Reglement en Bijlagen CBF-Keur
Centraal Bureau Fondsenwerving
Reglement en Bijlagen CBF-Keur
Het CBF is ingeschreven in het register van de Raad voor Accreditatie onder
Inhoudsopgave
Reglement CBF-Keur
pagina
Voorwoord
Artikel 1: Definities 1
Artikel 2: Het CBF-Keur 2
Artikel 3: Voorwaarden voor toekenning 2
Artikel 4: Keurmerkcriteria 2
Artikel 5: Wijziging Keurmerkcriteria 9
Artikel 6: Jaarlijkse bijdrage 10
Artikel 7: Toetsingen en controles 10
Artikel 8: Geheimhouding 11
Artikel 9: Opzegging en niet-verlenging keurmerkovereenkomst
respectievelijk intrekking certificaat. 11
Artikel 10: Aanvraag tot erkenning 11
Artikel 11: Toetsing 12
Artikel 12: Kwalificaties na toetsing 13
Artikel 13: Beslissing 14
Artikel 14: Geschillen 14
Artikel 15: Kosten behandeling Beroep 15
Artikel 16: Klachten 15
Artikel 17: Toepasbaarheid voor toekenning van het CBF-Keur aan
kansspelbegunstigden 15
Artikel 18: Toepasbaarheid NEN-EN-ISO 9001:2000 norm voor toekenning
van het CBF-Keur 16
Bijlagen CBF-Keur
pagina
1. Xxxxxxx tot erkenning als keurmerkhouder 19
2. Checklist voor aan het CBF te zenden gegevens 20
3. Vragenlijst voor de aanvraag CBF-Keur (van kracht tot juli 2005) 21
3. Vragenlijst voor de aanvraag CBF-Keur (van kracht vanaf juli 2005) 25
4. Overeenkomst CBF-Keurmerkhouder 29
5. Reglement Commissie Keurmerk 34
6. Reglement College van Deskundigen 36
7. Reglement College van Beroep 38
8. Bestuur Centraal Bureau Fondsenwerving 40
9. Beschrijving gebruik Logo 41
10. Bijlage D Model toelichting op het resultaat verkopen en/of
gebruikte goederen 42
11. Model goedkeurende accountantsverklaring inzake de
goederenbeweging kleding van een serviceorganisatie 43
12 Verklaringen 44
Tarievenblad 45
Beschikbare publicaties CBF 46
Voorwoord
De centrale doelstelling van de stichting Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) is:
Te bevorderen dat in Nederland de werving en besteding van fondsen - hieronder mede begrepen gelden verkregen van kansspelvergunninghouders zoals bedoeld in de Wet op de kansspelen - door en voor charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen nut beogende rechtspersonen en de voorlichting die door hen in dat kader wordt afgegeven, op verantwoorde wijze plaatsvinden. Dit doet zij zowel in het belang van het publiek als in het belang van de erbij betrokken rechtspersonen.
Een van de middelen om dit doel te bereiken is het ontwikkelen van regels voor een betrouwbare en verantwoorde fondsenwerving, onder meer gericht op het verstrekken van een Keurmerk.
Onderzoek in 1991 en 1992 wees uit dat het publiek en de fondsenwervende wereld overwegend positief stonden ten opzichte van het instellen van een Keurmerk voor fondsenwervende instellingen. Het CBF achtte het van belang dat deze certificering zou plaats vinden onder auspiciën van de Raad voor Accreditatie. Deze Raad is een tripartiet samengestelde instelling (overheid, werkgevers, werknemers) die de controle voert over de invoering en toepassing van officiële keurmerken in Nederland. Het CBF heeft in verband hiermee een zogenoemd Kwaliteitshandboek opgesteld waarin alle interne regels en procedures zijn opgenomen waaraan het CBF zich dient te houden om te voldoen aan de voorwaarden van de Raad voor Accreditatie.
Het Reglement CBF-Keur, inclusief Bijlagen en het Kwaliteitshandboek vormen de grondslag waarop de Raad voor Accreditatie het CBF erkent als certificerende instantie. De Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen vormt een belangrijk onderdeel van het Reglement CBF-Keur. Deze is afzonderlijk te verkrijgen bij het CBF en maakt deel uit van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving van de Raad voor de Jaarverslaggeving.
In de Bijlagen bij het Reglement zijn de regels en procedures opgenomen die direct voor de aanvragers van het CBF-Keur van belang zijn.
De toekenning van het CBF-Keur is gemandateerd aan een commissie gevormd door drie leden van het bestuur van het CBF: de Commissie Keurmerk. Voor adviezen over alle zaken die betrekking hebben op de keurmerkverlening fungeert een College van Deskundigen. Voor bindende adviezen inzake geschillen tussen de Commissie Keurmerk en een Keurmerkhouder c.q. een aanvrager is een College van Beroep ingesteld.
Amsterdam, december 2002,
Namens het bestuur van het Centraal Bureau Fondsenwerving
Datum uitgifte mei 2003 Revisie nr. 10
Reglement CBF-Keur
Artikel 1 Definities
CBF
Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving.
CBF-Keur
Een door het CBF verleend Keurmerk.
Fondsenwervende instelling
Een naar Nederlands recht opgerichte stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die voor realisering van charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen nut beogende doelstellingen door middel van fondsenwerving een beroep doet op de publieke offervaardigheid.
Onder fondsenwerving wordt verstaan dat de aldus verkregen gelden vrijwillig zijn afgestaan, geen of geen evenredige tegenprestatie vormen voor geleverde goederen of diensten en dat er geen rechten voor zorg of hulp aan kunnen worden ontleend.
Kansspelbegunstigde
Een naar Nederlands recht opgerichte stichting of vereniging met volledige rechtsbevoegdheid die voor realisering van charitatieve, culturele, wetenschappelijke of andere het algemeen nut beogende doelstellingen gelden verkrijgt van een kansspelvergunninghouder zoals bedoeld in de Wet op de kansspelen en die niet tevens een Fondsenwervende instelling is (zie artikel 17).
Een kansspelbegunstigde die door middel van fondsenwerving een beroep doet op de publieke offervaardigheid wordt in het kader van dit reglement gezien als een fondsenwervende instelling.
Aanvrager
Een fondsenwervende instelling die een schriftelijk verzoek tot erkenning als Keurmerkhouder bij het CBF heeft ingediend.
Keurmerkcriteria
De voorwaarden genoemd in art. 4 van dit Reglement, waaraan moet zijn voldaan om voor erkenning als Keurmerkhouder in aanmerking te kunnen komen.
Keurmerkcertificaat
De door het CBF afgegeven schriftelijke verklaring dat wordt voldaan aan de Keurmerkcriteria en de overige voorwaarden voor erkenning als Keurmerkhouder.
Keurmerkovereenkomst
De overeenkomst gesloten tussen het CBF en de Keurmerkhouder, die recht geeft op het voeren van het CBF-Keur.
Keurmerkhouder
Een fondsenwervende instelling die het recht heeft om het CBF-Keur te voeren.
Artikel 2
Het CBF-Keur
a. Het CBF-Keur, zoals geregistreerd in het Benelux Merkenregister, nr. 675846, omvat een grafische afbeelding (logo) met een bijbehorend Keurmerkcertificaat.
b. De Keurmerkhouder is met inachtneming van de Keurmerkovereenkomst bevoegd het CBF-Keur logo als zodanig op schriftelijke en audiovisuele materialen te gebruiken.
Het recht wordt verleend voor de duur van de Keurmerkovereenkomst voor een periode van maximaal vijf jaar behoudens verlenging.
c. Bij het einde van de overeenkomst vervalt ieder recht op het voeren van het CBF- Keur. De Keurmerkhouder dient in dat geval het Keurmerkcertificaat terug te zenden aan het CBF.
d. Het gebruik van de bij het CBF-Keur behorende grafische afbeelding is onderworpen aan instructies van het CBF zoals vastgelegd in bijlage 9 bij dit Reglement.
e. Het CBF-Keur mag door de houder niet als eigen merk noch als onderdeel daarvan worden gebruikt.
Artikel 3
Voorwaarden voor toekenning van het CBF-Keur
a. Voor toekenning van het CBF-Keur komen in aanmerking fondsenwervende instellingen die minimaal 3 jaar als zodanig in Nederland actief zijn.
b. Voor toekenning van het CBF-Keur dient de Aanvrager te voldoen aan de Keurmerkcriteria en zich door ondertekening van de Keurmerkovereenkomst jegens het CBF te verbinden daaraan, alsmede aan de overige in de Keurmerkovereenkomst opgenomen bepalingen, te blijven voldoen.
c. De fondsenwervende instelling dient zich te onthouden van het voeren van een naam en beeldmerk welke afzonderlijk of in combinatie op het eerste gezicht bij het brede publiek tot verwarring leiden met naam en/of beeldmerk van reeds langer bestaande instellingen.
d. Door het verzoek tot toekenning van het CBF-Keur bij het CBF in te dienen, aanvaardt de Aanvrager de op de beoordeling van het verzoek van toepassing zijnde procedure zoals beschreven in dit Reglement.
Artikel 4 Keurmerkcriteria
Het bestuur van het CBF heeft besloten om voor de hierna cursief afgedrukte Keurmerkcriteria een overgangsregeling van kracht te laten zijn.
Vanaf juli 2005 worden ook de cursief afgedrukte Keurmerkcriteria meegenomen in de toetsingen en controles.
Lid 1 Het bestuur van de fondsenwervende instelling
Het bestuur bepaalt het beleid, stelt de financiële richtlijnen vast en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de dagelijkse leiding. Het bestuur dient aldus te zijn ingericht dat een onafhankelijke taakvervulling van het bestuur en zijn individuele leden is
gewaarborgd. Hierbij dienen de volgende bepalingen in acht te worden genomen.
Lid 1.A Het bestuur van de fondsenwervende instelling zonder toezichthoudend orgaan
a. Het bestuur bestaat uit ten minste vijf natuurlijke personen.
b. Voor het nemen van besluiten is vereist dat meer dan de helft van het aantal bestuursleden in persoon ter vergadering aanwezig is. Xxxxx bestuurslid heeft één stem.
c. Een bestuurder is slechts tezamen met één of meer andere bestuursleden bevoegd tot vertegenwoordiging van de instelling.
d. Binnen het bestuur mogen geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties bestaan.
x. Xx xxxxx van het bestuur ontvangen als zodanig geen bezoldiging, middellijk noch onmiddellijk. Een redelijke vergoeding voor de door hen ten behoeve van de instelling gemaakte kosten en door hen verrichte werkzaamheden wordt niet als bezoldiging aangemerkt.
Deze vergoedingen worden in de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.
f. De leden van het bestuur treden periodiek af. Benoemingen en eventuele herbenoemingen geschieden voor een periode van maximaal 5 jaar.
g. De leden van het bestuur van de fondsenwervende instelling mogen niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van:
- een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk geheel of gedeeltelijk afstaat;
- een entiteit waarmee de fondsenwervende instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht;
Met een entiteit zoals bedoeld in dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair – direct of indirect – met de fondsenwervende instelling is verbonden.
h. Het bepaalde in sub g geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair – direct of indirect – verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat:
- de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden;
- niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan uit de onder sub g van dit artikel genoemde personen.
De hier bedoelde bestuursleden mogen – buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur – de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen.
i. Het bepaalde in sub g en sub h geldt niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld in artikel 650.108 van de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen.
j. De hierboven onder sub a tot en met i opgenomen criteria dienen in de statuten van de fondsenwervende instelling tot uitdrukking te zijn gebracht.
Lid 1.B Het bestuur van de instelling met toezichthoudend orgaan
a. Tussen het bestuur en het toezichthoudend orgaan bestaat een verdeling van bevoegdheden betreffende de vaststelling van het algemene beleid en de financiële richtlijnen.
b. Het bestuur bestuurt de fondsenwervende instelling en heeft de eindverantwoordelijkheid voor de (dagelijkse) leiding en de uitvoering van haar programma’s en activiteiten.
c. Het bestuur dient te bestaan uit ten minste twee natuurlijke personen.
d. Xxxxx bestuurslid heeft één stem.
e. Een bestuurder is slechts tezamen met één of meer andere bestuursleden bevoegd tot vertegenwoordiging van de fondsenwervende instelling.
f. Binnen het bestuur mogen geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties bestaan.
g. De leden van het bestuur treden periodiek af. Benoemingen en eventuele herbenoemingen geschieden voor een periode van maximaal 5 jaar.
h. De leden van het bestuur van een fondsenwervende instelling mogen niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer van:
- een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk afstaat;
- een entiteit waarmee de fondsenwervende instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht;
Met een entiteit zoals bedoeld in dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair – direct of indirect – met de fondsenwervende instelling is verbonden.
i. Het bepaalde in sub h geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair – direct of indirect – verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat:
- de invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van het bestuur van de fondsenwervende instelling is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal bestuursleden;
- niet meer dan een derde van het aantal bestuursleden mag bestaan uit de onder letter h van dit artikel genoemde personen.
De hier bedoelde bestuursleden mogen – buiten vertegenwoordiging door deelname aan handelingen van het bestuur – de fondsenwervende instelling niet vertegenwoordigen.
j. Het bepaalde in sub h en sub i geldt niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld in artikel 650.108 van de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen.
k. Het toezichthoudend orgaan dient te bestaan uit ten minste drie natuurlijke personen.
l. Voor het nemen van besluiten is vereist dat meer dan de helft van het aantal leden van het toezichthoudend orgaan in persoon ter vergadering aanwezig is.
Ieder lid van het toezichthoudende orgaan heeft één stem.
m. Binnen het toezichthoudend orgaan en tussen de leden van het toezichthoudend orgaan en de leden van het bestuur, mogen geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties bestaan.
n. De leden van het toezichthoudend orgaan ontvangen als zodanig geen bezoldiging, middellijk noch onmiddellijk. Een redelijke vergoeding voor de door hen ten behoeve van de fondsenwervende instelling gemaakte kosten en door hen verrichte werkzaamheden wordt niet als bezoldiging aangemerkt. Deze vergoedingen worden
in de jaarrekening zichtbaar gemaakt en nader toegelicht.
o. De leden van het toezichthoudend orgaan treden periodiek af. Benoemingen en eventuele herbenoemingen geschieden voor een periode van maximaal 5 jaar.
p. De leden van het toezichthoudend orgaan van een fondsenwervende instelling mogen niet zijn bestuurder of werknemer van de fondsenwervende instelling. De leden van het toezichthoudend orgaan van een fondsenwervende instelling mogen voorts niet zijn bestuurder, oprichter, aandeelhouder, toezichthouder of werknemer:
- van een entiteit waaraan de fondsenwervende instelling de door haar ingezamelde gelden middellijk of onmiddellijk, geheel of gedeeltelijk afstaat;
- van een entiteit waarmee de fondsenwervende instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht;
Met een entiteit zoals bedoeld in dit lid wordt gelijkgesteld een rechtspersoon of entiteit die statutair – direct of indirect – met de fondsenwervende instelling is verbonden.
q. Sub p geldt niet ten aanzien van een entiteit of daaraan statutair – direct of indirect – verbonden entiteit waaraan de fondsenwervende instelling conform haar statutaire doelstelling gelden afstaat (ontvangende entiteit) met dien verstande dat invloed van een ontvangende entiteit op de benoeming en voordracht tot benoeming van leden van het toezichthoudend orgaan is toegestaan tot ten hoogste een derde van het aantal leden van het toezichthoudend orgaan van de fondsenwervende instelling. In aanvulling hierop geldt dat het toezichthoudend orgaan van de fondsenwervende instelling voor ten hoogste een derde bestaat uit leden afkomstig van een ontvangende entiteit.
r. Sub p en sub q gelden niet indien en voor zover ten aanzien van de fondsenwervende instelling en de bedoelde entiteit sprake is van consolidatie zoals bedoeld in artikel
650.108 van de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen.
s. De hierboven onder sub a tot en met r opgenomen criteria dienen in de statuten van de fondsenwervende instelling tot uitdrukking te zijn gebracht.
Lid 1.C Verstrengeling van belangen
Het bestuur en, indien van toepassing, het toezichthoudend orgaan, waakt tegen een verstrengeling van belangen tussen de fondsenwervende instelling en leden van haar bestuur en/of haar medewerkers en/of, indien van toepassing, de leden van het toezichthoudend orgaan, de leden van een adviesraad, en de leden van een wetenschappelijke raad. Ieder bestuurslid, lid van een toezichthoudend orgaan, lid van een adviesraad en lid van een wetenschappelijke raad dient in dit verband een verklaring als opgenomen in Bijlage 12 af te leggen en aan het CBF te doen toekomen.
a. In het geval dat zich een verstrengeling van belangen voordoet ten aanzien van een bestuurslid of toezichthouder, dient het desbetreffende lid dit te melden aan het bestuur of het toezichthoudende orgaan waarin hij of zij zitting heeft. Het desbetreffende lid dient zich voorts van de beraadslaging en besluitvorming terzake te onthouden. De aanwezigheid van het desbetreffende lid telt niet mee ter bepaling of het vereiste quorum voor besluitvorming is behaald.
b. Indien zich een verstrengeling van belangen voordoet tussen de fondsenwervende instelling en een of meer van haar bestuurders, kan de instelling slechts worden vertegenwoordigd indien en voor zover de statuten van de fondsenwervende instelling hierin voorzien. De bevoegdheid tot vertegenwoordiging mag niet worden toegekend aan degenen ten aanzien van wie de verstrengeling van belangen zich
voordoet.
c. Indien de fondsenwervende instelling een toezichthoudend orgaan heeft, dienen de statuten bij een verstrengeling van belangen tussen de instelling en een of meer van haar bestuursleden, de bevoegdheid tot vertegenwoordiging aan het toezichthoudende orgaan op te dragen. Indien zich ten aanzien van laatstgenoemd orgaan of een of meer van haar leden een verstrengeling van belangen voordoet, is de eerste zin van sub b van dit lid van overeenkomstige toepassing. Indien de fondsenwervende instelling de rechtsvorm heeft van een vereniging, kan de algemene vergadering te allen tijde een vertegenwoordiger aanwijzen, met voorbij gaan aan hetgeen in dit artikel is beschreven.
d. Een verstrengeling van belangen zoals bedoeld in de aanhef van dit artikel doet zich onder andere voor indien sprake is van het verrichten van op geld waardeerbare rechtshandelingen tussen i) de fondsenwervende instelling en de in de aanhef van dit artikel genoemde personen; ii) personen die een nauwe familie- of vergelijke relatie hebben met de in de aanhef van dit artikel genoemde personen; iii) rechtspersonen waarvan de hierboven onder i en ii genoemde personen bestuurslid, toezichthouder of aandeelhouder zijn.
e. De hierboven onder de letters a t/m d opgenomen criteria dienen in de statuten van de fondsenwervende instelling tot uitdrukking te zijn gebracht.
Lid 2 Beleid
a. In verband met de continuïteit van de activiteiten dient het bestuur een meerjarenbeleidsplan voor een periode van ten minste drie jaren met bijbehorende financiële meerjarenraming op te stellen.
Het meerjarenbeleidsplan bevat meetbare doelstellingen en een prioritering van deze doelstellingen. Ten behoeve van het maken van het meerjarenbeleidsplan is een omgevingsanalyse uitgevoerd. Hierbij is onder ander gekeken naar kansen en bedreigingen.
b. Het meerjarenbeleidsplan en de activiteiten van de fondsenwervende instelling dienen in overeenstemming te zijn met haar statutaire doelstelling.
c. Het bestuur dient de medewerkers van de fondsenwervende instelling bekend te maken met de hoofdlijnen van het meerjarenbeleidsplan.
d. Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan als bedoeld in lid 1.B van dit artikel, stelt voor het einde van het boekjaar een jaarplan en begroting vast voor het volgende jaar, waarin het beleid en financiële richtlijnen (wordt: de doelstellingen, programma’s, activiteiten en beoogde resultaten) duidelijk zijn beschreven.
e. Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan als bedoeld in lid 1.B van dit artikel, controleert (en evalueert) regelmatig aantoonbaar de uitvoering van het beleid (de realisatie van de doelstellingen, de programma’s (programma’s) en de activiteiten van de fondsenwervende instelling). Waar nodig wordt de uitvoering van het beleid bijgesteld.
f. Het bestuur, dan wel het toezichthoudend orgaan als bedoeld in lid 1.B van dit artikel, stelt vast dat de fondsenwervende instelling adequaat is ingericht en toegerust om het beleid uit te voeren.
Lid 3 Fondsenwerving, propaganda en (propaganda en) voorlichting (en communicatie)
a. De fondsenwervende instelling dient de externe communicatie op zodanige wijze te structureren dat de informatievoorziening een goed inzicht geeft in de doelstellingen van de organisatie en realisatie daarvan en dat de informatie goed toegankelijk is. Daarnaast dient de informatie vanuit verschillende invalshoeken (fondsenwerving, voorlichting en communicatie) consistent te zijn.
b. Bij fondsenwerving, propaganda en voorlichting dienen de identiteit, de doelstelling, de programma’s en de financiële behoeften van de fondsenwervende instelling duidelijk te zijn omschreven.
c. De fondsenwervende instelling dient zich bij de hierboven genoemde activiteiten en uitingen (wordt: externe communicatie) te onthouden van misleiding en van vergelijking met andere fondsenwervende instellingen.
d. De fondsenwervende activiteiten van de instelling zijn gericht op het verwerven van vrijwillige bijdragen en mogen niet intimiderend zijn.
e. De fondsenwervende instelling dient informatie omtrent de hierboven genoemde punten te allen tijde aan een ieder op verzoek beschikbaar te stellen.
f. De fondsenwervende instelling dient een procedure voor de ontvangst en behandeling van klachten te hebben. De hierop betrekking hebbende reglementering wordt door de fondsenwervende instelling aan elke belanghebbende die hierom verzoekt verstrekt. Van de binnengekomen klachten en de afwikkeling daarvan dient in een register aantekening te worden gemaakt.
g. De fondsenwervende instelling dient zorg te dragen voor een evenwichtige verdeling van de kosten voor fondsenwerving en die van de besteding aan de realisering van de doelstelling. De kosten voor de fondsenwerving uitgedrukt als percentage van de baten uit eigen fondsenwerving in enig jaar, bedragen over een periode van drie achtereenvolgende jaren gemiddeld niet meer dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving. De berekening van het in de vorige zin bedoelde gemiddelde percentage geldt vanaf het derde jaar van het bestaan van de fondsenwervende instelling.
h. Ten aanzien van een fondsenwervende instelling die in het vierde boekjaar na oprichting een verzoek als bedoeld in artikel 3 van dit Reglement indient, geldt in afwijking van het bepaalde onder letter g van dit artikellid, dat de kosten voor fondsenwerving in het derde boekjaar na oprichting niet meer mogen bedragen dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving. Voorts dient uit de vastgestelde begroting voor het boekjaar waarin het verzoek geschiedt, te blijken dat de kosten voor fondsenwerving in dat jaar niet meer zullen bedragen dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving. Bij toekenning van het CBF-Keur dient de hier bedoelde fondsenwervende instelling in het vijfde boekjaar na oprichting te voldoen aan hetgeen hieronder onder letter i is opgenomen en in het zesde boekjaar na oprichting aan hetgeen is bepaald onder letter g van dit artikellid.
i. Ten aanzien van een fondsenwervende instelling die in het vijfde boekjaar na oprichting een verzoek als bedoeld in artikel 3 van dit Reglement indient, geldt in afwijking van het bepaalde onder letter g van dit artikellid, dat de kosten voor fondsenwerving uitgedrukt als percentage van de baten uit eigen fondsenwerving, in het derde en vierde jaar van haar bestaan gemiddeld niet meer mogen bedragen dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving in die jaren. Voorts dient uit de vastgestelde begroting voor het boekjaar waarin de aanvraag geschiedt, te blijken dat de kosten voor fondsenwerving in dat jaar niet meer zullen bedragen dan 25% van de baten uit eigen fondsenwerving. Bij toekenning van het CBF-Keur dient de hier
bedoelde fondsenwervende instelling in het zesde boekjaar na oprichting te voldoen aan hetgeen is bepaald onder letter g van dit artikellid.
j. Waar wordt gesproken over een boekjaar wordt bedoeld het volledig boekjaar.
Lid 4 Besteding van de middelen
a. Ten aanzien van de besteding van middelen (inclusief financieringen en overdracht van middelen) dienen de verantwoordelijkheden duidelijk te zijn beschreven.
b. Besteding van de middelen dient overeenkomstig de begroting plaats te vinden. Van de begroting afwijkende bestedingen dienen te worden gedekt door een daartoe strekkend bestuursbesluit.
c. Middelen waaraan door de aard van een actie of door derden een beperktere bestedingsmogelijkheid is gegeven, dienen binnen een periode van drie jaren te worden besteed aan de doelstelling. Afwijkingen hiervan worden gedekt door een daartoe strekkend bestuursbesluit.
d. Bij de bestedingen van de middelen dienen jaarlijks per bestedingscategorie de kansen en bedreigingen vooraf te worden beoordeeld.
e. De voortgang van bestedingen aan de doelstelling dient aantoonbaar te worden gevolgd en gerapporteerd.
f. De bestedingen aan de doelstelling dienen aantoonbaar te worden geëvalueerd en gerapporteerd op project-, programma- en organisatieniveau.
g. De resultaten van de voortgangsbewaking en van het evalueren dienen meegenomen te worden bij het opstellen van een nieuwe beleidscyclus (meerjaren beleidsplan en meerjarenraming, begroting en bijbehorende activiteitenplan).
h. De fondsenwervende instelling dient zorg te dragen voor een evenwichtige verdeling van de uitvoeringskosten en die van de besteding aan de realisering van de doelstelling. De fondsenwervende instelling stelt een norm vast voor de hoogte van de uitvoeringskosten.
i. Een eventueel batig saldo na liquidatie en vereffening van de fondsenwervende instelling dient krachtens haar statuten te worden besteed overeenkomstig haar doel, dan wel dient te worden overgedragen aan een andere door de Inspecteur Registratie en Successie als algemeen nut beogend erkende instelling.
In geval van een juridische fusie of splitsing van de fondsenwervende instelling moet uit haar statuten blijken dat het vermogen dat de fondsenwervende instelling bij de fusie of splitsing geeft alsmede de vruchten daarvan, slechts met toestemming van de rechter anders mogen worden besteed dan vóór de fusie of splitsing was voorgeschreven.
Lid 5 Verslaggeving
a. De jaarverslaggeving dient te zijn ingericht overeenkomstig de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’, waarbij de elementen beleid, communicatie, waarborging van de kwaliteit van de organisatie en besteding van de middelen in relatie tot de doelstellingen duidelijk in het bestuursverslag tot uiting worden gebracht.
Eventuele wijzigingen in de genoemde Richtlijn hebben voor toepassing op dit Reglement CBF-Keur geen rechtskracht dan nadat en voor zover hiertoe worden vastgesteld door het bestuur van het CBF na advies van het College van Deskundigen is besloten.Voor het overige is artikel 5 van dit Reglement van
overeenkomstige toepassing.
b. De jaarrekening dient te zijn voorzien van een goedkeurende accountantsverklaring.
c. De jaarverslaggeving zoals omschreven in de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’ is openbaar en dient binnen 9 maanden na afloop van het boekjaar, desgewenst tegen betaling van de kosten voor reproductie, voor geïnteresseerden beschikbaar te worden gesteld.
Lid 6 Aanvullende eisen met betrekking tot het inzamelen van bruikbare kleding
a. De jaarrekening dient te zijn voorzien van een overzicht goederenbeweging overeenkomstig “Bijlage D Model toelichting op het resultaat verkopen en/of gebruikte goederen” (zie bijlage 10).
b. De accountant dient expliciet te verklaren dat het overzicht goederenbeweging juist en volledig is weergegeven.
c. Indien de inzameling van gebruikte kleding op contractbasis is uitbesteed, dient de accountant van de opdrachtgever te verklaren dat de door de accountant gewaarmerkte opgave van het aantal ingezamelde kilogrammen gecontroleerd is en van oordeel is dat de goederenbeweging juist en volledig is weergegeven (zie bijlage 11).
d. De voortschrijdende gemiddelde netto-opbrengstprijs per verkochte kilogram over de afgelopen drie jaren dient minimaal 25% van de voortschrijdende gemiddelde marktprijs per kilogram over de afgelopen drie jaar te zijn. Voor het bepalen van de marktprijs per kilogram wordt uitgegaan van de gemiddelde bruto-opbrengstprijs per kilo gebruikte kleding van de fondsenwervende instellingen die zelf de gebruikte kleding inzamelen door middel van het haal- en brengsysteem. In de jaarlijkse CBF- uitgave “Mededelingen Kledinginzamelingen” is een overzicht opgenomen van de bruto-opbrengstprijs, kosten en netto-opbrengstprijs over de afgelopen vijf jaar.
Artikel 5
Wijziging Keurmerkcriteria
a. Indien de Keurmerkcriteria door het CBF worden gewijzigd, stelt het CBF de Keurmerkhouders hiervan onverwijld schriftelijk in kennis.
b. Wijzigingen van de Keurmerkcriteria verkrijgen jegens de Keurmerkhouder eerst rechtskracht nadat de Keurmerkhouder binnen drie maanden nadat hij van de wijziging in kennis is gesteld, aan het CBF schriftelijk heeft bericht de wijzigingen te aanvaarden. Tenzij de Keurmerkhouder binnen de in de vorige zin genoemde termijn schriftelijk heeft aangegeven de wijzigingen niet te aanvaarden, wordt hij geacht de wijzigingen te hebben aanvaard.
c. Indien de Keurmerkhouder de wijziging van de Keurmerkcriteria heeft aanvaard, geldt voor het bindend worden van de wijziging een overgangstermijn van ten minste 6 maanden na de kennisgeving als bedoeld onder sub a.
d. Het CBF deelt aan de Keurmerkhouder mee of in verband met de wijziging van de Keurmerkcriteria een aanvullende toetsing nodig is. De kosten van deze toetsing komen voor rekening van het CBF. De artikelen 11, 12, en 13 van dit Reglement zijn op deze toetsing zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing. Is de uitkomst van deze toetsing negatief dan is het hierna onder sub e gestelde van overeenkomstige toepassing.
e. Indien de Keurmerkhouder met de wijziging van de Keurmerkcriteria niet akkoord gaat, dan blijven jegens deze Keurmerkhouder gedurende de termijn waarvoor het recht op het voeren van het CBF-Keur is toegekend, de Keurmerkcriteria zoals die luidden vóór de wijziging van kracht met dien verstande dat na afloop van deze termijn door de Keurmerkhouder opnieuw CBF-Keur dient te worden aangevraagd.
Artikel 6 Jaarlijkse bijdrage
a. Voor het recht op het voeren van het CBF-Keur is de Keurmerkhouder jaarlijks een bijdrage verschuldigd, zoals in de Keurmerkovereenkomst is vastgelegd.
b. De kosten van de toetsingen en controles zoals bedoeld in artikel 5 en artikel 7 sub b van dit Reglement zijn bij deze bijdrage inbegrepen. De kosten van toetsingen en controles zoals bedoeld in artikel 7 sub c en e van dit Reglement zijn niet bij de hier bedoelde bijdrage inbegrepen en komen voor rekening van de Keurmerkhouder.
De kosten worden door het CBF vastgesteld en zijn opgenomen in het inlegvel Reglement CBF-Keur ‘Tarievenblad’.
c. De bijdrage bedoeld in dit artikel is ook bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voor het lopende jaar in zijn geheel verschuldigd.
Artikel 7
Toetsingen en controles
a. Indien zich bij de Keurmerkhouder in verband met de Keurmerkcriteria relevante wijzigingen voordoen dienen deze binnen een maand schriftelijk ter kennis van het CBF te worden gebracht. Als relevante wijzigingen gelden in ieder geval wijzigingen die zich voordoen in de gegevens als bedoeld in art. 10 sub b, nummers 1 tot en met 5 van dit Reglement.
b. Het CBF heeft gedurende de looptijd van de Keurmerkovereenkomst het recht te controleren of de Keurmerkhouder aan zijn verplichtingen voortvloeiend uit en verband houdend met de Keurmerkovereenkomst voldoet.
De Keurmerk-houder verleent daarbij alle medewerking en verschaft het CBF de daartoe benodigde informatie.
c. Naar aanleiding van een melding als bedoeld in sub a of de resultaten van een controle als bedoeld in sub b van dit artikel kan gedurende de looptijd van de overeenkomst een toetsing plaatsvinden door het CBF of de Keurmerkhouder nog aan de Keurmerkcriteria voldoet.
d. Valt de toetsing als bedoeld in sub c van dit artikel negatief uit dan kan dit leiden tot een opzegging van de Keurmerkovereenkomst door het CBF dan wel het opleggen van verplichtingen zoals genoemd in artikel 12 van dit Reglement aan de Keurmerkhouder.
e. Uiterlijk zes maanden voor de afloop van de termijn waarvoor de Keurmerkovereenkomst is aangegaan toetst het CBF of de Keurmerkhouder nog aan de Keurmerkcriteria voldoet, tenzij de Keurmerkhouder heeft aangegeven op verlenging van de Keurmerkovereenkomst geen prijs te stellen.
De toetsing geschiedt volgens dezelfde procedure als voor de eerste toetsing met dien verstande dat rekening wordt gehouden met de resultaten van controles als bedoeld onder sub b van dit artikel. In geval van een positief resultaat wordt de Keurmerkovereenkomst verlengd voor een periode van maximaal vijf jaar.
f. Indien een toetsing als bedoeld onder sub e van dit artikel tot een negatief resultaat leidt, wordt de Keurmerkovereenkomst niet verlengd.
g. Op de toetsing genoemd onder de letters c en e van dit artikel zijn de artikelen 11, 12, en 13 van dit Reglement zoveel mogelijk van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8 Geheimhouding
Het CBF - daaronder mede begrepen zijn directeur, medewerkers van het bureau, externe deskundigen en de leden van de Commissie Keurmerk, de leden van het College van Beroep en de leden van het College van Deskundigen - is verplicht tot geheimhouding van alle gegevens die door de Keurmerkhouder of de Aanvrager aan het CBF ter beschikking zijn gesteld. Deze verplichting geldt niet voor gegevens die duiden op door de Aanvrager of Keurmerkhouder begane strafbare feiten, of gegevens die een openbaar karakter hebben, zoals de statuten, dan wel gegevens die de Keurmerkhouder krachtens dit reglement aan derden ter beschikking dient te stellen.
Artikel 9
Opzegging en/of niet verlenging van de Keurmerkovereenkomst en intrekking van het Keurmerk-certificaat.
a. Indien de Keurmerkhouder niet aan zijn ingevolge dit Reglement op hem rustende verplichtingen voldoet dan wel het hem verleende recht op het voeren van het CBF Keur misbruikt, kan het CBF het Keurmerkcertificaat onmiddellijk intrekken en de Keurmerkovereenkomst met onmiddellijke ingang opzeggen zoals geregeld in art. 4 van de Keurmerkovereenkomst. Aan het onmiddellijk beëindigen van het recht kan het CBF ook buiten zijn eigen publiciteitsorganen bekendheid geven. De kosten daarvan komen voor rekening van de fondsenwervende instelling.
b. In het onder sub a van dit artikel bedoelde geval stelt het CBF de Keurmerkhouder onverwijld schriftelijk in kennis van de intrekking van het Keurmerkcertificaat en de opzegging van de Keurmerkovereenkomst. Na ontvangst van deze kennisgeving verbeurt de Keurmerkhouder een aan het CBF te betalen boete van € 450,-- voor iedere keer dat hij handelt in strijd met zijn verplichtingen onverminderd zijn gehoudenheid de geleden schade te vergoeden.
c. Terzake van de schriftelijke kennisgeving bedoeld in het vorige lid van dit artikel, is artikel 14 van dit reglement van overeenkomstige toepassing.
Artikel 10
Aanvraag tot erkenning
a. Binnen twee weken na ontvangst van een schriftelijk verzoek tot erkenning bevestigt het CBF de Aanvrager de ontvangst.
b. De Aanvrager dient in het kader van zijn verzoek tot erkenning de volgende gegevens over te leggen:
1. gewaarmerkte statuten en huishoudelijk reglement;
2. recent uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken;
3. afschrift van de beschikking houdende rangschikking als instelling, art. 24 lid 4 van de Successiewet 1956, indien de instelling als zodanig is gerangschikt;
4. verklaring van elk van de bestuursleden en, indien van toepassing, van de leden van het toezichthoudend orgaan, van de leden van een adviesraad en van de leden van een wetenschappelijke raad zoals opgenomen in bijlage 12 van dit Reglement;
5. interne richtlijn inzake bezoldiging en andere vergoedingen aan bestuursleden en, indien van toepassing, leden van het toezichthoudend orgaan, leden van een wetenschappelijke raad, en/of leden van een adviesraad;
6. richtlijn of beschrijving op welke wijze het bestuur waakt en optreedt tegen verstrengeling van belangen tussen die van de rechtspersoon en bestuursleden en/of medewerkers;
7. rooster van aftreden van de bestuursleden en indien van toepassing de leden van het toezichthoudend orgaan;
8. meerjarenbeleidsplan met bijbehorende meerjarenraming;
9. begroting inclusief een bestedingsplan;
10. propaganda- en voorlichtingsmateriaal;
11. klachtenprocedure;
12. relevante bestuursbesluiten in het kader van dit reglement;
13. jaarverslag en jaarrekening (inclusief accountantsverklaring) van de afgelopen drie jaar;
14. kopie van de notulen van bestuursvergaderingen van het afgelopen jaar (met uitzondering van persoonsgebonden gegevens).
c. Het CBF zendt de Aanvrager een nota ter dekking van de beoordelingskosten.
d. Zodra de gegevens zijn verstrekt en het gedeclareerde bedrag is betaald, zendt het CBF daarvan een bevestiging aan de Aanvrager en doet het CBF van de aanvraag melding in de Staatscourant en wordt de aanvraag bekend gemaakt via de door het CBF daartoe bestemde publicatiemedia.
Artikel 11 Toetsing
a. Het CBF kan tijdens de toetsing zo nodig mondeling of schriftelijk nadere gegevens van de Aanvrager of van derden verlangen en is gerechtigd inlichtingen in te winnen omtrent de Aanvrager en degenen die zijn beleid (mede) bepalen.
b. Het CBF houdt een klachtenregister bij. Binnengekomen klachten over de instelling worden in de toetsing meegenomen.
c. De toetsing vindt plaats op het bureau van het CBF aan de hand van de ter beschikking gestelde gegevens door daartoe gekwalificeerde en aangewezen medewerkers van het CBF in een daartoe aan de Aanvrager bekend gemaakte tijdspanne, die eindigt uiterlijk zes maanden na de dag van verzending van de bevestiging als bedoeld in artikel 10 sub d van dit Reglement.
d. Het resultaat van de toetsing wordt met de Aanvrager besproken.
Hiervan wordt een verslag gemaakt en een daarbij horende actiepuntenlijst. Het resultaat van de toetsing, de reactie van de Aanvrager en het conceptadvies aan de Commissie Keurmerk, alsmede overige relevante feiten worden in een toetsingsrapport vastgelegd en aan de directeur van het CBF ter vaststelling voorgelegd.
e. Na vaststelling verstrekt de directeur het toetsingsrapport aan de Aanvrager, waarbij de Aanvrager in de gelegenheid wordt gesteld binnen vier weken na dagtekening
schriftelijk zijn mening kenbaar te maken.
f. Na afloop van de termijn als bedoeld in sub e van dit artikel worden de volgende stukken aan de Commissie Keurmerk voorgelegd ter beslissing op het verzoek tot erkenning van Xxxxxxxxx als Keurmerkhouder dan wel op het verzoek tot voortzetting daarvan:
- toetsingsrapport;
- eventuele schriftelijke reactie Aanvrager;
- eventueel ontvangen bezwaren van derden tegen verlening van een Keurmerk aan Xxxxxxxxx;
- het advies van de directeur van het CBF.
g. De in sub f bedoelde stukken tezamen vormen het eindrapport. De Aanvrager wordt op de hoogte gesteld van de vermoedelijke datum van de beslissing van de Commissie Keurmerk die over de erkenning beslist.
h. Door het CBF opgestelde toetsingsrapporten of delen daarvan mogen door de Keurmerkhouder slechts na schriftelijke toestemming van het CBF openbaar worden gemaakt. Het CBF kan aan deze toestemming voorwaarden verbinden.
Artikel 12
Kwalificaties na toetsing
Het advies van de directeur van het CBF bedoeld in sub f van artikel 11 van dit Reglement kan, indien de Aanvrager niet aan alle Keurmerkcriteria voldoet, ten aanzien hiervan een of meer opmerkingen bevatten en/of corrigerende maatregelen aanbevelen, en wel in die zin dat:
a. onverwijld corrigerende maatregelen noodzakelijk zijn, indien de afwijkingen van de Keurmerkcriteria zodanig ernstig zijn dat de Aanvrager binnen 4 weken na ondertekening van de Keurmerkovereenkomst dan wel binnen 4 weken na dagtekening van een daartoe strekkende brief van de directeur van het CBF, de daarin vermelde corrigerende maatregelen dient te hebben getroffen en ter toetsing door het CBF zijn ontvangen;
b. corrigerende maatregelen binnen 3 maanden noodzakelijk zijn, indien de afwijkingen van de Keurmerkcriteria zodanig zijn dat de Aanvrager binnen 3 maanden na ondertekening van de Keurmerkovereenkomst dan wel binnen 3 maanden na dagtekening van een daartoe strekkende brief van de directeur van het CBF, de daarin vermelde corrigerende maatregelen dient te hebben getroffen en ter toetsing door het CBF zijn ontvangen. Indien de Aanvrager in gebreke blijft aan bovenstaande te voldoen, is sub a van dit artikel van overeenkomstige toepassing;
c. corrigerende maatregelen binnen 1 jaar noodzakelijk zijn, indien de afwijkingen van de Keurmerkcriteria zodanig zijn dat de Aanvrager binnen 1 jaar na ondertekening van de Keurmerkovereenkomst dan wel binnen 1 jaar na dagtekening van een daartoe strekkende brief van de directeur van het CBF, de daarin vermelde corrigerende maatregelen dient te hebben getroffen en ter toetsing door het CBF zijn ontvangen. Indien de Aanvrager in gebreke blijft aan bovenstaande te voldoen, is sub b van dit artikel van overeenkomstige toepassing;
d. opmerkingen kunnen worden geplaatst indien de afwijkingen van de Keurmerkcriteria zodanig zijn dat zij bij de eerstvolgende vaststelling van het jaarverslag dienen te zijn gecorrigeerd. Indien de Aanvrager in gebreke blijft aan bovenstaande te voldoen, is sub c van dit artikel van overeenkomstige toepassing.
Artikel 13 Beslissing
a. De Commissie Keurmerk komt voor beslissingen tot erkenning ten minste tweemaal per jaar bijeen. Erkenningen kunnen ingaan per 1 januari en 1 juli van een jaar.
b. De Commissie Keurmerk neemt een besluit binnen twee maanden na ontvangst van het in art. 11 bedoelde eindrapport. Deze termijn kan onder opgaaf van redenen met maximaal een maand worden verlengd.
c. Indien tot erkenning wordt besloten wordt dit binnen twee weken na de beslissing als bedoeld in sub b schriftelijk aan de Aanvrager medegedeeld onder aanbieding van de Keurmerkovereenkomst. Indien is besloten tot erkenning onder een of meer van de kwalificaties genoemd in artikel 12, kan de Aanvrager hiertegen een beroepsschrift indienen als bedoeld in artikel 14 van dit Reglement. Na ondertekening van de Keurmerkovereenkomst verstrekt het CBF aan de Keurmerk- houder een Keurmerkcertificaat, geldig voor de duur van vijf jaar, ingaande op de overeengekomen erkenningsdatum.
d. Indien wordt besloten dat de Aanvrager niet voor erkenning in aanmerking komt, wordt dit binnen twee weken na de beslissing als bedoeld onder sub b schriftelijk aan de Aanvrager medegedeeld met vermelding van de redenen die tot deze beslissing hebben geleid.
e. De Aanvrager kan tegen het besluit als bedoeld onder sub d een beroepsschrift indienen als bedoeld in artikel 14 van dit Reglement.
f. Indien een verzoek is afgewezen, dan wel de behandeling op verzoek van de Aanvrager tussentijds is beëindigd, zal het CBF een nieuw verzoek slechts in behandeling nemen, nadat de Aanvrager heeft aangetoond dat op die punten, waarop het eerdere verzoek is afgewezen, afdoende maatregelen tot verbetering zijn genomen, dan wel dat de redenen op grond waarvan de behandeling tussentijds is beëindigd, hebben opgehouden te bestaan. Tussen de afhandeling van een verzoek en het indienen van een nieuw verzoek dient ten minste één jaar te zijn verstreken.
Artikel 14 Geschillen
a. Indien een Aanvrager dan wel Keurmerkhouder bezwaar heeft tegen een beslissing van het CBF kan een beroepsschrift worden ingediend bij de directeur van het CBF binnen 6 weken na verzending van die beslissing.
b. Het beroepsschrift dient gemotiveerd te zijn. Indien een ongemotiveerd beroepsschrift wordt ingediend, stelt de directeur de indiener van het beroepsschrift in de gelegenheid binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van het beroepsschrift alsnog de gronden van het beroep schriftelijk aan te geven bij gebreke waarvan het beroepsschrift buiten behandeling wordt gelaten.
c. Op geschillen tussen het CBF en Aanvrager dan wel Keurmerkhouder wordt bij wege van bindend advies beslist door het College van Beroep.
d. Op schriftelijk verzoek van partijen bij het geschil kan het bestuur van het CBF de samenstelling van het College van Beroep wijzigen voor de behandeling van het geschil.
Artikel 15
Kosten behandeling Beroep
a. Bij indiening van het beroepsschrift moet € 450 aan het CBF worden voldaan ter verrekening met eventueel door de indiener van het beroepsschrift verschuldigde kosten met betrekking tot de behandeling van het beroep.
Na de uitspraak van het College van Beroep vindt verrekening plaats.
b. Bij niet-betaling van het voorschot stelt de directeur de indiener van het beroepsschrift schriftelijk in de gelegenheid alsnog binnen 8 dagen na indiening van het beroepsschrift het voorschot te voldoen, bij gebreke waarvan het beroep buiten behandeling wordt gelaten.
Artikel 16 Klachten
a. Een ieder is bevoegd tot het indienen van klachten die met het Keurmerk verband houden. Klachten betreffende de Keurmerkcriteria kunnen slechts door Keurmerkhouders worden ingediend. Klachten dienen schriftelijk en gemotiveerd bij de Commissie Keurmerk te worden ingediend.
b. Indien door derden een klacht wordt ingediend tegen een Keurmerkhouder, verstaat de Commissie Xxxxxxxx zich eerst met de Keurmerkhouder ten einde te trachten tot een minnelijke oplossing te komen.
c. Indien geen minnelijke oplossing tot stand komt, beslist de Commissie niet dan nadat zij de klager in de gelegenheid heeft gesteld om op een door de Commissie Keurmerk te bepalen dag op het commentaar van de desbetreffende Keurmerkhouder te reageren.
d. De Commissie Keurmerk beslist binnen 30 dagen na de onder sub c bedoelde hoorzitting.
e. Indien de klacht de Keurmerkcriteria betreft, stelt de Commissie Keurmerk de klacht voor advies in handen van het College van Deskundigen. Het College van Deskundigen brengt binnen vier maanden na ontvangst van de klacht advies uit aan de Commissie Keurmerk. De Commissie Keurmerk beslist op de klacht binnen 30 dagen na de ontvangst van het advies.
Artikel 17
Toepasbaarheid voor toekenning van het CBF-Keur aan kansspelbegunstigden
De bepalingen van dit reglement zijn van overeenkomstige toepassing voor de toekenning van het CBF-Keur aan kansspelbegunstigden, met dien verstande dat
a. Volgende artikelen van dit reglement niet van toepassing zijn;
- artikel 3 lid a (minimaal 3 jaar als zodanig in Nederland actief):
- artikel 4 lid 3 sub d en g t/m i (fondsenwervende activiteiten en kostenpercentage);
- artikel 4 lid 4 sub c (bestemde giften).
b. In afwijking van artikel 4 lid 5 sub a de jaarverslaggeving niet geheel overeenkomstig de Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen (Richtlijn FW) ingericht hoeft te worden. De jaarverslaggeving van kansspelbegunstigden dient
te zijn ingericht overeenkomstig de Richtlijn, specifieke wet- en regelgeving of subsidievoorschriften die direct voor de betreffende organisatie van toepassing is. De jaarverslaggeving van een kansspelbegunstigde dient daarnaast aan ten minste de volgende inzichtvereisten van de ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’ te voldoen:
- opname van geconsolideerde cijfers indien sprake is van een verslaggevende eenheid, overeenkomstig alinea’s 108 t/m 112 van Richtlijn FW, en een toelichting van de verslaggevende eenheid (alinea’s 202 en 203 van Richtlijn FW);
- opname van bestuursverslag en jaarrekening (alinea 201 van Richtlijn FW);
- opname van het bestuursverslag overeenkomstig de voorschriften van xxxxxx’x 204 t/m 211 van Richtlijn FW);
- opname van begrotingscijfers van het verslagjaar en een analyse van de verschillen ‘rekening versus begroting’, tenzij de aard van de werkzaamheden van de organisatie dat onmogelijk maakt (alinea 217 van Richtlijn FW);
- het verkort jaarverslag dient inhoudelijk niet af te wijken van het officiële jaarverslag (alinea 218 van Richtlijn FW) en dient overeenkomstig de vereisten van alinea 219 van Richtlijn FW ingericht te zijn;
- in de toelichting dient het eigen vermogen zodanig te worden gepresenteerd dat daaruit blijkt welk gedeelte vrij besteedbaar is, overeenkomstig de alinea’s 329 t/m 331 van Richtlijn FW en welk gedeelte op enigerlei wijze is vastgelegd, overeenkomstig de alinea’s 333 t/m 337 van Richtlijn FW (bestemmingsfonds), de alinea’s 338 en 339 van Richtlijn FW (fonds activa doelstelling) en alinea 441 van Richtlijn FW (fonds activa bedrijfsvoering);
- opname van een functionele indeling van de staat van baten en lasten en een categoriale specificatie van de kosten eigen organisatie (alinea’s 421 en 422 van Richtlijn FW);
- opname van de bezoldiging van bestuurders en toezichthouders overeenkomstig alinea’s 430 en 431 van Richtlijn FW.
c. In aanvulling op artikel 4 lid 5 sub b dient in de accountantsverklaring opgenomen te worden welke Richtlijn, specifieke wet- en regelgeving of subsidievoorschriften bij het opstellen van de jaarverslaggeving zijn gevolgd en of is voldaan aan de hierboven onder b. genoemde inzichtvereisten van ‘Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen’.
Artikel 18
Toepasbaarheid NEN-EN-ISO 9001:2000 norm voor toekenning van het CBF-Keur
Bij de toetsing van fondsenwervende instellingen die het ISO-9001 certificaat bezitten kan gebruik worden gemaakt van de auditresultaten van de toetsende instantie die de ISO-norm toetst. Onder de volgende voorwaarden worden deze auditresultaten met betrekking tot de in artikel 4 opgenomen Keurmerkcriteria lid 2 Beleid sub a t/m f, lid 3 Fondsenwerving, propaganda en voorlichting sub f en lid 4 Besteding van middelen sub a, e, f en g in de toetsing betrokken:
a. In het ISO-kwaliteitshandboek dienen expliciet de Keurmerkcriteria lid 2 Beleid sub a t/m f, lid 3 Fondsenwerving, propaganda en voorlichting sub f en lid 4 Besteding van de middelen sub a, e, f en g opgenomen te zijn.
b. De toetsing inzake het beleid dient betrekking te hebben op het totale bedrijfsbeleid en niet alleen op het kwaliteitsbeleid.
c. De toetsende instantie die de ISO-audit uitvoert dient schriftelijk te verklaren expliciet aandacht besteed te hebben aan de in sub a van dit artikel genoemde Keurmerkcriteria.
d. Gedurende de geldigheidsduur (thans 3 jaar) van het ISO-9001 certificaat dient een auditrapport (inclusief beantwoording van de in bijlage 3 van dit Reglement opgenomen vragen met betrekking tot onderdeel beleid nummer 1 t/m 12, onderdeel fondsenwerving, voorlichting en communicatie nummer 22 en 23 en onderdeel bestedingen aan de doelstelling nummer 26 t/m 29 en 35 t/m 44) opgestuurd te worden.
Bijlagen CBF-Keur
Bijlage 1
Verzoek tot erkenning als Keurmerkhouder
door het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)
Volledige naam van de rechtspersoon:
postadres en bezoekadres:
postcode en plaats:
telefoonnummer:
faxnummer:
E-mailadres:
Bevoegd vertegenwoordigd door ondergetekende(n), bevestigt hierbij het verzoek aan het Centraal Bureau Fondsenwerving, te worden erkend als Keurmerkhouder volgens de procedure van het CBF-Keur.
Als contactpersoon bij de rechtspersoon is aangewezen:
Bovengenoemde rechtspersoon verklaart:
1. Bekend te zijn en in te stemmen met het reglement, de procedures en het tarievenblad van het CBF-Keur.
2. De naam van het Centraal Bureau Fondsenwerving op generlei wijze in woord en (of) geschrift met zijn rechtspersoon in verband te zullen brengen dan na toestemming door het CBF.
3. Zowel het CBF als degenen die een functie vervullen in diens werkzaamheden niet aansprakelijk te zullen stellen voor schade voortvloeiend uit de toetsing of uit de eventuele afwijzing van het verzoek om erkenning.
4. Geen bezwaar te hebben tegen het bekendmaken van de aanvraag middels vermelding in de eigen organen van het CBF en in de Staatscourant waarin de mogelijkheid wordt geboden tot het geven van informatie aan het CBF over de rechtspersoon, welke informatie van belang kan zijn voor de besluitvorming.
Handtekening(en)
.…………..…....................... .…………..….......................
plaats: datum:
Bijlage 2
Checklist voor aan het CBF te zenden gegevens
(x = reeds in bezit van CBF)
Het CBF verzoekt de Aanvrager de hieronder genoemde gegevens toe te zenden, om aan de hand daarvan een beoordeling te kunnen maken. De ontvangst van betreffende gegevens, zal door het CBF aan Aanvrager worden bevestigd. Tevens zal daarin de vermoedelijke datum waarop de beoordeling zal zijn afgerond, worden vermeld.
[] Gewaarmerkte statuten en het huishoudelijk reglement.
[] Recent uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel en Fabrieken.
[] Afschrift van de beschikking houdende rangschikking als instelling, art. 24 lid 4 van de Successiewet 1956.
[] Verklaring van elk van de bestuursleden en, indien van toepassing, van de leden van het toezichthoudend orgaan, van de leden van een adviesraad en van de leden van een wetenschappelijke raad zoals opgenomen in bijlage 12 van dit Reglement.
[] Interne richtlijn bezoldiging bestuursleden en andere vergoedingen aan bestuursleden en, indien van toepassing, leden van het toezicthoudend orgaan, leden van een wetenschappelijke raad, en/of leden van een adviesraad.
[] Richtlijn of beschrijving op welke wijze het bestuur waakt en optreedt tegen verstrengeling van belangen tussen die van de rechtspersoon en bestuursleden en/of medewerkers.
[] Rooster van aftreden van bestuursleden en indien van toepassing van het toezichthoudend orgaan.
[] Meerjarenbeleidsplan met bijbehorende meerjarenraming. [] Begroting inclusief een bestedingsplan.
[] Propaganda- en voorlichtingsmateriaal. [] Klachtenprocedure.
[] Relevante bestuursbesluiten in het kader van dit reglement.
[] Jaarverslag en jaarrekening (incl. accountantsverklaring) van de afgelopen drie jaar; [] Kopie van de notulen van de bestuursvergaderingen van het afgelopen jaar (met
uitzondering van persoonsgebonden gegevens).
U gelieve tevens bij te voegen :
[] Ondertekende 'Aanvraag beoordeling'
[] Ingevulde 'Vragenlijst voor de aanvraag CBF-Keur' [] Ingevulde kopie van deze lijst
Bijlage 3
Vragenlijst voor de aanvraag CBF-Keur
Deze vragenlijst is van kracht tot juli 2005.
Vanaf juli 2005 wordt de vragenlijst op pagina 25 t/m 28 in de toetsingen en controles betrokken.
Deze vragenlijst heeft tot doel het CBF aanvullende informatie te verschaffen aangaande de juridische en organisatorische structuur en werkwijze van de Aanvrager.
Aanvrager :
Adres :
Gelieve deze vragenlijst mede te laten ondertekenen door een bestuurslid.
Bij beantwoording van een aantal vragen kunnen meerdere mogelijkheden worden aangekruist.
Internationale samenwerking
1. Maakt de fondsenwervende instelling deel uit van een internationaal verband?
[] Ja
[] Nee (ga verder met vraag 5)
2. In welke relatie staat de fondsenwervende instelling tot dit verband? (a.u.b. naam van de entiteit vermelden)
[] Samenwerkingsverband [] Zusterorganisatie
[] Moederorganisatie
[] Dochterorganisatie
[] Afdelingen
[] Xxxxxx, namelijk ....
3. In welke rechtsverhouding staat de fondsenwervende instelling tot die entiteiten?
(a.u.b. overeenkomst meezenden) [] Economische eenheid
[] Juridische eenheid
[] Samenwerkingsovereenkomst [] Xxxxxx, namelijk .....
4. Indien de fondsenwervende instelling deel uitmaakt van een internationale organisatie, hoe wordt toezicht uitgeoefend op de bestedingen?
(a.u.b. voorbeelden meezenden) [] Periodieke verslagen
[] Jaarrekening internationale instelling
[] Deelname in het bestuur van de internationale organisatie [] Accountantsrapporten
[] Xxxxxx, namelijk .....
Nationale samenwerking
5. Vormt de fondsenwervende instelling een juridische eenheid met andere rechtspersonen?
[] Ja Naam:
[] Nee
6. Vormt de fondsenwervende instelling een economische eenheid met andere rechtspersonen? (zie toelichting Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen onder punt 2 verslaggevende eenheid)
[] Ja Naam:
[] Nee
7. Zo ja, wat voor soort eenheid? [] Samenwerkingsverband
[] Zusterorganisaties
[] Afdelingen
[] Steunstichting
[] Xxxxxx, namelijk ....
8. Vindt consolidatie van de balans en staat van baten en lasten plaats met bovenstaande eenheden?
[] Ja
[] Nee Reden:
9. Is er op andere wijze sprake van organisatorische verwevenheid met andere rechtspersonen?
[] Ja Naam:
[] Nee
Doelstelling
10. Hoe stelt het bestuur de activiteiten vast die de organisatie in het kader van zijn doelstelling ontplooit?
11. Hoe komt de besluitvorming m.b.t. de in vraag 10 bedoelde activiteiten tot stand?
12. Op welke wijze wordt de uitvoering van het beleid gecontroleerd?
13. Wat is het beleid voor de lange termijn (3 tot 5 jaar)?
Fondsenwerving, propaganda en voorlichting
14. Op welke wijze worden de fondsen geworven?
15. Hoe is de interne controle geregeld m.b.t. de fondsenwervende activiteiten van plaatselijke comités, werkgroepen, afdelingen etc.?
16. Welke kwaliteitseisen stelt de fondsenwervende instelling aan Fondsenwerving, Propaganda en Voorlichting?
17. Ontplooit de fondsenwervende instelling commerciële activiteiten (verkoop producten of diensten)?
[] Ja
[] Nee
Zo ja, welke activiteiten zijn dat?
18. Wat is het beleid ten aanzien van het aandeel dat deze commerciële activiteiten mogen hebben in het totaal van de fondsenwervende activiteiten?
[] Percentage, %
[] Eenmalige activiteiten
[] Verkoop promotiemateriaal [] Diensten slechts aan leden [] Geen
[] Xxxxxx, namelijk.......
19. Op welke wijze waakt de fondsenwervende instelling ertegen dat de fondsenwervende activiteiten niet intimiderend zijn (agressief overkomen) voor de gever?
20. Heeft de fondsenwervende instelling voorzien in een klachtenprocedure indien gevers bezwaar maken tegen de wijze van Fondsenwerven, Propaganda en Voorlichting?
[] Ja
[] Nee
Zo nee, op welke wijze worden klachten afgehandeld?
21. Wat is het beleid van de fondsenwervende instelling inzake de kosten 'eigen fondsenwerving'?
Op welke wijze vindt kostenbeheersing plaats?
Besteding van middelen
22. Worden er gelden besteed in: [] Binnenland
[] Buitenland
[] Binnen- en Buitenland
23. Hoe vindt de besluitvorming inzake besteding van de geworven middelen plaats?
Is er een besluitenregister inzake projectverplichtingen? [ ] Ja (a.u.b. meezenden)
[ ] Nee
24. Worden gestandaardiseerde voorwaarden gehanteerd bij het toekennen van gelden aan projecten?
[] Ja (a.u.b. een voorbeeld meezenden)
[] | Xxxxxx, namelijk ....... | |
25. | [] | Worden besluiten inzake verlening van gelden (die een termijn van een jaar te boven gaan) schriftelijk kenbaar gemaakt aan de toekomstige ontvanger van de gelden? Xx (a.u.b. een voorbeeld meezenden) |
[] | Xxxxxx, namelijk......... | |
26. | Hoe is de voortgang en controle op de bestedingen geregeld? Algemeen: Projecten met een korte looptijd: Projecten met lange looptijd: | |
27. | Wat is het beleid van de fondsenwervende instelling inzake middelen waaraan door de gever een beperkte bestedingsmogelijkheid is gegeven? | |
28. | Wat is het beleid van de fondsenwervende instelling inzake de opbouw van financiële reserves en de werving van fondsen? |
Verslaggeving
29. | Is de verslaggeving ingericht conform de 'Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen'? | |
[] [] | Ja Nee | |
Indien het de intentie is om de verslaggeving in te richten conform de 'Richtlijn', op welke termijn gaat dit gebeuren? | ||
Datum: | Datum: |
Ingevuld door Bestuurslid
Naam: Naam:
Functie: Functie
Handtekening Handtekening
Bijlage 3
Vragenlijst voor de aanvraag CBF-Keur
Deze vragenlijst zal vanaf juli 2005 in de toetsingen en controles worden betrokken.
Deze vragenlijst heeft tot doel het CBF aanvullende informatie te verschaffen aangaande de juridische en organisatorische structuur en werkwijze van de aanvrager.
Aanvrager :
Adres :
Gelieve deze vragenlijst mede te laten ondertekenen door een bestuurslid.
Vragen bij onderdeel beleid:
1. Wie zijn actief bij het proces van formulering, vaststelling en toetsing van de doelstellingen betrokken?
2. Welke informatie wordt gebruikt voor het bepalen van de doelstellingen?
3. Op welke wijze zijn de doelstellingen meetbaar gemaakt (bijvoorbeeld aan de hand van prestatie-indicatoren)?
4. Welke randvoorwaarden (waaronder kansen en bedreigingen) voor het behalen van de doelstellingen zijn in het meerjarenplan meegenomen?
5. Hoe ziet de prioritering van de doelstellingen er uit en wat zijn de haalbaarheidstermijnen voor de doelstellingen?
6. Op welke wijze wordt gewaarborgd dat de doelstellingen en activiteiten in overeenstemming zijn met de statutaire doelstellingen?)
7. Waaruit blijkt dat de medewerk(st)ers op de hoogte zijn van de doelstellingen en wijzigingen daarin?
8. Op welke wijze worden doelen, resultaten, activiteiten en middelen voor het komende boekjaar vastgelegd en welke waarborgen zijn er dat deze aansluiten op de meerjarenplannen en meerjarenraming?
9. Hoe vindt de controle op de uitvoering van het beleid plaats en met welke frequentie wordt hierover aan het bestuur gerapporteerd?
10. Langs welke weg worden de resultaten van de uitvoering van het beleid geëvalueerd en de uitkomsten daarvan betrokken bij een volgende beleidscyclus?
11. Hoe is vastgesteld dat de organisatiestructuur (inrichting, taken en verantwoordelijkheden) en administratieve organisatie (procedures, financiële richtlijnen en bevoegdheden) adequaat is ingericht voor het realiseren van de doelstellingen en hoe vaak en op welke wijze wordt dit geëvalueerd?
12. Op welke wijze waarborgt de instelling dat de mensen over de juiste competenties beschikken voor het uitvoeren van hun taak?
Vragen bij onderdeel fondsenwerving, voorlichting en communicatie:
13. Waaruit blijkt dat de externe communicatie goed inzicht geeft in de doelstellingen en de realisatie daarvan?
14. Hoe is de afstemming tussen de verschillende invalshoeken (fondsenwerving, voorlichting en communicatie) geregeld?
15. Op welke wijze blijkt dat de communicatiedoelstellingen (te onderscheiden naar fondsenwerving en bestedingen aan de doelstellingen) duidelijk zijn beschreven?
16. Hoe wordt gewaarborgd dat de communicatiedoelstellingen en –activiteiten in lijn zijn met de doelstellingen?
17. Waaruit blijkt dat de instelling haar doelstellingen en resultaten op een toegankelijke wijze (frequentie, actualiteit, een en via verschillende media te verkrijgen) aan belanghebbenden communiceert?
18. Op welke wijze wordt bij de externe communicatie aandacht gegeven aan (niet) bereikte resultaten en (niet) gerealiseerde doelstellingen?
19. Hanteert de fondsenwervende instelling een gedragscode (of vergelijkbaar instrument) waarin de uitgangspunten voor de externe communicatie zijn beschreven en is daarbij aangegeven dat de organisatie zich dient te onthouden van misleidende informatie, vergelijking met andere fondsenwervende instellingen en intimiderend gedrag?
20. Hoe blijkt of de fondsenwervende instelling toeziet op naleving van de gedragcode (of vergelijkbaar instrument) en zonodig naleving afdwingt?
21. Hoe is geregeld dat de hiervoor bedoelde informatie te allen tijde voor eenieder te verkrijgen is?
22. Op welke wijze is de klachtenprocedure vormgegeven en is deze procedure voor elke belanghebbende beschikbaar?
23. Op welke wijze worden binnengekomen klachten behandeld, vindt evaluatie van die klachten plaats en welke termijnen worden daarbij gehanteerd en hoe wordt gewaarborgd dat herhaling van klachten wordt voorkomen?
24. Wat is het beleid (normen, toerekening, e.d.) van de fondsenwervende instelling inzake de kosten fondsenwerving en is dit in overeenstemming met de daaraan gestelde eisen?
25. Hoe wordt periodiek vastgesteld dat voldaan wordt aan het beleid inzake de kosten van fondsenwerving en wordt zonodig actie ondernomen indien daartoe aanleiding is?
Vragen bij onderdeel besteding middelen:
Zijn de antwoorden op de volgende vragen ten aanzien van bestedingen aan de doelstelling en de uitvoeringskosten eigen organisatie terug te vinden in het bestedings(activiteiten)plan:
A Ten aanzien van bestedingen aan de doelstelling Besluitvorming
26. Door wie worden beslissingen genomen ten aanzien van de bestedingen, financieringen over overdracht van middelen?
27. Welke (beschreven) procedures met betrekking tot de beslissingen worden gehanteerd?
28. Door wie worden deze procedures opgesteld en vastgesteld?
29. Hoe is vastgesteld dat deze beslissingen met voldoende deskundigheid worden genomen?
30. Op welke wijze worden bestedingen, financieringen en overdracht van middelen getoetst op kwaliteit, haalbaarheid (inclusief inzicht in kansen en bedreigingen) en relevantie in het licht van de doelstelling?
31. Op welke wijze worden andere organisaties die betrokken zijn bij de bestedingen, financieringen en overdracht van middelen getoetst op betrouwbaarheid, kwaliteit en continuïteit?
32. Hoe worden de resultaten van de hiervoor genoemde toetsingen vastgesteld en worden zonodig maatregelen getroffen om geconstateerde afwijkingen in de toekomst te voorkomen?
33. Welke (evt. gestandaardiseerde) voorwaarden worden gehanteerd bij het (intern of extern) toekennen van middelen?
34. Op welke wijze worden de beslissingen omtrent besteding, financiering of overdracht van middelen vastgelegd en kenbaar gemaakt aan betrokkenen?
Voortgangsbewaking
35. Hoe, door wie en met welke frequentie vindt (inhoudelijke) voortgangsbewaking plaats van de activiteiten en daarmee bereikte resultaten en hoe wordt inzicht gegeven in de bij de uitvoering gesignaleerde kansen en bedreigingen?
36. Aan wie wordt gerapporteerd inzake de voortgang van een activiteit?
37. Hoe is de (interne) controle op de activiteiten en de aanwending van middelen geregeld en op welke wijze en aan wie wordt daarover verantwoording afgelegd?
38. Welke sancties worden toegepast bij het niet naleven van (interne en externe) voorwaarden?
Evaluatie
39. Hoe en door wie wordt het eindresultaat (inclusief financiële verantwoording) van de bestedingen, financieringen en overdracht van middelen beoordeeld?
40. Hoe en aan wie wordt verslag gedaan over de eindresultaat van de bestedingen, financieringen en overdracht van middelen?
41. Hoe hebben de activiteiten en daarmee bereikte resultaten als geheel bijgedragen aan de realisatie van de doelstellingen?
42. Hoe en met welke frequentie wordt het bestuur geïnformeerd over de realisatie van de doelstellingen?
43. Op welke wijze wordt er in voorzien dat de resultaten tot aanpassing van het beleid kunnen leiden?
44. Hoe en met welke frequentie worden de criteria voor beoordeling van de bestedingen, financiering en/of overdracht van middelen geëvalueerd en zonodig aangepast?
B Ten aanzien van de uitvoeringskosten organisatie
45. Heeft de fondsenwervende instelling een norm gesteld voor de hoogte van de uitvoeringskosten organisatie?
46. Waarop is deze norm gebaseerd?
47. Welke overwegingen hebben bij de vaststelling daarvan een rol gespeeld?
48. Op welke wijze en met welke frequentie wordt nagegaan of de norm wordt gehaald en tot welke actie leidt afwijking van de norm?
49. Op welke wijze wordt informatie verstrekt over de gehanteerde normen en de mate waarin de fondsenwervende instelling er in slaagt deze wel of niet te halen?
Vragen bij het onderdeel verslaggeving:
50. Is er op enigerlei wijze sprake van organisatorische verwevenheid met andere rechtspersonen?
51. Maakt de instelling deel uit van een internationaal verband?
52. In welke rechtsverhouding staat u tot het internationaal verband?
53. Is er een samengevoegde balans en staat van baten en lasten van het internationaal verband opgenomen in het jaarverslag?
54. Op welke wijze komt in het bestuursverslag de waarborging van de kwaliteit van de organisatie en de bestedingen aan de orde?
55. Hoe wordt inzicht gegeven in de mate waarin de doelstellingen voor het boekjaar werden gehaald en wat de oorzaken zijn van eventuele afwijkingen?
56. Werd over de afgelopen boekjaren een goedkeurende accountantsverklaring verkregen?
57. Is in de verklaring aangegeven dat de “Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen” is gehanteerd in het jaarverslag?
58. Op welke wijze is het jaarverslag beschikbaar voor geïnteresseerden?
Datum: Datum:
Ingevuld door Bestuurslid
Naam: Naam:
Functie: Functie
Handtekening Handtekening
Bijlage 4
Overeenkomst tot toekenning van het CBF Keurmerk voor verantwoorde fondsenwerving en - besteding
Overeenkomstnummer: […]
Ondergetekenden:
1. Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving, hierna in deze overeenkomst aangehaald als ‘CBF’, gevestigd te Amsterdam, en ingeschreven in het Handelsregister gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken te Amsterdam, onder nummer 41198566, hierbij ingevolge machtiging van het bestuur van het CBF rechtsgeldig vertegenwoordigd door […] in hoedanigheid van voorzitter van de Commissie Keurmerk van het CBF;
en
2. […..] gevestigd te […] en ingeschreven in het Handelsregister gehouden door de Kamer van Koophandel en Fabrieken […], onder nummer […], hierbij ingevolge machtiging van het bestuur rechtsgeldig vertegenwoordigd door […], hierna in deze overeenkomst aangeduid als ‘Keurmerkhouder’,
in aanmerking nemende dat:
- het CBF aan daarvoor in aanmerking komende fondsenwervende instellingen een keurmerk, hierna genoemd het ‘CBF-Keur’, toekent;
- dat aan toekenning van het CBF-Keur is verbonden het recht tot het voeren van het CBF-Keur en/of het daarbij behorende logo, een en ander zoals nader bepaald in deze overeenkomst;
- dat de Keurmerkhouder het recht tot het voeren van het CBF-Keur en/of het daarbij behorende logo wenst te verkrijgen en daartoe een verzoek heeft gericht tot het CBF;
- dat het CBF aan de hand van de door haar daartoe gehanteerde criteria en op basis van de door de Keurmerkhouder verschafte gegevens heeft geoordeeld dat de Keurmerkhouder voor toekenning van het CBF-Keur in aanmerking komt;
zijn overeengekomen als volgt:
Artikel 1
Toekenning CBF-Keur
1. Het CBF verleent aan de Keurmerkhouder het recht tot voeren van het CBF-Keur en het daarbij behorende logo, voor de duur van deze overeenkomst.
2. De looptijd van deze overeenkomst is vijf jaar, te rekenen vanaf
1 januari/juli [….], behoudens verlenging of opzegging overeenkomstig het bepaalde in deze overeenkomst.
3. Onverminderd het hieromtrent bepaalde in het Reglement CBF-Keur dat is opgenomen als Bijlage 1 bij deze overeenkomst, vervalt bij het einde van deze
overeenkomst ieder recht tot het voeren van het CBF-Keur en/of het daarbij behorende logo.
4. Indien en voor zover toekenning van het CBF-Keur - verlenging van deze overeenkomst daaronder begrepen - geschiedt onder nadere kwalificaties zoals opgenomen in Bijlage 2 bij deze overeenkomst, wordt indien de Keurmerkhouder niet aan zijn daaruit voortvloeiende verplichtingen voldoet binnen de daartoe uiteindelijk gestelde termijn, deze overeenkomst ontbonden zonder dat het CBF tot enige ingebrekestelling is gehouden. Bijlage 2 maakt deel uit van deze overeenkomst.
Artikel 2
Rechten en verplichtingen
1. De Keurmerkhouder dient gedurende de looptijd van deze overeenkomst steeds te voldoen aan de Keurmerkcriteria en overige voorwaarden voor toekenning van het CBF-Keur zoals vastgelegd in het Reglement CBF-Keur, en hetgeen overigens in deze overeenkomst is bepaald.
2. Het Reglement CBF-Keur en, onverminderd het hieromtrent bepaalde in het Reglement CBF-Keur, eventuele wijzigingen daarin, maakt deel uit van deze overeenkomst en vormt hiermee een geheel.
3. Onverminderd het bepaalde in het Reglement CBF-Keur is de Keurmerkhouder gerechtigd tot het voeren van het CBF-Keur en/of het daarbij behorende logo. De Keurmerkhouder zal ten aanzien de reproductie van het bedoelde logo de instructies van het CBF zoals opgenomen in Bijlage 9 van het Reglement CBF-Keur en gedurende de looptijd van deze overeenkomst door het CBF mochten worden gewijzigd, volgen en grote zorgvuldigheid betrachten met het betrekking tot de uiterlijke kenmerken van het logo.
4. Klachten van derden over het gebruik van het CBF-Keur door de Keurmerkhouder dienen door de Keurmerkhouder te worden geregistreerd en op adequate wijze en binnen redelijke termijn van niet langer dan zes weken te worden afgehandeld. Het CBF kan een verslag opvragen van de bij de Keurmerkhouder binnengekomen klachten en de wijze van afhandelen daarvan. Op de klachtenregeling zijn de artikelen 9:6, 9:7, 9:8 sub a en b, 9:10 en 9:12 Algemene wet bestuursrecht van overeenkomstige toepassing.
5. De Keurmerkhouder is aan het CBF een jaarlijkse bijdrage verschuldigd, waarvan de hoogte wordt bepaald overeenkomstig de tarieven opgenomen in het inlegvel Reglement CBF-Keur ‘Tarievenblad’ en zoals gedurende de looptijd van deze overeenkomst van tijd tot tijd door het CBF zal worden gewijzigd. De in dit lid bedoelde bijdrage is verschuldigd zes maanden na afloop van het boekjaar van de Keurmerkmerkhouder, onverminderd het bepaalde in art. 3 lid 4 van deze overeenkomst. Aan het begin van het boekjaar kan door het CBF een voorschot worden gevraagd.
Artikel 3
Betalingen, schadevergoeding en boetes
1. Voor iedere keer dat de Keurmerkhouder handelt in strijd met het bepaalde in deze overeenkomst of het Reglement CBF-Keur, verbeurt hij aan het CBF een boete van € 450, zonder dat het CBF tot enige ingebrekestelling is gehouden of geleden schade
behoeft te stellen of bewijzen. Het bovenstaande geldt niet ten aanzien van de in Bijlage 2 vermelde verplichtingen.
2. Voor iedere keer dat de Keurmerkhouder handelt in strijd met hetgeen is bepaald in artikel 1 lid 3 van deze overeenkomst, verbeurt hij aan het CBF een boete van € 450, zonder dat het CBF tot enige ingebrekestelling is gehouden of geleden schade behoeft te stellen of bewijzen.
3. Onverminderd het bovenstaande of hetgeen hieromtrent is bepaald in het Reglement CBF-Keur, is de Keurmerkhouder gehouden tot vergoeding van alle schade die het CBF lijdt als gevolg een schending van de uit deze overeenkomst voortvloeiende en daarmee verband houdende verplichtingen door de Keurmerkhouder, hieronder begrepen maar niet beperkt tot kosten voor advertenties, mailings en andere wijzen van informatieverschaffing aan het publiek.
4. Alle door de Keurmerkhouder in deze overeenkomst en/of het Reglement CBF-Keur vermelde financiële verplichtingen jegens het CBF – boetes hieronder begrepen - dienen binnen een maand na factuurdatum te worden voldaan. Indien de Keurmerkhouder niet of niet tijdig aan deze verplichting voldoet, is de Keurmerkhouder met ingang van de vijftiende dag na de vervaldatum over het verschuldigde bedrag de wettelijke rente verschuldigd aan het CBF, zonder dat hiertoe enige ingebrekestelling van het CBF is vereist. Alle aan de incasso verbonden kosten komen ten laste van de Keurmerkhouder.
Artikel 4 Opzegging
1. Onverminderd hetgeen hieromtrent in het Reglement CBF-Keur is bepaald omtrent het recht om deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen, kan deze overeenkomst door elk van partijen schriftelijk worden opgezegd tegen 30 juni en 31 december van enig jaar, met inachtneming van een opzegtermijn van ten minste 6 maanden.
2. Een opzegging door het CBF als bedoeld in het vorige lid dient gemotiveerd en gegrond te zijn. Indien de opzegging van het CBF door de Keurmerkhouder wordt betwist, verkrijgt zij niet eerder rechtskracht dan zes maanden nadat het ingevolge het Reglement CBF-Keur bevoegde College van Beroep het CBF in het gelijk mocht hebben gesteld.
Aldus in tweevoud opgemaakt en getekend te Amsterdam,
Datum:
Stichting Centraal Bureau Fondsenwerving [Keurmerkhouder] Voorzitter Commissie Keurmerk
Bijlage 1 keurmerkovereenkomst
Bij Keurmerkovereenkomst nr. […] d.d. […]
Reglement CBF-Keur
versie .. uitgifte …. …..
Bijlage 2 Keurmerkovereenkomst
Bij Keurmerkovereenkomst nr. […] d.d. […]
Nadere Kwalificaties
1. Ingevolge artikel 1 lid 4 van de Keurmerk overeenkomst geschiedt toekenning van het CBF-Keur [verlenging van de Keurmerkovereenkomst nr. [..] d.d. [..]] onder de volgende nadere Kwalificaties:
A. Onverwijld te treffen maatregelen:
De volgende corrigerende maatregelen dienen onverwijld, dat willen zeggen binnen vier weken na ondertekening van deze overeenkomst door de Keurmerkhouder te worden getroffen en ter controle aan het CBF te zijn voorgelegd:
- […];
- […];
- n.v.t.
B. Binnen drie maanden te treffen maatregelen:
De volgende corrigerende maatregelen dienen binnen drie maanden na ondertekening van deze overeenkomst door de Keurmerkhouder te worden getroffen en ter controle aan het CBF te zijn voorgelegd:
- […];
- […];
- n.v.t.
C. Binnen twaalf maanden te treffen maatregelen:
De volgende corrigerende maatregelen dienen binnen 12 maanden na ondertekening van deze overeenkomst door de Keurmerkhouder te worden getroffen en ter controle aan het CBF te zijn voorgelegd:
- […];
- […];
- n.v.t.
D. Opmerkingen;
Bij de vaststelling van de eerst volgende jaarverslag dient de Keurmerkhouder de volgende corrigerende maatregelen te hebben getroffen en ter controle aan het CBF te hebben voorgelegd:
- […];
- […];
- n.v.t.
2. Indien de Keurmerkhouder in gebreke is aan enige van de hierboven genoemde verplichtingen te voldoen, blijft de desbetreffende verplichting op de Keurmerkhouder rusten maar verkrijgt deze zonder dat daartoe enige ingebrekestelling van het CBF is vereist de daaraan voorafgaande kwalificatie zoals hierboven opgenomen, totdat de kwalificatie genoemd onder A is bereikt.
3. Indien de Keurmerkhouder in gebreke is in de nakoming van een als A gekwalificeerde verplichting, wordt de Keurmerkovereenkomst ingevolge artikel 1 lid 4 van de Keurmerkovereenkomst ontbonden.
Bijlage 5
Reglement Commissie Keurmerk
Artikel 1
De Commissie Keurmerk (CK)
De Commissie, ingesteld door het bestuur van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) beslist over erkenning van fondsenwervende instellingen als houder van het CBF-Keur en over klachten die met de naleving van de keurmerkcriteria door de keurmerkhouder verband houden. Op verzoek van de aanvragende instelling kan de Commissie een instelling - bij uitzondering - ontheffen van de noodzaak om aan een bepaald criterium te voldoen, indien dit voor de instelling onredelijk bezwarend zou zijn. De Commissie kan de ontheffing slechts verlenen voorzover dit het maatschappelijk verantwoord functioneren van de instelling niet in de weg staat.
Artikel 2 Samenstelling CK
a. De Commissie bestaat uit drie leden.
b. Leden van de Commissie worden door het bestuur van het CBF benoemd uit de leden van het bestuur, die op voordracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) daar zitting in hebben.
c. Leden van de Commissie worden voor de duur van vijf jaar benoemd en kunnen terstond worden herbenoemd.
Wanneer een lid van de Commissie niet langer de hoedanigheid heeft, op grond waarvan hij/zij is benoemd, eindigt het lidmaatschap van de Commissie.
De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.
d. De leden wijzen uit hun midden een voorzitter en plaatsvervangend voorzitter aan.
Artikel 3 Werkwijze
a. De Commissie beslist, overeenkomstig artikel 13 van het Reglement CBF-Keur, over het verzoek tot erkenning van Xxxxxxxxx als houder van het CBF-Keur, dan wel op verzoek tot voortzetting daarvan
b. De Commissie komt voor beslissingen tot erkenning tenminste twee maal per jaar bijeen. Erkenningen kunnen ingaan per 1 januari en 1 juli van een jaar.
c. De Aanvrager dient te voldoen aan de Keurmerkcriteria, genoemd in artikel 4 van het Reglement CBF-Keur. De Commissie neemt hieromtrent een besluit op basis van het eindrapport als bedoeld in artikel 11 van het Reglement CBF-Keur.
d. De voorzitter van de Commissie, hiertoe gemachtigd door het bestuur van het CBF, verstrekt in tweevoud aan de Aanvrager, overeenkomstig artikel 13 van het Reglement CBF-Keur, een door hem of haar ondertekend exemplaar van de Keurmerkovereenkomst. De rechtsgeldige vertegenwoordiger van de Aanvrager ondertekent beide exemplaren van de Keurmerkovereenkomst en stuurt één exemplaar retour aan het CBF.
e. De Commissie dient klachten, verband houdende met het Keurmerk, in behandeling
te nemen, zoals aangegeven in artikel 16 van het Reglement CBF-Keur.
f. Het CBF verzorgt de secretariaatswerkzaamheden voor de Commissie.
De directeur van het CBF, of een door hem aan te wijzen plaatsvervanger, woont de vergaderingen bij en geeft de Commissie alle informatie, nodig voor het werk van de Commissie.
g. De Commissie ontvangt gevraagd en ongevraagd adviezen van het College van Deskundigen overeenkomstig artikel 1 van het Reglement College van Deskundigen. Indien de Commissie daaraan geen gevolg geeft, deelt het dit aan het College mee onder opgaaf van redenen.
h. De Commissie rapporteert haar bevindingen tweemaal per jaar aan het bestuur van het CBF.
Artikel 4 Besluitvorming
a. In de bijeenkomsten dienen ten minste twee van de drie leden aanwezig te zijn.
b. Besluitvorming kan zowel in vergadering als door middel van schriftelijke/telefonische raadpleging geschieden.
c. Besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de stemmen.
De samenstelling van de Commissie Keurmerk is op aanvraag beschikbaar.
Bijlage 6
Reglement College van Deskundigen
Artikel 1
Het College van Deskundigen (CvD)
a. Het CvD adviseert het bestuur van het CBF - gevraagd en ongevraagd - in alle zaken die betrekking hebben op de keurmerkverlening indien dit naar het oordeel van College noodzakelijk is voor het goed functioneren van het CBF-Keur.
b. Advies van het CvD is verplicht inzake:
- de procedure van de keurmerkverlening;
- vaststelling van de Keurmerkcriteria en methoden van toetsing die ten grondslag liggen aan het systeem van keurmerkverlening;
- de frequentie waarmee toetsing moet worden herhaald om vast te stellen of bij voortduring aan de gestelde Keurmerkcriteria wordt voldaan;
- de voorschriften voor het gebruik van het Keurmerkcertificaat en/of het CBF-Keur;
- de keuze van het personeel dat het certificatieproces gaat leiden.
Artikel 2 Samenstelling CvD
a. Het CBF-bestuur benoemt de leden van het College. Het bestuur ziet toe op een evenwichtige samenstelling.
Leden van het bestuur kunnen géén lid van het CvD zijn.
Het college bestaat uit tenminste 4 leden en voor de voordracht worden de volgende instellingen/personen door het CBF-bestuur benaderd:
- een consumentenorganisatie;
- fondsenwervende instellingen;
- gemeenten;
- onafhankelijke deskundigen.
b. Leden van het College worden voor de duur van maximaal vijf jaar benoemd.Wanneer een lid van het College niet langer de hoedanigheid heeft, op grond waarvan hij/zij werd voorgedragen, eindigt het lidmaatschap.
c. De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.
d. De leden wijzen uit hun midden een voorzitter en een plaatsvervangend voorzitter aan.
e. Jaarlijks treedt zo nabij mogelijk een vierde deel van het College af volgens een door het College vast te stellen rooster. De leden kunnen terstond worden herbenoemd.
f. Het College heeft de bevoegdheid bij de directeur van het CBF al die informatie op te vragen die voor het functioneren noodzakelijk is. Het College is gehouden deze informatie vertrouwelijk te behandelen.
Artikel 3 Werkwijze
a. Het College vergadert, ter uitoefening van zijn taak tenminste twee maal per jaar, en voorts zo vaak als de voorzitter, dan wel drie leden van het College, verzoeken.
b. Het CBF verzorgt de secretariaatswerkzaamheden voor het College.
De directeur, of een door hem aan te wijzen plaatsvervanger, woont de vergaderingen bij en geeft het College alle informatie die zij voor het uitoefenen van de taken noodzakelijk acht. De directeur of plaatsvervanger heeft ter vergadering een adviserende stem.
c. Ter voorbereiding van de onder punt a. en b. genoemde taken verzorgt het CBF de concepten voor het College.
Artikel 4 Besluitvorming
a. In de vergadering dient ten minste de helft van de stemgerechtigde leden aanwezig te zijn.
b. Alle besluiten worden genomen bij volstrekte meerderheid van de uitgebrachte stemmen.
c. Besluitvorming kan zowel in vergadering als door middel van schriftelijke raadpleging geschieden. In het laatste geval zijn slechts die stemmen geldig die binnen drie weken na een verzoek daartoe bij het CBF binnenkomen.
d. Er kunnen minderheidsadviezen worden uitgebracht.
Artikel 5
Indien het bestuur van het CBF geen gevolg geeft aan een uitgebracht verplicht advies deelt het dit schriftelijk en onder opgaaf van redenen aan het College mede. Indien het College de redenen van het niet opvolgen van een verplicht advies onvoldoende onderbouwd acht, heeft het College de plicht dit schriftelijk te melden aan de Raad voor Accreditatie. Deze verplichting bestaat niet ten aanzien van een minderheidsadvies.
De samenstelling van het College van Deskundigen is op aanvraag beschikbaar.
Bijlage 7
Reglement College van Beroep
Artikel 1
Het College van Beroep (CvB)
Het College heeft tot taak bindend te adviseren inzake geschillen tussen het CBF en de Aanvrager dan wel Keurmerkhouder, die voortvloeien uit beslissingen van het CBF inzake het CBF-Keur ten aanzien van die Aanvrager of Keurmerkhouder.
Artikel 2
De Beroepsprocedure
a. Indien een Aanvrager dan wel Keurmerkhouder bezwaar heeft tegen een hem betreffende door het CBF genomen beslissing kan een beroepsschrift worden ingediend bij de directeur van het CBF binnen 6 weken na verzending van die beslissing. Het beroepsschrift dient gemotiveerd te zijn. Indien een ongemotiveerd beroepsschrift wordt ingediend, stelt de directeur de indiener in de gelegenheid binnen een termijn van 14 dagen na ontvangst van het beroepsschrift alsnog de gronden van het beroep schriftelijk aan te geven bij gebreke waarvan het beroepsschrift buiten behandeling wordt gelaten.
b. Op schriftelijk verzoek van de belanghebbenden kan het bestuur van het CBF de samenstelling van het College van Beroep wijzigen voor behandeling van het geschil.
Artikel 3 Beroepsschrift
Bij indiening van het beroepsschrift moet € 454,-- aan het CBF worden voldaan ter verrekening met eventueel door de appellant verschuldigde kosten met betrekking tot de behandeling van het beroep. Na uitspraak van het College vindt verrekening plaats.
Bij niet-betaling stelt de directeur de appellant schriftelijk in de gelegenheid alsnog binnen 8 dagen na indiening van het beroepsschrift aan zijn betalingsplicht te voldoen, bij gebreke waarvan het beroep buiten behandeling wordt gelaten.
Artikel 4
Samenstelling College van Beroep
Het College van Beroep bestaat uit drie leden van wie tenminste één lid praktiserend advocaat is dan wel lid van de rechterlijke macht, of enig daarmee vergelijkbare functie bekleedt.
De leden worden door het CBF-bestuur benoemd voor de duur van vijf jaar. Herbenoeming is éénmaal mogelijk.
De leden kunnen te allen tijde ontslag nemen.
Artikel 5
Het CvB kan getuigen horen, deskundigen raadplegen, al dan niet op voordracht van partijen, en al zodanige maatregelen nemen, waaronder het houden van één of meer zittingen, als dat in het belang van de zaak nodig wordt geoordeeld.
Artikel 6
De medewerkers van het CBF, het CvD alsmede het bestuur zijn - onverminderd hun geheimhoudingsplicht jegens derden - gehouden het CvB desgevraagd de nodige gegevens te verschaffen.
Artikel 7
Het CvB beslist bij meerderheid van stemmen; de uitspraak geschiedt schriftelijk en is met redenen omkleed. Zij wordt gedaan binnen zes weken nadat het in artikel 3 bedoelde bedrag bij het CBF is binnengekomen dan wel de in artikel 5 bedoelde zittingen hebben plaatsgevonden. Deze termijn kan telkens met twee weken worden verlengd.
De uitspraak geldt als een bindend advies en treedt in de plaats van de bestreden beslissing.
Artikel 8
De leden van het CvB zijn verplicht tot geheimhouding van al hetgeen hun in verband met de uitoefening van hun functie wordt medegedeeld.
De samenstelling van het College van Beroep is op aanvraag beschikbaar.
Bijlage 8
Bestuur Centraal Bureau Fondsenwerving
Het bestuur van het CBF bestaat uit een door het bestuur te bepalen aantal leden van ten minste acht en ten hoogste negen bestuurders.
Overeenkomstig de statuten benoemt het bestuur op voordracht van:
- Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) 3 leden
- Vereniging van Fondsenwervende Instellingen 2 leden
Het bestuur benoemt daarnaast ten minste drie bestuurders op persoonlijke titel, waaronder de voorzitter. Voor benoeming op persoonlijke titel komen niet in aanmerking personen die bij fondsenwervende instellingen in dienst zijn, of daarbij een bestuursfunctie bekleden.
De ministers van Justitie en VWS wijzen beiden een adviseur van het bestuur aan.
De samenstelling van het bestuur is op aanvraag beschikbaar.
Bijlage 9
Beschrijving gebruik logo
Het collectief beeldmerk CBF-Keur is geregistreerd onder nummer 0953589 in het Benelux Merkenregister.
Dit logo is digitaal op CD-ROM verkrijgbaar bij het CBF.
Ten aanzien van de kleur van het logo kan worden gekozen uit de volgende mogelijkheden:
▪ grote “C”: rood PMS 186; “CBF” en “keur” en “voor goede doelen”: blauw PMS 288;
▪ in één kleur, die behoort tot de huisstijl van de keurmerkhouder;
▪ in zwart/grijs/witte of diapositieve uitvoering.
De pay-off “voor goede doelen” is een verplicht onderdeel van het logo.
Ten behoeve van de leesbaarheid adviseren wij 1 centimeter als minimale omvang van het logo, exclusief de pay-off.
De pay-off mag ook in andere talen worden opgenomen. Voor de precieze tekst dient contact met het CBF te worden opgenomen.
De volgende twee ingekaderde teksten mogen in combinatie met het logo worden opgenomen:
Als u het CBF-Keur ziet afgebeeld in een publicatie van een fondsenwervende organisatie (goed doel), kunt u erop vertrouwen dat deze de strenge beoordeling door het onafhankelijke Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) heeft doorstaan. Een belangrijke criterium bijvoorbeeld, is dat van de geworven fondsen niet meer dan 25% aan kosten besteed wordt. Verder moet het bestuur uit onafhankelijke personen bestaan. En voor een helder inzicht in de financiële gegevens moet elke organisatie volgens dezelfde regels het jaarverslag opstellen.
Voor vragen en informatie over goede doelen:
Centraal Bureau Fondsenwerving, telefoon 0900-2025592 (35 eurocent /min.) of Internet: xxx.xxx.xx
Het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF) is een onafhankelijke stichting die al sinds 1925 toezicht houdt op het inzamelen van geld voor goede doelen. De taak van het CBF is het bevorderen van een verantwoorde fondsenwerving en besteding door middel van het beoordelen van de fondsenwervende organisaties en het verstrekken van informatie en advies aan overheidsinstanties en publiek.
Deze teksten zijn te vinden op de CD-ROM van het logo. Ter vermijding van verwarring en ter bevordering van de uniforme boodschap is het niet de bedoeling dat andere teksten in directe combinatie met het CBF-Keur logo worden gebruikt (behoudens de verklarende tekst “Keurmerk voor verantwoorde fondsenwerving en – besteding”).
Bijlage 10
Model toelichting op het resultaat verkopen en/of gebruikte goederen
(Bijlage D jaarrekening)
lopend begroting voorgaand
boekjaar boekjaar boekjaar
OVERZICHT BRUTO INKOMSTEN (bedragen x € 1.000,--)
Omzet:
Verkopen artikel x Verkopen artikel y Verkopen kleding: | …… …… | …… …… | …… …… | ||||||
- origineel - restanten na sortering - eigen winkels e.d. | …… …… …… | …… …… …… | …… …… …… | ||||||
Totaal opbrengst verkopen kleding | …… | …… | …… | ||||||
Totaal | …… ===== | …… ===== | …… ===== | ||||||
GOEDERENBEWEGING (hoeveelheden x 1.000 kilo) | |||||||||
Inzamelingen: | |||||||||
- huis-aan-huis acties - containerinzameling - opgehaald op verzoek | …… …… …… | …… …… …… | …… …… …… | ||||||
- brengacties | …… | …… | …… | ||||||
…… | …… | …… | |||||||
Eigen gebruik: - winkelverbruik | …… | …… | …… | ||||||
- hulpverlening | …… | …… | …… | ||||||
…… | …… | …… | |||||||
Afleveringen: - originele kleding | …… | …… | …… | ||||||
- gesorteerde kleding - restanten na sortering | …… …… | …… …… | …… …… | ||||||
…… | …… | …… | |||||||
Voorraadmutatie: - eindvoorraad | …… | …… | …… | ||||||
- beginvoorraad | …… | …… | …… | ||||||
…… | …… | …… | |||||||
Afleverings/voorraadverschillen Idem in % van de inzameling | …% | …… ===== | …… ===== | …… ===== |
NETTO-OPBRENGSTPRIJS (bedragen in eurocenten per afgeleverde kilogram)
- huis-aan-huis acties | …… | …… | …… |
- containerinzameling | …… | …… | …… |
- brengacties | …… | …… | …… |
Totaal gemiddeld in originele staat | …… | …… | …… |
Bijlage 11
Model goedkeurende accountantsverklaring inzake de goederenbeweging kleding van een serviceorganisatie
N.B. Deze tekst mag uitsluitend worden gebruikt indien ook de jaarrekening van de serviceorganisatie door de accountant is gecontroleerd.
Aan: Opdrachtgever
Accountantsverklaring
Deze verklaring is uitsluitend bestemd voor het gebruik door de leiding van (naam serviceorganisatie), haar cliënten (of: naam gebruikersorganisatie) en de accountants van haar cliënten (of: naam gebruikersorganisatie).
Opdracht
Ingevolge uw opdracht hebben wij de bijgevoegde door ons gewaarmerkte opgave van (naam serviceorganisatie) inzake de goederenbeweging kleding in kilogrammen ten behoeve van (naam gebruikersorganisatie) gecontroleerd. Deze opgave is opgesteld onder verantwoordelijkheid van de leiding van de huishouding. Het is onze verantwoordelijkheid een accountantsverklaring inzake deze opgave te verstrekken
Werkzaamheden
Onze controle is verricht overeenkomstig algemeen aanvaarde richtlijnen met betrekking tot controleopdrachten. Volgens deze richtlijnen dient onze controle zodanig te worden gepland en uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de opgave geen onjuistheden van materieel belang bevat. Wij zijn van mening dat onze controle een deugdelijke grondslag vormt voor ons oordeel.
Bevindingen (indien noodzakelijk geacht)
Oordeel
Op grond van ons onderzoek zijn wij van oordeel dat de goederenbeweging, zoals opgenomen in de bijlage, juist en volledig is weergegeven.
Plaats, datum Ondertekening,
Bijlage 12 Verklaringen
1. Ondergetekende is bekend met de criteria waaraan moet worden voldaan ten einde het CBF-Keur te kunnen verkrijgen en behouden, en dat een onderdeel van deze criteria inhoudt dat er geen nauwe familie- of vergelijkbare relaties mogen bestaan tussen leden van het bestuur en degenen genoemd in artikel 4 1A en artikel 4 1B van het Reglement CBF-Keur noch dat er ten aanzien van hen sprake mag zijn van andere onverenigbaarheden zoals genoemd in artikel 4.
2. De functie die ondergetekende vervult in de instelling is die van bestuurslid/lid van het toezichthoudend orgaan/lid van adviesraad/lid van de wetenschappelijke raad of een daarmee gelijk gesteld orgaan.
3. Ondergetekende is bekend met het feit dat met een relatie zoals bedoeld onder 1. is gelijkgesteld de hoedanigheid van bestuurder, oprichter, toezichthouder, aandeelhouder of werknemer van een entiteit waaraan de instelling de door haar ingezamelde gelden geheel of gedeeltelijk afstaat of waarmee de instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht of van een entiteit waarmee de instelling statutair –direct of indirect- verbonden is.
Ondergetekende verklaart dat hij/zij (doorhalen wat niet van toepassing):
a. wel/niet in een nauwe familie en/of vergelijkbare relatie staat tot een van de in de artikel 4 lid 1 van het Reglement CBF-Keur genoemde personen;
b. wel*/geen bestuurder, oprichter, toezichthouder, aandeelhouder of werknemer is van een entiteit waaraan de instelling de door haar ingezamelde gelden geheel of gedeeltelijk afstaat of waarmee de instelling op structurele wijze op geld waardeerbare rechtshandelingen verricht of waarmee de instelling statutair – direct of indirect – verbonden is.
* en dient zich derhalve in voorkomende gevallen aan besluitvorming te onthouden. Plaats,datum:
Functie:
Naam:
Ondertekening:
Tarievenblad 2004
a. Na ontvangst van een schriftelijk verzoek tot erkenning als Keurmerkhouder en de door de aanvrager verstrekte gegevens voor de toetsing wordt een nota verzonden ter dekking van de verschuldigde toetsingskosten ad € 4.315,--.
b. Binnen zes maanden vóór afloop van de termijn waarvoor de erkenning geldt (vijf jaar), voert het CBF een hertoetsing uit.
De kosten van een hertoetsing bedragen € 2.175,--.
c. Voor het recht op het voeren van het CBF-Keur is de Keurmerkhouder jaarlijks een bijdrage verschuldigd gerelateerd aan de baten uit eigen fondsenwerving en, voorzover van toepassing, kansspelgelden, zoals in de keurmerkovereenkomst is vastgelegd. Indien het resultaat verkopen artikelen en/of gebruikte goederen meer bedraagt dan de baten uit eigen fondsenwerving en, voorzover van toepassing, kansspelgelden, dan wordt de bijdrage gerelateerd aan het resultaat verkopen artikelen en/of gebruikte goederen en niet aan de baten uit eigen fondsenwerving en, voorzover van toepassing, kansspelgelden.
De kosten van toetsingen en controles zoals bedoeld in artikel 5 en artikel 7 b van het Reglement CBF-Keur zijn bij deze bijdrage inbegrepen. De kosten van toetsingen en controles zoals bedoeld in artikel 7 sub c en e van het Reglement CBF-Keur zijn niet bij de hier bedoelde bijdrage inbegrepen en komen voor rekening van de Keurmerkhouder.
De bijdrage is ook bij tussentijdse beëindiging van de overeenkomst voor het lopende jaar in zijn geheel verschuldigd.
De kosten voor toetsing, hertoetsing en jaarlijkse bijdrage zijn gekoppeld aan het indexcijfer “CAO lonen sector overheid” (basis maand september).
Baten uit eigen fondsenwerving Bijdrage 2004 en, voorzover van toepassing,
kansspelgelden of resultaat verkopen artikelen en/of gebruikte goederen 2003 (in euro’s)
0 | < | 225.000 | € | 332,-- |
225.000 | < | 450.000 | - | 665,-- |
450.000 | < | 2.250.000 | - | 1.657,-- |
2.250.000 | < | 4.500.000 | - | 2.650,-- |
4.500.000 | < | 11.350.000 | - | 3.315,-- |
11.350.000 | < | 22.700.000 | - | 4.969,-- |
22.700.000 | < | en hoger | - | 6.623,-- |
Amsterdam, december 2003
Overzicht publicaties CBF
Achtergrondinformatie (jaarlijkse uitgave) Verslag Fondsenwerving € 25,--* Jaarverslag
Mededelingen kledinginzamelingen
Kwartaalbericht
Mededelingen
Algemeen
Informatiefolder voor gevers aan het goede doel
Regels en Reglementen Doel en Taken Reglement CBF-Keur
Richtlijn Verslaggeving Fondsenwervende Instellingen Handleiding CBF-Keur
Modelbepalingen Collectenplan, wie, wat, hoe
Geldinzamelingen en venten in relatie tot vrijheid van meningsuiting (artikel 7 van de Grondwet)
* Bestelling van de brochure Verslag Fondsenwerving kan door overmaking van
€ 25,-- op postbanknummer 11 75 34 van het CBF onder vermelding van het jaar, naam en adres en woonplaats.