |
44 | 17,27% |
45 | 17,59% |
46 | 17,92% |
47 | 18,25% |
48 | 18,57% |
49 | 18,90% |
50 | 19,26% |
51 | 19,61% |
52 | 19,97% |
53 | 20,34% |
54 | 20,72% |
55 | 21,10% |
56 | 21,32% |
57 | 21,55% |
58 | 21,92% |
59 | 22,32% |
60 | 22,74% |
61 | 23,17% |
Tabel 5.2
67
Als grondslag geldt voor:
• Staffel 1 (als gevolg van reductie opbouwpercentage) : 12 maal het schaduw maandsalaris (1).
• Staffel 2 (als gevolg van aftopping) : 12 x schaduw maandsalaris(1), vermeerderd met vakantiegeld (8%), eindejaarsuitkering (1,8%), levensloopbijdrage (6%) en de premievrijvaltoelage staffel 1 minus
€ 110.111 (fulltime basis; niveau 2020, jaarlijks aan te passen). Staffel 2 is gelijk aan de staffel 2 vermeld onder A die van toepassing is op de overige KLM-vliegers.
(1) Onder « schaduw maandsalaris » wordt in dit kader verstaan het toenmalige Martinair conforme salaris zoals KLM in het
kader van het « instroom en Airbus protocol » (AMS/GG.14.089) registreert.
Bijlage 6 Overgangsbepalingen voor deelnemers van wie het invaliditeitspensioen tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2015 is ingegaan
De pensioenopbouw van de arbeidsongeschikte deelnemer van wie het invaliditeitspensioen tussen 1 januari 2006 en 1 januari 2015 is ingegaan, wordt vanaf 1 januari 2015 gemaximeerd en premievrij
voortgezet op basis van de bepalingen van dit reglement. Ingaande 1 januari 2016 vindt de opbouw van het ouderdomspensioen plaats op basis van het opbouwpercentage en de pensioenrichtdatum die zijn vastgelegd in de overgangsregeling van Bijlage 16 van dit reglement.
De uitkering van het invaliditeitspensioen wordt met ingang van 1 januari 2015 ongewijzigd ondergebracht in een uitkering op grond van dit reglement en geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26.
Ingaande 1 januari 2015 wordt op het invaliditeitspensioen een leeftijdsafhankelijke toelage verstrekt in verband met de verlaging van het opbouwpercentage (staffel 1 ) alsmede een leeftijdsafhankelijke toelage in verband met de maximering van pensioengevend loon (staffel 2). De toelagen worden ingaande 1 juli 2018 bepaald op basis van onderstaande tabel.
Geldig vanaf 1 juli 2018 | ||
leeftijd | Premie staffel 1 | Premie staffel 2 |
32 | 20,76% | 14,84% |
33 | 21,15% | 15,11% |
34 | 21,53% | 15,39% |
35 | 21,93% | 15,69% |
36 | 22,34% | 15,99% |
37 | 22,75% | 16,28% |
38 | 23,17% | 16,59% |
39 | 23,60% | 16,90% |
40 | 24,03% | 17,20% |
41 | 24,47% | 17,53% |
42 | 24,92% | 17,86% |
43 | 25,37% | 18,19% |
44 | 25,84% | 18,53% |
45 | 26,32% | 18,87% |
46 | 26,80% | 19,22% |
47 | 27,29% | 19,57% |
48 | 27,79% | 19,94% |
49 | 28,30% | 20,31% |
50 | 28,81% | 20,69% |
51 | 29,35% | 21,07% |
52 | 29,89% | 21,46% |
53 | 30,45% | 21,86% |
54 | 31,00% | 22,26% |
55 | 31,58% | 22,67% |
68
56 | 31,90% | 22,83% |
57 | 32,21% | 22,96% |
58 | 32,77% | 23,33% |
59 | 33,37% | 23,71% |
• Voor de berekening van staffel 1 en 2 wordt uitgegaan van de leeftijd van de arbeidsongeschikte deelnemer in hele jaren. De percentages worden aangepast per de eerste dag van de maand waarin de arbeidsongeschikte deelnemer verjaart.
• Staffel 1 wordt berekend over 12 maal het maandsalaris.
• Staffel 2 wordt berekend over 12 maal het maandsalaris verhoogd met vakantietoeslag (8%) en de eindejaarsuitkering (8%), onder aftrek van € 110.111 (fulltime basis; niveau 2020, jaarlijks aan te passen).
Bij verminderde productie worden de percentages naar rato verminderd.
69
Bijlage 7 OVERGANGSBEPALING voor deelnemers die op 31 december 2005 op grond van het destijds geldende pensioenreglement recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
Op deelnemers die op 31 december 2005 op grond van het destijds geldende pensioenreglement recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid, blijven de bepalingen van het betreffende pensioenreglement zoals die luidden op 31 december 2005 van toepassing indien en voorzover de arbeidsongeschiktheid na 1 januari 2015 onafgebroken voortduurt.
De uitkering van het invaliditeitspensioen van de in de eerste volzin genoemde deelnemers wordt met ingang van 1 januari 2015 niet gewijzigd en wordt vanaf deze datum geïndexeerd volgens het bepaalde in artikel 26 van dit reglement. De op 31 december 2005 geldende uitkeringsvoorwaarden van het betreffende pensioenreglement blijven van toepassing.
70
Bijlage 8 Uitvoeringsbesluit geneeskundig onderzoek invaliditeitspensioen
Voor de uitvoering van de bepalingen in de artikelen 6 lid 1 en 8 lid 2 van dit pensioenreglement inzake vaststelling en beëindiging invaliditeit, past het bestuur van Stichting Pensioenfonds Vliegend Personeel KLM ingaande 1 januari 2015 de volgende regels toe.
Uitvoering geneeskundig onderzoek
1. Het bestuur van het Fonds verstrekt de opdracht tot een geneeskundig onderzoek uitsluitend aan een in Nederland gevestigde onafhankelijke geneeskundige c.q. medische keuringsinstantie.
2. Het geneeskundig onderzoek vindt in Nederland plaats.
Kosten geneeskundig onderzoek
3. De kosten van het geneeskundige onderzoek zijn voor rekening van het Fonds.
Reiskosten deelnemer
4. Op verzoek van de deelnemer verstrekt het Fonds aan de deelnemer die geneeskundig is onderzocht een reiskostenvergoeding die onafhankelijk is van de gekozen wijze van vervoer.
5. Voor de in Nederland wonende deelnemer bedraagt de reiskostenvergoeding:
- het aantal kilometers vanaf het woonadres tot de keuringslocatie en vice versa, vermenigvuldigd 71
met
- € 0,55 per kilometer.
6. Voor de in het buitenland wonende deelnemer bedraagt de reiskostenvergoeding:
- het aantal kilometers vanaf de Nederlandse landsgrens tot de keuringslocatie en vice versa met een maximum van 500 kilometer, vermenigvuldigd met
- € 0,55 per kilometer.
7. Het aantal kilometers wordt bepaald aan de hand van de ANWB-routeplanner, kortste route per auto.
Verblijfskosten deelnemer
8. De verblijfskosten die de deelnemer in verband met het geneeskundige onderzoek heeft gemaakt (waaronder begrepen maaltijdkosten, kosten van hotelovernachtingen etc.), worden door het Fonds niet vergoed.
Bijlage 9 Uitvoeringsbesluit indexering vrijwillig invaliditeitspensioen
De uitvoeringsregels inzake het aanvullend invaliditeitspensioen als genoemd in artikel 25 lid 2 luiden ingaande 1 januari 2015 als volgt:
I.
a. Aanvullend invaliditeitspensioen is automatisch verzekerd vanaf de dag dat de vlieger het tewerkstellingspercentage verlaagt.
b. Geen recht op aanvullend invaliditeitspensioen bestaat indien de vlieger aan het Fonds en KLM - op een door KLM ter beschikking gesteld formulier - te kennen heeft gegeven dat hij/zij het aanvullende invaliditeitspensioen niet of niet langer wenst te verzekeren.
II.
Per 1 januari van elk jaar wordt het op grond van artikel 25 lid 2 bij het Fonds verzekerde aanvullende invaliditeitspensioen automatisch verhoogd op basis van de sinds 1 januari van het daaraan voorafgaande jaar opgetreden verhoging(en) van het vaste maandsalaris.
Deze verhoging wordt als volgt vastgesteld:
a. Bij aanvang van de verzekering van het aanvullende invaliditeitspensioen wordt het maximaal te verzekeren bedrag bepaald. Vervolgens geeft de vlieger aan welk aanvullend invaliditeitspensioen, rekening houdend met bovengenoemd maximum, feitelijk verzekerd moet worden. Dit feitelijk
verzekerde aanvullende invaliditeitspensioen wordt uitgedrukt in een percentage van het maximaal 72
aanvullend invaliditeitspensioen.
b. Als het vaste maandsalaris per 1 januari van enig jaar ten opzichte van
1 januari van het daaraan voorafgaande jaar is gestegen, wordt opnieuw het maximaal aanvullend invaliditeitspensioen vastgesteld.
Allereerst wordt een nieuwe fictief maandsalaris vastgesteld. Stijgingen van het vaste maandsalaris als gevolg van volgens de CAO opgetreden algemene salariswijzigingen worden voor 100% in het fictieve maandsalaris meegenomen.
Stijgingen van het vaste maandsalaris als gevolg van verhoging van de L, P en F factor worden de eerste keer dat zij zich na de afsluiting van het aanvullend invaliditeitspensioen voordoen, voor 100% in het fictieve maandsalaris meegenomen, de tweede keer dat zij zich voordoen voor 80%, de derde keer voor 60% etc. totdat de verhogingen van de L, P en F factor niet meer worden meegenomen in de vaststelling van de fictieve maandsalaris.
Het aan het fictieve maandsalaris aan te passen feitelijk te verzekeren aanvullend invaliditeitspensioen wordt vervolgens vastgesteld door het onder
a. genoemde percentage te vermenigvuldigen met het op basis van het fictieve maandsalaris uitgerekende maximale aanvullende invaliditeitspensioen.
c. De door de vlieger verschuldigde premie wordt aan het verhoogde aanvullende invaliditeitspensioen aangepast.
III.
Per 1 april van elk jaar wordt de op grond van artikel 25 lid 2 bij het Fonds vastgestelde premie voor het aanvullende invaliditeitspensioen automatisch aangepast op basis van de sinds 1 januari van het betreffende jaar vastgestelde aanpassing van de premie invaliditeitsrisico welke op grond van de uitvoeringsovereenkomst wordt vastgesteld.
IV.
De verzekering van het aanvullende invaliditeitspensioen wordt in ieder geval ook beëindigd:
a. uiterlijk twee jaar voor de pensioendatum dan wel
b. per de eerdere datum waarop het tewerkstellingspercentage wordt verhoogd tot een niveau dat minimaal gelijk is aan het tewerkstellingspercentage bij aanvang van de verzekering.
73
Bijlage 10 Overgangsregeling aanvullend pensioensparen
Het bestuur heeft op 13 april 2017 besloten dat met ingang van 1 januari 2017 geen nieuwe deelname aan de regeling voor aanvullend pensioensparen (artikel 25 lid 1 van dit reglement) meer mogelijk is. De op 31 december 2016 reeds lopende deelnames aan de regeling voor aanvullend pensioensparen zijn inmiddels beëindigd. In verband hiermee zijn op de opgebouwde premievrije aanspraken en de ingegane aanvullende pensioenen de regels van deze overgangsregeling van toepassing.
1. De opgebouwde en premievrije aanspraken van de (gewezen) deelnemer op extra ouderdomspensioen en extra nabestaandenpensioen, de ingegane extra ouderdomspensioenen en extra nabestaandenpensioenen en het verzekerde extra nabestaandenpensioen van een gerechtigde op extra ouderdomspensioen, worden ongewijzigd ondergebracht in deze overgangsregeling en geïndexeerd overeenkomstig het bepaalde in artikel 4 van deze overgangsregeling. Dit geldt ook voor de verevende aanspraken en de aanspraak op extra bijzonder nabestaandenpensioen van de ex-partner van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde.
2. De ingekochte aanspraak op extra ouderdomspensioen gaat gelijktijdig in met het ouderdomspensioen uit de basispensioenregeling en wordt uitgekeerd tot en met de maand van overlijden van de gepensioneerde. Op dit extra ouderdomspensioen en de uitbetaling hiervan zijn de bepalingen van het basispensioenreglement die gelden voor het ouderdomspensioen van overeenkomstige toepassing.
3. Bij overlijden van de (gewezen) deelnemer is het recht op extra (bijzonder) 74
nabestaandenpensioen van de nagelaten (ex-) partner afhankelijk van de omzetting van extra ouderdomspensioen in extra nabestaandenpensioen bij beëindiging van het deelnemerschap, dan wel wordt het eventuele extra nabestaandenpensioen (opgebouwd voor 1 januari 2015) aan de nagelaten (ex-) partner uitgekeerd.
Bij overlijden van de gepensioneerde is het recht op extra nabestaandenpensioen van de nagelaten partner afhankelijk van de op de pensioendatum gekozen verhouding tussen het extra ouderdomspensioen en het extra nabestaandenpensioen overeenkomstig de bepalingen van het basispensioenreglement.
Op dit extra nabestaandenpensioen en de uitbetaling hiervan zijn de bepalingen van het basispensioenreglement die gelden voor het nabestaandenpensioen van overeenkomstige toepassing.
4. De premievrije aanspraken op extra ouderdomspensioen en extra (bijzonder) nabestaandenpensioen, de ingegane extra pensioenen en het verzekerde extra nabestaandenpensioen van een gerechtigde op extra ouderdomspensioen, worden ieder jaar per 1 januari voorwaardelijk aangepast overeenkomstig de bepalingen van artikel 26 van het basispensioenreglement.
In afwijking hiervan past het Fonds de aanvullende verzekeringen uit een collectieve of individuele waardeoverdracht jaarlijks aan met het verschil tussen het gewogen gemiddelde totaalrendement op de beleggingen van het Fonds in de afgelopen tien jaar en de bij het Fonds van toepassing zijnde rekenrente. Het bepaalde hierover in Bijlage 2, onderdeel C van dit
reglement is hierbij van overeenkomstige toepassing.
5. Op de uitvoering van deze Overgangsregeling aanvullend pensioensparen zijn de overige bepalingen van het basispensioenreglement (zoals de artikelen inzake verevening, waardeoverdracht en informatieverstrekking) eveneens zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
6. In de gevallen waarin deze overgangsregeling niet voorziet, beslist het Bestuur zoveel mogelijk in overeenstemming met de strekking van deze overgangsregeling.
7. Deze overgangsregeling is vastgesteld op 26 juni 2017 en komt in de plaats van het Uitvoeringsbesluit pensioensparen dat tot deze datum van kracht was. Deze overgangsregeling is laatstelijk aangepast op 15 december 2017.
75
Bijlage 11 Fondsfactoren met betrekking tot vervroeging en uitstel van de pensioenleeftijd
Fondsfactoren bij de artikelen 3, 12, 18, 19 en 20 en Bijlage 2, onderdeel A van het pensioenreglement
11.1 Sekseneutrale vervroegingsfactoren ouderdomspensioen en overbruggingspensioen
Factoren waarmee het op de gewenste pensioenleeftijd opgebouwde OP en OBP worden vermenigvuldigd indien gekozen wordt om de pensioenleeftijd te vervroegen. Het eventuele NP en TNP blijven gelijk aan het niveau van vóór vervroeging.
Gewenste Pensioenleeftijd | OP ingaand op leeftijd 58 | OBP ingaand op leeftijd 58 |
50 | 0,7159 | 0,4224 |
51 | 0,7441 | 0,4582 |
52 | 0,7740 | 0,4996 |
53 | 0,8058 | 0,5479 |
54 | 0,8396 | 0,6052 |
55 | 0,8757 | 0,6741 |
56 | 0,9143 | 0,7584 |
57 | 0,9556 | 0,8640 |
58 | 1,0000 | 1,0000 |
76
De vervroegingsfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Voor deelnemers met een pensioenleeftijd gelegen vóór de leeftijd van 58 jaar, stelt het bestuur aparte factoren vast. Deze worden op aanvraag beschikbaar gesteld.
Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
11.2 Sekseneutrale uitstelfactoren ouderdomspensioen en omzettingsfactoren overbruggingspensioen
Factoren waarmee het OP en OBP worden vermenigvuldigd indien gekozen wordt om de pensioenleeftijd uit te stellen. Het OP wordt verhoogd met het extra OP uit OBP. Het OBP en eventuele NP en TNP blijven gelijk aan het niveau van vóór uitstel.
(NB. Bij uitstel vanaf leeftijd 65 jaar wordt het volledige OBP omgezet in een extra direct ingaand OP.)
gewenste | OP ingaand op | Extra OP uit OBP ingaand op |
xxxxxxxxxxxxxxxx | leeftijd 58 | leeftijd 58 |
58 | 1,0000 | n.v.t. |
59 | 1,0476 | 0,0476 |
60 | 1,0986 | 0,0986 |
61 | 1,1534 | 0,1534 |
62 | 1,2125 | 0,2125 |
63 | 1,2761 | 0,2761 |
64 | 1,3450 | 0,3450 |
65 | 1,4197 | 0,4197 |
66 | 1,5009 | n.v.t. |
67 | 1,5894 | n.v.t. |
De uitstelfactoren en omzettingsfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door 77
lineaire interpolatie.
Voor deelnemers met een pensioenleeftijd gelegen vóór de leeftijd van 58 jaar, stelt het bestuur aparte factoren vast. Deze worden op aanvraag beschikbaar gesteld.
Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
Bijlage 12 Fondsfactoren met betrekking tot de omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en wijziging van de verhouding tussen het ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen
Fondsfactoren als vermeld in artikel 21 lid 3 en artikel 22 lid 6 van het pensioenreglement
12.1 Uitruil bij ontslag (artikel 21 lid 3)
Factor waarmee het OP wordt vermenigvuldigd indien op de ontslagdatum gekozen wordt om de standaardverhouding OP:NP = 100:0 te wijzigen in 100:70.
Leeftijd bij tussentijdse beëindiging | Factor | Leeftijd bij tussentijdse beëindiging | Factor |
18 | 0,9108 | 39 | 0,8995 |
19 | 0,9102 | 40 | 0,8990 |
20 | 0,9097 | 41 | 0,8985 |
21 | 0,9092 | 42 | 0,8980 |
22 | 0,9087 | 43 | 0,8975 |
23 | 0,9082 | 44 | 0,8971 |
24 | 0,9076 | 45 | 0,8967 |
25 | 0,9071 | 46 | 0,8963 |
26 | 0,9065 | 47 | 0,8960 |
27 | 0,9060 | 48 | 0,8957 |
28 | 0,9054 | 49 | 0,8954 |
29 | 0,9049 | 50 | 0,8951 |
30 | 0,9043 | 51 | 0,8949 |
31 | 0,9038 | 52 | 0,8948 |
32 | 0,9032 | 53 | 0,8947 |
33 | 0,9027 | 54 | 0,8947 |
34 | 0,9021 | 55 | 0,8947 |
35 | 0,9016 | 56 | 0,8948 |
36 | 0,9010 | 57 | 0,8951 |
37 | 0,9005 | 58 | 0,8954 |
38 | 0,9000 |
78
De uitruilfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
12.2 Uitruil bij pensionering (artikel 22 lid 6)
Factoren waarmee het OP wordt vermenigvuldigd indien gekozen wordt om de standaardverhouding
OP:NP = 100: 0 te wijzigen in 100 : 100, 100 : 70 of 100 : 50.
(vervroegde/ uitgestelde) | wijziging verhouding OP : NP=100 : 0 naar | ||
100 : 100 | 100 : 70 | 100 : 50 | |
pensioenleeftijd | sub a | sub b | sub c |
50 | 0,8930 | 0,9226 | 0,9435 |
51 | 0,8890 | 0,9197 | 0,9413 |
52 | 0,8849 | 0,9166 | 0,9389 |
53 | 0,8807 | 0,9134 | 0,9365 |
54 | 0,8762 | 0,9100 | 0,9340 |
55 | 0,8717 | 0,9066 | 0,9314 |
56 | 0,8669 | 0,9030 | 0,9287 |
57 | 0,8620 | 0,8993 | 0,9259 |
58 | 0,8570 | 0,8954 | 0,9230 |
59 | 0,8518 | 0,8914 | 0,9200 |
60 | 0,8464 | 0,8873 | 0,9168 |
61 | 0,8408 | 0,8829 | 0,9135 |
62 | 0,8349 | 0,8784 | 0,9100 |
63 | 0,8289 | 0,8737 | 0,9064 |
64 | 0,8226 | 0,8688 | 0,9026 |
65 | 0,8160 | 0,8637 | 0,8987 |
66 | 0,8092 | 0,8583 | 0,8945 |
67 | 0,8021 | 0,8528 | 0,8902 |
79
De uitruilfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
Factoren waarmee het OP wordt vermenigvuldigd indien gekozen wordt om de standaardverhouding OP:NP = 100: 70 te wijzigen in 100 : 100, 100 : 50 of 100 : 0, alsmede factoren waarmee na het overlijden van de deelnemer of de partner het OP wordt vermenigvuldigd.
(vervroegde/ uitgestelde) | wijziging verhouding OP : NP = 100 : 70 naar | |||
100 : 100 | 100 : 50 | 100 : 0 | 100 : x : x | |
Pensioenleeftijd | sub a | sub b | sub c | sub d |
50 | 0,9679 | 1,0226 | 1,0839 | 0,7988 |
51 | 0,9667 | 1,0235 | 1,0874 | 0,7987 |
52 | 0,9655 | 1,0244 | 1,0910 | 0,7985 |
53 | 0,9642 | 1,0254 | 1,0949 | 0,7984 |
54 | 0,9629 | 1,0264 | 1,0989 | 0,7983 |
55 | 0,9615 | 1,0274 | 1,1031 | 0,7981 |
56 | 0,9601 | 1,0285 | 1,1074 | 0,7980 |
57 | 0,9586 | 1,0296 | 1,1120 | 0,7978 |
58 | 0,9571 | 1,0308 | 1,1168 | 0,7976 |
59 | 0,9555 | 1,0320 | 1,1218 | 0,7975 |
60 | 0,9539 | 1,0333 | 1,1271 | 0,7973 |
61 | 0,9522 | 1,0346 | 1,1326 | 0,7971 |
62 | 0,9505 | 1,0360 | 1,1384 | 0,7968 |
63 | 0,9487 | 1,0374 | 1,1445 | 0,7965 |
64 | 0,9468 | 1,0389 | 1,1510 | 0,7962 |
65 | 0,9448 | 1,0405 | 1,1579 | 0,7958 |
66 | 0,9428 | 1,0422 | 1,1651 | 0,7955 |
67 | 0,9406 | 1,0439 | 1,1727 | 0,7951 |
80
De uitruilfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
Bijlage 13 Fondsfactoren met betrekking tot variatie in de jaarlijkse hoogte van het ouderdomspensioen
Fondsfactoren bij artikel 23 van het pensioenreglement
Bij toepassing van variatie van de jaarlijkse hoogte van het pensioen overeenkomstig artikel 23 van het pensioenreglement geldt de volgende gelijkheid bij de keuze voor twee omslagleeftijden:
OP * f1 = OP1 * f2;1 + OP2 * (f2;2 – f2;1) + OP3 * (f1 – f2;2) waarbij OP = het ouderdomspensioen voor toepassing van variatie
OP1 = het ouderdomspensioen tussen de vervroegde of verlate pensioenleeftijd en de eerste omslagleeftijd
OP2 = het ouderdomspensioen tussen de eerste omslagleeftijd en de tweede omslagleeftijd OP3 = het ouderdomspensioen vanaf de tweede omslagleeftijd
f1 = de factor uit onderstaande tabel bij de leeftijd op de vervroegde of verlate pensioenleeftijd
f2;1 = de factor uit onderstaande tabel bij de leeftijd op de vervroegde of verlate pensioenleeftijd en de eerste omslagleeftijd.
f2;2 = de factor uit onderstaande tabel bij de leeftijd op de vervroegde of verlate pensioenleeftijd en de tweede omslagleeftijd.
81
Bij toepassing van deze gelijkheid geldt als randvoorwaarde dat de verhouding tussen het maximum van OP1, OP2 en OP3 en het minimum van OP1, OP2 en OP3 binnen de bandbreedte 100% : 75% blijft. Bij deze toets mag tot de AOW-gerechtigde leeftijd een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW buiten beschouwing gelaten worden (conform artikel 23 lid 3).
Bij toepassing van variatie van de jaarlijkse hoogte van het pensioen overeenkomstig artikel 23 van het pensioenreglement geldt de volgende gelijkheid bij de keuze voor één omslagleeftijd:
OP * f1 = OP1 * f2;1 + OP2 * (f1 – f2;1) waarbij
OP = het ouderdomspensioen voor toepassing van variatie
OP1 = het ouderdomspensioen tussen de vervroegde of verlate pensioenleeftijd en de eerste omslagleeftijd
OP2 = het ouderdomspensioen vanaf de eerste omslagleeftijd
f1 = de factor uit onderstaande tabel bij de leeftijd op de vervroegde of verlate pensioenleeftijd
f2;1 = de factor uit onderstaande tabel bij de leeftijd op de vervroegde of verlate pensioenleeftijd en de eerste omslagleeftijd.
Bij toepassing van deze gelijkheid geldt als randvoorwaarde dat de verhouding tussen het maximum van OP1 en OP2 en het minimum van OP1 en OP2 binnen de bandbreedte 100% : 75% blijft. Bij deze toets mag tot de AOW-gerechtigde leeftijd een bedrag ter grootte van tweemaal de AOW buiten beschouwing gelaten worden (conform artikel 23 lid 3).
Leeftijd op | f1 | f2 | ||||||
vervroegde of verlate | omslagleeftijd | |||||||
pensioendatum | 65 | 66 | 67 | 68 | 69 | 70 | ||
50 | 25,7117 | 12,6466 | 13,3365 | 14,0089 | 14,6640 | 15,3020 | 15,9230 | |
51 | 25,2484 | 11,9259 | 12,6315 | 13,3190 | 13,9889 | 14,6412 | 15,2759 | |
52 | 24,7756 | 11,1898 | 11,9114 | 12,6145 | 13,2995 | 13,9664 | 14,6155 | |
53 | 24,2935 | 10,4378 | 11,1760 | 11,8952 | 12,5956 | 13,2776 | 13,9413 | |
54 | 23,8021 | 9,6699 | 10,4251 | 11,1607 | 11,8772 | 12,5747 | 13,2533 | |
55 | 23,3015 | 8,8854 | 9,6581 | 10,4108 | 11,1437 | 11,8572 | 12,5513 | |
56 | 22,7923 | 8,0843 | 8,8749 | 9,6451 | 10,3952 | 11,1251 | 11,8351 | |
57 | 22,2741 | 7,2655 | 8,0749 | 8,8633 | 9,6307 | 10,3777 | 11,1043 | |
58 | 21,7476 | 6,4289 | 7,2576 | 8,0647 | 8,8505 | 9,6150 | 10,3586 | |
59 | 21,2124 | 5,5737 | 6,4224 | 7,2489 | 8,0535 | 8,8363 | 9,5974 | |
60 | 20,6680 | 4,6989 | 5,5683 | 6,4149 | 7,2390 | 8,0407 | 8,8202 | |
61 | 20,1157 | 3,8040 | 4,6950 | 5,5625 | 6,4068 | 7,2281 | 8,0266 | |
62 | 19,5544 | 2,8877 | 3,8011 | 4,6904 | 5,5558 | 6,3974 | 7,2156 | |
63 | 18,9850 | 1,9491 | 2,8859 | 3,7979 | 4,6852 | 5,5482 | 6,3868 | |
64 | 18,4075 | 0,9870 | 1,9482 | 2,8839 | 3,7942 | 4,6793 | 5,5395 | |
65 | 17,8221 | 0,0000 | 0,9868 | 1,9472 | 2,8815 | 3,7899 | 4,6724 |
Toepassing van deze tabel vindt plaats nadat de tabellen in de Bijlagen 11 en 12 zijn toegepast. Factoren voor andere omslagleeftijden zijn door het Bestuur reeds vastgesteld en opvraagbaar.
82
De variatiefactoren voor tussengelegen (omslag)leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie.
De factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
83
Bijlage 14 Fondsfactoren met betrekking tot afkoop van kleine pensioenen als bedoeld in artikel 66 van de Pensioenwet
14.1 Afkoopfactoren reeds ingegane kleine pensioenen (artikel 29 lid 3)
Afkoopleeftijd | OP | OBP | (B)NP | (B)TNP |
50 | 25,7117 | 12,6466 | 3,0805 | 0,2878 |
51 | 25,2484 | 11,9259 | 3,1511 | 0,2889 |
52 | 24,7756 | 11,1898 | 3,2218 | 0,2807 |
53 | 24,2935 | 10,4378 | 3,2921 | 0,2792 |
54 | 23,8021 | 9,6699 | 3,3617 | 0,2673 |
55 | 23,3015 | 8,8854 | 3,4307 | 0,2534 |
56 | 22,7923 | 8,0843 | 3,4982 | 0,2464 |
57 | 22,2741 | 7,2655 | 3,5645 | 0,2282 |
58 | 21,7476 | 6,4289 | 3,6286 | 0,2174 |
59 | 21,2124 | 5,5737 | 3,6910 | 0,1960 |
60 | 20,6680 | 4,6989 | 3,7519 | 0,1819 |
61 | 20,1157 | 3,8040 | 3,8100 | 0,1573 |
62 | 19,5544 | 2,8877 | 3,8663 | 0,1321 |
63 | 18,9850 | 1,9491 | 3,9200 | 0,1143 |
64 | 18,4075 | 0,9870 | 3,9709 | 0,0957 |
65 | 17,8221 | 0,0000 | 4,0190 | 0,0698 |
84
De afkoopfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Voor deelnemers met een pensioenrichtleeftijd gelegen vóór de leeftijd van 58 jaar, stelt het bestuur aparte factoren vast. Deze worden op aanvraag beschikbaar gesteld.
Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
14.2 Afkoopfactoren nog niet ingegane kleine pensioenen (artikel 29 lid 2 en lid 4)
85
Afkoopleeftijd | OP 58 | OBP 58 | (B)NP | (B)TNP |
20 | 10,0116 | 2,7510 | 1,4193 | 0,1423 |
21 | 10,2193 | 2,8122 | 1,4579 | 0,1478 |
22 | 10,4310 | 2,8749 | 1,4975 | 0,1536 |
23 | 10,6469 | 2,9390 | 1,5383 | 0,1597 |
24 | 10,8670 | 3,0045 | 1,5802 | 0,1659 |
25 | 11,0914 | 3,0714 | 1,6232 | 0,1725 |
26 | 11,3202 | 3,1398 | 1,6673 | 0,1792 |
27 | 11,5535 | 3,2098 | 1,7127 | 0,1862 |
28 | 11,7913 | 3,2813 | 1,7593 | 0,1934 |
29 | 12,0337 | 3,3543 | 1,8072 | 0,2009 |
30 | 12,2808 | 3,4290 | 1,8562 | 0,2085 |
31 | 12,5328 | 3,5054 | 1,9064 | 0,2163 |
32 | 12,7898 | 3,5835 | 1,9579 | 0,2242 |
33 | 13,0518 | 3,6633 | 2,0106 | 0,2323 |
34 | 13,3188 | 3,7449 | 2,0645 | 0,2404 |
35 | 13,5912 | 3,8284 | 2,1197 | 0,2488 |
36 | 13,8688 | 3,9137 | 2,1760 | 0,2573 |
37 | 14,1520 | 4,0009 | 2,2338 | 0,2601 |
38 | 14,4407 | 4,0902 | 2,2928 | 0,2685 |
39 | 14,7351 | 4,1815 | 2,3529 | 0,2706 |
40 | 15,0355 | 4,2749 | 2,4143 | 0,2722 |
41 | 15,3419 | 4,3705 | 2,4768 | 0,2798 |
42 | 15,6547 | 4,4684 | 2,5404 | 0,2872 |
43 | 15,9738 | 4,5686 | 2,6049 | 0,2871 |
44 | 16,2997 | 4,6713 | 2,6702 | 0,2935 |
45 | 16,6324 | 4,7764 | 2,7366 | 0,2924 |
46 | 16,9722 | 4,8840 | 2,8038 | 0,2977 |
47 | 17,3192 | 4,9943 | 2,8720 | 0,2950 |
48 | 17,6740 | 5,1074 | 2,9407 | 0,2908 |
49 | 18,0367 | 5,2234 | 3,0102 | 0,2939 |
50 | 18,4075 | 5,3423 | 3,0805 | 0,2878 |
51 | 18,7870 | 5,4646 | 3,1511 | 0,2889 |
52 | 19,1760 | 5,5901 | 3,2218 | 0,2807 |
53 | 19,5748 | 5,7192 | 3,2921 | 0,2792 |
54 | 19,9844 | 5,8523 | 3,3617 | 0,2673 |
55 | 20,4055 | 5,9895 | 3,4307 | 0,2534 |
56 | 20,8391 | 6,1311 | 3,4982 | 0,2464 |
57 | 21,2860 | 6,2774 | 3,5645 | 0,2282 |
58 | 21,7476 | 6,4289 | 3,6286 | 0,2174 |
86
De afkoopfactoren voor tussengelegen leeftijden kunnen gevonden worden door lineaire interpolatie. Voor deelnemers met een pensioenrichtleeftijd gelegen vóór de leeftijd van 58 jaar, stelt het bestuur aparte factoren vast. Deze worden op aanvraag beschikbaar gesteld.
Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
Bijlage 15 Fondsfactoren met betrekking tot variatie in de jaarlijkse hoogte van het ingegane nabestaandenpensioen
Fondsfactoren bij artikel 9 lid 5 van het pensioenreglement
Uitgangspunt bij de variatie van het ingegane nabestaandenpensioen is een verschil tussen de hoogste en laagste uitkering van maximaal € 5.759 (1 januari 2020). De laagste uitkering wordt bepaald door van het nabestaandenpensioen bij overlijden een bedrag ter grootte van dit bedrag * factor 1 af te trekken.
De hoogste uitkering is gelijk aan de laagste uitkering plus € 5.759 (1 januari 2020).
Indien de laagste uitkering lager is dan 75% van de hoogste uitkering treedt een fiscale beperking in werking. In dat geval gelden de percentages p1% en p2% voor de bepaling van de hoge en lage uitkering.
Factor 1 en de percentages p1 en p2 zijn berekend bij ingangsleeftijden in gehele jaren. De factoren gaan uit van variatie van de uitkering tot leeftijd 67 jaar.
Voor percentages bij leeftijden in maanden nauwkeurig dient lineair te worden geïnterpoleerd.
leeftijd nabestaande | factor 1 | p1 in % | p2 in % |
20 | 0,8115 | 1,0495 | 0,7871 |
21 | 0,8065 | 1,0508 | 0,7881 |
22 | 0,8014 | 1,0523 | 0,7892 |
23 | 0,7961 | 1,0537 | 0,7903 |
24 | 0,7906 | 1,0552 | 0,7914 |
25 | 0,7849 | 1,0568 | 0,7926 |
26 | 0,7790 | 1,0585 | 0,7939 |
27 | 0,7730 | 1,0602 | 0,7952 |
28 | 0,7667 | 1,0619 | 0,7964 |
29 | 0,7601 | 1,0638 | 0,7979 |
30 | 0,7534 | 1,0657 | 0,7993 |
31 | 0,7464 | 1,0677 | 0,8008 |
32 | 0,7391 | 1,0698 | 0,8024 |
33 | 0,7315 | 1,0719 | 0,8039 |
34 | 0,7237 | 1,0742 | 0,8057 |
35 | 0,7155 | 1,0766 | 0,8075 |
36 | 0,7070 | 1,0791 | 0,8093 |
37 | 0,6981 | 1,0816 | 0,8112 |
38 | 0,6888 | 1,0844 | 0,8133 |
39 | 0,6792 | 1,0872 | 0,8154 |
40 | 0,6691 | 1,0902 | 0,8177 |
41 | 0,6586 | 1,0933 | 0,8200 |
42 | 0,6476 | 1,0966 | 0,8225 |
43 | 0,6360 | 1,1001 | 0,8251 |
87
44 | 0,6239 | 1,1038 | 0,8279 |
45 | 0,6112 | 1,1077 | 0,8308 |
46 | 0,5979 | 1,1118 | 0,8339 |
47 | 0,5839 | 1,1161 | 0,8371 |
48 | 0,5691 | 1,1207 | 0,8405 |
49 | 0,5535 | 1,1256 | 0,8442 |
50 | 0,5371 | 1,1309 | 0,8482 |
51 | 0,5197 | 1,1365 | 0,8524 |
52 | 0,5013 | 1,1424 | 0,8568 |
53 | 0,4818 | 1,1488 | 0,8616 |
54 | 0,4611 | 1,1557 | 0,8668 |
55 | 0,4390 | 1,1631 | 0,8723 |
56 | 0,4155 | 1,1711 | 0,8783 |
57 | 0,3904 | 1,1798 | 0,8849 |
58 | 0,3635 | 1,1892 | 0,8919 |
59 | 0,3347 | 1,1995 | 0,8996 |
60 | 0,3037 | 1,2108 | 0,9081 |
61 | 0,2702 | 1,2231 | 0,9173 |
62 | 0,2341 | 1,2368 | 0,9276 |
63 | 0,1950 | 1,2519 | 0,9389 |
64 | 0,1525 | 1,2688 | 0,9516 |
65 | 0,1062 | 1,2877 | 0,9658 |
66 | 0,0556 | 1,3091 | 0,9818 |
67 | 0,0000 | 1,3333 | 1,0000 |
88
Deze factoren gelden per 1 januari 2020 tot de eerstvolgende aanpassing van het tarief door het Bestuur.
Bijlage 16 Overgangsregeling in verband met de verhoging van de pensioenrichtleeftijd voor vliegers van 56 naar 58 jaar
Afwijkende pensioenrichtdatum (artikel 1)
De pensioenrichtleeftijd wordt vanaf 1 juli 2016 opgehoogd van 56 naar 58 jaar. In verband hiermee geldt als pensioenrichtdatum:
a. voor de vlieger die geboren is vóór 1 juli 1960: de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt;
b. voor de vlieger die geboren is op of na 1 juli 1960 en vóór 1 januari 1961: de dag waarop de leeftijd van 56,5 jaar wordt bereikt;
c. voor de vlieger die geboren is op of na 1 januari 1961 en vóór 1 juli 1961: de dag waarop de leeftijd van 57 jaar wordt bereikt;
d. voor de deelnemer vlieger die geboren is op of na 1 juli 1961 en vóór 1 januari 1962: de dag waarop de leeftijd van 57,5 jaar wordt bereikt;
e. voor iedere arbeidsongeschikte vlieger van wie het invaliditeitspensioen vóór 1 januari 2016 is ingegaan: de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt;
Indien het invaliditeitspensioen op of na 1 januari 2016 is ingegaan, dan geldt - afhankelijk van de geboortedatum van de arbeidsongeschikte vlieger - een onder a, b, c of d genoemde pensioenrichtdatum dan wel de dag waarop de arbeidsongeschikte vlieger de leeftijd van 58 jaar bereikt indien deze op of na 1 januari 1962 is geboren.
Afwijkende opbouwpercentages (artikel 5 lid 1) 89
Ingaande 1 januari 2016 gelden bij een pensioenrichtdatum die ligt vóór het bereiken van de 58-jarige
leeftijd, de volgende opbouwpercentages:
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt: 1,16%;
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 56 jaar en 6 maanden wordt bereikt: 1,19%
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 57 jaar wordt bereikt: 1,22%;
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 57 jaar en 6 maanden wordt bereikt: 1,25%.
In afwijking van het vorenstaande zijn ingaande 1 januari 2018 en ingaande 1 juli 2018 bij een pensioenrichtdatum die ligt vóór het bereiken van de 58-jarige leeftijd, de navolgende opbouwpercentages van toepassing:
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 56 jaar wordt bereikt: respectievelijk
0,960% en 0,990%;
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 56 jaar en 6 maanden wordt bereikt: respectievelijk 0,980% en 1,010%;
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 57 jaar wordt bereikt: respectievelijk 1,000% en 1,030%;
• de pensioenrichtdatum is de dag waarop de leeftijd van 57 jaar en 6 maanden wordt bereikt: respectievelijk 1,030% en 1,060%.
Regeling verminderde productie vanaf leeftijd 42 jaar (artikel 12)
Tot 1 januari 2016 bestond de mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 40 jaar, 48 jaar dan wel 52 jaar een verminderde productie van 80%, 66 2/3% dan wel 50% te leveren. In afwijking hiervan had de vlieger die
tewerkgesteld was onder Bijlage 21 van de CAO, niet de mogelijkheid om vanaf de leeftijd van 48 jaar een verminderde productie te leveren van 66 2/3 %, maar vanaf de leeftijd van 48 jaar en zes maanden een verminderde productie van 65%. Door een wijziging van de CAO is de mogelijkheid van een verminderde productie van 65% in het voorgaande pensioenreglement per 16 november 2008 komen te vervallen.
Op grond van de CAO wordt de verhoging van de pensioenleeftijd van 56 naar 58 jaar doorgevoerd door vier fictieve halve jaren (1 juli t/m 31 december 2016, 1 juli t/m 31 december 2017, 1 juli t/m 31 december 2018 en 1 juli t/m 31 december 2019) in de KLM-carrière in te voegen. In verband hiermee:
- schuiven de ingangsleeftijden voor het meetellen van verminderde productie in gelijke stappen van een half jaar op naar respectievelijk 42 jaar, 50 jaar en 54 jaar.
- telt een toepasselijke factor verminderde productie (90% dan wel 80%, 66 2/3% of 50%) tijdens deze ingevoegde halve jaren niet mee voor de bepaling van de uitgestelde pensioendatum.
- schuift de uiterste uitgestelde pensioendatum van de vlieger evenveel op als de mate waarin zijn of haar pensioenrichtleeftijd is verhoogd (dus een verschuiving van 0 jaar, 6 maanden, 1 jaar, 1 jaar en 6 maanden dan wel 2 jaar).
Collectieve herrekening van pensioenaanspraken naar de nieuwe pensioenrichtdatum
De aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen op leeftijd 56 jaar van vliegers geboren op of na 1 juli 1960, worden met ingang van 1 januari 2016 collectief herrekend naar aanspraken op de nieuwe pensioenrichtleeftijd (56,5, 57, 57,5 of 58 jaar). De herrekening vindt plaats met inachtneming van het gestelde in de brief van de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 januari 2013 AV/PB/2012/17855.
Toepasselijke actuariële factoren 90
De herrekening vindt plaats op basis van collectief actuarieel gelijkwaardige uitstelfactoren. Dit zijn de in 2015 geldende actuariële factoren voor pensioenuitstel.
Bijzondere bepalingen met betrekking tot de collectieve herrekening
• Onder de te herrekenen aanspraak op ouderdomspensioen wordt mede begrepen het extra ouderdomspensioen dat (op grond van Bijlage 1, onderdeel A) is verkregen uit de collectieve omzetting van het tot 1 januari 2015 opgebouwde nabestaandenpensioen.
• Bij de herrekening van de aanspraak op het tot 1 januari 2006 opgebouwde overbruggingspensioen wordt rekening gehouden met het wettelijke maximum van overbruggingspensioen als bedoeld in artikel 18e, tweede lid Wet op de loonbelasting 1964. Bij overschrijding van dit maximum wordt het meerdere in beginsel en rekening houdend met de fiscaal maximale bedragen omgezet in extra ouderdomspensioen.
• De collectieve herrekening is niet van toepassing op:
o de uit conversie verkregen aanspraak op ouderdomspensioen op de leeftijd van 56 jaar van een ex-partner van een (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde;
o de aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen van gewezen deelnemers van wie het KLM-dienstverband vóór 1 januari 2016 is beëindigd;
o de aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen van arbeidsongeschikte deelnemers van wie het invaliditeitspensioen vóór 1 januari 2016 is ingegaan. In afwijking hiervan worden - ingeval van revalidatie van de arbeidsongeschikte deelnemer gevolgd door
herintreding bij de werkgever in de functie van vlieger - de aanspraken op ouderdomspensioen en overbruggingspensioen op leeftijd van 56 jaar alsnog herrekend naar de nieuwe pensioenrichtleeftijd die overeenkomstig de CAO vanaf de datum van herintreding op de vlieger van toepassing is. De herrekening wordt dan gebaseerd op de collectief actuarieel gelijkwaardige factoren voor pensioenuitstel die op de datum van herintreding van toepassing zijn.
• Na collectieve herrekening van het ouderdomspensioen en overbruggingspensioen blijven de navolgende pensioenen ongewijzigd:
- het tot 1 januari 2015 opgebouwde nabestaandenpensioen dat op grond van Bijlage 1, onderdeel A, artikel 8 premievrij behouden is gebleven;
- het tot 1 januari 2006 opgebouwde tijdelijk nabestaandenpensioen ter grootte van 50% van het overbruggingspensioen;
- het bijzonder nabestaandenpensioen van een ex-partner van de deelnemer;
- het opgebouwde wezenpensioen.
Deze overgangsregeling is laatstelijk op 13 april 2018 aangepast.
91
Bijlage 17 Overgangsbepalingen in verband met de voormalige “Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen”
A. Overgangsbepalingen met betrekking tot de bepaling van de uitgestelde pensioendatum De uitgestelde pensioendatum van de vlieger die vóór 1 januari 2016 verminderde productie heeft geleverd, wordt mede bepaald op basis van de toen geldende “Regeling verminderde productie en
deeltijdpensioen”. Over deelnemerstijdvakken gelegen vóór 1 januari 2006 en over deelnemerstijdvakken
vanaf 1 januari 2006 tot 1 januari 2016 zijn de navolgende basisbepalingen inzake pensioenuitstel van toepassing.
Deelname aan de “Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen” vóór 1 januari 2006
Vóór 1 januari 2006 geldt dat voor de vlieger die deelneemt aan de toenmalige "Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen", de pensioendatum als volgt wordt vastgesteld:
a. Voor de vlieger met een verminderde productie van 80% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger ná de 48-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 80%, 0,25 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
b. Voor de vlieger met een verminderde productie van 66 2/3% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger ná de 52-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 66 2/3%, 0,5 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
92
c. Voor de vlieger met een verminderde productie van 50% is de laatst mogelijke pensioendatum voor
elke dag dat deze vlieger ná de 54-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 50%, 1 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
d. Voor de vlieger met een arbeidsovereenkomst vallend onder Bijlage 21, Hoofdstuk 3 van de CAO ("Werk- en rusttijdenregeling van KLM Cityhopper") en met een verminderde productie van 65% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger ná de leeftijd van 52 jaar en drie maanden werkzaam is op basis van een verminderde productie van 65%, 0,54 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
Bij de vaststelling van deze pensioendatum - als bedoeld onder a tot en met d - vindt een algebraïsche afronding plaats op hele dagen. Een jaar wordt gesteld op 360 dagen en een maand op 30 dagen. De uitgestelde pensioendatum is in alle gevallen uiterlijk de dag waarop de vlieger de leeftijd van 58 jaar bereikt.
Deelname aan de “Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen” vanaf 1 januari 2006 tot
1 januari 2016
Gedurende de periode van 1 januari 2006 tot 1 januari 2016 geldt dat voor de vlieger die deelnam aan de toenmalige "Regeling verminderde productie en deeltijdpensioen", de pensioendatum als volgt wordt vastgesteld:
a. Voor de vlieger met een verminderde productie van 80% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger vanaf de 40-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie
van 80%, 0,25 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
b. Voor de vlieger met een verminderde productie van 66 2/3% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger vanaf de 48-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 66 2/3%, 0,5 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
c. Voor de vlieger met een verminderde productie van 50% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger vanaf de 52-ste verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 50%, 1 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt.
d. Voor de vlieger met een arbeidsovereenkomst vallend onder Bijlage 21, Hoofdstuk 3 van de CAO ("Werk- en rusttijdenregeling van KLM Cityhopper") en met een verminderde productie van 65% is de laatst mogelijke pensioendatum voor elke dag dat deze vlieger ná de leeftijd van 48 jaar en zes maanden tot en met de 56e verjaardag werkzaam is op basis van een verminderde productie van 65%, 0,54 dag later dan de dag waarop deze vlieger de leeftijd van 56 jaar heeft bereikt. Door een wijziging van de CAO is de in dit artikel vermelde mogelijkheid van een verminderde productie van 65% per 16 november 2008 komen te vervallen.
Op grond van het tot 1 januari 2016 geldende reglement kan een uitgestelde pensioendatum boven de leeftijd van 58 jaar alleen verkregen worden op basis van verminderde productie geleverd na
1 januari 2006. De uitgestelde pensioendatum is in alle gevallen uiterlijk de dag waarop de vlieger de leeftijd van 60 jaar bereikt.
93
B. Overgangsbepalingen met betrekking tot het (ingegane) deeltijdpensioen
1. De keuzemogelijkheid van de vlieger om verminderde productie te combineren met het opnemen van een deeltijdpensioen is per 1 juli 2017 vervallen.
2. Reeds ingegane deeltijdpensioenen blijven ongewijzigd uitgekeerd worden. Het bepaalde in artikel 26 (Aanpassingen van de pensioenen) is op de ingegane deeltijdpensioenen van overeenkomstige toepassing.
3. De (gewezen) deelnemer die bij deeltijdpensionering heeft gekozen voor omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen in de verhouding 100:70, kan de verhouding tussen het ouderdomspensioen en het nabestaandenpensioen op de (vervroegde of uitgestelde) pensioendatum overeenkomstig het bepaalde in artikel 22 wijzigen.
Indien de (gewezen) deelnemer bij deeltijdpensionering heeft gekozen voor omzetting van ouderdomspensioen in nabestaandenpensioen en op de pensioendatum géén partner heeft, dan wordt het nabestaandenpensioen door het Fonds op de pensioendatum automatisch omgezet in extra ouderdomspensioen.