Pensioenreglement van de
Pensioenreglement van de
Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche
Inhoud
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN 4
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING 8
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen 8
2.2.2 Informatie aan de deelnemer 8
2.2.3 Informatie aan de gewezen deelnemer 9
2.2.4 Informatie aan de gewezen partner 9
2.2.5 Informatie aan de pensioengerechtigde 9
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat 9
2.2.8 Informatieplicht van (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde 10
Pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers 14
Compenseren gemiste toeslag of korting 15
Verschuiving van de pensioendatum 15
Uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd 16
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen 16
Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden 16
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid 17
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES 18
Onbetaald verlof en levensloop 18
Tussentijdse beëindiging van de deelneming 18
Voortzetting van de deelneming 19
Waardeoverdracht klein pensioen 20
Afkoop van kleine pensioenen 20
Vervallen heel klein pensioen 20
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen 21
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen 21
Financiering van de pensioenregeling 22
Niet aan het fonds afgedragen premie 22
Uitkering van de pensioenen 23
Vervreemden en afkopen van pensioenaanspraken en xxxxxxxxxxxxxxx 00
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 25
10.4.1 Verlening vrijstelling wegens gemoedsbezwaren 25
10.4.3 Storting op spaarrekening 26
10.4.5 Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer 26
10.4.6 Intrekking vrijstelling 27
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen 27
Bijlage 1 – Overgangsregeling – vervallen- 28
Bijlage 2 - Grensbedragen en premiepercentages 28
Bijlage 3 – Flexibiliserings- en afkoopfactoren 30
1 DEFINITIES EN TOELICHTINGEN
Naast de definities van artikel 2 van de statuten, die ook gelden voor dit pensioenreglement, wordt verstaan onder:
1.1 Anw
De Algemene nabestaandenwet.
1.2 AOW
De Algemene Ouderdomswet.
1.3 Arbeidsongeschiktheid
Arbeidsongeschiktheid in de zin van de WAO of de WIA.
1.4 Beleidsdekkingsgraad
De gemiddelde dekkingsgraad van de 12 maanden voorafgaand aan het moment van vaststellen.
1.5 Bestuur
Het bestuur van het pensioenfonds.
1.6 CAO
De collectieve arbeidsovereenkomst die van toepassing is voor de Banden- en Wielenbranche.
1.7 Deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer die op grond van dit reglement pensioenaanspraken bij het pensioenfonds verwerft.
1.8 Generatiepact
Een afspraak in de CAO van de Banden- en Wielenbranche, die vanaf april 2018 alle werknemers, van 60 jaar of ouder met een dienstverband van ten minste 3 jaar of die in totaal 3 jaar werkzaam zijn in de Banden- en Wielenbranche, de kans biedt om vrijwillig minder te werken met handhaving van 100% pensioenopbouw.
1.9 Gepensioneerde
De persoon die de pensioendatum heeft bereikt.
1.10 Gewezen deelnemer
De persoon van wie de deelneming in het pensioenfonds is beëindigd, anders dan door het bereiken van de pensioendatum of door overlijden.
1.11 Gewezen partner
De persoon die voor de Scheiding als Partner werd aangemerkt.
1.12 Gezamenlijke huishouding Hiervan is sprake als:
- tussen de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde en een ander persoon, die geen bloed- of aanverwant in de rechte lijn is, een notarieel verleden samenlevingsovereenkomst is gesloten, waaruit blijkt dat zij ten minste een half jaar een gezamenlijke huishouding voeren en op hetzelfde adres in de basisregistratie personen staan ingeschreven; én
- deze andere persoon in de samenlevingsovereenkomst als begunstigde van het partnerpensioen is aangewezen onder xxxxxxxxxx van eerdere begunstiging; én
- deze andere persoon en de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde onafgebroken zijn ingeschreven in de basisregistratie personen op hetzelfde adres.
Als aanvangsdatum van de gezamenlijke huishouding geldt de datum die als zodanig in de notariële akte is vermeld.
1.13 Kind
- het kind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dat tot deze (gewezen) deelnemer of, vanaf een tijdstip voor de pensioendatum, gepensioneerde in familierechtelijke betrekking staat;
- het stief- en pleegkind van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Onder stiefkind wordt verstaan het kind van de partner dat geen gezamenlijk Kind is en door de (gewezen) deelnemer of, vanaf een tijdstip voor de pensioendatum, gepensioneerde als eigen kind wordt onderhouden.
Onder pleegkind wordt verstaan het kind, dat door de (gewezen) deelnemer of, vanaf een tijdstip voor de pensioendatum, gepensioneerde als eigen kind wordt onderhouden.
1.14 Nabestaande
De (gewezen) partner die of het kind dat na overlijden van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde recht heeft op een (bijzonder) partnerpensioen respectievelijk op een wezenpensioen.
1.15 Partner
- de echtgeno(o)t(e) van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
- de ongehuwde persoon die een wettig geregistreerd partnerschap heeft gesloten met de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde;
- de ongehuwde, niet wettelijk als partner geregistreerde persoon, niet zijnde een bloed- of aanverwant in de rechte lijn, met wie de ongehuwde, niet wettelijk als partner geregistreerde, (gewezen) deelnemer of gepensioneerde een gezamenlijke huishouding voert en die als partner bij het pensioenfonds is aangemeld en als zodanig is aanvaard;
met wie de deelnemer voor de pensioendatum is gehuwd, een geregistreerd partnerschap heeft of een gezamenlijke huishouding voert.
1.16 Pensioen
Ouderdoms-, (bijzonder) partner- of wezenpensioen in de zin van dit reglement.
1.17 Pensioenaanspraak
Het recht op een nog niet ingegaan pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.18 Pensioendatum
De dag waarop het ouderdomspensioen daadwerkelijk ingaat. Indien de gepensioneerde niet kiest voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen, is de pensioendatum gelijk aan de pensioenrichtdatum. Indien de gepensioneerde heeft gekozen voor vervroeging of uitstel van de ingang van het pensioen, is de pensioendatum de dag waarop het vervroegde of uitgestelde pensioen ingaat.
1.19 Pensioenfonds
De Stichting Bedrijfstakpensioenfonds voor de Banden- en Wielenbranche.
1.20 Pensioengerechtigde
De persoon voor wie op grond van dit reglement het pensioen is ingegaan.
1.21 Pensioenrecht
Het recht op een ingegaan pensioen, uitgezonderd toekomstige voorwaardelijke toeslagverlening.
1.22 Pensioenrichtdatum
De eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer 68 jaar wordt.
1.23 Scheiding
Hieronder wordt verstaan:
- beëindiging van het huwelijk door echtscheiding;
- ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
- beëindiging van het wettig geregistreerd partnerschap;
- beëindiging van de gezamenlijke huishouding.
1.24 Scheidingsdatum
Bij huwelijk en wettig geregistreerd partnerschap: de inschrijvingsdatum van de scheiding in de registers van de burgerlijke stand. Bij een gezamenlijke huishouding van ongehuwd samenwonenden: de datum waarop de gezamenlijke huishouding is beëindigd.
1.25 Statuten
De statuten van het pensioenfonds.
1.26 Uitvoeringsovereenkomst
De overeenkomst tussen de vrijwillig aangesloten werkgever en het pensioenfonds over de uitvoering van de pensioenregeling.
1.27 Uitvoeringsreglement
De door het pensioenfonds opgestelde regeling over de uitvoering van de pensioenregeling met betrekking tot de verplicht aangesloten werkgevers.
1.28 UWV
Het uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
1.29 WAO
De Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering.
1.30 Werkgever
De bij het pensioenfonds aangesloten onderneming waarmee de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft.
1.31 Werknemer
Degene die een arbeidsovereenkomst heeft met een werkgever, met uitzondering van een directeur die tevens houder is van aandelen, welke tenminste een tiende gedeelte van het geplaatste kapitaal van de vennootschap vertegenwoordigen.
1.32 Wet Bpf 2000
De Wet verplichte deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds 2000.
1.33 WIA
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
1.34 WVPS
De Wet verevening pensioenrechten bij scheiding.
1.35 WW
De Werkloosheidswet.
1.36 ZW
De Ziektewet.
2 PENSIOENREGELING EN UITVOERING
Deelnemerschap
a. De deelneming vangt aan op de eerste dag van de maand waarin de werknemer de 21-jarige leeftijd bereikt, of op de latere datum van indiensttreding.
b. Tenzij uitdrukkelijk anders is vermeld, wordt in dit pensioenreglement onder deelneming, respectievelijk deelneming in het pensioenfonds, verstaan de deelneming voor zover deze is gelegen op of na 1 januari 2020.
c. De deelneming eindigt:
a. bij overlijden van de deelnemer;
b. bij het bereiken van de pensioenrichtdatum, dan wel de daarvoor gelegen pensioendatum;
c. bij uitdiensttreding voor de pensioenrichtdatum; en
d. bij rechtsgeldige beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst, tenzij de deelnemer arbeidsongeschikt is.
d. Voor de deelnemer die geen werkzaamheden meer verricht wordt de deelneming in bepaalde situaties voortgezet. Deze situaties zijn:
e. Vrijwillige voortzetting van de deelneming (artikel 8.3);
f. Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid (artikel 7.1).
Informatie
2.2.1 Informatieverstrekking algemeen
1. Het pensioenfonds heeft een website waarop informatie te vinden is over de pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. Verder heeft het pensioenfonds op de website documenten beschikbaar gesteld zoals het jaarverslag, verklaring beleggingsbeginselen, herstelplan en het pensioenreglement.
2. Het pensioenfonds verstrekt de informatie elektronisch of schriftelijk.
3. Indien het pensioenfonds voornemens is de informatie elektronisch te verstrekken, worden de (gewezen) deelnemer, gewezen partner en pensioengerechtigde hierover schriftelijk geïnformeerd.
4. Een (gewezen) deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde die bezwaar maakt tegen elektronische verstrekking ontvangt de informatie schriftelijk.
5. Bij het verstrekken van de schriftelijke informatie kan het pensioenfonds zich houden aan het laatst hem bekende adres. Blijkt dit adres onjuist te zijn, dan doet het pensioenfonds navraag bij de basisregistratie personen in de laatst bekende woonplaats. De hiermee gepaard gaande kosten kan het pensioenfonds in rekening brengen bij de deelnemer, gewezen deelnemer, pensioengerechtigde of gewezen partner. Deze kosten kunnen niet direct in mindering worden gebracht op de uitkering.
6. Indien bij elektronische verstrekking het bij het pensioenfonds bekende adres voor elektronische verstrekking onjuist blijkt te zijn, verstrekt het fonds de informatie schriftelijk.
2.2.2 Informatie aan de deelnemer
1. De werkgever zorgt ervoor dat het pensioenfonds wordt geïnformeerd over het sluiten van de pensioenovereenkomst en de start van de verwerving van pensioenaanspraken van de werknemer.
2. Het pensioenfonds informeert de deelnemer bij het begin van de deelneming over de inhoud van de pensioenregeling en overige zaken die voor de deelnemer van belang zijn. Over de nadien in het pensioenreglement doorgevoerde relevante wijzigingen en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen, wordt de deelnemer binnen drie maanden geïnformeerd.
3. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer jaarlijks een opgave van de opgebouwde aanspraken, de fiscale waardeaangroei en de te bereiken aanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken, de reglementaire pensioenleeftijd, de werkgeverspremie en
werknemerspremie, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en over de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
4. Het pensioenfonds verstrekt de deelnemer bij beëindiging van de deelneming een opgave van opgebouwde aanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken en beëindiging van de deelneming. Indien van toepassing wordt informatie verstrekt over het functioneren van het pensioenfonds.
2.2.3 Informatie aan de gewezen deelnemer
1. Het pensioenfonds stelt de gewezen deelnemer jaarlijks op de website een opgave ter beschikking van de opgebouwde aanspraken, alsmede informatie over toeslagverlening, vermindering van aanspraken, de reglementaire pensioenleeftijd, het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt en de dekkingsgraad naar Nederlandse maatstaf.
2. De gewezen deelnemer wordt binnen drie maanden geïnformeerd over relevante wijzigingen in het pensioenreglement en de mogelijkheid om het gewijzigde pensioenreglement op te vragen. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen deelnemer ten minste een keer in de vijf jaar de hiervoor bedoelde opgave, informatie en wijzigingen.
2.2.4 Informatie aan de gewezen partner
1. Het pensioenfonds verstrekt aan degene die gewezen partner wordt een opgave van de opgebouwde aanspraak op bijzonder partnerpensioen alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken.
2. Ten minste één keer in de vijf jaar verstrekt het pensioenfonds aan de gewezen partner een opgave van het bijzonder partnerpensioen, alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken.
3. Het pensioenfonds stelt de gewezen partner op de hoogte van wijzigingen in het toeslagbeleid.
2.2.5 Informatie aan de pensioengerechtigde
1. Het pensioenfonds verstrekt degene die pensioengerechtigde wordt en vervolgens jaarlijks een opgave van zijn pensioenrecht en de opgebouwde aanspraken op nabestaandenpensioen alsmede informatie over toeslagverlening en vermindering van aanspraken en rechten en over het land waar het pensioen is ondergebracht en de toezichthouder waar het pensioen onder valt.
2. Na afloop van elk kalenderjaar ontvangt de pensioengerechtigde een jaaropgave met daarin vermeld de hoogte van de in dat boekjaar uitgekeerde bedragen en de hoogte van de wettelijke inhoudingen van dat boekjaar.
3. Het Pensioenfonds stelt de Pensioengerechtigde op de hoogte van wijzigingen in het toeslagbeleid.
2.2.6 Informatie bij vertrek naar een andere lidstaat
Het pensioenfonds verstrekt (gewezen) deelnemers en gepensioneerden die zich in een andere lidstaat vestigen informatie over hun pensioenaanspraken en pensioenrechten en over de mogelijkheden die hen op grond van de pensioenregeling worden geboden. De verstrekte informatie is ten minste gelijk aan de informatie die wordt verstrekt aan (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden die in Nederland blijven.
2.2.7 Informatie op verzoek
1. Het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer en de pensioengerechtigde op verzoek:
a. een opgave van zijn opgebouwde aanspraken, te bereiken aanspraken of pensioenrechten. Voor zover het ouderdomspensioen betreft, worden deze gegevens weergegeven op basis van een pessimistisch, een verwacht en een optimistisch scenario;
b. informatie die specifiek voor hem relevant is; en
c. documenten van het pensioenfonds.
2. Het pensioenfonds verstrekt de gewezen partner op verzoek de informatie die is beschreven in artikel 2.2.4.
3. Het Pensioenfonds verstrekt de deelnemer, gewezen deelnemer, gewezen partner of pensioengerechtigde aan wie de informatie elektronisch wordt verstrekt, op verzoek een papieren afschrift van de informatie.
4. Het pensioenfonds is bevoegd kosten in rekening te brengen voor het verstrekken van informatie. Dit geldt niet voor het opvragen van het pensioenreglement, informatie over beleggingen en uitruil van pensioenaanspraken.
2.2.8 Informatieplicht van (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde
1. De (gewezen) deelnemer en pensioengerechtigde zijn verplicht het pensioenfonds in kennis te stellen van voor het pensioenfonds van belang zijnde gegevens die nodig zijn voor de uitvoering van dit pensioenreglement. Bij de van belang zijnde gegevens moet bijvoorbeeld gedacht worden aan wijzigingen in de burgerlijke staat, de gezinssamenstelling en het adres en de mate van arbeidsongeschiktheid.
Bij gebreke daarvan is hij jegens het pensioenfonds aansprakelijk voor eventueel voor het pensioenfonds uit dat verzuim voortvloeiende kosten en zullen eventueel teveel uitgekeerde pensioenbedragen worden verrekend of teruggevorderd.
2. Indien een (gewezen) deelnemer ingevolge artikel 6.1 eerder dan de pensioenrichtdatum met pensioen wenst te gaan, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de gewenste pensioendatum respectievelijk de pensioenrichtdatum schriftelijk aan het pensioenfonds mede te delen.
3. Indien een (gewezen) deelnemer gebruik wil maken van de mogelijkheid tot variatie in de pensioenuitkering als bedoeld in artikel 6.5, dient hij dit vanaf een jaar doch ten minste zes maanden vóór de pensioendatum schriftelijk aan het pensioenfonds mede te delen.
4. a. Het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer ten minste drie maanden vóór de pensioendatum een opgave van de hoogte van de pensioenaanspraken en informatie over de toeslagverlening.
b. Het pensioenfonds verstrekt de (gewezen) deelnemer bij de in onderdeel a bedoelde opgave informatie over het keuzerecht uitruil partnerpensioen in hoger of eerder ingaand ouderdomspensioen en over het keuzerecht uitruil ouderdomspensioen in partnerpensioen en informatie over de toeslagverlening. Bij de opgave wordt een formulier gevoegd waarop de (gewezen) deelnemer zijn keuze kan aangeven ten aanzien van:
- het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen ten einde zijn ouderdomspensioen te verhogen; of
- het gedeeltelijk afstand doen van zijn ouderdomspensioen ten einde het partnerpensioen te verhogen.
c. Indien de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de onder b beschreven keuzemogelijkheden dient het ingevulde en ondertekende keuzeformulier binnen één maand na dagtekening van de in onderdeel a bedoelde opgave aan het pensioenfonds te worden teruggestuurd.
Indien wordt gekozen voor het geheel of gedeeltelijk afstand doen van het partnerpensioen, dient het keuzeformulier zowel door de (gewezen) deelnemer als door de partner te worden ondertekend.
Indien hij geen partner heeft die jegens het pensioenfonds rechten kan doen gelden, dient hij dit op het keuzeformulier aan te geven en het formulier te ondertekenen.
5. Indien de (gewezen) deelnemer gebruik maakt van de mogelijkheid tot vervroeging en/of variëren in de hoogte van de uitkering als bedoeld in artikel 6.1 respectievelijk 6.5, verstrekt het pensioenfonds hem ten minste twee maanden voor de pensioendatum een verklaring met een voorlopige opgave van de herrekende pensioenaanspraken.
De (gewezen) deelnemer dient de verklaring te ondertekenen en binnen een maand na dagtekening aan het pensioenfonds terug te sturen.
6. Indien het pensioenfonds de mededeling als bedoeld in de leden 2 en 3, het keuzeformulier als bedoeld in lid 4 onderdeel c en de verklaring als bedoeld in lid 5 niet binnen een maand na ontvangst heeft afgehandeld, ontvangt de (gewezen) deelnemer vóór het verstrijken van deze periode een ontvangstbevestiging.
3 BEREKENINGSGRONDSLAGEN
Deelnemersjaren
1. Deelnemersjaren zijn de jaren die liggen tussen de datum van de aanvang van de deelname en de datum van het einde van de deelname. Deze jaren worden verhoogd met de extra deelnemersjaren die uit een eventuele inkomende waardeoverdracht worden verkregen.
2. Bij het bepalen van het aantal deelnemersjaren dat voor de pensioenberekening in aanmerking komt, wordt gerekend in 360 kalenderdagen, zijnde 30 dagen per maand.
Pensioengevend salaris
1. Het pensioengevend salaris is:
- 12 maal het overeengekomen maandsalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, of
- 13 maal het overeengekomen salaris per vier weken, vermeerderd met de vakantietoeslag, of
- 52 maal het overeengekomen weeksalaris, vermeerderd met de vakantietoeslag, vermeerderd met de ploegentoeslag.
2. Het pensioengevend salaris is gemaximeerd tot het maximaal pensioengevend loon als vermeld in artikel 18ga lid 1 van de Wet op de loonbelasting 1964.
3. Voor de deelnemer die recht heeft op loondoorbetaling wegens ziekte blijft zijn pensioengevend salaris gedurende die periode ongewijzigd.
4. Voor de deelnemer die ingevolge het generatiepact minder gaat werken dan de normale arbeidsduur, blijft het pensioengevend salaris ongewijzigd.
5. Op verzoek van de werkgever en werknemer gezamenlijk blijft het pensioengevend salaris ongewijzigd na het terugtreden naar een lager gekwalificeerde functie (demotie) in een periode van ten hoogste tien jaar voorafgaande aan de pensioenrichtleeftijd.
Franchise
De franchise is het bedrag waarover geen ouderdomspensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de franchise is door het bestuur vastgesteld. Per 1 januari 2022 is deze gelijk aan € 13.411. Dit bedrag wordt jaarlijks per 1 januari herzien, tenzij het bestuur anders beslist. De herziening gebeurt door aanpassing aan de algemene loonstijgingen die op of na twee januari van het voorafgaande jaar tot en met 1 januari van het daarop volgende jaar op grond van de CAO hebben plaatsgevonden en afgerond op een hele euro. De franchise in enig jaar bedraagt nooit minder dan het minimumbedrag zoals omschreven in artikel 18a lid 7 van de Wet op de loonbelasting 1964. De hoogte van de franchise wordt in bijlage 2 van dit pensioenreglement vermeld.
Pensioengrondslag
1. De pensioengrondslag is het bedrag waarover pensioen wordt opgebouwd. De hoogte van de pensioengrondslag is het pensioengevend salaris verminderd met de franchise. Indien de berekening leidt tot een negatieve uitkomst wordt de pensioengrondslag op 0 gesteld.
2. De pensioengrondslag wordt vastgesteld per:
- de datum van aanvang van de deelneming in het pensioenfonds; en
- de datum waarop de werknemer aansluitend aan zijn ontslag in dienst treedt bij een andere werkgever binnen de bedrijfstak; en
- de datum waarop een verlaging van het pensioengevend salaris plaatsvindt.
Vervolgens wordt de pensioengrondslag jaarlijks per 1 januari opnieuw vastgesteld. Wijzigingen op andere data worden niet in aanmerking genomen.
Deeltijdfactor
1. De deeltijdfactor is de verhouding tussen het overeengekomen aantal arbeidsuren van de deelnemer per week en het voor de betreffende functie geldende volledig aantal arbeidsuren per week.
Overuren beïnvloeden de deeltijdfactor niet. Meeruren worden daarentegen bij de vaststelling van de deeltijdfactor wel in aanmerking genomen.
2. Als een deelnemer in deeltijd werkt, wordt daarmee als volgt rekening gehouden:
- de pensioengrondslag wordt op voltijd basis vastgesteld;
- ieder deelnemersjaar waarin in deeltijd is gewerkt, wordt voor een evenredig deel in aanmerking genomen. Voor toekomstige deelnemersjaren wordt in dit verband aangenomen dat de laatste deeltijdfactor tot de pensioendatum gelijk blijft.
3. Een wijziging van de deeltijdfactor in de loop van een jaar – waaronder begrepen wordt de aanvang of het einde van deeltijdwerk – heeft gevolg voor de pensioenberekening vanaf de wijzigingsdatum.
4. Voor de berekening van partner- en wezenpensioen bij overlijden van een deelnemer wordt uitgegaan van de veronderstelling dat de in de maand van overlijden van de deelnemer geldende deeltijdfactor van kracht zou blijven tot de pensioenrichtdatum.
5. De deelnemersbijdrage wordt voor een deelnemer die in deeltijd werkt, berekend door de pensioengrondslag te berekenen die zou gelden als de deelnemer een voltijd dienstverband zou hebben bij de werkgever. De deelnemersbijdrage wordt vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor.
6. Voor de deelnemer die ingevolge het generatiepact minder gaat werken dan de normale arbeidsduur, blijft de oorspronkelijke deeltijdfactor ongewijzigd.
7. Op verzoek van de werkgever en werknemer gezamenlijk blijft de deeltijdfactor ongewijzigd na het aanvaarden van een deeltijdfunctie van minimaal 50% van een voltijdfunctie in een periode van ten hoogste tien jaar voorafgaande aan de pensioenrichtleeftijd.
4 SOORTEN PENSIOENEN
Algemeen
Deze pensioenregeling heeft het karakter van een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet. Dat betekent dat het pensioen vooraf wordt vastgesteld in concrete pensioenbedragen.
Ouderdomspensioen
1. Het ouderdomspensioen gaat in op de pensioenrichtdatum of op een eerdere of latere pensioendatum als daarvoor is gekozen, en wordt uitbetaald tot het einde van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt.
2. Tijdens de deelneming wordt elk jaar een gedeelte van het ouderdomspensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen pensioen bedraagt voor ieder volledig deelnemersjaar 1,600% van de pensioengrondslag in dat betreffende jaar en indien van toepassing vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor.
3. Het in totaal opgebouwde ouderdomspensioen is gelijk aan het vanaf 1 januari 2020 opgebouwde ouderdomspensioen, eventueel vermeerderd met het ouderdomspensioen op grond van artikel 10.5 lid 5
4. Voor de vaststelling van het te bereiken pensioen wordt ervan uitgegaan dat de deelneming vanaf het moment van vaststelling ongewijzigd wordt voortgezet tot de pensioenrichtdatum.
Partnerpensioen
1. Het partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer overlijdt en wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
2. Tijdens de deelneming wordt elk jaar een gedeelte van het partnerpensioen opgebouwd. Dit jaarlijks op te bouwen partnerpensioen bedraagt voor ieder volledig deelnemersjaar 1,120% van de
pensioengrondslag in dat betreffende jaar en indien van toepassing vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor.
3. In afwijking van het vorige lid geldt voor het jaar 2020 en 2021 een verlaagd opbouwpercentage van 0,784% en voor het jaar 2022 en 2023 een verlaagd opbouwpercentage van 0,56%.
4. Aanvullend geldt voor het jaar 2020 en 2021 voor een volledig deelnemersjaar een verhoging van het partnerpensioen ter grootte van 0,336% en in 2022 en 2023 van 0,56% van de pensioengrondslag in dat betreffende jaar en indien van toepassing vermenigvuldigd met de geldende deeltijdfactor. Deze aanspraak wordt op risicobasis verzekerd.
5. Het in totaal opgebouwde partnerpensioen is gelijk aan het vanaf 1 januari 2020 opgebouwde partnerpensioen, eventueel vermeerderd met het partnerpensioen op grond van artikel 10.5 lid 5.
6. Bij overlijden van een deelnemer voor de pensioendatum wordt het opgebouwde partnerpensioen verhoogd met:
a. 70% van het ouderdomspensioen waarop bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming vanaf de datum van overlijden tot de pensioenrichtdatum aanspraak zou zijn verkregen;
b. de op grond van lid 4 verkregen aanspraak op partnerpensioen; en
c. de aanspraken op partnerpensioen die ingevolge het bepaalde in artikel 10.5 lid 4, zijn behouden.
7. De verhogingen van het partnerpensioen als bedoeld in het vorige lid worden op risicobasis verzekerd en komen te vervallen bij de beëindiging van de deelneming, anders dan door overlijden.
8. Als een huwelijk, een wettelijk geregistreerd partnerschap of een gezamenlijke huishouding op of na de pensioendatum tot stand komt zal geen aanspraak op partnerpensioen worden toegekend.
9. Het partnerpensioen wordt verminderd met het pensioen waarop een gewezen partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde ingevolge het bepaalde in artikel 8.8 aanspraak heeft verkregen.
10. Indien na toepassing van lid 9 de gewezen partner overlijdt voordat de (gewezen) deelnemer overlijdt, maakt de aanspraak op het partnerpensioen zoals vermeld in lid 9 vanaf het moment van overlijden van de gewezen partner weer deel uit van de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer. Het bepaalde in dit lid vindt geen toepassing indien de pensioenaanspraken van de (gewezen) deelnemer voor het overlijden van de gewezen partner zijn overgedragen of vervallen op grond van de artikelen 8.4 tot en met 8.7.
Tijdelijk partnerpensioen
1. Het tijdelijk partnerpensioen gaat in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de deelnemer of de gepensioneerde, die direct voorafgaand aan zijn pensionering deelnemer was, overlijdt.
2. Het tijdelijk partnerpensioen wordt uitgekeerd tot de eerste dag van de maand waarin de partner de AOW-leeftijd bereikt of tot het einde van de maand waarin deze eerder overlijdt.
3. Het tijdelijk partnerpensioen bij overlijden vóór de pensioendatum bedraagt 30% van het ouderdomspensioen dat de deelnemer op de pensioenrichtdatum - bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming - zou gaan ontvangen.
4. Het tijdelijke partnerpensioen bedraagt niet meer dan het gezamenlijk bedrag van 8/7 maal de nominale uitkering ingevolge de Xxx, vermeerderd met de vakantie uitkering en het verschil in verschuldigde premie voor de volksverzekeringen over het partnerpensioen voor en na de pensioengerechtigde leeftijd, bedoeld in artikel 7a eerste lid van de AOW.
5. Het tijdelijk partnerpensioen is op risicobasis verzekerd.
Wezenpensioen
1. Het wezenpensioen gaat voor ieder kind in op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde overlijdt.
2. Het wezenpensioen wordt uitgekeerd tot het einde van de maand waarin het kind de 18e verjaardag bereikt of eerder overlijdt.
3. Het jaarlijkse wezenpensioen bedraagt per kind 14% van het opgebouwde jaarlijkse ouderdomspensioen. Indien de deelnemer voor de pensioendatum overlijdt, wordt het opgebouwde wezenpensioen verhoogd met 14 % van het ouderdomspensioen waarop bij ongewijzigde voortzetting van de deelneming vanaf de datum van overlijden tot de pensioenrichtdatum aanspraak zou zijn verkregen.
4. Het wezenpensioen wordt verdubbeld op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind ouderloos wordt.
Pensioenaanspraken voor aspirant-deelnemers
1. De aspirant-deelnemer is de werknemer die jonger is dan 21 jaar, waarvan de deelneming op grond van het 1e lid van artikel 2.1 nog niet is aangevangen.
2. De aspirant-deelnemer heeft aanspraak op:
a. een (tijdelijk) partnerpensioen als bepaald in artikel 4.3 en 4.4 indien de aspirant-deelnemer een partner heeft;
b. een wezenpensioen als bepaald in artikel 4.5 indien de aspirant-deelnemer een kind heeft.
Deze pensioenen worden berekend alsof de 1e dag van de maand waarin de aspirant-deelnemer 21 jaar wordt, is bereikt.
3. Op de aspirant-deelnemers zijn de bepalingen van het pensioenreglement zoveel mogelijk van toepassing.
4. De aanspraak op het (tijdelijk) partner- en/of wezenpensioen op grond van dit artikel vervalt:
a. als de aspirant-deelnemer deelnemer wordt in de pensioenregeling;
b. bij het einde van het dienstverband van de aspirant-deelnemer met de werkgever voordat hij deelnemer is geworden in de pensioenregeling;
c. als de werkgever vrijstelling wegens gemoedsbezwaren heeft verkregen.
5 TOESLAGEN EN KORTINGEN
Toeslagen
1. Op de pensioenrechten en pensioenaanspraken wordt jaarlijks toeslag verleend van maximaal de stijging van de consumentenprijsindex. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd. Er is geen recht op toeslagverlening.
2. De stijging van de consumentenprijsindex is gelijk aan de positieve ontwikkeling van de consumentenprijsindex in het jaar voorafgaande aan de maand oktober gelegen vóór de desbetreffende eerste januari. Hierbij wordt het consumentenprijsindexcijfer (CPI) voor alle bestedingen afgeleid (2015 = 100), zoals deze voor de eerste maal wordt gepubliceerd door het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), in aanmerking genomen.
3. Het bestuur kan uitsluitend toeslag verlenen als:
a. de beleidsdekkingsgraad hoger is dan 110%, en
b. de verleende toeslag naar verwachting ook in de toekomst mogelijk is.
4. Het bestuur is bevoegd bij het vaststellen van het toeslagbeleid onderscheid te maken tussen verschillende soorten pensioenaanspraken en pensioenrechten, voor zover dat onderscheid wettelijk is toegestaan.
5. Toeslagverlening vindt plaats per 1 januari van enig jaar en wordt verleend op de pensioenaanspraken en pensioenrechten met inbegrip van eerder verleende toeslagen.
6. Het bestuur kan nadere regels stellen met betrekking tot toeslagverlening.
Kortingen
Indien ten gevolge van enige omstandigheid het financieel evenwicht in het pensioenfonds zou worden verbroken, zal getracht worden het verbroken financieel evenwicht te herstellen, zonder de reeds opgebouwde pensioenaanspraken en de reeds ingegane pensioenen aan te tasten. Mocht dit niet mogelijk zijn, dan kan het bestuur besluiten de opgebouwde pensioenaanspraken en de ingegane pensioenen te verminderen met inachtneming van het bepaalde in artikel 134 van de Pensioenwet.
Compenseren gemiste toeslag of korting
Het bestuur kan besluiten om een in het verleden gemiste toeslag of een in het verleden doorgevoerde vermindering van pensioenaanspraken of pensioenrechten te compenseren met een incidentele toeslagverlening. Het bepaalde in artikel 137, lid 2, sub c van de Pensioenwet dient hierbij in acht te worden genomen.
6 KEUZEMOGELIJKHEDEN
Verschuiving van de pensioendatum
1. De (gewezen) deelnemer kan er voor kiezen zijn ouderdomspensioen eerder of later dan de pensioenrichtdatum in te laten gaan, echter niet eerder dan de eerste van de maand volgend op de maand gelegen vijf jaar voor de AOW-leeftijd en niet later dan de eerste van de maand waarin de deelnemer de AOW-leeftijd vermeerderd met vijf jaren bereikt.
2. In afwijking van het vorige lid kan de arbeidsongeschikte deelnemer zijn ouderdomspensioen voor het premievrij gestelde deel van zijn deelneming niet eerder laten ingaan dan de eerste dag van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt.
3. Vervroeging en uitstel van de pensioeningang kan plaatsvinden over een periode bepaald in hele maanden, gerekend vanaf de pensioenrichtdatum.
4. Vervroeging van de pensioeningang is slechts mogelijk tot een datum waarop het ouderdomspensioen blijft uitkomen boven het bedrag in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
5. Bij vervroeging van de pensioeningang blijft het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en/of wezenpensioen ongewijzigd.
6. Voor degene die op het moment van een eerdere ingang van het ouderdomspensioen nog deelnemer in de pensioenregeling is, vindt verdere opbouw van pensioenen plaats tot uiterlijk de pensioenrichtdatum.
7. Voor degene die de pensioeningang heeft uitgesteld kan na de pensioenrichtdatum slechts verdere opbouw plaatsvinden als de werkgever en de werknemer hierover afzonderlijke afspraken hebben gemaakt en het bestuur hiermee instemt.
Deeltijdpensionering
1. De deelnemer heeft de mogelijkheid zijn pensioen op de pensioendatum gedeeltelijk in te laten gaan. Voor het resterende gedeelte blijft hij tot uiterlijk de pensioenrichtdatum deelnemer en bouwt hij pensioen op. Dit heet deeltijdpensionering.
2. De deelnemer kan het percentage deeltijdpensioen vanaf de pensioendatum één keer per jaar verhogen. Verlaging van het percentage deeltijdpensioen is niet mogelijk.
3. De datum waarop volledig met pensioen wordt gegaan kan zelf worden gekozen. Dit kan echter niet later dan de eerste van de maand waarin de deelnemer de AOW-leeftijd vermeerderd met vijf jaren bereikt.
Uitruil van partnerpensioen naar extra ouderdomspensioen of omgekeerd
1. De (gewezen) deelnemer kan het partnerpensioen op de pensioendatum geheel of gedeeltelijk uitruilen om het ouderdomspensioen te verhogen. De (gewezen) deelnemer met een partner heeft daarvoor de instemming nodig van de partner. Aanspraken op partnerpensioen die zijn opgebouwd in de periode tot 1 januari 2001 blijven bij de uitruil buiten beschouwing.
2. De (gewezen) deelnemer kan een gedeelte van het ouderdomspensioen bij tussentijdse beëindiging van de deelneming en op de pensioendatum uitruilen om het partnerpensioen te verhogen. Bij het herschikken van ouderdomspensioen ten behoeve van een hoger partnerpensioen geldt dat door de herschikking het partnerpensioen niet meer mag gaan bedragen dan 70% van het ouderdomspensioen.
3. Er is geen uitruil mogelijk van het bijzonder partnerpensioen en verevend ouderdomspensioen waarop een gewezen partner recht heeft behouden.
4. Bij uitruil van partnerpensioen naar een hoger ouderdomspensioen of omgekeerd wijzigt het wezenpensioen niet.
5. Uitruil kan niet plaatsvinden als het bedrag van de uit te ruilen pensioensoort lager is dan de grens waarbij afkoop van kleine pensioenen bij ingang aan de orde is.
AOW-compensatie
1. Als een (gewezen) deelnemer, die zijn (deeltijd)pensioen eerder dan de pensioenrichtdatum laat ingaan, nog geen AOW ontvangt, heeft hij de mogelijkheid om een deel van het ouderdomspensioen aan te wenden voor een tijdelijke verhoging van het ouderdomspensioen. Deze verhoging is bedoeld om de ontbrekende AOW-uitkering in de periode van de vervroegde pensioendatum tot de eerste van de maand waarin de AOW-leeftijd wordt bereikt te compenseren.
2. De AOW-compensatie is maximaal gelijk aan twee keer het AOW-bedrag voor een gehuwde zonder toeslag, inclusief vakantie-uitkering.
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen
1. De (gewezen) deelnemer heeft de keuze om vanaf de pensioendatum gedurende een vaste periode van vijf of tien jaar een hoog ouderdomspensioen te ontvangen en vervolgens een laag ouderdomspensioen.
2. Het lage ouderdomspensioen mag niet lager zijn dan 75% van het hoge ouderdomspensioen.
3. De keuze zoals omschreven in het eerste lid heeft geen invloed op de hoogte van het eventueel meeverzekerde partner- en wezenpensioen.
Algemene bepalingen over keuzemogelijkheden
1. De vaststelling van het pensioen op basis van één of meer van de genoemde keuzemogelijkheden vindt plaats conform door het bestuur vastgestelde factoren welke zijn vastgelegd in bijlage 3 van dit reglement. Uitgangspunt voor de factoren is de collectieve actuariële gelijkwaardigheid. Het bestuur houdt zich het recht voor de factoren periodiek te herzien.
2. Indien er sprake is van een conform artikel 8.9 vastgesteld recht op uitbetaling van een te verevenen ouderdomspensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner, is
a. het eerder en later ingaan van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, en
b. het variëren in de hoogte van de uitkering van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer als bedoeld in artikel 6.4 en 6.5 van overeenkomstige toepassing op het recht op uitbetaling van een te verevenen ouderdomspensioen ten behoeve van een gewezen echtgenoot of gewezen geregistreerde partner.
3. De pensioenkeuzes moeten ten minste zes maanden vóór de gewenste pensioendatum bekend worden gemaakt aan de pensioenuitvoerder. Eenmaal gemaakte keuzes kunnen vanaf de pensioendatum niet meer ongedaan worden gemaakt.
4. Indien zich combinaties van mogelijkheden als bedoeld in de artikelen 6.1, 6.2, 6.3, 6.4 en 6.5 voordoen, wordt de volgende volgorde in acht genomen:
- verschuiving van de pensioendatum;
- deeltijdpensionering;
- ruil van partnerpensioen naar ouderdomspensioen en omgekeerd;
- ruil van ouderdomspensioenregeling in AOW-overbruggingspensioen; en
- variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen.
7 ARBEIDSONGESCHIKTHEID
Pensioenopbouw tijdens arbeidsongeschiktheid
1. De deelnemer heeft recht op een premievrije voortzetting van de deelneming als hij arbeidsongeschikt is geworden tijdens de deelneming aan deze pensioenregeling of aan een regeling van het pensioenfonds, die aan deze pensioenregeling voorafging, en hij recht heeft op een WAO-uitkering, dan wel een WIA- uitkering.
2. De deelnemer die bij indiensttreding bij een werkgever reeds (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt is, heeft voor zover hij werkzaam is bij een werkgever, bij een toename van de arbeidsongeschiktheid recht op een premievrije voortzetting van de deelneming. Deze vrijstelling van premiebetaling gaat eerst in drie jaar na aanvang van de deelneming als de toename van arbeidsongeschiktheid het gevolg is van een aandoening, ziekte of gebrek waarvan het bestaan al bij indiensttreding bij de deelnemer bekend was.
3. De deelneming wordt voortgezet op basis van de laatst vastgestelde pensioengrondslag voorafgaand aan de arbeidsongeschiktheid. Jaarlijks kan het bestuur besluiten om de pensioengrondslag conform het bepaalde in artikel 5.1 aan te passen.
4. Voor de deelnemer die onder de dekking van de WAO valt wordt het percentage voortgezette pensioenopbouw volgens onderstaande tabel vastgesteld:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage voortgezette pensioenopbouw |
0 tot 15% | 0% |
15 tot 25% | 20% |
25 tot 35% | 30% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
Voor de deelnemer die onder de dekking van de WIA valt wordt het percentage voortgezette pensioenopbouw volgens onderstaande tabel vastgesteld:
Mate van arbeidsongeschiktheid | Percentage voortgezette pensioenopbouw |
0 tot 35% | 0% |
35 tot 45% | 40% |
45 tot 55% | 50% |
55 tot 65% | 60% |
65 tot 80% | 72,5% |
80 tot 100% | 100% |
Onder de mate van arbeidsongeschiktheid wordt verstaan de mate van arbeidsongeschiktheid ingevolge de WAO dan wel WIA, zoals vastgesteld door het UWV.
5. Bij een wijziging van de mate van arbeidsongeschiktheid van de deelnemer tijdens het dienstverband met een werkgever wordt het percentage voortgezette pensioenopbouw zo nodig opnieuw vastgesteld overeenkomstig het bepaalde in lid 4.
6. Als de mate van arbeidsongeschiktheid na de beëindiging van het dienstverband met een werkgever afneemt, wordt het percentage van de voortgezette pensioenopbouw overeenkomstig lid 4 verlaagd. Als de mate van arbeidsongeschiktheid na de beëindiging van het dienstverband met een werkgever toeneemt, wordt het percentage van de voortgezette pensioenopbouw niet verhoogd.
7. Een toename of afname van het percentage voortgezette pensioenopbouw gaat in op de dag waarop de mate van arbeidsongeschiktheid is toegenomen respectievelijk is afgenomen.
8. De premievrije voortzetting van de deelneming wordt beëindigd:
a. als de deelnemer overlijdt;
b. als de mate van arbeidsongeschiktheid lager wordt dan 15 % voor een deelnemer die onder de dekking van de WAO valt;
c. als de mate van arbeidsongeschiktheid lager wordt dan 35% voor een deelnemer die onder de dekking van de WIA valt;
d. op de eerste dag van de maand waarin de AOW ingaat; of
e. als de pensioenrichtdatum wordt bereikt.
9. In afwijking van het vorige lid wordt de voortzetting van de deelneming niet beëindigd als de WAO- of WIA-uitkering binnen 4 weken nadat deze is geëindigd herleeft.
8 BIJZONDERE GEBEURTENISSEN EN SITUATIES
Onbetaald verlof en levensloop
1. Indien een deelnemer onbetaald verlof opneemt, blijft hij deelnemer in het pensioenfonds. Voor zover sprake is van onbetaald verlof wordt geen pensioen opgebouwd.
2. Gedurende het onbetaald verlof blijft de dekking voor het partnerpensioen voor maximaal 18 maanden in stand.
3. Gedurende de periode van onbetaald verlof, kan de deelnemer pensioen opbouwen, indien de deelnemer de daarvoor geldende premie betaalt. De deelnemer die dat wenst, moet zijn verzoek daartoe in dienen bij het pensioenfonds, binnen drie maanden na afloop van het kalenderjaar waarin gebruik is gemaakt van het verlof.
4. Indien een deelnemer gebruik maakt van de levensloopregeling als bedoeld in artikel 19g van de Wet op de loonbelasting 1964, geldt het bepaalde in de voorgaande leden.
5. De leden 1, 2 en 3 van dit artikel zijn ook van toepassing op de deelnemer die bij de werkgever onbetaald ouderschapsverlof opneemt en voor een deel van het ouderschapsverlof een uitkering geniet van het Uitkeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV).
Tussentijdse beëindiging van de deelneming
1. Als de deelneming - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioenrichtdatum, behoudt de gewezen deelnemer recht op het ouderdoms-, partner- en wezenpensioen dat tot de datum van beëindiging is opgebouwd.
2. Als de deelneming - anders dan door overlijden - eindigt vóór de pensioenrichtdatum, vervallen de aanspraken op (tijdelijk) partnerpensioen die op risicobasis zijn verzekerd.
3. Als een gewezen deelnemer, aansluitend op de beëindiging van de deelneming, recht heeft op een uitkering op grond van de WW, behoudt de gewezen deelnemer gedurende die periode aanspraak op het tijdelijk partnerpensioen en de op grond van artikel 4.3 lid 4 en artikel 10.5 lid 4 verkregen aanspraken op partnerpensioen.
Voortzetting van de deelneming
1. Bij beëindiging van de deelneming anders dan door overlijden en vóór het bereiken van de pensioenrichtdatum kan betrokkene de deelneming aan dit pensioenreglement vrijwillig voortzetten onder de volgende voorwaarden:
a. de vrijwillige voortzetting van de deelneming dient uiterlijk negen maanden na beëindiging van de dienstbetrekking te worden aangevraagd, met dien verstande dat de vrijwillige voortzetting, al dan niet met terugwerkende kracht, direct aansluitend op het dienstverband aanvangt;
b. de deelneming kan maximaal drie jaar vrijwillig worden voortgezet, tenzij de ex-werknemer aansluitend aan de beëindiging van het dienstverband een periodieke uitkering ter vervanging van gederfde inkomsten ontvangt op basis van een sociaal plan of met de werkgever gemaakte afspraken in verband met de beëindiging van het dienstverband. De deelneming kan in dat geval langer dan drie jaar, en zolang de uitkering duurt, worden voortgezet;
c. de vrijwillige voortzetting van de deelneming kan slechts plaatsvinden voor zover geen cumulatie plaatsvindt met de pensioenopbouw in een andere pensioenregeling of de vorming van een oudedagsreserve als bedoeld in artikel 3.67 van de Wet inkomstenbelasting 2001;
d. de vrijwillige voortzetting van de deelneming mag niet aanvangen in de periode van drie jaren voorafgaande aan de pensioenrichtdatum van deze pensioenregeling. Deze beperking is niet van toepassing als betrokkene aannemelijk maakt dat hij om medische redenen niet in staat is inkomen uit tegenwoordige arbeid te genereren;
e. de vrijwillige voortzetting vindt plaats op basis van het (gemiddeld) pensioengevend salaris zoals dat gold bij beëindiging van het dienstverband, jaarlijks per 1 januari vermeerderd met een eventuele loonontwikkeling in de bedrijfstak en verminderd met de franchise als bedoeld in artikel 3.3 van dit pensioenreglement;
f. voor de voortzetting van de deelneming is de deelnemer zowel het werkgevers- als het werknemersaandeel van de pensioenpremie als bedoeld in artikel 9.1 verschuldigd;
g. de vrijwillige voortzetting van de deelneming vindt plaats op grond van de reguliere rekenregels;
h. op de vrijwillig opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten zijn de bepalingen in artikel 5.1, 5.2 en 5.3 van overeenkomstige toepassing;
i. het pensioenfonds bepaalt op welke wijze, in welke termijnen en op welke tijdstippen de ter zake van de voortgezette deelneming aan het pensioenfonds verschuldigde premie moet worden voldaan, met dien verstande dat de premie ten minste per kwartaal aan de deelnemer die vrijwillig voortzet in rekening wordt gebracht.
j. Aan de inwilliging van een aanvraag als bedoeld in onderdeel a kan het bestuur nadere voorwaarden verbinden.
2. De vrijwillige voortzetting van de deelneming eindigt:
a. na maximaal drie jaar, tenzij de voortzetting voor een bepaalde, kortere, tijd is toegestaan, door het verstrijken van die tijd;
b. door opzegging door de deelnemer of het fonds bij aangetekend schrijven met een opzegtermijn van drie maanden;
c. indien de verschuldigde premie niet op de vervaldag is voldaan met ingang van een door het bestuur te bepalen tijdstip;
d. zodra de deelnemer komt te behoren tot de kring van personen die, hetzij krachtens de Wet Bpf 2000, hetzij krachtens enige bepaling van een collectieve arbeidsovereenkomst, een regeling van lonen en andere arbeidsvoorwaarden of een ondernemingspensioenregeling, verplicht zijn tot deelneming in het pensioenfonds of in een andere pensioenregeling;
e. door het overlijden van de deelnemer;
f. zodra de uitkering als bedoeld in het eerste lid onderdeel b wordt beëindigd.
Waardeoverdracht
1. Bij opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds op verzoek van de deelnemer verplicht de waarde van pensioenaanspraken die opgebouwd zijn in een of meer vorige dienstverbanden aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor die deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen. De extra aanspraken worden op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Als de gewezen deelnemer gaat deelnemen in de pensioenregeling van een volgende niet aangesloten werkgever of in een beroepspensioenregeling, is het pensioenfonds op verzoek van de gewezen deelnemer verplicht de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken over te dragen naar de pensioenuitvoerder van die nieuwe werkgever. Door de overdracht vervallen de aanspraken die op grond van dit pensioenreglement zijn verkregen.
3. Het pensioenfonds past bij de waardeoverdracht de wettelijke reken- en procedureregels toe.
Waardeoverdracht klein pensioen
1. Na opname in de pensioenregeling is het pensioenfonds verplicht de ontvangen waarde van kleine pensioenen uit een vorige dienstverband aan te wenden ter verwerving van pensioenaanspraken voor de deelnemer. Aan de hand van de beschikbare overdrachtswaarde bepaalt het pensioenfonds de extra aanspraken op ouderdoms-, levenslang partner- en wezenpensioen. De extra aanspraken worden op dezelfde manier behandeld als aanspraken die in deze pensioenregeling zijn opgebouwd.
2. Indien na beëindiging van de deelneming het ouderdomspensioen minder bedraagt dan het in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag, draagt het pensioenfonds de waarde van de pensioenaanspraken over naar de pensioenuitvoerder waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt.
Afkoop van kleine pensioenen
1. Als bij ingang van het pensioen het ouderdomspensioen lager is dan het in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag, heeft het pensioenfonds het recht om de pensioenaanspraken af te kopen indien de gepensioneerde met de afkoop instemt. De afkoopwaarde wordt uitgekeerd aan de gepensioneerde.
2. Bij beëindiging van de partnerrelatie heeft het pensioenfonds het recht tot afkoop van de aanspraken op bijzonder partnerpensioen als het bijzonder partnerpensioen dan lager blijkt te zijn dan het op basis van artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de gewezen partner.
3. Als het partnerpensioen of het wezenpensioen bij ingang lager is dan het op basis van artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag, heeft het Pensioenfonds het recht tot afkoop van deze pensioenen. De afkoopwaarde wordt dan uitgekeerd aan de partner en de wees.
4. Het pensioenfonds heeft het recht om pensioenaanspraken van de gewezen deelnemer af te kopen als het pensioenfonds na vijf pogingen in minimaal vijf jaar, maar niet voor 1 januari 2024, geen nieuwe pensioenuitvoerder heeft gevonden waar de gewezen deelnemer pensioen opbouwt en de gewezen deelnemer met de afkoop instemt.
5. Bij een afkoop past het pensioenfonds afkoopfactoren toe. Deze afkoopfactoren zijn vermeld in de bijlage 3 bij dit pensioenreglement.
Vervallen heel klein pensioen
Indien bij beëindiging van de deelneming het jaarlijks ouderdomspensioen € 2,- of minder bedraagt, vervallen de pensioenaanspraken op dat moment aan het pensioenfonds, tenzij de deelnemer verhuist naar een staat die deel uit maakt van de Europese Unie of die partij is bij de overeenkomst inzake de Europese Economische Ruimte en hij het pensioenfonds daarvan bij de beëindiging op de hoogte heeft gesteld.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor partnerpensioen
1. Bij beëindiging van de partnerrelatie behoudt de gewezen partner aanspraak op het partnerpensioen dat tot die datum is opgebouwd. De op risicobasis verzekerde aanspraken op levenslang partnerpensioen en de aanspraken op tijdelijk partnerpensioen vervallen.
2. Als de partnerrelatie van een gewezen deelnemer eindigt, wordt bij het overlijden van de gewezen deelnemer de gewezen partner als partner beschouwd. De gewezen partner houdt dan recht op het partnerpensioen dat bij het einde van de deelneming werd vastgesteld.
3. Het bepaalde in lid 1 en 2 is niet van toepassing als:
a. de echtgenoten of de geregistreerde partners bij huwelijkse voorwaarden of bij voorwaarden van geregistreerd partnerschap of bij een schriftelijk gesloten overeenkomst met betrekking tot de scheiding anders overeenkomen en het pensioenfonds hiermee heeft ingestemd;
b. in verband met de beëindiging van een gezamenlijke huishouding de partners schriftelijk anders overeenkomen en het pensioenfonds hiermee heeft ingestemd.
4. De beëindiging van de gezamenlijke huishouding dient binnen twee jaar na het eindigen ervan door ten minste één van de partners aan het pensioenfonds te worden gemeld, door overlegging van een kopie van het aangetekende schrijven aan een notaris dan wel de andere partner waarmee de partnerrelatie wordt beëindigd.
5. De gewezen partner met recht op bijzonder partnerpensioen heeft het recht dit (gedeeltelijk) te vervreemden aan een eerdere of latere partner van de overleden (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. Dit onder de voorwaarde dat de vervreemding bij notariële akte is overeengekomen en het pensioenfonds zich bereid heeft verklaard om een eventueel uit de overdracht voortvloeiende wijziging van het risico te dekken.
Gevolgen van beëindiging partnerrelatie voor ouderdomspensioen
1. In geval van echtscheiding, scheiding van tafel en bed of beëindiging van geregistreerd partnerschap, kan de (gewezen) echtgenote/echtgenoot of de gewezen geregistreerde partner recht hebben op verevening van het ouderdomspensioen volgens de WVPS.
2. De hoofdregel van de WVPS is dat het ouderdomspensioen dat tijdens het huwelijk of geregistreerde partnerschap is opgebouwd, voor de helft toekomt aan de gewezen partner. Partijen kunnen hierover afwijkende afspraken maken.
3. Het recht op verevening kan alleen rechtstreeks bij het pensioenfonds geldend gemaakt worden als het verzoek binnen twee jaar na de scheidingsdatum bij het pensioenfonds is ingediend. Dit moet gebeuren met het formulier dat daarvoor wettelijk is voorgeschreven.
4. Het ouderdomspensioen wordt niet verevend indien het deel van het ouderdomspensioen waarop recht op uitbetaling ontstaat niet hoger is dan het in artikel 66, lid 1 van de Pensioenwet bepaalde bedrag.
5. Zolang de uitkering aan de gewezen partner toekomt wordt deze in mindering gebracht op het in het eerste lid bedoelde te verevenen ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer of gepensioneerde. De uitkering van het aan de gewezen partner toegerekende deel van het in het eerste lid bedoelde te verevenen ouderdomspensioen vervalt
c. op de laatste dag van de maand waarin de gepensioneerde overlijdt; dan wel
d. op de laatste dag van de maand waarin de gewezen partner overlijdt, indien het overlijden plaatsvindt vóór het overlijden van de gepensioneerde. De uitkering die toekwam aan de gewezen partner komt vanaf dat moment weer toe aan de gepensioneerde.
6. Het pensioenfonds kan voor de verevening kosten in rekening brengen. Deze kosten zijn voor rekening van beide gewezen echtgenoten of geregistreerde partners.
7. Partijen kunnen er, op grond van artikel 5 van de WVPS, voor kiezen om het recht op uitbetaling van het ouderdomspensioen na verevening, samen met het partnerpensioen van de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner, om te zetten naar een eigen ouderdomspensioen voor de gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner.
8. De uitkering van een op basis van dit artikel toegekende pensioenaanspraak gaat in op de ingangsdatum van het ouderdomspensioen van de (gewezen) deelnemer, dan wel in geval van conversie op de pensioenrichtdatum. De gewezen echtgenote/echtgenoot/geregistreerde partner, kan de waarde van het
eigen ouderdomspensioen laten overdragen naar de pensioenuitvoerder waarbij hij of zij pensioen opbouwt. Voor deze waardeoverdracht geldt het bepaalde in 8.4.
9 FINANCIËLE BEPALINGEN
Financiering van de pensioenregeling
1. De financiering van de pensioenaanspraken uit hoofde van dit pensioenreglement vindt plaats overeenkomstig de afspraken die zijn vastgelegd in het uitvoeringsreglement.
2. De premiebijdrage voor ouderdomspensioen, levenslang en tijdelijk partnerpensioen en wezenpensioen is gelijk aan een percentage van de pensioengrondslag van de deelnemer. Voor een deelnemer, die in deeltijd werkzaam is, wordt op de bijdrage, die verschuldigd zou zijn in geval van een voltijddienstverband, de in het heffingsjaar geldende deeltijdfactor toegepast.
3. De grootte van het in lid 2 genoemde percentage wordt in bijlage 2 van dit reglement vermeld. Het bijdragepercentage zal zo nodig per 1 januari van enig jaar door het bestuur, gehoord de actuaris, worden aangepast.
Deelnemersbijdrage
1. De deelnemer is een eigen premiebijdrage in de financiering van de pensioenopbouw verschuldigd.
2. De werkgever is verplicht om bij elke loonbetaling aan de deelnemer het werknemersaandeel in de bijdrage op het loon in te houden, dat de deelnemer verschuldigd is over de periode waarop de loonbetaling betrekking heeft. De werkgever draagt de ingehouden werknemersaandelen, tezamen met haar werkgeversaandeel in de bijdrage, op de door het fonds te bepalen wijze en tijdstippen aan het fonds af.
3. De pensioengrondslag van de deelnemer over de loonperiode wordt berekend en vervolgens vermenigvuldigd met het geldende percentage van de werknemersbijdrage. Dit bedrag wordt bruto ingehouden op het salaris van de deelnemer.
4. Voor deelnemers die in deeltijd werken geldt de bijdrage naar rato van de deeltijdfactor.
5. De deelnemer is geen bijdrage verschuldigd als sprake is van voortgezette pensioenopbouw na arbeidsongeschiktheid volgens artikel 7.1. Bij gedeeltelijke voortgezette opbouw is de bijdrage voor een deel verschuldigd.
Niet aan het fonds afgedragen premie
Indien de werkgever de premie niet aan het fonds heeft betaald, wordt voor de vaststelling van de pensioenaanspraken de premie geacht aan het fonds te zijn betaald, tenzij:
a. het premie betreft die verschuldigd is over de in artikel 64, lid 1, onder c, van de Werkloosheidswet bedoelde periode;
b. er sprake is xxx xxxxx trouw bij werkgever en werknemer. Hiervan is in ieder geval sprake indien het premie betreft die verschuldigd is door een werkgever, die welbewust de premie niet heeft betaald én gebleken is dat de werknemer daarmee heeft ingestemd;
c. het premie betreft die verschuldigd is door een in een andere lidstaat gevestigde werkgever, die zich niet heeft aangemeld bij het fonds én het fonds in redelijkheid niet kon weten dat de werkgever werknemers in Nederland te werk heeft gesteld; of
d. om een andere reden niet van het fonds kan worden verwacht dat het pensioenaanspraken aan de deelnemer of zijn nagelaten betrekkingen toekent.
Uitkering van de pensioenen
1. De pensioenen worden uitbetaald in twaalf gelijke maandelijkse termijnen, telkens aan het einde van de maand.
2. In afwijking van het voorgaande kan het bestuur bepalen, dat een pensioen in vier gelijke driemaandelijkse termijnen wordt uitgekeerd, indien de maandelijkse termijnen van het pensioen minder zijn dan een door het bestuur bepaald bedrag.
3. De pensioenen zullen worden uitbetaald aan de pensioengerechtigden, met dien verstande dat het wezenpensioen van het kind dat minderjarig is, zal worden uitbetaald aan de wettelijke vertegenwoordiger(s) van het kind.
4. Uitbetaling van de pensioenen geschiedt onder de volgende voorwaarden:
a. de in het buitenland woonachtige pensioengerechtigde dient op verzoek van de stichting een behoorlijk bewijs van zijn in leven zijn te overleggen;
b. indien partnerpensioen toekomt aan de partner van een ongehuwde en niet wettelijk als partner geregistreerde (gewezen) deelnemer of gepensioneerde, dienen op verzoek van de stichting stukken te worden overgelegd, waarin ten genoegen van het pensioenfonds wordt aangetoond dat de gezamenlijke huishouding onmiddellijk voorafgaande aan het overlijden nog bestond;
c. tevens moeten eventuele andere stukken, welke door de stichting worden verlangd, worden ingestuurd.
De kosten voor het verstrekken van de hiervoor bedoelde bewijzen en verklaringen zijn voor rekening van belanghebbende(n).
5. De pensioengerechtigde behoudt tijdens zijn leven recht op niet opgevorderde uitkeringen. Dit geldt niet indien de pensioenuitkeringen op grond van een aan dit pensioenreglement voorafgaand pensioenreglement op 1 januari 2007 zijn verjaard. Een pensioentermijn waarover niet is beschikt, vervalt aan het fonds na overlijden van de pensioengerechtigde.
6. De uitkeringen worden verminderd met die belastingen en premieheffingen, welke het pensioenfonds verplicht is in te houden en af te dragen ingevolge de op het tijdstip van uitkering van kracht zijnde wetten of besluiten.
10 OVERIGE BEPALINGEN
Vervreemden en afkopen van pensioenaanspraken en pensioenrechten
1. Vervreemding of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer, de (gewezen) partner of de pensioengerechtigde enig recht op zijn pensioenaanspraken of pensioenrechten aan een ander toekent is nietig, tenzij:
a. verpanding plaatsvindt voor het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling als bedoeld in artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990;
b. vervreemding van bijzonder partnerpensioen plaatsvindt op grond van artikel 8.8;
c. verevening plaatsvindt als bedoeld in artikel 8.9;
d. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding in plaats van de deelnemer diens gewezen partner respectievelijk diens partner wordt aangewezen als begunstigde voor (een deel van) het ouderdomspensioen, mits het pensioenfonds hiermee instemt; of
e. in het kader van een verrekening van pensioenrechten bij scheiding de waarde van het geheel of een deel van het ouderdomspensioen van de deelnemer bij dezelfde pensioenuitvoerder wordt aangewend voor een ouderdomspensioen op het leven van diens gewezen partner respectievelijk diens partner, mits het pensioenfonds hiermee instemt.
2. Pensioenaanspraken en pensioenrechten kunnen niet worden afgekocht, tenzij de Pensioenwet en dit pensioenreglement anders bepalen.
Uitgesloten risico’s
1. Geen aanspraak op partner- en/of wezenpensioen bestaat indien de deelnemer binnen een jaar na aanvang van de deelneming overlijdt en indien het overlijden het gevolg is van een aandoening, ziekte of gebrek, waarvan het bestaan al bij de deelnemer bekend was bij de aanvang van de deelneming, wordt in plaats daarvan een (bijzonder) partnerpensioen toegekend gebaseerd op de premievrije waarde berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
2. Indien de (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde overlijdt ten gevolge van de opzet of grove schuld van een (gewezen) partner of kind, dan:
a. vervalt het gehele wezenpensioen, hoe ook geheten, dat ten behoeve van dat kind door het pensioenfonds is verzekerd;
b. vervalt het uit hoofde van dit pensioenreglement ten behoeve van die (gewezen) partner verzekerde (bijzonder) partnerpensioen, hoe ook geheten, en wordt in plaats daarvan een (bijzonder) partnerpensioen uitgekeerd dat kan worden verworven op basis van de premievrije waarde van het opgebouwde (bijzonder) partnerpensioen berekend naar de dag voorafgaande aan het overlijden.
3. Op het in lid 1 en lid 2 onder b bedoelde te verwerven (bijzonder) partnerpensioen zijn, voor zover zij niet afwijken van dit artikel, de bepalingen uit dit pensioenreglement, met name maar niet beperkt tot de bepalingen inzake (bijzonder) partnerpensioen, van toepassing.
4. De ingevolge lid 2 onder b benodigde rekenregels worden bij toekenning van het (bijzonder) partnerpensioen door het bestuur vastgesteld op basis van de fondsgrondslagen.
Onvoorziene gevallen
1. Indien toepassing van enige bepaling van dit reglement ten opzichte van een deelnemer, diens (gewezen) partner of kinderen tot een onbillijkheid zou leiden, is het bestuur bevoegd om voor die personen een bijzondere voorziening te treffen.
2. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, beslist het bestuur.
3. Indien de pensioenregeling door de belastingdienst niet toelaatbaar wordt geacht, zal de pensioenregeling worden vervangen door een pensioenregeling die wel in overeenstemming is met de eisen die de belastingdienst daaraan stelt. De aanpassing vindt automatisch plaats met terugwerkende kracht tot de datum van invoering of wijziging van de pensioenregeling.
Vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
10.4.1 Verlening vrijstelling wegens gemoedsbezwaren
1. De werknemer of de aangesloten werkgever, die gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering, kan op aanvraag door het fonds worden vrijgesteld van de verplichting tot naleving van het bij of krachtens de statuten en dit reglement te zijnen aanzien bepaalde. Dit geldt ook voor de aangesloten werkgever met rechtspersoonlijkheid, waarbij natuurlijke personen betrokken zijn, die zodanige bezwaren hebben.
2. Bij de indiening van de aanvraag moet gebruik worden gemaakt van een door het bestuur vastgestelde modelverklaring. Uit deze verklaring blijkt, dat degene die de verklaring indient overwegende gemoedsbezwaren heeft tegen iedere vorm van verzekering en daarom noch zichzelf, noch iemand anders, noch zijn eigendommen heeft verzekerd. Uit de door een aangesloten werkgever in te dienen verklaring moet tevens blijken of deze ook gemoedsbezwaren heeft tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen.
3. De aanvraag tot vrijstelling van een aangesloten werkgever met rechtspersoonlijkheid moet worden ingediend door het daartoe bevoegde orgaan van de rechtspersoon onder overlegging van een verklaring, waaruit blijkt dat de natuurlijke personen, die deel uitmaken van dat orgaan, in meerderheid overwegende gemoedsbezwaren hebben. Bij de aanvraag moet een gewaarmerkt afschrift worden overgelegd van de statuten van de rechtspersoon en van de notulen van de vergadering, waarin het besluit tot het aanvragen van de vrijstelling is genomen.
4. De vrijstelling wordt door het fonds verleend, indien de verklaring naar zijn mening overeenkomstig de waarheid is. Aan degene, die heeft verklaard geen gemoedsbezwaren te hebben tegen de nakoming van de hem als werkgever opgelegde verplichtingen, kan op die grond een vrijstelling van de hem anders dan in zijn hoedanigheid van werkgever opgelegde verplichtingen niet worden geweigerd. Van de verleende vrijstelling wordt een bewijs uitgereikt.
5. Aan de vrijstelling kunnen voorwaarden worden verbonden, welke noodzakelijk zijn in verband met de administratie van het fonds. Een vrijgestelde werkgever is verplicht te zorgen, dat (een afschrift van) de hem verleende vrijstelling wordt en blijft opgehangen op een plaats, welke vrij toegankelijk is voor alle in zijn dienst zijnde werknemers, zodat door hen op gemakkelijke wijze kan worden kennis genomen van de verleende vrijstelling. Een vrijgestelde werknemer is verplicht om de partner op een door het fonds vastgesteld aanmeldingsformulier aan het fonds op te geven.
6. Op de reglementaire bepalingen inzake vrijstelling zijn de bepalingen van hoofdstuk IIB en hoofdstuk VIII van de Wet op de loonbelasting 1964 van overeenkomstige toepassing, tenzij bij wet of ministeriële regelgeving anders bepaald is.
10.4.2 Spaarbedragen
1. Voor een ieder, die vrijstelling heeft wegens gemoedsbezwaren, geschiedt de opbouw van de pensioen vervangende uitkeringen op basis van te storten spaarbijdragen. Dat geldt ook voor een aangesloten werkgever, die geen vrijstelling heeft en die een werknemer in dienst heeft die wel een vrijstelling heeft. Het werknemersaandeel in deze spaarbijdrage wordt op het loon van de werknemer ingehouden.
2. De vrijgestelde werkgever is voor een werknemer, die geen vrijstelling heeft een spaarbijdrage aan het fonds verschuldigd. Deze spaarbijdrage is gelijk aan de totale premie die bij de aangesloten werkgever in rekening zou zijn gebracht als er geen vrijstelling was verleend. Het werknemersaandeel in deze spaarbijdrage dat periodiek op het loon wordt ingehouden, geeft recht op een evenredig deel van de pensioenaanspraken, waarop recht zou hebben bestaan, indien aan zijn aangesloten werkgever geen vrijstelling zou zijn verleend. Voor een dergelijke werknemer wordt de pensioenregeling volledig van kracht, indien hij aan het fonds heeft gevraagd zijn werkgeversdeel in de spaarbijdragen aan te merken als pensioenpremie.
10.4.3 Storting op spaarrekening
1. De ingevolge artikel 10.4.2 voor een werknemer betaalde spaarbijdragen, met uitzondering van de spaarbijdragen bedoeld in het tweede lid van genoemd artikel, worden geboekt op een spaarrekening. Het saldo daarvan wordt verhoogd met rente. De op de spaarrekening bij te schrijven rente wordt jaarlijks door het bestuur bepaald.
2. Het spaartegoed wordt aan de werknemer uitgekeerd op de pensioenrichtdatum, of aan zijn rechtverkrijgenden bij zijn eerder overlijden. Op verzoek van de werknemer kan het spaartegoed eerder of later worden uitgekeerd dan de pensioenrichtdatum. Eerdere uitkering van het spaartegoed is op zijn vroegst mogelijk op de eerste dag van de maand, volgend op de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die gelegen is vijf jaar voor de voor de (gewezen) deelnemer geldende AOW- gerechtigde leeftijd. Latere uitkering van het spaartegoed is mogelijk tot uiterlijk eerste dag van de maand waarin de (gewezen) deelnemer de leeftijd bereikt die gelegen is vijf jaar na de voor de (gewezen) deelnemer geldende AOW-gerechtigde leeftijd
3. Voor de werknemer als bedoeld in artikel 10.4.5 eerste lid, die geen aanvraag had gedaan als bedoeld in de laatste volzin van dat lid en die uit dienst treedt van de aangesloten werkgever die wel een vrijstelling heeft, wordt voor hem de pensioenregeling volledig van kracht. Hetzelfde geldt als een dergelijke werknemer overlijdt of de pensioenrichtdatum bereikt. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo vervalt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden als voor hem betaalde premie beschouwd.
10.4.4 Uitkeringen
De gespaarde bijdragen voor de vervangende uitkering voor het ouderdoms- en partnerpensioen worden na het bereiken van de pensioenrichtdatum in gelijke termijnen aan de werknemer gedurende ten minste 15 jaar en ten hoogste 25 jaar uitgekeerd. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd.
10.4.5 Overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer
1. Bij het overlijden van de uitkeringsgerechtigde werknemer voordat de uitkeringen zijn ingegaan, worden de spaarbedragen aangewend voor een uitkering aan de in de regeling genoemde partner, als bedoeld in artikel 18 lid 1, onderdeel a, onder 2° van de Wet op de loonbelasting 1964. De periode waarover voor de partner een uitkering wordt vastgesteld bedraagt ten minste 15 jaar en ten hoogste 25 jaar. Indien het jaarbedrag uitkomt beneden het bedrag genoemd in artikel 66 van de Pensioenwet wordt het spaarbedrag in één keer uitgekeerd. Ingeval geen sprake is van een partner maar wel van één of meer wezen als bedoeld in artikel 18 lid 1, onderdeel a, onder 3° van de Wet op de loonbelasting 1964, wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een uitkering aan de wezen. Voor de uitkeringsperiode dient te worden aangesloten bij de pensioenregeling. Bij afwezigheid van partner of wezen wordt het gespaarde kapitaal aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalig uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in artikel 18a, negende lid, van de Wet op de loonbelasting 1964.
2. Bij overlijden van de werknemer nadat de uitkeringen zijn ingegaan wordt de betaling van de vastgestelde uitkeringen voor de nog resterende periode voortgezet ten behoeve van de in de pensioenregeling opgenomen partner als bedoeld in artikel 18 lid 1, onderdeel a, onder 2° van de Wet op de loonbelasting 1964. Indien een partner ontbreekt geschiedt de uitkering ten behoeve van de in de regeling vermelde wezen als bedoeld in artikel 18 lid 1, onderdeel a, onder 3°van de Wet op de loonbelasting 1964. Bij afwezigheid van partner of wezen wordt het nog niet tot uitkering gekomen spaarbedrag aangewend voor een eenmalige uitkering aan de erfgenamen. Het eenmalige uit te keren bedrag wordt belast overeenkomstig het bepaalde in de Wet op de loonbelasting 1964.
10.4.6 Intrekking vrijstelling
1. Het fonds is verplicht een vrijstelling in te trekken:
a. indien de betrokkene dit verzoekt;
b. indien naar zijn oordeel de gemoedsbezwaren op grond waarvan de vrijstelling is verleend niet langer geacht kunnen worden te bestaan.
Het fonds is bevoegd een vrijstelling in te trekken, indien de betrokkene de daarbij gestelde voorwaarden niet of niet behoorlijk naleeft.
2. Door de intrekking of het vervallen van de vrijstelling wordt voor de betrokkene de pensioenregeling volledig van kracht. Het op zijn naam geboekte spaarsaldo vervalt en de voor hem betaalde spaarbijdragen worden beschouwd als voor hem betaalde premie.
Inwerkingtreding en overgangsbepalingen
1. Dit pensioenreglement is in werking getreden op 1 januari 2020 en is gewijzigd per 1 oktober 2020, per 1 januari 2022em per 29 juni 2022. Dit pensioenreglement is voor het laatst gewijzigd op 17 januari 2023, waarbij de wijzigingen met terugwerkende kracht tot 1 januari 2023 van toepassing zijn.
2. Dit pensioenreglement vervangt het met ingang van 1 januari 2020 buiten werking getreden pensioenreglement van het pensioenfonds zoals dat gold op 31 december 2019.
3. Vanaf 1 januari 2020 wordt de verwerving van pensioenaanspraken, waaronder begrepen de voorwaardelijke pensioenaanspraken uit hoofde van de overgangsregeling als bedoeld in bijlage 1 van het buiten werking getreden reglement, voortgezet op basis van dit pensioenreglement.
4. De deelnemer die op 31 december 2019 deelnemer was in het toen geldende pensioenreglement en met ingang van 1 januari 2020 deelneemt in dit pensioenreglement, behoudt zijn in 2019 op risicobasis verzekerde aanspraak op partnerpensioen.
5. Alle pensioenaanspraken, inclusief de verleende toeslagen, die tot en met 31 december 2019 zijn opgebouwd uit hoofde van het toen geldende pensioenreglement en de daarvoor geldende pensioenreglementen worden omgezet naar pensioenaanspraken in dit pensioenreglement. Dit geldt ook voor de voorwaardelijke pensioenaanspraken die zijn verworven op grond van de overgangsregeling als bedoeld in bijlage 1 van het buiten werking getreden reglement. Op de na de omzetting verkregen (voorwaardelijke) pensioenaanspraken zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
6. De in lid 5 bedoelde omzetting vindt plaats op basis van collectieve actuariële gelijkwaardigheid, met dien verstande dat de hoogte van het omgezette (bijzonder) partnerpensioen, wezenpensioen en voorwaardelijk partnerpensioen ongewijzigd blijft.
7. Het ouderdomspensioen uit hoofde van het op 31 december 2019 geldende pensioenreglement dat in de eerste helft van 2020 in gaat en het ouderdomspensioen uit hoofde van dit pensioenreglement dienen gelijktijdig in te gaan.
8. De deelnemer die op 31 december 2019 op grond van het toen geldende pensioenreglement, in aanmerking kwam voor een premievrije voortzetting van de deelneming wegens arbeidsongeschiktheid en vanaf 1 januari 2020 onder de werking van de WAO of WIA blijft vallen, behoudt het recht op premievrije voortzetting van de deelneming conform de bepalingen van dit pensioenreglement.
9. Op de per 31 december 2019 reeds ingegane pensioenen zijn per 1 januari 2020 de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
10. De tot en met 31 december 2020 voorwaardelijk opgebouwde pensioenaanspraken uit hoofde van de overgangsregeling als bedoeld in lid 3 zijn op 31 december 2020 afgefinancierd. De bedoelde overgangsregeling, die in werking getreden is op 1 januari 2006, is daarmee per 1 januari 2021 vervallen.
11. Op de extra aanspraken op ouderdomspensioen en partnerpensioen uit hoofde van de overgangsregeling als bedoeld in lid 3 zijn de bepalingen van dit pensioenreglement van toepassing.
Bijlage 1 - Vervallen
Bijlage 2 - Grensbedragen en premiepercentages
Datum | Maximum pensioengevend salaris | Franchise | Premiebijdrage in % van de pensioengrondslag | ||
Totaal | Basisregeling | Overgangsregeling | |||
1-1-2020 | € 110.111 | € 12.865 | 26,5 | 24,9 | 1,6 |
1-1 2021 | € 112.189 | € 13.187 | 27,4% | 27,4% | Vervallen |
1-1-2022 | € 114.866 | € 13.441* | 28,3% | 28,3% | Vervallen |
1-1-2023 | € 128.810 | € 13.701 | 28,3% | 28,3% | Vervallen |
*in tegenstelling tot voorgaande jaren werd de algemene loonronde per 1 juli 2021 uitgedrukt in een absoluut bedrag (loonstijging per 1 juli 2021 van €50) in plaats van in een percentage. Het gemiddelde gemaximeerde pensioengevende loon vóór de loonstijging van 1 juli is vergeleken met het gemiddelde gemaximeerde pensioengevende loon na de loonstijging van 1 juli. Het verschil is in een percentage uitgedrukt. Om de franchise per 1 januari 2022 te bepalen is de franchise per 1 januari 2021 met dit percentage verhoogd.
Bijlage 3 – Flexibiliserings- en afkoopfactoren
Uitgangspunten
Bij de factoren zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd:
Overlevingstafel Prognosetafel AG2022, startjaar 2023 Ervaringssterfte Ervaringssterfte Pensioenfonds Banden- en Wielen
Rente Rentetermijnstructuur DNB per 31-10-2022, waarbij rekening is gehouden met 75% van de nieuwe UFR-methode.
Gehuwdheid Tot pensioendatum wordt het onbepaalde partnersysteem gehanteerd, met fondsspecifieke partnerfrequenties.
Vanaf pensioendatum wordt het bepaalde partnersysteem gehanteerd.
Opslag toekomstige kosten Afkoopfactoren 0% Opslag voor wezenpensioen Afkoopfactoren 0,35%
Verhouding man/vrouw | Flexibiliseringsfactoren | Man 95% | Vrouw 5% |
Afkoopfactoren | 95% | 5% |
Vervroegings- en uitstelfactoren van het ouderdomspensioen (artikel 6.1)
In onderstaande tabel zijn de vervroegings- en uitstelfactoren opgenomen van het ouderdomspensioen. Door het ouderdomspensioen ingaande op 68 jaar te vermenigvuldigen met de factor in de tabel wordt de hoogte van het ouderdomspensioen op de vervroegde/uitgestelde ingangsdatum gevonden.
Leeftijd | Factor |
61 | 0,6428 |
62 | 0,6791 |
63 | 0,7194 |
64 | 0,7640 |
65 | 0,8136 |
66 | 0,8689 |
67 | 0,9307 |
68 | 1,0000 |
69 | 1,0775 |
70 | 1,1640 |
71 | 1,2609 |
72 | 1,3700 |
Bij vervroeging van de pensioeningang blijft het bij het ouderdomspensioen behorende partner- en/of wezenpensioen ongewijzigd.
Voorbeeld
Een 62-jarige deelnemer besluit het uitgesteld levenslang ouderdomspensioen ingaande op leeftijd 68 te
vervroegen naar leeftijd 62. Voor € 1.000 uitgesteld levenslang ouderdomspensioen ontvangt de deelnemer
€ 679,10 direct ingaand ouderdomspensioen.
Uitruil ouderdomspensioen naar partnerpensioen en vice versa (artikel 6.3) Op pensioendatum
In onderstaande tabel zijn de volgende uitruilfactoren opgenomen:
• Van partnerpensioen naar ingegaan ouderdomspensioen Factor "PP in OP"
• Van ingegaan ouderdomspensioen naar partnerpensioen Factor "OP in PP"
De verkregen aanspraak wordt gevonden door de factor in de tabel te vermenigvuldigen met de aanspraak die wordt uitgeruild.
Leeftijd | Leeftijd | ||
Xxxxx | Xxxxxxx | PP in OP | OP in PP |
61 | 10 | 0,2654 | 3,8054 |
61 | 11 | 0,2661 | 3,7961 |
62 | 0 | 0,2679 | 3,7680 |
63 | 0 | 0,2777 | 3,6454 |
64 | 0 | 0,2878 | 3,5266 |
65 | 0 | 0,2986 | 3,4093 |
66 | 0 | 0,3073 | 3,2959 |
67 | 0 | 0,3161 | 3,1848 |
68 | 0 | 0,3252 | 3,0749 |
69 | 0 | 0,3369 | 2,9680 |
70 | 0 | 0,3493 | 2,8631 |
71 | 0 | 0,3624 | 2,7595 |
72 | 0 | 0,3760 | 2,6593 |
Voorbeeld
Een 63-jarige deelnemer kiest ervoor om een deel van het vervroegde levenslang ouderdomspensioen uit te
ruilen voor partnerpensioen. Voor € 1.000 vervroegd levenslang ouderdomspensioen ontvangt de deelnemer
€ 3.645,40 extra partnerpensioen.
Uitruil ouderdomspensioen naar partnerpensioen (artikel 6.3)
Vòòr pensioendatum
In onderstaande tabel zijn de volgende uitruilfactoren opgenomen: - Van ouderdomspensioen (ingaande op 68-jarige leeftijd) naar partnerpensioen bij tussentijdse beëindiging van de deelneming en op de pensioendatum. Factor "OP68 in PP"
De verkregen aanspraak wordt gevonden door de factor in de tabel te vermenigvuldigen met de aanspraak die wordt uitgeruild.
Leeftijd | OP68 in PP | Leeftijd | OP68 in PP | |||
18 | 2,8955 | 46 | 2,3493 | |||
19 | 2,8700 | 47 | 2,3400 | |||
20 | 2,8445 | 48 | 2,3324 | |||
21 | 2,8192 | 49 | 2,3267 | |||
22 | 2,7940 | 50 | 2,3233 | |||
23 | 2,7690 | 51 | 2,3223 | |||
24 | 2,7445 | 52 | 2,3241 | |||
25 | 2,7205 | 53 | 2,3289 | |||
26 | 2,6973 | 54 | 2,3375 | |||
27 | 2,6747 | 55 | 2,3499 | |||
28 | 2,6526 | 56 | 2,3672 | |||
29 | 2,6314 | 57 | 2,3892 | |||
30 | 2,6108 | 58 | 2,4174 | |||
31 | 2,5905 | 59 | 2,4509 | |||
32 | 2,5710 | 60 | 2,4895 | |||
33 | 2,5519 | 61 | 2,5343 | |||
34 | 2,5331 | 62 | 2,5853 | |||
35 | 2,5147 | 63 | 2,6424 | |||
36 | 2,4968 | 64 | 2,7078 | |||
37 | 2,4791 | 65 | 2,7798 | |||
38 | 2,4617 | 66 | 2,8847 | |||
39 | 2,4448 | 67 | 3,0035 | |||
40 | 2,4286 | 68 | 3,1372 | |||
41 | 2,4131 | |||||
42 | 2,3983 | |||||
43 | 2,3842 | |||||
44 | 2,3713 | |||||
45 | 2,3598 |
Voorbeeld
Een 50-jarige deelnemer kiest ervoor om een deel van het uitgesteld levenslang ouderdomspensioen dat
ingaat op de reguliere pensioendatum uit te ruilen voor partnerpensioen. Voor € 1.000 uitgesteld levenslang ouderdomspensioen, ontvangt de deelnemer € 2.323,30 extra partnerpensioen.
Omzetting ouderdomspensioen in tijdelijk ouderdomspensioen (artikel 6.4 AOW compensatie)
In onderstaande tabel zijn de factoren voor omzetting van ingegaan ouderdomspensioen naar AOW- overbruggingspensioen opgenomen. Aangezien de AOW-leeftijd afhankelijk is van de geboortedag, is de AOW- leeftijd per persoon verschillend. In de tabel zijn meerdere AOW leeftijden opgenomen.
De verkregen jaarlijkse aanspraak op AOW-overbruggingspensioen wordt gevonden door de factor in de tabel te vermenigvuldigen met de aanspraak op ingegaan ouderdomspensioen die wordt uitgeruild.
AOW tot | ||||
Leeftijd | Leeftijd | 66 jaar | 67 jaar | 67 jaar |
Jaren | Maanden | 10 mnd | 0 mnd | 3 mnd |
61 | 10 | 3,6892 | 3,5812 | 3,4317 |
61 | 11 | 3,7368 | 3,6255 | 3,4715 |
62 | 0 | 3,7862 | 3,6712 | 3,5126 |
62 | 1 | 3,8373 | 3,7186 | 3,5551 |
62 | 2 | 3,8902 | 3,7676 | 3,5989 |
62 | 3 | 3,9451 | 3,8184 | 3,6442 |
62 | 4 | 4,0020 | 3,8710 | 3,6911 |
62 | 5 | 4,0611 | 3,9255 | 3,7397 |
62 | 6 | 4,1225 | 3,9821 | 3,7900 |
62 | 7 | 4,1863 | 4,0408 | 3,8421 |
62 | 8 | 4,2527 | 4,1018 | 3,8961 |
62 | 9 | 4,3218 | 4,1652 | 3,9521 |
62 | 10 | 4,3938 | 4,2311 | 4,0102 |
62 | 11 | 4,4689 | 4,2998 | 4,0706 |
63 | 0 | 4,5474 | 4,3714 | 4,1335 |
63 | 1 | 4,6294 | 4,4461 | 4,1989 |
63 | 2 | 4,7152 | 4,5242 | 4,2669 |
63 | 3 | 4,8049 | 4,6057 | 4,3379 |
63 | 4 | 4,8989 | 4,6909 | 4,4119 |
63 | 5 | 4,9975 | 4,7800 | 4,4891 |
63 | 6 | 5,1010 | 4,8735 | 4,5698 |
63 | 7 | 5,2099 | 4,9714 | 4,6542 |
63 | 8 | 5,3244 | 5,0743 | 4,7425 |
63 | 9 | 5,4451 | 5,1824 | 4,8350 |
63 | 10 | 5,5726 | 5,2962 | 4,9320 |
63 | 11 | 5,7073 | 5,4162 | 5,0339 |
64 | 0 | 5,8502 | 5,5429 | 5,1410 |
64 | 1 | 6,0020 | 5,6770 | 5,2539 |
64 | 2 | 6,1632 | 5,8192 | 5,3729 |
64 | 3 | 6,3348 | 5,9699 | 5,4984 |
64 | 4 | 6,5178 | 6,1301 | 5,6312 |
64 | 5 | 6,7135 | 6,3006 | 5,7720 |
64 | 6 | 6,9231 | 6,4825 | 5,9213 |
64 | 7 | 7,1482 | 6,6769 | 6,0798 |
64 | 8 | 7,3905 | 6,8851 | 6,2487 |
64 | 9 | 7,6522 | 7,1087 | 6,4287 |
64 | 10 | 7,9356 | 7,3495 | 6,6212 |
64 | 11 | 8,2439 | 7,6095 | 6,8273 |
65 | 0 | 8,5810 | 7,8914 | 7,0490 |
65 | 1 | 8,9506 | 8,1984 | 7,2879 |
65 | 2 | 9,3573 | 8,5336 | 7,5458 |
65 | 3 | 9,8067 | 8,9010 | 7,8251 |
65 | 4 | 10,3063 | 9,3050 | 8,1291 |
65 | 5 | 10,8645 | 9,7516 | 8,4610 |
65 | 6 | 11,4926 | 10,2479 | 8,8246 |
65 | 7 | 12,2043 | 10,8026 | 9,2246 |
65 | 8 | 13,0176 | 11,4266 | 9,6667 |
65 | 9 | 13,9559 | 12,1336 | 10,1579 |
65 | 10 | 15,0503 | 12,9416 | 10,7069 |
65 | 11 | 16,3446 | 13,8738 | 11,3245 |
66 | 0 | 17,9005 | 14,9622 | 12,0252 |
66 | 1 | 19,8050 | 16,2514 | 12,8268 |
66 | 2 | 22,1858 | 17,8003 | 13,7516 |
66 | 3 | 25,2468 | 19,6933 | 14,8303 |
66 | 4 | 29,3285 | 22,0596 | 16,1065 |
66 | 5 | 35,0429 | 25,1020 | 17,6395 |
66 | 6 | 43,6135 | 29,1584 | 19,5130 |
66 | 7 | 57,8993 | 34,8364 | 21,8544 |
66 | 8 | 86,4704 | 43,3536 | 24,8637 |
66 | 9 | 172,1781 | 57,5446 | 28,8748 |
66 | 10 | 85,9193 | 34,4883 | |
66 | 11 | 170,9836 | 42,9016 | |
67 | 0 | 56,9320 | ||
67 | 1 | 85,0228 | ||
67 | 2 | 169,3096 | ||
67 | 3 |
Voorbeeld
Een 65-jarige deelnemer gaat met pensioen en besluit het vervroegde ouderdomspensioen uit ruilen voor direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot 66 jaar en 10 maanden. Voor € 1.000 vervroegd
ouderdomspensioen, ontvangt de deelnemer € 8.581 direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot leeftijd 66 jaar en 10 maanden.
Variatie in de hoogte van het ouderdomspensioen (artikel 65)
In de volgende tabel zijn de factoren voor omzetting van ingegaan ouderdomspensioen in een hoog en laag pensioen gegeven. De periode geeft het aantal jaren aan dat het hoge pensioen van toepassing is. Na deze periode volgt het lage pensioen. De verkregen jaarlijkse aanspraak op het hoge pensioen wordt gevonden door de factor in de tabel te vermenigvuldigen met de aanspraak op ingegaan ouderdomspensioen die wordt uitgeruild. Het lage pensioen bedraagt 75% van het hoge pensioen.
De factoren gelden indien de keuze gemaakt wordt voor een combinatie waarbij het lage pensioen exact 75% van het hoge pensioen bedraagt. Indien gekozen wordt voor een ander percentage kan de factor separaat worden opgevraagd
Leeftijd | 5 jaar | 10 jaar |
61 | 1,2253 | 1,1486 |
62 | 1,2223 | 1,1443 |
63 | 1,2193 | 1,1398 |
64 | 1,2160 | 1,1351 |
65 | 1,2126 | 1,1302 |
66 | 1,2090 | 1,1251 |
67 | 1,2051 | 1,1199 |
68 | 1,2011 | 1,1144 |
69 | 1,1967 | 1,1087 |
70 | 1,1922 | 1,1029 |
71 | 1,1874 | 1,0969 |
72 | 1,1822 | 1,0907 |
Voorbeeld
Een 62-jarige deelnemer besluit om te kiezen voor een hoog-laag constructie, met een duur van 5 jaar voor de hoge uitkering. De lage uitkering die vanaf leeftijd 67 jaar ingaat is daarbij gelijk aan 75% van de hoge
uitkering. Voor € 1.000 vervroegd ouderdomspensioen ontvangt de deelnemer € 1.222,30 direct ingaand tijdelijk ouderdomspensioen tot de 67-jarige leeftijd. Vanaf leeftijd 67 gaat een levenslang
ouderdomspensioen in dat gelijk is aan € 916,73, zijnde 75% van de hoge uitkering.
Afkoopfactoren (artikel 10.1 lid 2)
Indien pensioenen afgekocht worden, dan wordt de afkoopwaarde bepaald door de af te kopen aanspraken te vermenigvuldigen met de factoren in onderstaande tabel.
In onderstaande tabel zijn de volgende afkoopfactoren opgenomen:
• Ouderdomspensioen met pensioenleeftijd 68 jaar Factor "Afkoop Latent OP68"
• Niet ingegaan partnerpensioen Factor "Afkoop Latent PP met uitruil"
• Niet ingegaan partnerpensioen Factor "Afkoop Latent PP zonder uitruil"
• Ingegaan partnerpensioen Factor "Afkoop Ingegaan PP"
• Ingegaan tijdelijk partnerpensioen Factor "Afkoop Ingegaan TPP"
• Ingegaan ouderdomspensioen Factor "Afkoop Ingegaan OP"
• Ingegaan wezenpensioen tot de 18-jarige leeftijd Factor "Afkoop Ingegaan WZP 18"
• Ingegaan wezenpensioen tot de 21-jarige leeftijd Factor "Afkoop Ingegaan WZP 21".
Afkoop | Afkoop | |||||
Afkoop | Latent PP | Latent PP | Afkoop | Afkoop | Afkoop | |
Leeftijd | Latent OP68 | met uitruil | zonder uitruil | Ingegaan PP | Ingegaan TPP | Ingegaan OP |
18 | 7,6807 | 2,5611 | 2,1165 | 37,3134 | 28,7775 | 36,8228 |
19 | 7,7365 | 2,6028 | 2,1521 | 36,9642 | 28,3625 | 36,4677 |
20 | 7,7923 | 2,6453 | 2,1884 | 36,6110 | 27,9433 | 36,1091 |
21 | 7,8482 | 2,6884 | 2,2251 | 36,2530 | 27,5194 | 35,7462 |
22 | 7,9040 | 2,7321 | 2,2625 | 35,8904 | 27,0910 | 35,3788 |
23 | 7,9596 | 2,7762 | 2,3002 | 35,5231 | 26,6578 | 35,0065 |
24 | 8,0151 | 2,8207 | 2,3382 | 35,1509 | 26,2198 | 34,6300 |
25 | 8,0706 | 2,8654 | 2,3762 | 34,7735 | 25,7768 | 34,2486 |
26 | 8,1258 | 2,9100 | 2,4141 | 34,3917 | 25,3293 | 33,8624 |
27 | 8,1809 | 2,9545 | 2,4519 | 34,0049 | 24,8769 | 33,4711 |
28 | 8,2356 | 2,9991 | 2,4896 | 33,6133 | 24,4196 | 33,0743 |
29 | 8,2903 | 3,0435 | 2,5271 | 33,2173 | 23,9579 | 32,6728 |
30 | 8,3448 | 3,0876 | 2,5643 | 32,8165 | 23,4915 | 32,2664 |
31 | 8,3989 | 3,1320 | 2,6015 | 32,4106 | 23,0201 | 31,8545 |
32 | 8,4529 | 3,1762 | 2,6385 | 31,9997 | 22,5436 | 31,4379 |
33 | 8,5068 | 3,2203 | 2,6753 | 31,5835 | 22,0621 | 31,0163 |
34 | 8,5604 | 3,2646 | 2,7123 | 31,1629 | 21,5759 | 30,5893 |
35 | 8,6139 | 3,3089 | 2,7492 | 30,7378 | 21,0852 | 30,1572 |
36 | 8,6672 | 3,3532 | 2,7859 | 30,3077 | 20,5895 | 29,7201 |
37 | 8,7202 | 3,3977 | 2,8228 | 29,8729 | 20,0889 | 29,2776 |
38 | 8,7731 | 3,4422 | 2,8596 | 29,4336 | 19,5833 | 28,8302 |
39 | 8,8263 | 3,4869 | 2,8964 | 28,9895 | 19,0720 | 28,3774 |
40 | 8,8800 | 3,5313 | 2,9328 | 28,5409 | 18,5554 | 27,9199 |
41 | 8,9344 | 3,5754 | 2,9689 | 28,0882 | 18,0335 | 27,4575 |
42 | 8,9897 | 3,6194 | 3,0046 | 27,6317 | 17,5065 | 26,9903 |
43 | 9,0458 | 3,6630 | 3,0399 | 27,1711 | 16,9733 | 26,5187 |
44 | 9,1037 | 3,7061 | 3,0745 | 26,7058 | 16,4328 | 26,0424 |
45 | 9,1643 | 3,7484 | 3,1082 | 26,2379 | 15,8862 | 25,5622 |
46 | 9,2273 | 3,7906 | 3,1415 | 25,7655 | 15,3322 | 25,0771 |
47 | 9,2933 | 3,8320 | 3,1739 | 25,2917 | 14,7724 | 24,5881 |
48 | 9,3625 | 3,8724 | 3,2050 | 24,8145 | 14,2037 | 24,0955 |
49 | 9,4369 | 3,9120 | 3,2349 | 24,3335 | 13,6237 | 23,5992 |
50 | 9,5184 | 3,9507 | 3,2638 | 23,8491 | 13,0324 | 23,0991 |
51 | 9,6075 | 3,9886 | 3,2915 | 23,3617 | 12,4297 | 22,5953 |
52 | 9,7049 | 4,0249 | 3,3172 | 22,8729 | 11,8160 | 22,0889 |
53 | 9,8108 | 4,0594 | 3,3406 | 22,3812 | 11,1876 | 21,5796 |
54 | 9,9286 | 4,0921 | 3,3617 | 21,8863 | 10,5411 | 21,0683 |
55 | 10,0609 | 4,1237 | 3,3810 | 21,3885 | 9,8758 | 20,5539 |
56 | 10,2095 | 4,1532 | 3,3974 | 20,8889 | 9,1906 | 20,0383 |
57 | 10,3757 | 4,1810 | 3,4113 | 20,3862 | 8,4826 | 19,5206 |
58 | 10,5624 | 4,2057 | 3,4212 | 19,8821 | 7,7524 | 19,0022 |
59 | 10,7694 | 4,2287 | 3,4282 | 19,3750 | 6,9986 | 18,4822 |
60 | 10,9971 | 4,2504 | 3,4327 | 18,8650 | 6,2204 | 17,9599 |
61 | 11,2479 | 4,2697 | 3,4333 | 18,3553 | 5,4179 | 17,4376 |
62 | 11,5218 | 4,2866 | 3,4299 | 17,8436 | 4,5894 | 16,9136 |
63 | 11,8201 | 4,3019 | 3,4231 | 17,3280 | 3,7328 | 16,3883 |
64 | 12,1462 | 4,3135 | 3,4102 | 16,8094 | 2,8475 | 15,8636 |
65 | 12,5000 | 4,3238 | 3,3935 | 16,2893 | 1,9321 | 15,3376 |
66 | 12,8848 | 4,2939 | 3,3701 | 15,7656 | 0,9830 | 14,8119 |
67 | 13,3042 | 4,2575 | 3,3416 | 15,2390 | - | 14,2858 |
68 | 13,7587 | 4,2144 | 4,2144 | 14,7107 | - | 13,7587 |
69 | - | 4,1964 | 4,1964 | 14,1825 | - | 13,2326 |
70 | - | 4,1747 | 4,1747 | 13,6505 | - | 12,7066 |
71 | - | 4,1496 | 4,1496 | 13,1178 | - | 12,1807 |
72 | - | 4,1189 | 4,1189 | 12,5840 | - | 11,6581 |
73 | - | 4,0824 | 4,0824 | 12,0476 | - | 11,1376 |
74 | - | 4,0413 | 4,0413 | 11,5119 | - | - |
75 | - | 3,9947 | 3,9947 | 10,9754 | - | - |
76 | - | - | - | 10,4419 | - | - |
77 | - | - | - | 9,9109 | - | - |
78 | - | - | - | 9,3837 | - | - |
79 | - | - | - | 8,8622 | - | - |
80 | - | - | - | 8,3452 | - | - |
81 | - | - | - | 7,8419 | - | - |
82 | - | - | - | 7,3491 | - | - |
83 | - | - | - | 6,8707 | - | - |
84 | - | - | - | 6,4059 | - | - |
85 | - | - | - | 5,9566 | - | - |
86 | - | - | - | 5,5284 | - | - |
87 | - | - | - | 5,1235 | - | - |
88 | - | - | - | 4,7437 | - | - |
89 | - | - | - | 4,3844 | - | - |
90 | - | - | - | 4,0521 | - | - |
91 | - | - | - | 3,7495 | - | - |
92 | - | - | - | 3,4619 | - | - |
93 | - | - | - | 3,1974 | - | - |
94 | - | - | - | 2,9548 | - | - |
95 | - | - | - | 2,7339 | - | - |
96 | - | - | - | 2,5340 | - | - |
97 | - | - | - | 2,3538 | - | - |
98 | - | - | - | 2,1922 | - | - |
99 | - | - | - | 2,0479 | - | - |
100 | - | - | - | 1,9196 | - | - |
Leeftijd | WZP 18_1 | WZP 21_1 |
0 | 13,9995 | 15,7304 |
1 | 13,3983 | 15,1641 |
2 | 12,7843 | 14,5880 |
3 | 12,1572 | 13,9995 |
4 | 11,5142 | 13,3983 |
5 | 10,8518 | 12,7843 |
6 | 10,1693 | 12,1572 |
7 | 9,4651 | 11,5142 |
8 | 8,7372 | 10,8518 |
9 | 7,9855 | 10,1693 |
10 | 7,2098 | 9,4651 |
11 | 6,4094 | 8,7372 |
12 | 5,5842 | 7,9855 |
13 | 4,7337 | 7,2098 |
14 | 3,8573 | 6,4094 |
15 | 2,9546 | 5,5842 |
16 | 2,0257 | 4,7337 |
17 | 1,0682 | 3,8573 |
18 | 0,0832 | 2,9546 |
19 | - | 2,0257 |
20 | - | 1,0682 |
21 | - | 0,0832 |