Raamovereenkomst consultancy ter ondersteuning van de opstelling van het operationele programma 2021-2027
Xxxxxxxxxxxxxxxx consultancy ter ondersteuning van de opstelling van het operationele programma 2021-2027
Milieueffectenrapport - november 2021 BDO Strategy & Transformation
Uw contactpersoon:
Xxxxxxx Xxx Xxxxxx
Inhoud
1.2. Actoren - Plannen - Strategieën 5
2. Algemene doelstellingen en nadere regels voor de opstelling van het rapport 11
2.1. Doelstellingen van het milieueffectenrapport (MER) 11
2.2. Autoriteiten waaraan deze ontwerpbestek voor advies moet worden voorgelegd
Erreur ! Signet non défini.
3.1. Voorstelling van het plan 13
3.2. Relevante aspecten van de bestaande situatie van het milieu en de mogelijke ontwikkeling daarvan 19
3.3. Waarschijnlijke significante ecologische en socio-economische gevolgen van het plan of programma 19
3.3.1.1. Voorbereidend werk 19
3.3.1.4. Resultaten en interpretatie 22
SPECIFIEKE DOELSTELLING 1.1 25
SPECIFIEKE DOELSTELLING 1.2 39
SPECIFIEKE DOELSTELLING 1.3 51
SPECIFIEKE DOELSTELLING 2.1 68
SPECIFIEKE DOELSTELLING 2.6 81
SPECIFIEKE DOELSTELLING 2.7 94
SPECIFIEKE DOELSTELLING 4.3 107
SPECIFIEKE DOELSTELLING 4.4 114
SPECIFIEKE DOELSTELLING 5.1 121
3.5. Samenvoeging van de resultaten en synthese 127
3.6. Bronnen 133
1. Context
Dit rapport heeft tot doel het begrip milieueffectenrapport (MER) opnieuw te contextualiseren in relatie tot het ontwerp van operationeel programma van het EFRO voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (i), inzicht te verwerven in de betrokken actoren en plannen (of strategieën) (ii) en tot slot de verwezenlijking van deze evaluatie nader te omschrijven zoals bepaald in het bestek (iii) en de resultaten ervan in samenvattende vorm weer te geven (iv).
1.1. Inleiding
Milieuproblemen en duurzame ontwikkeling zijn uitgegroeid tot een belangrijk beleidsthema. Het verbruik van fossiele energiebronnen, de afvalproductie, de druk op ecosystemen en het respect voor de leefomgeving en de leefkwaliteit van de inwoners zijn inderdaad heel actuele thema's geworden binnen een stedelijke omgeving zoals het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Dat geldt ook voor de gevolgen ervan voor de economie, de maatschappij of op gezondheidsvlak.
In de Gewestelijke Beleidsverklaring van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering staat dat de Regering "met veel ambitie wil tegemoetkomen aan de Europese doelstellingen en aan de verbintenissen van het Akkoord van Parijs door een rechtvaardig en proactief klimaatbeleid te voeren. Ze ontwikkelt daarvoor een systemische, structurele en structurerende aanpak. Het Gewest zal alle beschikbare hefbomen benutten om een nieuw klimaatbeleid uit te stippelen en in al zijn beslissingen rekening houden met de uitdagingen op het vlak van klimaat en biodiversiteit." Als een van de eerste maatregelen die in het hoofdstuk over governance van datzelfde document worden belicht, noemt de BHR: "De Regering zal de impact en de doeltreffendheid van alle gewestelijke beleidsinitiatieven laten evalueren om er zeker van te zijn dat zij wel degelijk efficiënt zijn [...]."
De ordonnantie betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's heeft tot doel1 "te voorzien in een hoog milieubeschermingsniveau en bij te dragen tot de integratie van milieuoverwegingen in de voorbereiding en vaststelling van plannen en programma's". Dit alles "met het oog op de bevordering van duurzame ontwikkeling, door ervoor te zorgen dat bepaalde plannen en programma's die aanzienlijke effecten op het milieu kunnen hebben, aan een milieubeoordeling worden onderworpen".
Dit houdt in dat bij de opstelling van een nieuw plan een "milieueffectentrapport" (of MER) moet worden opgesteld overeenkomstig richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad2. Dit rapport heeft tot doel de vermoedelijke significante milieueffecten van de uitvoering van het operationele programma te identificeren, te beschrijven en te evalueren, en zal het eventueel mogelijk maken de verschillende in het document in opmaak voorgestelde voorschriften aan te vullen of te heroriënteren.
Het EFRO in Brussel
Het in 1975 opgerichte Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO) is de financiële hefboom van de Europese Unie voor haar cohesie- en regionale ontwikkelingsbeleid. Met dit fonds wil Europa de belangrijkste economische, sociale en territoriale onevenwichtigheden tussen de regio's van de
1 Ordonnantie van het ministerie van het Brussels Hoofdstedelijk Xxxxxx xxx 00 xxxxx 0000 (XX 30.03.2004), aangevuld met het addendum (BS 18.05.2004), tot omzetting van de richtlijn 2001/42/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2001, zie xxxxx://xxx-xxx.xxxxxx.xx/xxxxx-xxxxxxx/XX/XXX/?xxxxxxxxx%0X00000X0000.
2 Richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s
Unie corrigeren door middel van de duurzame ontwikkeling en de structurele aanpassing van de regionale economieën.
De Europese Commissie streeft ernaar om het fonds voor de programmeringsperiode 2021-2027 te heroriënteren rond vijf grote doelstellingen:
- een slimmer Europa, door middel van innovatie, digitalisering, economische transformatie en ondersteuning voor kleine en middelgrote ondernemingen (SD1);
- een groener, koolstofvrij Europa, waar de Overeenkomst van Parijs wordt uitgevoerd en waar in energietransitie, hernieuwbare energiebronnen en de strijd tegen klimaatverandering wordt geïnvesteerd (SD2);
- een beter verbonden Europa, met strategische transport- en digitale netwerken (SD3);
- een socialer Europa, waarin resultaten worden geboekt met betrekking tot de Europese pijler van sociale rechten, en waarin kwalitatief hoogstaand werk, onderwijs, vaardigheden, sociale inclusie en gelijke toegang tot gezondheidszorg worden ondersteund (SD4);
- een Europa dat dichter bij de burger staat door ondersteuning van lokaal geleide ontwikkelingsstrategieën en duurzame stedelijke ontwikkeling in de gehele EU (SD5).
Het operationele programma van het EFRO voor het Gewest omvat meerdere doelstellingen voor de uitvoering van het Europese beleid inzake regionale economische ontwikkeling, opgesplitst volgens de meest relevante prioriteiten voor de ontwikkeling van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De opstelling van het plan is in een vergevorderd stadium en een tussentijdse versie is ter beschikking gesteld van de consultant met het oog op het uitvoeren van de werkzaamheden inzake de effectanalyse.
1.2. Actoren - Plannen - Strategieën
Bij het opstellen van het milieueffectenrapport voor het operationele EFRO-plan van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest is rekening gehouden met tal van aanverwante plannen en strategieën. Al deze plannen en strategieën worden hieronder op niet-exhaustieve wijze opgesomd. Ze werden dus opgenomen bij de eerste denkoefening en conceptualisering van de studie. Het OP is door de consultant onderzocht in het licht van deze plannen en strategieën om na te gaan in welke mate dit dot de strategische doelstellingen kan bijdragen, en dit op gewestelijk, nationaal of Europees niveau. De verbanden met het Ontwerp van OP staan uitgewerkt in afdeling 3.1.
Deze plannen en strategieën trokken onze aandacht bij de MER-oefening. Daarbij werd toegezien op de bijzonderheden en specifieke kenmerken van elk van de grote plannen die rechtstreeks of onrechtstreeks structuur geven aan het grondgebied van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest.
Europese strategieën
1. Europees Semester
Bepaalde prioriteiten die de Europese Commissie heeft aangegeven, hebben meer in het bijzonder betrekking op de kmo's, zoals bijvoorbeeld:
- versterken van de toegang tot financiering en geavanceerde zakelijke diensten voor kmo's;
- kmo's bijstaan en start-ups ondersteuning bieden bij de ontwikkeling van nieuwe businessmodellen;
- ontwikkelen van de vaardigheden en capaciteiten van kmo's en start-ups bij de uitvoer van hun producten en diensten.
In dit kader heeft de derde Specifieke Aanbeveling (2019)3 van de Raad aan het adres van België in het kader van het Europees semester betrekking op het economisch beleid in verband met de investeringen, onder meer in onderzoek en innovatie (digitalisering in het bijzonder, rekening houdend met de regionale verschillen). De Raad verwijst ook naar het Nationaal Pact voor Strategische Investeringen, waarin de versterking van de digitalisering wordt aangemerkt als een veelbelovende manier om de productiviteit en het innovatievermogen van België te verhogen. Dit vereist investeringen in digitale infrastructuur, […], en menselijk kapitaal en ondernemingsgeest, alsook een versnelde gebruikmaking van digitale technologie, in het bijzonder door de bedrijven die tot nu achterop hinken. Bovendien heeft de derde Specifieke Aanbeveling (2019) van de Raad aan België betrekking op het economisch beleid inzake investeringen, onder andere wat betreft de energietransitie en de transitie naar een koolstofarme economie. Er zijn inderdaad aanzienlijke investeringen nodig om de energietransitie te ondersteunen. De renovatie van het oude gebouwenbestand, dat dateert van vóór de invoering van de energienormen, zal bijdragen tot het bereiken van de emissiereductiedoelstellingen voor 2020 en 2030.
Meer in het bijzonder vormt bijlage D van dit rapport de richtsnoeren inzake investering van de fondsen van het cohesiebeleid 2021-2027 voor België. Wij kunnen de belangrijkste
3 AANBEVELING VAN DE RAAD van 9 juli 2019 over het nationale hervormingsprogramma 2019 van België en met een advies van de Raad over het stabiliteitsprogramma 2019 van België (2019/C 301/01).
aanbevelingen, waarmee het Gewest in zijn diagnose van het grondgebied rekening heeft gehouden, nader samenvatten:
- een slimmer Europa (voornamelijk met betrekking tot de SD 1.1, 1.2 en 1.3 van het OP EFRO)
o uitbouwen van de capaciteit van onderzoeksvoorzieningen bij het oriënteren van onderzoek en de commercialisering van hun onderzoeksuitkomsten;
o het ontstaan van banden en samenwerking tussen onderzoekscentra, universiteiten en kmo's faciliteren;
o meer inzetten op commercialisering en het maken van de vertaalslag van onderzoek naar concrete producten.
- een groener Europa (met betrekking tot de SD 1.1, 1.3, 2.1, 2.6 en 2.7 van het OP EFRO)
o energie-efficiënte renovatie van openbare gebouwen en woningen aanmoedigen, met bijzondere aandacht voor kansarmen;
o energie-efficiëntie in kmo's aanmoedigen (vooral wanneer deze doelstelling gekoppeld is met die van de armoedebestrijding);
o eco-innovatie, de circulaire economie en daarmee samenhangende vaardigheden in kmo's bevorderen.
- Voor de andere drie Europese strategische doelstellingen (een beter verbonden Europa, een socialer Europa en een Europa dat dichter bij de burger staat) geldt een kleiner aantal aanbevelingen in het kader van het EFRO. Wij belichten hier de twee voornaamste, die betrekking hebben op de SD 4.3 (en bis) en 5.1 van het OP EFRO:
o de huisvestingsdiensten en de sociale diensten voor de inclusie van migranten en vluchtelingen verbeteren, om zo strijd te leveren tegen de armoede en de veiligheidsproblemen in steden en om de inclusiviteit in onderwijs en huisvesting te stimuleren;
o achtergestelde stadswijken rehabiliteren.
2. Green Deal
Los van die elementen wordt in het Groene Pact voor Europa (Green Deal) onder meer de doelstelling geformuleerd om tegen 2050 op Europees grondgebied tot koolstofneutraliteit te komen.
Specifiek met betrekking tot bouw en renovatie roept het Groene Pact op tot betere energieprestaties van gebouwen, onder meer door:
- het ontwerp van gebouwen met naleving van de beginselen van de circulaire economie;
- meer digitalisering;
- een verhoging van de weerbaarheid van de gebouwen tegen de klimaatverandering;
- een strikte toepassing van de regels voor de energieprestatie van gebouwen.
Naast energie-efficiëntie is in het Groene Pact voor Europa ook de doelstelling opgenomen van een eerlijke en inclusieve transitie, waardoor Europa klimaatneutraal wordt en onze natuurlijke leefomgeving wordt beschermd in het belang van de mensen, de planeet en de economie. De aangekondigde nieuwe groeistrategie en het bijbehorende actieplan voor de circulaire economie vallen ook binnen dit kader.
Als aanvulling hierbij kunnen meerdere voorstellen die bij de Europese Commissie op tafel liggen deze Green Deal verder versterken. Daarbij denken we aan voorstellen zoals de Europese
Biodiversiteitsstrategie 2030 die momenteel besproken wordt en die de beschermde zones in Europa wil uitbreiden en een uitbouw van het herstel van natuurgebieden4. Ook kunnen wij verwijzen naar de strategie « fit for 55 » die streeft naar een vermindering van de broeikasgasuitstoot in de EU met 55% in 2030 ten opzichte van 1990 via een globaal pakket wetgevende maatregelen (energieverbruik, vervoer en logistiek, belastingen, bodemgebruik enz.)5.
Nationale plannen en strategieën
1. Nationaal energie- en klimaatplan 2030
Overeenkomstig de verordening inzake de governance van de energie-unie dient elke Lidstaat een energie- en klimaatplan 2030 uit te werken. Op 24 oktober 2019 keurde de Brusselse Regering haar Energie- en Klimaatplan voor 2030 goed, haar bijdrage aan het NEKP6. Dit plan legt de doelstellingen van het energie- en klimaatbeleid voor de periode 2021-2030 vast en bevat een voorstelling van de te treffen maatregelen om deze doelstellingen te bereiken. Het schetst de grote lijnen van de transitie naar een duurzaam, betrouwbaar en betaalbaar energiesysteem, volgens de vijf dimensies van de Europese Energie-Unie en overeenkomstig de voor 2030 vastgestelde doelstellingen:
• een koolstofarme EU (vermindering van de xxxxxxx xxx xxxxxxxxxxxxxx en ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen);
• energie-efficiëntie;
• bevoorradingszekerheid;
• binnenlandse markt;
• onderzoek, innovatie en concurrentievermogen.
Het plan moet ook in overeenstemming zijn met een langetermijnstrategie om de emissie van broeikasgassen te verminderen, zoals uiteengezet in de Overeenkomst van Parijs. Met name de investeringen en hervormingen in het kader van de eerste strategische krachtlijn consolideren de ambities van het Nationaal Energie- en Klimaatplan (NEKP) van december 2019 en leggen de basis voor een transitie op lange termijn naar klimaatneutraliteit. De nadruk wordt gelegd op drie belangrijke werkterreinen die hier actief toe bijdragen: de renovatie van bestaande gebouwen, de ontwikkeling van een economie op basis van waterstof en andere groene gassen, en het herstel van de biodiversiteit.
2. Nationaal Plan voor Herstel en Veerkracht
Dit plan is op aandrang van de Europese Unie tot stand gekomen als reactie op de gezondheidscrisis als gevolg van de coronapandemie, die in ons land, in Europa en in de wereld tot een ongemeen harde economische recessie heeft geleid. Het Nationaal Plan voor Herstel en Veerkracht van België is gestructureerd rond zes strategische assen: (1) klimaat, duurzaamheid en innovatie, (2) digitale transformatie, (3) mobiliteit, (4) mens en samenleving, (5) economie van de toekomst en productiviteit en (6) overheidsfinanciën. Elk van deze assen wordt opgesplitst in samenhangende onderdelen, waarin hervormingen en investeringsprojecten zijn opgenomen. Al deze onderdelen sluiten rechtstreeks aan bij de zes pijlers van verordening (EU) 2021/241 tot instelling van de herstel- en veerkrachtfaciliteit.
4 Zie: xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx-xxxxxxxx-0000_xx
5 Zie: xxxxx://xx.xxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxx/xx/XX_00_0000
6 Het NEKP is overigens ingediend: xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xx/xxx-xx-xxx-xxxx
In het plan wordt bijzondere nadruk gelegd op het eerste thema, dat bijna 50% van de totale ingezette middelen vertegenwoordigt.
Brusselse strategieën
1. Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling (GPDO);
Het Gewestelijk Plan voor Duurzame Ontwikkeling werd goedgekeurd op 12 juli 2018 en legt de Brusselse territoriale visie vast tot 2040. Het schuift vier grote pijlers naar voren:
2. Het grondgebied benutten om een aangename, duurzame en aantrekkelijke leefomgeving te ontwikkelen.
3. Het grondgebied benutten voor de ontwikkeling van de stedelijke economie
4. Het grondgebied benutten om multimodale verplaatsingen te bevorderen.
Het lijst ook de voorwaarden op waaraan voldaan moet zijn om in het opzet van het Plan te slagen en ook de pijlers van het Plan: de band met de gemeenten en andere openbare instellingen en overheden consolideren, de smart city benutten als essentiële hefboom om de doelstellingen te verwezenlijken, en daartoe het ontluiken hiervan begeleiden, en de band tussen burgers en Gewest aanhalen, onder meer rond de gewestelijke ontwikkeling.
2. Gewestelijk Innovatieplan
De gewestelijke beleidsverklaring 2019-2024 mikt op een versterking van de investeringen in het onderzoeks- en innovatiebeleid om de maatschappij, het klimaat en de economie te laten vooruitgaan. In dat verband zal het Gewest actief bijdragen tot de nationale doelstelling van 3% van het bbp (waarvan een derde overheidsmiddelen) voor onderzoek en ontwikkeling.
In dit kader wil de Regering een nieuw gewestelijk innovatieplan opstellen voor de periode 2021-2025. Aansluitend op de thema's van het vorige plan (ICT, milieu, gezondheid) zullen in het nieuwe plan strategische actieterreinen worden gedefinieerd, waarbij ook de economische sectoren die bevorderlijk zijn voor de economische transitie en de klimaatambities, worden bestreken:
o stedelijke productie 4.0 geïntegreerd in het stedelijke weefsel;
o duurzame mobiliteit;
o renovatie van de gebouwen en het circulaire karakter ervan;
o circulaire en regeneratieve economie.
3. Brusselse Klimaatordonnantie
Om de doelstellingen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest inzake de vermindering van de uitstoot van broeikasgassen te bereiken, voorziet het regeerakkoord 2019-2024 in een koolstofarme langetermijnstrategie en een Brusselse Klimaatordonnantie. Het Energie- Klimaatplan, dat in oktober 2019 is goedgekeurd, verbindt het Gewest in samenhang met het kader dat wordt geboden door de duurzame ontwikkelingsdoelstellingen van de Verenigde Naties, tot een systemische aanpak via een gecoördineerde uitvoering van de doelstellingen inzake klimaat-, energie- en milieutransitie. Vanuit dat oogpunt is het milieubeleid, dat wel noodzakelijk blijft, op zich niet meer toereikend. De Regering wenst met ambitie de Europese
doelstellingen en de engagementen verbonden aan het Akkoord van Parijs te beantwoorden door middel van een billijk en proactief klimaatbeleid waarvoor alle beschikbare hefbomen worden gehanteerd. Deze uitdagingen gelden, samen met de uitdagingen verbonden aan de biodiversiteit, als trackers voor de gewestelijke besluitvorming.
In dit verband zet het BHG zich onder meer in voor de uitvoering van de strategie voor duurzame renovatie van de gebouwen in Brussel.
4. Strategie voor duurzame renovatie van de gebouwen in Brussel.
Er zijn drie belangrijke invalshoeken gepland: het verhogen van het renovatiepercentage, het verbeteren van de kwaliteit van de renovaties en het rationeel gebruik van energie binnen het gebouw. De regering zal een reglementair luik voorstellen, dat met name betrekking zal hebben op de gewestelijke normen en de fiscale maatregelen. Naast dit reglementaire luik overweegt het Gewest ook verschillende regelingen voor financiële steun, begeleiding van eigenaars, voorbeeldfunctie van de overheid en de vereenvoudiging van het systeem van gewestelijke premies. Het doel van de strategie voor de duurzame renovatie van de gebouwen in Brussel is om het gebouwenbestand tegen 2050 naar een hoog niveau van energieprestaties te brengen. De implementatie van deze maatregelen zal aanzienlijke investeringen vergen. Ze worden geraamd op 28,8 miljard euro van nu tot in 2050.
Naast de bestaande instrumenten onderzoekt het BHG de mogelijkheid van een uniek fonds voor de energietransitie van gebouwen, dat toegankelijk moet zijn via een vereenvoudigde procedure en een enig loket. In het algemeen is de Regering van plan de steun voor de financiering van de renovatie van gebouwen in eerste instantie te concentreren op bescheiden inkomens en op de strijd tegen energiearmoede.
5. Globaal veiligheids- en preventieplan
In het plan, dat door het Gewest werd aangenomen in 2017, wordt een transversale aanpak gehanteerd die alle interveniërende actoren van de veiligheidsketen (gemeenschapswachten, parkwachters, brandweerlieden, politieagenten, ...) bijeenbrengt, hun complementariteit stimuleert via concrete samenwerkingen en versterkte partnerschappen en het sociopreventieve luik naast de traditionele actoren integreert. Het werkt vijf transversale assen en tien prioritaire thema's uit (aantasting van de menselijke integriteit, polarisering en radicalisering, drugs en verslavingen, mensenhandel en mensensmokkel, eigendomsdelicten, mobiliteit en verkeersveiligheid, milieu en overlast, financiële criminaliteit en cybercriminaliteit, georganiseerde misdaad en goederensmokkel, crisisbeheer en veerkracht).
6. GPCE
Het Gewestelijk Programma voor Circulaire Economie (GPCE) werd in 2016 goedgekeurd. Met het GPCE ontwikkelt het Brussels Hoofdstedelijk Gewest een vrijwillige en innovatieve aanpak van het beheer van de hulpbronnen: efficiënter gebruik van hulpbronnen, vermindering van verspilling, ervoor zorgen dat het afval van de ene de hulpbron van de andere wordt, verlenging van de levensduur van producten, enz. Het programma heeft al 319 economische actoren (voornamelijk micro-, kleine en middelgrote bedrijven) begeleid, 194 organisaties financieel gesteund voor een totaalbedrag van 11,5 miljoen euro en tussen 2016 en eind 2018 3.000 mensen opgeleid inzake circulariteit.
Het belang van het potentieel van de circulaire economie in termen van toegevoegde waarde en werkgelegenheid voor België wijst op de ontwikkeling van een overheidsbeleid gericht op het stimuleren of bevorderen van de ontwikkeling van dit type economie.
7. Industrieplan
In de Strategie 2025 voor de herstructurering van de economie en de werkgelegenheid plaatst de Brusselse Regering de industriële werkgelegenheid onder hoge bescherming. Dit plan sluit aan op de inspanningen van het Gewest om de toekomstige ontwikkeling van productieve activiteiten in Brussel te ondersteunen. De heropleving van de productieve activiteit en de ontwikkeling van een industrieel beleid in Brussel is bij uitstek een Europese uitdaging, die ook afhankelijk is van de impuls van de Europese Unie en van de coherentie waarmee ze haar boodschappen uitdraagt.
De Europese Unie plaatst de productieve activiteiten vandaag centraal in het debat en beschouwt de industrie als een essentieel element voor het economische herstel en de concurrentiekracht van Europa. Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wil meegaan in die beweging. Het herstel van de industriële activiteit in Brussel gaat gepaard met de groeiende digitalisering van de industrie. Digitale industrie, industrie van de toekomst, industrie 4.0, allemaal begrippen die het belang van de digitalisering op ieder niveau van de stedelijke waardeketen weerspiegelen.
Dit proces, dat geleidelijk wordt ingevoerd, is bevorderend voor een kleinschalige en flexibele gedecentraliseerde productie, die beter is afgestemd op de stedelijke structuur van Brussel.
8. Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan
In 2018 krijgt het Afvalplan een nieuwe naam om beter aan te sluiten op de realiteit van de sector en de recente evolutie hiervan. Daar waar het zich oorspronkelijk toespitste op het einde van de levensduur van producten in de vorm van afval heeft het Hulpbronnen- en Afvalbeheerplan ondertussen zijn toepassingswaaier verbreed tot de ondersteuning van een circulaire en samenwerkingseconomie. Dit komt onder meer tot uiting in acties om de waarde van hulpmiddelen zoveel als mogelijk te behouden binnen het economisch systeem.
Daartoe formuleert het HABP drie algemene doelstellingen:
- een omschakeling naar duurzamere en meer circulaire consumptiepraktijken verankeren;
- de bewaring en de nuttige toepassing van grondstoffen, indien mogelijk lokaal, maximaliseren;
- de economische aanbodsector overhalen om de circulaire praktijk mee te concretiseren.
Met de goedkeuring van het Plan in 2018 bakende de Brusselse Hoofdstedelijke Regering 60 concrete maatregelen af, telkens per doelgroep (bijv. handelsactiviteiten, HORECA, bouw enz.).
9. Natuurplan
Het Natuurplan werd door de regering op 14 april 2016 goedgekeurd en belichaamt een visie voor de ontwikkeling van de natuur en de biodiversiteit in het Brussels Gewest tegen 2050. Dit plan ambieert om in te spelen op uitdagingen zoals de biodiversiteit en de bescherming en de ontwikkeling van de natuur. Het doel is ook om optimaal de stadsontwikkeling met de natuur te verzoenen, de natuur toegankelijk te maken voor iedereen en de mens centraal te blijven stellen in deze ontwikkeling.
Om deze visie uit te werken, worden meerdere doelstellingen naar voren geschoven (7 grote doelstellingen) die op hun beurt weer zijn opgedeeld in maatregelen (27 maatregelen) voor 2020.
- De toegang tot de natuur verbeteren voor Brusselaars: iedereen moet een kwaliteitsvolle groene ruimte in de buurt van zijn woning hebben, ook in het stadscentrum.
- Het gewestelijke groene netwerk uitbouwen: de groene ruimten onderling verbinden, zodat de soorten en de biodiversiteit in de stad zich verder kunnen ontwikkelen.
- In plannen en projecten rekening houden met de uitdagingen op gebied van natuur: bij elke beslissing de natuur in acht nemen, ook buiten de beschermde zones.
- Het ecologisch beheer van de groene ruimten uitbreiden en versterken: het beheer van de openbare ruimtes verbeteren en een goede samenhang verzekeren tussen de verschillende beheerders.
- Wildleven en ruimtelijke ordening op elkaar afstemmen: natuurlijke habitats en soorten beschermen en herstellen; overlast van probleemsoorten (zoals vossen) beperken.
- Brusselaars sensibiliseren en mobiliseren voor biodiversiteit: in goede verstandhouding met de actoren op het terrein een overkoepelende communicatiestrategie uitstippelen die de kernboodschappen en de prioritaire doelgroepen identificeert. Deze doelstelling beoogt ook het respect voor de openbare groene ruimten en hun uitrustingen.
- Het natuurbeheer verbeteren: bruggen bouwen en bestaande "natuurpartnerschappen" versterken tussen de private en publieke spelers die betrokken zijn bij de ontwikkeling en inrichting van de groene en de openbare ruimten in het Gewest.
2. Algemene doelstellingen en nadere regels voor de opstelling van het rapport
Volgens de ordonnantie7 van 30 maart 2004 betreffende de milieueffectenbeoordeling van bepaalde plannen en programma's worden in het milieueffectenrapport "de mogelijke aanzienlijke milieueffecten van de uitvoering van het plan of programma alsmede van redelijke alternatieven die rekening houden met het doel en de geografische werkingssfeer van het plan of programma bepaald, beschreven en beoordeeld".
2.1. Doelstellingen van het milieueffectenrapport (MER)
De doelstellingen van de milieubeoordeling zijn dus:
• nagaan of bij de opstelling van het ontwerpprogramma EFRO 2021-2027 rekening is gehouden met alle milieufactoren;
7 Ordonnantie 2004-03-18/38 tot omzetting van richtlijn 2001/42/EG van 27 juni 2001 van het Europees Parlement en de Raad betreffende de beoordeling van de gevolgen voor het milieu van bepaalde plannen en programma’s.
• de potentiële effecten van de doelstellingen en richtingen inzake ontwikkeling op alle componenten van het milieu analyseren;
• de wendingen voorstellen die noodzakelijk zijn om ervoor te zorgen dat de gekozen opties verenigbaar zijn met de milieudoelstellingen;
• een feitelijke balans opstellen van de effecten van de uitvoering van het programma op het milieu in de loop van de tijd.
Hiertoe is de volgende informatie vereist8:
• een schets van de inhoud en de belangrijkste doelstellingen van het plan of programma en het verband met andere relevante plannen en programma's;
• de relevante aspecten van de bestaande situatie van het milieu en de mogelijke ontwikkeling daarvan als het plan of programma niet wordt uitgevoerd;
• de milieukenmerken van gebieden waarvoor de gevolgen aanzienlijk kunnen zijn;
• alle bestaande milieuproblemen die relevant zijn voor het plan of programma;
• de doelstellingen ter bescherming van het milieu die relevant zijn voor het plan of programma, alsook de wijze waarop met deze doelstellingen en andere milieuoverwegingen rekening is gehouden bij de voorbereiding van het plan of programma;
• de mogelijke aanzienlijke milieueffecten;
• een voorstel voor de nodige aanpassingen om ervoor te zorgen dat de gekozen opties verenigbaar zijn met de milieudoelstellingen: bv. de beoogde maatregelen om significante negatieve gevolgen van de uitvoering van het plan of programma voor het milieu te vermijden, te verminderen en, voor zover mogelijk, te compenseren; of mogelijke alternatieven en de motivering daarvan;
• een beschrijving van de voorgenomen monitoringmaatregelen;
• een niet-technische samenvatting van de in de bovenstaande punten verstrekte informatie.
Hoewel alle milieuaspecten aan de orde zullen komen, zal in het milieueffectenrapport niet op alle punten gedetailleerd en exhaustief worden ingegaan. De auteur van het rapport hanteert een selectieve en aangepaste aanpak voor de meest relevante milieuaspecten overeenkomstig de door het operationeel programma voorgestelde assen en doelstellingen. Het bestek bevat aanwijzingen over aspecten die a priori geacht worden het meest relevant te zijn per specifieke doelstelling (SD).
Uitgebreidere aandacht zal gaan naar de thema’s waarop het ontwerpprogramma de grootste impact heeft en deze waarbij op milieuvlak het meest op het spel staat, aangezien de economische en sociale doelstellingen al ruimschoots aan bod kwamen in het programma.
Aangezien milieueffectenrapporten bedoeld zijn om de plannen doeltreffender en transversaler te maken, zal de beoordeling plaatsvinden in een iteratief en continu proces, parallel aan de opstelling van het plan. In de planning van de werkzaamheden moeten stap voor stap de elementen waaraan wordt gewerkt en waarvan de planning bij het begin van de opdracht wordt gespecificeerd, worden opgenomen.
8 Gespecificeerd in bijlage I bij de ordonnantie
3. Inhoud van het MER
3.1. Voorstelling van het plan
Hieronder stellen we de inhoud voor van het operationele programma zoals dat bij de consultant bekend is. Het programma bevat:
- een samenvatting van de inhoud;
- de hoofddoelstellingen van het plan/programma en de grote krachtlijnen van de uitgevoerde acties. Deze acties worden meer in detail besproken in het deel met de analyse van de resultaten;
- de samenhang met andere relevante plannen en programma's is vooraf ontwikkeld.
De thema's die in het hele programma transversaal aan bod komen, zijn: klimaatverandering, duurzame ontwikkeling (meer in het bijzonder duurzaam beheer van hulpbronnen), kwaliteit van het milieu en leefkwaliteit, en aspecten in verband met huisvesting en stedenbouw. De socio-economische aspecten zijn inherent aan de algemene bedoeling van het programma en zullen alleen vanuit de invalshoek van de indicatoren worden behandeld. Het MER is immers niet bedoeld om de socio-economische interventiestrategie van het operationele programma te herschrijven.
Aangezien het OP is opgesplitst in specifieke doelstellingen (SD's) met betrekking tot verschillende thema's, wordt bovendien voor elke SD voorgesteld bepaalde accenten te leggen bij de analyse van de milieueffecten.
# | SD | Hoofdacties |
Prioriteit 1 INNOVATIE, DIGITALISERING EN CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE BEDRIJVEN TEN DIENSTE VAN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING | ||
1.1 | De onderzoeks- en innovatiecapaciteit en het gebruik van geavanceerde technologieën verbeteren | Actie 1: Deelnemen aan de ontwikkeling van een Strategisch Innovatiedomein (SID). - Geavanceerde digitale technologieën en diensten; - Klimaat: klimaatbestendige gebouwen en infrastructuur; - Optimaal gebruik van de hulpmiddelen; - Efficiënte en duurzame stadsstromen voor een inclusief beheer van de stedelijke ruimte; - Gepersonaliseerde en geïntegreerde gezondheid & zorg; - Sociale innovatie, inclusieve samenleving en openbare diensten. Actie 2: Streven naar acties die onder meer gericht zijn op: - Ondersteuning en ontwikkeling van de OOI-infrastructuur; - Versterking van de steun voor collaboratieve en co-creatieve projecten op het gebied van toegepast onderzoek; - Ondersteuning van projecten ter begeleiding en ondersteuning van sociale innovatie bedoeld voor kmo's en gericht op de grote maatschappelijke uitdagingen; - Ondersteuning van projecten ter begeleiding en ondersteuning van innovatieve ecologische initiatieven bedoeld voor kmo's en gericht op de ecologische en circulaire transitie van bestaande bedrijven of de ontwikkeling van ecologisch innovatieve bedrijfsmodellen; |
- Ondersteuning van de mobilisatie en uitwerking in het kader van de overheidsbeleidslijnen van de resultaten van universitair onderzoek dat bijdraagt tot de productie van specifieke kennis die nuttig is om antwoorden te formuleren voor Brusselse uitdagingen; - Steun voor de totstandbrenging van een gewestelijke infrastructuur die jongeren bewust moet maken van wetenschappen en hen ertoe moet aanzetten wetenschappelijk te denken. Dit zijn de dimensies die een bijzondere analyse kunnen vereisen naar aanleiding van een MER: - de socio-economische aspecten: gezien de nadruk die wordt gelegd op initiatieven voor sociale innovatie; - preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen; - duurzaam beheer van middelen en in het bijzonder van energie en afval/minder vervuilende productie (gezien het ondersteunen van innovatieve ecologische initiatieven die gericht zijn op de ecologische en circulaire transitie van bestaande bedrijven, of de ontwikkeling van ecologisch innovatieve bedrijfsmodellen); - mobiliteit: wanneer bepaalde initiatieven bedoeld zijn om alternatieve mobiliteitsoplossingen uit te testen; - stedenbouwkundige en ecologische effecten: project per project (wanneer het gaat om de bouw van een gebouw/een specifieke collectieve voorziening); - de specifieke Brusselse uitdagingen op het vlak van de volksgezondheid. | ||
1.2 | Profiteren van de voordelen van digitalisering voor burgers, bedrijven en overheden | Actie 1: Ondersteuning bieden aan de digitale ontwikkeling door gewestelijke en lokale overheidsdiensten, alsook door diensten van collectief of sociaal belang (universiteiten, ziekenhuizen, vzw's enz. die opdrachten uitvoeren namens overheidsdiensten) van diensten, producten en processen. Actie 2: Initiatieven ondersteunen die verband houden met de digitale toe-eigening, d.w.z. acties ter ondersteuning van burgers die moeilijkheden hebben met het gebruik van digitale middelen voor administratieve procedures of in verband met ondernemerschap, bij voorrang in kansarme wijken (...). De acties kunnen tegelijk betrekking hebben op aspecten in verband met de zogenaamde digitale kloof 'van de eerste graad', i.e. de materiële dimensie ervan. Die heeft betrekking op de tekorten op het vlak van middelen, uitrusting en toegang; - de zogenaamde digitale kloof 'van de eerste graad', i.e. de materiële dimensie ervan.' Die heeft betrekking op de tekorten op het vlak van middelen, uitrusting en toegang; - de digitale kloof van de tweede graad, i.e. acties die gericht zijn op ondersteuning en opleiding met het oog op een volwaardig gebruik van digitale technologie, wat voordelen voor de gebruiker kan opleveren. Het komt er hier op aan om bij te dragen aan de digitale ontwikkeling van de gewestelijke en lokale overheidsdiensten, en diensten van collectief |
of sociaal belang (universiteiten, ziekenhuizen, vzw's enz. die opdrachten uitvoeren namens overheidsdiensten). - Het lijkt dan ook bijzonder aangewezen de aandacht toe te spitsen op milieu- en klimaateffecten, aangezien we ons mogen verwachten aan een effect op de digitalisering van overheidsdiensten dat zowel positieve als negatieve externe gevolgen kan hebben. - Het beheer, de inzameling en de stromen van afval (gezien tal van initiatieven op deze sector zijn gericht). - De bouwsector (gezien veel initiatieven gericht zijn op het beheer van bouwplaatsen). | ||
1.3 | Het versterken van de groei en het concurrentievermogen van kmo’s en jobcreatie in kmo's | Anticiperen op en ondersteuning bieden aan de ontwikkeling en transformatie van activiteitensectoren met veel potentieel voor de Brusselse economie, om zo de creatie van werkgelegenheid voor de Brusselaars te bevorderen. De subsidies die worden toegekend in het kader van de SD 1.3 zijn bijgevolg bedoeld om activiteiten te ondersteunen die aan de volgende drie cumulatieve criteria voldoen: - De activiteiten moeten verband houden (en meetbare resultaten opleveren in verband) met minstens een van de volgende doelstellingen inzake creatie, verhoging van de werkgelegenheid of inzake ecologische transitie van de kmo's; - De steun moet betrekking hebben op een actietype met het oog op begeleiding van kmo's of ontwikkeling van accommodatiestructuren voor kmo's; - Met het oog op een concentratie van de middelen en in verband met de sectoren met potentieel voor het Gewest, zullen de acties rechtstreeks betrekking hebben op de ontwikkeling van één (of meerdere) van de volgende sectoren, industrieën of benaderingen: - sectoren van de circulaire economie (inclusief de sectoren voor het hergebruik van afval en hulpbronnen); - digitaal ecosysteem; - gezondheidsecosysteem; - sociale economie (erkende ondernemingen); - horeca, stadslandbouw en korte ketens; - handel, ambachten en stadsindustrie; - media, cultuur, recreatief en zakelijk toerisme (MICE); - ondersteuning van duurzame mobiliteit en stedelijke logistiek. Ook hier lijkt het, voor deze specifieke doelstelling van het plan, naar aanleiding van dit MER bijzonder aangewezen de aandacht toe te spitsen op: - 'ecologische' en klimaataspecten, gezien de nadruk die zal worden gelegd op de ecologische transitie van kmo's; - de bouw, de architecturale kwaliteit, het circulair ontwerp (waarbij rekening wordt gehouden met de schaalbaarheid en aanpasbaarheid van locaties, ...), de grondinname in het licht van de netwerken en de biodiversiteit en de EPB van de eventueel betrokken infrastructuurprojecten voor elke prioriteit; |
- overlast en afval. | ||
Prioriteit 2 INVESTEREN IN HET MILIEU TEN BEHOEVE VAN DE INWONERS EN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING | ||
2.1 | De maatregelen inzake energie- efficiëntie bevorderen | Investeringen in energie bevorderen door te streven naar: - de energierenovatie van gewestelijke en lokale overheidsinfrastructuren; - de energierenovatie van door overheidsdiensten georganiseerde collectieve voorzieningen; - de verbetering van de energieprestaties van de bestaande voorraad aan sociale huurwoningen en huurwoningen voor mensen met een bescheiden inkomen. Dit resulteert in een verbetering van de energieklasse van de betrokken gebouwen. Om de ontwikkeling aan te moedigen van projecten die noodzakelijk zijn maar mogelijk minder efficiënt wat betreft de winst per bestede euro, kunnen bij de selectie van projecten voor deze acties middelen worden voorbehouden voor energetisch zeer zwakke openbare gebouwen ('thermische zeven'). Op dit punt lijken de effecten met de hoogste prioriteit voor onderzoek de volgende te zijn: - de winst op het vlak van het energieverbruik; - de bouwsector: gebouwen & huisvesting, EPB, architecturale kwaliteit, het circulair ontwerp (waarbij rekening wordt gehouden met de schaalbaarheid en aanpasbaarheid van locaties, ...), de akoestische kwaliteit, de grondinname in het licht van de netwerken en de biodiversiteit, de integratie in de betrokken wijk; - de milieukwaliteit en de leefkwaliteit: met bijzondere aandacht voor de luchtkwaliteit (buiten en binnen) en de biodiversiteit; - de klimaatveranderingen (en de preventie ervan); - duurzaam beheer van hulpbronnen, met name energie, afval en circulariteit; - toegang tot middelen (brandstofarmoede); - infrastructuur en collectieve voorzieningen. |
2.6 | Het bevorderen van de overgang naar een circulaire economie | De overgang naar een circulaire economie bevorderen door een verhoging van de capaciteiten voor sortering/recycling via: - een versterking van de ontbrekende (infrastructurele) logistieke ketens in het BHG op basis van inzameling, sortering en hergroepering, evenals voorbereiding op recycling en hergebruik; - de ontwikkeling van het netwerk van recyclingparken (alle stromen), lokale recyclingparken en kringloopwinkels/recyclingcentra/materiaalbanken (verkoop van gerecycleerde producten en voorwerpen); - de oprichting van platformen voor het overbrengen, inzamelen, sorteren, ontmantelen, behandelen en reviseren van |
hulpbronnen/afval/materialen (bouw- en afbraakmaterialen) met het oog op hun hergebruik; - de ontwikkeling van gewestelijke infrastructuren ter verbetering van de opwaardering van organisch afval (biomethaniseringseenheid en compostcentra); - investeringen in verband met lokale strategieën voor circulariteit gekoppeld aan de uitvoering van ontwikkelingspolen. Voor dit specifieke doel lijken de effecten met de hoogste prioriteit voor onderzoek naar aanleiding van dit MER de volgende te zijn: - duurzaam beheer van de hulpbronnen: energie, afval, circulariteit, oppervlakte- en grondwater, bodem, enz.; - de klimaatveranderingen; - de productie- en consumptiegewoonten; - de stedenbouwkundige en ecologische effecten (wanneer het gaat om de bouw van een gebouw/een (geheel van) specifieke collectieve voorziening(en)). | ||
2.7 | Het verbeteren van de biodiversiteit, het versterken van de groene infrastructuur in een stedelijke omgeving en het verminderen van de verontreiniging | Acties ontwikkelen ten voordele van: 1. De sanering van verontreinigde gronden in ontwikkelingspolen met het oog op het beschikbaar stellen ervan "als groene ruimte of voor sociale huisvesting, economische activiteiten of gemeenschapsactiviteiten"; 2. De "bescherming van natuur en biodiversiteit, groene infrastructuur", in de vorm van: a. ondersteuning, in gebieden met een tekort, de meest verstedelijkte gebieden en de ontwikkelingspolen, van de aanleg van openbare groene ruimten (ook bestemd voor de buurt) die openstaan voor een breed publiek en die geïntegreerd zijn in de specifieke plaatselijke stedelijke dynamiek, de vergroening van speelplaatsen of de aanleg van groene ruimten die beschikbaar worden na een saneringsoperatie van verontreinigde terreinen; b. Steun voor de aanleg, opwaardering en bescherming van groene ruimten met een gewestelijke dimensie. Voor deze specifieke doelstelling bevelen wij aan met name de volgende effecten te analyseren, die a priori de hoogste prioriteit hebben: - kwaliteit van het milieu en leefkwaliteit: buitenlucht, geluid en trillingen, biodiversiteit, natuurlijke ruimten & ecologisch netwerk, groene ruimten, stedelijk landschap & gebouwd en niet- gebouwd erfgoed, toegang tot een kwaliteitsvolle omgeving (tot natuur en groene ruimten, tot koelte-eilanden); - klimaatveranderingen; - duurzaam bodembeheer (kwaliteit, gezondheidstoestand) en waterbeheer; - grondgebruik en biodiversiteitspotentieel. |
Prioriteit 4 INVESTERINGEN IN HUISVESTING TEN BEHOEVE VAN SPECIFIEKE DOELGROEPEN | ||
4.3 | Streven naar het bespoedigen van de socio-economische integratie van gemarginaliseerde gemeenschappen, migranten en achtergestelde groepen, door middel van geïntegreerde maatregelen, onder meer op het vlak van huisvesting en sociale diensten | Nieuwe woon- of verblijfplaatsen ontwikkelen in voorzieningen voor verschillende doelgroepen: o personen met een handicap (onder wie mensen met autisme), o jonge kinderen en jongeren die op straat rondzwerven en/of gebroken hebben met hun familie, o mensen die kampen met situaties van fysieke, psychologische, economische ontreddering (onder meer slachtoffers van intrafamiliaal geweld), o kansarmen. Hier gaat het naar aanleiding van dit MER a priori vooral om het onderzoeken van de effecten op de EPB, het circulair ontwerp (waarbij rekening wordt gehouden met de schaalbaarheid en aanpasbaarheid van de locaties, enz.), de architecturale en milieukwaliteit van de betrokken infrastructuurprojecten, ook op het vlak van open (onbebouwde) ruimten, het duurzaam beheer van hulpbronnen (met name energie, afval en circulariteit). |
4.3 bis | Bevorderen van de socio-economische integratie van onderdanen uit derde landen, met inbegrip van migranten, door middel van geïntegreerde maatregelen, onder meer op het vlak van huisvesting en sociale diensten | Het Brusselse grondgebied voorzien van tijdelijke en noodhuisvestingsoplossingen voor dakloze vluchtelingen en migranten en voorstellen doen voor meer algemene integratie- en ondersteuningsmaatregelen voor die doelgroep, die minstens gericht zijn op sociale bijstand (maar die bijvoorbeeld ook betrekking kunnen hebben op de gezondheid of de opleiding van deze mensen). Hier gaat het a priori vooral om het onderzoeken van de effecten op de EPB, het circulair ontwerp (waarbij rekening wordt gehouden met de schaalbaarheid en aanpasbaarheid van de locaties, enz.), de architecturale en milieukwaliteit van de betrokken infrastructuurprojecten, ook op het vlak van open (onbebouwde) ruimten, het duurzaam beheer van hulpbronnen (met name energie, afval en circulariteit). |
Prioriteit 5 STEUN VOOR HET ONTWIKKELINGSBELEID VAN DE DYNAMIEK INZAKE STEDELIJKE ONTWIKKELING | ||
5.1 | Maatregelen nemen ter bevordering van een geïntegreerde sociale, economische en ecologische ontwikkeling, cultureel erfgoed en veiligheid in stedelijke gebieden | Deze specifieke doelstelling steunt een geïntegreerde aanpak ter ondersteuning van de sociale, economische en ecologische ontwikkeling. De geïntegreerde stadsontwikkeling die door deze SD wordt ondersteund, zal bijdragen aan de gewestelijke ambities van stadsherwaardering, door mee te helpen aan de ontwikkeling van voorzieningen, onder meer inzake mobiliteit, binnen de perimeter en in het kader van de duurzame wijkcontracten, maar ook de stadsvernieuwingscontracten. De effecten die in dit verband met bijzondere aandacht moeten worden onderzocht, zijn: - Bouw: ontwerp en ligging, gebouwen & huisvesting, EPB, architecturale kwaliteit, circulair ontwerp (dat rekening houdt met de schaalbaarheid en aanpasbaarheid van de locaties, enz.); - de impact van de kwaliteit van het leefmilieu en van de levenskwaliteit; |
- duurzaam beheer van hulpbronnen (in het bijzonder energie, afval, circulariteit, water en bodems); - de kwaliteit van de openbare ruimte (thermisch en akoestisch comfort), het grondgebruik (met name de ondoordringbaarheid) en de toegang tot een kwaliteitsvolle omgeving; - de dimensie 'mobiliteit en vervoer', die in het OP bijzondere aandacht krijgt in deze as; - planning: met bijzondere aandacht voor de wisselwerking met de duurzame wijkcontracten en de stadsvernieuwingscontracten, waarop zij moeten zijn afgestemd. |
In deel 1 ("Programmastrategie: belangrijkste uitdagingen op het vlak van ontwikkeling en vastgestelde actielijnen") van het operationeel programma worden de situatie in de Gewest en de uitdagingen die er spelen, onder meer op milieugebied, uitvoerig beschreven. Tabel 1 en de eigenlijke beschrijving van de doelstellingen in deel 2 van hetzelfde document bevatten op hun beurt diagnostische elementen met betrekking tot de situatie op het grondgebied voor elk van de geselecteerde specifieke doelstellingen (waarvan er drie verband houden met de strategische doelstelling om bij te dragen tot een "groener, veerkrachtiger en koolstofarm Europa op weg naar een koolstofneutrale economie").
Het MER is niet alleen bedoeld om de effecten van het plan of programma met betrekking tot de hoofddoelstelling ervan te analyseren, maar ook de 'neveneffecten' ervan, zowel positieve als negatieve (bv. op het gebied van volksgezondheid, gevolgen voor de productie van broeikasgassen, werkgelegenheid, gevolgen voor het landschap, enz.).
In het MER worden de verschillende maatregelen onderzocht die in het operationeel EFRO- programma 2021-2027 voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn gepland, en worden de waarschijnlijke significante effecten, zowel positieve als negatieve, van het programma op het milieu in de ruime zin, op de menselijke gezondheid en op bepaalde socio-economische aspecten voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest geëvalueerd.
Aangezien milieueffectenrapporten bedoeld zijn om de plannen doeltreffender en transversaler te maken, zal de beoordeling plaatsvinden in een iteratief en continu proces, parallel aan de opstelling van het plan. Bovendien wordt deze studie uitgevoerd op basis van een ontwerpbestek, met een aanpak en een reikwijdte die zijn afgestemd op de realiteit van het operationele programma van het EFRO. Benadrukt moet worden dat de Europese en gewestelijke doelstellingen nauw op elkaar zijn afgestemd en uitdrukkelijk tot doel hebben positieve externe ecologische, sociale en economische effecten te genereren.
Voorbereidend werk
Beoordeling
Consolidatie
Resultaten en interpretatie
Deze voorbereidende fase heeft in eerste instantie tot doel de verschillende specifieke doelstellingen en de acties die gepland zijn om ze te verwezenlijken, te consolideren, en dit voor elke strategische as. In een tweede fase zullen de verschillende milieuvraagstukken die in het kader van de MER's relevant worden geacht, worden gespecificeerd.
Elke specifieke doelstelling en de daaruit voortvloeiende acties worden beoordeeld op basis van hun effect op elk van de benadrukte thema's. Beide elementen moeten door de aanbestedende overheid worden goedgekeurd om ervoor te zorgen dat de basis wel degelijk is gevalideerd.
▪ Consolidatie van de doelstellingen: Voor de presentatie van de consolidatie van de resultaten maken wij gebruik van het model in de bijlage bij dit document (EFRO - MER - Tabel overzicht + methodologie, formulier 'analyse').
▪ Relevante milieuthema's: Voor de presentatie van de consolidatie van de resultaten stellen wij voor gebruik te maken van het model in de bijlage bij dit document (EFRO - MER - Tabel overzicht + methodologie, formulier 'Milieuthema's').
De evaluatie bestaat uit een analyse van de milieueffecten voor elke specifieke doelstelling die in het operationele programma worden belicht aan de hand van het onderzoek van de verschillende soorten voorgestelde acties voor elke van deze SD.
Er wordt een technische fiche opgesteld om het mogelijke effect van de uitvoering van deze specifieke doelstellingen via de voorgestelde acties op de geselecteerde milieuthema's te beoordelen.
Voorbereidend werk
Beoordeling
Consolidatie
Resultaten en interpretatie
De milieueffectenbeoordeling wordt als volgt uitgevoerd:
a) Gezien het globale en strategische karakter van het OP werd een globale beoordeling uitgevoerd op basis van kwalitatieve criteria ingedeeld volgens een schaal met drie gradiënten. Deze indeling op drie scoreniveaus geldt voor alle criteria. Een kleurcode draagt bij aan de overzichtelijkheid van het hele document. Dit zijn de drie beoordelingsniveaus en de bijbehorende kleurcode:
▪ SCORE +: Er wordt een significant positief potentieel effect voor het thema in kwestie verwacht bij de verwezenlijking van de specifieke doelstelling (SD).
▪ SCORE 0: Er wordt geen significant positief of negatief potentieel effect voor het thema in kwestie verwacht bij de verwezenlijking van de specifieke doelstelling (SD).
▪ SCORE -: Er wordt een significant negatief potentieel effect voor het thema in kwestie verwacht bij de verwezenlijking van de specifieke doelstelling (SD).
▪ SCORE +/-: Er worden significante positieve en negatieve potentiële effecten verwacht. In dit geval is het niet mogelijk a priori te bepalen welk effect zal overheersen. De verwezenlijking van de specifieke doelstelling zal tot beide soorten effecten leiden. Er wordt wel gespecificeerd in welke mate een effect direct of indirect, op korte of op lange termijn zal zijn.
Aan elk van de milieuthema's wordt dus een score toegekend volgens deze evaluatiemethode en naargelang van de acties die het EFRO van plan is te ondernemen en uit te voeren.
b) Om de analyse te verduidelijken, wordt ook de directe of indirecte uitdrukking van het effect belicht. Die wordt als volgt gedefinieerd:
▪ DIRECTE uitdrukking: De verwezenlijking van de strategische doelstelling zal rechtstreeks van invloed zijn op het betrokken milieuthema.
▪ INDIRECTE uitdrukking: De verwezenlijking van de specifieke doelstelling zal een reeks acties/maatregelen met zich meebrengen die een potentieel effect op het betrokken thema zullen hebben.
Net als bij punt a) is aan elk van de milieuthema's een (directe of indirecte) uitdrukking verbonden naargelang van de acties die het EFRO van plan is te ondernemen en uit te voeren.
c) Om de analyse concreter en nauwkeuriger te maken, is voor elk thema voorzien in een vak 'Opmerkingen' waarin de milieueffecten van de voorgestelde acties kunnen worden toegelicht. Dit maakt het mogelijk beter te begrijpen hoe de score voor het betrokken thema tot stand is gekomen en een nauwkeuriger idee te krijgen van de aanpassingen die moeten gebeuren indien het milieueffect van de actie negatief is.
In een laatste kolom kunnen aanbevelingen voor elk milieuthema worden toegelicht. Dit zal helpen bij het vaststellen van de aandachtspunten bij de selectie van projecten en bij de uitvoering ervan.
Tot slot is een laatste deel gewijd aan de presentatie van conclusies en aanbevelingen voor de specifieke doelstelling in kwestie.
In dit deel worden de volgende elementen belicht:
• een herinnering aan de behandelde doelstelling en de bijbehorende acties;
• een samenvatting van de milieueffectenanalyse, een benadrukking van bepaalde vaststellingen en een presentatie van de aanbevelingen.
Na de hierboven voor elke specifieke doelstelling beschreven analyse worden in deze stap alle elementen geconsolideerd in een overzichtstabel om een algemeen beeld te krijgen van de effecten die zullen voortvloeien uit de acties die de komende jaren zullen worden ondernomen. Voor de presentatie van de consolidatie van de resultaten stellen wij voor gebruik te maken van het model in de bijlage bij dit document.
3.3.1.4. Resultaten en interpretatie
Voorbereidend werk
Beoordeling
Consolidatie
Resultaten en interpretatie
Tot slot is de laatste stap van de voorgestelde methodologie erop gericht de verkregen resultaten en de interpretatie ervan te presenteren, maar ook enkele belangrijke elementen te belichten die noodzakelijk zijn voor de verdere uitvoering van het programma. Concreet bestaat deze interpretatie erin enerzijds de strategische doelstellingen te belichten waarvan de milieueffecten potentieel het grootst zijn (positief of negatief) en anderzijds de milieuthema's te belichten die door de verschillende strategische doelstellingen van het OP het meest kunnen worden beïnvloed.
Zoals hierboven is uiteengezet, zal aan het geheel van geselecteerde SD's dus een score worden toegekend in overeenstemming met de vereisten inzake milieueffecten.
De resultaten worden als volgt gestructureerd:
1. de specifieke doelstellingen per brede categorie van prioriteit (1, 2, 3 & 4);
2. de geplande acties.
In een tweede fase zal aan deze acties een score worden toegekend om het effect ervan te beoordelen. Zoals uiteengezet in de methodologie in punt 3.3.1.2 Evaluatie zal een score worden toegekend aan alle geplande acties die onder deze prioriteit vallen. Afhankelijk van de score (positief, neutraal of negatief) zullen als volgt aanbevelingen worden gedaan:
3. Milieuthema's;
4. Score;
5. Uitdrukking van het effect;
6. Opmerkingen;
7. Aanbevelingen.
De milieugebonden thema’s behandelen de mogelijke effecten van het plan/programma. Wij analyseren in de volgende pagina’s de elementen vervat in de onderstaande tabel. Het is een indicatieve en niet-exhaustieve lijst. Het onderzoek van de effecten op de leefomgeving is sterker gedetailleerd voor een aantal pijlers van het operationeel programma EFRO 2021-2027 van het Brussels Het Brussels Hoofdstedelijk Gewest die een grote invloed kunnen uitoefenen. De concrete uitvoering en de gedetailleerdheid van deze lijst hangt dus af van de inhoud van de specifieke onderzochte doelstellingen. De onderzochte effecten beperken zich soms tot bepaalde thema’s. Voor elke doelstelling zijn deze elementen echter systematisch onderzocht, zonder daarmee aan een specifieke focus onderworpen te worden.
Huidige toestand en vaststelling van het mogelijk effect van het plan / programma | |
KWALITEIT VAN HET LEEFMILIEU EN LEVENSKWALITEIT | BUITENLUCHT (UITSTOOT EN VERVUILINGSCONCENTRATIE) |
BINNENLUCHT | |
GELUIDSMILIEU EN TRILLINGEN | |
BIODIVERSITEIT, NATUURGEBIEDEN, ECOLOGISCH NETWERK | |
GROENE RUIMTEN STEDELIJK LANDSCHAP EN BEBOUWD EN ONBEBOUWD ERFGOED | |
GEZONDHEID EN LEEFMILIEU | |
TOEGANG TOT EEN KWALITATIEVE OMGEVING EN TOT HULPMIDDELEN | |
KLIMAAT VERANDERING | VERZACHTING (waarbij UITSTOOT VAN BROEIKASGASSEN) |
AANPASSING AAN DE KLIMAATVERANDERING | |
DUURZAAM BEHEER van de HULPBRONNEN | ENERGIE |
AFVAL | |
CIRCULARITEIT | |
BODEMS (o. M. via de e.a. via de Index voor de Bodemkwaliteit in Brussel uitgewerkt voor de Good Soil strategie)9 | |
WATER - oppervlaktewater en grondwater | |
BOUW | GEBOUW EN WONING |
TRANSPORT | VERKEER en VERPLAATSINGSMIDDELEN |
BODEMBENUTTING | RUIMTE/STEDENBOUW |
BEHEER VAN ONBEBOUWDE RUIMTEN | |
PREVENTIE EN RISICOBEHEER IN VERBAND MET ACTIVITEITEN VAN DE INDUSTRIE EN UITRUSTINGEN | RISICOPREVENTIE- EN BEHEER EN RISICOBEHEER VERBONDEN AAN GEKLASSEERDE INDUSTRIËLE INSTALLATIES |
PREVENTIE EN RISICOBEHEER VERBONDEN AAN INSTALLATIES | |
PRODUCTIE- EN CONSUMPTIEWIJZEN | PREVENTIE EN RISICOBEHEER VERBONDEN AAN HET GEBRUIK EN DE BEREIDING VAN SCHEIKUNDIGE STOFFEN |
xxxxx://xxxxxxxxxx.xxxxxxxx/xxxxxx/xxxxx/xxxx-xxxx/xxxxx-xxxx-xxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx
AFVALPREVENTIE EN BEHEER VAN DE MATERIËLE HULPBRONNEN | |
BEPERKING VAN DE ONRECHTSTREEKSE UITSTOOT o.m. in verband met voeding |
PRIORITEIT NR. 1: INNOVATIE, DIGITALISERING EN CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE BEDRIJVEN TEN DIENSTE VAN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een competitiever en slimmer Europa door een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit te bevorderen door onderzoeks- en innovatiecapaciteiten en het gebruik van geavanceerde technologieën te ontwikkelen en te verbeteren. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: Deelnemen aan de ontwikkeling van een Strategisch Innovatiedomein (SID): - Geavanceerde digitale technologieën en diensten; - Klimaat: klimaatbestendige gebouwen en infrastructuur; - Optimaal gebruik van de hulpmiddelen; - Efficiënte en duurzame stadsstromen voor een inclusief beheer van de stedelijke ruimte; - Gepersonaliseerde en geïntegreerde gezondheid & zorg; - Sociale innovatie, inclusieve samenleving en openbare diensten. • Actie 2: Streven naar een van de volgende actietypes: - OOI-infrastructuur ondersteunen en ontwikkelen, en de investeringen mogelijk maken die nodig zijn voor een kwalitatieve stap voorwaarts van het Gewest binnen de strategische innovatiedomeinen. - De ondersteuning versterken voor coöperatieve en co-creatieve toegepaste onderzoeksprojecten (levende laboratoria/fablabs, experimentele platformen, enz.) die verschillende actoren, waaronder universiteiten, hogescholen, bedrijven, overheidsinstellingen, vzw's, ziekenhuizen en |
burgers, samenbrengen; volgens de logica van de 'viervoudige helix' die de overheid, de bedrijfswereld, de academische wereld en het maatschappelijke middenveld samenbrengt; - Steun verlenen aan projecten ter begeleiding en ondersteuning van sociale innovatie bedoeld voor kmo's en gericht op grote maatschappelijke uitdagingen (inspelen op onbevredigde sociale behoeften en integratie van kwetsbare groepen: personen die moeilijk kunnen int egreren, schoolmoeë jongeren, mensen die kampen met analfabetisme, personen met een handicap of personen die geconfronteerd worden met sociale en economische onzekerheid), binnen bestaande kmo's of proefprojecten voor de oprichting van kmo's; - Ondersteuning van projecten ter begeleiding en ondersteuning van innovatieve ecologische initiatieven bedoeld voor kmo's en gericht op de ecologische en circulaire transitie van bestaande bedrijven of de ontwikkeling van ecologisch innovatieve bedrijfsmodellen; - Ondersteuning van de mobilisatie en uitwerking in het kader van de overheidsbeleidslijnen van de resultaten van universitair onderzoek dat bijdraagt tot de productie van specifieke kennis die nuttig is om antwoorden te formuleren voor Brusselse uitdagingen; - Ondersteuning van de ontwikkeling van een gewestelijke infrastructuur die jongeren bewust moet maken van wetenschap en een wetenschappelijke, onderzoeks- en innovatiegeest moet stimuleren, om een grotere instroom voor wetenschappelijke beroepen te leveren en, op middellange en lange termijn, tot de uitbouw van onderzoeks- en innovatiecapaciteiten. | ||||
EVALUATIE - MILIEUEFFECTENBEOORDELING | ||||
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Milieukwaliteit en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | + | I | Positieve effecten: - De meeste van de voorgestelde innovatiegebieden hebben een duidelijk potentieel om de luchtkwaliteit te verbeteren. De bijdrage aan de ontwikkeling van deze SID's zal immers over het algemeen een positief effect hebben op het milieu, door de uitstoot van verontreinigende stoffen te verminderen en aldus uiteindelijk de |
kwaliteit van de buitenlucht te verbeteren. Bovendien gaan de voorgestelde innovaties in de richting van meer duurzame oplossingen. De volgende voorbeelden illustreren dit: - De ontwikkeling van innovatieve oplossingen voor stedelijke mobiliteit kan bijdragen tot een vermindering van de verontreiniging ten gevolge van al te intensieve mobiliteit in het stadscentrum. - Als de projecten ter ondersteuning van eco-innovatie in kmo's gericht zijn op alternatief vervoer, kan dit een positief effect hebben op de CO2- uitstoot, wat op zijn beurt kan bijdragen tot schonere buitenlucht. - Als de middelen optimaal worden gebruikt, kan dit een positieve weerslag hebben op de hoeveelheid geproduceerd afval en dus ook op de luchtkwaliteit (geen uitstoot van fijnstof of gassen). - Gegevensanalyse en het gebruik van big data bieden tevens een unieke kans om op een preciezere en concretere manier keuzes te maken. Dit maakt het mogelijk de uitgevoerde analyses te verfijnen. | ||||
Omgevingsgeluiden en -trillingen | + | - Het gebruik van technologie kan een nuttig instrument zijn om bij te |
dragen tot verandering en het beheer ervan te verbeteren (bv.: multifysisch station waarmee het geluidsniveau kan worden gemeten, enz.). - Gegevensanalyse en het gebruik van big data bieden tevens een unieke kans om op een preciezere en concretere manier keuzes te maken. - Als de stedelijke stromen beter worden beheerd, de zachte mobiliteit wordt bevorderd of innovatieve oplossingen worden gevolgen, kan dit bijdragen tot een verbetering van de trillings- en geluidsomgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. | ||||
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | + | I | Positieve effecten: - De biodiversiteit wordt in ruime mate beïnvloed door de klimaatverandering. Steun aan innovatieve sectoren die oplossingen aandragen om de impact van de klimaatverandering te verminderen, kan dus onrechtstreeks de biodiversiteit ten goede komen. - Ook op het gebied van gebouwen en infrastructuur worden mogelijkheden vastgesteld om de ontwikkeling te vergemakkelijken van begroeiing op muren en daken, maar ook van de stadslandbouw, wat een niet te | - Een andere en meer innovatieve manier om een infrastructuurnetwerk te beheren kan zorgen voor een grotere biodiversiteit. Dit kan worden gedaan door wegen, spoorwegen, gasleidingen en hoogspanningsleidingen, dijken en waterwegen anders te beheren om de gebieden van belang te beschermen. |
verwaarlozen effect op de biodiversiteit kan hebben. | ||||
Groene ruimten, stadslandschap & bebouwd en onbebouwd erfgoed | + | I | Positieve effecten: - De initiatieven die de relevantie van eco-innovatie in kmo's benadrukken en kmo's in dit opzicht ondersteunen, lijken zeer positief. De kmo's kunnen er bijvoorbeeld toe worden aangezet om hybride werken in te voeren en de voetafdruk van bepaalde activiteiten te verkleinen (waardoor ruimte kan worden gemaakt voor groene ruimten). - Ook de ontwikkeling van onderzoek en innovatie op het gebied van de klimaatverandering kan positieve effecten hebben, bijvoorbeeld in de vorm van de aanleg van nieuwe groene ruimten en de aanpassing van gebouwen. | |
Gezondheid en leefmilieu/toegang tot een kwalitatieve omgeving | + | I | Positieve effecten: - Innovatieve digitale partnerschappen kunnen de leefkwaliteit van (kwetsbare) personen verbeteren - privaat netwerk dat in contact staat met professionele zorg via een digitale zorgapplicatie, implementatie van nieuwe zorg- en behandelprotocollen, enz. |
- Door acties ter verbetering van de luchtkwaliteit of de ontwikkeling van groene technologieën kan het milieu in Brussel worden verbeterd en daarmee ook de gezondheid van de inwoners. - Sociale innovatie kan ook indirecte positieve gezondheidseffecten hebben, en wel door de inschakeling en het welzijn van de betrokken bevolkingsgroep te versterken. | ||||
Klimaatverandering | ||||
Preventie/verzachti ng van de klimaatverandering | + | I | Positieve effecten: - Door te investeren in het bewust maken van de bevolking van diverse innovatieve wetenschappelijke projecten kan de wens worden gewekt om bij te dragen tot positieve veranderingen op het gebied van milieu en klimaatverandering. Vandaar het belang van het begeleiden en ondersteunen van initiatieven op het vlak van eco- innovatie, maar ook van het ondersteunen van projecten bedoeld voor kmo's en gericht op de ecologische en circulaire transitie van bestaande bedrijven of de ontwikkeling van eco-innovatieve bedrijfsmodellen. |
Aanpassing aan de klimaatverandering | + | I | Positieve effecten: Het is absoluut noodzakelijk om passende steun te bieden aan projecten inzake eco- innovatie bedoeld voor kmo's en gericht op de ecologische en circulaire transitie van bestaande bedrijven of de ontwikkeling van eco-innovatieve bedrijfsmodellen. Door de ontwikkeling van tools kan het grondgebied winnen aan veerkracht tegenover de klimaatverandering door middel van voorspellende technologieën of het gebruik van deze technologieën om infrastructuren aan te passen. De ontwikkeling van veerkrachtige gebouwen en infrastructuur kan ook helpen om beter voorbereid te zijn op de mogelijke toekomstige klimaatveranderingen. Enerzijds zullen de gebouwen vanuit het oogpunt van veerkracht beter in staat zijn zich aan te passen aan het klimaat en het hoofd te bieden aan de huidige uitdagingen, zoals de gevolgen van de opwarming van de aarde (bv. overstromingen, enz.). Anderzijds zal de keuze voor verantwoorde bouwoplossingen om de effecten van de klimaatverandering te beperken, de koolstofvoetafdruk van de gebouwen |
verkleinen en ook de biodiversiteit beschermen. Bovendien kunnen, zoals bij vele milieuvraagstukken, de ontwikkeling en het gebruik van technologie nuttige tools vormen om bij te dragen tot de verandering en het beheer ervan te verbeteren (bv.: microsensoren aangedreven door zonnepanelen, die continue meting in real time van de kwaliteit van de buitenlucht mogelijk maken, multifysisch station, enz.). | ||||
Duurzaam beheer van de middelen | ||||
Energie | + | I | Positieve effecten: De ontwikkeling van koolstofarme technologieën en van eco-innovatie zou kunnen leiden tot het gebruik van nieuwe technologieën die gericht zijn op hetzij een vermindering van het verbruik van grondstoffen, hetzij een betere recycling ervan. | |
Afval en circulair aspect | ||||
Oppervlakte- en grondwater | ||||
Socio-economisch | ||||
Werkgelegenheid | + | D | Positieve effecten: - Innovatieve initiatieven creëren banen in veelbelovende sectoren. Steun voor onderzoek leidt tot het opstarten van nieuwe activiteiten |
(spin-offs), de indiening van octrooien, enz. - Bovendien kan een andere en innovatieve arbeidsorganisatie (projecten rond sociale innovatie) een bijkomende positieve invloed hebben op de werkgelegenheid en motivatie/integratie van mogelijk kwetsbare groepen (aandacht voor de bedrijfscultuur, de arbeidsparticipatie, het beloningsbeleid, de inzetbaarheid, de arbeidsmarkt, ...). | ||||
Sociale factor | + | D | Positieve effecten: - Doordat voor onderzoek en innovatie samenwerking vereist is, zijn ze van nature gunstig voor het bijeenbrengen van heterogene actoren in een logica van collectieve intelligentie. - De relevantie van sociale innovatie, die gericht is op een inclusieve samenleving met een sterk ontwikkeld, wendbaar en responsief netwerk van overheidsdiensten. - Projecten die sociale uitdagingen ondersteunen, kunnen kwetsbare groepen helpen zich beter te integreren en zich uit te rusten met tools die noodzakelijk zijn voor hun integratie. |
- De steun voor de totstandbrenging van een gewestelijke infrastructuur die jongeren bewust moet maken van wetenschappen en die hun wetenschaps-, onderzoeks- en innovatiezin moet stimuleren, teneinde bij te dragen tot het ontstaan van wetenschappelijke beroepskeuzes (met name bij vrouwen) en, op middellange en lange termijn, tot de ontwikkeling van onderzoeks- en innovatiecapaciteiten en tot de emancipatie van jongeren die op deze gebieden actief zijn. | ||||
Bouw | ||||
Gebouwen en woningen | + | I | Positieve effecten: Wanneer kmo's besluiten telewerk te integreren in een innovatief en milieuvriendelijk bedrijfsmodel, hebben zij minder kantoorruimte nodig. (Opmerking: er zullen wel verschillende aanpassingen nodig zijn om efficiënt van thuis uit te kunnen werken.) Een innovatief ecologisch bedrijfsmodel kan zich ook uiten in gebouwen en infrastructuur met een groot weerstandsvermogen, die op hun beurt een positief effect kunnen hebben op het klimaat. Tot slot kan innovatie leiden tot de |
optimalisering of ontwikkeling van duurzame bouwtechnieken: - gebouwen creëren die niet bijdraagt tot de opwarming van de aarde; - de inwoners beschermen door de creatie van koelte-eilanden. | ||||
Vervoer | ||||
Verkeer en verplaatsingswijzen | + | I | Positieve effecten: Als de stedelijke stromen worden aangepast met het oog op een hogere duurzaamheid, zal dit een positief effect hebben op het verkeer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Een aanpassing van de verplaatsingswijzen, bijvoorbeeld door de bevordering van de zachte mobiliteit, kan ook positieve effecten hebben. Bovendien kunnen telewerk en hybride werk kansen bieden om de stedelijke verkeersstromen te verminderen en efficiënter te maken. | |
Grondinname | ||||
Ruimte/Stedenbouw en beheer van onbebouwde ruimten | + | Positieve effecten: - Om de klimaatverandering en de gevolgen en risico's ervan te bestrijden, kunnen op het niveau van |
de stadsplanning initiatieven worden genomen om enerzijds de klimaatverandering te temperen, maar ook om de gevolgen ervan op te vangen (overstromingen, hittegolven, droogte, enz.). Er moeten dus initiatieven worden genomen om: - de effecten van hitte-eilanden te verminderen; - de kwaliteit van het rivierwater te verbeteren; - de doorlaatbaarheid van de bodems te versterken; - duurzame mobiliteitsvormen te bevorderen; - de stedelijke waterafvloeiing en de mogelijke waterverontreiniging te verminderen; - te zorgen voor alternatieve waterbronnen in geval van schaarste; - de vergroening aan te moedigen; - de biodiversiteit te doen toenemen; - enz. Ruimtelijke ordening speelt dus een belangrijke rol in de strijd tegen de opwarming van de aarde. Het ondersteunen van initiatieven in die richting is zeker positief. |
Bodemkwaliteit | 0 | |||
Preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met ingedeelde industriële inrichtingen | 0 | |||
Preventie en beheer van risico's in verband met andere inrichtingen | 0 | |||
Productie- en consumptiegewoonten | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met het gebruik en de bereiding van chemische stoffen | 0 | |||
Afvalpreventie en beheer van materiële hulpbronnen | 0 | |||
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN | ||||
De voorgestelde acties zijn erop gericht het concurrentievermogen en de intelligentie van Europa te vergroten door een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit te bevorderen. Hiervoor is onder meer steun vereist voor specifieke strategische innovatiegebieden, steun voor sociale innovatie om beter toegerust te zijn om de huidige maatschappelijke uitdagingen aan te gaan, en een focus op de noodzaak om de ecologische en circulaire transitie te ondersteunen. |
Bovendien zijn de genoemde acties ook gericht op een coöperatieve manier van werken bij het beheer van de genoemde uitdagingen, waarbij ta l van actoren betrokken zijn. Er wordt tevens benadrukt dat moet worden voortgebouwd op universitair onderzoek, maar ook dat het publiek, jong en oud, bewust moet worden gemaakt van het thema. Deze verschillende benaderingen zijn zowel gericht op concrete positieve effecten voor het milieu en de samenleving als op de ontwikkeling van meer dialoog en samenwerking tussen de verschillende actoren, waarbij de jongeren de bevoorrechte actoren zijn van de innovaties van morgen. Uit de verrichte analyse blijkt dan ook dat deze acties aanzienlijke positieve gevolgen kunnen hebben, zowel op korte als op middellange tot lange termijn. Op grond van de mate van gedetailleerdheid van de thans beschreven acties kan overigens de reikwijdte van dit effect op de verschillende in het DNSH-beginsel aangegeven thema's nog niet nauwkeurig worden beoordeeld, ook al kan het effect reeds als positief worden beschouwd. Bovendien wordt de aandacht gevestigd op de (rechtstreekse en onrechtstreekse) effecten van het gebruik van ICT. Dit kan immers leiden tot een groter energieverbruik, de opslag van informatie, een uitbreiding van de vereiste apparatuur enz. Daarom moet bijzondere aandacht worden besteed aan het terugdringen van de negatieve externe effecten van het gebruik van ICT om de daarmee samenhangende milieueffecten te verminderen en op een duurzamere wijze tewerk te gaan. Projectverantwoordelijken moeten bewust worden gemaakt van deze risico's en innovatieve oplossingen voorstellen om de negatieve externe gevolgen van ICT in hun projecten zoveel mogelijk te beperken. Digitale nuchterheid verdient steeds de voorkeur. |
PRIORITEIT NR. 1: INNOVATIE, DIGITALISERING EN CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE BEDRIJVEN TEN DIENSTE VAN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een competitiever en slimmer Europa door de bevordering van een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit, waarbij de voordelen van de digitalisering worden benut ten voordele van burgers, bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheden. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: Ondersteuning bieden aan de digitale ontwikkeling door gewestelijke en lokale overheidsdiensten, alsook door diensten van collectief of sociaal belang (universiteiten, ziekenhuizen, vzw's enz. die opdrachten uitvoeren namens overheidsdiensten) van diensten, producten en processen die aansluiten bij de volgende thema's: - administratieve diensten voor de bevolking en sociale diensten; - diensten en ondersteuning voor ondernemingen (waaronder ook ondernemingen die de vorm hebben van een vzw) en bedrijven; - mobiliteit (Mobility as a Service) en duurzame stedelijke logistiek; - afvalbeheer en -inzameling en afvalstromen; - beheer van bouwplaatsen; - afgifte van vergunningen; - e-gezondheid; - media, zakelijk en recreatief toerisme, evenementen en cultuur; - versnelling van de digitale transitie in scholen; - smart city en betere gegevensuitwisseling. • Actie 2: |
Initiatieven ondersteunen die verband houden met de digitale toe-eigening, d.w.z. acties ter ondersteuning van burgers die moeilijkheden hebben met het gebruik van digitale middelen voor administratieve procedures of in verband met ondernemerschap, bij voorrang in kansarme wijken. De acties moeten gericht zijn op ondersteuning van doelgroepen die een aanpak nodig hebben die is afgestemd op hun sp ecifieke situatie en behoeften, in overeenstemming met de prioritaire doelgroepen die in het Gewestelijke Plan voor Digitale Toe-eigening zijn vastgesteld (werkzoekenden, jongeren, ouderen, mensen met een beperking, mensen in een precaire situatie, vrouwen). De acties kunnen tegelijk betrekking hebben op aspecten in verband met de zogenaamde digitale kloof 'van de eerste graad', i.e. de materiële dimensie ervan. Die heeft betrekking op de tekorten op het vlak van middelen, uitrusting en toegang; - de zogenaamde digitale kloof 'van de eerste graad', i.e. de materiële dimensie ervan.' Die heeft betrekking op de tekorten op het vlak van middelen, uitrusting en toegang; - de digitale kloof van de tweede graad, i.e. acties die gericht zijn op ondersteuning en opleiding met het oog op een volwaardig gebruik van digitale technologie, wat voordelen voor de gebruiker kan opleveren. | ||||
EVALUATIE - DEEL 1 - MILIEUEFFECTENBEOORDELING | ||||
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Milieukwaliteit en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | + | I | Positieve impact: • Mogelijkheid om big data en de verzamelde informatie over de luchtkwaliteit in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te gebruiken om passende navenante maatregelen te nemen om de luchtkwaliteit te verbeteren. • Mogelijkheid om de technologie en innovatieve digitale oplossingen te gebruiken ten voordele van de mobiliteit en om de daarmee samenhangende verontreinigende |
stoffen te verminderen en zo de luchtkwaliteit te verbeteren (bv. urban data, intermodaliteit, vervoer op verzoek, MaaS, enz.). • Een beter afvalbeheer door het gebruik van digitale technologie om de uitstoot van CO2 en giftige gassen te verminderen, zou een aanzienlijk positief effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit. • Bouwplaatsen zouden ook efficiënter kunnen worden beheerd, bijvoorbeeld om de negatieve milieueffecten ervan te verminderen en zo de kwaliteit van de buitenlucht te verbeteren. | ||||
Omgevingsgeluiden en -trillingen | + | I | Positieve impact: Mogelijkheid om big data en de verzamelde informatie over de geluidsomgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest te gebruiken om passende navenante maatregelen te nemen om de geluidsoverlast te verminderen. | |
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | 0 | |||
Groene ruimten, stadslandschap & | + | I | Positieve impact: |
bebouwd en onbebouwd erfgoed | - Mogelijkheid om het IoT ('Internet of Things') te gebruiken voor milieudoeleinden (bv.: gebruik van sensoren in bloembakken om de begieting beter te beheren en de daarmee gepaard gaande verplaatsingen te beperken). - Het gebruik van dit soort technologie biedt ook interessante mogelijkheden om een meer diepgaande analyse van de gebouwen uit te voeren (bv.: energieprestaties). - Deze verschillende benaderingen maken het mogelijk informatie te verzamelen, maar zijn ook nuttig bij de besluitvorming en het prioriteren van de uit te voeren interventies. - Mogelijkheid om het stedelijk erfgoed te promoten, onder meer door een betere kennis van de prestaties van de gebouwen of van hun algemene toestand. | |||
Gezondheid en leefmilieu/toegang tot een kwaliteitsomgeving | +/- | I | Positieve impact: - Kansen in die zin dat patiënten verantwoordelijkheid nemen voor hun eigen gezondheid, onder meer dankzij de ontwikkeling van e- health. | - Om de mogelijke negatieve effecten van het gebruik van en de blootstelling aan digitale technologie op de gezondheid te beperken, is het van belang een ondersteunende en educatieve aanpak te hanteren in verband |
- Potentieel op het vlak van de ontwikkeling van onderling verbonden zorgtrajecten, waarbij de patiënt steeds meer in het middelpunt van de gezondheidszorg komt te staan. - Mogelijkheid om de kwaliteit van de verleende zorg verder te verbeteren door het gebruik van digitale technologie (geconnecteerde toestellen, gegevensbeheer, analysediensten, toepassingen, kennisdeling, enz.). Negatieve effecten: - Potentiële negatieve gevolgen voor de lichamelijke, geestelijke en sociale gezondheid door overmatige blootstelling aan en gebruik van digitale tools (aandacht, geheugen, leerprocessen, zicht, kanker, obesitas, slaapkwaliteit, enz.). | met de risico's die eraan verbonden zijn, zodat elke gebruiker zich verantwoordelijk gedraagt ten aanzien van de digitale technologie. | |||
Klimaatverandering | ||||
Preventie/verzachti ng van de klimaatverandering | +/- | I | Positieve effecten: De ontwikkeling van digitale oplossingen om het huidige beheer van sommige van de voorgestelde thema's (afval, vervoer, bouwplaatsen, documenten, enz.) te | - Om de vervuiling in verband met het gebruik van digitale apparaten te verminderen, is het interessant acties te bevorderen die het bijvoorbeeld mogelijk maken de levenscyclus ervan te verlengen |
verbeteren opdat het duurzamer en milieuvriendelijker zou zijn, zou positieve effecten op het klimaat kunnen hebben. Negatieve effecten: Bovendien moeten de bovengenoemde positieve effecten ook worden afgewogen tegen de negatieve effecten op het milieu die het gebruik van digitale technologie met zich meebrengt. - Potentiële digitale vervuiling gekoppeld aan geconnecteerde toestellen (pc, smartphone, tablet ...). - Potentiële digitale vervuiling door de verzameling, de verwerking en de opslag van digitale informatie. - Potentiële vervuiling door het gebruik van datacenters en servers. - Energieverbruik veroorzaakt door de werking van servers. Aandachtspunt: Niettemin wordt verwacht dat de positieve effecten de overhand zullen hebben (minder verbruik en toegenomen matigheid op het gebied van vervoersstromen, documenten, afvalbeheer, enz.). | (onderhoud, reparatie, tweedehands, refurbished toestellen, enz.). Het is ook belangrijk de aandacht te vestigen op labels en initiatieven waarmee de geprogrammeerde veroudering kan worden tegengegaan en de aankopen beter kunnen worden gecontroleerd. In dezelfde geest, en nog steeds gericht op voorlichting en ondersteuning van het publiek dat gebruikmaakt van digitale technologie, is het belangrijk de in te voeren goede praktijken te delen en te bevorderen, zodat iedereen op zijn eigen niveau de eigen digitale vervuiling kan terugschroeven. | |||
Aanpassing aan de klimaatverandering | 0 | |||
Duurzaam beheer van de middelen |
Energie | - | I | Negatieve effecten: - Potentiële vervuiling door het gebruik van datacenters en servers. - Energieverbruik veroorzaakt door de werking van software. | - De digitalisering van diensten impliceert een behoefte aan extra gegevensopslagcapaciteit, wat leidt tot een hoger energieverbruik. Er zullen oplossingen moeten worden ontwikkeld om dit verbruik te beperken, onder meer door de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en/of nieuwe, minder energieverslindende opslagtechnologieën. - Het zou interessant kunnen zijn potentiële projectbeheerders te vragen uiteen te zetten hoe zij hun energieverbruik gaan verminderen en welke acties zij daartoe ondernemen. Het zou nuttig zijn enkele zeer pragmatische selectievoorwaarden te kiezen, bijvoorbeeld een precieze norm die in een rechtsgrondslag wordt vastgelegd. |
Afval en circulair aspect | + | I | Positieve impact: - Potentieel op het gebied van het gebruik van smart services voor een intelligent beheer van de afvalinzameling (bv.: invoering van elektronische sensoren, |
geleidelijke automatisering van materialen en processen, enz.); | ||||
Oppervlakte- en grondwater | 0 | |||
Socio-economisch | ||||
Werkgelegenheid | + | I | Positieve impact: - Steun voor digitale ontwikkeling kan leiden tot de totstandkoming van nieuwe producten, processen en diensten die rechtstreeks zullen bijdragen tot het scheppen van nieuwe banen voor geschoolde medewerkers; - Het opleiden van personen kan ook nieuwe werkgelegenheidskansen bieden. | - De ontwikkeling van nieuwe banen voor geschoolde medewerkers in de digitale sector veronderstelt een vlotte toegang tot opleiding, maar ook tot digitale infrastructuren voor de meest achtergestelde bevolkingsgroepen. |
Sociale factor | + | I | Positieve impact: - Door mensen in moeilijkheden via een aangepaste aanpak te begeleiden, zal iedereen over dezelfde mogelijkheden op het gebied van digitale technologieën kunnen beschikken en zal iedereen ten volle zijn of haar potentieel kunnen benutten. Dit zal in zekere zin ook de kennis op hetzelfde niveau brengen en het isolement | - Bij een verdere digitalisering van de overheidsdiensten zal ervoor moeten worden gezorgd dat alle Brusselaars toegang hebben tot een digitale (private of openbare) infrastructuur, en dit nog voordat ze kunnen worden opgeleid op het vlak van digitale technologieën. |
van sommige kansarme bevolkingsgroepen met minder kennis van digitale tools tegengaan. | ||||
Bouw | ||||
Gebouwen en woningen | + | I | Positieve impact: - Een vlottere voorbereiding, uitvoering en monitoring van bouwplaatsen dankzij het gebruik van specifieke tools (slimme helmen, BIM, digitale opleidingsplatforms, immersieve video's, sensoren, gebruik van 3D, drones, mobiele toepassingen (bv.: beheer en monitoring van bouwplaatsen), enz.). - Digitale technologieën kunnen ook worden gebruikt om het gebruik van gebouwen en energie te optimaliseren, alsook voor het opstellen van diagnoses voorafgaand aan een renovatie, bijvoorbeeld door het analyseren van verbruiksgegevens. | |
Vervoer | ||||
Verkeer en verplaatsingswijzen | + | I | Positieve impact: Verminderde behoefte aan verplaatsingen door de ontwikkeling van overheidsdiensten via digitale kanalen. |
Optimalisering van 'slim' verkeersbeheer door gebruik te maken van mobiliteits- /gps-gegevens om de verkeersstroom vlotter te maken (smart mobility, MaaS). | ||||
Grondinname | ||||
Ruimte/Stedenbouw en beheer van onbebouwde ruimten | + | I | Positieve impact: - Gebruik van big data om de manier waarop burgers leven en werken opnieuw uit te denken (bv.: verbetering van het mobiliteitsbeleid). - De volledige digitalisering van de stedenbouwkundige situatie van het Brusselse gebouwenbestand zou het mogelijk kunnen maken om in real time kennis te vergaren en te delen op het vlak van milieugegevens (energie- efficiëntie, vervuiling, veiligheid, gebruik, enz.). | |
Bodemkwaliteit | 0 | |||
Preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met ingedeelde | 0 |
industriële inrichtingen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met andere inrichtingen | 0 | |||
Productie- en consumptiegewoonten | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met het gebruik en de bereiding van chemische stoffen | 0 | |||
Afvalpreventie en beheer van materiële hulpbronnen | - | I | Negatieve effecten: Overexploitatie van natuurlijke hulpbronnen en toenemende vervuiling (bodem, lucht, water) als gevolg van de fabricage van elektronische materialen en apparaten (winning van grondstoffen, productie van elektronische componenten en assemblage van apparatuur). - Procedés waarvoor zeer veel (soms zeldzame) metalen nodig zijn, wat leidt tot uitputting van niet- hernieuwbare reserves; - Hoge toxiciteit van de grondstoffen; - Vervuiling en risico's van vergiftiging als gevolg van de raffinage van de grondstoffen; | Dit effect moet dan wel in aanmerking worden genomen, maar het kan worden beschouwd als een zeer indirect effect, aangezien de voorgestelde acties meer gericht zijn op het gebruik van toepassingen, software, enz. dan van de materialen als zodanig. |
- enz. | ||||
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN | ||||
Met de uitvoering van de acties in verband met deze doelstelling wordt beoogd burgers, bedrijven, onderzoeksorganisaties en overheidsinstanties de vruchten te laten plukken van de digitalisering. De bovenstaande analyse wijst op de vele voordelen die verbonden kunnen zijn aan het gebruik van digitale tools in tal van verschillende sectoren in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarnaast wordt gestreefd naar een bevordering van de toegang tot deze verschillende technologieën voor iedereen, maar ook naar een specifieke begeleiding, zodat iedereen optimaal van de digitalisering kan profiteren. De digitale technologieën kunnen het dagelijkse leven van de Brusselaars verbeteren door op tal van levensdomeinen nauwkeurigere en efficiëntere diensten aan te bieden, maar er moet nog steeds bijzondere aandacht worden besteed aan het dichten van de digitale kloof en aan het betrekken van alle burger s bij de aanpak. De toegang tot de digitale infrastructuur moet voor iedereen gewaarborgd zijn. De voorgestelde acties moeten de diensten niet alleen nauwkeuriger en efficiënter maken, maar bovendien moeten ze op een duurzame manier worden uitgevoerd. De voorgestelde tools zouden dus zeer interessant kunnen blijken om daarnaast onze koolstofvoetafdruk te verkleinen. Bovendien moet bijzondere aandacht worden besteed aan het terugdringen van de negatieve neveneffecten die verband houden met de productie, het gebruik en het einde van de levensduur van digitale instrumenten, teneinde hun milieueffect te verminderen en duurzamer te werk te gaan. Het gebruik van digitale technologieën vergt immers een aanzienlijk energieverbruik, maar ook een verbruik van materialen die een interessante waarde behouden. Er is nood aan ketens voor de inzameling en recycling van digitale dragers. De projectbeheerders zouden zich dus bewust moeten zijn van deze risico's en zouden innovatieve oplossingen moeten voorstellen om de negatieve neveneffecten van de digitale technologie voor de projecten die zij uitvoeren, zoveel mogelijk te beperken. Er moet ook bijzondere aandacht worden besteed aan de sociale inclusie. Niet alle Brusselaars hebben vandaag een internetaans luiting of zelfs maar de nodige infrastructuur om toegang te krijgen tot digitale diensten. |
PRIORITEIT NR. 1: INNOVATIE, DIGITALISERING EN CONCURRENTIEVERMOGEN VAN DE BEDRIJVEN TEN DIENSTE VAN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een competitiever en slimmer Europa door het bevorderen van een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit door de duurzame groei en het concurrentievermogen van kmo's en de jobcreatie in kmo's te versterken, ook door productieve investeringen. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: Anticiperen op en ondersteuning bieden aan de ontwikkeling en transformatie van activiteitensectoren met veel potentieel voor de Brusselse economie, om zo de creatie van werkgelegenheid voor de Brusselaars te bevorderen. De subsidies die worden toegekend in het ka der van de SD 1.3 zijn bijgevolg bedoeld om activiteiten te ondersteunen die aan de volgende drie cumulatieve criteria voldoen: ▪ De activiteiten moeten verband houden (en meetbare resultaten opleveren in verband) met minstens een van de volgende doelstellingen: - de oprichting van kmo's bevorderen; - de ecologische transitie van kmo's bevorderen; - de groei van de werkgelegenheid in kmo's bevorderen. ▪ De ondersteuning moet betrekking hebben op een van deze soorten acties: - acties die bijdragen aan de begeleiding van kmo's; - investering en onderdak (inclusief bouw/renovatie van infrastructuur) ten voordele van kmo's. Eventuele aankopen van grond voorafgaand aan en noodzakelijk voor deze investeringen kunnen worden geïntegreerd met dergelijke investeringen in het kader van door openbare exploitanten uitgevoerde operaties. |
▪ Met het oog op een concentratie van de middelen en in verband met de sectoren met potentieel voor het Gewest, zullen de actie s rechtstreeks betrekking hebben op de ontwikkeling van één (of meerdere) van de volgende sectoren, industrieën of benaderingen: - sectoren van de circulaire economie (inclusief de sectoren voor het hergebruik van afval en hulpbronnen); - digitaal ecosysteem; - gezondheidsecosysteem; - sociale economie (erkende ondernemingen); - horeca, stadslandbouw en korte ketens; - handel, ambachten en stadsindustrie; - media, cultuur, recreatief en zakelijk toerisme (MICE); - ondersteuning van duurzame mobiliteit en stedelijke logistiek. | ||||
EVALUATIE - MILIEUEFFECTENBEOORDELING | ||||
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Milieukwaliteit en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | + | Positieve effecten: • Door steun te verlenen aan kmo's die actief zijn in sectoren die verband houden met de kringloopeconomie, stadslandbouw, korte ketens, duurzame mobiliteit en stadslogistiek, enz. kunnen verdere inspanningen worden geleverd om de CO2-uitstoot te verminderen en zo de luchtkwaliteit te verbeteren. • Als de renovatie- en bouwwerkzaamheden op duurzame | • Verzachtende maatregelen kunnen zeer doeltreffend zijn. Voorbeelden: waterstralen of fysieke barrières, besprenkeling, afdekzeilen, systematische bewaking van de luchtkwaliteit, beperking van het gebruik van gemotoriseerde machines waar mogelijk, enz. |
wijze worden uitgevoerd en als de voorkeur wordt gegeven aan milieuvriendelijke oplossingen, kan dit leiden tot een vermindering van de emissies (bv.: verbranding door stookolieketel en materialen van biologische oorsprong). Negatieve effecten: Bij bouwplaatsactiviteiten (bv.: grondverzet, gebruik van bouwmachines, enz.) worden veel verontreinigende stoffen in de lucht uitgestoten, wat kan leiden tot een vermindering van de luchtkwaliteit. | ||||
Omgevingsgeluiden en -trillingen | + | Positieve effecten: • Een duurzamere en milieuvriendelijkere benadering van de mobiliteit zou een positieve impact kunnen hebben op de trillings- en geluidsomgeving in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Xxxxx aan kmo's die zich hiervoor inzetten, kan daarom nuttig zijn. • Als de renovatie- en bouwwerkzaamheden worden uitgevoerd met aandacht voor een kwaliteitsvolle isolatie, kan dit het ook mogelijk maken het akoestisch | • Technische voorzieningen selecteren en ontwerpen om het akoestisch comfort te garanderen. • Architecturale systemen invoeren om de akoestische problemen gedeeltelijk op te lossen. • Maatregelen treffen om de geluids- en trillingshinder in verband met een bouwplaats voor renovatie- of bouwwerkzaamheden te beperken. Voorbeelden: |
comfort in de gebouwen te optimaliseren. Negatieve effecten - Direct: • De bouwplaatsen voor de renovatie of de constructie van gebouwen kunnen trillingen en geluidshinder veroorzaken en de omwonenden storen. | • De omwonenden op de hoogte brengen vóór de lawaaierigste fasen. • Het personeel sensibiliseren om de overlast tot een minimum te beperken. • Ervoor zorgen dat de planning van de bouwplaats wordt nageleefd en de planning aanpassen om de lawaaierigste taken op het meest geschikte moment uit te voeren, de teams en het materiaal versterken om de duur van die taken zoveel mogelijk te beperken. • Indien mogelijk een geluidsscherm installeren. | |||
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | +/- | I | Positieve effecten • De ontwikkeling van stadslandbouwprojecten en korte ketens maakt het mogelijk het ecologische netwerk van de stad te ontwikkelen en de biodiversiteit ervan te versterken. Negatieve effecten: • Vestiging of potentiële uitbreiding van zones voor economische activiteiten aan de rand van beschermde natuurgebieden of gebieden van belang. | • De handelingen inzake bouw en renovatie van infrastructuur zouden gepaard kunnen gaan met praktijken die de stedelijke biodiversiteit zoveel mogelijk ten goede komen (bv. groendaken en -gevels, enz.). |
Groene ruimten, stadslandschap & bebouwd en onbebouwd erfgoed | - | D | Negatieve effecten: • De creatie van nieuwe arbeidsplaatsen kan eventueel gepaard gaan met de bouw van extra kantoorgebouwen of productiesites, waardoor groene of vandaag onbebouwde ruimten en stedelijke gebieden van belang verloren zouden gaan. | • Wanneer nieuwe werk- en productieruimten moeten worden gecreëerd, moet bijzondere aandacht worden besteed aan de lokalisatie ervan en hun impact op de groene ruimten en het stadslandschap, teneinde die impact zoveel mogelijk binnen de perken te houden. • Bij investeringen en accommodaties (bouw/renovatie van infrastructuur) ten behoeve van kmo's moet de voorkeur worden gegeven aan renovaties die de bebouwde omgeving en het erfgoed respecteren. Zij zouden moeten ook voldoen aan strenge milieunormen om hun effect op het milieu tot een minimum te beperken. |
Gezondheid en leefmilieu/ toegang tot een kwaliteitsomgeving | + | D | Positieve effecten: • Het aanmoedigen en ondersteunen van kmo's om bij te dragen aan een beter en innovatiever ecosysteem voor de gezondheidszorg zal een positief effect hebben, net als het ondersteunen van bedrijven bij een duurzame transitie. | • Bij de renovatie of bouw van infrastructuur moet erop worden toegezien dat de geldende normen worden nageleefd om de gezondheid en het comfort van de bewoners te waarborgen. Voorbeelden: |
• Potentiële vermindering van de stedelijke verontreiniging als gevolg van de versterking van de duurzame mobiliteit en de duurzame logistiek en de aanleg/instandhouding van groene ruimten. | • Alle schadelijke en verboden materialen (bv.: asbest) vermijden/weghalen, materialen kiezen met minimale gevolgen voor de gezondheid • Voldoen aan de ventilatienormen • Voldoen aan de thermische voorschriften • Voldoen aan de geluidsnormen Voldoen aan de normen voor kunstmatige (NBN) en natuurlijke (bv.: GSV) verlichting. | |||
Klimaatverandering | ||||
Preventie/verzachti ng van de klimaatverandering | + | I | Positieve effecten: • De steun die wordt verleend om de ecologische transitie van kmo's te vergemakkelijken, alsook de middelen om thema's zoals de kringloopeconomie, korte ketens of duurzamere mobiliteit te ondersteunen, zullen een positief effect hebben op het klimaat. | |
Aanpassing aan de klimaaatverandering | 0 | |||
Duurzaam beheer van de middelen | ||||
Energie | + | I | Positieve effecten: • Valorisatie van duurzaam energiegebruik binnen kmo's en steun voor investeringen die | • Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, die beter zijn voor het milieu en steeds concurrerender worden op het |
bijdragen tot de transitie naar een duurzame koolstofarme economie. • De energietransitie zou ook kunnen worden ondersteund tijdens de fase van renovatie- /bouwwerkzaamheden van infrastructuur door het gebruik van geschikte materialen en het hanteren van een duurzame benadering van gebouwen waarmee het energieverbruik van de Brusselse gebouwen kan worden verminderd. | vlak van de kostprijs, bevorderen en promoten. • Maatregelen nemen ter bevordering van recycling en hergebruik van afval, gereedschappen en materialen die worden gebruikt bij sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwprojecten, om zo het energieverbruik dat nodig voor de winning van materialen te beperken. • De mogelijkheden onderzoeken voor het gebruik van geothermische energie voor het verwarmen van gebouwen, water, het aandrijven van een generator om elektriciteit te produceren, enz. | |||
Afval en circulair aspect | + | Positieve effecten: • De ondersteuning van xxx'x die actief zijn in de circulaire economie zal ertoe bijdragen dat zij afval beter kunnen terugwinnen en hun milieu-impact kunnen verminderen door duurzamere werkwijzen, productiemethoden enz. te hanteren. • Een beter afvalbeheer kan ook een positief effect hebben op het | Bij de uitvoering van renovatie- /bouwwerkzaamheden: - Bij de keuze van grondstoffen en producten de voorkeur geven aan duurzamere oplossingen (bv.: natuurlijke materialen, hernieuwbare materialen op basis van grondstoffen die niet uitgeput zijn, ecologische materialen, duurzame bouwmaterialen, lokale materialen en producten, enz.). |
milieu door een vermindering van de uitstoot van CO2 en giftige gassen (verbranding en storten). • Bij de bouw/renovatie van gebouwen kan ook gebruik worden gemaakt van materialen die minder afval genereren (bij de productie en de afbraak). • Kiezen voor een duurzamere bouwmethode en duurzamere renovatiepraktijken heeft ook positieve effecten op de hoeveelheid geproduceerd afval. Negatieve effecten: • De uitvoering van een renovatie- of bouwproject kan leiden tot de productie van afval. | - Kiezen voor materialen die kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd. - Acties ondernemen om de afvalproductie te voorkomen, maar ook om de recycling en het hergebruik van afval, gereedschappen en materialen die gebruikt worden tijdens sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwwerkzaamheden aan te moedigen, om de afvalproductie te beperken, en dit in een circulaire benadering (bv.: de afvaltypes identificeren, de hoeveelheden afval ramen, informatie inwinnen over terugwinningsketens, een persoon aanstellen die verantwoordelijk is voor het afvalbeheer, een afvalbeheer- en preventieplan opstellen, het gebruik van verpakkingen (plastic, karton, enz.) beperken). | |||
Oppervlakte- en grondwater | +/- | D | Negatieve effecten: - De activiteiten van een bouwplaats kunnen een bron van verontreiniging zijn voor het milieu en meer in het bijzonder voor het grondwater. | Om de waterverontreiniging tijdens bouw- en renovatiewerkzaamheden en op bouwplaatsen te verminderen, zou de voorkeur kunnen worden gegeven aan de volgende acties: - Een systeem voor de recuperatie van afvalwater invoeren |
- Waar mogelijk regenwater gebruiken - Biologisch afbreekbare producten gebruiken (verf, schoonmaakmiddelen, motorolie, ontkistingsolie, enz.) - Voorzien in een opvangbak voor gevaarlijke producten - Absorberende producten gebruiken in plaats van gemorst product te verwijderen met water - Bij het reinigen van voertuigen gebruikmaken van een waterzuiveringssysteem (separator voor koolwaterstoffen, slibafscheider, enz.) - In geval van accidentele verontreiniging: uitvoering van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de verontreiniging (installatie van absorberende systemen), gevolgd door het wegpompen en behandelen van de verontreiniging - enz. | ||||
Socio-economisch | ||||
Werkgelegenheid | + | D | Positieve effecten: • De inspanningen en energie die worden geleverd voor de | • Bijzondere aandacht zal moeten worden besteed aan het soort banen dat wordt gecreëerd. Ze moeten kwaliteitsvol en duurzaam |
ontwikkeling van nieuwe kmo's of de groei van bestaande kmo's in verschillende sectoren creëren banen. | zijn en de Brusselaars in staat stellen hun plaats te vinden op de arbeidsmarkt. Deze nieuwe banen moeten worden bekeken in het licht van de opleidingsbehoeften op het grondgebied, zodat de nodige vaardigheden in Brussel beschikbaar zouden zijn. | |||
Sociale factor | + | I | Positieve effecten: • De ondersteuning van initiatieven op het gebied van cultuur, vrijetijdstoerisme enz. kan een positief effect hebben op de ontplooiing van de bevolking door toegang tot cultuur en vrijetijdsbesteding, net zoals de sociale economie de toegang tot alle soorten producten en diensten kan vergemakkelijken voor de kansarme bevolkingsgroepen. • De sectoren horeca, ambachten, landbouw, stadsindustrie of korte ketens zijn sectoren die sterk afhankelijk zijn van de economische conjunctuur. Steun aan deze sectoren zou het mogelijk kunnen maken hun activiteiten in stand te houden en de socio- economische integratie van de meest achtergestelde |
bevolkingsgroepen die vaak werk vinden in precies deze sectoren, voort te zetten. • De uitvoering van deze acties zou kunnen bijdragen tot een toename van de commerciële drukte in de stadscentra, een vermenging van functies, een groter handels- en dienstenaanbod, en een verbetering van de toegankelijkheid en de kwaliteit van de diensten door een toename van de dichtheid ervan, die mogelijk wordt gemaakt door de economische groei. | ||||
Bouw | ||||
Gebouwen en woningen | + | I | Positieve effecten: • De creatie van nieuwe arbeidsplaatsen kan eventueel gepaard gaan met de bouw van extra gebouwen. Bovendien gaat het creëren van commerciële oppervlakte over het algemeen hand in hand met het creëren van diensten voor de burgers en ruimte voor huisvesting, zoals bijvoorbeeld al het geval is bij CityDev. • Als bij renovatie- en bouwprojecten niet alleen rekening wordt gehouden met het verbruiksaspect, maar ook met de | • Investeringen in de bouw en renovatie van infrastructuur ten behoeve van kmo's zouden vergezeld moeten gaan van initiatieven op het gebied van de ecologische transitie, om ervoor te zorgen dat dit initiatief verband houdt met de doelstelling om de ecologische overgang te bevorderen (duurzaam bouwen, de bodems niet verstenen, enz.). Hier volgen enkele voorstellen: |
energieprestaties van het gebouw, kan het gebouw mogelijk in waarde stijgen, dankzij een hoger energielabel, dat op de markt steeds meer wordt gewaardeerd. | - Materialen, apparatuur en toebehoren gebruiken waarmee de CO2-uitstoot kan worden verminderd en energie kan worden bespaard - Bioklimatologische strategieën toepassen: isolatie, luchtdichtheid, goed georiënteerde glasoppervlakken om zonne-energie op te vangen, zonwering, koeling door natuurlijke ventilatie, enz. - De natuurlijke verlichting optimaliseren door een passend architecturaal ontwerp. - Het ventilatiesysteem zo kiezen en ontwerpen dat de luchtkwaliteit (vochtigheid, verschillende fijne deeltjes, enz.) in de binnenruimten wordt gewaarborgd. - Verwarmings- en eventueel koelingsapparatuur zo kiezen en ontwerpen dat het thermisch comfort in de binnenruimten en woningen wordt gewaarborgd. - Het kunstlicht en het beheer ervan optimaliseren. - Een circulaire houding aannemen (die ervoor zorgt dat sites kunnen evolueren en dat ze aangepast |
kunnen worden als ze van bestemming veranderen, bijv.…) - Infrastructuur zo kiezen en ontwerpen dat de evolutie en het beheer van de eindelevensduur gemakkelijker worden - enz. | ||||
Vervoer | ||||
Verkeer en verplaatsingswijzen | +/- | I | Positieve effecten: • De ondersteuning van kmo's die een antwoord willen bieden op de uitdagingen inzake mobiliteit en stadslogistiek in het Brussels Gewest, is een uitgelezen kans om het verkeer en de verplaatsingsdynamiek te verbeteren. Negatieve effecten: • De creatie van nieuwe werkplekken kan leiden tot meer verplaatsingen van werknemers en een effect hebben op de mobiliteit. • Er moet al in een vroeg stadium worden nagedacht over de lokalisatie en een betere bereikbaarheid met het openbaar vervoer van economische | • In het geval van de creatie van nieuwe werkplekken moet bijzondere aandacht worden besteed aan de ligging ervan en aan de vervoerswijzen waarmee die kunnen worden bereikt, zodat het effect op de mobiliteit miniem is, maar het gebruik van de bestaande infrastructuren wordt aangemoedigd (openbaar vervoer, zachte mobiliteit, herbestemming van bestaande sites, enz.). In het kader van renovatie- /bouwwerkzaamheden kan het nuttig zijn de volgende aanbevelingen op te volgen om de negatieve gevolgen voor het verkeer te beperken: - Maatregelen nemen ter bevordering van recycling en hergebruik van afval, |
activiteiten en over de ontwikkeling van ruimten, met name voor coworking, om de verplaatsingen te beperken. • Bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een behoefte aan vervoer van materialen, wat een impact kan hebben op het verkeer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. • Ook het vervoer in verband met de bouwwerkzaamheden zelf kan de koolstofuitstoot verhogen. | gereedschappen en materialen die worden gebruikt bij sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwprojecten, om zo de koolstofbalans die verbonden is aan het vervoer, te verlagen. - De levering van materialen en uitrusting verbeteren om het verkeer van bouwmachines te beperken en de verkeershinder tot een minimum te beperken. - Doeltreffende verkeerssignalisatie plaatsen en de bouwplaats beveiligen. - De omwonenden op de hoogte brengen van het begin van de werkzaamheden. | |||
Grondinname | ||||
Ruimte/Stedenbouw en beheer van onbebouwde ruimten | + | I | Positieve effecten: • Door het creëren van gediversifieerde en toegankelijke werkplekken in de stad kunnen meer gevarieerde en interactieve interacties plaatsvinden, wat kan leiden tot een waardeverhoging van een stad en haar centrum, terwijl de economische ontwikkeling vaak ten goede is gekomen van de rand. | |
Bodemkwaliteit | +/- | I | Negatieve effecten | Om bodemverontreiniging tijdens de bouwwerkzaamheden te voorkomen: |
• Mogelijk gaat grondgebied verloren door bebouwing als gevolg van de ontwikkeling van nieuwe zones voor economische activiteit of de aanleg van nieuwe specifieke infrastructuren. Het effect wordt echter als indirect beschouwd, aangezien het OP aangeeft dat prioriteit zal worden gegeven aan projecten die de bestaande situatie consolideren. • De activiteiten van een bouwplaats kunnen een bron van verontreiniging zijn voor het milieu en meer in het bijzonder voor de bodem en de ondergrond. | - Voorzien in waterdichte inkuipingen voor verontreinigende producten die zijn opgeslagen in vaten, tanks of reservoirs, zodat eventuele wegvloeiende stoffen kunnen worden opgevangen. - Risicovolle werkzaamheden (herstelwerken, bijvullen van stookolie, overbrengen van producten, enz.) uitvoeren in afgedichte zones. - Altijd absorberende producten (zand, zaagsel, pellets, enz.) beschikbaar hebben. - Duidelijke instructies opstellen die bij ongevallen moeten worden gevolgd. - Informeren naar de geschiedenis van de site alvorens er aan de slag te gaan. | |||
Preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met ingedeelde industriële inrichtingen | + | I | Positieve effecten: • De oprichting van bedrijven kan eventueel plaatsvinden op oude bedrijfsterreinen waarvoor sanering nodig zal zijn. | |
Preventie en beheer van risico's in verband met andere inrichtingen | 0 |
Productie- en consumptiegewoonten | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met het gebruik en de bereiding van chemische stoffen | 0 | |||
Afvalpreventie en beheer van materiële hulpbronnen | 0 | |||
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN | ||||
De voorgestelde acties zijn erop gericht het concurrentievermogen en de intelligentie van Europa te vergroten door een innovatieve en slimme economische transformatie en regionale ICT-connectiviteit te bevorderen. Het doel van de voorgestelde acties is in de eerste plaats meer kansen te creëren voor het scheppen van werkgelegenheid in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daartoe worden meerdere acties voorgesteld, zoals de ontwikkeling en transformatie van veelbelovende activiteitensectoren, de aanmoediging van de ecologische transitie en steun voor kmo's, eveneens op welbepaalde veelbelovende domeinen. Het positieve effect van deze acties is duidelijk op het vlak van jobcreatie, maar heeft ook potentieel op milieugebied. Een groot deel van het Brusselse ecosysteem zou hier immers van kunnen profiteren door de steun aan veelbelovende domeinen, zoals de kringloopeconomie, de ecologische transitie. Daarnaast kan jobcreatie ook leiden tot een behoefte aan nieuwe werkplekken en meer verkeer naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, waar de activiteit geconcentreerd zou zijn; er moet dus worden gezocht naar een manier om ervoor te zorgen dat de negatieve gevolgen die hiermee gepaard gaan, zo gering mogelijk zijn. Wij stellen dus de volgende uitdagingen vast met betrekking tot het scheppen van economische activiteit: - De ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten mag niet ten koste gaan van de mobiliteit en de stedelijke Brusselse ruimte. De nieuwe productieruimten moeten in het stedelijk weefsel worden geïntegreerd. - De eventuele nieuwe banen moeten toegankelijk zijn voor alle Brusselaars. Opleidingen moeten potentiële kandidaten helpen de nodige vaardigheden te verwerven. - De creatie van nieuwe activiteiten mag niet leiden tot een verstening van de bodem. Er moet voorrang worden gegeven aan de exploitatie van het bestaande patrimonium en de herontwikkeling/sanering van sites. |
Bij acties die gericht zijn op de renovatie en aanleg van infrastructuur bestaat bovendien de gelegenheid om deze werkzaamhed en op een duurzame manier uit te voeren en daarbij te kiezen voor opties die het best aan het milieu zijn aangepast, bijvoorbeeld door bestendig e gebouwen met hoge energieprestaties enz. op te richten. Bovendien moet bijzondere aandacht worden besteed aan de wijze waarop renovatie- en bouwwerkzaamheden, indien van toepassing, worden uitgevoerd. Afhankelijk van hun kenmerken (omvang, ligging, aard van de werkzaamheden, enz.) kunnen bouwplaatsen namelijk bro nnen zijn van verschillende risico's, bijvoorbeeld op het vlak van verkeer, afvalproductie, lucht-, bodem- en waterkwaliteit, enz. Daarom wordt aanbevolen de nodige preventieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze bouwplaatsen zo weinig mogelijk negatieve gevolgen hebben voor deze verschillende elementen. Ook al kunnen sommige van deze directe effecten niet worden vermeden, dan nog gaat het om minder belangrijke negatieve effect en (op kortere termijn) dan de positieve effecten die er later uit kunnen voortvloeien. De geplande acties beantwoorden dus wel degelijk aan de beoogde SD, maar gaan idealiter vergezeld van preventieve maatregelen op het gebied van het beheer van bouwplaatsen en de potentiële risico's daarvan. |
PRIORITEIT NR. 2: INVESTEREN IN HET MILIEU TEN BEHOEVE VAN DE INWONERS EN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een groener, veerkrachtiger en koolstofarm Europa op weg naar een koolstofneutrale economie, door het bevorderen van een scho ne en billijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit waarbij de voorkeur uitgaat naar energie-efficiëntiemaatregelen en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: Investeringen in energie bevorderen door te streven naar: - de energierenovatie van gewestelijke en lokale overheidsinfrastructuren; - de energierenovatie van door overheidsdiensten georganiseerde collectieve voorzieningen; - de verbetering van de energieprestaties van de bestaande voorraad aan sociale huurwoningen en huurwoningen voor mensen met een bescheiden inkomen. Dit resulteert in een verbetering van de energieklasse van de betrokken gebouwen. Om de ontwikkeling aan te moedigen van projecten die noodzakelijk zijn maar mogelijk minder efficiënt wat betreft de winst per bestede euro, kunnen bij de selectie van projecten voor deze acties middelen worden voorbehouden voor energetisch zeer zwakke openbare gebouwen ('thermische zeven'). - De financiële steun voor de voorzieningen van de warmtenetten op locaties van groot collectief belang, die in aanbouw of renovatie zijn. |
EVALUATIE - MILIEUEFFECTENBEOORDELING |
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Kwaliteit van het leefmilieu en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | Positieve effecten - Indirect: | • Verzachtende maatregelen kunnen zeer doeltreffend blijken. | ||
+/- | I | De betere algemene staat van het Brusselse gebouwenbestand kan leiden tot een vermindering van de uitstoot in de lucht (bv.: verbranding als gevolg van mazoutketels). Negatieve effecten - Direct: | Voorbeelden: waterstralen of fysieke barrières, besprenkeling, afdekzeilen, systematische bewaking van de luchtkwaliteit, beperking van het gebruik van gemotoriseerde machines waar mogelijk, enz. | |
Bij bouwplaatsactiviteiten (bv.: grondverzet, gebruik van bouwmachines, enz.) worden veel verontreinigende stoffen in de lucht uitgestoten, wat kan leiden tot een vermindering van de luchtkwaliteit. | ||||
Positieve effecten - Indirect: | • Technische voorzieningen selecteren en ontwerpen om het akoestisch comfort te garanderen. • Architecturale systemen invoeren om de akoestische problemen gedeeltelijk op te lossen. • Maatregelen treffen om de geluids- en trillingshinder in verband met een bouwplaats voor renovatie- of bouwwerkzaamheden te beperken. | |||
Door renovatiewerkzaamheden, zoals het | ||||
verbeteren van de isolatie, kan het | ||||
Omgevingsgeluiden en -trillingen | +/- | I | akoestische comfort van de woning worden geoptimaliseerd. | |
Negatieve effecten - Direct: |
Bouwplaatsen voor de renovatie van gebouwen en infrastructuur, de verbetering van hun energieprestaties of werkzaamheden in verband met de installatie van warmtenetten kunnen trillingen en geluidshinder veroorzaken en de omwonenden storen. | Voorbeelden: • De omwonenden op de hoogte brengen vóór de lawaaierigste fasen. • Het personeel sensibiliseren om de overlast tot een minimum te beperken. • Ervoor zorgen dat de planning van de bouwplaats wordt nageleefd en de planning aanpassen om de lawaaierigste taken op het meest geschikte moment uit te voeren, de teams en het materiaal versterken om de duur van die taken zoveel mogelijk te beperken. • Indien mogelijk een geluidsscherm installeren. | |||
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | 0 | |||
Groene ruimten, stadslandschap & bebouwd en onbebouwd erfgoed | 0 | |||
Gezondheid en | Positieve impact - Direct: | - Voldoen aan de geldende normen om de gezondheid en het comfort van de bewoners te waarborgen Voorbeelden: - Alle schadelijke en verboden materialen (bv.: asbest) vermijden/weghalen, materialen | ||
leefmilieu/toegang | ||||
tot een | De energietransitie van infrastructuur, | |||
kwaliteitsomgeving | + | D | voorzieningen en woningen kan de negatieve gezondheidseffecten van | |
luchtverontreiniging verminderen door | ||||
minder gebruik te maken van technologieën |
die verontreinigende of ongezonde deeltjes uitstoten. Naast de positieve effecten op de gezondheid kan de energierenovatie van de infrastructuur ook het comfort (bv.: thermisch comfort) en het welzijn verbeteren, voor zover een efficiënte verluchting voorzien en in de praktijk ook praktisch gebruikt wordt. | kiezen met minimale gevolgen voor de gezondheid - Voldoen aan de ventilatienormen - Voldoen aan de thermische voorschriften - Voldoen aan de geluidsnormen - Voldoen aan de normen voor kunstmatige (NBN) en natuurlijke (bv.: GSV) verlichting. | |||
Klimaatverandering | ||||
Preventie/verzachti ng van de klimaatverandering | + | D | Positieve impact - Direct: De energietransitie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen stellen ons in staat onze impact op het klimaat en het milieu te verminderen, door een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen (BKG) en CO2. De sector van residentiële en tertiaire gebouwen is een van de belangrijkste sectoren waar actie kan worden ondernomen om de CO2-uitstoot in Brussel te verminderen. | - Alternatieve oplossingen voorstellen voor het gebruik van fossiele brandstoffen zoals petroleum en steenkool, teneinde de uitstoot van broeikasgassen te verminderen. - Het gebruik van hernieuwbare energiebronnen, die beter zijn voor het milieu en steeds concurrerender worden op het vlak van de kostprijs, bevorderen en promoten. |
Aanpassing aan de klimaatverandering | 0 | |||
Duurzaam beheer van de middelen | ||||
Energie | + | D | Positieve impact - Direct: De energietransitie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen stellen ons in | - De voorkeur geven aan het gebruik van hernieuwbare energie. |
staat onze impact op het klimaat en het milieu te verminderen, door een verlaging van de uitstoot van broeikasgassen (BKG) en CO2. Stadsverwarmingsnetten zijn een concreet en direct voorbeeld van technologieën die de verwarming van de infrastructuren optimaliseren en tegelijkertijd het verbruik/de verbranding van grondstoffen beperken. | - Maatregelen nemen ter bevordering van recycling en hergebruik van afval, gereedschappen en materialen die worden gebruikt bij sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwprojecten, om zo het energieverbruik dat nodig voor de winning van materialen te beperken. - De mogelijkheden onderzoeken voor het gebruik van geothermische energie voor het verwarmen van woningen, water, het aandrijven van een generator om elektriciteit te produceren, enz. - Innovatieve oplossingen overwegen om het energieverbruik van gebouwen te verminderen, zoals bijvoorbeeld het gebruik van zonnebuizen om rechtstreeks zonlicht naar een gebouw te leiden. | |||
Afval en circulair aspect | +/- | D | Positieve effecten: • Bij de bouw/renovatie van gebouwen kan ook gebruik worden gemaakt van materialen die minder afval genereren (bij de productie en de afbraak). • Kiezen voor een duurzamere bouwmethode en duurzamere renovatiepraktijken heeft ook | - Bij de keuze van grondstoffen en producten de voorkeur geven aan duurzamere oplossingen (bv.: natuurlijke materialen, hernieuwbare materialen op basis van grondstoffen die niet uitgeput zijn, ecologische materialen, duurzame bouwmaterialen, lokale materialen en producten, enz.). - Kiezen voor materialen die kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd. |
positieve effecten op de hoeveelheid geproduceerd afval. | - Deelnemen aan een proces van recuperatie/hergebruik/recycling van afval, gereedschappen en materialen die gebruikt worden tijdens sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwwerkzaamheden, om de afvalproductie te beperken en het hergebruik ervan te maximaliseren, en dit in een circulaire benadering (bv.: de afvaltypes identificeren, de hoeveelheden afval ramen, informatie inwinnen over terugwinningsketens, een persoon aanstellen die verantwoordelijk is voor het afvalbeheer, een afvalbeheer- en preventieplan opstellen, het gebruik van verpakkingen (plastic, karton, enz.) beperken). | |||
Oppervlakte- en grondwater | +/- | De activiteiten van een bouwplaats kunnen een bron van verontreiniging zijn voor het milieu en meer in het bijzonder voor het grondwater. | Om de waterverontreiniging tijdens bouw- en renovatiewerkzaamheden en op bouwplaatsen te verminderen, zou de voorkeur kunnen worden gegeven aan de volgende acties: - Een systeem voor de recuperatie van afvalwater invoeren - Waar mogelijk regenwater gebruiken - Biologisch afbreekbare producten gebruiken (verf, |
schoonmaakmiddelen, motorolie, ontkistingsolie, enz.) - Voorzien in een opvangbak voor gevaarlijke producten - Absorberende producten gebruiken in plaats van gemorst product te verwijderen met water - Bij het reinigen van voertuigen gebruikmaken van een waterzuiveringssysteem (separator voor koolwaterstoffen, slibafscheider, enz.) - In geval van accidentele verontreiniging: uitvoering van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de verontreiniging (installatie van absorberende systemen), gevolgd door het wegpompen en behandelen van de verontreiniging - enz. | ||||
Socio-economisch | ||||
Werkgelegenheid | + | D | Positieve effecten: De energietransitie zal extra banen scheppen in bepaalde specifieke sectoren (bv.: bouw en renovatie van gebouwen, elektrificatie van het vervoer, enz.). De renovatie van gebouwen levert veel lokale werkgelegenheid op, op voorwaarde | - Het zou nuttig zijn om in Brussel opleidingen in te richten om Brusselse werkzoekenden op te leiden in passieve en/of duurzame bouwtechnieken, om zo de plaatselijke werkgelegenheid te bevorderen. - De aanbestedende overheden aanmoedigen om sociale clausules |
dat de Brusselse arbeidskrachten goed worden opgeleid op het vlak van de nieuwe duurzame bouwtechnieken. De energietransitie maakt ook een snelle groei van bepaalde sectoren mogelijk (hernieuwbare energie, zonne-energie, windenergie, enz.). Er doen zich kansen voor wat betreft de opleiding van de arbeidskrachten met het oog op hun aanpassing aan de nieuwe technologieën en procedés. | (ter bevordering van plaatselijke werkgelegenheid en opleiding) of milieuclausules op te nemen in door de overheid gefinancierde bouwplaatsen/overheidsopdrachten. | |||
Sociale factor | 0 | |||
Bouw | ||||
Gebouwen en woningen | + | I | Positieve effecten: Naast het verbruiksaspect kan een gebouw na een energierenovatie ook in waarde stijgen, onder meer dankzij een hoger energielabel (A of B), dat steeds meer gewaardeerd wordt op de markt en dat een waardestijging kan helpen garanderen. | - Materialen, apparatuur en toebehoren gebruiken waarmee de CO2-uitstoot kan worden verminderd en energie kan worden bespaard - Bioklimatologische strategieën toepassen: isolatie, luchtdichtheid, goed georiënteerde glasoppervlakken om zonne-energie op te vangen die voor gratis verwarming zorgt, zonwering, koeling door natuurlijke ventilatie, enz. - De natuurlijke verlichting optimaliseren door een passend architecturaal ontwerp. - Het ventilatiesysteem zo kiezen en ontwerpen dat de luchtkwaliteit |
(vochtigheid, verschillende fijne deeltjes, enz.) in de binnenruimten wordt gewaarborgd. - Verwarmings- en eventueel koelingsapparatuur zo kiezen en ontwerpen dat het thermisch comfort in de binnenruimten en woningen wordt gewaarborgd. - Het kunstlicht en het beheer ervan optimaliseren. - Stadsverwarmingsnetten benutten. | ||||
Vervoer | ||||
Verkeer en verplaatsingswijzen | +/- | Negatieve effecten: Bouwwerkzaamheden kunnen leiden tot een behoefte aan vervoer van materialen, wat een impact kan hebben op het verkeer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Ook het vervoer in verband met de renovatiewerkzaamheden zelf kan de koolstofuitstoot verhogen. | - Maatregelen nemen ter bevordering van recycling en hergebruik van afval, gereedschappen en materialen die worden gebruikt bij sloop-, herontwikkelings-, renovatie- en bouwprojecten, om zo de koolstofbalans die verbonden is aan het vervoer, te verlagen. - De levering van materialen en uitrusting verbeteren om het verkeer van bouwmachines te beperken en de verkeershinder tot een minimum te beperken. - Doeltreffende verkeerssignalisatie plaatsen en de bouwplaats beveiligen. |
- De omwonenden op de hoogte brengen van het begin van de werkzaamheden. | ||||
Grondinname | ||||
Ruimte/Stedenbouw en beheer van onbebouwde ruimten | 0 | |||
Bodemkwaliteit | +/- | De activiteiten van een bouwplaats kunnen een bron van verontreiniging zijn voor het milieu en meer in het bijzonder voor de bodem en de ondergrond. | Om bodemverontreiniging te voorkomen: - Voorzien in waterdichte inkuipingen voor verontreinigende producten die zijn opgeslagen in vaten, tanks of reservoirs, zodat eventuele wegvloeiende stoffen kunnen worden opgevangen. - Risicovolle werkzaamheden (herstelwerken, bijvullen van stookolie, overbrengen van producten, enz.) uitvoeren in afgedichte zones. - Altijd absorberende producten (zand, zaagsel, pellets, enz.) beschikbaar hebben. - Duidelijke instructies opstellen die bij ongevallen moeten worden gevolgd. - Informeren naar de geschiedenis van de site alvorens er aan de slag te gaan. |
- Buizen goed isoleren om de impact van het warmtenet op de bodem te beperken - Specifieke aandacht besteden aan eventuele negatieve effecten van het warmtenet op de bodemkwaliteit | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met ingedeelde industriële inrichtingen | 0 | |||
Preventie en beheer van risico's in verband met andere inrichtingen | 0 | |||
Productie- en consumptiegewoonten | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met het gebruik en de bereiding van chemische stoffen | 0 | |||
Afvalpreventie en beheer van materiële hulpbronnen | 0 | |||
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN |
Prioriteit 2 heeft tot doel Europa groener, veerkrachtiger en koolstofarmer te maken, op weg naar een koolstofneutrale economie.
Het doel is dus het bevorderen van een schone en billijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit waarbij de voorkeur uitgaat naar energie- efficiëntiemaatregelen en het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen.
De in de SD 2.1 beschreven acties sluiten goed aan bij deze benadering door de renovatie van de openbare infrastructuur en de openbare voorzieningen te bevorderen, maar ook door de energieprestaties van de woningen te verbeteren. Bijzondere nadruk wordt ook gelegd op het gebruik van voorzieningen in warmtenetten.
Uit de verrichte analyse blijkt dat er op verschillende niveaus een duidelijk positief effect is. Enerzijds houden de positieve effecten van deze acties verband met hun effect op het milieu als zodanig. Het bevorderen van een energietransitie maakt het immers mogelijk de negati eve gevolgen van het gebruik van niet-hernieuwbare energie te verminderen. Deze overgang maakt het bovendien mogelijk woningen comfortabeler te maken en de waarde ervan te verhogen, maar ook om werkgelegenheid te scheppen op veelbelovende domeinen en de leefomgeving van de bewoners te verbeteren.
Aan de hand van deze analyse stellen we dus tal van positieve effecten van de energietransitie vast. Aangezien verschillende door het EFRO beoogde acties verband houden met de ontwikkeling, de renovatie of de bouw van gebouwen, is het gemakkelijk vast te stellen welke kansen zich kunnen aanbieden als deze transitie tijdens de uitvoering van deze acties wordt bevorderd.
Bovendien moet bijzondere aandacht worden besteed aan de wijze waarop renovatie- en bouwwerkzaamheden, indien van toepassing, worden uitgevoerd. Afhankelijk van hun kenmerken (omvang, ligging, aard van de werkzaamheden, enz.) kunnen bouwplaatsen namelijk bronnen zijn van verschillende risico's, bijvoorbeeld op het vlak van verkeer, afvalproductie, lucht-, bodem- en waterkwaliteit, enz. Daarom wordt aanbevolen de nodige preventieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze bouwplaatsen zo weinig mogelijk negatieve gevolgen hebben voor deze verschillende elementen, via preciseringen in de bestekken van de renovatiewerkzaamheden10.
Ook al kunnen sommige van deze directe effecten niet worden vermeden, dan nog gaat het om minder belangrijke negatieve effecten (op kortere termijn) dan de positieve effecten die er later uit kunnen voortvloeien. De geplande acties beantwoorden dus wel degelijk aan de beoogde SD, maar gaan idealiter vergezeld van preventieve maatregelen op het gebied van het beheer van bouwplaatsen en de potentiële risico's daarvan.
10 De tools die hierover zijn ontwikkeld door de diensten van Leefmilieu Brussel, kunnen worden gebruikt als concrete aanbevelingen die door de bouwheren moeten worden geïntegreerd: xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxx_xxxxx/xxxx_00000000_xxxx_x0_0xxxx_xx.xxx
PRIORITEIT NR. 2: INVESTEREN IN HET MILIEU TEN BEHOEVE VAN DE INWONERS EN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een groener, veerkrachtiger en koolstofarm Europa op weg naar een koolstofneutrale economie, door het bevorderen van een scho ne en billijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit waarbij de transitie naar een circulaire en doeltreffende economie op het vlak van het beheer van de hulpbronnen, wordt bevorderd. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: De overgang naar een circulaire economie bevorderen door een verhoging van de capaciteiten voor sortering/recycling via: o een versterking van de ontbrekende (infrastructurele) logistieke ketens in het BHG op basis van inzameling, sortering en hergroepering, evenals voorbereiding op recycling en hergebruik; o de ontwikkeling van het netwerk van recyclingparken (alle stromen), lokale recyclingparken en kringloopwinkels/recyclingcentra/materiaalbanken (verkoop van gerecycleerde producten en voorwerpen); o de oprichting van platformen voor het overbrengen, inzamelen, sorteren, ontmantelen, behandelen en reviseren van hulpbronnen/afval/materialen (bouw- en afbraakmaterialen) met het oog op hun hergebruik; o de ontwikkeling van gewestelijke infrastructuren ter verbetering van de opwaardering van organisch afval (biomethaniseringseenheid en compostcentra); o investeringen in verband met lokale strategieën voor circulariteit gekoppeld aan de uitvoering van ontwikkelingspolen. |
EVALUATIE - DEEL 1 - MILIEUEFFECTENBEOORDELING |
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Milieukwaliteit en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | Negatieve effecten - Direct: | • Verzachtende maatregelen kunnen zeer doeltreffend zijn. | ||
Bij activiteiten van bouwplaatsen voor de aanleg van de voorgestelde infrastructuur (bv.: grondverzet, gebruik van bouwmachines, enz.) worden veel verontreinigende stoffen in de lucht uitgestoten, wat kan leiden tot een vermindering van de luchtkwaliteit. | Voorbeelden: • Waterstralen of fysieke barrières, besprenkeling, afdekzeilen, systematische bewaking van de luchtkwaliteit, enz. | |||
Positieve effecten - Indirect: | ||||
+/- | I | Afvalverwerking is een belangrijke bron van broeikasgasemissies (vervoer, ontbinding, verbranding, enz.), met een negatief effect op de luchtkwaliteit. | ||
Beter afvalbeheer door middel van innovatieve oplossingen gericht op de beperking van afval dat rechtstreeks naar de stortplaats gaat, kan een positief effect hebben op de luchtkwaliteit doordat de verontreiniging door deze activiteiten wordt verminderd en de transitie naar een meer circulaire economie wordt bevorderd. |
Omgevingsgeluiden en -trillingen | +/- | D | Negatieve effecten - Direct: De bouwplaatsen voor de aanleg van de voorgestelde infrastructuur kunnen trillingen en geluidshinder veroorzaken en de omwonenden storen. De aanleg van recyparken en verwerkingszones kan leiden tot meer verkeer en geluidsoverlast in bepaalde gebieden. | • Maatregelen treffen ter beperking van de geluids- en trillingshinder in verband met een bouwplaats voor renovatie- of bouwwerkzaamheden en van de overlast die voortvloeit uit de ingebruikneming van de gebouwde infrastructuur. Voorbeelden: • De voorkeur geven aan minder dichtbevolkte zones. • De omwonenden op de hoogte brengen vóór de lawaaierigste fasen. • Het personeel sensibiliseren om de overlast tot een minimum te beperken. • Ervoor zorgen dat de planning van de bouwplaats wordt nageleefd en de planning aanpassen om de lawaaierigste taken op het meest geschikte moment uit te voeren, de teams en het materiaal versterken om de duur van die taken zoveel mogelijk te beperken. Indien mogelijk een geluidsscherm installeren. |
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | + | I | Positieve effecten: Afval dat niet op de juiste wijze wordt ingezameld en beheerd, komt gewoonlijk in het milieu terecht en vormt een bron van vervuiling. Bovendien komen bij de verwerking van het afval en de verschillende stadia daarvan (ontbinding, enz.) bestanddelen van het afval vrij (plastic deeltjes, bepaalde moleculen, enz.) die het milieu verontreinigen, gedurende kortere of langere perioden in het milieu aanwezig blijven en een aanzienlijke invloed hebben op de biodiversiteit. | • Naast de inzameling moeten in de verwerkings- en recyclingcentra maatregelen worden genomen om lekkage of het ongewild vrijkomen van elementen die schadelijk zijn voor de biodiversiteit te voorkomen (bv. door de verspreiding van fijne deeltjes door wind of afvloeiing door de regen te voorkomen). |
Groene ruimten, stadslandschap & bebouwd en onbebouwd erfgoed | 0 | • | ||
Gezondheid en leefmilieu/toegang tot een kwaliteitsomgeving | + | I | Positieve effecten: Dankzij duurzame sortering en recycling worden zowel het milieu als de mens potentieel minder blootgesteld aan afvalgerelateerde verontreiniging (verontreiniging van grondwaterlagen, binnendringen van microplastics of gevaarlijke stoffen in de voedselketen), aangezien de lozing in het milieu beperkt blijft. | |
Klimaatverandering |
Preventie/verzachti ng van de klimaatverandering | + | D | Positieve effecten: De hoeveelheid geproduceerd afval heeft ook een impact op het klimaat. Bij het storten en verbranden van afval komt een aanzienlijke hoeveelheid broeikasgassen vrij. Om de hoeveelheid broeikasgassen aanzienlijk te verminderen, kan een innovatieve recyclingmethode, waar investeringen voor nodig zijn, de vervuilende uitstoot verminderen maar ook materialen die vroeger als onaantrekkelijk werden beschouwd, economisch valoriseren. Deze investeringen kunnen de vorm aannemen van de ontwikkeling van nieuwe infrastructuur of van investeringen in verband met lokale circulariteitsstrategieën in de prioritaire ontwikkelingspolen. De voor deze SD belichte acties beantwoorden dus goed aan deze behoefte en aan de noodzaak efficiëntere en duurzamere afvalbeheertechnieken in te voeren, waardoor de gevolgen voor het milieu worden beperkt. | |
Aanpassing aan de klimaatverandering | + | I | Positieve effecten: Dankzij een grondige investering in de circulaire economie en de bijbehorende |
strategieën kan een betere aanpassing aan het klimaat plaatsvinden. Er zal aandacht moeten worden besteed aan de invoering van een economie die minder materialen verbruikt (of die materialen verstandiger gebruikt). Daarnaast kan ook het hergebruik/de reconversie van materialen en middelen hieraan bijdragen. Een grondige en uitgebreide samenwerking tussen de verschillende delen van de logistieke keten, van inzameling tot recycling en wederverkoop, kan eveneens een positieve invloed hebben. Het bovenstaande resultaat kan worden bereikt door middel van nauw vertakte lokale netwerken van sorteer- en recyclingparken en van bedrijven die deze secundaire materialen potentieel kunnen verbruiken. | ||||
Duurzaam beheer van de middelen | ||||
Energie | + | D | Positieve effecten: De energie-emissies van het recycleren van een product zijn over het algemeen lager dan die van het produceren van een nieuw product. Door een sterke recyclingcultuur aan te moedigen zou het energieverbruik dus dalen. | |
Afval en circulair aspect | + | D | Positieve effecten: | - Burgers en bedrijven bewustmaken van het belang van |
Door te investeren in de ontwikkeling van gewestelijke infrastructuur kan afval worden teruggewonnen en kunnen storten of verbranden van afval worden vermeden. | sorteren (afval scheiden, recycleren, oude elektronische apparaten en autoaccu's inleveren, enz.). - Bij de aanleg van de voorgestelde infrastructuren moet ook de in de verschillende acties van deze SD voorgestelde logica worden gevolgd en voorrang worden gegeven aan de circulaire economie. Voorbeelden: - Bij voorkeur gebruikmaken van materialen die minder afval genereren (bij de productie en de afbraak). - Kiezen voor een duurzamere bouwmethode en duurzamere praktijken heeft ook positieve effecten op de hoeveelheid geproduceerd afval. - Kiezen voor duurzamere grondstoffen, materialen en producten (bv.: natuurlijke materialen, hernieuwbare materialen op basis van grondstoffen die niet uitgeput zijn, ecologische materialen, |
duurzame bouwmaterialen, lokale materialen en producten, enz.). • Kiezen voor materialen die kunnen worden hergebruikt of gerecycleerd. | ||||
Oppervlakte- en grondwater | +/- | I | Positieve effecten: Een beter afvalbeheer voorkomt lozingen (per ongeluk of opzettelijk) in het water. Dit probleem kan worden opgelost door zwaar te investeren in recyclingcapaciteit en door bedrijven aan te moedigen te investeren in geschikte infrastructuur (bijvoorbeeld waterzuiveringsinstallaties). Positieve effecten - Indirect: Afvalverwerking is, via het storten, verbranden enz., een belangrijke bron van emissie van broeikasgassen en toxische elementen die het grondwater verontreinigen. Beter afvalbeheer door middel van innovatieve oplossingen gericht op de beperking van afval dat rechtstreeks naar de stortplaats gaat, kan een positief effect hebben op de luchtkwaliteit doordat de verontreiniging door deze activiteiten wordt verminderd en de transitie naar een meer circulaire economie wordt bevorderd. Negatieve effecten - Direct: | Om de waterverontreiniging tijdens werkzaamheden en op bouwplaatsen voor de bouw van infrastructuren te verminderen, zou de voorkeur kunnen worden gegeven aan de volgende acties: - Een systeem voor de recuperatie van afvalwater invoeren - Waar mogelijk regenwater gebruiken - Biologisch afbreekbare producten gebruiken (verf, schoonmaakmiddelen, motorolie, ontkistingsolie, enz.) - Voorzien in een opvangbak voor gevaarlijke producten - Absorberende producten gebruiken in plaats van gemorst product te verwijderen met water - Bij het reinigen van voertuigen gebruikmaken van een waterzuiveringssysteem (separator voor koolwaterstoffen, slibafscheider, enz.) - Het water van de bouwplaats in tijdelijke bassins laten bezinken alvorens het in de natuurlijke omgeving wordt geloosd. |
De activiteiten van bouwplaatsen voor de bouw van infrastructuren kunnen een bron van verontreiniging zijn voor het milieu en meer in het bijzonder voor het grondwater. | - In geval van accidentele verontreiniging: uitvoering van maatregelen ter voorkoming van de verspreiding van de verontreiniging (installatie van absorberende systemen), gevolgd door het wegpompen en behandelen van de verontreiniging enz. | |||
Socio-economisch | ||||
Werkgelegenheid | + | D | Positieve effecten: De ontwikkeling en oprichting van regionale partnerschappen voor de uitvoering van een oordeelkundig recyclingbeleid biedt ook mogelijkheden voor het scheppen van banen. Niet alleen in de recyclingindustrie, maar ook in de dienstensector (reparatie en onderhoud). Dit maakt ook de ontwikkeling mogelijk van nieuwe activiteiten waarbij afval als grondstof wordt gebruikt. | |
Sociale factor | + | I | Positieve effecten: De ontwikkeling van een meer gestructureerd recyclingkanaal kan de ontwikkeling mogelijk maken van nieuwe activiteiten die laaggeschoolden de kans geven opnieuw op de arbeidsmarkt aan de slag te gaan. Veel activiteiten in deze | De ondernemingen van de sociale economie zijn een belangrijke bron van nieuwe werkgelegenheid. Aangezien voor de activiteiten in deze sector weinig kwalificaties vereist zijn, zou dit een interessante kans kunnen zijn om de tewerkstelling van bepaalde personen te vergemakkelijken. |
sector leveren immers banen op voor ongeschoolde werknemers. | ||||
Bouw | ||||
Gebouwen en woningen | 0 | |||
Vervoer | ||||
Verkeer en verplaatsingswijzen | +/- | De bouwplaatsactiviteiten in verband met de aanleg van de voorgestelde infrastructuur en de ingebruikneming ervan kunnen een aanzienlijke hoeveelheid bouwplaatsverkeer veroorzaken, wat gevolgen kan hebben voor het verkeer in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Deze transporten kunnen ook de koolstofuitstoot verhogen. | - Maatregelen nemen ter bevordering van recycling en hergebruik van afval, gereedschappen en materialen die worden gebruikt op de bouwplaatsen, om zo de koolstofbalans die verbonden is aan het vervoer, te verlagen. - De levering van materialen en uitrusting verbeteren om het verkeer van bouwmachines te beperken en de verkeershinder tot een minimum te beperken. - Doeltreffende verkeerssignalisatie plaatsen en de bouwplaatsen beveiligen. De wijkbewoners waarschuwen en geen al te druk bevolkte sites kiezen. | |
Grondinname | ||||
Ruimte/Stedenbouw en beheer van onbebouwde ruimten | 0 |
Bodemkwaliteit | + | I | Positieve effecten: Verbeterde opslag- en recyclingcapaciteiten voorkomen lozing van vervuilende stoffen in het milieu of infiltratie in de bodem. Positieve effecten - Indirect: Afvalverwerking is, via het storten, verbranden enz., een belangrijke bron van emissie van broeikasgassen en toxische elementen die de bodem, de lucht of het water verontreinigen. Beter afvalbeheer door middel van innovatieve oplossingen gericht op de beperking van afval dat rechtstreeks naar de stortplaats gaat, kan een positief effect hebben op de luchtkwaliteit doordat de verontreiniging door deze activiteiten wordt verminderd en de transitie naar een meer circulaire economie wordt bevorderd. | |
Preventie en beheer van risico's in verband met industriële activiteiten en voorzieningen | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met ingedeelde industriële inrichtingen | 0 | Voor de verwerking van afval en materialen moeten complexe installaties worden gebruikt. Deze industriële recyclinginstallaties moeten nauwkeurig en regelmatig door experts worden geïnspecteerd en beheerd. |
Preventie en beheer van risico's in verband met andere inrichtingen | 0 | |||
Productie- en consumptiegewoonten | ||||
Preventie en beheer van risico's in verband met het gebruik en de bereiding van chemische stoffen | - | I | Negatieve effecten: Het is mogelijk dat giftige stoffen vrijkomen tijdens een recyclingproces en dan terechtkomen in materialen zoals speelgoed en/of voedselverpakkingen. Er moet rekening worden gehouden met het soort afval dat zal worden gerecycleerd en met de infrastructuur die nodig is voor de recycling ervan om elk lozingsrisico te vermijden (bv.: zware metalen). | |
Afvalpreventie en beheer van materiële hulpbronnen | + | D | Positieve effecten: Het uiteindelijke doel van een duurzaam recyclingbeleid is materialen en afvalstoffen te hervormen, te verwerken en te hergebruiken en deze op economische wijze te kunnen terugwinnen. | |
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN | ||||
Prioriteit 2 heeft tot doel Europa groener, veerkrachtiger en koolstofarmer te maken, op weg naar een koolstofneutrale economie. Het doel is dus het bevorderen van een schone en billijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit waarbij de transitie naar een circulaire en doeltreffende economie op het vlak van het beheer van de hulpbronnen, wordt bevorderd. |
De in de SD 2.6 beschreven acties sluiten aan bij deze aanpak door de transitie naar een circulaire economie aan te moedigen via een verhoging van de sorteer- en recyclingcapaciteit. Afvalbeheer is inderdaad in vele opzichten een grote uitdaging. Onaangepast afvalbeheer houdt talrijke risico's in voor de gezondheid en de biodiversiteit, maar ook voor het water en de bodem. Met het oog hierop is de ontwikkeling van moderne technieken voor de inzameling, het beheer en de recycling van afval noodzakelijk. Het is dan ook van essentieel belang dat stappen worden ondernomen om de sorteer- en recyclingmethoden duurzamer en innovatiever te maken, teneinde de bovengenoemde risico's te verminderen, maar ook om de broeikasgassen die momenteel als gevolg van het afval worden geproduceerd (verbranding en storting), te beperken. De circulaire economie, het hergebruik en de reconversie van materialen en hulpbronnen stellen ons in staat vele actoren met elkaar in contact te brengen om zo goed mogelijk op dit probleem te reag eren en passende oplossingen te vinden. Als het afvalbeheer wordt verbeterd, kunnen veel positieve effecten worden waargenomen. Onderzoek en innovatie zijn dus sleutelthema's voor de voortzetting van deze benaderingen. De maatregelen inzake circulaire economie hebben daarom een drievoudig positief effect: o Betere bescherming van de gezondheid en de biodiversiteit o De creatie van nieuwe economische activiteiten op basis van het ten nutte maken van afval en innovatieve benaderingen o Het opnieuw tewerkstellen van soms laaggeschoold personeel bij het beheer van de afvalinzameling en -verwerking Bovendien moet bijzondere aandacht worden besteed aan de wijze waarop bouwwerkzaamheden voor de aanleg van infrastructuur worden uitgevoerd. Afhankelijk van hun kenmerken (omvang, ligging, aard van de werkzaamheden, enz.) kunnen bouwplaatsen namelijk bronnen zijn van verschillende risico's, bijvoorbeeld op het vlak van verkeer, afvalproductie, lucht-, bodem- en waterkwaliteit, enz. Daarom wordt aanbevolen de nodige preventieve maatregelen te nemen om ervoor te zorgen dat deze bouwplaatsen zo weinig mogelijk negatieve gevolgen hebben voor deze verschillende elementen. Ook al kunnen sommige van deze directe effecten niet worden vermeden, dan nog gaat het om minder belangrijke negatieve effecten dan de positieve effecten die er later uit kunnen voortvloeien. De geplande acties beantwoorden dus wel degelijk aan de beoogde SD, maar gaan idealiter vergezeld van preventieve maatregelen op het gebied van het beheer van bouwplaatsen en de potentiële risico's daarvan. |
PRIORITEIT NR. 2: INVESTEREN IN HET MILIEU TEN BEHOEVE VAN DE INWONERS EN DE GEWESTELIJKE ONTWIKKELING |
Een groener, veerkrachtiger en koolstofarm Europa op weg naar een koolstofneutrale economie, door het bevorderen van een schone en billijke energietransitie, groene en blauwe investeringen, de circulaire economie, de beperking van en de aanpassing aan de klimaatverandering, risicopreventie en -beheer, en duurzame stedelijke mobiliteit waarbij de bescherming en de instandhouding van de natuur en de biodiversiteit worden verbeterd en de groene infrastructuur wordt versterkt, in het bijzonder in een stedelijke omgeving, en waarbij alle vormen van verontreiniging worden verminderd. |
GEPLANDE ACTIES: • Actie 1: Acties ontwikkelen ten voordele van: 1. De sanering van verontreinigde gronden in ontwikkelingspolen met het oog op het beschikbaar stellen ervan "als groene ruimte of voor sociale huisvesting, economische activiteiten of gemeenschapsactiviteiten"; 2. De "bescherming van natuur en biodiversiteit, groene infrastructuur", in de vorm van: a) Steun, in gebieden met een tekort, aan de meest verstedelijkte gebieden en de ontwikkelingspolen, voor: - De aanleg van openbare groene ruimten (inclusief nabije groene ruimten) die openstaan voor het grote publiek en geïntegreerd zijn in de specifieke lokale stedelijke dynamiek - De vergroening van speelplaatsen - De aanleg van groene ruimten die beschikbaar worden na een sanering van verontreinigde grond b) Steun voor de aanleg, opwaardering en bescherming van groene ruimten met een gewestelijke dimensie. |
EVALUATIE - DEEL 1 - MILIEUEFFECTENBEOORDELING | ||||
Milieuthema's | Score (-;0;+) | Uitdrukking van het effect (D-I) | Opmerkingen | Aanbevelingen. |
Milieukwaliteit en levenskwaliteit | ||||
Buiten- en/of binnenlucht | + | Positieve effecten: In stedelijke gebieden kan vegetatie fungeren als luchtzuiveraar (bv. koolstofput), waardoor de concentratie van fijne deeltjes en schadelijke gassen in de lucht afneemt | ||
Omgevingsgeluiden en -trillingen | + | Positieve effecten: De absorptiecoëfficiënt van hout en vegetatie is hoger dan die van gebouwen en betonconstructies11. Een beredeneerde afweging en planning van groene investeringen moet het mogelijk maken de geluids- en trillingshinder te verlangen/ | Het is raadzaam na te denken over het belang van de ontwikkeling in het stadscentrum van kalme gebieden in de configuratie van een groene ruimte (speelzones zijn uiteraard interessant voor de jongeren in kalme gebieden). | |
Biodiversiteit, natuurgebieden, ecologisch netwerk | + | I | Positieve effecten: De geplande investeringen in bodemsanering kunnen bijdragen tot de ontwikkeling van het ecosysteem, met name door de implementatie van bepaalde proactieve maatregelen. Meer concreet kan worden gesteld dat een gezonde bodem een grotere biodiversiteit mogelijk maakt. | • De braakliggende terreinen bevatten over het algemeen een gevarieerde fauna en flora, en de sanering van die terreinen tot zones voor economische activiteiten zou kunnen leiden tot de vernietiging van habitats/soorten die in de buurt van de site aanwezig zijn. Elk saneringsproject moet worden |
11 Zie het volgende naslagwerk van Leefmilieu Brussel: xxxxx://xxxxxxxxxxxxx.xxxxxxxx/xxxxx/xxxxxxx/xxxxx/xxxx_xxxxx/xxxxxxxxx_x00_xxxx_xx.xxx
Bovendien moet worden opgemerkt dat sommige braakliggende terreinen deel uitmaken van het groene netwerk in de stedelijke omgeving. De sanering ervan ten behoeve van economische ruimten (na de sanering) houdt een risico in van mogelijke versnippering van dit groene netwerk. De creatie en aanleg van nieuwe en meer groene ruimten in de stedelijke omgeving biedt een mooie kans om de biodiversiteit in stand te houden. | onderworpen aan een voorafgaande studie over de waarde van de locatie in termen van biodiversiteit (als blijkt dat de site a priori een reëel biodiversiteitspotentieel heeft). • Sanering: recuperatie van schone bovengrond die na de werkzaamheden naar de site moet worden teruggebracht, vaststelling van maatregelen om bodemverdichting tijdens de bouwplaats te voorkomen (verdichte grond is niet bevorderlijk voor de biodiversiteit in de bodem). | |||
Groene ruimten, stadslandschap & bebouwd en onbebouwd erfgoed | + | D | Positieve effecten: Investeren in de vergroening van terreinen en de aanleg en verbetering van openbare groene ruimten heeft een zeer positieve invloed op het milieu, met het oog op de transitie naar een economie met een geringe koolstofemissie en om de Brusselaars groene ruimten te bieden, alsook ruimten om de hitte-eilanden in het stadscentrum te bestrijden. | • Aangezien bossen en ruimten een belangrijke rol spelen bij het afzwakken van de gevolgen van de klimaatopwarming, moet worden gezorgd voor duurzaam beheer ervan, en moet ontbossing worden vermeden (versnelde klimaatverandering, negatieve gevolgen voor de biodiversiteit, droogte, verminderde bodembescherming, enz.). • Slimme beplanting doorvoeren om hitte-eilanden te bestrijden. |
Bovendien kan bodemsanering worden overwogen ten gunste van de ontwikkeling van groene ruimten. De groene ruimten dragen bij tot de aantrekkelijkheid van steden. | Voorbeelden: • Gedifferentieerd beheer van de groene ruimten. • Beheer aangepast aan de kenmerken van het gebied (warmte, schaduw, enz.). • Profiteren van de voordelen van planten op muren en daken om de opgewekte warmte op te vangen en de temperatuur in gebouwen te regelen. Afvloeiingswater beperken. • De ontwikkeling van AI-tools is ook een echte opportuniteit voor het beheer en de inrichting van groene ruimten. Zij geven bijvoorbeeld een overzicht van de huidige toestand en de historische ontwikkeling van de vegetatie in stedelijke gebieden. Ook een analyse van de staat van de vergroening van een stad en of de groene ruimten afnemen dan wel toenemen, kan tot de mogelijkheden behoren. Deze tools kunnen dus het beheer van de groene ruimten vergemakkelijken, maar ook |
helpen bij de monitoring van de gezondheid van geïdentificeerde gebieden en de impact van vergroening op een wijk (bv.: hitte-eilanden). | ||||
Gezondheid en leefmilieu/toegang tot een kwaliteitsomgeving | + | I | Positieve effecten: De sanering van oude industrieterreinen zal mogelijk de blootstelling van de bevolking aan bepaalde verontreinigende stoffen verminderen. Bovendien verbetert de ontwikkeling van groene ruimten ook de directe leefomgeving van de bewoners, waardoor de woonwijken aangenamer worden, met een potentieel effect op de lichamelijke en geestelijke gezondheid en het welzijn. Uit steeds meer epidemiologisch onderzoek blijkt dat de stedelijke groene ruimten in verband worden gebracht met een betere gezondheid, meer in het bijzonder een betere geestelijke gezondheid, minder depressies, een beter verloop van zwangerschappen, lagere percentages cardiovasculaire morbiditeit en mortaliteit, obesitas en diabetes (deels te danken aan de toegenomen lichaamsbeweging die wordt bevorderd door de beschikbaarheid van de ruimten). | |
Klimaatverandering |