s [100 . 3.]
s [100 . 3.]
Overeenkomst met het waterschap de Sabina-Xxxxxxx-polder omtrent het maken eener inundatiesluis bij het fort De Ruyter.
Artikel 4.
Voor betaling wordt gehouden hot afgeven eener or- donnantie van betaling op den betaalmeester te Breda.
Artikel 5.
De kosten op deze overeenkomst vallende, daaronder begrepen die van overschrijving der akte in de openbare registers, komen ten laste van het waterschap de Sabina- Xxxxxxx-polder , blijvende de kosten van registratie, zoo die verschuldigd mochten zijn , voor rekening van den Staat.
Aldus deze overeenkomst gesloten en in tweevoud op- gemaakt op dag, maand en jaar als in het hoofd dezes werd vermeld.
Te Fij naart,
gelden zijn uitgetrokken, moet een gedeelte van den noordelijken zeedijk van den Sabina-Xxxxxxx-polder worden weggegraven. Het is namelijk het voornemen de sluis achter dezen dijk te bouwen en aan weerszijden met een nieuw dijksgedeelte aan den bestaanden dijk aan te sluiten. Bij 's Konings besluit van 2 November 1883 (Staatsblad n°. 150) zijn de terreinen aangewezen, die voor den ver- melden sluisbouw, ten algemeenen nutte, in het publiek belang van den Staut, ten behoeve van den vestingbouw ,
moeten worden onteigend.
Als eigenaar van genoemden zeedijk staan bij het ka- daster bekend de » Eigenaren der aanwassen ", van wie mitsdien het op te ruimen dijksgede"ltt» moet worden ge- kocht of onteigend.
Voor de evenbedoelde opruiming is echter bovendien vergunning noodig van het bestuur van den Sabina- Xxxxxxx-polder. De hieromtrent gevoerde onderhandelingen hebben geleid tot de hierbijgaande overeenkomst, die, voor wat den Staat betreft, is gesloten behoudens be- krachtiging bij de wet.
De Kapitein Eerstaan- wezend-Ingenieur,
(get.) COLLARD.
De Dijkgraaf van het Waterschap Sabina-Xxxxxxx,
(riet.) A. VAN SPRANG.
De Secretaris-Penningmeester,
(get.) C. W. XXXXX XX.
De ondergeteekendo heeft zich niet bevoegd geacht de overeenkomst zonder deze bekrachtiging aan te gaan, met het oog t^p het gestelde in de eerste zinsnede van artikel 2 , vermits daarvan aanzienlijke uitgaven voorden Staat het gevolg zouden kunnen zijn.
Tegen de door het waterschapsbestuur gevorderde in- lassching der woorlen » ook in geval van toeval of over- macht " in vermelde zinsnede bestond dan ook bij den ondergeteekende gewichtige bedenking, vermits zij in
Xxxxxxxxxxx bij besluit van Gedeputeerde Staten van Noovdbrabant van 7 Februari 1884, G, n°. 55.
Mij bekend,
De Griffier der Staten,
(get.) VAN COOTH.
Voor eensluidend afschrift,
De Secretaris-Generaal van het Departement van Oorlog,
KRAMER.
[196. 3.]
MEMORIE VAN TOELICHTING.
In verband met den bouw eener inundatiesluis bij het fort De Ruyter, waarvoor op de begrootingen betreffende de voltooiing van het vestingstelsel diensten 1883 en 1884
strijd is met het rechtsbeginsel gesteld in art. 1281 B.W.
Te vergeefs is het waterschap, onder mededeeling der aan de zijde van den Staat bestaande bezwaren, aange- zocht van de bedoelde inlassching af te zien. Vruchteloos is daarenboven het waterschapsbestuur er op gewezen, dat zijne vordering ten deze ook overdreven wordt ge- noemd door de commissie uit Gedeputeerde Staten van Noordbrabant, die heeft gezeten tot het aanhoorcn der bezwaren van belanghebbenden tegen de onteigening der voor de te maken werken benoodigde gronden.
Het waterschapsbestuur bleef de inlassching der boven- vermelde woorlen » ook in geval van toeval of overmacht " in de overeenkomst eischen , en aangezien zonder ver- gunning van dit college de verlangde vergraving van den bestaanden dijk niet kan plaats hebben, heeft de ondergeteekende zich verplicht gezien aan dezen eisch toe te geven, doch tevens nadere bekrachtiging der overeen- komst bij de wet voorbehouden.
De Minister van Oorlog,
XXXXXXX.