UNISYS NEDERLAND N.V.
UNISYS NEDERLAND N.V.
UNISYS CORPORATION IDC
UNISYS PENSIOEN REGLEMENT
11e NOTA VAN WIJZIGING
versie 11
Pensioenreglement UNISYS
INHOUD
Artikel: Titel: Pagina:
1. | Begripsomschrijvingen | 3 |
2 | Deelnemerschap | 4 |
3. | Herverzekering der pensioenaanspraken | 6 |
4 | Berekeningsgrondslagen | 6 |
5 | Ouderdomspensioen | 8 |
5A | Pensioenkapitaal | 9 |
6 | Arbeidsongeschiktheidspensioen | 10 |
7 | Nabestaandenpensioen | 12 |
8 | Wezenpensioen | 13 |
9 | Beperking van het nabestaanden- en wezenpensioen | 13 |
10 | Gezondheidswaarborgen | 14 |
11 | Echtscheiding | 14 |
12 | Uitkering van de pensioenen | 15 |
13 | Financiering | 15 |
14 | Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap | 16 |
15 | Arbeidsongeschiktheid | 17 |
16 | Bijdrage van de deelnemer | 17 |
17 | Verplichtingen van de deelnemer | 18 |
18 | Herziening of beëindiging van de pensioenregeling | 18 |
19 | Toeslagen op ingegane en uitgestelde pensioenen | 19 |
20 | Voorregeling | 19 |
20A | Xxxxxxxxxxxxxxxxxxx | 00 |
00X | Xxxxxxxxxxxx | 20 |
20C | Fiscale maxima | 21 |
20D | Glijclausule | 22 |
21 | Slotbepalingen | 23 |
Bijlage
Voorwaarden als bedoeld in artikel 1 betreffende samenwonen 24
Doorlopende tekst van het Unisys Pensioenreglement na de 11e nota van wijziging
Artikel 1. Begripsomschrijvingen.
Dit pensioenreglement betreft een uitkeringsovereenkomst voor het vaste inkomen op basis van de eindloon systematiek en een premieovereenkomst (beschikbare premie regeling) voor het variabele inkomen.
In dit pensioenreglement wordt verstaan onder:
Fonds: Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland;
Bestuur: het bestuur van het Fonds;
Unisys Nederland: de naamloze vennootschap Unisys Nederland N.V.,
statutair gevestigd te Amsterdam;
Unisys Corporation: Unisys Corporation, gevestigd te Wilmington,
Delaware, Verenigde Staten van Amerika;
Directie: het bestuur van Unisys Nederland;
Verbonden Onderneming: een onderneming die behoort tot het concern van Unisys
Corporation en die door het Bestuur is aangewezen als verbonden onderneming en waarmee een overeenkomst als in artikel 16 van de Statuten bedoeld is afgesloten;
Werkgever: Unisys Nederland;
Werknemer: degene die door de Directie, door Unisys Corporation of door het
bestuur van een Verbonden Onderneming aan het Fonds is voorgedragen als werknemer en door het Bestuur als zodanig is geaccepteerd, indien en zolang diegene nog niet valt onder de definitie van gewezen werknemer;
Gewezen Werknemer: degene van wie het zijn van Werknemer, als gevolg van het feit
dat hij arbeidsongeschikt is geworden of gebruik heeft gemaakt van een regeling voor Vrijwillige Vervroegde Uittreding van Unisys Nederland op voordracht van de directie van Unisys Corporation of van het bestuur van een Verbonden Onderneming, is beëindigd door het bestuur;
Deelnemer: de Werknemer en/of de gewezen Werknemer, die deelnemer is op grond van een der pensioenreglementen;
Gewezen Deelnemer: de Deelnemer wiens deelneming vóór de pensioendatum anders
dan door overlijden een einde heeft genomen;
Samenwonen: het voeren van een gemeenschappelijke huishouding, onder de
verplichting gezamenlijk te voorzien in elkaars huisvesting en verzorging en onder de voorwaarden als vermeld in de bijlage van
dit reglement;
Partner: de echtgeno(o)t(e) van een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde respectievelijk de persoon met wie een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde een geregistreerd partnerschap is aangegaan respectievelijk de persoon met wie een (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde samenwoont in de definitie van Samenwonen als in dit reglement;
Nabestaande: de Partner op het moment van overlijden van de (Gewezen)
Deelnemer of Gepensioneerde;
Gepensioneerde: degene die als begunstigde krachtens de Statuten van het Fonds
en dit pensioenreglement ouderdomspensioen geniet;
Statuten: de statuten van het Fonds zoals deze te eniger tijd luiden;
Pensioenreglement: dit pensioenreglement zoals dat te eniger tijd luidt;
Verzekeraar: een verzekeraar, die op grond van de Wet op het financieel toezicht in Nederland het bedrijf van levensverzekeraar of schadeverzekeraar mag uitoefenen, waarmee door het Fonds overeenkomsten van verzekering zijn gesloten”.
.
De begrippen in de tekst van het Pensioenreglement die met een hoofdletter zijn geschreven verwijzen naar de bijbehorende definitie in dit artikel. De begrippen kunnen in enkelvoud en in de meervoudsvorm voorkomen.
Waar in het Pensioenreglement staat "werknemer, deelnemer, hij of zijn" dient in het voorkomende geval te worden gelezen "werkneemster, deelneemster, zij of haar".
Waar in het Pensioenreglement staat “huwelijk” dient in het voorkomende geval te worden gelezen “geregistreerd partnerschap” respectievelijk “Samenwonen”.
Waar in het Pensioenreglement wordt gesproken over “echtscheiding” of “ontbinding van het huwelijk” dient in het voorkomende geval te worden gelezen “beëindiging van het geregistreerd partnerschap” dan wel “beëindiging van Samenwonen”.
Artikel 2. Deelnemerschap
1. Als Deelnemer op grond van het Pensioenreglement treden alle werknemers tot het Fonds toe, die de leeftijd van 25 jaar hebben bereikt, en jonger zijn dan 65 jaar.
2. De toetreding geschiedt op het tijdstip waarop voor het eerst aan de in lid 1 genoemde voorwaarden is voldaan, tenzij lid 3 van toepassing is. Dit is de datum van opneming als Deelnemer. De fictieve datum in dienst is gelegen voor de datum van opneming als Deelnemer in het geval de Deelnemer gebruik heeft gemaakt van zijn recht op grond van artikel 5 lid 4 van dit reglement.
3. Voor werknemers, die reeds vóór de 25-jarige leeftijd bij de Werkgever of Verbonden Onderneming in dienst zijn getreden geschiedt de toetreding reeds op de 1ste van de maand, waarin de 25-jarige leeftijd wordt bereikt.
4. Iedere Deelnemer ontvangt bij aanvang van het deelnemerschap een exemplaar van de geldende Statuten en het Pensioenreglement. Overige belanghebbenden worden op verzoek in het bezit gesteld van de geldende Statuten en het Pensioenreglement.
Het Bestuur zal de deelnemers jaarlijks schriftelijk mededeling doen van de grootte van de pensioenaanspraken en het te bereiken reglementaire pensioen, alsmede van de wijzigingen in de Statuten en het Pensioenreglement.
Het Bestuur registreert de deelnemingsjaren van de deelnemers en verstrekt hierover informatie aan de (Gewezen) deelnemers.
Op verzoek van de (Gewezen) Deelnemer verstrekt het Bestuur binnen drie maanden een opgave van de hoogte van de opgebouwde aanspraken tegen vergoeding van de kosten.
Jaarlijks verstrekt het Bestuur aan de Deelnemer een opgave van de aan het desbetreffende of voorafgaande kalenderjaar toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen. Het Bestuur verstrekt op verzoek van de Deelnemer een opgave van de over de jaren 1994 tot en met 2000 toe te rekenen waardeaangroei van pensioenaanspraken overeenkomstig artikel 3.127 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en de daarop berustende bepalingen.
5. Het deelnemerschap op grond van het Pensioenreglement eindigt:
a. bij overlijden van xx Xxxxxxxxx;
b. op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen;
c. op het tijdstip waarop de Deelnemer ophoudt Werknemer (in de zin van artikel 1) te zijn.
6. Voor de toepassing van de bepalingen omtrent aanvang en duur van de diensttijd resp. beëindiging van het dienstverband worden elkaar direct opvolgende dienstverbanden bij Unisys Nederland en de verbonden ondernemingen als één doorlopend dienstverband beschouwd.
7. Het Fonds zal op verzoek van Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming voor de Deelnemer of een bepaalde groep deelnemers aanvullende pensioenen verzekeren, mits
a) deze aanvullende pensioenen niet in strijd zijn met de Pensioenwet en de Wet op het financieel toezicht en vanuit fiscaal oogpunt aanvaardbaar zijn, en
b) deze aanvullende pensioenen worden gefinancierd door Unisys Nederland c.q. de Verbonden Onderneming op zodanige wijze dat de bij beëindiging van het deelnemerschap anders dan door overlijden toe te kennen rechten steeds volledig gefinancierd kunnen worden geacht.
8. In afwijking van het in lid 5 bepaalde wordt het deelnemerschap vanaf het in lid 5 onder c. bedoelde tijdstip voortgezet indien:
a. de betrokkene aansluitend Gewezen werknemer (in de zin van artikel 1) wordt;
b. de beëindiging van het dienstverband geschiedt in het kader van een sociaal plan of een door de Werkgever daarmee gelijkgestelde regeling;
c. de betrokkene in loondienst treedt bij een andere tot het concern van Unisys Corporation behorende onderneming, en de Werkgever zulks met hem is overeengekomen;
d. de Werkgever zulks om andere reden dan onder c. bedoeld met betrokkene is
overeengekomen, mits niet in strijd wordt gehandeld met wettelijke voorschriften, waaronder de bepalingen in de Pensioenwet inzake taakafbakening pensioenfondsen en artikel 10a van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965.
De voortzetting van het deelnemerschap eindigt als het in lid 5 onder a. of b. bedoelde zich voordoet, of eerder als de reden tot voortzetting vervalt.
Artikel 3. Herverzekering der pensioenaanspraken
1. Het Fonds kan de verplichtingen, voortvloeiende uit de Statuten en het Pensioenreglement, dekken door het sluiten van overeenkomsten van levensverzekering met één of meer Verzekeraars. Het Bestuur is bevoegd de belanghebbende op de polis als begunstigde aan te wijzen.
2. Indien en voor zover de krachtens dit reglement verleende aanspraken zijn herverzekerd, gelden, met name ten aanzien van de uitgesloten risico's, de voorwaarden van de Verzekeraar. Het Fonds zal met het voldoen van de overeengekomen premies aan de Verzekeraar volledig aan zijn verplichtingen hebben voldaan en zal daarmee zijn gekweten. Bovendien zal het Fonds voor het herverzekerde deel niet gehouden zijn meer uit te keren dan uit hoofde van de gesloten herverzekering zal zijn ontvangen.
3. De verzekeringsvoorwaarden worden door het Bestuur desgevraagd ter inzage verstrekt.
4. Het Fonds zal zich steeds ten opzichte van de belanghebbende ten volle kunnen kwijten door aan hem de betreffende polis, recht gevende op gelijke uitkeringen, als waartoe het Fonds gehouden is, over te dragen. Indien de polis aan de belanghebbende wordt overgedragen, zal hij als begunstigde worden aangewezen. Van deze overdracht en begunstiging zal aantekening op de polis worden gesteld.
Tevens zal op de polis worden aangetekend, dat ten aanzien van de daarin belichaamde verzekeringen, voor zover die verzekeringen betrekking hebben op de aan de deelneming in het Fonds te ontlenen aanspraken, de voorschriften van de Pensioenwet uitsluitend en onverminderd van kracht blijven, met name het bepaalde in artikel 65 dier wet en dat noch afkoop dezer verzekeringen is toegestaan noch wijziging van de begunstiging, tenzij die wijziging plaatsvindt ten behoeve van de belanghebbende c.q. diens nagelaten betrekkingen.
Artikel 4. Berekeningsgrondslagen
1. Bij de berekening van de grootte van de te verzekeren pensioenen wordt uitgegaan van:
a) de pensioenjaren van de Deelnemer, en
b) de pensioengrondslag eindloon (PGEL) en (indien van toepassing) de pensioengrondslagen beschikbare premie (PGBP en PGBP-NP) van de Deelnemer.
Het aantal pensioenjaren en de hoogte van de PGEL, de PGBP en de PGBP-NP worden vastgesteld aan de hand van de volgende bepalingen.
2. De pensioenjaren zijn de jaren gelegen tussen de datum van opneming als Deelnemer en de ingangsdatum van het ouderdomspensioen. De fictieve pensioenjaren zijn de jaren gelegen tussen de fictieve datum in dienst en de datum van opneming als Deelnemer.
3. Het voor de pensioenberekening in aanmerking te nemen aantal pensioenjaren omvat zowel de pensioenjaren als de fictieve pensioenjaren. Dit aantal wordt afgerond op jaren en volle maanden, waarbij een overblijvend deel van een maand wordt verwaarloosd.
Het aantal volbrachte pensioenjaren wordt bepaald als het verschil tussen het aantal pensioenjaren inclusief de fictieve pensioenjaren en het aantal (fictieve) pensioenjaren dat zou
gelden bij opneming als Deelnemer op de datum per welke het aantal volbrachte pensioenjaren moet worden vastgesteld. Bij deelnemers die eerst per 1 januari 1993 Deelnemer zijn geworden omdat dit reglement voor die datum afwijkende toetredingsbepalingen bevatte, wordt het aantal (volbrachte) pensioenjaren vastgesteld alsof de na die datum geldende reglementtekst reeds vanaf 17 mei 1990 gold.
4. Gedurende de tijd dat de Deelnemer Werknemer is wordt per het tijdstip van toetreding en vervolgens jaarlijks per 1 januari de PGEL, de PGBP en de PGBP-NP vastgesteld.
Op het tijdstip van toetreding als Deelnemer op grond van het Pensioenreglement wordt de PGEL gelijk gesteld aan de jaargrondslag. Per de eerstvolgende 1 januari is de PGEL gelijk aan het gemiddelde van de dan geldende jaargrondslag en de jaargrondslag welke bij toetreding gold. Per elke daarop volgende 1 januari is de PGEL gelijk aan het gemiddelde van drie jaargrondslagen, te weten de dan geldende en de laatste twee daaraan voorafgaande jaargrondslagen.
De PGBP is gelijk aan het variabele inkomen, vastgesteld volgens het hierna bepaalde.
Voor de vaststelling van de PGBP komt uitsluitend niet terugvorderbaar variabel inkomen in aanmerking. Bij de vaststelling van het variabele inkomen wordt gelet op de uitbetaalde bedragen van de bonusuitkeringen gedurende de laatste 36 maanden van het dienstverband of zoveel korter als het dienstverband later begonnen is; het variabele inkomen is het gemiddelde per 12 maanden van deze bedragen.
De PGBP-NP is gelijk aan het variabele inkomen, vastgesteld volgens het hierna bepaalde. Voor de vaststelling van de PGBP-NP komt uitsluitend niet terugvorderbaar variabel inkomen in aanmerking. Bij de vaststelling van het variabele inkomen wordt gelet op de uitbetaalde bedragen van de bonusuitkeringen gedurende de laatste 60 maanden van het dienstverband of zoveel korter als het dienstverband later begonnen is; het variabele inkomen is het gemiddelde per 12 maanden van deze bedragen.
Indien nog geen bonusuitkeringen zijn uitbetaald omdat de periode tussen de datum van indiensttreding en de vaststellingsdatum van het variabele inkomen hiervoor te kort was, is het variabele inkomen gelijk aan het bedrag dat bij de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst is aangewezen als de te verwachten variabele beloning op jaarbasis bij 100% realisatie van de overeengekomen doelstelling.
5. De jaargrondslag is gelijk aan het geldende jaarsalaris, verminderd met een franchise. Onder het jaarsalaris wordt verstaan:
- 12 maal het vaste maandsalaris, vermeerderd met
- de vakantietoeslag.
Indien de Deelnemer voor minder dan de volledige bij Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming geldende arbeidstijd in loondienst is van deze onderneming zal het jaarsalaris worden bepaald als het bedrag dat zou gelden bij volledige arbeidstijd.
6. De franchise wordt voor elk kalenderjaar vastgesteld. Per 1 januari 2007 bedraagt de franchise
€ 20.528,00. De franchise zal vervolgens jaarlijks per 1 januari worden aangepast.
De aanpassing is gelijk aan de ontwikkeling van de enkelvoudige AOW-uitkering voor een gehuwde, inclusief vakantietoeslag, per 1 januari van het desbetreffende jaar, ten opzichte van die uitkering per 1 januari van het voorafgaande jaar.
7. Indien een Deelnemer, Werknemer zijnde, komt te overlijden vóór zijn 65e verjaardag geldt dat de PGEL tenminste gelijk is aan de dan geldende jaargrondslag.
8. Gedurende voortzetting van het deelnemerschap op grond van artikel 2, lid 8, wordt het salaris jaarlijks verhoogd met het percentage van de prijsstijging als omschreven in lid 9.
Het Bestuur kan besluiten dat bedoeld percentage niet hoger is dan het percentage van de algemene salarisverhogingen van de werknemers in hetzelfde jaar.
Op verzoek van de Werkgever past het Fonds een afwijkende verhoging toe indien de overeenkomst tussen de Werkgever en de Deelnemer daarin voorziet.
9. Prijsstijgingen worden bepaald aan de hand van de door het Centraal Bureau voor de Statistiek gepubliceerde prijsindexcijfers voor de gezinsconsumptie (reeks consumentenprijsindex voor alle huishoudens, afgelezen voor de maand oktober).
10. Voor de berekening van de PGEL blijft een verlaging van het jaarsalaris buiten beschouwing, voor zover deze het gevolg is van het aanvaarden van een deeltijdfunctie die tenminste 50% van een voltijdfunctie beloopt, dan wel het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie in de periode van tien jaren direct voorafgaande aan de pensioendatum.
Voor de berekening van de PGEL blijven stijgingen van het jaarsalaris van meer dan 2% boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand, inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, buiten beschouwing indien zij plaatsvinden binnen vijf jaar voor de pensioendatum; stijgingen van het jaarsalaris als gevolg van gangbare functiewijzigingen of gangbare leeftijdsperiodieken worden echter steeds in aanmerking genomen.
Voor de berekening van de PGEL blijft het deel van de stijging van het jaarsalaris van meer dan 2 % boven de gemiddelde loonindex voor de CAO-lonen per maand inclusief bijzondere beloningen, zoals berekend door het Centraal Bureau voor de Statistiek, waar sprake is van de uitwisseling van variabel inkomen tegen vast inkomen buiten beschouwing. Over een verzoek om van het bepaalde in de voorgaande zin af te wijken besluit het Bestuur.
Artikel 5. Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de 1ste van de maand waarin de 65ste verjaardag van de Deelnemer of Gewezen Deelnemer valt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de Gepensioneerde overlijdt.
2. Het jaarlijks ouderdomspensioen over de PGEL bedraagt voor elk pensioenjaar het produkt van het voor dat pensioenjaar geldende toekenningspercentage en de laatst vastgestelde PGEL van de Deelnemer. Onverminderd het bepaalde in lid 4 gelden hierbij de volgende regels:
a. Over pensioenjaren gelegen tussen de datum van opneming als Deelnemer en 31 december 1999 wordt het toekenningspercentage vastgesteld als volgt:
- gedurende de fictieve pensioenjaren bedraagt het toekenningspercentage 1,75 per fictief pensioenjaar;
- gedurende de pensioenjaren vanaf de datum van opneming als Deelnemer bedraagt het toekenningspercentage 2 per pensioenjaar zodanig dat het totale toekenningspercentage over alle pensioenjaren inclusief de fictieve pensioenjaren niet meer bedraagt dan 70;
- gedurende verdere pensioenjaren bedraagt het toekenningspercentage nul.
b. Over pensioenjaren gelegen na 31 december 1999 wordt het toekenningspercentage als volgt vastgesteld:
- over fictieve pensioenjaren bedraagt het toekenningspercentage 2 per fictief pensioenjaar;
- over pensioenjaren bedraagt het toekenningspercentage 2 per pensioenjaar, zodanig dat het totale toekenningspercentage over alle pensioenjaren, inclusief de fictieve pensioenjaren, niet meer bedraagt dan 70.
c. Indien het totale toekenningspercentage dat is berekend over de pensioenjaren en de fictieve pensioenjaren die zijn gelegen tussen de datum van opneming en 31 december 1999, reeds de 70 heeft bereikt, zal het toekenningspercentage over alle pensioenjaren die zijn gelegen na 31 december 1999 gelijk aan nul zijn.
3. Indien de Deelnemer voor minder dan de volledige, bij Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming geldende arbeidstijd in loondienst (geweest) is van deze onderneming zullen de pensioenjaren in de verhouding tussen de beperkte arbeidstijd en de volledige arbeidstijd in aanmerking worden genomen. Hiertoe zullen bij toepassing van het in het tweede lid bepaalde de volgende bijzonderheden in acht worden genomen:
a. Bij de in het tweede lid onder a., b. en c. bedoelde vermenigvuldigingen zal elk pensioenjaar meetellen naar de in het desbetreffende jaar geldende verhouding tussen verminderde en volledige arbeidstijd.
b. Bij de in het tweede lid onder a., b. en c. bedoelde maximeringen zal elk pensioenjaar echter volledig meetellen.
c. Fictieve pensioenjaren worden behandeld alsof de Deelnemer in deze jaren de volledige arbeidstijd in dienst is geweest.
Gedurende voortzetting van het deelnemerschap op grond van artikel 2, lid 8, wordt overeenkomstig gehandeld tenzij de Werkgever en de Deelnemer anders zijn overeengekomen.
4. Op verzoek van een Deelnemer die pensioenaanspraken uit hoofde van een vorige dienstbetrekking aan het Fonds wenst over te dragen, wendt het Fonds de overdrachtswaarde als bedoeld in artikel 75 respectievelijk artikel 71 van de Pensioenwet aan ter verwerving van extra pensioenaanspraken. Hierbij gelden de volgende bijzonderheden:
a. bij de aanwending van de overdrachtswaarde als bedoeld in artikel 71 van de Pensioenwet houdt het Fonds rekening met het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet Verplichte Beroepspensioenregeling (Staatsblad 2006, 709);
b. de aanwending van de overdrachtwaarde als bedoeld in artikel 75 van de Pensioenwet geschiedt op basis van door het Bestuur nader vast te stellen regels;
c. de extra pensioenaanspraken worden beschouwd als opgebouwd door extra pensioenjaren voor zover het totaal in de regeling te behalen toekenningspercentage hierdoor niet groter dan 70 wordt. Het meerdere wordt behandeld als pensioenaanspraken, verkregen bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap.
5. In geval van een verlaging van de PGEL van een Werknemer worden de op grond van de pensioenovereenkomst tot het tijdstip van verlaging opgebouwde pensioenaanspraken niet gewijzigd.
6. In geval van beëindiging van de deelname blijven de opgebouwde pensioenaanspraken behouden en worden de pensioenaanspraken vastgesteld overeenkomstig artikel 55 Pensioenwet.
Artikel 5A Pensioenkapitaal
1. Jaarlijks wordt aan de Deelnemer met een positieve PGBP een premie beschikbaar gesteld ter vorming van een pensioenkapitaal. Dit pensioenkapitaal wordt bij in leven zijn op de pensioendatum aangewend voor de aankoop van pensioenen bij een verzekeraar.
2. De in lid 1 van dit artikel bedoelde premie is afhankelijk van de leeftijd van de Deelnemer en is gelijk aan een percentage van de pensioengrondslag beschikbare premie (PGBP). De
volgende tabel is van toepassing:
Leeftijd op 1 januari van het jaar van berekening | Beschikbare premie per jaar in procenten van de pensioengrondslag beschikbare premie |
25 – 29 | 7,2 |
30 – 34 | 8,7 |
35 – 39 | 10,7 |
40 – 44 | 13,0 |
45 – 49 | 16,0 |
50 – 54 | 19,6 |
55 – 59 | 24,4 |
60 – 64 | 30,8 |
De beschikbare premie is een spaarpremie en wordt volledig op de in lid 3 van dit artikel genoemde individuele beleggingsrekening gestort.
3. Het Fonds opent op naam van de Deelnemer een individuele beleggingsrekening waarop de beschikbare premies en het daarover behaalde beleggingsrendement worden bijgeschreven. De jaarlijkse beschikbare premie wordt in twaalf gelijke maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van elke maand, op de individuele beleggingsrekening bijgeschreven.
Indien van toepassing worden op de beschikbare premie kosten ingehouden door de vermogensbeheerder of verzekeraar volgens de regels daartoe gesteld in de van toepassing zijnde (verzekerings)overeenkomst. Deze overeenkomst is ter inzage voor elke Deelnemer.
4. De Deelnemer kan de beschikbare premies en het daaruit gevormde pensioenkapitaal beleggen binnen de mogelijkheden zoals vastgelegd door het Bestuur. Tenzij de Deelnemer te kennen geeft daarvan af te willen wijken, belegt de Deelnemer de beschikbare premies en het daaruit gevormde pensioenkapitaal conform het standaard beleggingsprofiel zoals vastgesteld door het Bestuur. Hoewel het aangeboden standaard beleggingsprofiel met zorg is opgesteld, is het Fonds niet aansprakelijk voor eventuele nadelige c.q. tegenvallende beleggingsresultaten. Indien de Deelnemer de beschikbare premies en het daaruit gevormde pensioenkapitaal niet wil beleggen volgens het standaard beleggingsprofiel, dient de Deelnemer een schriftelijke verklaring, indien en zodra van toepassing mede ondertekend door zijn/haar Partner, aan het Fonds te overleggen. De ingang van de wijziging in het beleggingsprofiel is gebonden aan de regels zoals bepaald door het Bestuur.
5. Op de pensioendatum wordt het pensioenkapitaal overgedragen aan een door de (Gewezen) Deelnemer aangewezen verzekeraar ten behoeve van de aankoop van een ouderdomspensioen al dan niet in combinatie met een nabestaandenpensioen. De (Gewezen) Deelnemer overlegt het Fonds een afschrift van de door de verzekeraar verstrekte opgave van de voor het pensioenkapitaal te verzekeren pensioenen. Door de overdracht van het pensioenkapitaal vervallen alle aanspraken van de (Gewezen) Deelnemer jegens het Fonds.
6. Een Deelnemer zonder Partner dient het pensioenkapitaal aan te wenden voor de aankoop van een ouderdomspensioen. Een gehuwde Deelnemer en een Deelnemer met een wettelijk geregistreerde partner of een reglementaire Partner dient het pensioenkapitaal aan te wenden voor de aankoop van een ouderdomspensioen in combinatie met een nabestaandenpensioen. Dit nabestaandenpensioen zal in principe 70% van het ouderdomspensioen bedragen.
Op verzoek van de Deelnemer en diens eventuele echtgeno(o)t(e) of Partner zal geen nabestaandenpensioen dan wel een nabestaandenpensioen in een andere verhouding tot het ouderdomspensioen worden aangekocht.
Een dergelijk verzoek dient door de Deelnemer en diens eventuele echtgeno(o)t(e) of Partner tenminste één maand voor de pensioendatum schriftelijk bij het Fonds te worden ingediend en
door beiden te zijn ondertekend. De door de Deelnemer en diens eventuele echtgeno(o)t(e) of Partner gemaakte keuze is definitief en kan dus na de pensioendatum niet meer worden gewijzigd.
7. Bij overlijden van de Deelnemer vóór de pensioendatum wordt het opgebouwde pensioenkapitaal aangewend ter financiering van het nabestaanden- en wezenpensioen over de PGBP-NP als omschreven in artikel 7 lid 2 en artikel 8 lid 3. Indien het nabestaanden- en wezenpensioen dat kan worden aangekocht uit het bij overlijden van de Deelnemer beschikbaar komende opgebouwde pensioenkapitaal, hoger is dan het in de vorige volzin bedoelde nabestaanden- en wezenpensioen over de PGBP-NP, dan geldt dat hogere nabestaanden- en wezenpensioen met inachtneming van de fiscale grenzen. Indien er geen Nabestaande is en geen wezen zijn, vervalt het opgebouwde pensioenkapitaal aan het Fonds.
Artikel 6. Arbeidsongeschiktheidspensioen
1. Voor deelnemers voor wie het salaris op jaarbasis meer bedraagt dan het maximum jaarloon waarover de uitkeringen volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO) worden berekend, wordt een arbeidsongeschiktheidspensioen verzekerd.
Voor de berekening van het arbeidsongeschiktheidspensioen wordt het salaris op jaarbasis afgeleid van het in artikel 4, lid 5 omschreven jaarsalaris en het in artikel 4, lid 4 beschreven variabele inkomen, en door het bepaalde in de laatste volzin van artikel 4, lid 5 buiten beschouwing te laten.
2. Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in zodra de Deelnemer recht heeft op een arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering en loopt door zolang het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering bestaat, doch uiterlijk tot de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Het recht op arbeidsongeschiktheidspensioen gaat in onder de voorwaarde dat de Deelnemer het Fonds middels een schriftelijke mededeling over het ontstaan van het recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering informeert binnen drie maanden na de eerste dag dat het recht op de arbeidsongeschiktheidsuitkering aan hem is medegedeeld. Indien de Deelnemer de schriftelijke mededeling niet tijdig doet, heeft hij slechts recht op toekenning en uitkering van een arbeidsongeschiktheidspensioen, ingaand op de dag uiterlijk drie maanden gelegen voor de dag dat de schriftelijke mededeling aan het Fonds is gedaan. De schriftelijke mededeling dient te zijn voorzien van het originele document van de bevoegde instantie waaruit het ontstaan van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede de datum van ontstaan blijkt.
De Deelnemer is verplicht het Fonds zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden in kennis te stellen van een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid middels een schriftelijke mededeling voorzien van het originele document van de bevoegde instantie waaruit de wijziging van het recht op arbeidsongeschiktheidsuitkering krachtens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, alsmede de datum van ingang van de wijziging blijkt. De in lid 4 hieronder beschreven bijbehorende procentuele uitkering van het maximale arbeidsongeschiktheidspensioen zal dienovereenkomstig worden aangepast.
3. Het verzekerde jaarlijkse arbeidsongeschiktheidspensioen bedraagt 70% van het verschil tussen
a) het laatst vastgestelde salaris op jaarbasis vóór het vaststellen van arbeidsongeschiktheid volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, en
b) het gelijktijdig vastgestelde maximum jaarloon (261 x het maximum dagloon) waarover de uitkeringen volgens de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen worden berekend.
4. Het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen wordt vastgesteld aan de hand van de mate van arbeidsongeschiktheid in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen. De volgende tabel is van toepassing:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Uitkering in procenten van het maximale arbeidsongeschiktheidspensioen |
80% of meer | 100% |
65% - 80% | 72,5% |
55% - 65% | 60% |
45% - 55% | 50% |
35% - 45% | 40% |
0% - 35% | 0% |
5. Alleen voor diegenen die reeds op 31 december 2005 arbeidsongeschikt waren in de zin van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering, wordt het uit te keren arbeidsongeschiktheidspensioen respectievelijk het uit te keren WAO-hiaatpensioen vastgesteld aan de hand van de mate van arbeidsongeschiktheid. De volgende tabel is van toepassing:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Uitkering in procenten van het maximale arbeidsongeschikheidspensioen respectievelijk het WAO-hiaatpensioen |
80% of meer | 100% |
65% - 80% | 72,5% |
55% - 65% | 60% |
45% - 55% | 50% |
35% - 45% | 40% |
25% - 35% | 30% |
15% - 25% | 20% |
6. Indien een Deelnemer voor minder dan de volledige bij Unisys Nederland of een Verbonden Onderneming geldende arbeidstijd in loondienst is van deze onderneming en daarnaast een dienstbetrekking heeft met een andere onderneming, is het Bestuur bevoegd om de berekening van het te verzekeren arbeidsongeschiktheidspensioen aan te passen, zodanig dat dit een evenredig deel is van het arbeidsongeschiktheidspensioen dat zou gelden indien bij de berekening het overeenkomstig vastgestelde salaris op jaarbasis uit de andere dienstbetrekking mede in aanmerking zou worden genomen.
Artikel 7. Nabestaandenpensioen
1. Het nabestaandenpensioen gaat in op de 1ste van de maand waarin de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin de Nabestaande overlijdt.
2. Het nabestaandenpensioen bedraagt 70% van het ouderdomspensioen als bedoeld in artikel 5. Indien de Deelnemer gedurende het deelnemerschap komt te overlijden is het nabestaandenpensioen gelijk aan de som van:
• 70% van het ouderdomspensioen, waarbij dit ouderdomspensioen wordt gebaseerd op het aantal pensioenjaren dat de Deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd had kunnen bereiken, en
• 1,4% van de PGBP-NP vermenigvuldigd met het aantal pensioenjaren dat de Deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot uiterlijk de 65-jarige leeftijd had kunnen bereiken,
rekening houdend met
a) de in artikel 5 lid 2 bedoelde maximeringen, en
b) de veronderstelling dat de in artikel 5 lid 3 bedoelde verhouding betreffende beperkte werktijd zoals die bij overlijden bestaat geen wijziging meer zal ondergaan. Indien terzake van deze verhouding niet kan worden verwezen naar een uitsluitselgevende overeenkomst, wordt gelet op de gemiddelde verhouding gedurende de laatste 60 maanden van het dienstverband. Indien nog geen 60 maanden zijn volbracht wordt aangenomen dat gedurende de ontbrekende maanden de verhouding heeft gegolden welke bij aanvang van het dienstverband door Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming als verwachting is uitgesproken.
3. Indien op grond van het bepaalde in artikel 11 aan een ex-partner een bijzonder nabestaandenpensioen is toegekend, wordt het conform lid 2 berekende nabestaanden- pensioen verminderd met het toegekende bijzondere nabestaandenpensioen.
4. Op verzoek van de (Gewezen) Xxxxxxxxx en diens eventuele Partner zal het recht op nabestaandenpensioen op de pensioendatum worden vervangen door het recht op een hoger ouderdomspensioen zoals geregeld in artikel 60 van de Pensioenwet.
Een dergelijk verzoek dient door de (Gewezen) Deelnemer en diens eventuele Partner tenminste een maand voor de pensioendatum schriftelijk bij het Fonds te worden ingediend en door de (Gewezen) Deelnemer te zijn ondertekend en als er sprake is van een Partner door die Partner te zijn medeondertekend. Dit recht van omruil van het nabestaandenpensioen betreft uitsluitend het nabestaandenpensioen opgebouwd over tijdvakken van dienstverband na 1 januari 2002.
Per € 100,- uitgeruild nabestaandenpensioen wordt € 31,43 ouderdomspensioen verkregen. Deze getalsverhouding geldt met inachtneming van het bij of krachtens de Pensioenwet bepaalde voor een periode van drie jaar. Indien de samenstelling van het deelnemersbestand en/of actuariële uitgangspunten van het Fonds daartoe aanleiding geeft/geven is het Bestuur bevoegd deze getalsverhouding tussentijds te wijzigen.
Artikel 8. Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat voor elk pensioengerechtigd kind van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde in op de 1ste van de maand waarin deze overlijdt. Het loopt door tot het einde van de maand waarin het wezenpensioen expireert volgens de volgende volzin of waarin het kind voordien overlijdt. Het wezenpensioen expireert bij het bereiken van de 18de verjaardag, tenzij het kind recht heeft op een basisbeurs uit hoofde van de wet studie- financiering of nog als kind geldt voor wie recht op kinderbijslag bestaat: in die gevallen expireert het wezenpensioen bij het eindigen van bedoeld recht doch uiterlijk bij het bereiken van de 27ste verjaardag.
2. Pensioengerechtigd zijn de wettige, gewettigde, natuurlijke en geadopteerde kinderen van de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde alsmede diens pleegkinderen en aangehuwde kinderen in de zin van de Algemene Kinderbijslagwet.
3. Het wezenpensioen is per pensioengerechtigd kind gelijk aan 14% van het ouderdomspensioen. Indien de Deelnemer gedurende het deelnemerschap komt te overlijden zal de berekening van dat ouderdomspensioen worden gebaseerd op de alsdan geldende PGEL en PGBP-NP en het aantal pensioenjaren dat de Deelnemer bij voortzetting van het deelnemerschap tot uiterlijk de pensioendatum had kunnen bereiken, rekening houdend met
a) de in artikel 5, lid 2, bedoelde maximeringen,
b) de veronderstelling dat de in artikel 5, lid 4, bedoelde verhouding betreffende beperkte werktijd zoals die bij overlijden bestaat geen wijziging meer zal ondergaan. Indien ter zake van deze verhouding niet kan worden verwezen naar een uitsluitselgevende overeenkomst, wordt gelet op de gemiddelde verhouding gedurende de laatste 60 maanden van het dienstverband. Indien nog geen 60 maanden zijn volbracht wordt aangenomen dat gedurende de ontbrekende maanden de verhouding heeft gegolden welke bij aanvang van het dienstverband door Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming als verwachting is uitgesproken.
Dit wezenpensioen wordt verdubbeld, indien de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde overlijdt zonder een Nabestaande na te laten of met ingang van de 1ste van de maand waarin zijn Nabestaande overlijdt.
Artikel 9. Beperking van het nabestaanden- en wezenpensioen
1. Het nabestaanden- en wezenpensioen wordt niet of niet volledig verzekerd resp. verhoogd, indien uit het in artikel 10 bedoelde, geneeskundige onderzoek is gebleken dat de Deelnemer een meer dan normale arbeidsongeschiktheids- of sterftekans heeft, tenzij anders wordt overeengekomen.
2. Geen recht op nabestaandenpensioen bestaat in geval van huwelijk van de Gepensioneerde op of ná de ingangsdatum van het ouderdomspensioen.
Geen recht op wezenpensioen bestaat voor kinderen, die de hoedanigheid van wettig, gewettigd, geadopteerd of aangehuwd kind hebben verkregen bij of tijdens zulk een huwelijk of die op of ná die ingangsdatum de hoedanigheid van natuurlijk kind of pleegkind hebben verkregen.
3. Indien een Deelnemer in overeenstemming met het voor hem geldende nationale recht meer dan één wettige echtgenote heeft zal de verdeling van het nabestaandenpensioen worden geregeld in overleg met de Verzekeraar waarbij als voorwaarde geldt dat in totaal niet meer nabestaandenpensioen zal worden uitgekeerd dan in het geval hij één echtgenote zou hebben gehad.
4. Indien en zolang de som van nabestaandenpensioen en wezenpensioen uit hoofde van het Pensioenreglement groter is dan de PGEL en PGBP-NP wordt het bedrag van het wezenpensioen per kind voor zover nodig gereduceerd.
Artikel 10. Gezondheidswaarborgen
1. Indien en voor zover de verplichtingen zijn herverzekerd uit hoofde van artikel 3 gelden ten aanzien van de gezondheidswaarborgen de voorwaarden van de Verzekeraar.
2. Indien de voorwaarden van de Verzekeraar dit voorschrijven, zal bij latere verhogingen van de verzekerde pensioenen een geneeskundig onderzoek worden ingesteld, zulks in overeenstemming met de Wet op de Medische Keuringen. De geneeskundige wordt door het Bestuur aangewezen, rekening houdend met de voorwaarden van de Verzekeraar.
3. Indien bij enig geneeskundig onderzoek is gebleken dat de betrokken Deelnemer een meer dan normale arbeidsongeschiktheids- en/of sterftekans heeft, zal het Fonds in overleg met die Deelnemer en de Werkgever c.q. de Verbonden Onderneming waar de Deelnemer in loondienst is bezien of en op welke wijze voor de betrokkene een bijzondere regeling kan worden getroffen. Het resultaat zal schriftelijk aan betrokkene worden medegedeeld.
4. Het verlangen van gezondheidswaarborgen en/of een geneeskundig onderzoek is uitsluitend mogelijk indien en voor zover de Wet op de medische keuringen dat niet verbiedt.
Artikel 11. Echtscheiding
1. Indien het huwelijk van een Deelnemer eindigt door echtscheiding of door ontbinding na scheiding van tafel en bed dan wel dat de samenwoning in de zin van dit reglement is geëindigd, verkrijgt zijn/haar gewezen Partner recht op een zodanig deel van het nabestaandenpensioen als waarop recht zou zijn blijven bestaan bij tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap als bedoeld in artikel 14.
Het recht op ouderdomspensioen van de Deelnemer gaat deels over in een recht op ouderdomspensioen van de gewezen Partner. De grootte van dit laatstgenoemde recht wordt vastgesteld op basis van hetgeen is voorgeschreven in de Wet verevening pensioenrechten bij echtscheiding voor zover de beschikking is ingeschreven na 1 mei 1995 of in geval van een scheiding van tafel en bed na die datum in kracht van gewijsde is gegaan.
2. Indien het huwelijk dan wel samenwoning van een Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde op de in lid 1 bedoelde wijze eindigt, wordt met betrekking tot het dan reeds premievrije nabestaandenpensioen de gewezen Partner, mits het desbetreffende huwelijk/ samenwoning reeds bestond bij de beëindiging van het deelnemerschap, bij zijn/haar overlijden als zijn Nabestaande beschouwd. Dit geldt ook ten aanzien van de eventuele verdubbeling van het wezenpensioen.
3. Het in de leden 1 en 2 bepaalde vindt geen toepassing indien de (Gewezen) Deelnemer of Gepensioneerde en zijn/haar Partner bij huwelijkse voorwaarden of bij een bij geschrift gesloten overeenkomst met het oog op de scheiding anders overeenkomen of de rechter op beider verzoek anders beslist, nadat het Fonds zich bereid heeft verklaard het uit de afwijking voortvloeiende pensioenrisico te dekken.
4. De gewezen Partner ontvangt een verzekeringsbewijs ter zake van het pensioen waarop zij/hij recht heeft.
5. Het volgens artikel 7 berekende nabestaandenpensioen wordt verminderd met het bedrag van het pensioen c.q. pensioenen als bedoeld in de leden 1 en 3.
Artikel 12. Uitkering van de pensioenen
1. Toekenning van pensioen geschiedt door het Bestuur op schriftelijke aanvrage door of vanwege rechthebbende, te richten aan de administrateur van het Fonds onder bijvoeging van de nodig geoordeelde stukken volgens lid 2.
2. Het Bestuur is bevoegd de uitbetaling van een pensioentermijn afhankelijk te stellen van de overlegging van een bewijs, waaruit blijkt dat de rechthebbende op het pensioen in leven is, alsmede van alle andere stukken welke nodig zijn om vast te stellen of iemand recht op uitkering heeft.
3. De pensioenen worden in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling op de 1ste dag van elke maand aan de Gepensioneerde, de voor nabestaandenpensioen in aanmerking komende Nabestaande(n) en aan de wezen, uitgekeerd, na vermindering met de wettelijk in te houden belastingen en heffingen.
4. Het Bestuur is bevoegd een pensioen eigener beweging toe te kennen, indien de aanvraag om pensioen achterwege is gebleven.
5. Betalingen geschieden ter plaatse door het Fonds op de wijze door het Bestuur te bepalen.
Artikel 13. Financiering
1. De verzekerde pensioenen worden gefinancierd door periodieke koopsommen, risicopremies en beschikbare premies.
2. De periodieke koopsommen worden jaarlijks betaald en strekken telkens tot inkoop van een gedeelte van het ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen, zodanig dat de aan verstreken pensioenjaren toe te rekenen aanspraken op deze pensioenen steeds volledig zijn gefinancierd. De beschikbare premies worden in maandelijkse termijnen betaald en gestort op de voor de deelnemers geopende individuele beleggingsrekeningen.
3. De in lid 2 bedoelde pensioenen en beschikbare premies worden berekend volgens de artikelen 5, 5A, 7, 8 en 19 van het Pensioenreglement. Het bepaalde in artikel 5 lid 3 (deeltijd dienstverband) vindt hierbij overeenkomstige toepassing.
4. De periodieke risicopremies worden jaarlijks betaald en strekken telkens tot verzekering in dat jaar van het arbeidsongeschiktheidspensioen alsmede het nog niet ingekochte nabestaandenpensioen en wezenpensioen. De niet ingekochte pensioenen worden hierbij steeds bepaald door de totaal verzekerde pensioenen te verminderen met de reeds ingekochte pensioenen.
5. De Werkgever is van zijn verplichtingen op grond van het Pensioenreglement gekweten, voorzover hij voornoemde koopsommen, beschikbare premies en risicopremies, welke op basis van dit reglement verschuldigd zijn, tijdig en volledig aan het Fonds heeft voldaan.
6. Het Fonds is gehouden –behoudens indien zich een situatie voordoet als bedoeld in artikel 18- de uit het Pensioenreglement voortvloeiende pensioenaanspraken zeker te stellen overeenkomstig de bepalingen van het Pensioenreglement en de eisen die daaromtrent worden gesteld in de pensioenwetgeving én staat in voor een juiste, tijdige en volledige uitvoering van het Pensioenreglement.
7. Ten aanzien van (de belegging van) de beschikbare premies zijn zowel het Fonds, als de Werkgever gekweten zodra deze premies zijn gestort op de betreffende beleggingsrekening.
Artikel 14. Tussentijdse beëindiging van het deelnemerschap
1. VERVALLEN
2. Indien het deelnemerschap anders dan door overlijden vóór de ingangsdatum van het ouderdomspensioen wordt beëindigd, dan behoudt de Gewezen Deelnemer aanspraak op het deel van de op zijn leven verzekerde pensioenen, uitgaande van het aantal volbrachte pensioenjaren (als bedoeld in artikel 4, lid 3) berekend volgens de bepalingen van het
Pensioenreglement. De premievrije aanspraak op pensioenkapitaal is gelijk aan het saldo op de in artikel 5A lid 3 bedoelde individuele beleggingsrekening op het tijdstip van beëindiging van het dienstverband.
3. Op de pensioendatum zal het door de Gewezen Deelnemer opgebouwde pensioenkapitaal worden omgezet in pensioenen conform het bepaalde in artikel 5A lid 4 en lid 5. Bij overlijden van de Gewezen Deelnemer vóór de pensioendatum, wordt het opgebouwde pensioenkapitaal aangewend voor de aankoop van een levenslang nabestaandenpensioen ten behoeve van de Nabestaande(n) van de Gewezen Deelnemer. Het bepaalde in lid 1 van artikel 7 is op dit nabestaandenpensioen van overeenkomstige toepassing.
4. De Gewezen Deelnemer ontvangt een verzekeringsbewijs, waaruit blijkt wat de verzekerde pensioenaanspraken zijn.
5. Op verzoek van de Gewezen Deelnemer wordt de afkoopwaarde van de in lid 2 bedoelde pensioenaanspraken rechtstreeks overgedragen aan een andere instelling indien:
a. die afkoop ertoe strekt het de rechthebbende mogelijk te maken om onder aanwending van de afkoopsom bij die instelling aanspraken op pensioen te verwerven, en
b. de aanspraken op pensioen worden verworven jegens een instelling die voldoet aan het daartoe bepaalde in de Pensioenwet.
Indien de afkoop plaats vindt in het kader van artikel 71 van de Pensioenwet houdt het Fonds bij de vaststelling van de afkoopsom rekening met het Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet Verplichte Beroepspensioenregeling (Staatsblad 2006, 709) . Indien de afkoop plaats vindt in het kader van artikel 75 van de Pensioenwet zal de afkoopsom worden vastgesteld op basis van nader door het Bestuur vast te stellen regels.
6. Het Fonds kan met instemming van de rechthebbende het pensioen of de aanspraak op pensioen afkopen indien met de afkoopsom een pensioen wordt verworven dat:
1. de Werkgever/Verbonden Onderneming heeft toegezegd, of
2. dat een andere werkgever die (een deel) van de onderneming heeft overgenomen, heeft toegezegd, indien deze andere werkgever een pensioentoezegging heeft gedaan met dezelfde inhoud als de pensioentoezegging van de Werkgever/Verbonden Onderneming.
Het pensioen of de aanspraak op pensioen wordt verworven bij de pensioenuitvoerder van de Werkgever/Verbonden Onderneming (situatie 1) of de pensioenuitvoerder van de andere werkgever (situatie 2). De afkoopsom en het te verwerven pensioen worden vastgesteld conform het bepaalde in artikel 83 Pensioenwet en de daarop van toepassing zijnde bepalingen.
Artikel 15. Arbeidsongeschiktheid
1. Indien en zolang de Deelnemer voor 65% of meer arbeidsongeschikt is in de zin van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen dan wel de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering is de Deelnemer geen bijdrage verschuldigd en wordt de opbouw van ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen volledig premievrij voortgezet.
2. Indien de arbeidsongeschiktheid tenminste 45%, doch minder dan 65% bedraagt, is de Deelnemer de helft van de bijdrage verschuldigd en wordt de opbouw van ouderdomspensioen, nabestaandenpensioen en wezenpensioen voor 50% premievrij
voortgezet.
3. Indien de verzekerde pensioenaanspraken gedurende de arbeidsongeschiktheid wijzigingen ondergaan tengevolge van pensioengrondslagwijzigingen, zijn de deelnemers ook voor deze aanpassingen geen, resp. de halve bijdrage verschuldigd.
4. De Deelnemer is verplicht het Fonds zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen zes maanden in kennis te stellen van een wijziging in de mate van arbeidsongeschiktheid. De in dit artikel beschreven bijbehorende mate van premievrije voortzetting zal, indien van toepassing, dienovereenkomstig worden aangepast.
Artikel 16. Bijdrage van de Deelnemer
1. De Deelnemer is verplicht jaarlijks vanaf de datum van opneming als Deelnemer 5% van de jaargrondslag en indien van toepassing het variabele inkomen als bedoeld in artikel 4 lid 4, bij te dragen in de kosten van de in het Pensioenreglement neergelegde pensioenregeling.
Indien de Deelnemer voor minder dan de volledige, bij Unisys Nederland of de Verbonden Onderneming geldende arbeidstijd in loondienst is van deze onderneming zal de bijdrage worden verminderd in de verhouding tussen verminderde en volledige arbeidstijd. Indien terzake van deze verhouding niet kan worden verwezen naar een uitsluitsel gevende overeenkomst, is het Fonds bevoegd een voorlopige verhouding vast te stellen overeenkomstig het bepaalde in artikel 7 lid 2.
2. Deze bijdrage wordt door de Werkgever of Verbonden Onderneming op het salaris van de Deelnemer ingehouden in gelijke termijnen als waarin dit salaris wordt uitbetaald.
3. De bijdrage gaat in bij de eerste volle maand van deelneming en eindigt bij de laatste volle maand van deelneming.
Artikel 17. Verplichtingen van de Deelnemer
1. De Deelnemer is gehouden om desgevraagd aan het Fonds al die gegevens te verstrekken, welke het ter uitvoering van het Pensioenreglement noodzakelijk acht.
2. Tevens is de Deelnemer verplicht aan het Fonds onmiddellijk kennis te geven van:
a. zijn huwelijk;
b. de ontbinding van zijn huwelijk;
c. het aangaan van een geregistreerd partnerschap;
d. het beëindigen van een geregistreerd partnerschap;
e. het aangaan van samenwoning;
f. het beëindigen van samenwoning.
Indien de ontbinding van het huwelijk een gevolg is van echtscheiding of ontbinding na scheiding van tafel en bed dient de Deelnemer een afschrift van inschrijving in de Registers van de Burgerlijke Stand in te zenden aan het Fonds.
3. Degenen, die aan het Pensioenreglement aanspraken kunnen ontlenen, zijn gehouden aan het Fonds op eerste verzoek de bewijsstukken over te leggen en de gegevens te verschaffen, die voor de uitvoering van de pensioenregeling nodig zijn.
4. Voorts is de Deelnemer verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek welke op basis van de Wet op de Medische Keuringen is geoorloofd te onderwerpen, indien dit door het Fonds, dan wel door in artikel 3 bedoelde Levensverzekeringsmaatschappij(en) wordt verlangd.
5. De gevolgen voor het niet nakomen van deze verplichtingen zijn voor risico van de Deelnemer of Gepensioneerde, onderscheidenlijk diens nagelaten betrekkingen.
Artikel 18. Aanpassing, herziening of beëindiging van de pensioenregeling
1. Het Fonds kan verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a. de technische voorzieningen en het minimaal eigen vermogen niet meer volledig door waarden zijn gedekt;
b. het Fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn de technische voorzieningen en het minimaal eigen vermogen door waarden te dekken zonder dat de belangen van (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de Werkgever onevenredig worden geschaad; en
c. alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet om uiterlijk binnen een jaar te voldoen aan artikel 131 PW.
2. Het Fonds informeert de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en de Werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van pensioenaanspraken en pensioenrechten.
3. Het Fonds behoudt zich het recht voor de in het Pensioenreglement neergelegde pensioenregeling te verlagen, te beperken of te beëindigen, indien;
a. de ouderdoms-, nabestaanden-, wezen en/of arbeidsongeschiktheidsuitkeringen van overheidswege zodanig worden gewijzigd of indien zodanig nieuwe overheidsvoorzieningen worden ingevoerd, dat een herziening of beëindiging van de pensioenregeling, gezien de opzet daarvan, naar zijn oordeel verantwoord is;
b. indien en voor zover een verplichtstelling tot deelname in een bedrijfstakpensioenfonds van toepassing wordt.
4. De vermindering bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst een maand nadat de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden, Werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
5. Het Fonds zal al hetgeen in verband staat met (mogelijke) wijzigingen van de aanspraken en de rechten van deelnemers, gewezen deelnemers, gepensioneerden en nagelaten betrekkingen op de in de Statuten voorgeschreven wijze ter kennis brengen van betrokkenen.
Artikel 19. Toeslagen op ingegane en uitgestelde pensioenen
1. Het Bestuur is bevoegd om toeslagen te verlenen op de ingegane en medeverzekerde pensioenen van gepensioneerden, nabestaanden van (gewezen) deelnemers alsmede op ingegane arbeidsongeschiktheidspensioenen, indien het Bestuur zulks wenselijk acht en indien en voor zover de middelen van het Fonds zulks naar de mening van het Bestuur toelaten. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken kan jaarlijks een toeslag verleend worden in de orde van de stijging van het prijsindexcijfer dat door het Centraal Bureau voor de Statistiek wordt gepubliceerd over de gezinsconsumptie (reeks consumentenprijsindex voor alle huishoudens) afgelezen voor de maand oktober van het jaar voorafgaand aan het jaar waarin de toeslagen eventueel worden verleend. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. De toekenning van een eventuele toeslag is voorwaardelijk; er is geen recht op een toeslag en het is ook voor de langere termijn
niet zeker of en in hoeverre een toeslag zal worden toegekend. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening worden geen gelden gereserveerd.
2. Een besluit als bedoeld in lid 1. zal op overeenkomstige wijze gelden voor de pensioenaanspraken van gewezen deelnemers - mede omvattende de pensioenaanspraken die bij echtscheiding of huwelijksontbinding zijn toegekend aan de gewezen Partner van de (Gewezen) Deelnemer rekening houdend met de wettelijke bepalingen.
Artikel 20. Voorregeling
1. Voor de Werknemer die behalve wat de minimum leeftijd betreft voldoet aan de vereisten voor opneming als Deelnemer op grond van het Pensioenreglement, wordt voor zover van toepassing nabestaandenpensioen en wezenpensioen verzekerd, een en ander als in het Pensioenreglement omschreven.
2. De bedragen van deze pensioenen zijn gelijk aan die welke zouden zijn verzekerd, indien de betrokkene reeds Deelnemer zou zijn; hierbij wordt de PGEL gelijkgesteld aan de jaargrondslag.
Het in het Pensioenreglement omtrent de verplichtingen van de Deelnemer bepaalde is van overeenkomstige toepassing. De verzekering van dit nabestaanden- en wezenpensioen wordt gefinancierd door periodieke betaling van een risicopremie.
3. De verzekering vervalt zonder recht op premievrije aanspraken of afkoopwaarde met ingang van het in het Pensioenreglement omschreven tijdstip van opneming als Deelnemer of met ingang van de datum waarop de dienstbetrekking met de Werkgever voordien eindigt anders dan door overlijden.
Artikel 20A Overgangsbepaling
1. Voor degenen die op 31 december 2006 Xxxxxxxxx waren aan de op dat moment geldende pensioenregeling worden de opbouwde pensioenaanspraken over het variabel inkomen tot en met 31 december 2006 premievrije pensioenaanspraken. Deze premievrije pensioenaanspraken worden gedurende het deelnemerschap jaarlijks per 1 januari aangepast aan de prijsstijging als omschreven in artikel 4 lid 9. Na beëindiging van het deelnemerschap is op deze premievrije pensioenaanspraken het bepaalde in artikel 19 van toepassing.
2. Voor degenen die op 31 december 2006 en 1 januari 2007 Deelnemer waren, worden voor de bepaling van het nabestaandenpensioen over de PGBP-NP als omschreven in artikel 7 lid 2, alleen de pensioenjaren vanaf 1 januari 2007 in aanmerking genomen.
Artikel 20B Afkoop, vervreemding en prijsgeven van pensioen
1. Kleine pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen worden afgekocht overeenkomstig lid 2, 3, 4 en 5 van dit artikel.
2. Afkoop klein ouderdomspensioen bij beëindiging deelneming
a. Het Fonds heeft het recht om op zijn vroegst twee jaar na beëindiging van de deelneming pensioenaanspraken van een Gewezen Deelnemer af te kopen, indien op basis van de tot het tijdstip van beëindiging opgebouwde aanspraak op ouderdomspensioen de uitkering van het ouderdomspensioen op jaarbasis op de reguliere ingangsdatum minder zal bedragen dan € 400 per jaar (niveau 1 januari 2007), tenzij de Gewezen Deelnemer het Fonds binnen twee jaar na beëindiging
van de deelneming heeft gemeld dat de Gewezen Deelnemer een procedure tot waardeoverdracht is gestart.
b. Indien de reguliere ingangsdatum van het ouderdomspensioen ligt voor het verstrijken van de in lid 2a genoemde termijn van twee jaar, heeft het Fonds het recht om bij de ingang van het ouderdomspensioen een aanspraak op ouderdomspensioen en eventuele andere aanspraken ten behoeve van de Gewezen Deelnemer of zijn Nabestaande(n) af te kopen, indien de uitkering van het ouderdomspensioen op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 400 per jaar (niveau 1 januari 2007).
c. Indien het Fonds gebruik maakt van het in lid 2a bedoelde recht informeert het de Gewezen Deelnemer over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na afloop van de periode van twee jaar na beëindiging van de deelneming en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
d. Indien het Fonds gebruik maakt van het in lid 2b bedoelde recht informeert het de Gepensioneerde over zijn besluit hieromtrent binnen zes maanden na de reguliere ingangsdatum van het pensioen en gaat over tot de uitbetaling van de afkoopwaarde binnen die termijn van zes maanden.
e. Het Fonds stelt de afkoopwaarde van de pensioenaanspraken ter beschikking aan de Gewezen Deelnemer dan wel de Gepensioneerde.
f. Het Fonds vergoedt het u-rendement als gepubliceerd door het Verbond van Verzekeraars over de periode tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde. Het te hanteren u-rendement is het u-rendement dat geldt in de maand waarin het besluit tot afkoop is genomen. De periode waarover het u- rendement wordt vergoed, wordt vastgesteld in gehele maanden, waarbij geldt dat een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
g. Het Fonds kan pensioenaanspraken en pensioenrechten binnen de in lid 2a en 2b bedoelde termijn of na de in lid 2c bedoelde termijn afkopen indien:
x. xx Xxxxxxx Deelnemer of Gepensioneerde daarmee instemt; en
b. de hoogte van het ouderdomspensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het in lid 2a en 2b bedoelde grensbedrag.
h. Het in lid 2a en 2b genoemde bedrag wordt jaarlijks herzien conform het bepaalde in artikel 66 lid 8 van de pensioenwet.
3. Afkoop klein nabestaandenpensioen bij ingang
a. Het Fonds heeft jegens de Partner het recht om een recht op nabestaandenpensioen en eventuele andere pensioenrechten ten behoeve van de Nabestaande(n) van dezelfde Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde af te kopen, indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan € 400 (niveau 1 januari 2007).
b. Indien het Fonds gebruik maakt van het in het lid 3a bedoelde recht informeert het de Partner hierover binnen zes maanden na de ingangsdatum en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de Partner.
c. Het Fonds kan na de in lid 3b bedoelde termijn afkopen indien:
a. de Partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het nabestaandenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het dan het in lid 3a genoemde grensbedrag.
d. Het Fonds vergoedt het u-rendement als gepubliceerd door het Verbond van Verzekeraars over de periode tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde. Het te hanteren u-rendement is het u-rendement dat geldt in de maand waarin het besluit tot afkoop is genomen. De periode waarover het u-rendement wordt vergoed, wordt vastgesteld in gehele maanden, waarbij geldt dat een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
e. Het in lid 3a genoemde bedrag wordt jaarlijks herzien conform het bepaalde in artikel 66 lid 8 van de pensioenwet.
4. Afkoop klein bijzonder nabestaandenpensioen bij scheiding
a. Het Fonds heeft jegens de gewezen Partner het recht om een aanspraak op bijzonder nabestaandenpensioen af te kopen indien de uitkering van het nabestaandenpensioen op jaarbasis op de ingangsdatum minder bedraagt dan
€ 400 (niveau 1 januari 2007).
b. Het Fonds dat gebruik maakt van het lid 4a. bedoelde recht informeert de gewezen Partner hierover binnen zes maanden na de melding van de scheiding en gaat binnen die termijn over tot uitbetaling van de afkoopwaarde aan de gewezen Partner.
c. Het Fonds kan na de in lid 4b bedoelde termijn afkopen indien:
a. de gewezen Partner daarmee instemt; en
b. indien de hoogte van het nabestaandenpensioen op jaarbasis per 1 januari van dat jaar lager is dan het dan het in lid 4a genoemde grensbedrag.
d. Het Fonds vergoedt het u-rendement als gepubliceerd door het Verbond van Verzekeraars over de periode tussen het besluit tot afkoop en de betaling van de afkoopwaarde. Het te hanteren u-rendement is het u-rendement dat geldt in de maand waarin het besluit tot afkoop is genomen. De periode waarover het u-rendement wordt vergoed, wordt vastgesteld in gehele maanden, waarbij geldt dat een gedeelte van een maand wordt verwaarloosd.
e. Het in lid 4a genoemde bedrag wordt jaarlijks herzien conform het bepaalde in artikel 66, lid 8 van de Pensioenwet.
6. De aanspraken ingevolge deze pensioenregeling kunnen niet worden afgekocht, vervreemd of prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Artikel 20C Fiscale maxima
1. Het jaarlijkse levenslange ouderdomspensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW- uitkering als bedoeld in artikel 18, lid 8 onder a van de Wet op de loonbelasting 1964 maximaal 100% van het laatst vastgestelde pensioengevend loon. Indien en voor zover dit maximum wordt overschreden als gevolg van het ingevolge artikel 5A gespaarde pensioenkapitaal, wordt het meerdere vervangen door een uitkering ineens aan de Gepensioneerde, na inhouding van belasting en premies volksverzekeringen.
2. Het jaarlijkse nabestaandenpensioen bedraagt, rekening houdend met de AOW-uitkering als bedoeld in artikel 18a, lid 8 onder b van de Wet op de loonbelasting 1964 maximaal 70% van het op het tijdstip van ingang vastgestelde pensioengevend loon dan wel bereikbare pensioengevend loon. Indien en voor zover dit maximum wordt overschreden als gevolg van het ingevolge artikel 5A gespaarde pensioenkapitaal, wordt het meerdere vervangen door een uitkering ineens aan de Partner, na inhouding van belasting en premies volksverzekeringen.
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt maximaal 14% (voor volle wezen 28%) van het op het tijdstip van ingang vastgestelde pensioengevend loon dan wel bereikbaar pensioengevend loon.
4. Het ouderdoms-, nabestaanden-, en wezenpensioen kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 18d, lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964 de hiervoor genoemde maxima overschrijden voor zover dit het gevolg is van:
a. aanpassing van de pensioenen aan de loon- of prijsontwikkeling;
b. variatie in de hoogte van de uitkeringen als gevolg van het fluctueren van het pensioen, waarbij de laagste uitkering niet minder bedraagt dan 75% van de hoogste uitkering en de mate van variatie uiterlijk op de pensioendatum wordt vastgesteld;
c. waardeoverdracht van pensioenaanspraken;
d. gehele of onderlinge ruil van ouderdoms-, nabestaanden-, en/of wezenpensioen.
5. Het verlies aan pensioen door ruil als bedoeld in het vorige lid onder d kan niet worden gecompenseerd. Het partner- en wezenpensioen kunnen na een zodanige ruil niet meer bedragen dan 70% respectievelijk 14% (28% voor volle wezen) van het pensioengevend loon.
6. Indien een (Gewezen) Deelnemer gedurende het deelnemerschap minder dan het normaal aantal arbeidsuren heeft gewerkt, worden de hiervoor omschreven maxima vastgesteld met inachtneming van de volgende uitgangspunten:
a. het laatst voor de Deelnemer vastgestelde pensioengevend loon wordt herleid tot een bij het volledig dienstverband behorend pensioengevend loon;
b. het desbetreffende maximum wordt berekend op basis van het onder a vastgestelde pensioengevend loon en vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor, waarbij de deeltijdfactor gelijk is aan het (gewogen gemiddelde) parttimepercentage.
Artikel 20D Glijclausule
Het Bestuur heeft het recht om namens de Werkgever deze pensioenregeling vóór het van kracht worden daarvan ter beoordeling van de fiscale toelaatbaarheid voor te leggen aan de bevoegde inspecteur en daarop desgewenst een voor beroep vatbare beschikking te vragen. Het Bestuur heeft de bevoegdheid om namens de Werkgever zich neer te leggen bij deze beschikking en deze pensioenregeling in overeenstemming te brengen met de voorwaarden van deze beschikking.
Artikel 21. Slotbepalingen
Het Pensioenreglement is op 20 april 2007 vastgesteld, is laatstelijk gewijzigd op 24 augustus 2007 en treedt in werking met ingang van 1 januari 2007.
BIJLAGE bij het pensioenreglement van Stichting Pensioenfonds Unisys Nederland VOORWAARDEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 1 BETREFFENDE SAMENWONEN
Er is sprake van Samenwonen in de zin van het reglement indien wordt voldaan aan alle volgende voorwaarden:
1. Xx Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en zijn of haar Partner dienen ongehuwd te zijn en geen wettelijk geregistreerd partnerschap te zijn aangegaan.
2. Tussen de Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en zijn of haar Partner bestaat geen bloed- of aanverwantschap in de rechte lijn.
3. a. Xx Xxxxxxxxx, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde en zijn of haar Partner wonen tenminste een half jaar samen en hebben hun samenwoning laten vastleggen door een notaris in een zogenoemde samenlevingsovereenkomst.
b. Zij hebben geen notarieel verleden samenlevingsovereenkomst, maar kunnen wel aantonen, door middel van uittreksels uit het bevolkingsregister van hun woongemeente, dat zij tenminste 5 jaar op hetzelfde adres wonen.
4. De begunstiging van de Partner voor het nabestaandenpensioen moet notarieel zijn vastgelegd.
5. De Deelnemer, Gewezen Deelnemer of Gepensioneerde is verplicht het Fonds jaarlijks te bevestigen dat de samenwoning - zoals aangemeld - onveranderd voortduurt.
De samenwoning wordt geacht onveranderd voort te duren bij verblijf van één van beide of beide partners in een ziekenhuis of een andere inrichting waarvoor de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten de verblijfskosten (gedeeltelijk) vergoedt, mits de samenlevings- overeenkomst, indien aanwezig, niet wordt beëindigd en in ieder geval de begunstiging van de Partner in stand blijft.