OVEREENKOMST
OVEREENKOMST
tussen de Europese Unie en de Republiek Moldavië inzake operationele activiteiten van het Europees Grens- en Kustwachtagentschap in de Republiek Moldavië
DE EUROPESE UNIE,
en
DE REPUBLIEK MOLDAVIË,
hierna afzonderlijk “partij” en gezamenlijk “de partijen” genoemd,
OVERWEGENDE dat zich situaties kunnen voordoen waarin het Europees Grens- en kustwachtagentschap (“het Agentschap”) de operationele samenwerking tussen lidstaten van de Europese Unie en de Republiek Moldavië, coördineert, ook op het grondgebied van de Republiek Moldavië,
OVERWEGENDE dat een rechtskader in de vorm van een statusovereenkomst tot stand moet worden gebracht voor de situaties waarin teamleden van het Agentschap uitvoerende bevoegdheden hebben op het grondgebied van de Republiek Moldavië,
OVERWEGENDE dat de statusovereenkomst kan voorzien in de oprichting door het Agentschap van steunpunten op het grondgebied van de Republiek Moldavië met het oog op een vlottere en betere coördinatie van de operationele activiteiten en met het oog op een doeltreffend beheer van de personele en technische middelen van het Agentschap,
GEZIEN het hoge niveau van bescherming van persoonsgegevens in de Republiek Moldavië en in de Europese Unie; en,
OVERWEGENDE dat de Republiek Moldavië het Verdrag van de Raad van Europa van 28 januari 1981 tot bescherming van personen met betrekking tot de geautomatiseerde verwerking van persoonsgegevens (ETS nr. 108) en het aanvullend protocol daarbij heeft geratificeerd;
INDACHTIG het feit dat eerbiediging van de mensenrechten en de democratische beginselen grondbeginselen zijn van de samenwerking tussen de partijen;
OVERWEGENDE dat de Republiek Moldavië het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden van 4 november 1950 heeft geratificeerd, waarvan de daarin opgesomde rechten overeenkomen met die van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie;
OVERWEGENDE dat alle operationele activiteiten van het Agentschap op het grondgebied van de Republiek Moldavië de grondrechten en de internationale overeenkomsten waarbij de Europese Unie, haar lidstaten en/of de Republiek Moldavië partij zijn, ten volle moeten eerbiedigen,
OVERWEGENDE dat alle personen die aan een operationele activiteit deelnemen, verplicht zijn de hoogste normen inzake integriteit, ethisch gedrag en professionalisme in acht te nemen alsook de grondrechten te eerbiedigen en te voldoen aan de verplichtingen die op hen rusten krachtens de bepalingen van het operationele plan en de gedragscode van het Agentschap,
HEBBEN BESLOTEN DE NAVOLGENDE OVEREENKOMST TE SLUITEN:
Artikel 1
Toepassingsgebied
1. Deze overeenkomst regelt alle aangelegenheden die van belang zijn voor de inzet van grensbeheerteams van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht in de Republiek Moldavië, waar de teamleden uitvoerende bevoegdheden kunnen uitoefenen.
2. De in lid 1 bedoelde operationele activiteiten kunnen plaatsvinden op het grondgebied van de Republiek Moldavië, onder controle van de grondwettelijke autoriteiten van de Republiek Moldavië, ook aan haar grenzen.
Artikel 2
Definities
Voor de toepassing van deze overeenkomst wordt verstaan onder:
1) “operationele activiteit”: een gezamenlijke operatie of een snelle grensinterventie;
2) “het Agentschap”: het Europees Grens- en kustwachtagentschap dat is opgericht bij Verordening (EU) 2019/1896 (1) betreffende de Europese grens- en kustwacht alsmede iedere wijziging daarvan;
3) “grenstoezicht” de overeenkomstig en voor het doel van deze overeenkomst aan een grens uitgevoerde activiteit die uitsluitend wegens de voorgenomen of daadwerkelijke grensoverschrijding en dus niet om andere redenen wordt verricht, en die bestaat in controle en bewaking van de grens;
4) “grensbeheerteams”: uit de leden van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht samengestelde teams die in de lidstaten en in derde landen worden ingezet bij gezamenlijke operaties en snelle grensinterventies aan de buitengrenzen;
5) “adviesforum”: het adviesorgaan dat door het Agentschap is opgericht overeenkomstig artikel 108 van Verordening (EU) 2019/1896;
6) “permanente korps van de Europese grens- en kustwacht”: het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht als bedoeld in artikel 54 van Verordening (EU) 2019/1896;
7) “Grenspolitie”: de grenspolitie van het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Moldavië;
8) “Eurosur”: het kader voor informatie-uitwisseling en samenwerking tussen de lidstaten en het Europees Grens- en kustwachtagentschap;
9) “toezichthouder voor de grondrechten”: een toezichthouder voor de grondrechten als bedoeld in artikel 110 van Verordening (EU) 2019/1896;
10) “lidstaat van herkomst”: lidstaat van waaruit een personeelslid wordt ingezet bij of gedetacheerd naar het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht;
11) “incident”: een situatie in verband met illegale immigratie, grensoverschrijdende criminaliteit of een risico voor het leven van migranten aan, langs of nabij de buitengrenzen van de Europese Unie of de Republiek Moldavië;
12) “gezamenlijke operatie”: een door het Agentschap gecoördineerde of georganiseerde actie ter ondersteuning van de nationale autoriteiten van de Republiek Moldavië die verantwoordelijk zijn voor het grenstoezicht dat is gericht op het oplossen van problemen als illegale immigratie, bestaande of toekomstige dreigingen aan de grenzen van de Republiek Moldavië en grensoverschrijdende criminaliteit, of op het verlenen van meer technische en operationele bijstand voor het toezicht op die grenzen;
13) “teamlid”: een lid van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht dat wordt ingezet om in het kader van een grensbeheerteam deel te nemen aan een operationele activiteit;
14) “lidstaat”: een lidstaat van de Europese Unie;
15) “operationeel gebied”: het geografische gebied waarin een operationele activiteit zal plaatsvinden;
16) “deelnemende lidstaat”: een lidstaat die deelneemt aan een operationele activiteit door technische uitrusting of personeel van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht ter beschikking te stellen;
(1) Verordening (EU) 2019/1896 van het Europees Parlement en de Raad van 13 november 2019 betreffende de Europese grens- en kustwacht en tot intrekking van Verordening (EU) nr. 1052/2013 en Verordening (EU) 2016/1624 (PB EU L 295 van 14.11.2019, blz. 1).
17) “persoonsgegevens” alle informatie over een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon (“de betrokkene”); als identificeerbaar wordt beschouwd een natuurlijke persoon die direct of indirect kan worden geïdentificeerd, met name aan de hand van een identificator zoals een naam, een identificatienummer, locatiegegevens, een online identificator of van een of meer elementen die kenmerkend zijn voor de fysieke, fysiologische, genetische, psychische, economische, culturele of sociale identiteit van die natuurlijke persoon;
18) “snelle grensinterventie”: een actie die erop gericht is een situatie van specifieke en onevenredig grote uitdagingen aan de grenzen van de Republiek Moldavië aan te pakken door gedurende een beperkte periode grensbeheerteams op het grondgebied van de Republiek Moldavië in te zetten om het grenstoezicht samen met de daarvoor verantwoordelijke nationale autoriteiten van de Republiek Moldavië uit te oefenen;
19) “statutair personeel”: personeel dat bij het Europees Grens- en kustwachtagentschap in dienst is overeenkomstig het Statuut van de ambtenaren van de Europese Unie en de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Unie, zoals vastgesteld bij Verordening (EEG, Euratom, EGKS) nr. 259/68 (2).
Artikel 3
Start van operationele activiteiten
1. Een operationele activiteit uit hoofde van deze overeenkomst wordt bij schriftelijk besluit van de uitvoerend directeur van het Agentschap gestart, op schriftelijk verzoek van de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië. Een dergelijk verzoek gaat vergezeld van een beschrijving van de situatie, de mogelijke doelen, de te verwachten behoeften en de benodigde personeelsprofielen, met inbegrip van de profielen van personeel dat uitvoeringsbevoegdheden heeft, indien van toepassing.
2. Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap van oordeel is dat de gevraagde operationele activiteit waarschijnlijk ernstige en/of aanhoudende schendingen van de grondrechten of niet-nakoming van internationale verplichtingen op het gebied van bescherming zou inhouden of daartoe zou leiden, mag de uitvoerend directeur de operationele activiteit niet starten.
3. Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap na ontvangst van een verzoek uit hoofde van lid 1 van oordeel is dat, alvorens te kunnen besluiten een operationele activiteit te starten, nadere informatie nodig is, kan hij om nadere informatie verzoeken of deskundigen van het Agentschap toestemming verlenen om naar de Republiek Moldavië te reizen teneinde de situatie aldaar te beoordelen. De Republiek Moldavië faciliteert een dergelijke reis.
4. De uitvoerend directeur van het Agentschap besluit geen operationele activiteit te starten indien hij van oordeel is dat er gegronde redenen zijn om de activiteit op te schorten of te beëindigen overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van artikel 18.
Artikel 4
Operationeel plan
1. Ten aanzien van elke operationele activiteit bereiken het Agentschap en de Republiek Moldavië overeenstemming over een operationeel plan overeenkomstig de artikelen 38 en 74 van Verordening (EU) 2019/1896. Het operationeel plan is bindend voor het Agentschap, de republiek Moldavië en de deelnemende lidstaten.
2. Het operationele plan en eventuele wijzigingen hierin zijn afhankelijk van de instemming daarmee van de lidstaten die aan de Republiek Moldavië en/of het operationele gebied grenzen.
3. In het operationele plan worden uitvoerige bepalingen opgenomen over de organisatorische en procedurele aspecten van de operationele activiteit, met inbegrip van:
a) een beschrijving van de situatie, met de modus operandi en de doelstellingen van de inzet, inclusief het operationele doel;
b) de duur van de operationele activiteit die naar verwachting nodig is om de doelstellingen ervan te verwezenlijken;
(2) PB EU L 56 van 4.3.1968, blz. 1.
c) het operationele gebied;
d) een beschrijving van de taken, met inbegrip van de taken waarvoor uitvoerende bevoegdheden vereist zijn, verantwoor delijkheden, ook in verband met de eerbiediging van de grondrechten en de vereisten inzake gegevensbescherming, en speciale instructies voor de teams, onder meer over de vraag welke databanken in de ontvangende lidstaat mogen worden geraadpleegd en welke dienstwapens, munitie en uitrusting in de Republiek Moldavië mogen worden gebruikt;
e) de samenstelling van het grensbeheerteam en de inzet van ander relevant personeel/de aanwezigheid van andere leden van het statutaire personeel van het Agentschap, met inbegrip van toezichthouders voor de grondrechten;
f) voorschriften inzake bevelvoering en aansturing, waaronder de naam en rang van de grenswachters en andere relevante personeelsleden van de Republiek Moldavië met verantwoordelijkheid voor de samenwerking met de teamleden en het Agentschap, in het bijzonder de namen en rangen van de grenswachters en andere relevante personeelsleden die tijdens de inzet het bevel voeren, alsook de plaats van de teamleden in de bevelstructuur;
g) de bij de operationele activiteit in te zetten technische uitrusting, met inbegrip van specifieke vereisten zoals gebruiksvoorwaarden, benodigd personeel, vervoer en andere logistieke aspecten, en financiële voorzieningen;
h) gedetailleerde bepalingen inzake de onmiddellijke melding door het Agentschap aan de raad van bestuur en de relevante autoriteiten van de deelnemende lidstaten en van de Republiek Moldavië van elk incident dat zich voordoet bij een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit;
i) een meldings- en evaluatieregeling met ijkpunten voor het evaluatieverslag, onder meer inzake de bescherming van de grondrechten, en de uiterste datum voor het indienen van het definitieve evaluatieverslag;
j) [Opzettelijk blanco gelaten];
k) de voorwaarden voor samenwerking met andere organen en instanties van de Unie dan het Agentschap, met andere derde landen of met internationale organisaties;
l) algemene instructies over de wijze waarop de bescherming van de grondrechten tijdens de operationele activiteit moet worden gewaarborgd, met inbegrip van de bescherming van persoonsgegevens en verplichtingen die voortvloeien uit toepasselijke internationale mensenrechteninstrumenten;
m) procedures waarbij personen die internationale bescherming behoeven, slachtoffers van mensenhandel, niet-begeleide minderjarigen en andere personen in kwetsbare situaties worden verwezen naar de bevoegde nationale autoriteiten die passende bijstand kunnen verlenen;
n) procedures die een mechanisme inhouden voor de ontvangst en doorzending naar het Agentschap en de Republiek Moldavië van klachten (met inbegrip van klachten uit hoofde van artikel 8, lid 5, hieronder) tegen personen die deelnemen aan een operationele activiteit, waaronder grenswachters of andere relevante personeelsleden van de Republiek Moldavië en teamleden, over vermeende inbreuken op de grondrechten in het kader van hun deelname aan een operationele activiteit van het Agentschap;
o) logistieke regelingen, waaronder informatie over de werkomstandigheden en de omgeving van de gebieden waar de operationele activiteit moet plaatsvinden; en,
p) bepalingen betreffende een steunpunt, zoals opgezet overeenkomstig artikel 6.
4. Voor wijzigingen of aanpassingen van het operationeel plan is de instemming van het Agentschap en de Republiek Moldavië, na raadpleging van de deelnemende lidstaten.
5. Informatie-uitwisseling en operationele samenwerking ten behoeve van Eurosur vinden plaats overeenkomstig de regels voor het opstellen en delen van de specifieke situatiebeelden die in het operationele plan voor de betrokken operationele activiteit moeten worden opgenomen.
6. De in lid 3, punt i), van dit artikel bedoelde evaluatie van de operationele activiteit wordt gezamenlijk uitgevoerd door de Republiek Moldavië en het Agentschap.
7. De voorwaarden voor samenwerking met de organen en instanties van de Unie overeenkomstig lid 3, punt k), van dit artikel worden toegepast overeenkomstig hun respectieve mandaten en binnen de grenzen van de beschikbare middelen.
Artikel 5
Melding van incidenten
1. Het Agentschap en de grenspolitie beschikken elk over een mechanisme voor de melding van incidenten, zodat incidenten die zich bij een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit hebben voorgedaan, tijdig kunnen worden gemeld.
2. Het Agentschap en de Republiek Moldavië verlenen elkaar bijstand bij het verrichten van alle nodige onderzoeken naar elk via dit mechanisme gemeld incident, bijvoorbeeld bij het identificeren van getuigen en het verzamelen en overleggen van bewijsmateriaal, met inbegrip van verzoeken om voorwerpen in verband met een gemeld incident te verkrijgen en, in voorkomend geval, over te dragen. De overdracht van dergelijke voorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de teruggave ervan onder de voorwaarden zoals bepaald door de bevoegde autoriteit die deze overdraagt.
Artikel 6
Steunpunten
1. Het Agentschap kan steunpunten oprichten op het grondgebied van de Republiek Moldavië met het oog op een vlottere en betere coördinatie van de operationele activiteiten en met het oog op een doeltreffend beheer van de personele en technische middelen van het Agentschap. De locatie van het steunpunt wordt vastgesteld door het Agentschap, in overleg met de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië
2. De steunpunten worden opgericht overeenkomstig de operationele behoeften en blijven operationeel gedurende de periode die het Agentschap nodig heeft om zijn operationele activiteiten in de Republiek Moldavië uit te voeren. Mits de Republiek Moldavië daarmee instemt, kan die termijn door het Agentschap worden verlengd.
3. Elk steunpunt wordt beheerd door een vertegenwoordiger van het Agentschap die door de uitvoerend directeur wordt aangewezen als hoofd van het steunpunt en die toezicht houdt op de algemene werkzaamheden van het steunpunt.
4. De steunpunten hebben, waar van toepassing, de volgende taken:
a) operationele en logistieke steun verlenen en zorgen voor de coördinatie van de activiteiten van het Agentschap in de betrokken operationele gebieden;
b) de Republiek Moldavië operationele steun verlenen in de betrokken operationele gebieden;
c) de activiteiten van de teams monitoren en regelmatig verslag uitbrengen aan de zetel van het Agentschap;
d) met de Republiek Moldavië samenwerken bij alle kwesties die verband houden met de praktische uitvoering van de door het Agentschap in de Republiek Moldavië georganiseerde operationele activiteiten, met inbegrip van eventuele extra kwesties die zich tijdens deze activiteiten hebben voorgedaan;
e) de coördinerende functionaris ondersteunen bij zijn samenwerking met de Republiek Moldavië inzake alle kwesties die verband houden met de bijdrage van de Republiek Moldavië aan door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten en, indien nodig, contact onderhouden met de zetel van het Agentschap;
f) de coördinerende functionaris en de toezichthouder(s) voor de grondrechten die zijn aangewezen om een operationele activiteit te monitoren, ondersteunen bij het faciliteren, indien nodig, van de coördinatie en communicatie tussen de teams van het Agentschap en de relevante autoriteiten van de Republiek Moldavië, alsmede hiermee verband houdende taken;
g) logistieke steun organiseren in verband met de inzet van de teamleden en de inzet en het gebruik van technische uitrusting;
h) alle andere logistieke steun verlenen in verband met het operationele gebied waarvoor een bepaald steunpunt verantwoordelijk is, teneinde de door het Agentschap georganiseerde operationele activiteiten vlot te laten verlopen;
i) zorgen voor een doeltreffend beheer van de eigen apparatuur van het Agentschap op de door zijn activiteiten bestreken gebieden, met inbegrip van de mogelijke registratie en het onderhoud op lange termijn van die apparatuur en de nodige logistieke ondersteuning; en,
j) ondersteunen van ander personeel en/of activiteiten van het Agentschap in de Republiek Moldavië, zoals overeengekomen tussen het Agentschap en de Republiek Moldavië.
5. Het Agentschap en de Republiek Moldavië zorgen voor optimale voorwaarden voor de vervulling van de aan het steunpunt toegewezen taken.
6. De Republiek Moldavië verleent het Agentschap bijstand om de operationele capaciteit van het steunpunt te waarborgen.
Artikel 7
Coördinerend functionaris
1. Onverminderd de rol van steunpunten als beschreven in artikel 6 stelt de uitvoerend directeur uit het statutair personeel van het Agentschap een of meer deskundigen aan die als coördinerend functionaris worden ingezet bij elke operationele activiteit. De uitvoerend directeur stelt de Republiek Moldavië in kennis van een dergelijke benoeming.
2. De coördinerende functionaris heeft tot taak:
a) op te treden als contactpersoon tussen het Agentschap, de Republiek Moldavië en de teamleden, en de teams namens het Agentschap bijstand te verlenen bij alle kwesties in verband met de voorwaarden betreffende de inzet;
b) toe te zien op de correcte uitvoering van het operationeel plan, onder meer, in samenwerking met de toezichthouder(s) voor de grondrechten, met betrekking tot de bescherming van de grondrechten, en daarover aan de uitvoerend directeur verslag uit te brengen;
c) namens het Agentschap op te treden inzake alle aspecten van de inzet van de teams en aan het Agentschap verslag uit te brengen over al deze aspecten; en,
d) de samenwerking en de coördinatie tussen de Republiek Moldavië: en de deelnemende lidstaten te bevorderen.
3. In het kader van operationele activiteiten mag de uitvoerend directeur de coördinerend functionaris toestaan hulp te bieden bij het oplossen van onenigheid over de uitvoering van het operationeel plan en de inzet van de teams.
4. De Republiek Moldavië geeft de teamleden alleen instructies die in overeenstemming zijn met het operationele plan. Indien de coördinerend functionaris van oordeel is dat aan teamleden gegeven instructies niet in overeenstemming zijn met het operationele plan of de toepasselijke wettelijke verplichtingen, deelt hij dit onmiddellijk mee aan de functionarissen van de Republiek Moldavië die een coördinerende rol vervullen en aan de uitvoerend directeur. De uitvoerend directeur kan passende maatregelen nemen, waaronder de opschorting of beëindiging van de operationele activiteit, overeenkomstig artikel 18 van deze overeenkomst.
5. De Republiek Moldavië mag de teamleden toestaan namens haar op te treden.
Artikel 8
Grondrechten
1. De partijen verbinden zich ertoe bij het nakomen van hun verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst te handelen overeenkomstig alle toepasselijke rechtsinstrumenten op het gebied van de mensenrechten, met inbegrip van het Europees Verdrag voor de rechten van de mens van 1950, het Verdrag van de Verenigde Naties betreffende de status van vluchtelingen van 1951 en het bijbehorende protocol van 1967, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van rassendiscriminatie van 1965, het Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten van 1966, het Verdrag inzake de uitbanning van alle vormen van discriminatie van vrouwen van 1979, het VN-Verdrag tegen foltering van 1984, het VN-Verdrag inzake de rechten van het kind van 1989, het Verdrag van de Verenigde Naties inzake de rechten van personen met een handicap van 2006, en het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.
2. De teamleden eerbiedigen bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden ten volle de grondrechten, onder meer inzake de toegang tot asielprocedures, en de menselijke waardigheid, en zij besteden bijzondere aandacht aan kwetsbare personen. De bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden genomen maatregelen staan in verhouding tot de met die maatregelen beoogde doelstellingen. Bij het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden discrimineren zij op geen enkele grond, zoals geslacht, ras, kleur, etnische of sociale afkomst, genetische kenmerken, taal, godsdienst of overtuiging, politieke of andere denkbeelden, het behoren tot een nationale minderheid, bezittingen, geboorte, een handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid, in overeenstemming met artikel 21 van het Handvest.
Teamleden mogen bij het verrichten van hun taken en/of het uitoefenen van hun bevoegdheden alleen maatregelen nemen die inbreuk maken op de grondrechten en fundamentele vrijheden, wanneer deze maatregelen nodig zijn voor en evenredig zijn met de door die maatregelen nagestreefde doelen en de wezenlijke inhoud van die grondrechten en fundamentele vrijheden eerbiedigen overeenkomstig het toepasselijke internationaal, Unie- en nationaal recht.
Deze bepaling is van overeenkomstige toepassing op alle personeelsleden van de grenspolitie die aan een operationele activiteit deelnemen.
3. De grondrechtenfunctionaris van het Agentschap ziet erop toe dat elke operationele activiteit voldoet aan de toepasselijke normen op het gebied van de grondrechten. De grondrechtenfunctionaris of diens plaatsvervanger kan bezoeken ter plaatse brengen aan het derde land; hij verstrekt ook adviezen over de operationele plannen en informeert de uitvoerend directeur van het Agentschap over mogelijke schendingen van de grondrechten in verband met een operationele activiteit. De Republiek Moldavië ondersteunt desgevraagd de monitoringinspanningen van de grondrechtenfunctionaris.
4. De partijen komen overeen het adviesforum tijdig en daadwerkelijk toegang te verlenen tot alle informatie over de eerbiediging van de grondrechten in verband met de in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteiten, onder meer door bezoeken ter plaatse aan het operationele gebied.
5. Elke partij stelt een klachtenregeling in om beschuldigingen te behandelen van inbreuken op de grondrechten door haar personeelsleden bij de uitoefening van hun officiële taken tijdens een uit hoofde van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit.
Artikel 9
Toezichthouders voor de grondrechten
1. De grondrechtenfunctionaris van het Agentschap wijst ten minste één toezichthouder voor de grondrechten aan voor elke operationele activiteit, onder meer om de coördinerend functionaris bij te staan en te adviseren.
2. De toezichthouder voor de grondrechten houdt toezicht op de naleving van de grondrechten en verleent advies en bijstand op het gebied van de grondrechten bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van de relevante operationele activiteit. Het gaat met name om het volgende:
a) de voorbereiding van operationeel plannen volgen en daarover verslag uitbrengen aan de grondrechtenfunctionaris zodat hij zijn taken als bepaald in Verordening (EU) 2019/1896, kan uitvoeren;
b) bezoeken afleggen, ook op lange termijn, aan de plaatsen waar operationele activiteiten plaatsvinden;
c) samenwerken en overleg plegen met de coördinerend functionaris en hem advies en bijstand verlenen;
d) de coördinerend functionaris informeren en verslag uitbrengen aan de grondrechtenfunctionaris over eventuele punten van xxxx in verband met de mogelijke schending van de grondrechten in verband met de operationele activiteit; en,
e) bijdragen tot de evaluatie van de operationele activiteit als bedoeld in artikel 4, lid 3, punt i).
3. Toezichthouders voor de grondrechten hebben toegang tot alle gebieden waar de operationele activiteit plaatsvindt en tot alle documenten die van belang zijn voor de uitvoering van die activiteit.
4. Wanneer zij aanwezig zijn in het operationele gebied, dragen de toezichthouders voor de grondrechten een insigne op grond waarvan zij duidelijk als zodanig kunnen worden geïdentificeerd.
Artikel 10
Teamleden
1. De teamleden zijn bevoegd om de in het operationele plan beschreven taken uit te voeren.
2. Bij het uitvoeren van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden leven de teamleden de wet- en regelgeving van de Republiek Moldavië en het toepasselijke Unierecht en internationaal recht na.
3. De teamleden mogen uitsluitend taken verrichten en bevoegdheden uitoefenen op het grondgebied van de Republiek Moldavië, op instructie en in aanwezigheid van grensbeheerautoriteiten van de Republiek Moldavië. De Republiek Moldavië kan teamleden toestemming verlenen om specifieke taken uit te voeren en/of specifieke bevoegdheden uit te oefenen op haar grondgebied in afwezigheid van haar grensbeheerautoriteiten, mits het Agentschap of de lidstaat van herkomst, naargelang het geval, daarmee instemt.
4. Teamleden die statutair personeel van het Agentschap zijn, dragen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden het uniform van het permanente korps van de Europese grens- en kustwacht, tenzij in het operationele plan anders is bepaald.
Teamleden die geen statutair personeel van het Agentschap zijn, dragen bij de uitvoering van hun taken en de uitoefening van hun bevoegdheden hun nationale uniform, tenzij in het operationele plan anders is bepaald.
Wanneer zij in functie zijn, dragen alle teamleden op hun uniform ook zichtbaar een persoonlijk identificatiemiddel en een blauwe armband met het insigne van de Europese Unie en dat van het Agentschap.
5. De Republiek Moldavië machtigt de betrokken teamleden om tijdens een operationele activiteit taken uit te voeren die het gebruik van geweld vereisen, en om daarbij ook dienstwapens, munitie en andere uitrusting bij zich te dragen en te gebruiken, overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van het operationele plan.
— Teamleden die tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, mogen uitrusting, dienstwapens, munitie en andere dwangmiddelen bij zich dragen, mits het Agentschap daarmee instemt.
— Teamleden die niet tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, mogen uitrusting, dienstwapens, munitie en andere dwangmiddelen bij zich dragen, mits de betrokken lidstaat van herkomst daarmee instemt.
6. Bij het gebruik van geweld, met inbegrip van het bij zich dragen en gebruiken van dienstwapens, munitie en andere uitrusting, wordt het nationaal recht van de Republiek Moldavië nageleefd en zijn grensbeheerautoriteiten van de Republiek Moldavië aanwezig. De Republiek Moldavië mag teamleden toestaan geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van de Republiek Moldavië.
— Voor teamleden die tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, is voor een dergelijke toestemming om geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van de Republiek Moldavië instemming van het Agentschap vereist.
— Voor teamleden die niet tot het statutaire personeel van het Agentschap behoren, is voor een dergelijke toestemming om geweld te gebruiken bij afwezigheid van grensbeheerautoriteiten van de Republiek Moldavië instemming van de betrokken lidstaat van herkomst vereist.
Het gebruik van geweld door teamleden moet noodzakelijk en evenredig zijn en volledig in overeenstemming zijn met het toepasselijke Unierecht, het internationaal recht en het nationaal recht, met inbegrip van met name de voorschriften van bijlage V bij Verordening (EU) 2019/1896.
7. Voorafgaand aan de inzet van de teamleden deelt het Agentschap de Republiek Moldavië mee welke dienstwapens, munitie en andere uitrusting die teamleden bij zich mogen dragen krachtens lid 5 van dit artikel. De Republiek Moldavië mag echter verbieden om bepaalde dienstwapens, munitie en uitrusting bij zich te dragen, indien zijn eigen wetgeving in dezelfde verbodsbepalingen voorziet voor zijn eigen grensbeheerautoriteiten. De Republiek Moldavië deelt het Agentschap, voordat de teamleden worden ingezet, mee welke dienstwapens, munitie en uitrusting zijn toegestaan en onder welke voorwaarden zij mogen worden gebruikt. Het Agentschap stelt deze informatie ter beschikking van de lidstaten.
Op verzoek van het Agentschap treft de Republiek Moldavië de nodige regelingen voor de afgifte van de nodige wapenvergunningen en documenten met toestemming voor de invoer, de uitvoer, het vervoer en de opslag van wapens, munitie en andere uitrusting waarover de teamleden beschikken.
8. Dienstwapens, munitie en uitrusting mogen worden gebruikt in geval van wettige zelfverdediging en wettige verdediging van teamleden of andere personen, met inachtneming van het nationaal recht van de Republiek Moldavië en conform de relevante beginselen van het internationaal recht en het Unierecht.
9. De Republiek Moldavië mag teamleden toestaan zijn nationale databanken te raadplegen indien dat noodzakelijk is voor het vervullen van de in het operationele plan vermelde operationele doelstellingen. De Republiek Moldavië zorgt ervoor dat het op doeltreffende en doelmatige wijze toegang verstrekt tot deze databanken.
Voordat de teamleden worden ingezet, deelt de Republiek Moldavië het Agentschap mee welke nationale databanken mogen worden geraadpleegd.
De teamleden raadplegen uitsluitend de gegevens die zij nodig hebben voor het verrichten van hun taken en het uitoefenen van hun bevoegdheden. De raadpleging vindt plaats met inachtneming van het nationale gegevensbeschermingsrecht van de Republiek Moldavië en deze overeenkomst.
10. Voor de uitvoering van operationele activiteiten zet de Republiek Moldavië functionarissen van de grenspolitie in die in het Engels kunnen en willen communiceren om namens de Republiek Moldavië een coördinerende rol te vervullen.
Artikel 11
Voorrechten en immuniteiten betreffende de eigendommen, de middelen, het materieel en de operaties van het Agentschap
1. Alle gebouwen en terreinen van het Agentschap in de Republiek Moldavië zijn onschendbaar. Zij zijn vrijgesteld van huiszoeking, vordering, verbeurdverklaring of onteigening.
2. De eigendommen en het materieel, waaronder vervoermiddelen, berichtenverkeer, archieven, correspondentie, documenten, identiteitsdocumenten en financiële activa zijn onschendbaar.
3. Het materieel van het Agentschap omvat materieel dat eigendom of mede-eigendom is van dan wel gecharterd of geleased is door een lidstaat en aan het Agentschap is aangeboden. Bij het aan boord gaan van vertegenwoordiger(s) van de bevoegde nationale autoriteiten wordt dat materieel behandeld als materieel voor overheidsactiviteiten dat daartoe is goedgekeurd.
4. Ten aanzien van het Agentschap mogen geen executoriale maatregelen worden genomen. Ten aanzien van de eigendommen en het materieel van het Agentschap mogen geen administratieve of wettelijke dwangmaatregelen worden genomen. De eigendommen van het Agentschap mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel.
5. De Republiek Moldavië staat de binnenkomst en het vertrek toe van goederen en uitrusting die door het Agentschap voor operationele doeleinden in de Republiek Moldavië worden ingezet.
6. Het Agentschap is vrijgesteld van alle douanerechten en in- en uitvoerverboden en -beperkingen met betrekking tot goederen bestemd voor officieel gebruik.
Artikel 12
Voorrechten en immuniteiten van de teamleden
1. Teamleden zijn gevrijwaard van enigerlei vorm van aanhouding of detentie in de Republiek Moldavië of door autoriteiten van de Republiek Moldavië.
2. Teamleden zijn gevrijwaard van enigerlei vorm van onderzoek of gerechtelijke procedures in de Republiek Moldavië of door autoriteiten van de Republiek Moldavië, behalve in de omstandigheden bedoeld in de leden 3 en 4 van dit artikel.
3. De teamleden genieten onder alle omstandigheden immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de Republiek Moldavië.
De immuniteit van teamleden die lid zijn van het statutair personeel van het Agentschap ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de Republiek Moldavië kan worden opgeheven door de uitvoerend directeur van het Agentschap.
De immuniteit van teamleden die geen lid zijn van het statutair personeel van het Agentschap ten aanzien van de rechtsmacht in strafzaken van de Republiek Moldavië kan worden opgeheven door de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst van het betrokken teamlid.
Een dergelijke opheffing van de immuniteit moet uitdrukkelijk en schriftelijk geschieden.
4. De teamleden genieten immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht van de Republiek Moldavië in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken ten aanzien van alle handelingen die zij verrichten in het kader van de uitoefening van hun officiële functies.
Indien tegen een teamlid een civielrechtelijke of administratieve procedure wordt ingeleid voor een rechtbank van de Republiek Moldavië, stellen de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië de uitvoerend directeur van het Agentschap daarvan onmiddellijk in kennis.
Voordat een dergelijke procedure voor een rechtbank wordt ingeleid, deelt de uitvoerend directeur van het Agentschap de rechter mee of de betrokken handeling door teamleden is verricht in het kader van de uitoefening van hun officiële functies. Indien de handeling werd verricht in het kader van de uitoefening van officiële functies, wordt de procedure niet ingeleid. Indien dit niet het geval is, kan de procedure worden voortgezet. De certificering door de uitvoerend directeur van het Agentschap is bindend voor de rechterlijke instantie van de Republiek Moldavië, dat de verklaring niet kan aanvechten.
Indien teamleden een procedure inleiden, kunnen zij zich niet beroepen op immuniteit ten aanzien van de rechtsmacht wanneer er een tegenvordering wordt ingesteld die direct verband houdt met de hoofdvordering.
5. De gebouwen, woningen, vervoer- en communicatiemiddelen, en bezittingen, met inbegrip van correspondentie, documenten, identiteitspapieren en bezittingen van teamleden, zijn onschendbaar, behalve in het geval van executoriale maatregelen zoals toegestaan op grond van lid 9 van dit artikel.
6. De Republiek Moldavië is aansprakelijk voor de schade die teamleden bij de uitoefening van hun officiële functies toebrengen aan derden.
7. In geval van schade die door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag of niet in het kader van de uitoefening van officiële functies is veroorzaakt door een teamlid dat lid is van het statutaire personeel van het Agentschap, kan de Republiek Moldavië via de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken dat het Agentschap een vergoeding betaalt.
In geval van schade die door grove nalatigheid of opzettelijk wangedrag of niet in het kader van de uitoefening van officiële functies is veroorzaakt door een teamlid dat geen statutair personeelslid van het Agentschap is, kan de Republiek Moldavië via de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken dat de betrokken lidstaat van herkomst een vergoeding betaalt.
8. Teamleden zijn niet verplicht als getuige op te treden in een gerechtelijke procedure in de Republiek Moldavië.
9. Tegen teamleden mogen geen executoriale maatregelen worden genomen, behalve indien een burgerlijke procedure wordt ingeleid die geen verband houdt met hun officiële functies. De bezittingen van teamleden ten aanzien waarvan de uitvoerend directeur van het Agentschap heeft verklaard dat zij nodig zijn voor de uitoefening van hun officiële functies, mogen niet in beslag worden genomen ter uitvoering van een vonnis, beslissing of bevel. In burgerlijke procedures mogen de teamleden geen beperkingen van de persoonlijke vrijheid, noch andere dwangmaatregelen worden opgelegd.
10. De teamleden zijn ten aanzien van diensten die voor het Agentschap zijn verleend, vrijgesteld van eventueel in de Republiek Moldavië geldende voorschriften op het terrein van de sociale zekerheid.
11. Het salaris en de emolumenten die door het Agentschap en/of de lidstaat van herkomst aan de teamleden worden betaald, alsmede alle inkomsten die teamleden van buiten de Republiek Moldavië ontvangen, worden in geen enkele vorm belast in de Republiek Moldavië.
12. De Republiek Moldavië laat de binnenkomst toe van goederen voor persoonlijk gebruik van teamleden en verleent vrijstelling van alle douanerechten, belastingen en daarmee verband houdende heffingen, met uitzondering van heffingen voor opslag, vervoer en soortgelijke diensten, ten aanzien van dergelijke goederen. De Republiek Moldavië laat tevens de uitvoer van dergelijke goederen toe.
13. De persoonlijke bagage van teamleden wordt vrijgesteld van inspectie, tenzij er ernstige redenen zijn om te veronderstellen dat de bagage goederen bevat die niet bedoeld zijn voor persoonlijk gebruik door teamleden, of goederen waarvan de in- of uitvoer verboden is door de wetgeving van of onderworpen is aan quarantainebepalingen van de Republiek Moldavië. De inspectie van dergelijke persoonlijke bagage mag slechts plaatsvinden in aanwezigheid van de betrokken teamleden of een gemachtigde vertegenwoordiger van het Agentschap.
14. Het Agentschap en de Republiek Moldavië wijzen contactpunten aan die te allen tijde beschikbaar zijn en verantwoordelijk zijn voor de uitwisseling van informatie en de onmiddellijke maatregelen die moeten worden genomen ingeval een door een teamlid verrichte handeling mogelijk in strijd is met het strafrecht, alsook voor de uitwisseling van informatie en de operationele activiteiten in verband met civiele en administratieve procedures tegen een teamlid.
Totdat de bevoegde autoriteiten van de lidstaat van herkomst actie hebben ondernomen, verlenen het Agentschap en de Republiek Moldavië elkaar bijstand bij het verrichten van alle nodige onderzoeken naar vermeende strafbare feiten ten aanzien waarvan het Agentschap en/of de Republiek Moldavië een belang hebben, bij de identificatie van getuigen en bij het verzamelen en overleggen van bewijsmateriaal, met inbegrip van het verzoek om voorwerpen in verband met een vermeend strafbaar feit te verkrijgen en, in voorkomend geval, over te dragen. De overdracht van dergelijke voorwerpen kan afhankelijk worden gesteld van de teruggave ervan onder de voorwaarden zoals bepaald door de bevoegde autoriteit die deze overdraagt.
Artikel 13
Gewonde of overleden teamleden
1. Onverminderd artikel 12 mag de uitvoerend directeur zich belasten met de repatriëring van gewonde of overleden teamleden en hun persoonlijke bezittingen, en hiervoor passende regelingen treffen.
2. Op een overleden teamlid wordt alleen met de uitdrukkelijke toestemming van de betrokken lidstaat van herkomst en in aanwezigheid van een vertegenwoordiger van het Agentschap en/of de betrokken lidstaat van herkomst een autopsie verricht.
3. De Republiek Moldavië en het Agentschap werken zoveel mogelijk samen met het oog op de spoedige repatriëring van gewonde of overleden teamleden.
Artikel 14
Accreditatiedocument
1. Het Agentschap geeft een in het Roemeens en in het Engels gesteld document af aan elk teamlid, aan de hand waarvan zij zich kunnen identificeren tegenover de nationale autoriteiten van de Republiek Moldavië en waaruit blijkt dat de houder het recht heeft de in artikel 10 van deze overeenkomst en in het operationele plan (het “accreditatiedocument”) bedoelde taken te verrichten en bevoegdheden uit te oefenen.
2. Het accreditatiedocument bevat de volgende gegevens van elk teamlid: naam en nationaliteit; rang of functie; een recente gedigitaliseerde foto en een beschrijving van de taken die tijdens de inzet mogen worden uitgevoerd.
3. Om zich tegenover de nationale autoriteiten van de Republiek Moldavië te kunnen identificeren, zijn teamleden verplicht het accreditatiedocument te allen tijde bij zich te hebben.
4. De Republiek Moldavië erkent het accreditatiedocument, in combinatie met een geldig reisdocument, als een document op basis waarvan het betrokken teamlid tot de dag waarop het verstrijkt, inreis en verblijf in de Republiek Moldavië wordt toegestaan zonder dat een visum, voorafgaande toestemming of enig ander document vereist is.
5. Na afloop van de inzet wordt het accreditatiedocument aan het Agentschap terugbezorgd. De bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië worden daarvan in kennis gesteld.
Artikel 15
Toepassing op niet als teamlid ingezette personeelsleden van het Agentschap
De artikelen 12, 13 en 14 zijn van overeenkomstige toepassing op alle personeelsleden van het Agentschap die worden ingezet in de Republiek Moldavië en die geen teamlid zijn, met inbegrip van toezichthouders voor de grondrechten en het statutaire personeel van het Agentschap dat wordt ingezet bij steunpunten.
Artikel 16
Bescherming van persoonsgegevens
1. Persoonsgegevens worden alleen verstrekt indien dit nodig is voor de uitvoering van deze overeenkomst door de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië of het Agentschap. De verwerking van persoonsgegevens door een autoriteit in een bepaald geval, met inbegrip van de doorgifte van die persoonsgegevens aan de andere partij, is onderworpen aan de gegevensbeschermingsregels die op die autoriteit van toepassing zijn. De partij zorgt voor de volgende minimumwaarborgen als voorwaarde voor elke doorgifte van gegevens:
a) persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een wijze die ten aanzien van de betrokkene rechtmatig, behoorlijk en transparant is;
b) persoonsgegevens moeten worden verzameld voor het welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doel van de uitvoering van deze overeenkomst en mogen door de meedelende of ontvangende autoriteit niet verder worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met dat doel;
c) persoonsgegevens moeten toereikend zijn, ter zake dienend zijn en beperkt zijn tot wat noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij worden verzameld en/of verder verwerkt; met name mogen persoonsgegevens die overeenkomstig het op de meedelende autoriteit toepasselijke recht worden meegedeeld, uitsluitend betrekking hebben op:
— voornaam,
— achternaam,
— geboortedatum;
— nationaliteit,
— rang,
— pagina van het reisdocument met persoonsgegevens,
— accreditatiedocument,
— foto identiteitsbewijs/paspoort/accreditatiedocument,
— e-mailadres,
— mobiel telefoonnummer,
— bijzonderheden over wapen,
— duur van de inzet,
— locatie van de inzet,
— identificatienummer van (lucht)vaartuig,
— aankomstdatum,
— luchthaven van aankomst/grensdoorlaatpost,
— nummer van de aankomstvlucht,
— vertrekdatum,
— luchthaven van vertrek/grensdoorlaatpost,
— nummer van vertrekvlucht,
— lidstaat/derde land,
— inzettende autoriteit,
— taken/operationeel profiel,
— vervoermiddelen, en/of
— route of reisweg,
van teamleden, personeel van het Agentschap, relevante waarnemers of deelnemers aan programma’s voor de uitwisseling van personeel;
d) persoonsgegevens moeten juist zijn en moeten zo nodig worden geactualiseerd;
e) persoonsgegevens moeten worden bewaard in een vorm die het mogelijk maakt de betrokkenen niet langer te identificeren dan voor het doel waarvoor de gegevens zijn verzameld of waarvoor zij verder worden verwerkt noodzakelijk is;
f) persoonsgegevens moeten worden verwerkt op een dusdanige manier dat een passende beveiliging ervan gewaarborgd is, rekening houdend met de specifieke risico’s van verwerking, en zij moeten onder meer beschermd zijn tegen ongeoorloofde of onrechtmatige verwerking en tegen onopzettelijk verlies, vernietiging of beschadiging, door middel van passende technische of organisatorische maatregelen (“inbreuk in verband met persoonsgegevens”); de ontvangende partij neemt passende maatregelen om een inbreuk in verband met persoonsgegevens aan te pakken en stelt de meedelende partij onverwijld en binnen 72 uur in kennis van een dergelijke inbreuk;
g) zowel de meedelende autoriteit als de ontvangende autoriteit neemt alle redelijke maatregelen om ervoor te zorgen dat persoonsgegevens onmiddellijk worden gerectificeerd of gewist, naargelang van het geval, wanneer de verwerking niet in overeenstemming is met de bepalingen van dit artikel, met name omdat deze gegevens niet toereikend, ter zake dienend of juist zijn, of omdat zij niet in verhouding staan tot het doel van de verwerking. Dit behelst tevens de kennisgeving van elke correctie of wissing aan de andere partij;
h) op verzoek stelt de ontvangende autoriteit de verstrekkende autoriteit in kennis van het gebruik van de meegedeelde gegevens;
i) persoonsgegevens mogen uitsluitend aan de volgende bevoegde autoriteiten worden verstrekt:
— het Agentschap,
— de grenspolitie,
— het ministerie van Binnenlandse Zaken van de Republiek Moldavië,
— het ministerie van Buitenlandse Zaken van de Republiek Moldavië.
Voor de doorgifte aan andere instanties is de voorafgaande toestemming van de meedelende autoriteit vereist;
j) de meedelende en de ontvangende autoriteit zijn verplicht de verstrekking en de ontvangst van persoonsgegevens schriftelijk te registreren;
k) er wordt onafhankelijk toezicht uitgeoefend op de naleving van de regels inzake gegevensbescherming en in het kader daarvan kunnen ook de betreffende registers worden gecontroleerd; betrokkenen hebben het recht klachten in te dienen bij de toezichthoudende instantie en onverwijld een antwoord te ontvangen;
l) betrokkenen hebben het recht informatie te ontvangen over de verwerking van hun persoonsgegevens, alsook recht op toegang tot die gegevens en op rectificatie of wissing van onjuiste of onrechtmatig verwerkte gegevens, met inachtneming van noodzakelijke en evenredige beperkingen om gewichtige redenen van algemeen belang; en,
m) betrokkenen hebben recht op een doeltreffend administratief beroep en beroep in rechte in geval van schending van bovengenoemde waarborgen.
2. Elke partij verricht periodieke evaluaties van het beleid en de procedures waarmee zij uitvoering geeft aan deze bepaling. Op verzoek van de andere partij beoordeelt de aangezochte partij haar beleid en procedures op het gebied van de verwerking van persoonsgegevens om zich ervan te vergewissen en te bevestigen dat de waarborgen in deze bepaling doeltreffend worden toegepast. De resultaten van de beoordeling worden binnen een redelijke termijn meegedeeld aan de partij die om de beoordeling heeft verzocht.
3. De gegevensbeschermingswaarborgen uit hoofde van deze overeenkomst staan onder toezicht van de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming en het nationaal centrum voor de bescherming van persoonsgegevens van de Republiek Moldavië.
4. De partijen verlenen medewerking aan de Europese Toezichthouder voor gegevensbescherming, als toezichthoudende autoriteit van het Agentschap.
5. De partijen stellen na elke operationele activiteit een gemeenschappelijk verslag op over de toepassing van dit artikel. Dat verslag wordt toegezonden aan de grondrechtenfunctionaris en de functionaris voor gegevensbescherming van het Agentschap, alsmede aan het nationaal centrum voor de bescherming van persoonsgegevens van de Republiek Moldavië.
Artikel 17
Uitwisseling van gerubriceerde en gevoelige niet-gerubriceerde informatie
1. Het in het kader van deze overeenkomst uitwisselen, delen of verspreiden van gerubriceerde informatie valt onder een afzonderlijke administratieve regeling tussen het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië, die vooraf door de Europese Commissie moet worden goedgekeurd.
2. Bij elke uitwisseling van gevoelige niet-gerubriceerde informatie in het kader van deze overeenkomst:
a) gaat het Agentschap te werk overeenkomstig artikel 9, lid 5, van Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie (3);
b) biedt de ontvangende partij een niveau van bescherming dat wat betreft vertrouwelijkheid, integriteit en beschikbaarheid gelijkwaardig is aan het beschermingsniveau dat wordt geboden door de maatregelen die de meedelende partij in verband met die informatie toepast; en,
c) wordt gebruikgemaakt van een systeem voor informatie-uitwisseling dat voldoet aan de criteria van beschikbaarheid, vertrouwelijkheid en integriteit voor gevoelige niet-gerubriceerde informatie, zoals het in artikel 14 van de verordening bedoelde communicatienetwerk.
3. De partijen eerbiedigen de intellectuele-eigendomsrechten met betrekking tot alle gegevens die in het kader van deze overeenkomst worden verwerkt.
Artikel 18
Besluit om een operationele activiteit op te schorten of te beëindigen en/of de financiering in te trekken
1. Indien niet langer wordt voldaan aan de voorwaarden voor het verrichten van een operationele activiteit, beëindigt de uitvoerend directeur van het Agentschap die operationele activiteit na de Republiek Moldavië daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld.
2. Indien de Republiek Moldavië de bepalingen van deze overeenkomst of van het operationele plan niet heeft nageleefd, kan de uitvoerend directeur van het Agentschap de financiering van de betrokken operationele activiteit intrekken en/of de operationele activiteit opschorten of beëindigen, na de Republiek Moldavië, daarvan schriftelijk in kennis te hebben gesteld.
3. Indien de veiligheid van deelnemers aan een in de Republiek Moldavië uitgevoerde operationele activiteit niet kan worden gewaarborgd, kan de uitvoerend directeur van het Agentschap de desbetreffende operationele activiteit of aspecten daarvan opschorten of beëindigen.
(3) Besluit (EU, Euratom) 2015/443 van de Commissie van 13 maart 2015 betreffende veiligheid binnen de Commissie (PB EU L 72 van 17.3.2015, blz. 41).
4. Indien de uitvoerend directeur van het Agentschap van oordeel is dat er in verband met een in het kader van deze overeenkomst uitgevoerde operationele activiteit ernstige of waarschijnlijk aanhoudende schendingen van de grondrechten of internationale beschermingsverplichtingen hebben plaatsgevonden of waarschijnlijk zullen plaatsvinden, trekt hij de financiering van de desbetreffende operationele activiteit in en/of schort hij de operationele activiteit op of beëindigt hij deze, na de Republiek Moldavië daarvan in kennis te hebben gesteld.
5. De Republiek Moldavië kan de uitvoerend directeur van het Agentschap verzoeken een operationele activiteit op te schorten of te beëindigen indien een teamlid de bepalingen van deze overeenkomst of van het operationele plan niet naleeft. Een dergelijk verzoek wordt schriftelijk gedaan en met opgaaf van de redenen voor het verzoek.
6. Een schorsing, beëindiging of intrekking van financiering uit hoofde van dit artikel treedt in werking op de datum van kennisgeving aan de Republiek Moldavië. Een dergelijke stap doet geen afbreuk aan de rechten of verplichtingen die voortvloeien uit de toepassing die voorafgaand aan de opschorting, beëindiging of intrekking van de financiering is gegeven aan deze overeenkomst of het operationele plan.
Artikel 19
Fraudebestrijding
1. Wanneer het kennis krijgt van geloofwaardige beschuldigingen van fraude, corruptie of andere illegale activiteiten die de belangen van de Europese Unie kunnen schaden, stelt de Republiek Moldavië het Agentschap, het Europees Openbaar Ministerie en/of het Europees Bureau voor fraudebestrijding daarvan onverwijld in kennis.
2. Wanneer dergelijke beschuldigingen betrekking hebben op middelen van de Europese Unie die in het kader van deze overeenkomst zijn uitbetaald, verleent de Republiek Moldavië alle nodige bijstand aan het Europees Bureau voor fraudebestrijding en/of het Europees Openbaar Ministerie met betrekking tot onderzoeksactiviteiten op haar grondgebied, onder meer door interviews en controles en inspecties ter plaatse te vergemakkelijken (met inbegrip van toegang tot informatiesystemen en databanken in de Republiek Moldavië), en door de toegang te vergemakkelijken tot alle relevante informatie over het technisch en financieel beheer van aangelegenheden waarbij sprake is van volledige of gedeeltelijke financiering door de Europese Unie.
Artikel 20
Uitvoering van deze overeenkomst
1. Voor de Republiek Moldavië, wordt deze overeenkomst uitgevoerd door de grenspolitie.
2. Voor de Europese Unie wordt deze overeenkomst uitgevoerd door het Agentschap.
Artikel 21
Geschillenbeslechting
1. Alle geschillen in verband met de toepassing van deze overeenkomst worden gezamenlijk onderzocht door vertegenwoordigers van het Agentschap en de bevoegde autoriteiten van de Republiek Moldavië.
2. Bij gebreke van een regeling worden geschillen met betrekking tot de interpretatie of de toepassing van deze overeenkomst uitsluitend door middel van onderhandelingen tussen de partijen beslecht.
Artikel 22
Inwerkingtreding, voorlopige toepassing, wijziging, looptijd, opschorting en beëindiging van de overeenkomst
1. Deze overeenkomst wordt door de partijen geratificeerd, aanvaard of goedgekeurd volgens hun eigen interne wettelijke procedures. De partijen stellen elkaar in kennis van de voltooiing van de daartoe vereiste procedures.
2. Deze overeenkomst treedt in werking op de eerste dag van de tweede maand volgende op de datum waarop de partijen elkaar in kennis hebben gesteld van de voltooiing van de interne wettelijke procedures bedoeld in lid 1 van dit artikel.
In afwachting van de voltooiing van de procedures die nodig zijn voor de inwerkingtreding van de overeenkomst, wordt deze voorlopig toegepast, vanaf de datum van ondertekening.
3. Deze overeenkomst kan enkel met wederzijdse instemming van de partijen schriftelijk worden gewijzigd.
4. Deze overeenkomst wordt voor onbeperkte tijd gesloten. De overeenkomst kan door schriftelijke overeenstemming tussen de partijen of eenzijdig door een van de partijen worden beëindigd of opgeschort.
In geval van eenzijdige beëindiging of opschorting stelt de partij die de overeenkomst wenst te beëindigen of op te schorten de andere partij daarvan schriftelijk in kennis. Een eenzijdige beëindiging of opschorting van deze overeenkomst wordt van kracht op de eerste dag van de tweede maand volgende op de maand waarin daarvan kennisgeving is gedaan.
5. Kennisgevingen als bedoeld in dit artikel worden, wat de Europese Unie betreft, gedaan aan de secretaris-generaal van de Raad van de Europese Unie en, wat de Republiek Moldavië betreft, aan het ministerie van Buitenlandse Zaken en Europese Integratie.
Gedaan in het Bulgaars, Deens, Duits, Engels, Ests, Fins, Frans, Grieks, Hongaars, Iers, Italiaans, Kroatisch, Lets, Litouws, Maltees, Nederlands, Pools, Portugees, Roemeens, Sloveens, Slowaaks, Spaans, Tsjechisch en Zweeds, waarbij alle teksten gelijkelijk authentiek zijn.
TEN BLIJKE WAARVAN de ondergetekende gevolmachtigden, daartoe naar behoren gemachtigd, deze overeenkomst hebben ondertekend.
Съставено в Брюксел на седемнадесети март две хиляди двадесет и втора година. Hecho en Bruselas, el diecisiete de marzo de dos mil veintidós.
V Bruselu dne sedmnáctého března dva tisíce dvacet dva. Udfærdiget i Bruxelles den syttende marts to tusind og toogtyve.
Geschehen zu Brüssel am siebzehnten März zweitausendzweiundzwanzig.
Kahe tuhande kahekümne teise aasta märtsikuu seitsmeteistkümnendal päeval Brüsselis. Έγινε στις Βρυξέλλες, στις δέκα εφτά Μαρτίου δύο χιλιάδες είκοσι δύο.
Done at Brussels on the seventeenth day of March in the year two thousand and twenty two. Fait à Bruxelles, le dix-sept mars deux mille vingt-deux.
Arna dhéanamh sa Bhruiséil, an seachtú lá déag de Mhárta sa bhliain dhá mhíle fiche agus a dó. Sastavljeno u Bruxellesu sedamnaestog ožujka godine dvije tisuće dvadeset druge.
Fatto a Bruxelles, addì diciassette marzo duemilaventidue. Briselē, divi tūkstoši divdesmit otrā gada septiņpadsmitajā martā.
Priimta du tūkstančiai dvidešimt antrų metų kovo septynioliktą dieną Briuselyje. Xxxx Xxxxxxxxxxx, a kétezer-huszonkettedik év március havának tizenhetedik napján. Magħmul fi Brussell, fis-sbatax-il jum ta’ Marzu fis-sena elfejn u tnejn u għoxrin.
Gedaan te Brussel, zeventien maart tweeduizend tweeëntwintig.
Sporządzono w Brukseli dnia siedemnastego marca roku dwa tysiące dwudziestego drugiego. Feito em Bruxelas, em dezassete de março de dois mil e vinte e dois.
Întocmit la Bruxelles la șaptesprezece martie două mii douăzeci și doi. V Bruseli sedemnásteho marca dvetisícdvadsaťdva.
V Bruslju, sedemnajstega marca dva tisoč dvaindvajset.
Tehty Brysselissä seitsemäntenätoista päivänä maaliskuuta vuonna kaksituhattakaksikymmentäkaksi. Som skedde i Bryssel den sjuttonde mars år tjugohundratjugotvå.