CAO voor het Kappersbedrijf
CAO voor het Kappersbedrijf
1 januari 2008 t/m 30 juni 2009
Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO), FNV Mooi
CNV Bedrijvenbond
CAO voor het Kappersbedrijf
1 januari 2008 t/m 30 juni 2009
Wat zoekt u?
Zoekt u een bepaald onderwerp in deze CAO? Kijk dan in de inhoudsopgave op de volgende pagina’s.
Xxxxx u het daar niet, kijk dan bij de trefwoorden achterin dit boekje.
Daar kunt u ook zien of het onderwerp dat u zoekt op méér plaatsen in de CAO voorkomt..
Hij en zij
In deze CAO worden begrippen zoals werkgever en werknemer in de mannelijke vorm gebruikt. Waar ‘hij’ staat kan echter ook ‘zij’ gelezen worden.
Inhoud
1. Inleiding
1.1 Over deze CAO
1.2 Rol van het Branche Platform Kappers
2. De arbeidsovereenkomst
2.1 Voor onbepaalde tijd (‘in vaste dienst’)
2.2 Voor bepaalde tijd (‘in tijdelijke dienst’)
2.3 Bijzondere gevallen
2.4 Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
3. Werktijden
3.1 Normale arbeidsduur en arbeidstijd
3.2 Parttimers en partieel leerplichtigen
3.3 Overwerk
3.4 Arbeid op en rondom feestdagen
3.5 Afwijkende werktijden
3.6 Rusttijden
3.7 Werkrooster
4. Loon
4.1 De loonbedragen
4.2 Loongebouw A en B
4.3 Bruto loon per maand
4.4 Functie-indeling
4.5 Ervaringsjaren
4.6 Ingangsdata loonsverhogingen i.v.m. leeftijd en ervaring
4.7 BOL-korting
4.8 Ingroeischaal herenkapper
4.9 Het inkomen bij werktijdverkorting
4.10 Loonbetaling
4.11 Spaarloon
4.12 WGA premie
4.13 Inhuurkrachten
5. Toeslagen en vergoedingen
5.1 Vakantiegeld
5.2 Toeslag bij bijzondere werktijden
5.3 Toeslag bedrijfsleider
5.4 Diplomatoeslag
5.5 Deelcertificaattoeslag
5.6 Trainingen
5.7 Verplichte evenementen buiten werktijd
5.8 Reiskosten woon-werkverkeer
5.9 Bedrijfskleding
5.10 Handgereedschap
5.11 Stagiairs
5.12 Inhuurkrachten
6. Arbeidsomstandigheden
6.1 Arbo dienstverlening
7. Opleiding, training en stage
7.1 Opleidingsstimulans
7.2 Vakopleiding
7.3 Diplomaverificatie
7.4 Vakdiploma / deelcertificaat: gevolgen voor functie- indeling en/of toeslag
7.5 Buitenlandse vakdiploma’s
7.6 Trainingen
7.7 Korte cursussen e.d. buiten werktijd
7.8 Branchepaspoort
7.9 Cursuskosten
7.10 Stages
8. Vrije dagen en bijzonder verlof
8.1 Aantal vakantiedagen
8.2 Aaneengesloten vakanties
8.3 Opnemen van een aaneengesloten vakantie
8.4 Snipperdagen opnemen
8.5 Te veel of te weinig vakantie opnemen
8.6 Vakantiekaart
8.7 Arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie
8.8 Vakantiedagen en ziekteverzuim
8.9 Vakantiedagen bij ontslag
8.10 Verlof op feestdagen
8.11 Zwangerschaps- en bevallingsverlof
8.12 Ouderschapsverlof
8.13 Xxxxxx wegens familieomstandigheden
8.14 Verlof om andere redenen
9. Arbeidsongeschiktheid
9.1 Ziektereglement
9.2 Loonbetaling bij arbeidsongeschiktheid
9.3 Arbeidsongeschiktheid en vakantiedagen
10. Diverse verplichtingen en verbodsbepalingen
10.1 Werkgever
10.2 Werknemer
11. Ondertekening van de CAO
Bijlage 1 Wat wordt bedoeld met...? (begripsomschrijvingen) Bijlage 2 Door CAO-partijen erkende vakdiploma’s
Bijlage 3 Stageovereenkomst (model)
Bijlage 4 Functiehandboek (afzonderlijke uitgave) Bijlage 5 Arboconvenant
Bijlage 5A Arbobeleidsregels (gezond-werken-regels) (afzonderlijke uitgave) Bijlage 6 Enige arbomaatregelen en -verplichtingen
Bijlage 7 Ziektereglement
Belangrijke adressen Trefwoordenregister
1. Inleiding
1.1 Over deze CAO
a. Collectieve arbeidsovereenkomst: De hierna volgende afspraken vormen samen de collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) voor het Kappersbedrijf. De bijlagen die in de inhoudsopgave worden genoemd, met uitzondering van bijlage 5A, zijn integraal onderdeel van de CAO.
b. Looptijd: Deze CAO geldt van 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2009.
c. CAO-partijen: De CAO is gesloten door de organisaties van werkgevers en werknemers in het Kappersbedrijf (CAO-partijen). Dit zijn:
- Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO),
- FNV Mooi en
- CNV Bedrijvenbond.
d. Voor wie? De CAO geldt voor alle werkgevers en werknemers in het Kappersbedrijf. De CAO geldt tevens voor de stagiair die een opleiding volgt in het Kappersvak.
e. Begrippen / definities: Wat wordt precies bedoeld met begrippen zoals ‘Kappersbedrijf’, ‘werkgever’ en ‘werknemer’? Kan een schoonheidsspecialist bijvoorbeeld ook onder deze CAO vallen? Het antwoord op dit soort vragen vindt u in bijlage 1: Wat bedoelt u met...? Daarin worden alle belangrijke begrippen uit deze CAO uitgelegd.
f. Opzegging en verlenging: Het opzeggen en verlengen van de CAO gebeurt volgens de regels van de Wet op de collectieve arbeidsovereenkomst.
g. Ongunstiger arbeidsvoorwaarden verboden: De werkgever mag geen werknemer in dienst nemen of houden en geen inhuurkracht inzetten op voorwaarden die ongunstiger zijn dan de XXX voorschrijft.
h. Gunstiger arbeidsvoorwaarden toegestaan: Als werkgever en werknemer onderling arbeidsvoorwaarden hebben afgesproken die voor de werknemer gunstiger zijn dan de CAO-afspraken, gaan die onderlinge afspraken voor.
i. Openbreken van de CAO: Wanneer zich gedurende de looptijd van deze CAO onvoorziene omstandigheden of wijziging van wettelijke bepalingen of daaruit voortvloeiende regelingen voordoen, die naar het oordeel van partijen of één van hen aanleiding dienen te zijn tot het aanbrengen van wijzigingen in deze overeenkomst, zijn beide partijen bevoegd tussentijds wijzigingen in de overeenkomst aan de orde te stellen en het overleg over de desbetreffende onderwerpen te heropenen.
De wederpartijen zijn in dat geval verplicht de aan de orde gestelde voorstellen in behandeling te nemen. Indien de aan de orde gestelde voorstellen niet tot overeenstemming leiden, zijn partijen gehouden onafhankelijke bemiddeling in te roepen.
1.2 Rol van het Branche Platform Kappers
a. Wat is het Branche Platform Kappers: Het Branche Platform Kappers is het sociaal economisch platform van sociale partners in de kappersbranche.
b. Invoering en naleving CAO-afspraken: In opdracht van CAO-partijen bevordert het Branche Platform Kappers de invoering en naleving van CAO-afspraken.
c. Informatieplicht: De werkgever en werknemer zijn verplicht de schriftelijke en mondelinge informatie te geven waar het Branche Platform Kappers om vraagt.
d. Afwijkingen toestaan: Het Branche Platform Kappers kan in specifieke gevallen toestemming geven voor een bepaalde periode af te wijken van CAO-bepalingen.
e. Schriftelijke bekendmaking: Het Branche Platform Kappers maakt een besluit als bedoeld in d. schriftelijk bekend aan de betrokken werkgever(s) en werknemer(s) en het centraal kantoor van de Arbeidsinspectie.
f. Eerst naar het Branche Platform Kappers: Als de werkgever en de werknemer het niet eens kunnen worden over de interpretatie van een CAO-bepaling, vragen zij schriftelijk advies aan het Branche Platform Kappers. Nadat het Branche Platform Kappers advies heeft uitgebracht kan de werkgever of de werknemer, die zich daar niet bij wil neerleggen, zich tot de rechter wenden.
2. De arbeidsovereenkomst
2.1 Voor onbepaalde tijd (‘in vaste dienst’)
a. In vaste dienst, tenzij..: De werknemer heeft een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, tenzij hij met de werkgever een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd heeft gesloten.
b. Aanstellingsbrief: Bij het sluiten van de arbeidsovereenkomst geeft de werkgever de werknemer een op de CAO gebaseerde aanstellingsbrief. In deze brief vermeldt hij het loon, de functie, de werktijden en dagen waarop de werknemer inclusief de eventuele koopavonden werkt.
c. Concurrentiebeding: De werkgever en de werknemer mogen in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd een concurrentiebeding opnemen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de werknemer moet 18 jaar of ouder zijn;
- het concurrentiebeding moet schriftelijk worden vastgelegd;
- het beding mag maximaal zes maanden na beëindiging van de arbeidsovereenkomst van kracht blijven.
d. Proeftijd: Bij het sluiten van een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd kunnen werkgever en werknemer een proeftijd afspreken. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- de proeftijd mag niet langer duren dan twee maanden;
- voor de werkgever en de werknemer geldt dezelfde periode;
- de afspraak moet schriftelijk worden vastgelegd.
-
e. Opzeggen in de proeftijd: Tijdens de proeftijd kunnen zowel de werkgever als de werknemer de arbeidsovereenkomst opzeggen. In beide gevallen geldt een opzegtermijn van één dag.
2.2 Voor bepaalde tijd (‘in tijdelijke dienst’)
a. Altijd schriftelijk: Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd moet altijd schriftelijk worden vastgelegd. In die overeenkomst worden in ieder de geval de in artikel 2.1 lid b behandelde onderwerpen opgenomen.
b. Geen concurrentiebeding: In een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd mag geen concurrentiebeding worden opgenomen. Als dit toch gebeurt, is het beding nietig (ongeldig). Die ongeldigheid blijft bestaan als de arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd stilzwijgend (automatisch) overgaat in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
c. Invallen voor een arbeidsongeschikte collega: De werkgever kan met een werknemer een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd sluiten om hem te laten invallen voor een arbeidsongeschikte collega. De werkgever moet dit schriftelijk bevestigen en daarbij de naam vermelden van de collega voor wie de werknemer invalt. De arbeidsovereenkomst eindigt dan op de dag dat de arbeidsongeschikte collega zich weer arbeidsgeschikt meldt.
d. Proeftijd: Ook in een schriftelijke arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kunnen werkgever en werknemer een proeftijd opnemen. De lengte van de proeftijd wordt als volgt vastgesteld:
Lengte arbeidsovereenkomst Lengte proeftijd korter dan 2 jaar maximaal 1 maand geen kalenderdatum genoemd maximaal 1 maand twee jaar of langer maximaal 2 maanden
e. Maximaal tweemaal verlengen: Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd kan maximaal twee keer worden verlengd. De opeenvolgende arbeidsovereenkomsten mogen echter samen niet langer duren dan drie jaar.
f. Van bepaalde naar onbepaalde tijd: Als een werkgever en een werknemer meerdere arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd na elkaar sluiten, wordt de laatste arbeidsovereenkomst automatisch een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd op het moment dat:
- de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd samen langer hebben geduurd dan 36 maanden (inclusief tussenpozen) en/of
- meer dan drie van deze arbeidsovereenkomsten na elkaar zijn gesloten. Dit geldt alleen als de arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd elkaar hebben opgevolgd met tussenpozen van niet meer dan drie maanden.
g. Omzetting niet gewenst? Voor een werkgever of een werknemer die een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd niet wil omzetten in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, geldt het advies dit tijdig aan de ander duidelijk te maken.
h. Einde arbeidsovereenkomst: Een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd loopt van rechtswege (automatisch) af. Dit gebeurt op de in het contract aangegeven tijdstip. Opzegging is niet nodig. Dit geldt ook voor een verlengde arbeidsovereenkomst zoals bedoeld in lid e.
i. Tussentijdse beëindiging: Zowel de werkgever als de werknemer kan een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd tussentijds beëindigen. Hierbij moeten zij zich houden aan artikel 2.4.
2.3 Bijzondere gevallen
a. Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx leerling: De werkgever sluit een arbeidsovereenkomst met de leerling met wie hij een praktijkovereenkomst leerling aangaat. De voorwaarden waaraan die arbeidsovereenkomst moet voldoen, staan in artikel 7.2.
b. VMBO: De werkgever is verplicht een leer- en een arbeidsovereenkomst aan te gaan met een leerling/werknemer gedurende de VMBO-opleiding.
c. Stagiairs: Een stagiair is géén werknemer in de zin van de CAO. Zie ook art. 7.10.
2.4 Beëindiging van de arbeidsovereenkomst
a. Met wederzijds goedvinden: De arbeidsovereenkomst eindigt als de werkgever en de werknemer dit beiden wensen. Hierbij gelden de volgende voorwaarden:
- een gezamenlijke schriftelijke verklaring in tweevoud waaruit blijkt dat er sprake is van ‘beëindiging met wederzijds goedvinden’;
- ondertekening daarvan door werkgever en werknemer binnen twee dagen;
- dit moet uit vrije wil zijn gebeurd; de werkgever moet zich ervan overtuigen dat de werknemer op de hoogte is van de gevolgen van de ondertekening;
- is de verklaring er na twee dagen niet, dan gelden de regels voor opzegging in het vervolg van dit artikel.
b. Beëindiging door de werkgever: De werkgever die de arbeidsovereenkomst van een werknemer wil beëindigen, moet zich houden aan:
- de wettelijke eisen; dit betekent onder meer dat hij vooraf een ontslagvergunning van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI) moet hebben gekregen;
- de voor hem geldende opzegtermijnen.
c. Opzegtermijnen voor de werkgever: Deze termijnen zijn in onderstaand schema weergegeven. De lengte ervan hangt af van twee factoren:
- de duur van het dienstverband tot op de dag van de opzegging;
- of er ontslagvergunning is van het CWI; zo’n vergunning bekort de opzegtermijn met een maand.
De opzegtermijn is echter nooit korter dan een maand.
Duur arbeidsovereenkomst | opzegtermijn in maanden |
korter dan 5 jaar | 1 |
5 jaar of langer, maar korter dan 10 jaar | 2 |
10 jaar of langer, maar korter dan 15 jaar | 3 |
15 jaar of langer | 4 |
d. Beëindiging door de werknemer / opzegtermijn: De werknemer die de arbeidsovereenkomst wil beëindigen, moet zich houden aan de geldende opzegtermijn. Deze bedraagt één maand.
e. Wanneer begint de opzegtermijn? Dit hangt af van de loonbetaling, volgens onderstaand schema:
Loonbetaling begin opzegtermijn
per week 1e werkdag van de volgende week (na opzegging)
per maand 1e werkdag van de volgende maand
per 4 weken 1e werkdag van de volgende vierwekenperiode
f. Uitzonderingen: De regels voor opzegging en opzegtermijnen gelden niet:
- bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst tijdens de proeftijd;
- bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst met wederzijds goedvinden;
- bij ontslag op staande voet wegens een dringende reden (de artikelen 7: 678 en 7: 679 Burgerlijk Wetboek).
g. Als het niet volgens de regels gaat..: De werkgever of de werknemer moet een boete betalen als hij de arbeidsovereenkomst eenzijdig beëindigt:
- zonder zich te houden aan de leden b en d van dit artikel en/of
- zonder zich te houden aan de wettelijke regels voor opzegging en/of
- zonder dat een dringende reden voor ontslag bestaat,
Deze boete moet onmiddellijk (zonder sommatie of ingebrekestelling) worden betaald en komt overeen met één maand loon van de werknemer. De boete staat los van het recht op schadevergoeding dat de benadeelde werkgever of werknemer heeft op grond van de artikelen 7: 677 en 7: 681 Burgerlijk Wetboek.
3. Werktijden
3.1 Normale arbeidsduur en arbeidstijd
a. Wekelijkse arbeidsduur: Bij een vijfdaagse werkweek is de wekelijkse arbeidsduur 38 uur. In overleg kan de werkweek voor de werknemer maximaal 45 uur bedragen. De werkweek is inclusief:
- eventuele werkuren op koopavonden en zondagen;
- werkoverleg en vergelijkbare bijeenkomsten, behalve besprekingen tussen de werkgever en de bedrijfsleider.
b. Werkdag: Een normale werkdag ligt tussen 7.00 uur en 21.00 uur en duurt voor de werknemer maximaal 10 uur per dag. Voor werknemers jonger dan 18 jaar kan op grond van de Arbeidstijdenwet de werkdag maximaal 9 uur bedragen.
c. Koopavond: De werknemer mag op de gebruikelijke wekelijkse koopavond tot
21.00 uur werken. De werkgever kan voor deze regel schriftelijk ontheffing vragen bij het Branche Platform Kappers als hij een juridisch afdwingbare verplichting heeft om tot 22.00 uur open te blijven. Werkt de werknemer in verband met een koopavond langer dan acht uur per dag, dan krijgt hij op kosten van de werkgever een eenvoudige maaltijd. Voor werken op koopavonden geldt geen toeslag, tenzij de werknemer daardoor meer dan 38 uur per week werkt. Zie ook artikel 3.3.
3.2 Parttimers en partieel leerplichtigen
a. Parttimers: Het aantal uren, de dagen en de tijdstippen waarop parttimers werken, zijn vastgelegd in hun schriftelijke arbeidsovereenkomst. In onderling overleg kunnen de werkgever en de parttimer periodiek andere werktijden afspreken.
b. Partieel leerplichtigen: Zij werken - afhankelijk van hun leeftijd - drie of vier dagen per week. Het aantal werkuren bedraagt dan drievijfde of viervijfde deel van 38 uur.
3.3 Overwerk
a. Wat is overwerk? Over(werk)uren zijn alle uren die de werknemer xxxx werkt dan 38 uur per week. Dit geldt ook voor parttimers. Voor deze over(werk)uren geldt een toeslag van 25% in tijd of geld. Zie ook art. 5.2.
b. Zes dagen werken: Voor de werknemer die verplicht wordt in een kalenderweek zes dagen te werken, gelden de uren die hij op de zesde dag werkt als overuren. Dit geldt ook als hij die week in totaal niet meer dan 38 uur werkt.
3.4 Arbeid op en rondom feestdagen
a. De vrije dag voor een feestdag: De werkgever mag de werknemer laten werken op de vrije dag voorafgaand aan een feestdag. Hierbij geldt als voorwaarde dat dit in de desbetreffende gemeente is toegestaan. De werknemer die op zo’n dag werkt, heeft recht op een vervangende vrije dag.
b. Langer doorwerken voor Pasen, Pinksteren, Kerstmis: In de week die aan zo’n gebeurtenis voorafgaat, mag de werkgever de werknemer boven de18 jaar langer laten doorwerken dan op het werkrooster is vermeld. Hierbij geldt een maximum van twee uur per dag gedurende drie dagen per week. Voor deze over(werk)uren geldt een toeslag van 25% in tijd of geld. Zie ook art. 5.2.
c. Feestdagen, Koninginnedag en 5 mei: Werkgever en werknemer kunnen in overleg, op vrijwillige basis besluiten dat de werknemer op feestdagen en of Koninginnedag werkt. Dit geldt ook voor 5 mei voorzover het jaartal deelbaar is door vijf. Voor het werken op deze dagen geldt een toeslag van 100% in tijd of geld. Zie ook art. 5.2.
3.5 (Andere) afwijkende werktijden
a. In overleg en vrijwillig: Werkgever en werknemer kunnen in overleg en met instemming van beide partijen op vrijwillige basis afwijken van de normale werktijden en werkdagen. Zo kunnen zij afspreken dat de werknemer werkt op:
- andere tijden dan tussen 7.00 en 21.00 uur (als dit voor een goede bedrijfsvoering wenselijk is);
- meer dan één koopavond per week;
b. Feestdagen en zondag: Het werken op feestdagen en zondag wordt zoveel mogelijk voorkomen. Mocht er toch op zondag gewerkt worden, dan kan dit op maximaal 13 zondagen per jaar. De werkgever stelt de werktijden voor die zondagen in overleg met de werknemer vast. Voor het werken op een feestdag geldt een toeslag van 100% in tijd of geld en voor het werken op zondag geldt een toeslag van 25% in tijd of geld. (zie ook art. 5.2).
c. Gebroken diensten: Deze zijn niet toegestaan. Werkgever en werknemer kunnen echter in overleg, op vrijwillige basis van deze regel afwijken. Zij moeten dit schriftelijk vastleggen.
3.6 Rusttijden
a. Middagpauze: De werknemer heeft recht op een aaneengesloten middagpauze van een half uur.
b. Wekelijkse rust: De werknemer heeft recht op een aaneengesloten rustperiode van 40 uur per werkweek. De wekelijkse rustperiode behoeft niet aaneengesloten te zijn als de werknemer werkt in een salon die is gevestigd:
- in een gemeente waar voor het Kappersbedrijf een andere dag dan maandag geldt als collectieve sluitingsdag;
- op een NS-station of een vliegveld dat is opengesteld voor intercontinentale vluchten. Afgezien van de aaneengesloten vakantieperiode van drie weken moet deze groep werknemers tenminste zeven vrije dagen op zaterdag opnemen en tenminste dertien op maandag.
3.7 Werkrooster
a. Verplicht: Op een vaste plaats in het bedrijf moet een werkrooster voorhanden zijn. Werkgever en werknemer zijn verplicht zich te houden aan de daarop vermelde werk- en rusttijden.
4. Loon
4.1 De loonbedragen
a. Bruto maandlonen: In dit hoofdstuk staan de bruto maandlonen per leeftijdsgroep, referentiefunctie en ervaringsjaar. Deze loonbedragen zijn:
- gebaseerd op de normale wekelijkse arbeidsduur van vijf dagen en 38 uur;
- exclusief een eventuele toeslag voor een diploma of deelcertificaat (zie art.
5.4 en 5.5).
b. Parttimers: Voor parttimers gelden de genoemde lonen naar evenredigheid.
4.2 Loongebouw A en B
a. Loongebouw A of B: Per 1 januari 2009 heeft de werkgever de mogelijkheid om te kiezen voor loongebouw A of B. Beide loongebouwen hebben dezelfde referentiefuncties.
b. Wat is loongebouw B: De basissalarissen van loongebouw B liggen op 98% van loongebouw A. Daarnaast is een variabel beloningssysteem van toepassing.
c. Loongebouw B kiezen: De werkgever kan kiezen voor loongebouw B indien hij dit schriftelijk meldt aan het Branche Platform Kappers en kan aantonen dat hij beschikt over een geautomatiseerd en transparant systeem van omzetontwikkeling op het niveau van de individuele werknemer. Het systeem dient de individuele werknemer op elk moment inzicht te geven in de tot dat moment behaalde omzet. Wekelijks accorderen de werkgever en de werknemer de omzetresultaten. De werknemer ontvangt hiervan een copie.
d. Conflict: Bij dreigende conflicten kunnen CAO-partijen intern bij de onderneming toetsen of de onderneming voldoet aan de gestelde criteria en de uitvoering daarvan.
e. De werkgever voldoet niet aan de criteria: Als de werkgever niet aan de criteria voldoet zoals onder sub c opgenomen kan de werknemer eisen dat loongebouw A wordt toegepast.
4.3 Bruto loon per maand
Loongebouw A
a. Bruto maandloon per 1 maart 2008 (4% tov 1 juli 2004)
Haarstylist Haarstylist 1 Haarstylist 2 Haarstylist 3 Topstylist
Junior Junior Salon- stylist A Stylist B assistent
VMBO-
leerling
Leeftijd / ervarings- jaren
14 jaar | 422,67 | 422,67 | 491,62 | 509,03 | 729,11 | 757,56 | 786,15 | 809,04 | 832,07 |
15 jaar | 422,67 | 422,67 | 491,62 | 509,03 | 729,11 | 757,56 | 786,15 | 809,04 | 832,07 |
16 jaar | 484,43 | 484,43 | 553,37 | 570,79 | 764,58 | 793,02 | 821,61 | 844,49 | 867,53 |
17 jaar | 553,07 | 553,07 | 622,01 | 639,42 | 806,33 | 834,78 | 863,36 | 886,25 | 909,28 |
18 jaar | 635,42 | 635,42 | 704,37 | 721,79 | 901,85 | 930,29 | 958,88 | 981,76 | 1004,80 |
19 jaar | 731,52 | 731,52 | 800,46 | 817,87 | 1040,82 | 1069,27 | 1097,87 | 1120,74 | 1143,77 |
20 jaar | 843,61 | 843,61 | 912,56 | 929,97 | 1198,01 | 1228,24 | 1248,84 | 1271,72 | 1294,77 |
21 jaar | 994,60 | 994,601063,55 | 1080,96 | 1290,76 | 1319,21 | 1347,80 | 1370,68 | 1393,71 | |
22 jaar 23 jaar en | 1166,181166,181235,12 | 1252,54 | 1417,73 | 1446,17 | 1474,76 | 1497,64 | 1520,68 | ||
ouder: aantal ervaringsjaren: | |||||||||
0 | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1626,64 | 1656,90 | 1675,78 | 1698,66 | 1721,53 | ||
1 | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1672,92 | 1701,52 | 1730,11 | 1752,99 | 1775,86 | ||
2 | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1706,66 | 1735,26 | 1763,86 | 1786,73 | 1809,61 | ||
3 | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1723,26 | 1751,85 | 1780,44 | 1803,33 | 1826,20 | ||
4 | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1752,42 | 1781,02 | 1809,61 | 1832,49 | 1855,37 | ||
5 of meer | 1370,941370,941439,89 | 1458,44 | 1752,42 | 1781,02 | 1809,61 | 1832,49 | 1855,37 |
Loongebouw A
b. Bruto maandloon per 1 januari 2009 (4% tov 1 maart 2008)
Leeftijd / ervarings- jaren | VMBO- leerling | Junior stylist A | Junior Stylist B | Salon- assistent | Haarstylist | Haarstylist 1 Haarstylist 2 Haarstylist 3 Topstylist | |||
14 jaar | 439,57 | 439,57 | 511,28 | 529,39 | 758,28 | 787,86 | 817,59 | 841,40 | 865,36 |
15 jaar | 439,57 | 439,57 | 511,28 | 529,39 | 758,28 | 787,86 | 817,59 | 841,40 | 865,36 |
16 jaar | 503,81 | 503,81 | 575,51 | 593,63 | 795,16 | 824,74 | 854,47 | 878,27 | 902,23 |
17 jaar | 575,19 | 575,19 | 646,89 | 665,00 | 838,59 | 868,17 | 897,89 | 921,70 | 945,65 |
18 jaar | 660,84 | 660,84 | 732,55 | 750,66 | 937,92 | 967,50 | 997,24 | 1021,03 | 1044,99 |
19 jaar | 760,78 | 760,78 | 832,48 | 850,58 | 1082,45 | 1112,04 | 1141,78 | 1165,56 | 1189,52 |
20 jaar | 877,35 | 877,35 | 949,06 | 967,17 | 1245,93 | 1277,37 | 1298,80 | 1322,59 | 1346,56 |
21 jaar | 1034,391034,391106,09 | 1124,19 | 1342,40 | 1371,98 | 1401,71 | 1425,51 | 1449,46 | ||
22 jaar | 1212,831212,831284,53 | 1302,65 | 1474,44 | 1504,02 | 1533,75 | 1557,55 | 1581,50 | ||
23 jaar en | |||||||||
ouder: aantal | |||||||||
ervaringsjaren: | |||||||||
0 | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1691,71 | 1723,17 | 1742,81 | 1766,61 | 1790,39 | ||
1 | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1739,84 | 1769,58 | 1799,32 | 1823,11 | 1846,90 | ||
2 | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1774,93 | 1804,67 | 1834,42 | 1858,20 | 1881,99 | ||
3 | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1792,19 | 1821,92 | 1851,66 | 1875,46 | 1899,25 | ||
4 | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1822,52 | 1852,26 | 1881,99 | 1905,79 | 1929,59 | ||
5 of meer | 1425,781425,781497,49 | 1516,78 | 1822,52 | 1852,26 | 1881,99 | 1905,79 | 1929,59 |
Loongebouw B per 1 januari 2009
a. Bruto maandloon per 1 januari 2009 (98% tov loongebouw A per 1 januari 2009)
Leeftijd / ervarings- jaren | VMBO- leerling | Junior stylist A | Junior Stylist B | Salon- assistent | Haarstylist | Haarstylist 1 Haarstylist 2 Haarstylist 3 Topstylist | |||
14 jaar | 430,78 | 430,78 | 501,06 | 518,80 | 743,11 | 772,10 | 801,24 | 824,57 | 848,05 |
15 jaar | 430,78 | 430,78 | 501,06 | 518,80 | 743,11 | 772,10 | 801,24 | 824,57 | 848,05 |
16 jaar | 493,73 | 493,73 | 564,00 | 581,75 | 779,26 | 808,25 | 837,39 | 860,70 | 884,18 |
17 jaar | 563,69 | 563,69 | 633,96 | 651,70 | 821,81 | 850,80 | 879,93 | 903,26 | 926,74 |
18 jaar | 647,62 | 647,62 | 717,90 | 735,65 | 919,16 | 948,15 | 977,29 | 1000,61 | 1024,09 |
19 jaar | 745,56 | 745,56 | 815,83 | 833,57 | 1060,81 | 1089,80 | 1118,94 | 1142,25 | 1165,73 |
20 jaar | 859,80 | 859,80 | 930,08 | 947,82 | 1221,01 | 1251,82 | 1272,82 | 1296,14 | 1319,63 |
21 jaar | 1013,701013,701083,97 | 1101,71 | 1315,55 | 1344,54 | 1373,68 | 1397,00 | 1420,47 | ||
22 jaar | 1188,571188,571258,84 | 1276,59 | 1444,95 | 1473,94 | 1503,08 | 1526,40 | 1549,87 | ||
23 jaar en | |||||||||
ouder: aantal | |||||||||
ervaringsjaren: | |||||||||
0 | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1657,87 | 1688,71 | 1707,96 | 1731,28 | 1754,59 | ||
1 | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1705,04 | 1734,19 | 1763,33 | 1786,65 | 1809,96 | ||
2 | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1739,43 | 1768,58 | 1797,73 | 1821,04 | 1844,35 | ||
3 | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1756,35 | 1785,48 | 1814,62 | 1837,95 | 1861,26 | ||
4 | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1786,07 | 1815,22 | 1844,35 | 1867,67 | 1890,99 | ||
5 of meer | 1397,261397,261467,54 | 1486,45 | 1786,07 | 1815,22 | 1844,35 | 1867,67 | 1890,99 |
4.4 Functie-indeling
a. Referentiefuncties: De in de loontabellen genoemde referentiefuncties worden beschreven in het Functiehandboek voor het Kappersbedrijf. Zie bijlage 4 (aparte uitgave).
b. Werkgever verantwoordelijk: De werkgever is verantwoordelijk voor de functie- indeling van de werknemer. Dit moet gebeuren op basis van het Functiehandboek.
c. Indelingsbesluit: De werkgever moet de werknemer een schriftelijk indelingsbesluit geven. Daarin vermeldt hij de salonfunctie, de referentiefunctie en de loongroep. De salonfunctie en de loongroep moeten ook worden genoemd in de schriftelijke arbeidsovereenkomst. De loongroepen zijn te vinden in het Functiehandboek.
d. Bezwaar en beroep: Als de werknemer het niet eens is met het indelingsbesluit, kan hij daartegen bezwaar maken bij de werkgever. Zo nodig kan hij daarna tegen het besluit in beroep gaan. Eén en ander moet binnen bepaalde termijnen gebeuren. Hoe dit precies is geregeld, staat in het Functiehandboek. De werknemer heeft de keuze om de bezwaar- en beroepprocedure te volgen of om het verschil van inzicht voor te leggen aan de bevoegde rechter.
e. Relatie functie-indeling - vakdiploma: Zie artikel 7.4.
4.5 Ervaringsjaren
a. Waar gaat het om? Ervaringsjaren zijn de perioden van twaalf maanden waarin de werknemer in dienst is geweest als werknemer in het Kappersbedrijf. De opbouw van ervaringsjaren begint als de werknemer 23 jaar wordt. Als de werknemer op hogere leeftijd in het Kappersbedrijf gaat werken, begint de opbouw bij
indiensttreding. Het aantal ervaringsjaren kan gevolgen hebben voor de beloning. Zie artikel 4.3.
b. Persoonsgebonden: De werknemer neemt zijn ervaringsjaren mee als hij van functie of werkgever verandert. De (nieuwe) werkgever moet de werknemer dus het aantal ervaringsjaren toekennen dat hij in het Kappersbedrijf heeft opgebouwd.
c. Herintreder: Voor de herintredende werknemer gelden als ervaringsjaren: het aantal jaren dat hij in het Kappersbedrijf werkzaam is geweest in de zes jaar voorafgaand aan het moment van herintreden.
d. Militaire dienstplicht: De jaren waarin de werknemer zijn militaire dienstplicht heeft vervuld, tellen mee als ervaringsjaren.
4.6 Ingangsdata loonsverhogingen i.v.m. leeftijd of ervaring
a. Tabel: In onderstaande tabel is weergegeven wanneer de loonsverhoging ingaat, waarop de werknemer recht heeft bij het bereiken van een hogere leeftijd of een (extra) ervaringsjaar.
Loonbetaling per | Jarig of bereiken (extra) ervaringsjaar | Loonsverhoging m.i.v. |
Week | in een bepaalde week | het begin van die week |
Maand | - voor of op de 15e van een kalendermaand - na de 15e van een kalendermaand | - het begin van die maand - de volgende maand |
Vier weken | - in de eerste twee weken van een vierweken- | - het begin van die vierwekenperiode |
periode
- in de laatste twee weken van een vierweken- - de volgende vierwekenperiode periode
4.7 BOL-korting
a. Tijdelijk: De werkgever mag een tijdelijke korting toepassen op het brutoloon van de werknemer die met goed gevolg een beroepsopleidende leerweg (BOL) in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs heeft afgerond.
b. Hoeveel? Deze BOL-korting bedraagt maximaal 10% van het brutoloon gedurende maximaal drie maanden.
c. Voorwaarden: BOL-korting mag alleen worden toegepast:
- als de werknemer voor de eerste keer een dienstverband aangaat met een werkgever in het Kappersbedrijf en
- geen volledige BOL-stage heeft doorlopen of dit niet tegenover de werkgever xxx xxxxxxxx.
4.8 Ingroeischaal herenkapper
a. Voor wie? De ingroeischaal herenkapper geldt voor de werknemer die na zijn opleiding wordt ingedeeld in de referentiefunctie herenkapper (zie Functiehandboek).
b. Inhoud: Deze werknemer groeit binnen vier jaar van loongroep 2 naar loongroep 6. Hierbij blijft de werknemer maximaal twee jaar in loongroep 4 en maximaal twee jaar in loongroep 5.
4.9 Het inkomen bij werktijdverkorting
a. Werktijdverkorting: De werkgever mag gedurende een bepaalde periode werktijdverkorting invoeren als hij daarvoor toestemming en een financiële garantie heeft gekregen van het Centrum voor Werk en Inkomen (CWI).
b. Aanvulling op de uitkering: In dat geval ontvangt de werknemer van de werkgever een aanvulling op de wettelijke uitkering. Deze aanvulling zorgt ervoor dat het netto inkomen van de werknemer gelijk blijft. Een loonsverhoging in verband met het bereiken van een hogere leeftijd werkt door in de aanvulling.
4.10 Loonbetaling
a. Hoe? De werkgever betaalt het loon, de variabele beloning, de toeslagen en dergelijke door storting op een bankrekening van de werknemer.
b. Wanneer? De werkgever moet ervoor zorgen dat deze betalingen worden bijgeschreven uiterlijk op de laatste dag van het loontijdvak waar ze betrekking op hebben.
c. Loonspecificatie: De werkgever is verplicht een loonspecificatie te (laten) verstrekken. Daar moet in ieder geval op staan:
- de naam van de werknemer;
- de periode waar de betaling betrekking op heeft;
- het bruto loon;
- de variabele bruto beloning en eventuele vergoedingen, uitkeringen en/of toeslagen en spaarloon;
- de premie voor het Bedrijfspensioenfonds;
- de premie O&O-fonds;
- de loonheffing;
- het voor de werknemer geldende wettelijk minimum(jeugd)loon;
- de overeengekomen arbeidsduur.
4.11 Spaarloon en Vakbondscontributie
a. Medewerking werkgever: De werkgever verleent op verzoek van werknemer medewerking aan het gebruik van de wettelijke spaarloonregeling en het fiscaal vriendelijk faciliteren van de vakbondscontributie.
b. Vakbondscontributie: De werknemer kan bij de werkgever een verzoek tot vergoeding van de lidmaatschapskosten van een werknemersorganisatie indienen. Dit betreft dan de verlaging van het bruto loon ter hoogte van de door hem in het betreffende kalenderjaar betaalde kosten voor het lidmaatschap van een werknemersorganisatie. De werkgever zal dit verzoek inwilligen, in ruil voor een netto onkostenvergoeding. Deze netto vergoeding is gelijk aan het bruto ingehouden bedrag. Alle bruto looncomponenten, zoals ook eenmalige uitkeringen en overwerkvergoedingen kunnen in aanmerking komen voor de uitvoering van deze regeling.
4.12 WGA premie
a. Niet verhalen: Gedurende de looptijd van deze CAO zal de helft van de gedifferentieerde WGA premie niet bij de werknemer in rekening gebracht worden
4.13 Inhuurkrachten
a. Zelfde loon en toeslagen: Alle inhuurkrachten, zoals onder andere uitzendkrachten en mensen in dienst van een payroll-organisatie, dienen te worden betaald volgens het beloningsstelsel (lonen en toeslagen) van deze CAO.
b. Verantwoordelijkheid inlener: De werkgever (inlener) is verplicht zich ervan te verzekeren dat aan alle arbeidskrachten die aan zijn onderneming ter beschikking zijn gesteld, loon en overige toeslagen worden betaald overeenkomstig deze CAO.
c. Opdracht aan (uitzend)organisatie: Ter nakoming van de sub a en b genoemde verplichtingen dient de werkgever (inlener), voorzover het gaat om bepalingen inzake lonen en toeslagen, in de overeenkomst van opdracht met de (uitzend)organisatie onherroepelijk te bedingen, dat de (uitzend)organisatie de bedoelde CAO-bepalingen jegens de ter beschikking gestelde werknemers (inhuurkrachten) in acht zal nemen.
d. Uitzondering: Indien de werkgever (inlener) gebruik maakt van een (uitzend)organisatie dat rechtstreeks door algemeen verbindend verklaring is gebonden aan een CAO waarin de doorwerking van de sub b genoemde bepaling is geregeld, wordt hij geacht met betrekking tot die bepaling de sub c bedoelde verplichting te zijn nagekomen.
e. Aansprakelijkheid: Indien en voorzover de werkgever (inlener) de sub b bedoelde verplichting niet nakomt, is hij ten opzichte van de ingeleende inhuurkracht aansprakelijk voor naleving van de bepalingen inzake lonen en toeslagen van deze CAO, als ware de inhuurkracht bij de werkgever zelf in dienst.
5. Toeslagen en vergoedingen
5.1 Vakantiegeld
a. Hoeveel? De werknemer heeft recht op vakantiegeld. Dit bedraagt 8% van zijn jaarinkomen inclusief toeslagen over de periode 1 juli van het voorafgaande kalenderjaar tot en met 30 juni van het lopende kalenderjaar.
b. Uitbetaling: De werkgever moet het jaarlijkse vakantiegeld in één keer in de maand mei uitbetalen. Als de werkgever het loon niet per maand uitbetaalt, moet hij het vakantiegeld uitbetalen in de laatste betalingsperiode van de maand mei.
c. Arbeidsongeschiktheid (ziekte): De werkgever moet het vakantiegeld gedurende de eerste 104 weken arbeidsongeschiktheid onverkort doorbetalen.
d. Beëindiging dienstverband: Bij beëindiging van het dienstverband heeft de werknemer recht op vakantiegeld naar verhouding van zijn inkomen over de gewerkte periode vanaf 1 juli daaraan voorafgaand. Voorzover de werkgever dit
vakantiegeld nog niet heeft uitbetaald, doet hij dit op de laatste dag van het dienstverband.
e. Te veel betaald vakantiegeld: Als de werknemer het dienstverband zelf beëindigt, mag de werkgever het eventueel te veel betaalde vakantiegeld inhouden op het loon. Dit doet hij op de laatste dag van het dienstverband.
5.2 Toeslag bij bijzondere werktijden
a. Overwerk: Hiervoor geldt een toeslag van 25% per uur.
b. Werken op zondag: Hiervoor geldt een toeslag van 25% per uur.
c. Langer doorwerken voor Pasen, Pinksteren en Kerstmis: Als de werkgever gebruik maakt van deze in artikel 3.4 genoemde mogelijkheid, geldt een toeslag van 25% per langer gewerkt uur.
d. Feestdagen, Koninginnedag en 5 mei: Als de werknemer op verzoek van de werkgever op een feestdag of Koninginnedag werkt, geldt een toeslag van 100% per uur. Dit geldt ook voor 5 mei, voorzover het jaartal deelbaar is door vijf.
e. Uitkering in tijd of geld: De in dit artikel genoemde toeslagen worden in overleg tussen de werkgever en de werknemer in tijd of in geld uitgekeerd. Dit gebeurt per kalenderkwartaal. Bij een uitkering in geld vindt de betaling uiterlijk plaats bij de eerstvolgende loonbetaling na het kalenderkwartaal waarin de toeslagen zijn opgebouwd. Bij een uitkering in tijd wordt de extra tijd bijgeschreven op de snipperdagenkaart, uiterlijk in de eerste week na het kalenderkwartaal waarin de toeslagen zijn opgebouwd.
5.3 Toeslag bedrijfsleider
a. Twintig procent: Een werknemer die voldoet aan de in het Functiehandboek omschreven criteria voor bedrijfsleider, ontvangt een bruto toeslag van 20% op zijn loon.
b. Tijdelijke vervanging: Deze toeslag geldt ook voor de werknemer die door de werkgever als tijdelijke bedrijfsleider is aangewezen, namelijk voor de duur dat hij deze taak vervult. De werkgever is verplicht één van zijn werknemers met deze taak te belasten als hijzelf of de bedrijfsleider gedurende een periode van tenminste twee weken niet in het bedrijf aanwezig is en daaraan geen leiding kan geven. Dit geldt niet als de feitelijke leiding van het bedrijf al op een andere manier is geregeld.
5.4 Diplomatoeslag
a. Voor wie? De werknemer in de leeftijd tot en met 22 jaar die voldoet aan de onderstaande voorwaarden heeft recht op een toeslag in verband met een door hem behaald vakdiploma. Dit geldt uitsluitend voor vakdiploma’s, genoemd in bijlage 2 en diploma’s die daar volgens het Branche Platform Kappers gelijkwaardig aan zijn.
b. Hoeveel? De diplomatoeslag bedraagt € 14,-- bruto per maand.
c. Voorwaarden: De werknemer ontvangt deze toeslag als hij:
- voldoet aan de functievereisten van de referentiefunctie haarstylist en een vakdiploma heeft, genoemd in bijlage 2 onder a of
- voldoet aan de functievereisten van de referentiefunctie topstylist en een vakdiploma heeft, genoemd in bijlage 2 onder b.
Verder moet hij de werkgever in staat stellen tot diplomaverificatie.
d. Geen toeslag: De werknemer in de referentiefunctie haarstylist 1, 2, of 3 heeft
geen recht op een diplomatoeslag.
e. Eén diplomatoeslag: De werknemer kan maximaal één diplomatoeslag tegelijk ontvangen.
f. Ingangsdatum toeslag: zie art. 7.3.
g. Buitenlandse diploma’s: zie art. 7.4.
5.5 Deelcertificaattoeslag
a. Voor wie? De werknemer in de leeftijd tot en met 22 jaar die voldoet aan de onderstaande voorwaarden heeft recht op een toeslag in verband met een door hem behaald deelcertificaat.
b. Hoeveel? De deelcertificaattoeslag bedraagt € 9,35 bruto per maand.
c. Voorwaarden: De werknemer moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
voldoet aan de functievereisten van de referentiefunctie:1 | en aan de vaktechnische handeling:1 | en beschikt over het deelcertificaat: |
haarstylist 1, 2 of 3 | modelvorming | modelvorming / model- |
haarstylist 1, 2 of 3 | zelfstandig kleuren | vorming Afrohaar kleurbehandeling |
haarstylist 1, 2 of 3 | lang haar | lang haar |
d. Eén deelcertificaattoeslag: De werknemer kan maximaal één deelcertificaattoeslag tegelijk ontvangen.
f. Ingangsdatum toeslag: zie art. 7.3.
5.6 Trainingen
a. Extra reiskosten: De werkgever vergoedt de eventuele extra reiskosten die de werknemer moet maken om aan een training deel te nemen.
b. Het verzorgen van een training: De werknemer die op verzoek van de werkgever een training verzorgt, krijgt daarvoor een vergoeding van € 36,-- bruto per training. De bedrijfsleider die een training verzorgt, krijgt deze vergoeding niet voor de
1 Zie Functiehandboek.
eerste 17 avonden die hij op jaarbasis verzorgt. Over het meerdere ontvangt hij wel de bovengenoemde bruto vergoeding.
5.7 Verplichte evenementen buiten werktijd
a. Korte cursussen, shows, demonstraties en introductiebijeenkomsten: Voor dergelijke, door de werkgever verplichte evenementen buiten de normale werktijd gelden de volgende regels:
- De werknemer die dergelijke evenementen moet bijwonen / bezoeken, krijgt 50% van de uren die boven zijn gebruikelijke werktijd uitgaan, gecompenseerd in vrije tijd. Bovendien vergoedt de werkgever alle kosten die de werknemer in dit verband moet maken, inclusief de reiskosten.
- Voor de werknemer die actief aan dergelijke evenementen moet meewerken, gelden de daaraan bestede uren als werkuren. De werkgever mag deze uren compenseren in vrije tijd.
5.8 Reiskosten woon-werkverkeer
a. Openbaar vervoer: De werknemer die met het openbaar vervoer (tweede klas) reist, heeft recht op vergoeding van de daadwerkelijk gemaakte reiskosten. De werkgever behoeft de vergoeding alleen te betalen als de werknemer de gebruikte plaatsbewijzen bij hem inlevert.
b. Andere vervoermiddelen: De werknemer die met een ander vervoermiddel reist, heeft recht op een vergoeding van € 0,19 per kilometer tot het maximum als vermeld in onderstaande tabel voor de reisafstand in het woon-werkverkeer. Dit geldt alleen als die afstand groter is dan 10 kilometer (enkele reis, langs de meest gebruikelijke weg). Werknemers die voor de ingangsdatum van deze CAO een hogere vergoeding ontvingen dan in onderstaande tabel staat vermeld, behouden dit recht.
Tabel reiskosten:
Voor tenminste 4 dagen reizen per week gelden de onderstaande reiskostenvergoedingen. Voor wie 3 dagen reist geldt ¾ van de tabelbedragen, voor 2 dagen de helft en voor 1 dag ¼.
Afstand enkele reis: | per maand: |
0 - 10 km | € 0,00 |
00 - 00 xx | € 65,00 |
15 - 20 km | € 91,00 |
20 km of meer | € 130,00 |
c. Vakantie of ziekte: Als de werknemer wegens vakantie of arbeidsongeschiktheid (ziekte) afwezig is, heeft hij geen recht op vergoeding van reiskosten. De werkgever vergoedt echter wel een abonnement dat voor die tijd is aangeschaft. Dit laatste geldt niet als de werknemer had kunnen voorzien dat hij afwezig zou zijn en de aanschaf of verlenging van het abonnement had kunnen voorkomen.
d. Verhuizing: Als de reisafstand voor het woon-werkverkeer door verhuizing van de werknemer tijdens het dienstverband groter wordt, is de werkgever niet verplicht het meerdere aan reiskosten te vergoeden.
5.9 Bedrijfskleding
a. Aanschafkosten: Als de werkgever wil dat de werknemer tijdens het werk voorgeschreven, uniforme kleding draagt, komen de aanschafkosten voor zijn rekening.
5.10 Handgereedschap
a. Aanschaf: De werkgever schaft deugdelijk handgereedschap aan en stelt dit ter beschikking van de werknemer. Hieronder vallen kammen, scharen, föhns, scheermessen en eventueel krultangen en tondeuses.
b. Onderhoud: De werkgever zorgt voor regelmatig onderhoud van het handgereedschap.
c. In het bedrijf laten, tenzij...: Het handgereedschap moet in het bedrijf blijven. De werknemer mag het alleen meenemen naar school, een examen of naar een technische club.
5.11 Stagiairs
a. Onkostenvergoeding: De stagiair ontvangt van de werkgever een onkostenvergoeding per stagedag. Dit is een bruto vergoeding, inclusief sociale lasten. De stagedag en de onkostenvergoeding beslaan een volledige werkdag (7,6 uur). Als de stagiair minder dan 3,8 uur per dag aanwezig is dan mag de helft van de onkostenvergoeding per stagedag voldaan worden. De onkostenvergoedingen houden gelijke tred met de lonen uit loongebouw A.
b. De bruto onkostenvergoedingen per stagedag bedragen met ingang van 1 augustus 2008
1e jaar stagiaire | 2e jaar stagiaire | 3e jaar stagiaire | |
15 jaar en jonger | € 18,83 | € 22,70 | € 23,66 |
16 jaar | € 22,29 | € 26,15 | € 27,12 |
17 jaar | € 26,16 | € 29,99 | € 30,97 |
18 jaar | € 30,74 | € 34,60 | € 35,59 |
19 jaar | € 36,13 | € 39,99 | € 40,97 |
20 jaar en ouder | € 38,52 | € 46,27 | € 47,25 |
5.12 Inhuurkrachten
a. Zelfde toeslagen: Voor inhuurkrachten gelden dezelfde toeslagen als voor werknemers.
6. Arbeidsomstandigheden
6.1 Arbodienstverlening
x. Xxxx-dienst: Per 1 januari 2008 is aansluiting bij een Arbodienst niet meer verplicht.
b. Xxxx Xxxx dienst: AIs de werkgever niet is aangesloten bij een Arbo dienst dan is de maatwerkregeling van toepassing. De werkgever dient dan een overeenkomst met een gecertificeerde bedrijfsarts, arbeidshygienist, arbeids- en organisatiedeskundige en veiligheidskundige te hebben ten behoeve van preventietaken en verzuimbegeleiding. De werknemer wordt in de gelegenheid gesteld om bij de bedrijfsarts kosteloos gebruik te maken van een Arbo spreekuur.
c. Risico Inventarisatie en Evaluatie: Indien de tot standkoming van de branche RI&E stagneert, dient de toetsing van de RI&E, gezien de risico’s in de branche, te gebeuren door een gecertificeerde Arbodienst.
d. Evaluatie: Aan het einde van de looptijd van de CAO zal de maatwerkregeling inzake de Arbodienstverlening door CAO partijen geëvalueerd worden.
e. Arbeidsomstandigheden: CAO-partijen zijn op 17 december 2001 het 'Arboconvenant Kappersbranche inzake fysieke belasting, allergene belasting en vroege reïntegratie' overeengekomen. Dit convenant bevat een aantal verplichtingen voor CAO-partijen. Zie bijlage 5 bij deze CAO.
7. Opleiding, training en stage
7.1 Opleidingsstimulans
a. Stimulans: Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor werkgever en werknemer om voortdurend te investeren in de vakbekwaamheid en arbeidsmarktpositie van de werknemer. Daartoe heeft werknemer in de jaren 2008, 2009 en 2010 recht op een individueel opleidingsbudget van € 100,= per kalenderjaar dat door werkgever aan werknemer ter beschikking wordt gesteld. Vanaf 2011 is dit individuele opleidingsbudget € 50,00 per werknemer per jaar.
b. Budget: Het individuele opleidingsbudget zoals genoemd onder a. wordt op initiatief van de werkgever in overleg tussen werkgever en werknemer aangewend voor het volgen van vakgerichte opleidingen en cursussen. Indien voor 1 juli van enig jaar de werkgever geen initiatief heeft genomen voor de aanwending van het budget kan de werknemer hier vrij over beschikken ten behoeve van het volgen van vakgerichte cursussen of opleidingen met dien verstande dat zoveel mogelijk zal worden gestreefd om het beschikbare budget voor 31 december van enig jaar te besteden. Voor het jaar 2008 geldt dat indien de werkgever geen initiatief heeft genomen voor het aanwenden van het individuele opleidingsbudget vóór 1 december 2008, de werknemer tot 1 januari 2009 vrij kan beschikken over de aanwending van het opleidingsbudget.
c. Subsidie: Bovenop het individuele opleidingsbudget kunnen in de jaren 2008, 2009 en 2010 de werkgever of de werknemer een jaarlijkse subsidie ontvangen uit het O&O fonds. De subsidie heeft betrekking op 50% van de daadwerkelijk gemaakte opleidingskosten met een maximum van € 100,= per werknemer per jaar. Hierdoor komt het individuele opleidingsbudget in totaal uit op € 200,= per werknemer per jaar.
7.2 Vakopleiding
a. Praktijkovereenkomst leerling verplicht: De werkgever sluit een praktijkovereenkomst leerling met al zijn werknemers die kapperswerkzaamheden verrichten en een leer-werktraject in het kader van Xxxxx erkende opleidingen in het kappersvak volgen.
b. Arbeidsovereenkomst: De werkgever sluit een arbeidsovereenkomst met de leerling met wie hij een praktijkovereenkomst leerling aangaat. Deze arbeidsovereenkomst bepaalt dat:
- alle uren die de werknemer in de salon doorbrengt, gelden als werktijd;
- de werknemer drie dagen en in totaal circa 23 uur per week werkt. Dit in verband met de kwalificatiestructuur/beroepscompetentieprofielen en de bijbehorende eindtermen van KOC Nederland.
Alle bepalingen in individuele arbeidsovereenkomsten die van deze twee punten afwijken, zijn nietig.
c. Partiële leerplicht en schoolonderwijs: De werkgever is verplicht de partieel leerplichtige werknemer met een praktijkovereenkomst leerling de gelegenheid te geven tot het volgen van schoolonderwijs. Deze dagen vallen buiten het weekend. Deze verplichting geldt alleen voor de door de school vastgestelde lesdag(en) en niet voor schoolactiviteiten op andere dagen. De werkgever ziet erop toe dat de werknemer dit onderwijs serieus volgt. Het aantal werkdagen inclusief lesdagen bedraagt maximaal vijf per week.
f. Inzet van de werknemer: De werknemer met een praktijkovereenkomst leerling is verplicht de opleiding in de onderneming en het bijbehorende schoolonderwijs serieus te volgen.
7.3 Diplomaverificatie
a. Verplicht: Door de werknemer behaalde vakdiploma’s, zoals bedoeld in bijlage 2, moeten door de werkgever worden geverifieerd. Deze verplichting geldt sinds 1 september 1992, zowel bij indiensttreding, als bij het behalen van diploma’s tijdens het dienstverband.
b. Hoe? De werknemer biedt de werkgever twee kopieën aan van het vakdiploma (de vakdiploma's). De werkgever moet deze kopieën ondertekenen en één exemplaar teruggeven aan de werknemer.
c. Als de werkgever niet meewerkt: In het geval de werkgever de kopieën niet in ontvangst wil nemen of wil ondertekenen, stuurt de werknemer de kopieën per aangetekende post aan hem toe. Dit gebeurt met een gedagtekende aanbiedingsbrief. Als bewijs dat de werknemer aan zijn verplichtingen heeft voldaan, gelden dan het bewijs van per aangetekende post verzenden plus een kopie van de gedagtekende brief.
7.4 Vakdiploma / deelcertificaat: gevolgen voor functie-indeling en/of toeslag
a. Rechtsgevolgen: Het bezit van een vakdiploma werkt door in de functie-indeling (zie Functiehandboek). Daarnaast geeft het bezit van een vakdiploma of deelcertificaat
recht op een toeslag (zie de artikelen 5.4 en 5.5). De ingangsdatum van deze rechtsgevolgen wordt als volgt bepaald:
Situatie werknemer Ingangsdatum rechtsgevolg
Nieuwe werknemer met vakdiploma of deelcertificaat datum van in dienst treden Werknemer die tijdens het dienstverband een
vakdiploma of deelcertificaat behaalt datum waarop het diploma of deelcertificaat is behaald
b. Voorwaarde: In beide gevallen geldt dat de werknemer uiterlijk drie maanden na de genoemde datum kopieën van het vakdiploma of deelcertificaat aan de werkgever moet hebben aangeboden (zie art. 7.3). Heeft de werknemer dit niet binnen deze termijn gedaan, dan geldt als ingangsdatum de datum waarop hij dit alsnog doet.
7.5 Buitenlandse vakdiploma’s
a. Erkende diploma’s: De buitenlandse diploma’s die door CAO-partijen zijn erkend als gelijkwaardig aan Nederlandse vakdiploma’s voor het Kappersbedrijf, zijn opgenomen in bijlage 2.
b. Andere buitenlandse diploma’s: Het Branche Platform Kappers kan een niet-erkend buitenlands vakdiploma gelijkwaardig verklaren aan een vakdiploma in de zin van de CAO. De datum waarop dit gebeurt, geldt voor de werknemer die zo’n diploma heeft als ingangsdatum voor de diplomatoeslag en/of functie-indeling. Het Branche Platform Kappers vraagt voor een dergelijk besluit advies aan KOC Nederland.
7.6 Trainingen
a. Xxxxxx: De werkgever mag in overleg met de werknemer een aantal momenten per jaar als training aanwijzen. Per week kan maximaal één training worden gegeven. Verder gelden hierbij de volgende maxima:
- voor werknemers die een opleiding volgen voor het diploma niveau 2 in het kader van de beroepsbegeleidende leerweg: 25 trainingen met een maximum van 63 uur per jaar;
- voor alle andere werknemers: 10 trainingen met een maximum van 30 uur per jaar.
Bij overschrijding van deze maxima, gelden de extra uren als werktijd.
b. Karakter van de training: Trainingen mogen niet het karakter hebben van een koopavond of een andere commerciële activiteit, waarop onbetaalde arbeid wordt verricht.
c. Begin- en eindtijd: Een training moet zo veel mogelijk aansluiten op de normale werktijd. Een rustperiode van minimaal een half uur tussen de normale werktijd en de training is verplicht. De werknemer heeft daarbij recht op een eenvoudige maaltijd. Die komt voor rekening van de werkgever. Een training moet uiterlijk om
21.30 uur zijn afgelopen.
d. Financiële gevolgen voor de werknemer: zie art. 5.6.
e. Afzonderlijke trainingen: Los van de hiervoor bedoelde trainingen kunnen de werkgever en de werknemer in onderling overleg afspraken maken over afzonderlijke trainingen voor een examen, voorzover dit in het belang is van de individuele werknemer.
7.7 Korte cursussen e.d. buiten werktijd
a. Korte cursussen, shows, demonstraties en introductiebijeenkomsten: De werkgever mag de werknemer verplichten deze evenementen buiten de normale werktijd bij te wonen, te bezoeken en/of eraan mee te werken. Zie ook art. 5.7.
7.8 Branchepaspoort
a. Per 1 januari 2009 heeft de werknemer recht op een branchepaspoort waarin opleiding, opgedane ervaring (EVC) en gevolgde cursussen en trainingen worden gemeld. Het branchepaspoort zal worden uitgegeven door het Branche Platform Kappers
7.9 Cursuskosten
a. Kosten: Indien het dienstverband op initiatief van de werknemer wordt beëindigd, kan de werkgever bij het opstellen van de eindafrekening bij de werknemer de door de werkgever betaalde cursuskosten voor managementcursussen (beheer/leiding/bedrijf) voor 60% in rekening brengen, indien deze cursussen of trainingen binnen een jaar voorafgaand aan het beëindigen van het dienstverband zijn gevolgd en voor 30% indien deze cursussen of trainingen binnen 2 jaar voorafgaand aan het beëindigen van het dienstverband zijn gevolgd. De werkgever zal op verzoek van werknemer een specificatie van de betaalde kosten overhandigen.
7.10 Stages
a. Stageovereenkomst: Het erkende leerbedrijf sluit een schriftelijke stageovereenkomst met de stagiair en het betrokken opleidingsinstituut. Dit gebeurt voor het begin van de beroepspraktijkvorming in het bedrijf.
b. Model: De stageovereenkomst moet alle elementen bevatten van het model uit bijlage 3 van deze CAO. Is dit niet het geval, dan geldt de stageovereenkomst als arbeidsovereenkomst en het leerbedrijf als werkgever.
c. Vergoeding voor de stagiair: Zie artikel 5.11.
8. Vrije dagen en bijzonder verlof
8.1 Aantal vakantiedagen
a. Normaal aantal vakantiedagen: De werknemer met een arbeidsduur van 38 uur per week heeft recht op 25 werkdagen vakantie per kalenderjaar met behoud van
inkomen. Bij een afwijkende arbeidsduur per week wordt het aantal vakantiedagen naar rato berekend.
b. Extra vakantiedagen: De volgende werknemers hebben recht op extra vakantiedagen in verband met hun leeftijd of het aantal jaren dat zij bij de werkgever in dienst zijn:
Aantal extra vakantie- dagen per jaar | Leeftijd | of: | Aantal jaren ononderbroken dienstverband bij dezelfde werkgever |
1 | 30 tot 40 jaar | of: | 5 tot 10 jaar |
2 | 40 tot 45 jaar | of: | 10 tot 15 jaar |
3 | 45 tot 50 jaar | of: | 15 jaar of langer |
4 | 50 tot 55 jaar | ||
5 | 55 tot 60 jaar | ||
10 | 60 jaar en ouder |
c. Ingangsdatum extra dagen: Het onderstaande schema geeft aan hoe de ingangsdatum van de extra vakantiedagen wordt vastgesteld:
Datum verjaardag of in dienst treden Uitgangspunt voor toekenning extra dag(en)
voor of op de 15e van een kalendermaand de 1e van die maand
na de 15e van de kalendermaand de 1e van de volgende kalendermaand
8.2 Aaneengesloten vakanties
a. Drie weken aaneengesloten: De werknemer heeft recht op een aaneengesloten vakantie van drie weken. Als een dag van die vakantie samenvalt met een feestdag, Koninginnedag of een vrije dag op 5 mei, geeft de werkgever hiervoor een vervangende vrije dag. Dit doet hij voor het einde van het kalenderjaar.
b. Aanvullende mogelijkheid voor de werkgever: De werkgever kan daarnaast - na overleg met de werknemer - een aaneengesloten vakantie voorschrijven van maximaal vijf hele dagen. Zo’n vakantie valt buiten de periode van mei tot en met september. Deze beperking geldt echter alleen als de werknemer in de laatstgenoemde periode zijn drie weken aaneengesloten vakantie opneemt.
Als de werknemer daarmee instemt, mag de helft van de genoemde vijf dagen ook in uren worden opgenomen. Hierbij geldt een maximum van 19 uur. Voor parttimers en partieel leerplichtigen geldt een evenredig kortere, verplichte vakantieperiode.
8.3 Opnemen van een aaneengesloten vakantie
a. Toestemming vragen: De werknemer die gebruik wil maken van zijn recht op een aaneengesloten vakantie van drie weken, moet de werkgever toestemming vragen om dit in een bepaalde periode te mogen doen. Dit doet hij schriftelijk, voor 15 februari van het desbetreffende jaar.
b. De werkgever beslist: De werkgever stelt de vakantie vast na overleg met de werknemer. Op grond hiervan maakt hij een schriftelijk vakantierooster. Werkgever en werknemer tekenen het vakantierooster voor akkoord. Dit moet voor 1 maart van het desbetreffende jaar zijn gebeurd.
c. Niet allemaal tegelijk: Het is niet toegestaan dat alle werknemers de aaneengesloten vakantie tegelijk opnemen, tenzij de werkgever en de werknemer(s) samen hebben besloten tot een bedrijfssluiting gedurende die periode.
8.4 Snipperdagen opnemen
a. Recht op opname, tenzij... De werknemer mag een snipperdag opnemen op een door hem gewenste dag. Alleen als het bedrijfsbelang zich hier uitdrukkelijk tegen verzet, mag de werkgever weigeren hier toestemming voor te geven. De werknemer heeft in ieder geval het recht om op de volgende dagen snipperdagen op te nemen:
- minimaal twee vrijdagen en twee zaterdagen per kalenderjaar;
- bid- en dankdagen, 1 mei, 15 augustus en 1 november, tenzij deze dagen op een zaterdag vallen.
b. Tijdig aanvragen: De werknemer die een snipperdag wil opnemen, moet minstens vijf dagen van tevoren een schriftelijke aanvraag bij de werkgever indienen.
c. Akkoord, tenzij...: De werkgever tekent de aanvraag binnen 24 uur voor akkoord. Als de werkgever niet binnen 24 uur op de aanvraag heeft gereageerd, mag de werknemer de gevraagde snipperdag opnemen.
d. Uitzonderingen: Niet als snipperdag gelden de feest- en verlofdagen, genoemd in de artikelen 8.8, 8.11 en 8.12.
8.5 Te veel of te weinig vakantie opnemen
a. Te veel opgenomen dagen: Als de werknemer in een jaar meer vakantiedagen heeft opgenomen dan waarop hij recht heeft, mag de werkgever hem deze dagen laten inhalen. De werkgever mag ze ook verrekenen met nog op te bouwen vakantiedagen.
b. Verbod op afkoop vakantiedagen: Het recht op vakantie mag niet worden vervangen door een betaling in geld. Op deze regel kan alleen een uitzondering worden gemaakt bij beëindiging van het dienstverband (zie artikel 8.7)
8.6 Vakantiekaart
a. Opgenomen dagen noteren: De werkgever is verplicht de door de werknemer opgenomen vakantiedagen te noteren op een vakantiekaart. De werknemer krijgt ook een exemplaar van deze kaart. Bij iedere verandering moeten werkgever en werknemer beide kaarten voor akkoord tekenen.
8.7 Arbeidsongeschiktheid tijdens vakantie
a. Vakantiedagen later opnemen: Als de werknemer geen gebruik kan maken van één of meer overeengekomen vakantiedagen omdat hij door ziekte of ongeval arbeidsongeschikt is, mag hij deze vakantiedag(en) op een ander tijdstip opnemen. Dit gebeurt bij voorkeur in het lopende kalenderjaar. Werkgever en werknemer stellen in onderling overleg de datum of data vast.
b. Medische verklaring verplicht: De werknemer die om bovengenoemde reden geen gebruik kan maken van één of meer vakantiedagen, is verplicht aan de werkgever een medische verklaring te overleggen. Daarop moet de periode van arbeidsongeschiktheid zijn vermeld.
8.8 Vakantiedagen en ziekteverzuim
a. Opbouwen van extra dagen / inleveren van dagen: Het aantal keren per jaar dat de werknemer zich ziek meldt, is van invloed op het aantal vakantiedagen over dat jaar. Zie artikel 9.3.
b. Opbouw tijdens ziekte: Met inachtneming van de voorgaande bepaling gaat de opbouw van vakantiedagen volledig door gedurende maximaal 26 weken arbeidsongeschiktheid. Zie artikel 9.3.
8.9 Vakantiedagen bij ontslag
a. Dagen verrekenen: Bij beëindiging van de dienstbetrekking betaalt de werkgever de op dat moment resterende vakantiedagen aan de werknemer uit. Als de werknemer te veel dagen heeft opgenomen, mag de werkgever deze verrekenen.
b. Verklaring resterende vakantiedagen en verlof: De werkgever moet de werknemer aan het einde van de dienstbetrekking een schriftelijke verklaring geven waaruit blijkt xxxxxxx vakantie- en verlofdagen de werknemer op dat moment nog niet heeft opgenomen. Dit betreft dagen waarover het inkomen al met de werknemer is verrekend.
8.10 Verlof op feestdagen
a. Welke dagen? De werknemer werkt op de volgende dagen niet:
- Feestdagen;
- Koninginnedag
- Bevrijdingsdag (5 mei), voorzover het jaartal deelbaar is door vijf.
b. Uitzonderingen: De werknemer mag op vrijwillige basis werken op feestdagen, Koninginnedag en (de verlofdag) 5 mei. Zie ook de artikelen 3.4 en 5.2.
c. Doorbetaling: De werknemer heeft over de in dit artikel genoemde verlofdagen recht op doorbetaling van zijn inkomen. Dit geldt niet voor verlofdagen die op een zondag vallen, tenzij dit een vaste werkdag is voor de werknemer.
8.11 Zwangerschaps- en bevallingsverlof
a. Hoe lang? De werkneemster heeft recht op minimaal zestien weken zwangerschaps-/bevallingsverlof met volledige doorbetaling van het voor haar geldende loon.
b. Voor en na de bevalling: De verlofperiode van zestien weken is in principe opgesplitst in zes weken vóór de vermoedelijke bevallingsdatum (zwangerschapsverlof) en tien weken na de bevalling (bevallingsverlof). Ook als
de bevalling plaatsvindt op een latere datum dan verwacht, heeft de werkneemster recht op tien weken bevallingsverlof.
c. Latere ingangsdatum: De werkneemster kan ervoor kiezen het zwangerschapsverlof later te laten ingaan. Dit verlof moet echter uiterlijk vier weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum ingaan. Kiest de werkneemster voor een ingangsdatum tussen zes en vier weken voor de vermoedelijke bevallingsdatum, dan wordt het verlof na de bevalling verlengd, zodat de totale verlofperiode toch zestien weken bedraagt.
8.12 Ouderschapsverlof
a. Wettelijk recht: In artikel 7: 644 van het Burgerlijk Wetboek is bepaald dat de werknemer recht heeft op onbetaald ouderschapsverlof. Dit geldt voor ouders van kinderen in de leeftijd tot acht jaar. De werknemer die hiervan gebruik maakt, mag gedurende maximaal de helft van zijn normale arbeidsduur per week verlof opnemen. Dit gebeurt gedurende een aaneengesloten periode van maximaal zes maanden.
b. Tijdig melden: De werknemer die van deze mogelijkheid gebruik wil maken, moet dit minimaal drie maanden voor het begin van het verlof schriftelijk melden aan de werkgever. Werkgever en werknemer bepalen in onderling overleg welke werktijden voor de verlofperiode gelden. Zij leggen die afspraak schriftelijk vast.
8.13 Xxxxxx wegens familieomstandigheden
a. Gehuwden en samenwonenden: In dit artikel worden samenwonenden gelijkgesteld aan gehuwden, als zij tenminste één jaar een gemeenschappelijke huishouding voeren. De samenwonende werknemer moet dit aantonen door middel van een uittreksel uit het bevolkingsregister (partnerschapsregistratie).
b. Welke situaties? In de volgende familieomstandigheden is de werkgever verplicht de werknemer vrij te geven en het voor de werknemer geldende inkomen door te betalen:
- ondertrouw of sluiten samenlevingscontract door de werknemer: één dag;
- huwelijk van de werknemer: twee dagen;
- bevalling van de echtgenote: twee dagen;
- 12½-, 25- en 40-jarig huwelijksfeest van de werknemer: één dag;
- huwelijk van xxxxxx, broer, xxxxxxxxxxxx, zwager, eigen kind, pleegkind, vader, moeder, grootouder of schoonouder: in totaal één dag per gebeurtenis, onder de voorwaarde dat de werknemer de plechtigheid bijwoont:;
- 25-, 40-, 50-, en 60-jarige huwelijksfeest van ouders, schoonouders, grootouders, broers of zusters: één dag;
- overlijden van de partner, eigen kind of pleegkind: van de dag van overlijden tot en met de dag van begrafenis;
- overlijden van xxxxx, moeder, xxxxxxxxxxx, broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, wederzijdse grootouder of kleinkind: één dag;
- begrafenis of crematie van vader, moeder, xxxxxxxxxxx, broer, zuster, zwager, xxxxxxxxxxxx, wederzijdse grootouder of kleinkind: één dag;
- overlijden en begrafenis / crematie van andere inwonende bloedverwanten: één dag.
8.14 Verlof om andere redenen
In de volgende situaties van de werknemer is de werkgever verplicht vrij te geven en het voor de werknemer geldende inkomen door te betalen:
a. Dokters- en tandartsbezoek: voorzover dit niet in de vrije tijd kan: een redelijke tijd om het bezoek te kunnen afleggen.
b. Medisch specialist: voorzover dit niet in de vrije tijd kan: maximaal één dag.
c. Vakexamens: voor het afleggen van examens voor een vakdiploma of deelcertificaat, zoals bedoeld in bijlage 2 of artikel 5.5: minimaal een halve en maximaal een hele dag. Als de werknemer een herexamen moet afleggen, geeft de werkgever een snipperdag. Deze dag komt voor rekening van de werknemer.
d. Verhuizing: één dag, maximaal eenmaal per kalenderjaar.
e. 12½-jarig dienstjubileum : één dag.
f. Vakbondsverlof: de werknemer die bestuurs- of kaderlid is van een bij deze CAO betrokken werknemersorganisatie, heeft recht op maximaal tien kalenderdagen verlof per jaar voor het bijwonen van:
- door deze organisatie georganiseerde scholingsactiviteiten, bestuurs- en algemene vergaderingen, voorzover de werknemer namens die organisatie is betrokken bij deze CAO;
- vergaderingen van een bedrijfstakorgaan, voorzover de werknemer daar bestuurslid van is.
De werknemersorganisatie informeert de werkgever minimaal drie weken tevoren over de vergaderdatum. De organisatie vergoedt de werkgever het bruto dagloon van de betrokken werknemer (inclusief vakantiegeld en werkgeverslasten). De werkgever levert alle daarvoor benodigde gegevens aan de secretaris van het Branche Platform Kappers. De werknemersorganisatie kan de kosten van deze regeling declareren bij het Sociaal Fonds.
g. Nieuwe baan zoeken: Als de werkgever het dienstverband opzegt, heeft de werknemer recht op een halve dag verlof per week voor het zoeken van een nieuwe baan.
9. Arbeidsongeschiktheid
9.1 Ziektereglement [bijlage 7]
9.2 Loonbetaling bij arbeidsongeschiktheid
a. Loon bij ziekte: Aan werknemers zal het inkomen worden doorbetaald bij ziekteverzuim, zoals bedoeld in de artikelen 7: 628 en 7: 629 van het Burgerlijk Wetboek. De werkgever zal vanaf de eerste dag van arbeidsongeschiktheid de werknemer zonder onderbreking gedurende tenminste 104 weken het inkomen volledig doorbetalen. Bij verandering van leeftijd of loongroep wordt het inkomen op de normale manier aangepast
b. Verhaalsrecht (schadeclaims): De werkgever betaalt het loon van de arbeidsongeschikte werknemer ook volledig door als de werknemer bij een derde een schadeclaim kan indienen in verband met loonderving door arbeidsongeschiktheid. Voorzover dit laatste het geval is, geldt de loondoorbetaling als voorschot op de schadevergoeding. De werknemer is niet verplicht zelf een schadeclaim in te dienen. Als hij dit niet doet, wordt hij geacht zijn recht op schadevergoeding te hebben overgedragen aan de werkgever, voorzover dit bedrag het voorschot niet overschrijdt. Op verzoek van de werkgever tekent de werknemer hiertoe een akte van cessie. Als de schadeclaim wordt toegewezen, wordt het voorschot verrekend met de schadevergoeding. Als de schadeclaim wordt afgewezen of als de werkgever geen claim heeft ingediend, wordt het voorschot niet teruggevorderd.
9.3 Arbeidsongeschiktheid en vakantiedagen
a. Opbouwen van extra dagen / inleveren van dagen: De werknemer die in de periode 1 januari tot 1 juli niet ziek is, heeft recht op 1 extra vakantiedag. De werknemer die in de periode 1 juli tot 1 januari niet ziek is, heeft recht op 1 extra vakantiedag.
De werknemer die zich in een kalenderjaar één maal ziek meldt, krijgt één vakantiedag minder dan normaal. Bij iedere volgende ziekmelding in dat jaar vervallen steeds twee vakantiedagen. Het aantal vakantiedagen dat vervalt, is echter nooit groter dan het aantal ziektedagen en bedraagt maximaal vier per jaar. Deze regeling wordt naar evenredigheid toegepast bij:
- een parttime werknemer;
- een dienstverband dat na de eerste werkdag van het kalenderjaar is begonnen en/of voor de laatste werkdag van dat jaar is beëindigd.
10. Diverse verplichtingen en verbodsbepalingen
10.1 Werkgever
a. Geen ander soort werk: De werkgever geeft de werknemer geen opdracht ander werk te doen dan werk dat behoort te het Kappersbedrijf. Tot het normale werk van de werknemer behoort wel het schoonhouden van gereedschappen en het stofvrij houden van het meubilair in de bedrijfsruimte.
b. Niet in een andere gemeente, tenzij...: De werkgever geeft de werknemer geen opdracht te werken in een vestiging van zijn onderneming in een andere gemeente dan waar de werknemer normaliter werkt. Dit is echter wel toegestaan als de werknemer daar schriftelijk mee akkoord gegaan is.
c. Niet in een ander bedrijf, tenzij...: De werkgever geeft de werknemer geen opdracht te werken in een onderneming van een collega-werkgever. Dit is echter wel toegestaan als de werknemer ermee akkoord is.
10.2 Werknemer
a. Belangenbehartiger van het bedrijf: De werknemer is verplicht de belangen van het bedrijf van de werkgever als een goed werknemer te behartigen. Dit geldt ook als de werkgever hem daar geen uitdrukkelijke opdracht toe heeft gegeven.
b. Goed werk leveren: De werknemer is verplicht alle werkzaamheden zo goed mogelijk uit te voeren. Dit geldt voor werkzaamheden die:
- door of namens de werkgever zijn opgedragen;
- tot het Kappersbedrijf behoren en
- redelijkerwijs van de werknemer kunnen worden verlangd.
De werknemer moet daarbij alle door de werkgever verstrekte aanwijzingen in acht nemen.
c. Geen bedrijfsmatig kapperswerk in de vrije tijd: De werknemer mag in zijn vrije tijd geen bedrijfsmatige arbeid verrichten die verband houdt met het Kappersbedrijf. Dit verbod geldt ongeacht of:
- de werknemer dit voor zichzelf of voor anderen doet;
- het om betaalde of onbetaalde arbeid gaat;
- er concurrerend wordt gewerkt.
Overtreding van dit verbod kan voor de werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet opleveren (zie artikel 7: 678 Burgerlijk Wetboek).
d. Xxxx xxxxxx aannemen: De werknemer mag in de werksituatie geen fooien aannemen. Overtreding van dit verbod kan voor de werkgever een dringende reden tot ontslag op staande voet opleveren.
11. Ondertekening van de CAO
Deze CAO voor de periode 1 januari 2008 tot en met 30 juni 2009 is overeengekomen en ondertekend door de volgende, ten deze rechtens vertegenwoordigde partijen:
partij ter ene zijde (werkgeversorganisatie):
Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie (ANKO), Xxxxxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxx,
namens deze:
G. ter Avest, Mr. R Vos, en
elk als partij ter andere zijde (werknemersorganisaties):
FNVMooi, CNV Bedrijvenbond,
Xxxxxxxxxxxxxxxx 00, 0000 XX Xxxxxxx Xxxxxxxxxx 0, 0000 XX Xxxxxxx namens deze: namens deze:
X. Xxxxxx, | X. Xxxxxx, | X. Xxxxxxxx, | X.X. v. Valkenburg, |
voorzitter | waarnemend | voorzitter | bestuurder |
algemeen-secretaris |
Bijlage 1
Wat wordt bedoeld met ...?
Begripsomschrijvingen / definities
Arbeidsovereenkomst
Een overeenkomst, zoals bedoeld in artikel 7: 610 Burgerlijk Wetboek.
Bedrijfstakpensioenfonds
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf. De rechten en plichten van werkgevers en werknemers in verband met dit fonds zijn vastgelegd in een afzonderlijke CAO.
Brancheplatform Kappers
Het sociaal economisch platform van sociale partners in het kappersbedrijf
Erkend leerbedrijf
Een Kappersbedrijf waaraan door het bestuur van KOC Nederland voorlopig of definitief toestemming is verleend tot het verzorgen van de beroepspraktijkvorming.
Ervaringsjaren
De perioden van twaalf maanden waarin de werknemer in dienst is geweest als werknemer in het Kappersbedrijf vanaf het moment dat hij de leeftijd van 23 jaar heeft bereikt. Zie ook artikel 4.4.
Feestdagen (algemeen erkende en Christelijke)
Nieuwjaarsdag, Paasmaandag, Koninginnedag, Hemelvaartsdag, Pinkstermaandag, de beide Kerstdagen en 5 mei indien het jaartal deelbaar is door 5.
Functie
Het totaal van werkzaamheden en verantwoordelijkheden dat aan een werknemer binnen een Kappersbedrijf is opgedragen.
Herintreder
De instromende werknemer die al eerder in het Kappersbedrijf heeft gewerkt, maar in de drie jaar voorafgaand aan de herintreding niet meer in de bedrijfstak werkzaam is geweest.
Inhuurkracht
Alle personen die al dan niet tijdelijk zijn ingehuurd en werkzaamheden in het kappersbedrijf verrichten. Dit zijn onder andere kappers, nagelstylisten/manicures, visagisten, schoonheidsspecialisten, winkelbedienden en receptionisten.
Inkomen
Het door de werknemer in een voorgaande periode van tenminste dertien weken gemiddeld per week verdiende loon, exclusief vakantietoeslag, inclusief eventuele toeslagen en provisie uit arbeid of verkoop.
Kalenderweek
De maandag wordt in deze CAO beschouwd als de eerste dag van een kalenderweek.
Kappersbedrijf
Een onderneming of ondernemingen waar het hoofdhaar van mannen, vrouwen en/of kinderen bedrijfsmatig wordt geknipt of anderszins wordt behandeld.
Koninginnedag:
De dag waarop de Koningin haar verjaardag viert.
KOC Nederland
De Stichting KOC Nederland. KOC Nederland, kennis- en ontwikkelcentrum uiterlijke verzorging, is het landelijk orgaan in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs.
Loongroep
Zie Functiehandboek (bijlage 4).
Parttimer
De werknemer die per week minder dan vijf dagen en/of 38 uur in het Kappersbedrijf werkzaam is, met uitzondering van de werknemer met wie de werkgever een praktijkovereenkomst leerling heeft afgesloten.
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx leerling (voorheen leerovereenkomst)
Een schriftelijke overeenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs, gericht op een beroepsbegeleidende leerweg. De overeenkomst wordt gesloten tussen het erkende leerbedrijf (de werkgever), de werknemer (leerling) en het opleidingsinstituut, ingeschreven in het CREBO-register. De overeenkomst wordt mede ondertekend door KOC Nederland.
Snipperdagen
De vakantiedagen die overblijven na aftrek van eventuele aaneengesloten vakantieperioden.
Sociaal Fonds
De Stichting Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling in het Kappersbedrijf. De rechten en plichten van werkgevers en werknemers in verband met dit fonds zijn vastgelegd in een afzonderlijke CAO.
Stageovereenkomst
Een schriftelijke overeenkomst in het kader van de Wet Educatie Beroepsonderwijs, gericht op een beroepsopleidende leerweg. De overeenkomst wordt gesloten tussen het erkende leerbedrijf, de stagiair en het opleidinginstituut, ingeschreven in het CREBO- register. De overeenkomst wordt mede ondertekend door KOC Nederland. Een model- stageovereenkomst is opgenomen in bijlage 3.
Stagiair
Een stagiair is een persoon die op basis van een stageovereenkomst een aantal dagen beroepspraktijkvorming opdoet, c.q. stage loopt in een erkend leerbedrijf. Dit gebeurt als verplicht onderdeel van de beroepsopleidende leerweg Kapper of Allround kapper, niveau 2 of niveau 3. De beroepsopleidende leerweg wordt gevolgd bij een opleidingsinstituut, ingeschreven in het CREBO-register. Een stagiair is geen werknemer in de zin van deze CAO.
Stichting VUT
De Stichting Vervroegd Uittreden Kappersbedrijf. De rechten en plichten van werkgevers en werknemers in verband met dit fonds zijn vastgelegd in een afzonderlijke CAO.
Uitzendkracht
Een werknemer in de zin van deze CAO, die in dienst is van een wettelijk erkend uitzendbureau. Zie ook artikel 4.11.
Werkgever
Iedere natuurlijke of rechtspersoon, die in enige vorm een onderneming drijft in het Kappersbedrijf waarbij tenminste één werknemer werkzaam is.
Werknemer
Alle personen - ongeacht de functie - die op basis van een arbeidsovereenkomst werkzaamheden verrichten in het Kappersbedrijf, onder andere kappers, nagelstylisten/manicures, visagisten, schoonheidsspecialisten, winkelbedienden en receptionisten.
Bijlage 2
Door CAO-partijen erkende vakdiploma’s
a. - Het bediendediploma zoals na 1-1-1955 uitgereikt door de Vakraad.
- Het gezellendiploma en het diploma 1e bediende, uitgereikt voor 31-12- 1954.
- Het bediendediploma uitgereikt door de Haagse Vakschool voor kapper/ster tot 1-6-1972.
- Het getuigschrift, uitgereikt door de Arnhemse en Groningse Kappersscholen in de periode 1-5-1946 tot 31-12-1966.
- Het diploma in het kader van de primaire opleiding Leerlingwezen Kappersbedrijf.
- Het bediendediploma, afgegeven door de Stichting Examens en Proeven voor het Kappersbedrijf (SEP)1.
- Het diploma Haarstylist, afgegeven door de SEP1 tot 31 december 1994.
- Het MDGO-UV-diploma Bediende dames- en herenkappen, ondertekend door de gecommitteerde.
- Het Stivas-A-diploma voor schoonheidsspecialiste, zoals genoemd in het Vestigingsbesluit Schoonheidsverzorging.
- Het MDGO-UV-diploma Vakbekwaamheid schoonheidsverzorging / bediende dameskappen, ondertekend door de gecommitteerde conform artikel 13.2 van het examenreglement MDGO-UV.
- De SEP-registratieverklaring1, behorende bij het MDGO-UV diploma Vakbekwaamheid dames- en herenkappen en/of het Ondernemersdiploma dameskappen c.q. herenkappen.
- Het diploma niveau 2, afgegeven door Stichting Vakopleiding Uiterlijke Verzorging (SVUV)1, dan wel KOC Nederland.
- Het diploma niveau kapper, afgegeven door SVUV1, dan wel KOC Nederland.
- Het diploma niveau afrokapper, afgegeven door KOC Nederland.
- Alle door KOC Nederland extern gelegitimeerde vakdiploma’s.
- Alle door de Vakraad hiermee gelijkgestelde vakdiploma’s.
- Het in Duitsland afgegeven diploma Gesellenprüfung.
- Andere buitenlands vakdiploma's die door de Vakraad gelijkwaardig zijn verklaard aan een of meer onder a genoemde Nederlandse vakdiploma's.
b. - De diploma's in het kader van het Vestigingsbesluit Kappersbedrijven 1958 voor het dameskappersbedrijf en het herenkappersbedrijf (Staatsblad 1958/629).
- De vakbekwaamheidsdiploma's, afgegeven door de Vakraad.
- De ondernemersdiploma's, afgegeven door de Vakraad.
- De vakbekwaamheidsdiploma's, afgegeven door de SEP.1
- De ondernemersdiploma's, afgegeven door de SEP.1
- Het diploma Voortgezet Leerlingwezen Kappersbedrijf.
- De verklaring, ondertekend door de SEP1 behorende bij het diploma van de Gemeentelijke Kappersschool te Rotterdam v.a. 1984.
- Het Stivas B-diploma voor schoonheidsspecialiste, zoals genoemd in het Vestigingsbesluit Schoonheidsverzorging.
- Het diploma Schoonheidsverzorging, afgegeven door de Stichting Vakexamens Schoonheidsverzorging.
- De SEP-registratieverklaring1, behorende bij het MDGO-UV-diploma Vakbekwaamheid dames- en herenkappen en/of het Ondernemersdiploma dameskappen c.q. herenkappen.
- Het diploma niveau 3, afgegeven door SVUV1, dan wel KOC Nederland.
- Het diploma niveau allround kapper, afgegeven door SVUV1, dan wel KOC Nederland.
- Het diploma niveau allround afrokapper, afgegeven door KOC Nederland.
- Alle door KOC Nederland extern gelegitimeerde vakdiploma’s.
- Alle door de Vakraad hiermee gelijkgestelde vakdiploma’s.
- Het in Duitsland afgegeven diploma Meisterprüfung.
- European Hairdressing Certificate Level B
- Andere buitenlands vakdiploma's die door de Vakraad gelijkwaardig zijn verklaard aan een of meer onder b genoemde Nederlandse vakdiploma's.
c. De in artikel 5.5 genoemde deelcertificaten zijn:
• modelvorming / modelvorming Afro-haar
• lang haar;
• kleurbehandeling.
De in artikel 8.14. sub c. genoemde deelcertificaten zijn:
• snijden;
• modelvorming;
• knippen;
• haaronderzoek en haarverzorging;
• lang haar;
• kleurbehandeling;
• föhnen;
• permanenten;
• Ontkroezen;
• Curling;
• Knippen virgin Afro-haar;
• Modelvorming Afro-haar;
• kwaliteitszorg;
• MCK 2;
• MCK 1;
• sociale, commerciële en contactuele vaardigheden;
• AOV;
• hygiëne, arbo en milieu;
• alle door KOC Nederland uitgevoerde en extern gelegitimeerde deelkwalificaties.
Bijlage 3
Stageovereenkomst (model)
De ondergetekenden:
Stagiair:
Naam: ......................................................................................................................................
Adres:.......................................................................................................................................
Postcode en woonplaats: .........................................................................................................
Geboortedatum en -plaats:.......................................................................................................
Bij minderjarigheid vertegenwoordigd door:..............................................................................
Hierna te noemen: de stagiair
Praktijkbiedende organisatie:
Naam: ......................................................................................................................................
Adres:.......................................................................................................................................
Postcode en woonplaats: .........................................................................................................
Vertegenwoordigd door: ...........................................................................................................
Hierna te noemen: het leerbedrijf
Onderwijsinstelling:
Naam: ......................................................................................................................................
Adres:.......................................................................................................................................
Postcode en woonplaats: .........................................................................................................
Vertegenwoordigd door: ...........................................................................................................
Hierna te noemen: de onderwijsinstelling
In aanmerking nemende:
• dat onderricht in de praktijk van het beroep deel uit maakt van elke beroepsopleiding conform de Wet Educatie en Beroepsonderwijs (WEB).
• dat de stagiair is ingeschreven bij de onderwijsinstelling op grondslag van een onderwijsovereenkomst.
• dat door de stagiair te verrichten activiteiten een onderwijsleerfunctie hebben.
• dat de praktijkaanbiedende organisatie beschikt over een gunstige beoordeling van de Stichting KOC Nederland.
Komen het volgende overeen:
Artikel 1
De stage vangt aan op:………………………………………...en eindigt op: ...............................
De stagiair loopt gedurende ……dagen per week/maand/jaar stage bij het leerbedrijf. Dit gebeurt op de volgende dagen van de week: ..........................................................................
Artikel 2
Uitgangspunt voor de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende landelijke eindtermen.
Artikel 3
Het leerbedrijf wijst:
naam: .......................................................................................................................................
aan als praktijkbegeleider, belast met het begeleiden van de stagiair op de praktijkplaats.
De onderwijsinstelling wijst:
naam: .......................................................................................................................................
aan als docent, belast met het begeleiden van de stagiair.
Artikel 4
De stagiair is verplicht de binnen het leerbedrijf in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid gegeven regels, voorschriften en aanwijzingen in acht te nemen.
Artikel 5
De stagiair is verplicht alles geheim te houden wat hem/haar onder geheimhoudingsplicht wordt toevertrouwd of wat hem/haar als geheim ter kennis is gekomen of waarvan hij/zij het vertrouwelijk karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
Artikel 6
De stagiair is verplicht in het geval van afwezigheid en bij terugkomst na afwezigheid de praktijkbegeleider, alsmede de praktijkbegeleidende docent onmiddellijk hiervan op de hoogte te stellen.
Artikel 7
Deze overeenkomst eindigt:
a) Aan het eind van de overeengekomen periode, als genoemd in artikel 1.
b) Door het voldoen aan de eindtermen, c.q. afleggen van het examen of de examens waarop de beroepspraktijkopleiding betrekking heeft, binnen de in artikel 1 genoemde periode.
c) Indien de stagiair de onderwijsinstelling verlaat.
d) Bij wederzijds goedvinden, nadat een gesprek hierover heeft plaatsgevonden tussen stagiair, praktijkbegeleider, praktijkbegeleidende docent en eventueel een vertegenwoordiger van het betreffende landelijk orgaan. Deze wijze van beëindiging dient schriftelijk vastgelegd te worden.
e) Indien de stagiair zich niet houdt aan de gedragsregels van het leerbedrijf.
f) Indien anderszins door toedoen of nalaten van de stagiair in redelijkheid niet van het leerbedrijf verwacht kan worden dat deze overeenkomst in stand blijft.
g) Door schriftelijke aanzegging van de onderwijsinstelling aan partijen indien de onderwijsinstelling of de Stichting KOC Nederland zich ervan heeft overtuigd dat de praktijkplaats niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding tekort schiet of ontbreekt, het leerbedrijf niet langer beschikt over een gunstige beoordeling van het desbetreffende landelijk orgaan, of er sprake is van andere omstandigheden die maken dat de beroepspraktijkvorming niet naar behoren zal kunnen plaatsvinden.
Artikel 8
Indien de stagiair de eindtermen dan wel het examen of de examens niet binnen de gestelde tijdsduur met goed gevolg heeft behaald, respectievelijk afgelegd, kunnen partijen schriftelijk overeenkomen dat de stage-overeenkomst wordt verlengd.
Artikel 9
De onderwijsinstelling is verplicht de stagiair voor het volgen van de beroepspraktijkvorming een ongevallen- en aansprakelijkheidsverzekering aan te bieden. De kosten van deze verzekering worden niet door de stagiair gedragen.
Artikel 10
a) De onderwijsinstelling meldt de stagiair aan bij de Stichting KOC Nederland
b) Het leerbedrijf meldt de stagiair aan bij de uitvoeringsinstelling UWV en - indien van toepassing - bij de Belastingdienst.
c) Het leerbedrijf draagt zorg voor de correcte betaling aan de stagiair alsmede voor de correcte afdracht van premies en/of belastingen aan de in voormeld lid genoemde instanties.
Artikel 11
In alle gevallen waarin deze overeenkomst niet voorziet beslissen de directies van het leerbedrijf en de onderwijsinstelling in overleg. Indien van toepassing wordt de Stichting KOC Nederland hierbij betrokken.
Aldus overeengekomen en in viervoud opgemaakt
te: ............................................................................................................................................
op: ...........................................................................................................................................
Namens het leerbedrijf:
.................................................................................................................................................
De stagiair en/of bij diens minderjarigheid de wettelijk vertegenwoordiger:
.................................................................................................................................................
Namens de onderwijsinstelling:
.................................................................................................................................................
Namens de Stichting KOC Nederland:
.................................................................................................................................................
Bijlage 4
Functiehandboek
Bijgevoegd als afzonderlijke uitgave
Bijlage 5
Arboconvenant voor het Kappersbedrijf
Deze bijlage bevat de letterlijke tekst van de artikelen 2, 3 en 4 van het ‘Arboconvenant Kappersbranche inzake fysieke belasting, allergene belasting en vroege reïntegratie’ van 17 december 2001 en de artikelen 1c, 2.3.4 tot en met 2.3.12, 3.3.2, 6.2.1 en 6.2.2 van het Plan van Aanpak.
Arboconvenant
KWANTITATIEVE DOELSTELLINGEN
Artikel 2
1. Partijen stellen zich met betrekking tot het beoogde effect van het convenant het volgende ten doel:
a) de risicopopulatie met betrekking tot allergene belasting te verminderen, wat moet resulteren in een reductie van het optreden van handeczeem onder kappers met tenminste 40% uiterlijk op 17 december 2005 en een reductie van de nieuwe gevallen van handeczeem onder kappers met tenminste 50% uiterlijk op 17 december 2005;
b) de risicopopulatie met betrekking tot fysieke belasting te verminderen, wat moet resulteren in een reductie van RSI-klachten en rugklachten met tenminste 25% uiterlijk op 17 december 2005;
c) het ziekteverzuimpercentage (exclusief zwangerschap) uiterlijk 17 december 2005 te reduceren met tenminste 15%, op basis van het vast te stellen verzuimpercentage na verbetering van de registratiesystematiek, per 1 januari 2003;
d) de instroom in de WAO en de WAZ uiterlijk 17 december 2005 te reduceren met tenminste 25%.
2. Bij de realisatie van het onder a t/m d genoemde vormen de nulmetingen
▪ Preventie van Huid- en Luchtwegaandoeningen bij Kappers – nulmeting Arboconvenant kappers onderdeel chemische belasting, waarin het optreden van handeczeem onder kappers is vastgesteld op 15 tot 20% onder kappers en kappersleerlingen;
▪ Preventie van klachten aan het bewegingsapparaat bij kappers – nulmeting ten behoeve van een af te sluiten Arboconvenant, waarin is vastgesteld dat 49% van de kappers RSI-klachten en 34% van de kappers rugklachten heeft;
▪ WAO-/WAZ-instroomonderzoek Orbis, waarin is vastgesteld dat het WAO/WAZ-instroompercentage voor kappers 2% in 1999 bedraagt;
steeds de uitgangssituatie.
OVERIGE DOELSTELLINGEN
Artikel 3
1. Partijen stellen zich ten doel om de doelen, zoals verwoord in artikel 2 van onderhavig convenant, uiterlijk op 17 december 2005 te hebben gerealiseerd.
2. Partijen stellen zich ten doel de maatregelen tegen allergene belasting en fysieke belasting en voor vroegtijdige reïntegratie zoals omschreven in de artikelen 4, 5 en 6 van onderhavig convenant, uiterlijk op 17 december 2005 te hebben gerealiseerd, met uitzondering van artikel 4, lid 5 e), welke maatregel op 17 december 2007 dient te zijn gerealiseerd.
MAATREGELEN
Algemeen Artikel 4
1. Om de in artikel 2 en 3 genoemde doelstellingen te realiseren, verplichten partijen zich uitvoering te geven aan het Plan van Aanpak, dat onlosmakelijk deel uitmaakt van onderhavig convenant.
2. Met betrekking tot het onderwerp allergene belasting zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) overleg met leveranciers en producten over de aanpak van de samenstelling, productvormen en verpakkingen van haarcosmetica en de verbetering van productinformatie en gebruiksaanwijzingen;
b) het geven van voorlichting bij de aanname van leerlingen op kappersopleidingen over de samenhang tussen allergene risico’s en de persoonlijke geschiedenis van eczeem;
c) het invoeren van werkwijzen in kapsalons die de allergene belasting verminderen;
d) het stellen van verplichtingen aan de inrichting van een chemiehoek in een kapsalon;
e) het ontwikkelen en beschikbaar stellen van een screeningsinstrument allergene belasting voor de diagnose van allergische symptomen;
f) het oprichten van een expertise- en interventiecentrum Handeczeem bij kappers;
g) het ontwikkelen van een centrale databank met productinformatie;
h) het vertalen van de stand van de wetenschap in beleidsregels over werkwijzen, gebruik van bepaalde stoffen, materialen en verpakkingen.
3. Met betrekking tot het onderwerp fysieke belasting zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) het invoeren van nieuwe regels over pauzes en taakroulatie om RSI en houdingsklachten te voorkomen;
b) het vastleggen van ergonomische normen voor kappersmaterialen;
c) het vastleggen van ergonomische normen voor werktechniek;
d) het ontwikkelen van een PAGO-instrument fysieke belasting;
e) het vertalen van de stand van de wetenschap in een beleidsregel over ergonomische normen voor kappersmaterialen.
4. Met betrekking tot het onderwerp vroegtijdige reïntegratie zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) het ontwikkelen van een verzuimregistratiesysteem en een monitor vroegtijdige reïntegratie op brancheniveau;
b) het ontwikkelen van reïntegratieprotocollen voor een aantal beroepsspecifieke aandoeningen;
c) het opzetten van een pilot mobiliteitsbank;
d) het opzetten van een coördinatiepunt vroegtijdige reïntegratie;
e) het ontwikkelen van een kapperstoolkit voor de kappersbranche.
5. Met betrekking tot het onderwerp arboinfrastructuur zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) het afsluiten van een vernieuwd mantelcontract met een Arbo-dienst;
b) het nemen van nadere besluiten over te maken afspraken met reïntegratiebedrijven;
c) het maken van brancheafspraken met het UWV over vroegtijdige reïntegratie;
d) het ontwikkelen en toepassen van een branchespecifieke RI&E-plus inzake fysieke belasting en allergene belasting;
e) het bevorderen dat 50% van de werkgevers in de branche uiterlijk op 17 december 2005 en 90% van de werkgevers in de branche uiterlijk op 17 december 2007 beschikken over een plan van aanpak op bedrijfsniveau, behorend bij de branchespecifieke RI&E-plus, zoals omschreven in hoofdstuk 6 van het Plan van aanpak.
6. Met betrekking tot het onderwerp kennisontwikkeling zijn de volgende activiteiten in het Plan van Aanpak opgenomen:
a) het informeren van en/of vergroten van de deskundigheid van werkenden in het kappersbedrijf, arboprofessionals, leerlingen en docenten van kappersopleidingen, bedrijfsleermeesters, huisartsen, dermatologen en klanten op het gebied van fysieke belasting, allergene belasting en vroegtijdige reïntegratie, zoals omschreven in hoofdstuk 5 van het Plan van Aanpak;
b) het ontwikkelen van instructie- en voorlichtingsmateriaal voor de doelgroepen genoemd in artikel 4, lid 6a, zoals omschreven in hoofdstuk 5 van het Plan van Aanpak;
c) het stellen van arbo-eisen aan erkende leerbedrijven over fysieke belasting en allergene belasting;
d) het opnemen van arbo-aspecten in de exameneisen van de kappersopleiding.
7. Ter realisatie van het plan van aanpak zal voor 1 april 2002 een tijdelijke projectorganisatie worden opgericht met de volgende hoofdtaken:
a) procesondersteuning van de BBC;
b) bewaking van de uitvoering van het plan van aanpak namens de BBC;
c) het onderhouden van contacten met diverse actoren voor de uitvoering van het Arboconvenant;
d) uitvoering van maatregelen voor het Arboconvenant;
e) coördinatie van de uitvoering van maatregelen door derden.
8. Uiterlijk op 17 december 2005 wordt een helpdesk/ondersteuningspunt voor kappers opgericht met de volgende hoofdtaak:
het geven van voorlichting en advies over subsidies, verhaalmogelijkheden, financieringsmogelijkheden,
de aanpak van fysieke en allergene belasting, vroegtijdige reïntegratie en het voeren van arbo- en verzuimbeleid.
9. Met betrekking tot het onderwerp monitoring is de volgende activiteit in het Plan van Aanpak opgenomen:
het conform art. 10 vaststellen van tijdstip en wijze van monitoring. Als uitgangspunt voor de monitoring geldt de nulmeting, conform art. 1, lid 7.
Plan van Aanpak
Algemeen
Artikel 1c
De maatregelen en verplichtingen die voortvloeien uit dit convenant worden ondermeer opgenomen in een bijlage van de CAO in het kappersbedrijf.
Maatregelen Allergene belasting.
Artikel 2.3.4
Binnen 2 jaar wordt voor de kappers de werkvolgorde ‘verven nà knippen’ voorgeschreven.
In het geval dat er geknipt moet worden na het verven (omdat de producent in de gebruiksaanwijzing voorschrijft het haar van te voren te verven of omdat de klant aangeeft gevoelig te zijn voor haarverfproducten op de hoofdhuid), dienen er andere maatregelen genomen te worden om de blootstelling van haarverf op de handen van kappers te voorkomen, bijvoorbeeld door het haar te knippen met handschoenen aan ( conform de eisen in 2.3.10)
Met producenten wordt nader overleg gepleegd over de mogelijkheden om de werkvolgorde ‘verven nà knippen’ in de praktijk beter te kunnen realiseren.
Als er meer bekend is over nieuw haarverfproducten die de allergische belasting drastisch terugdringen, volgt nieuw overleg in de BBC, om deze afspraak nader te bezien.
Bijbehorende acties:
• Overleg met producenten (2.4.1)
• Overleg met experts (2.4.3)
• Vastlegging in de CAO (2.4.7)
Artikel 2..3.5
Binnen 2 jaar zal er niet meer gewerkt worden met kapperscosmetica ( met name permanentvloeistoffen) die glycerylthioglyconaat (GTG) bevatten.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Centrale databank (2.3.12 – 2.4.3)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.6
Binnen 2 jaar zullen de verpakkingen van permanentvloeistoffen zodanig zijn aangepast dat blootstelling aan de huid van kappers zoveel mogelijk wordt voorkomen, door middel van bijv.:
• Vervanging van bulkverpakkingen door ‘one-unit’ systemen;
• Komen tot doordruksystemen waarbij componenten in de verpakking worden gemengd;
• Aanpassing van de sluitingen van flesjes.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Centrale databank (2.3.12 – 2.4.3)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2..3.7
Binnen 2 jaar wordt in kapsalons gewerkt met stuifvrije en stuifarme blondeermiddelen, in de vorm van tabletten, crèmes of korrels.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Centrale databank (2.3.12 – 2.4.3)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.8
Binnen 2 jaar zijn verbeteringen aangebracht aan de verpakkingen van haarverven, gericht op het voorkómen van huidcontact met verf op de huid d.m.v. bijvoorbeeld:
• Een tube-opening en –materiaal die voorkomt dat er verontreiniging van de verf op de buitenkant van tube ontstaat;
• Een gesloten spuitbussysteem.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Centrale databank (2.3.12 – 2.4.3)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.9
Binnen 2 jaar zijn gebruiksaanwijzingen van de kapperscosmetica verbeterd, door middel van eenduidige en voor kappers makkelijk hertkenbare informatie op verpakkingen zodat allergene componenten, gezondheidsrisico’s en gebruiksvoorschriften duidelijk zijn, bij voorkeur in de vorm van eenvoudige pictogrammem.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Centrale databank (2.3.12 – 2.4.3)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.10
Binnen 2 jaar zullen de volgende verplichtingen worden gesteld ten aanzien van het gebruik van handschoenen bij kappershandelingen:
• Het gebruik van handschoenen is verplicht bij het aanmaken, opbrengen en uitspoelen van verf-, permanent- en blondeermiddelen en kleurspoelingen, aanbevolen bij het wassen van haren.
• De handschoenen zijn gemaakt van PVC (latex leidt tot het risico van latexallergie en is doordringbaar voor bepaalde stoffen.
• De handschoenen worden eenmalig gebruikt.
• Aanbevolen wordt handschoenen aan te trekken over droge handen en eerst af te spoelen voordat ze worden uitgetrokken.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Overleg op Europees niveau (2.4.6)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.11
Binnen 2 jaar komen er verplichtingen aan de inrichting van een Chemiehoek in de kapsalon.
Het inrichten van chemiehoek in de kapsalon is reeds verplicht in de CAO (bijlage VII, bij art. 10.10), maar behoeft een nadere formulering van eisen waaraan zo’n chemiehoek moet voldoen, in de vorm van praktische richtlijnen aan kappers over de vormgeving van reeds bestaande wettelijke verplichtingen. Een afgescheiden ruimte, ventilatie en goed reinigbare werkvlakken zijn daarbij punten van aandacht. De nieuwe eisen gelden de eerste 7 jaar alleen voor nieuw ingerichte Chemiehoeken. Na 7 jaar dienen alle kapsalons te voldoen aan de nieuwe eisen van de chemiehoek.
Bijbehorende acties:
• Eisen omschrijven (2.4.2)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Voorlichting (2.4.8)
Artikel 2.3.12
Binnen 3 jaar zullen spuitbussen met haarspray worden vervangen door pompverstuivers.
Bijbehorende acties:
• Overleg producenten (2.4.1)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (2.4.7)
• Voorlichting (2.4.8.)
3.Fysieke belasting
Artikel 3.3.2
Binnen 2 jaar worden de ergonomische normen voor kappersmaterialen vastgelegd. Deze normen dienen te worden ontwikkeld voor de volgende materialen.:
• Kappersfiets;
• Pompstoel (incl. kinderzitje);
• Wasbak;
• Schaar;
• Föhn;
• Tondeuse;
• Rollers;
• Haaknaald;
• Ruimte rond kappersstoelen en wasbakken;
• Verlichting.
Bijbehorende acties:
• Eisen formuleren (3.4.1)
• Overleg met producenten en ontwerpers (3.4.2)
• Overleg op europees niveau (3.4.3)
• Vastlegging in arbobeleidsregel en CAO (3.4.5)
• Vastlegging in FARBO-lijst (3.4.7)
• Ontwikkeling keurmerk (3.4.8)
• Voorlichting en opleiding (hoofdstuk 5)
6. Overige maatregelen
6.2 Maatregelen.
Artikel 6.2.1
Binnen 1 jaar worden nieuwe regels over pauzes en taakroulatie ingevoerd, ter voorkoming van RSI en houdingsklachten (door langdurig eenzijdige houding en belasting) en ter voorkoming van allergene belasting (door het tegengaan van langdurig werken met natte handen), op basis van de volgende afspraak:
• Het takenpakket van de kapper dient voldoende afwisseling in het werk te geven. De afwisseling bestaat uit:
- Het regelmatig kunnen wisselen tussen taken;
- Voorbereidende taken ( ontvangst klant, adviesgesprekken, aanbieden koffie e.d.)
- Vaktechnische handelingen (haarwassen, opbrengen kleur- en permanent vloeistoffen, modelkammen, drogen en wikkelen, knippen/snijden, permanenten, föhnen,baardknippen/scheren, kleuren en ontkleuren, haar vlechten, haar opsteken,haarwerken aanbrengen, watergolven, model inleggen, e.d.)
- Nazorg taken (afrekenen e.d.)
- Het regelmatig kunnen aannemen van andere werkhoudingen: Afwisseling staand en zittend werken.
- Onder regelmaat wordt verstaan: tenminste iedere uur 5 minuten
- Het werk is zodanig georganiseerd dat per uur maximaal 30 minuten nat werk (wassen of spoelen) wordt verricht.
- Het werk is zodanig georganiseerd dat de kapper regelmatig pauzes kan houden.
Minimaal gaat het dan om:
- Na ca. 2 uur werk 10 minuten pauze
- Tussen de middag 30 minuten pauze
- De pauze wordt gehouden in een ruimte afgescheiden van de salon.
- Overwerkuren meer dan 38 uur per week kunnen het best in tijd worden gecompenseerd
Bijbehorende actie: afspraak in CAO (6.3.3)
Artikel 6.2.2
Binnen 2 jaar wordt er een RI&E-plus verplicht gesteld in de kappersbranche.
Het instrument is gebaseerd op de vernieuwde vormen t..a.v. fysieke belasting en allergene belasting in het kader van dit Arboconvenant.
Het instrument moet meer zijn van een inventarisatie van risico’s op basis van wettelijke normen. Het moet ook een functioneel en toekomstgericht sterkte en zwakteanalyse zijn van de salon (conform het ROA-model van Vrooland). Een plan van aanpak op het niveau van de kapsalon maakt integraal onderdeel uit van de RI&E-plus.
Het instrument is eigendom van de Vakraad en dient te worden gehanteerd door kapsalons en Arbo-diensten in de kappersbranche.
Het instrument wordt verplicht gesteld in de CAO, met een dispensatiemogelijkheid.
Bijbehorende acties:
- Laten ontwikkelen (6.3.1)
- Implementatie (6.3.2)
Bijlage 5A
Arbobeleidsregels (gezond-werken-regels)
Bijgevoegd als afzonderlijke uitgave
Bijlage 6
Enige arbomaatregelen en -verplichtingen voor de Kappersbranche
Risico Inventarisatie- en Evaluatie (RIE)
Kapsalons met personeel zijn verplicht een Risico Inventarisatie- en Evaluatie (RIE) op te stellen.
Bedrijfshulpverlening (BHV)
Er is voldaan aan de verplichting dat bij calamiteiten zoals bij persoonlijke ongelukken en brand direct adequate hulp kan worden geboden. Hiertoe is in ieder geval aanwezig een EHBO-doos B en een schuim- of poederbrandblusser met een inhoud van tenminste 6 kg.
Chemicaliën
Er dient een aparte ruimte te zijn voor het mengen van haarverzorgingsprodukten met chemische bestanddelen. Deze haarverzorgingsprodukten dienen in een aparte, afgesloten ruimte te worden bewaard en voorzien zijn van een juiste etikettering. Er moeten maatregelen worden getroffen om beroepsziekten te voorkomen d.m.v. aanwezigheid van persoonlijke beschermingsmiddelen en het verstrekken van voorlichting omtrent een gezonde en veilige werkwijze
Ventilatie
Indien in de salon met chemicaliën wordt gewerkt, geldt een als volgt te bepalen ventilatienorm: de norm (weergegeven in kubieke meters lucht per uur) is de grootste uitkomst van één van de volgende drie rekensommen:
• aantal stoelen in de salon x 43;
• aantal vierkante meters vloeroppervlak x 7;
• aantal personen (klanten en personeel) in de salon x 31.
Daarbij moet de verse lucht van buiten worden aangevoerd, verontreinigde lucht moet naar buiten worden afgevoerd.
Verlichting
Er moet een goede en doelmatige verlichting zijn op de werkplek.
Kappersfiets
Aantal: de helft van het aantal aanwezige medewerkers + 1. Voorbeeld: 10 aanwezige medewerkers, 10 : 2 = 5 + 1 = 6 kappersfietsen.
Lunchruimte
Er moet een van de kapsalon afgescheiden lunchruimte zijn.
Pompstoel
In de salon dienen pompstoelen aanwezig te zijn.
Toilet
Minstens 1 toilet en bij meer dan 15 medewerkers gescheiden toiletten voor dames en heren.
Werkhandschoenen
In de salon zal de werkgever werkhandschoenen ter beschikking stellen
Bijlage 7
Ziektereglement
Inleiding
Arbeidsongeschiktheid (ziekteverzuim) van een werknemer is voor zowel werknemer als werkgever onplezierig. Voor zover zij daar invloed op kunnen uitoefenen worden werkgever en werknemer overigens beiden geacht verzuim te voorkomen. Bijvoorbeeld door zich in te spannen voor goede arbeidsomstandigheden en door van de aangereikte voorzieningen op dat terrein zorgvuldig gebruik te maken.
Bij voorkeur en in de meeste situaties komen zij er samen uit als het gaat om het regelen van wat er bij en rondom een verzuim komt kijken. In de meeste gevallen duurt de afwezigheid gelukkig kort. De sociale partners in de kappersbranche hebben voor alle helderheid dit reglement vastgesteld met daarin informatie over rechten en plichten (inclusief de wettelijk bepaalde), van zowel werkgever als werknemer, als het gaat om arbeidsongeschiktheid.
In de Gezond-Werken-Wijzer van februari 2006 wordt naar dit reglement verwezen als “CAO-Verzuimreglement”.
Werkgevers wordt dringend geadviseerd dit reglement, los van enige verzuimsituatie, onder de aandacht van hun werknemers te brengen, bijvoorbeeld in een werkoverleg, en het aan werknemers te overhandigen. Met name omdat het niet houden aan het reglement uiteindelijk sancties tot gevolg kan hebben dient uitdrukkelijk van te voren goed aan werknemers duidelijk te zijn gemaakt wat de verwachtingen en plichten zijn bij een eventuele ziekte / arbeidsongeschiktheid.
Werkgevers wordt eveneens dringend geadviseerd om werknemers bij aanvang van een verzuim / arbeidsongeschiktheid (nogmaals) te wijzen op het bestaan van dit reglement en daarop desgewenst mondeling danwel schriftelijke toelichting te geven indien werknemer blijkt geeft het niet of niet geheel te begrijpen.
1. Ziekmelding/Aanvraag ziekteverlof
Wanneer een werknemer zich door ziekte niet of slechts gedeeltelijk in staat voelt te werken, dan meldt de werknemer dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk een half uur vóór aanvang van zijn normale werktijd, telefonisch bij zijn werkgever. Indien de werkgever niet bereikbaar is een half uur voor de aanvang van de werktijd dan meldt de werknemer zich op het moment van aanvang van de normale werktijd ziek. De werkgever en de werknemer bespreken de situatie en zij stemmen desgewenst / indien mogelijk af hoe de gevolgen van de (volledige of gedeeltelijke) afwezigheid kunnen worden opgevangen. De werkgever bespreekt met werknemer een aantal vragen.
Deze vragen betreffen onder meer:
- de oorzaak van de arbeidsongeschiktheid; of sprake is van een ongeval; of arbeidsomstandigheden mede de arbeidsongeschiktheid hebben veroorzaakt; of arbeidsverhoudingen tot het verzuim hebben geleid. Werknemer is niet gehouden tot het aan de leidinggevende verstrekken van (medische) informatie over de aard van de aandoening die tot zijn/haar arbeidsongeschiktheid heeft geleid ;
- zijn belastbaarheid, ofwel het soort werk of aantal uren dat nog wel arbeid verricht kan worden;
- zijn verpleegadres (bijvoorbeeld ziekenhuis);
- de vermoedelijke duur van het verzuim;
- eventuele acties die de werkgever kan ondernemen om terugkeer te bevorderen (vervoersvoorzieningen / aanpassing uren of werk);
- eventuele werkafspraken die overgedragen / afgezegd dienen te worden;
- vervolgafspraken met betrekking tot contact tussen werknemer en werkgever.
Indien werkgever toch medische informatie wordt verstrekt, dan mag hij deze niet schriftelijk vastleggen en is er strikte geheimhouding verplicht.
Bij een ziekmelding, registreert de werkgever deze en geeft deze door aan de bedrijfsarts/arbodienst. Indien de werkgever twijfelt over de grondslag van de melding zal deze de aanvraag niet zonder meer afwijzen doch eerst een deskundigenoordeel van de bedrijfsarts vragen.
Bij een ziekmelding tijdens werktijd geldt eveneens deze procedure.
2. Arbeidsongeschiktheid en bijzondere omstandigheden
Indien werknemer arbeidsongeschikt wordt en sprake is van één van onderstaande situaties, dan geeft werknemer dit aan bij de ziekmelding. In die situaties worden namelijk aanvullende acties gevraagd van de werkgever, de werknemer of van de bedrijfsarts/arbodienst. Het betreft:
- arbeidsongeschiktheid als gevolg van een ongeluk veroorzaakt door derden (bijvoorbeeld ten gevolge van een verkeersongeval);
- arbeidsongeschiktheid ten gevolge van een bedrijfsongeval of het vermoeden van een beroepsziekte;
- arbeidsongeschiktheid als gevolg van orgaandonatie;
- arbeidsongeschiktheid als gevolg van zwangerschap of bevalling (Ziektewet);
- arbeidsongeschiktheid bij einde dienstverband;
- arbeidsongeschiktheid met dezelfde oorzaak als waarvoor een WAO-toekenning is verkregen in de afgelopen 5 jaar;
- een arbeidsgehandicaptenstatus gedurende de afgelopen 5 jaar.
Indien werknemer geen medische informatie wenst te verstrekken aan zijn werkgever, dient werknemer dergelijke informatie over bovengenoemde situaties rechtstreeks door te geven aan de bedrijfsarts.
3. Activiteiten tijdens arbeidsongeschiktheid
Thuisblijven
Om het de werkgever of bedrijfsarts/arbodienst mogelijk te maken contact met werknemer te onderhouden tijdens zijn arbeidsongeschiktheid verblijft werknemer thuis ’s ochtends tot
10.00 uur en ’s middags van 12.00 tot 15.00 uur. Voor herstelbevorderende zaken als doktersbezoek e.d. kan de werknemer buitenshuis gaan.
Indien zijn/haar arbeidsongeschiktheid langer dan een week duurt, kan werknemer met zijn werkgever en eventueel met medeneming van een advies van de bedrijfsarts andere afspraken maken over de verplichting tijdens de hierboven genoemde uren thuis te zijn.
Na drie weken vervalt de verplichting om thuis te blijven, tenzij de arts anders beslist.
Indien werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid verhuist of tijdelijk elders verblijft of van verpleegadres verandert (bijvoorbeeld door opname in of ontslag uit een ziekenhuis), xxxxx werknemer dit binnen 12 uur aan zijn werkgever.
Maak bezoek mogelijk
De werkgever of bedrijfsarts/arbodienst dient werknemer tijdens zijn arbeidsongeschiktheid te kunnen bereiken. Daartoe dient werknemer deze in de gelegenheid te stellen werknemer op het adres van zijn woning of op het verpleegadres te bezoeken. Desgewenst kan werknemer om redenen van privacy verzoeken om het bezoek op een andere locatie te laten plaatsvinden.
(Telefonisch) Contact met de bedrijfsarts/arbodienst
De bedrijfsarts/arbodienst kan na ontvangst van de ziekmelding (telefonisch) contact met werknemer opnemen. Dit (telefonisch) contact is bedoeld om vast te stellen of al dan niet gerichte actie of bijvoorbeeld een oproep voor een spreekuur nodig is. Zijn werkgever wordt door de bedrijfsarts/arbodienst op de hoogte gesteld van het contact en de inhoud van het gesprek, uitgezonderd medische en vertrouwelijke informatie. Ook in geval werknemer niet telefonisch bereikbaar is, wordt zijn werkgever hiervan op de hoogte gesteld.
Spreekuur
Indien werknemer op verzoek van de werkgever of bedrijfsarts/arbodienst wordt uitgenodigd voor het spreekuur van de bedrijfsarts, is werknemer verplicht om hier te verschijnen. Als werknemer een geldige reden tot verhindering heeft, geeft de werknemer dit in principe ten minste 24 uur van tevoren door op de bij de uitnodiging aangegeven wijze. Werknemer geeft deze verhindering ook tijdig aan zijn werkgever door.
De werknemer hoeft niet op het spreekuur te verschijnen wanneer hij het werk reeds heeft hervat, tenzij hem/haar is medegedeeld dat in overleg tussen werkgever en bedrijfsarts/arbodienst anders is besloten. Dit om doorberekening van kosten door de bedrijfsarts/arbodienst aan de werkgever te voorkomen.
De werknemer kan ook zelf een afspraak bij de bedrijfsarts/arbodienst maken voor een ‘arbeidsomstandighedenspreekuur (zgn. ‘open spreekuur’), als hij dreigend verzuim ziet aankomen of werknemer zijn arbeidsomstandigheden wil bespreken met een bedrijfsarts of andere deskundige van de arbodienst. De kosten van dit spreekuur zijn voor rekening van de werkgever. Dit spreekuur heeft een vertrouwelijk karakter; niets uit het gesprek wordt zonder toestemming van de werknemer met de werkgever besproken.
Machtiging
De werknemer zal de bedrijfsarts zonodig machtigen inlichtingen omtrent zijn gezondheidstoestand in te winnen bij zijn behandelende arts(en). De werknemer heeft overigens het recht een dergelijke machtiging niet te tekenen.
Meewerken aan herstel en terugkeer naar werk
Werknemer is verplicht actief mee te werken aan zijn herstel en de terugkeer naar werk. Werknemer wordt bijvoorbeeld gevraagd mee te denken over en mee te werken aan maatregelen die de bedrijfsarts/arbodienst voorstelt om het arbeidsverzuim te verkorten. Voorbeelden hiervan zijn doorverwijzing naar een specialist, wachtlijstbemiddeling, Kapperspoli, interventieprogramma’s (psychotherapie, fysiotherapie, arbeidsrevalidatietherapie etc), mediation en bedrijfsmaatschappelijk werk. De kosten van dit soort maatregelen alsmede de reiskosten die de werknemer ten behoeve hiervan moet maken zijn, voorzover de ziektepolis van de werknemer ze niet vergoed, in het algemeen voor rekening van de werkgever.
4. Arbeidsongeschiktheid en vakantieverlof
Arbeidsongeschikt tijdens vakantieverlof
Wanneer werknemer arbeidsongeschikt wordt tijdens vakantieverlof in binnen- of buitenland, meldt werknemer dat op dezelfde wijze als genoemd onder 1, onder vermelding van zijn
verpleegadres. Bij terugkeer op zijn huisadres neemt werknemer onmiddellijk contact op met zijn werkgever. Tevens verstrekt werknemer aan de bedrijfsarts/arbodienst een medische verklaring van een geconsulteerde arts, met daarin informatie over de eerste dag van arbeidsongeschiktheid en informatie over de diagnose van de arbeidsongeschiktheid.
Arbeidsongeschikt voorafgaand aan vakantieverlof
Is de werknemer arbeidsongeschikt voorafgaand aan gepland vakantieverlof en wenst werknemer toch met vakantie te gaan, dan vraagt werknemer hiervoor vooraf toestemming aan zijn werkgever. Een vakantie kan niet zomaar worden onthouden; er moet een medische noodzaak zijn om te weigeren, bijvoorbeeld omdat de voorgenomen vakantie het herstel en de voorgenomen reïntegratie negatief beïnvloedt. De werkgever overlegt daarom samen met de bedrijfsarts. Ditzelfde voorschrift geldt ook ingeval werknemer bij langdurig verzuim alsnog een vakantie wenst te plannen gedurende de periode dat werknemer nog (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is.
5. Frequente arbeidsongeschiktheid
Wanneer een werknemer frequent verzuimt wordt werkgever geadviseerd om, eventueel in aanwezigheid van een personeelsadviseur, een gesprek te hebben met de werknemer over de achterliggende oorzaken en mogelijke oplossingen van zijn verzuim.
6. Het verrichten van werkzaamheden / reïntegratie
Verrichten aangepaste werkzaamheden
De werkgever is verplicht de werknemer, in overleg met de bedrijfsarts, allereerst passende arbeid aan te bieden. In overleg tussen werknemer, zijn werkgever en de bedrijfsarts/arbodienst kan vastgesteld worden dat werknemer weliswaar niet (volledig) zijn eigen werk, maar wel aangepaste werkzaamheden of op aangepaste tijden werk kan verrichten. Van de werknemer wordt verwacht dat deze hieraan meewerkt ten behoeve van zijn reïntegratie.
Wanneer werknemer – om welke reden dan ook – niet kan reïntegreren bij zijn eigen werkgever, is de werkgever vervolgens verplicht te zoeken naar reïntegratiemogelijkheden bij een andere werkgever. Indien de werkgever hier – eventueel in samenwerking met een reïntegratiebedrijf – een voorstel voor doet, is werknemer verplicht hieraan zijn medewerking te verlenen, tenzij werknemer kan aantonen dat dit redelijkerwijs niet van hem gevraagd kan worden.
Andere werkgever(s)
De werknemer mag gedurende de periode van arbeidsongeschiktheid geen ander werk verrichten dan dat bij zijn eigen werkgever, tenzij in overleg met zijn werkgever gezocht is naar vervangend werk bij een andere werkgever.
Indien de werknemer meer dan één werkgever heeft dan dient de bedrijfsarts/arbodienst vast te stellen of werknemer bij die andere werkgever(s) wel (al of niet gedeeltelijk) in staat is tot het verrichten van arbeid. Of daar sprake van is wordt vastgelegd in het dossier bij de bedrijfsarts/arbodienst.
Werk hervatten bij (gedeeltelijk) herstel
Wanneer de werknemer het werk (gedeeltelijk) hervat, meldt deze zich voor aanvang van de werktijd weer hersteld bij zijn werkgever, ook wanneer hij al hersteld is op een roostervrije of anderszins vrije dag. De werknemer hoeft geen speciale opdracht af te wachten voordat deze zijn werk weer hervat.
7. Langdurige arbeidsongeschiktheid
Probleemanalyse en plan van aanpak reïntegratie
Uiterlijk in week 6 van de arbeidsongeschiktheid maakt de bedrijfsarts met werknemer een probleemanalyse, waarna een reïntegratieadvies volgt. Dat advies is gericht op zijn herstel en werkhervatting, bij voorkeur in zijn eigen functie.
Uiterlijk in week 8 van de arbeidsongeschiktheid bespreekt de werkgever het reïntegratieadvies met de werknemer. Aan de hand van dat advies maken werkgever en werknemer samen een plan van aanpak voor de terugkeer naar werk en herstel. De afspraken leggen werkgever en werknemer beiden schriftelijk vast.
Dat gesprek is tevens het eerste reïntegratieoverleg, waarbij ook de bedrijfsarts aanwezig kan zijn. Vervolgoverleg vindt in de regel eens per zes weken plaats. Het eerste overleg moet leiden tot een plan van aanpak, gericht op terugkeer.
Casemanager en dossier
Als de arbeidsongeschiktheid van een werknemer langer duurt (of lijkt te gaan duren) bepaalt deze samen met zijn werkgever wie als casemanager zal optreden. De casemanager (werkgever, leidinggevende, personeelsadviseur of een andere aangewezen medewerker, danwel een functionaris van de arbodienst die in deze taak ondersteuning verleent) neemt contact met de werknemer op. De casemanager bewaakt en regisseert alle afspraken en voortgang in het kader van de reïntegratie vanaf het moment dat het verzuim langer lijkt te gaan duren.
De casemanager (die in het plan van aanpak wordt aangewezen) ziet erop toe dat de reïntegratie van werknemer juist verloopt, houdt het dossier van de werknemer bij en onderhoudt contacten met alle betrokken partijen.
Het is raadzaam dat werknemer zelf óók aantekeningen bijhoudt van alle afspraken en alle stappen die de werknemer zet om zijn herstel te bevorderen. Mocht het namelijk uitlopen op een WIA-beoordeling, dan moet ook werknemer kunnen aantonen dat hij al het mogelijke heeft gedaan om te herstellen.
Meldingen aan UWV
Verzuimt werknemer langer dan dertien weken, dan meldt zijn werkgever de arbeidsongeschiktheid bij het UWV (Voor werkgevers die eigen risico drager zijn voor de WIA is deze termijn 8 maanden).
Duurt het verzuim langer dan 48 weken dan stellen werkgever en werknemer de door UWV verlangde informatie samen t.b.v. de na het eerste jaar verplichte evaluatie. Dat kan leiden tot bijstelling van het plan van aanpak.
Reïntegratieverslag en WIA-aanvraag bij UWV
Duurt het verzuim langer dan 87 weken dan stellen werkgever en bedrijfsarts/arbodienst het reïntegratieverslag voor werknemer samen. In dat verslag geeft werknemer ook zijn visie op het reïntegratietraject tot dusver en de inspanningen van werkgever en bedrijfsarts/arbodienst.
Uiterlijk in week 91 vraagt de werknemer de WIA-beoordeling aan bij het UWV. Werknemer dient bij de aanvraag het reïntegratieverslag te voegen.
Tussen week 91 en week 94 kan werknemer samen met de werkgever ook uitstel van de WIA-beoordeling aanvragen, omdat zijn/haar reïntegratie bijvoorbeeld net iets langer dan twee jaar gaat duren.
Als werknemer arbeidsongeschikt wordt verklaard en recht krijgt op een WIA-uitkering, dan gaat na week 104 het eerste WIA-jaar van start.
8. Bezwaren: deskundigenoordeel en kantonrechter
Over uitspraken van de bedrijfsarts/arbodienst of acties en voorstellen van de werkgever met betrekking tot de rechtmatigheid van de arbeidsongeschiktheid en/of de passendheid van
aangeboden werk, kan werknemer een deskundigenoordeel (second opinion) bij UWV aanvragen. UWV vraagt een bijdrage in de kosten van € 50,= die in dit geval bij de werknemer in rekening worden gebracht.
Overigens kan de werkgever ook een deskundigenoordeel bij UWV vragen indien deze om extra advies verlegen zit of als er een meningsverschil bestaat met de werknemer. In dat geval zijn de kosten voor de werkgever.
De uitspraak van UWV is zwaarwegend maar niet bindend. Blijven partijen het oneens dan resteert alleen een procedure bij de kantonrechter.
9. Financiële afspraken
Voor de regelingen die er bestaan ten aanzien van de verrekening van extra vakantiedagen wordt verwezen naar de CAO.
Hoogte van loondoorbetaling
De werkgever zal vanaf de eerste dag dat hij door werknemer van de arbeidsongeschiktheid in kennis is gesteld, de dag van aangifte inbegrepen, de werknemer zonder onderbreking gedurende tenminste 104 weken het inkomen volledig doorbetalen.
10. Belangrijk: verplichting naleving verzuimprotocol en consequenties indien niet goed nageleefd.
Teneinde het herstel zoveel mogelijk te bespoedigen worden werknemer en werkgever geacht zich aan dit verzuimprotocol te houden.
Xxxxx werknemer zich niet aan deze voorschriften dan kan zijn werkgever niet voldoen aan zijn reïntegratieplicht en is hij gerechtigd waarschuwingen te geven en uiteindelijk sancties op te leggen.
Xxxxx werkgever zich niet aan deze voorschriften dan kan werknemer onnodig schade lijden door lang verzuim. In dat geval zal het UWV de werkgever uiteindelijk sancties opleggen.
Waarschuwingen
Waarschuwingen dienen per aangetekend schrijven te worden gegeven. Werkgever is verplicht meerdere waarschuwingen te geven, met een tussenpoos van minimaal 2 weken, voordat werkgever gerechtigd is over te gaan tot opleggen van sancties. Deze sancties kunnen onder onderstaande voorwaarden bestaan uit het gedeeltelijk of geheel opschorten of stopzetten van de loondoorbetaling of het verhalen van gemaakte kosten op de werknemer. In ernstige gevallen, waaronder het weigeren mee te werken aan herstel of werkhervatting, kan tot ontslag worden overgegaan (met inachtneming van de daarbij benodigde wettelijke procedure).
Zorgvuldigheid informatieverstrekking
Werkgever dient richting de werknemer zorgvuldigheid in acht te nemen. Dat is van belang vanwege behoorlijk werkgeverschap en ook vanwege de rechtmatigheid van evt. toe te passen sancties. Alvorens tot waarschuwing(en) en evt. daarop volgende sancties over te gaan dient werkgever vast te stellen dat werknemer ter zake goed geïnformeerd was/is en zich volledig bewust was/is van de wijze waarop hij diende te handelen. Werkgever dient daarbij tevens te verifiëren of hij zelf inderdaad alles in het werk heeft gesteld voor het informeren en voorlichten van de werknemer over zijn rechten en plichten.
Sanctie: inhouden loon
Conform hetgeen gesteld in de Wet Poortwachter kan het bruto-inkomen van de werknemer door de werkgever op nul worden gesteld, indien zich één of meerdere van de onderstaande situaties voordoen:
- werknemer geeft zonder geldige reden geen gehoor om op het spreekuur van de bedrijfsarts te verschijnen;
- werknemer belemmert het genezingsproces;
- werknemer werkt niet mee aan het verrichten van passende arbeid;
Sancties UWV
Daarnaast kan het UWV (achteraf) ook sancties opleggen indien werknemer hetzij werkgever niet of onvoldoende heeft (mee)gewerkt aan het herstel en/of werkhervatting door tot uitstel van de WIA-beoordeling over te gaan (met verplichting tot loondoorbetaling en behoud van arbeidsovereenkomst als de werkgever in gebreke is gebleven) of door het afwijzen van de WIA-uitkering. Het UWV kan dus ook de werkgever sancties opleggen indien hij, naar het oordeel van het UWV onvoldoende inspanning heeft geleverd om reïntegratie van de werknemer mogelijk te maken.
Belangrijke adressen
organisatie informatie over:
CAO-partijen
- ANKO de inhoud van deze CAO
(Koninklijke Algemene Nederlandse Kappersorganisatie) (werkgevers) Xxxxxxxxxx 000
0000 XX XXXXXX
telefoon: 035-5259500 website: xxx.xxxx.xx e-mail: xxxx@xxxx.xx
- FNV Mooi de inhoud van deze CAO
Xxxxxxxxxxxxxxxx 00 (xxxxxxxxxx)
0000 XX XXXXXXX
telefoon: 030-2314221 website: xxx.xxxxxxx.xx e-mail: xxxx@xxxxxxx.xx
- CNV Bedrijvenbond, vakgroep CNV Kappers de inhoud van deze CAO Xxxxxxxxxx 0 (xxxxxxxxxx)
0000 XX XXXXXXX
telefoon: 030- 7511500
website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxxx.xx e-mail: xxxx@xxx.xxx
KOC Nederland vakopleiding en cursussen
Kennis- en ontwikkelcentrum uiterlijke verzorging Xxxxxxxx 0
0000 XX Xxxxxxxxxx
telefoon: 030-6071000 website: xxx.xxx.xx
Sociaal Fonds voor Opleiding en Ontwikkeling premiebetaling p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer
(zie Bedrijfstakpensioenfonds)
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor het Kappersbedrijf Pensioenregelingen p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer
Xxxxxxx 0000
0000 XX Xxxxxxx
telefoon: 030-2453922
website: xxx.xxxxxxxxxxxxxxx.xx
Stichting VUT Kappersbedrijf VUT
p/a Syntrus Achmea Pensioenbeheer (zie Bedrijfstakpensioenfonds)
Brancheplatform Kappers Ontheffing CAO-bepalingen
Xxxxxxxx 0 Xxxxxxx-xxxxx
0000 XX Xxxxxxxxxx Interpretatie CAO-teksten Telefoon: 030 6071081
website: www.healthy hairdresser e-mail: xxxx@xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx
Trefwoordenregister | ||
pagina | CAO-artikel | |
A | ||
Aaneengesloten vakanties | 8.2, 8.3 | |
Aanstellingsbrief Adressen bedrijfstakorganisaties Afwijkende werktijden Afwijkingen van de CAO | 2.1 Belangrijke adressen 3.5 1.1; 1.2 |
ANKO (Koninklijke Algemene Nederlandse
Kappersorganisatie) Belangrijke adressen
Arbeid op en rondom feestdagen 3.4; 5.2
Arbeidsduur en arbeidstijd 3.1 e.v.
Arbeidsomstandigheden 6; Bijlage 5, Bijlage 6
Arbeidsongeschiktheid 9 e.v.; Bijlage 7
Arbeidsovereenkomst 2.1 - 2.4; Bijlage 1
- bepaalde tijd 2.2
- onbepaalde tijd 2.1
- bij vakopleiding 7.2
Arboconvenant Bijlage 5
Arbomaatregelen en -verplichtingen Bijlage 6
B
Bedrijfsinstanties Belangrijke adressen
Bedrijfskleding 5.9
Bedrijfsleider 5.3
Bedrijfstakpensioenfonds Bijlage 1; Belangrijke adressen
Beëindiging arbeidsovereenkomst 2.2; 2.4
Begripsomschrijvingen 1.1; Bijlage 1
Beroepsbegeleidende leerweg (BBL) 7.2
Beroepsopleidende leerweg (BOL) 4.7; Bijlage 1
Bevallingsverlof 8.11
Branchepaspoort 7.8
Branche Platform Kappers 1.2; Bijlage 1; Belangrijke adressen
Bijlagen 1.1
Bijzonder verlof 8.13, 8.14
Bijzondere werktijden (toeslag) 5.2
Boete bij onrechtmatig ontslag 2.4
BOL-korting 4.7
Buitenlandse diploma's 7.5; Bijlage 2
C
CAO-partijen 1.1; Belangrijke adressen
CNV Bedrijvenbond Belangrijke adressen
Collectieve arbeidsovereenkomst (CAO) 1.1
Concurrentiebeding 2.1; 2.2
Controle bij ziekte Bijlage 7
Convenant arbeidsomstandigheden 6; Bijlage 5
Cursuskosten 7.9
Cursussen en trainingen 5.6, 5.7; 7.6, 7.7
D
Deelcertificaattoeslag 5.5; 7.4
Definities 1.1; Bijlage 1
Diploma's, erkende vakopleidings- 7.3; Bijlage 2
Diplomatoeslag 5.4; 7.4
Diplomaverificatie 7.3
Doktersbezoek (verlof) 8.14
E
Erkend leerbedrijf Bijlage 1
Ervaringsjaren 4.5; Bijlage 1
Evenementen (verplichte) buiten werktijd 5.7
Examens vakopleiding (verlof voor) 8.14
F
Familieomstandigheden (verlof wegens) 8.13
Feestdagen 3.4; 3.5; 5.2; 8.10; Bijlage 1
FNV Mooi Belangrijke adressen
Fooien 10.2
Functie Bijlage 1
Functiehandboek 4.4; Bijlage 4
Functieindeling 4.4; 7.4
G
Gebroken diensten 3.5
Gehuwden en samenwonenden 8.13
Geschillen over inhoud CAO Belangrijke adressen; 1.2
Gunstiger arbeidsvoorwaarden 1.1
H
Haarstylist (idem 1, 2. 3) (loon) 4.3
Handgereedschap 5.10
Herenkapper (ingroeischaal) 4.8
Herintreder 4.5; Bijlage 1
I
Indelingsbesluit 4.4
Ingangsdata loonsverhogingen 4.6
Ingroeischaal herenkapper 4.8
Inhuurkracht 4.13
Inkomen Bijlage 1
Inleveren vakantiedagen bij ziekte 8.8
Invallen voor een arbeidsongeschikte ('zieke') 2.2
J
Junior stylist A/B (loon) 4.3
K
Kalenderweek Bijlage 1
Kappersbedrijf Bijlage 1
Kleding 5.9
KOC Nederland Bijlage 1; Belangrijke adressen
Koninginnedag 3.4; 5.2; Bijlage 1
Koninklijke Algemene Nederlandse
Kappersorganisatie (ANKO) Belangrijke adressen
Koopavond | 3.1 |
L | |
Leerbedrijf, Xxxxxx | Xxxxxxx 0 |
Xxxxxxxx (xxx: Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx leerling) Loon | 4.1 e.v. |
Loon bij arbeidsongeschiktheid ('ziekte') | 9.2 |
Loonbetaling | 4.10 |
Loongebouw A en B | 4.2 |
Loongroep | Bijlage 1 |
Loonspecificatie | 4.10 |
Looptijd CAO | 1.1 |
M | |
Meningsverschillen over inhoud CAO | Belangrijke adressen; 1.2 |
Middagpauze | 3.6 |
Militaire dienstplicht | 4.5 |
N | |
Naleving CAO-afspraken | 1.2 |
O | |
Ondernemersopleiding | 2.3 |
Ondertekening CAO | 11 |
Ongunstiger arbeidsvoorwaarden | 1.1 |
Ontslag (zie Opzegging dienstverband) Openbreken CAO | 1.1 |
Opleiding | 7.1 e.v. |
Opzeggen en verlenging CAO | 1.1 |
Opzegging dienstverband | 2.1; 2.2; 2.4; 8.9; 8.14 |
Opzegtermijnen dienstverband | 2.4 |
Ouderschapsverlof | 8.12 |
Overwerk | 3.3; 5.2 |
P | |
Partieel leerplichtigen | 3.2; 7.1 |
Parttimer | 3.2; 4.1; Bijlage 1 |
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx leerling | 2.3; 7.2; Bijlage 1 |
Proeftijd | 2.1; 2.2 |
R | |
Referentiefunctie | 4.4 |
Reiskosten woon-werkverkeer | 5.8 |
Rusttijden | 3.6 |
S | |
Salonassistent | 4.3 |
Salonfunctie | 4.4 |
Samenwonenden en gehuwden | 8.13 |
Schadeclaim bij arbeidsongeschiktheid | 9.2 |
Schoolonderwijs vakopleiding | 7.2 |
Snipperdagen | 8.4; Bijlage 1 |
Sociaal Fonds | Bijlage 1; Belangrijke adressen |
Spaarloon 4.11
Stage / stagiair 2.3; 5.11; 7.10; Bijlage 1; Bijlage 3
Stageovereenkomst 7.10; Bijlage 1, Bijlage 3
Stichting Examens en Proeven (SEP) Bijlage 1 (zie: KOC); Bijlage 2 Stichting Vakopleiding Uiterlijke
Verzorging (SVUV) Bijlage 1 (zie: KOC); Bijlage 2
Stichting VUT Bijlage 1; Belangrijke adressen
T
Tandartsbezoek (verlof) 8.14
Toeslagen en vergoedingen 3; 5.1 e.v.
Topstylist 4.3
Trainingen 5.6; 7.6
Tussentijdse beëindiging arbeidsovereenkomst 2.2
U
Uitleg CAO-bepalingen Belangrijke adressen; 1.1
Uitzendkrachten 4.11; 5.13; Bijlage 1
V
Vakantie 8.1-8.9
Vakantiedagen
- aantal 8.1
- bij arbeidsongeschiktheid (ziekte/ongeval) 8.7, 8.8 ; 9.3
- bij ontslag 8.9
- opnemen 8.3-8.5
Vakantiegeld 5.1
Vakantiekaart 8.6
Vakantierooster 8.3
Vakbondscontributie 4.11
Vakbondsverlof 8.14
Vakdiploma's 7.3; Bijlage 2
Vakexamens (verlof voor) 8.14
Vakopleiding 7.2
Variabele beloning 4.2
Vaste aanstelling/dienst 2.1
Verbodsbepalingen werkgever/werknemer 10.1, 10.2
Vergoedingen 5.6 e.v.
Verhaalsrecht bij arbeidsongeschiktheid 9.2
Verhuizing (verlof voor) 8.14
Verlengen arbeidsovereenkomst bepaalde tijd 2.2
Verlof 8.1 e.v.
Verplichtingen werknemer 10.2
VMBO 2.3; 4.3; 7.10
Vrije dagen en bijzonder verlof 8.1 e.v.
VUT, Stichting Bijlage 1; Belangrijke adressen
W
WGA premie 4.12
Werkgever Bijlage 1
Werknemer Bijlage 1
Werkrooster 3.7
Werktijden 3.1 e.v.
Werktijdverkorting 4.9
Z
Ziekmelding Bijlage 7
Ziekte 9.1-9.3; Bijlage 7
Ziektereglement Bijlage 7
Ziekteverzuim en vakantiedagen 8.8
Zondag (werken) 3.1; 3.5; 5.2
Zwangerschapsverlof 8.11