3* JAARGANG — N* xa ZONDAG 3 DECEMBER 1933
3* JAARGANG — N* xa ZONDAG 3 DECEMBER 1933
R E D A C T I E : I xxxxxxxx, 00, Xxxxxxxxx
Vereenlging zonder winstgevend doel
Abonnement : 100 fr. per jaar = = = = =
BEHEER : Xxxxx Xxxxxxxxxx, 00, Xxxxxxxxx
Postchecknummer : 3 1 8 5 . 2 2
INHOUD
Xxxx XXXXXX.. — De jaarlijksche Vergadering der Vereeniging voor Wijsbegeerte des Rechts.
R E C H T S P R A A K .
H of van Beroep Brussel. — 4* Kamer. — 28 Oct.. 1933. — Namaking van stempels. — Gebruik van nagemaakte stempels. — Bestanddeelen van het bedrijf.
Handelsrechtbank Antwerpen. — 4e Kamer. —
20 November 1933. — Bevrachting. — Art. 91 wet op scheepvaart. — Vervoer naar Belgische Haven. — Goederen in tusschenhavens overge laden. — Toepasselijkheid. — Gevaren der zee.
— Geen aansprakelijkheid van kapitein. —
Bewijsvoering. — ' Verklaring van kapitein.
Boetstraffelijke Rechtbank Yper. — 12 Oct. 1933.
— Verkeer. — Buurtspoorwegen. — Verplich ting 1.50 met. van de lijn verwijderd te blijven.
— Tram op eigen bedding aangelegd. — Niet toepasselijk.
Handelsrechtbank St Niklaas. — 4 Juli 1933. — Huurovereenkomst. — Bijkomende overeen komst. — Xxxx der hoofdovereenkomst bepaalt
den aard der bijkomende overeenkomst.
Boetstraffelijke Rechtbank te Antwerpen. — 8* Kamer. — 31 October 1933. — 1. Strafvorde ring. — Qualificatie. — Wijziging. — II. Ge meentereglement. — Aangelegenheid geregeld door Koninklijk Besluit. — Kinemavertooning gedurende den vastentijd. — Regeling.
Werkrechtersraad van Beroep Antwerpen. —
30 October en 6 November 1933. — Bedienden- contract. — Medevennoot 'bij enkele geldschie ting. — Inmenging van den geldschieter in het beheer der firma. — Persoonlijke verplichting tot uitbetaling van bediendenloon.
Vredegerecht Antwerpen. — 4* Kanton. — 25 Oct. 1933. — Auteursrecht. — Bewijs der overtre ding. — Onontvankelijkheid van getuigenbewijs wegens laattijdigheid en onmogelijkheid van tegenbewijs.
B IB L IO G R A P H IE .
IN G E Z O N D E N B IJ D R A G E N . B A L IE L E V E N .
R E C H T E R L IJ K L E V E N .
211
staatsvorm» (1925) ; «Tijdgeest en Staats rechtswetenschap » (1920) ; « Natuurrecht » (1926) ; « Recht en Moraal » (1927) ; « Vergel dende gerechtigheid verbiedt de doodstraf» (1928) ; «H et begrip positief recht in verband met de leer van de rechtssouvereiniteit» (1930) ;
« De juridische uitleggingsmethode en hare grondslagen» (1931) ; « D e zin der politiek» (1931) ; « De rechtsgedachte van de historische school » (1932) ; « De theorie van de bronnen van het stellig recht in het licht der wetsidee » (1932).
Het geheel van deze « Handelingen » vormt een allerbelangrijkste bijdrage tot de heden daagsche rechtsphilosophie.
212
rechts- en statsleer, namelijk het breken van den bestaanden burgerlijken staat en het in de toekomst afsterven van den proletariseren klassenstaat. Hij houdt de juistheid van deze beide stellingen staande. De maatschappelijke ontwikkeling gaat naar een absoluut kiasseloo- ze en staatlooze maatschappij, waaruit de rechtsnormen zullen verdwenen zijn.
Dr Xxxxxxxx onderscheidt, naar het voorbeeld van den Rus Paschukanis, de eigenlijke rechts normen, waar zich bij de subjecien tegenstrij dige belangen voordoen (verkoop, run, enz.), en de technische normen, waarbij al de subjec ten streven naar hetzelide doel. De rechtsnor men zullen verdwijnen en enkel technische nor men zullen de gemeenschap beheerschen.
De Jaarlijksche Vergadering der
Vereeniging voor Wijsbegeerte des Rechts.
Voor de zitting, die op 18 November plaats had stond aan de dagorde : « De wijsgeerige grondslagen van de Marxistische Rechts- en Staatsleer », met als inleider Xx X. Xxxxxxxx.
Deze laatste is een nog jong geleerde, die
De inleider toonde ook aan hoe bij de he dendaagsche Russische wijsgeeren en sociolo gen, de rechts- en staatsleer van Xxxx niet zuiver wordt toegepast, en hij verklaarde zich tegenstrever van de partij-dictatuur daar waar Xxxx Xxxx de klassendictatuur vooropstelt. Op
Volledig onbekend in Vlaanderen, is de «ver- eeniging voor wijsbegeerte des rechts » een ge leerd genootschap dat een zeer vooraanstaan de plaats inneemt in het intellectueel leven van Nederland. Op Zaterdag, 18 dezer, hield deze vereeniging haar jaarlijksche vergadering te ’s Gravenhage in de zittingzaal van den Hoo- gen Raad en ik had het groot genoegen, als eerste Vlaamsch lid, deze vergadering te kun nen bijwonen en aldus een eersten band tè leg gen tusschen de zoo hoogstaande Nederland- sche rechtsphilosophie en de ontluikende Vlaamsche rechtswetenschap, band die, naar ik hoop, in de toekomst steeds dichter zal toe gesnoerd worden. Ik houd er aan hier mijn innigen dank uit te spreken aan den Voor zitter der Vereeniging Prof. Mr Kranenburg en den secretaris Prof. Dr von Xxxxxx, die mij wel in de hartelijkste bewoordingen hebben willen welkom heeten.
Nu voorafgaandelijk een woord over de ver eeniging zelve.
Oe juristen die zich niet houden aan de prac- tische toepassing van het recht, doch de be hoefte gevoelen zich te bezinnen over de wijs- geerige grondslagen van recht en staat, zijn in Nederland steeds oneindig talrijker geweest dan in ons land. Er bloeit dan ook in dit land een zeer hoogstaande school van Nederland- sche rechtsphilosophie, waarvan sommige ver tegenwoordigers — ik wil enkel Prof. H. Krab be vernoemen — tot een werkelijke wereld faam zijn gekomen. Diegenen die zich met deze passionante en hoogst belangrijke tak van de rechtswetenschap bezig houden, hebben het vóór enkele jaren wenschelijk geacht nader in voeling met elkaar te treden en het is in 1919 dat de Vereeniging voor wijsbegeerte des rechts werd opgericht. Haar eerste voorzitter was Xxxx. Xx X. Xxx xxx Xxxxx, die tijdens zijn activiteit als hoogleeraar te Leiden in zijn colleges — waarvan er een reeks zijn gebun deld geworden onder den titel «Algemeene in leiding tot de rechtsgeleerdheid» — zooveel gedaan heeft om bij de jonge juristen de be langstelling te prikkelen voor het onderzoek naar de wijsgeerige grondslagen van het recht.
Na Prof. Xxx xxx Xxxxx is de leiding der vereeniging overgegaan op Xxxx. Xxxxxxxxx,den wereldberoemden socioloog en ethnoloog der Amsterdamsche Universiteit, die op zijn beurt
werd opgevolgd door den grooten rechtsge leerde Xxxx. X. Xxxxxx, een der zuiverste glo ries vsniète N>^fiprJandsche wetenschap. Nadat het voorzitterschap nog werd uitgeoefend door de heeren Xxxxxxx Xxxxxxxx en Xxx Xxxx, twee zeer vooraanstaande rechtsphilosophen, is thans als president in functie, Prof. Mr Xxxxxxx burg, de zeer gekende en hooggewaardeerde leeraar in het Staatsrecht aan de Universiteit te Lleiden, wiens groot werk over : « Het Neder- landsche Staatsrecht», een wetenschappelijk monumment is, doch die zich vooral verdien stelijk heeft gemaakt voor de wijsbegeerte van het recht door zijn twee bundels : « Studies over recht en staat » en zijn boek « Positief recht en rechtsbewustzijn », waarin hij bij toe passing van de empirisch-analytische methode de laatste wet zoekt der reacties van het men- schelijk rechtsbewustzijn.
De Vereeniging houdt gewoonlijk één verga
dering per jaar, waarop een bepaald punt be treffende de rechtsphilosophie ter bespreking aan de dagorde gesteld wordt. De inleider van het debat zorgt voor een geschreven præ- advies dat enkele weken vóór de vergadering aan de leden wordt rondgezonden en dat dan ter zitting het voorwerp is van eene grondige en steeds uiterst belangrijke bespreking, waar bij de aanwezigen die behooren tot de meest uiteenloopende wijsgeerige strekkingen, gele genheid vinden stelling te nemen ten aanzien van de besproken vraagstukken.
De tekst der præ-adviezen, evenals het ste- nographisch verslag der debatten, wordt elk jaar uitgegeven in de « Handelingen » der ver eeniging en sedert 1925 verschijnen deze do cumenten eveneens in het tijdschrift « Mensch en Maatschappij ».
Ziehier de reeks onderwerpen die sinds de stichting der vereeniging aan de dagorde ston den en die allen behandeld werden door profes soren en juristen die het allerbeste vertegen woordigen van de hedendaagsche Nederland- sche rechtswetenschap : « Het begrip der ge rechtigheid» (1919) ; «H et begrip der rechts persoonlijkheid» (1920) ; « D e rechtsphiloso phie en de juridische vakwetenschappen » (1921) ; « D e Staatsidee» (1931) ; « D e fun- deering van het Strafrecht » (1922) ; « Staats bemoeiing en individueele vrijheid » (1922) ;
« Overheidsbevel en individueel geweten »
(1924) ; «Dem ocratie» (1925) ; « D e xxxxxxxx xxxxx xxx xx Xxxxxxxxxxxxx woorden Recht, Wet en Staat » (1925) ; « Parlementarisme als
reeds een merkwaardige wetenschappelijke ac tiviteit achter zich heeft. Hij promoveerde in 1928 op een dissertatie getiteld : « De Maxte- tische opvattingen over recht en staat », die doet blijken van een diepgaande kennis, niet enkel van dit bijzonder onderwerp, doch van heel de hedendaagsche rechts- en staatsleer. Het daaropvolgend jaar gaf hij een beknopte doch uitstekende studie uit over : « De Staats theorie van het nieuwe Rusland », die ons een synthese gaf van Russische staatsleer, onge veer in denzelfden zin als Xxxxx dit beproefd had voor Italië, met zijn zeer bekend werkje :
« De Staatstheorie van het Fascisme ». Sinds dien verschenen van de hand van Dr Xxxxxxxx tal van uitvoerige artikelen in de voornaamste Nederiandsche juridische tijdschriften zooals :
«Rechtsgeleerd Magazijn», «Tijdschrift voor Strafrecht », « Weekblad van het Recht », als ook in « Mensch en Maatschappij », waarin hij tevens regelmatig interessante bibliographische recensies over wetenschappelijke werken pu bliceert. In den loop van dit jaar gaf hij nog een lijvig boek uit, « Abortus provocatus en Strafwet», een juridisch-sociologisch onder zoek naar de doelmatigheid van de bestraffing der vruchtafdrijving, waarin hij aan de hand van een zeer uitgebreid materiaal, opkomt voor eene wijziging van de bestaande strafwetge ving op dit gebied.
De persoonlijkheid van den inleider, even
als het belang en de actualiteit van het onder werp en ook de inhoud van het præ-advies, deden van deze debatten het allerbeste ver wachten.
Hoe hoog de faam der «Vereeniging voor
Wijsbegeerte des rechts » in de juridische we reld staan aangeschreven, blijkt uit het feit dat de president van den Hoogen Raad, Jhr. M r Feith, de vergadering bijwoonde.
Xx X. Xxxxxxxx kreeg eerst het woord om en kele punten uit zijn præ-advies nader toe te lichten.
Spreker betuigde eerst en vooral zijn ge noegen dat het mogelijk was in deze vergade ring zijn onderwerp onbevangen en zuiver-we- tenschappelijk te bespreken, iets wat bvb. in Duitschland niet mogelijk zou zijn, terwijl in Rusland, waar de Marxistische leer als de on betwistbare waarheid wordt aanvaarcf, men toch tracht haar te kneden volgens de wissel valligheden der politiek.
Xxxxxxx had in zijn præ-advies vooral gewe zen op twee leerstukken van de Marxistische
verschillende andere zwakke punten bij de bolsjewistische theoretici werd nog gewezen.
Inleider vatte de bijzonderste elementen van de Marxistische rechts- en staatsleer samen. Zij is realistisch wat de methode betreft, zij beschouwt het recht als athankeiijk van de economische omstandigheden. Het recht is dus relatief. Monisme, causaliteit en déterminisme zijn eigenschappen die zien voordoen in deze staatsleer.
Het belangsrijkste van net betoog van Dr. Xxxxxxxx, btStOnd er wel in aan te toonen dat de Marxistische rechtsleer niet uitsluitend een materialistische philosophie tot gjonüsiag moet Xxxxxx, doch dat deze leer kan passen in ver schillende andere wijsgeerige stelsels, en Dr. Xxxxxxxx toonde dit namelijk aan voor de leer van Xxxxxxx, en ook voor het psychisch mo nisme van Xxxxxxx.
Dr Xxxxxxxx nam eindelijk stelling tegen de dualistische theorie van Xxxx en de daarop gesteunde rechtsleer van den neo-kantiaan Xxxx Xxxxxx. Hij noemde ook de wet van her rechtsbewustzijn, voorgesteld door Prof. Kra nenburg, onaannemelijk, omdat ze met haar vasten inhoud te statisch is. Ook de zuiver so ciologische rechtsbeschouwing kon spreker niet goedkeuren ; met het zuiver empirisme alleen komt men rJet klaar, de dialectiek is onont beerlijk voor het wetenschappelijk begrijpen der verschijnselen van recht en staat.
Achtereenvolgens deden verschillende aan wezigen hunne bezwaren tegenover deze uit eenzetting van Dr Xxxxxxxx gelden.
Dr von Xxxxxx, uit Leiden, noemde de Marxistische rechts- en staatsleer hopeloos ver- cuderd. Als aanhanger van de sociologische beschouwingswijze waardeerde hij ten zeerste het realisme in het denken van Xxxx, doch hij verklaarde er zich tegenstander van alle wijzi gingen in de maatschappij toe te schrijven aan economische oorzaken, en als meest kenmer kend voorbeeld van het tegenovergestelde; wijst hij op de geschiedenis van de Arabieren, dic in de zevende eeuw een uiterst belangrijke rol in de wereldgeschiedenis zijn gaan spelei onder een zuiver geestelijken, namelijk relï
g.euzen invloed.
Dr Xxxx kwam daarna aan het woord.
Als aanhanger van Xxxxxxx, verklaarde hij zich tegenstander van de Marxistische rechts- en staatsleer. De rechtsverhoudingen kunnen geenszins de bovenbouw zijn van het econo misch gebeuren, zooals het historisch materia-
213 214
lisme dit leert, voor de goede reden dat de rechtsvormen zelf de logische mogelijkheid be palen van de economie. Spreker toonde aan hoe achter het historisch materialisme, dat be weert op zuiver empirische wijze te werk te gaan, een ethisch postulaat verscholen zit. Zoo de Marxistische leer nuttig kan zijn als werk
Na deze reeks uiteenzettingen har Dr Valk hoff gelegenheid op de verschillende debaters te antwoorden. Hij wees er op hoe hij zich eenzaam voelt in de Nederlandsche wetenschap doordat over het algemeen zijn opvatting der Marxistische rechts- en staatsleer in Nederland
wordt verworpen, terwijl de Russische theore
R E C H T S P R A A K
HOF VAN BEROEP TE BRUSSEL
9' KAMER — 28 OCTOBER 1933
Markelbach & Corne t/ Kapitein Dekema.
Gezien de geregistreerde dagvaarding van I
hypothese, kan zij er geenszins aanspraak ma ken te berusten op een stevigen wijsgeerigen grondslag.
Xxxxxxx besloot met aan te toonen hoe het spinozisme de monistische opvatting van we reld en leven gansch heeft doorgedreven,terwijl het Marxisme daarbij in gebreke is gebleven.
Prof Xxxxxx, uit Nijmegen, bestreed daarna de stelling vau Dr Xxxxxxxx van uit thomistisch oogpunt. Spreker drukte er op dat de marxis tische leer een sterk dogmatisch karakter ver toont, waarvan ze juist beweert het denken te willen bevrijden. Ook voor wat betreft het on derscheid tusschen rechtsnormen en technische normen, deed de debater ernstige bezwaren gelden en besloot hij tot de onmogelijkheid van het verdwijnen van rechtsnormen.
Na een korte pauze kwam in de namiddag- zitting Xxxx. Xxxxxxx aan het woord. Naar zijn oordeel ontbeert de Marxistische rechts- en staatsleer eiken wijsgeerigen grondslag. Hij betoogde, aan de hand van verschillende voor beelden, hoe in het werk van Xxxx alle betee- kenis van de werkelijkheid opgesloten ligt in de meerwaarde en hoe hierin zich zoowel gods dienst als recht en moraal oplossen.
Spreker wess op de inconsequentie van deze opvatting en deed uitschijnen welk gemis het is voor de Marxistische rechts- en staatsleer juist een philosophischen grondslag te ontbe ren.
In zijn præ-advies had Dr Xxxxxxxx stelling genomen tegen het proefschrift van Dr Xxx xxx Xxxx van Naters « Het staatsbeeld der sociaal- democratié » en hij had aan de sociaal-demo- craten verweten geen vasten theoretischn grondslag te hebben. Hierop antwoordde Dr Xxx der Goes van Xxxxxx en hij deed gelden dat de sociaal-democratie niet enkel steunt op Xxxx, doch evenzeer op Lassalle en de Fran- sche socialisten.
Spreker kan niet instemmen met de hypo these van een verdwijnen van den staat in een verre toekomst. Hij is van meening dat de dialectiek, die hij op zichzelf niet verwerpt, ver keerd wordt toegepast in de drieslag : « staat- loos-staat-staatloos ». Voor spreker doet de ontwikkeling zich anders voor en hij ziet de dialectische ontwikkeling als volgt : vóór ka pitalistische periode, kapitalistische staat, so cialistische staat.
Volgens Dr van der Goes van Naters zal de
tici hem eveneens beschouwen als een ketter. Dit gevoel is geesnzins van aard om Dr Valk hoff zijn overtuiging van de wetenschappelijke deugdelijkheid der Maxistische leer van den Staat te ontnemen. Dat er eens een staatlooze gemeenschap bestaan heeft, schijnt volgens de ethnologie wel vast te staan. Het latere ont staan van den Staat gaat noodzakelijk gepaard met de splitsng van het volk in klassen en de inrichting van een dwangorganisatie. Hierna zal, volgens spreker, niet de overname plaats hebben van deze burgerlijke staatsorganisatie door de socialistische, doch wel de doorbre- breking van den burgerlijken staat, die zich in verschillende landen op verschillende wijze zal kunnen voordoen. De feiten schijnen, naar het oordeel van spreker, hem in dit opzicht gelijk te geven en diegenen die hun vertrouwen in de geleidelijke ontwikkeling der democratie gesteld hadden te beschamen.
Spreker wijdt nader uit over het onderscheid tusschen rechtsnormen en technische normen ; waar hij beweert dat in de toekomstmaat schappij rechtsnormen zullen verdwijnen, be doelt hij bvb. het burgerlijk recht en het han delsrecht, doch niet de menigvuldigheid van technische regelen die zich ten allen tijde in het gemeenschapsleven zullen doen gelden.
Met innige overtuiging besluit Dr Xxxxxxxx tot de relativiteit van recht en staat, zooals Xxxx het heeft ingezien. Hij verwerpt alle stugge en starre opvatting van het recht en toont aan welk oneindig veld er ter bewerking openligt voor de juristen op het gebied der Marxistische rechts- en staatsleer.
*
* *
Het onderwerp, dat aan de dagorde stond, was van buitengewoon kieschen aard en het was tevens van natuur om gemakkelijk de po litieke driften op te zweepen. Het werd bespro ken in een zuiver wetenschappelijke atmosfeer. Op alle punten bleef het debat hooggedragen en met de grootste onbevangenheid en in volko men gemoedsrust brachten de vertegenwoor digers van de meesst uiteenloopende philoso- phische strekkingen hun meeningen én bezwa ren naar voren. Elk van de deelnemers aan de besprekingen toonde daarbij een zoo diepe kennis van de wijsbegeerte en tevens van
rechts- en staatstheorie, dat men noodzakelijk
o j . Voorzitter : M. Van Damme. Raadsheeren : M.M. De Potter en Delvaulx.
Adv. Gen. : M. O&t. Pl. : Xx X. Xxxxx.
NAMAKING VAN STEMPELS. — GEBRUIK VAN NAGEMAAKTE STEMPELS — BESTAND- DEELEN VAN HET MISDRIJF.
Xxxxxx onder toepassing van artikel 184 S.W. nifet alleen het namaken van zegels, maar eveneens het bedrieglijk gebruik van zegels, de schijn ver
wekkend van een regelmatig gebruik van echte zegels.
O. M. t/ Xxxxx X.
Aangezien het bewezen werd door het on derzoek voor het Hof, dat M., koopman in kalveren en slachter, te Broechem, alsook zijn vrouw, geboren Xxxxxxx Xxxx, gebruik heb ben gemaakt den 5 December 1930, te Ant werpen, van valsche zegels; inprentingen en stempelsmerken, midrijf voorzien bij artikel 184 van het strafwetboek, met acht kwartieren ont beend kalfvleesch, bevonden als zeer gevaar lijk voor de gezondheid^ en voortkomend van ongeboren kalveren, te hebben te koop gesteld op den openbaren weg, dat vleesch dragende inprentingen van eerste keuring en teekens van een stempel gelijkend op die gebruikt in tweede keuring door den beambte gehecht aan het stedelijk slachthuis en welke van dien dienst niet voortkwamen, derwijze dat de ge beurlijke koopers konden denken dat zij voor zien^ waren van de regelmatige stempels : dat het inzicht te bedriegen en te schaden met zich een niet geoorloofd voordeel toe te eigenen, uit die feiten bewezen is en uit de omstandigheid
dat betichten hebben gehandeld wanneer zij de vervalsching kenden ;
Aangezien dat vallen onder toepassing van artikel 184 van het strafwetboek, alle hande lingen hebbende voor doel en gevolg gehad zegelmerken te doen uitschijnen die toehooren aan eene overheid, met welk werktuig ook zij nagemaakt werden, alsook het gebruik van zulke vervalschte inprentingen wanneer de da der met bedrieglijk inzicht gehandeld heeft (zie Verbrekingshof 14 Jan. 1929, Pas. 1929.
I. 60) ,
Aangezien de toegepaste straf aan eersten betichte niet in evenredigheid is met de zwaar wichtigheid van het feit ;
Om deze beweegredenen : Het Hof,
Gezien de wetsbepalingen in het bestreden vonnis aangehaald, daarbij artikel 1 der wet
van 24 Juli 1921 door den Voorzitter aange
1 April 1932, strekkend tot betaling van 22.305 1
xxxxx wegens averij aan een partij honig ;
I
J
J
Aangezien op 22 December 1931 verweerder 1 erkend heeft te Havana aan boord van zijn I stoomschip « Edam », bestemd voor Rotterdam, 50 vaten honig genomen te hebben af te leveren j te Antwerpen, ’t zij na overslag te Rotterdam,
’t zij uit het stoomschip « Edam » zelf na dezes oponthoud te Rotterdam ;
Aangezien de koopwaar in deze haven over- 1 geslagen werd voor Antwerpen; dat aanlegster | aan wie zij moest afgeleverd worden verweer- | der verantwoordelijk stelt voor averij aan en 1 verlies op den inhoud van 27 vaten, welke ave- 1 rij en verlies erkend worden opgeloopen ge- 1
weest te zijn vóór de aankomst van het schip 1 te Rotterdam ;
Over de bevoegdheid :
Aangezien verweerder de onbevoegdheid der !
Rechtbank opwerpt op grond der vervoerover- eenkomst welke onder meer bepaalt dat elk ge- ^ beurlijk geschil uitsluitelijk te Rotterdam moet beslist worden overeenkomstig de Nederland sche wetgeving ;
Aangezien litt A van artikel 91 der wet op de scheepvaart voor de toepasselijkheid van dit artikel onder meer vereischt dat het een ver voer geldt van goederen in een zeeschip uit of
naar een haven van het koninkrijk of van de kolonie ;
Aangezien de geest van voormeld artikel — dat tot doel heeft de werkelijke handelswaarde van de cognossementen te vrijwaren tegen het uitwerksel van talrijke eertijds door de reede- rijen bedongen clausulen van onverantwoorde lijkheid — gebiedend vereischt dat onder toe passing van voormeld artikel zou vallen het vervoer per zeeschip van alle koopwaren, wel ke door den eersten vervoerder aan boord ge nomen worden met bestemming van toen af, ’t zij rechtstreeks, ’t zij na oponthoud of over slag voor eene der voormelde havens. (Van
Bladel Connaissements et Régies de La Have. N° 46 et 47) ; ’
Aangezien de rechtspraak thans eensluidend beslist dat de bepalingen onder litt A van voor meld artikel 91 van openbare orde zijn, be houdens de uitzonderingen door de wet zelf voorzien, en dat diensvolgens het toekennen van bevoegdheid aan vreemde rechtbanken, rechtsprekend volgens eene vreemde wetge ving, met de Belgische niet teenemaal overeen- stemend, nietig is ;
Aangezien noch bewezen noch aangeboden wordt te bewijzen dat Nederlandsche wetge ving, op het geschil toepasselijk, teenemaal met de Belgische overeenstemt ;
Aangezien de opwerping van onbevoegdheid dus gegrond is ;
Ten gronde :
staat verdwijnen als heerschappij-organisatie, doch de taak die Lassalle en zoovele anderen hem hebben opgelegd, namelijk te zorgen voor de bescherming van de economisch zwakkeren, zal de heerlijke roeping zijn van den socialis- tischen staat.
Eindelijk trad ook de Voorzitter Prof. Kra nenburg op, om te antwoorden op de kritiek die Dr Xxxxxxxxx had uitgebracht op zijn werk
«Positief recht en techtsbewustzijn».
De debater zet uiteen dat hij, evenals Xxxx, erkent dat de economische verhoudingen van het allergrootste beiang zijn voor de rechts vorming, doch hij kan geenszins aannemen dat de maatschappelijke werkelijkheid het bewust zijn der menschen zou bepalen. Hij verdedigt de empirisch-analytische methode door hem in zijn werk gebruikt en toont de noodzakelijk heid aan van den laatsten grond van rechtsbe wustzijn te zoeken door analyse van de posi tieve rechtsverschijnselen en, na uitschakeling van alle remmende factoren, de werking van het zuiver rechtsbewustzijn te onderkennen. De Marxistische rechts- en staatsleer negeert de evenredigheidsvvel van het rechtsbewustzijn, doch kan met xxxxx theorie onmogelijk de ver klaring leveren van de rechtsverschijnselen. De kloof zal blijvend zijn tusschen de opvatting van Mr Xxxxxxxx en deze van Prof. Kranenburg.
Pas verschenen :
vol bewondering staat voor de hooge vlucht die het rechtsphilosophisch denken in Neder land heeft genomen.
En heel dit debat, van een vollen dag, werd gehouden in dat heerlijk wetenschappelijk Nederlandsch, dat zoozeer geschikt is om de fijnste schakeeringen van de gedachte weer te geven. Wanneer men het geluk heeft gehad dusdanige vergadering bij te wonen, kan men moeilijk gelooven dat men in ons land zoolang beweerd heeft dat de Nederlandsche taal niet geschikt zou zijn voor de hoogere aangelegen heden des geestes en dat ook nog heden ten dage in de rechtswereld zoovelen de meening zijn toegadaan dat deze taal minder geschikt zou wezen voor de eenvoudige dagelijksche rechtspractijk. Hoe medelijdend moeten we neerzien op dergelijke meeningen, wanneer wij de hoogte nagaan waartoe de Nederlandsche cultuur en meer bijzonder de Nederlandsche rechtswetenschap is gekomen. Het weze de groote ambitie van alle jonge Vlaamsche ju risten aan dit hooger wetenschappelijk leven deelachtig te worden en onze jonge Vlaamsche rechtswetenschap legge er zich op toe, haar plaats in te nemen in de algemeene Neder landsche wetenschap en deze waardig te wor den.
Xxxx XXXXXX.
duid ; *
Doet het vonnis te niet ; Wijzigende bij eenparigheid ;
Verwijst den eersten betichte tot een gevan-
genzitting van acht maanden en eene geldboete van 100 frank ;
Verwijst de tweede betichte tot een gevan- genzitting van vier maanden en eene geldboete van 50 frank
Verwijst de betichten, ieder tot de helft der kosten beloopende in ’t geheel op 605,18 frank.
HANDELSRECHTBANK TE ANTWERPEN
4 ' KAMER. — 20 NOVEMBER 1933.
Voorzitter : Xx Xxxxxx. Réf. : M. Verbraken.
Pl. : Mters Collard en Winkelmolen.
BEVRACHTING. — ART. 91 W ET OP SCHEEP VAART. — VERVOER NAAR BELGISCHE HA VEN. — GOEDEREN IN TUSSCHENHAVENS OVERGELADEN. — TOEPASSELIJKHEID. — GE VAREN DER ZEE. — GEEN AANSPRAKELIJK HEID VAN KAPITEIN. — BEWIJSVOERING. — VERKLARING VAN KAPITEIN. —
Volgens den geesst van den wetgever, vereischt art. 91 van de wet op de scheepvaart (art. I van de wet van 28 November 1928) gebiedend dat onder toepassing vani dit artikel zou vallen het vervoer per zeeschip van alle kaapwaar die door den eersten vervoerder aan boord werd genomen met bestemming van toen af, ’t zij rechtstreeks, ’t zij
na overslag of oponthoud, voor een Belgische haven,
De kapitein staat niet in voor een schade aan de
Aangezien verweerster aanvoert dat de scha de te wijten is aan de gevaren der zee, voor wier gevolgen naar luid van litt A paragraaf IV
2 C, van voormeld artikel 91 de vervoerder niet verantwoordelijk is ;
Aangezien bij zijne aankomst te Rotterdam verweerder, onder bevestiging van meerdere leden zijner bemanning, verslag heeft gegeven over zijne reis en onder meer verklaard heeft dat hij in den Atlantischen Oceaan op verschil- lige dagen wegens wind en zee een stampend en slingerend schip kreeg en water op en over dek en luiken, en dat nadien bestatigd werd dat de lading door het Joskomen van de vaten schade geleden had, waarop maatregelen
genomen werden tot voorkoming van uitbrei ding der avxrij ;
Aangezien soortgelijke verklaringen van wege den gezagvoerder van een zeeschip als bewijs van hunne echtheid gelden, bshoudens tegenbewijs, hetwelk echter in onderhavig ge val noch geleverd noch aangeboden wordt te leveren ;
Dat de bewoordingen door verweerder aan gekend en deze van zijne nadere verklaringen over de oorzaak van het loskomen der lading allen twijfel wegnemen dat dit loskomen en de dien te gevolge ontstane schade wel aan een zeetoeval te wijten zijn ;
Aangezien de eisch dus niet gegrond is ; Om deze redenen :
Verklaart zich de Rechtbank bevoegd ;
Wijst de aanlegster van haren eisch af en verwijst ze tot de kosten.
AAN ONZE ABONNÉS !
Constant SM EESTERS en H. ROUWENS
Handboek voor het Belgische Handelsrecht
Brussel F. Larcier. 415 bladz.
EEN BOEK DAT ELK VLAAAiSCH JURIST DIENT TE KOOPEN !
vervoerde goederen, indien deze schade te wij ten is aan de gevaren der zee (in casu over dek en luiken1slagen van de golven, stampen en slin geren van het schip, waardoor de vervoerde goe deren los zijn geraakt) en wanneer alle maatre gelen genomen werden ter voorkoming van een verdere uitbreiding der schade.
Het verslag van den kapitein, bevestigd door de be xxxxxxx, betreffende de reis en de voorwaarden waarin deze is verloopen, geldt als een afdoend 'bewijs, behoudens tegenbewijs
Het ligt in eenieders bereik met wat goeden wil, ons ten minste één nieuw abonnent bij te brengen.
DAT IEDER HIERVOOR ONMIDDELLIJK ZORGEÜ
b o e t s t r a f f e l i j k e r e c h t b a n k
TE YPER.
12 OCTOBER 1933.
Voorzitter : X. Xxxxxx.
Rechters : MM. Heytvaert en Delobel.
Óp. Min, : X. Xxxxxxxxx.
Pleiters : Mters X. Xx Xxx en X. Xxxxxx.
217
218
HANDELSRECHTBANK TE ST-N1KLAAS
4 JULI 1933
Voorzitter : M. De Cleene. Referendaris : X. Xxxxxxxxxx.
Pl. : Mrs Xxxxxxxx en Van Haelst.
HUUROVEREENKOMST. — BIJKOMENDE
219
hij, binnen de grenzen zijner bevoegdheid en de rechten der verdediging gevrijwaard zijnde, voor plicht heeft aan het feit de wetsbepaling toe te passen die dit feit werkelijk beteugeld (Verbr. 18.1.1926 Rev. Drt. Pén. blz. 375 ; 29.1.1929 id. blz. 279 ; 6.5.1929 id., blz. 611 ;
2.1.1930, id., blz. 702) ;
Aangezien echter niet uit het oog mag ver
xxxxx worden dat artikel 183 van het Wetboek
220
Aangezien het vaststaat en door beide par tijen wordt erkend, dat tusschen de genaam- den Devester en Hermans, eene feitelijke ven nootschap heeft bestaan, die onder de xxxxx xxxx «Sinjoria» de opvoering en uitbating heeft opgezet van de revue «De Beschaving» in het Hippodroompaleis te Antwerpen; dat het eveneens vaststaat en wordt erkend dat de beroeper als geldschieter tegenover de voor
VERKEER. — BUURTSPOORWEGEN. — VER PLICHTING 1.50 m. VAN DE LIJN VERWIJDERD TE BLIJVEN. — TRAM OP EIGEN BEDDING AANGELEGD. — NIET TOEPASSELIJK.
Wanneer de tramlijn niet is aangelegd op den straatweg, maar op een eigen bedding naast den straatweg, moeten de rijtuigen niet op 1*50 m. van de tramlijn blijven ; het is integendeel. vol doende dat ze geheel op den straatweg b.ijvin staan en in geenen deele over de bedding der
tramlijn uitsteken.
L. t/ Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen en Op Min.
Beroep werd in geslagen door den verdach ten, tegen een vonnis uitgesproken door de Rechtbank van Enkele Politie van Poperinghe, in datum van 25 Januari 1933, bij hetwelk de verdachte verwezen is geweest tot eene boete van 5 fr., verhoogd met 60 opcentiemen en ge bracht op 35 fr. oï eene vervangende gevang- zitting van één dag, en tot de kosten begroot
op 55.50 fr. ;
Uit hoofde van, te Poperinghe, op 23 Sep
tember 1932, op den openbaren weg zijn auto te hebben geplaatst enkelijks op 72 centiemeter van de Buurtspoorlijn Poperinghe-Watou, waardoor den doortocht op deze lijn voor het trammateriaal verhinderd was.
Gezien het afschrift der akte van beroep van
den betichte ;
Xxxxxxx het verslag, gedaan ter openbare zitting van 22 Juni 1933, door den heer Xxxxx
zitter ;
Gehoord Meester Xxxxxx, namens de bur
gerlijke partij in zijne besluitselen, strekkende tot de bekrachtiging van het vonnis waarop beroep ;
Xxxxxxx den betichte in zijne middelen van
verdediging en het Openbaar Ministerie in zijne besluitselen ;
Overwegende dat het beroep regelmatig is
in den vorm en ingeslagen is geweest binnen; het tijdstip door de wet bepaald ;
Aangezien in rechte artikel 21 alinea 5 van
het Koninklijk Besluit van 24 Mei 1913, betref fende de buurtspoorwegen niet van toepassing is wanneer de buurtspoorlijn niet op de baan zelf maar wel op een bijzondere bedding is aangelegd;
Dat, trouwens, gemeld artikel stilzwijgend
werd afgeschaft door artikel 10 van het Ko ninklijk Besluit van 26 Oogst 1925. (Verbreking 23 Juni 1931, J. T. 1931, kol. 393. Xxxxxxxxx en Van Roye N° 528) ;
Aangezien de artikelen 10 en 17 van het Ko
ninklijk Besluit van 26 Oogst 1925, insgelijks slechts toepasselijk zijn wanneer het gaat over buurtspoorlijnen op de baan zelf aangelegd ; dat immers al de bepalingen van het reglement op het verkeer, en inzonderlijk deze betreffen de de prioriteit van doorgang, enkel toepasse lijk zijn voor zooveel er spraak is van voertui gen die van dezelfde baan gebruik maken en dus gebeurlijk de eene voor de andere den doorgang moeten vrij laten ; dat die bepalin gen nochtans niet kunnen ingeroepen worden wanneer een van de voertuigen (zooals bij voorbeeld een tram) op een voor haar uitslui- telijk voorbehouden deel der baan ofwel op eene volstrekt afzonderlijke baan rijdt ; dat men dan immers niet staat voor twee of meer voertuigen die van dezelfde baan gebruik ma ken, maar wel voor voertuigen die elk op eene afzonderlijke en wel gescheiden baan rijden ;
Aangezien in feite, het ter zake bewezen is dat de tramlijn ter plaatse van het ongeval aangelegd is op eene speciale bedding, die door een steenen borduur van den steenweg afgescheiden is ; dat het ook bewezen is dat de auto van verdachte op een afstand van 14 centimeter stond van de borduur der tramlijn ; dat betichte niet de minste overtreding heeft begaan met zijn voertuig aldus te plaatsen en in die positie te verlaten ;
Aangezien verders ter zake geenszins be wezen is dat de carosserie van den auto over of zelfs tegen de borduur van de buurtspoor- Hjn zou gekomen zijn ; dat, zoo de bijzondere bedding van de lijn de noodige breedte niet heeft, opdat de treinen zonder gevaar voor de voertuigen die dicht bij of zelfs tegen de bor duur staan zouden kunnen doorrijden, de be tichte desaangaande natuurlijk niet de minste verantwoordelijkheid heeft ;
Aangezien betichte bijgevolg niet de minste overtreding heeft gepleegd, dat verders het on geval enkel te wijten is aan den bediende van de burgerlijke partij zelf, die, alhoewel hij den auto van betichte van op een zekeren afstand (150 meter) heeft gezien of minstens had moe ten zien, zijn snelheid niet derwijze heeft gere geld dat hij zoo noodig oogenblikkelijk kon stoppen ;
Om deze redenen :
De Rechtbank, alle verdere of tegenstrijdige besluitselen verwerpende ;
Xxxxxxxxx het beroep, en doende wat den eersten Rechter had moeten doen, doet het be streden vonnis te niet, spreekt den betichte vrij van het vervolg, zonder kosten.
OVEREENKOMST. — AARD DER HOOFDOVER
EENKOMST BEPAALT DEN AARD DER BIJKO MENDE OVEREENKOMST.
De verhuring van een onroerend goed heeft steeds een burgerlijk karakter ; al de bijkomende bepa lingen dezer overeenkomst hebben eveneens een burgerlijk karakter.
Cammerinan t/ Peersman.
Aangezien uit de bestanddeelen der zaak blijkt dat aanlegger bij mondelinge overeen komst van 3 Mei 1930 woonstgelegenheid ver schaft in een huis dienende tot herberg te Be- veren mits een jaarlijksche som van 9000 fr. ongeminderd alle lasten en taksen ;
Aangezien voormelde overeenkomst onte gensprekelijk als voorwerp heeft « de verhu ring van een onroerend goed » ;
Dat het niet volstaat dat partijen uitdrukke lijk verklaren zooals in zake dat bedoelde overeenkomst geen huurcontract is om den aard en de draagwijdte der door hen geslo- tene overeenkomst naar willekeur te bepalen of uit te leggen ;
Dat immers de rechter veeleer gehouden is
de werkelijke beteekenisi der verbintenis na te gaan dan rekening te houden met sommige verklaringen door partijen gedaan vooral wan neer die klaarblijkelijk in tegenspraak zijn met de overige bepalingen der overeenkomst ;
Aangezien bij gelegenheid van bedoelde huurovereenkomst door aanlegger bedongen werd dat gedaagde of zijn rechtkrijger bij hem
«a lle producten zouden koopen welke in bo vengemelde herberg zouden verkocht worden en wel met een minimum van éénhonderd hec toliter per jaar » ;
Aangezien de huurovereenkomst waarvan aanlegger de verbreking vraagt op grond van niet-naleving door gedaagde van de hierboven aangehaalde verbintenis van burgerlijken aard is en evenzoo àl de bijkomstige bepalingen in bewuste huurovereenkomst vermeld (Antwer pen 15 Oct. 1896 en 7 Dec. 1908. P. A. 1897.
I. 45 en 1909, ï. 143) ;
Om deze redenen :
De rechtbank verklaart zich onbevoegd ra tione materiaè'; veroordeelt aanlegger tot de kosten.
BOETSTRAFFELIJKE RECHTBANK TE ANTWERPEN
8C KAMER — 31 OCTOBER 1933
VoofFzitter : X. Xx Xxxx.
Rechters : M.M. Verstraeten en Bosmans.
O. M. : X. Xxx Xxxxx. Pl. : Xx Xxxxxxx.
I. STRAFVORDERING. — QUALIFICATIE. — WIJZIGING.
II. GEMEENTÈREGLEMENT. — AANGELE GENHEID GEREGELD DOOR KONINKLIJK BE SLUIT. — KINEMAVERTOONING GEDURENDE DEN VASTENTIJD. — REGELING.
I. De Rechtbank mag de quafificatie veranderen op voorwaarde dat de gewijzigde qualificatie op de zelfde feiten betrekking heeft.
Een betichte, die vóór de politierechtbank werd gedaagd op grond van de betichting « Kinema- vertooningen te hebben gegeven zonder toela ting», inbreuk op een algemeen gemeentelij'*: politiereglement dat in zake niet toepasselijk was, mag in beroep vóór de Rechtbank van eer sten aanleg niet veroordeeld worden om « Kine- mavertooningenj te hebben gegeven geduiende den Vasten », feit voorzien door een ander poli tiereglement.
II. De gemeenteoverheden mogen verbieden, kine- mavertooningen te geven gedurende den Vasten,
indien ze hun besluit motiveeren door het feit dat die vertooningen wanordelijkheden in de ge meente zouden veroorzaken.
De gemeenteoverheden mogen geen reglementen
uitvaardigen betreffende aangelegenheden die be handeld worden door besluiten van het centrale bestuur of van de provinciale overheden.
O. M. t/ H.
Aangezien de dagvaarding vermeldt dat ge zegde feiten een inbreuk daarstelden op het algemeen politiereglement der gemeente Sint- Lenaerts ;
Dat echter bedoeld algemeen politieregle
ment slechts op 4 Juni 1933 afgekondigd werd en dus krachtens artikel 102 der Gemeentewet enkel vijf dagen daarna verplichtend werd ;
Dat de feiten hebbende reeds plaats gegre pen in Maart en April 1933 buiten de toepas sing staan van het algemeen politiereglement ; Aangezien het bijgevolg met recht is, alhoe wel voor verkeerde redenen, dat de eerste rechter de betichten buiten zaak heeft gesteld ; Aangezien het Openbaar Ministerie op de zitting van hooger beroep gevraagd heeft de eerste betichting te veranderen en beroepenen te veroordeelen om « vertooningen en verma kelijkheden te hebben gegeven gedurende het tijdperk van den Vasten » feiten voorzien door
het politiereglement van 20 Maart 1933 ; Aangezien de rechter niet gebonden is door
1 de begripsomschrijving van het misdrijf, dat
xxx Xxxxxxxxxxxxxxxxxx dat toepasselijk is op de van het Openbaar Ministerie uitgaande dag vaardingen eischt dat de dagvaardingen de daadzakert vermeld ;
Dat het inderdaad de dagvaarding is die de rechtsvordering inleidt die de gerechterlijke
overeenkomst tusschen het Openbaar Ministe rie en de betichte tot stand brengt en bijge volg de grondslagen der betichting vastlegt ; (Braas, Instr. Crim. blz. 229 en Vloeberghs, Strafrechtspleging, blz. 27) ;
Aangezien diensvolgens om na te gaan in
hoeverre de vraag van het Openbaar Minis terie kan ingewilligd worden en de feiten re gelmatig voor de Rechtbank aanhangig wor den gemaakt moet men zich gedragen naar de bewoordingen van de dagvaarding ;
Aangezien in de dagvaarding vermelde fei ten hoegenaamd dezelfde niet zijn waarvan het Openbaar Ministerie nu in hooger beroep de veroordeeling eischt ;
Dat inderdaad de dagvaarding enkel en al leen aan betichten verwijt « cinemavertoonin- gen te hebben gegeven zonder toelating der gemeenteoverheid », wanneer nu veroordeeling gevorderd wordt om « vertooningen te hebben
'gegeven gedurende den Vastentijd»;
Dat het hier niet om een verandering of aan vulling van eene bijkomende omstandigheid gaat, maar wel o meene wijziging van ’t feit zelf waarvoor vervolgd wordt ;
Dat die twee feiten wel verschillend zijn, dat inderdaad ieder afzonderlijk genomen een bijzondere overtreding kan uitmaken beslaan de weer degelijk uit andere omstandigheden ; Dat in huidig geval het verschil tusschen die twee feiten namelijk spruit uit de overwe ging dat het eerste feit : « geven van cinema- vertooningen zonder toelating van de gemeen teoverheid» niet strafbaar zou kunnen zijn krachtens een algemeen politiereglement, daar cinemavertooningen aan een voorafgaandelijke toelating van de gemeenteoverheid onderwer pen onwettig is ; (Rép. drt. beige V° Commune n° 1.088. Verbr. 15.X.1888 Pas. I 338) terwijl integendeel het tweede feit « cinemavertoonin gen geven gedurende den Vasten » wel beteu geld zou kunnen worden namelijk krachtens een besluit van het Schepencollege dat door art. 97 vàn de gemeentewet uitdrukkelijk ntèt de politie der vertooningen belast is ; (Rép. Drt. Beige V° Commune n° 1.090, 1.092, 786) ;
Aangezien de betichting zooals omschreven door het Openbaar Ministerie in hooger be roep dus berust op een nieuw feit dat niet in de dagvaarding aangegeven werd, dat gezeg de betichting bijgevolg niet regelmatig voor de Rechtbank aanhangig gemaakt is en het aan de Rechtbank niet behoort hiervan kennis te nemen ; (Pand. Belges. Action publique n° 137. Hoffmann Belg. Jud. 1854 Col. 897. Cass. 9.H. 1931. Rev. Drt. Pén. blz. 365) ;
Om deze redenen :
Aanvaardt de Rechtbank het beroep, en er op rechtdoende tegensprekel'jk, alle gronden of tegenstrijdige besluiten van der hand wij zende, ten gronde, bekrachtigd het eerste von nis waarover beroep ;
Zegt voor recht dat de door het Openbaar Ministerie gevraagde verandering ven begrips omschrijving berustende op een nieuw feit niet voorzien in de inleidende dagvaarding, niet
ontvankelijk is.
WERKRECHTERSRAAD VAN BEROEP TE ANTWERPEN
30 OCTOBER en 6 NOVEMBER 1933 Voorzitter : Mter Xxx Xxxxx.
BEDIENDEN CONTRACT. — MEDEVENNOOT BIJ ENKELE GELDSCHIETING. — INMENGING VAN DEN GELDSCHIETER IN HET BEHEER DER FIRMA. — PERSOONLIJKE VERPLICHTING TOT UITBETALING VAN BEDIENDENLOON. ,
Een bediende die contract afsloot met de openbaar gekende vennooten van eene feitelijke vennoot schap bij enkele geldschieting, is gerechtigd den geldschieter of stiilen vennoot dezer vennoot schap aan te spreken in betaling van het hem verschuldigde loon, bij toepassing van artikels
22 en 23 der wet op de vennootschappen bij enkele geldschieting, wanneer de geldschietende stille vennoot zich naar buiten uit heeft geopen baard als geinterresseerde mede-vennoot en zich heeft gemengd in het beheer der vennootschap.
Munche t/ Xxxxxxx.
1" Arrest van 30 October 1933
Aangezien voormeld xxxxxx den beroeper heeft veroordeeld tot het betalen aan den aan legger van de door dezen laatste gevorderde loonen ;
Dat de beroeper besluit tot de hervorming van het bestreden vonnis en de afwijzing van de oorspronkelijke vordering ; dat de beroe- pene zijnerzijds besluit tot de eenvoudig be krachtiging van hetzelfde vonnis ;
melde personen, handelend zooals hierboven gezegd, is opgetreden ;
Aangezien in werkelijkheid de vordering van den oorspronkelijken aanlegger, in zooverre althans dat niet bewezen wordt dat hij door den beroeper persoonlijk en rechtstreeks zou zijn aangeworven en betaald, wordt gesteund op de wettelijke gevolgen en verplichtingen die voor den beroeper in zijne hoedanigheid van deelgenoot-geldschieter, in de feitelijke ven nootschap «Sinjoria» voortvloeien uit de han delingen en gedragingen van den beroeper te genover de voormelde firma en dit bij toepas sing van artikels 22 en 23 van de wet op de handelsvennootschappen bij eenvoudige geld schieting ;
Dat artikel 22 voormeld, uitdrukkelijk ver biedt aan den geldschietende vennoot, eenige welkdanige handeling van beheer te verrichten voor de vennootschap, zelfs ingevolge eener volmacht, en dat artikel 23 voormeld, den geldschietende vennoot solidair verantwoorde lijk stelt voor al de verbintenissen die in strijd met voormeld verbod zijn aangegaan door zijne tusschenkomst, en hem zelfs verantwoor delijk houdt voor alle welkdanige verbintenis sen der vennootschap wanneer hij gewoonlijk in het drijven der maatschappelijke zaken is tusschengekomen ;
Aangezien de Werkrechtersraad van Eersten Aanleg in het vonnis a quo, den beroeper ais verantwoordelijk voor de verplichtingen te genover de beroepene aangegaan, heeft ver oordeeld, omdat hij als bewezen heeft be schouwd, door het gehouden onderzoek, het feit dat de beroeper bevelen, wenken en wen- schen heeft gegeven en uitgedrukt aan den ge tuige Xxxx jn dezes hoedanigheid van xxxxxx xxxx van de vertooning der revue «De Bescha ving» ;
Maar aangezien vooraleer over de gegrond heid van dit besluit te beslissen, het den raad van Beroep nuttig voorkomt, dat partijen na dere uitvoerige uitleggingen zouden verstrek ken over door hen voorgebrachte stukken en bescheiden, waarvan zekere slechts na de plei dooien zijn voorgebracht geworden ;
Dat o.a. deze nadere uitleg dient verstrekt over ^
1) de tusschen partijen gesloten overeen komst van 23 April 1932 betiteld : «Borgstel ling» ;
2) bijkomend over het huurcontract van
23 April 1932, met het oog op de al of niet toepasselijkheid van de hierboven herinnerde wetsbepalingen op de in die akten bedoelde feiten en handelingen en over de wijze op de welke partijen die contractueele bepalingen hebben ten uitvoer gelegd ,•
Om deze redenen :
De Werkrechtersraad van Beroep, kamer voer bedienden, alle verdere en tegenstrijdige bes?uitselen verwerpende, verklaart het beroep regelmatig in den vorm en ontvankelijk, maar alvorens daarover ten gronde te vonnissen, be veelt aan partijen naderen en meer omstandi- gen uitleg te verstrekken over de hierboven bedoelde bescheiden en feiten, en stelt ce dien einde de zaak voor verdere behandeling vast op de zitting van 6 November 1933.
2° Arrest van 6 November 1933.
Xxxxxxx het arrest van onzen Raad d.d. 30 October 1933 en het arrest d.d. 6 Novem ber 1933 de persoonlijke verschijning der par- Xxxx xxxxxxxxx, en de verklaringen onder eed diensvolgens terzelfde zitting afgenomen van den beroeper Xx Xxxxxxx ;
Aangezien uit de ter zitting door de weder- zijdsche advokaten der partijen en meer nog uit de verklaringen van den beroeper Mussche
•s gebleken, dat indien weliswaar de beroe pene niet is aangeworven door den beroeper, noch ooit door deze is uitbetaald geworden, de beroeper nochtans zich in het beheer der maatschappij «Sinjoria» in dewelke hij als eenvoudig geldschieter was betrokken, werk dadig heeft gemengd, en naar buiten is opge treden als handelend namens of voor deze ven nootschap ; dat hij gezamentlijk met zijne mede-vennooten in «Sinjoria» de genaamden Hermans en De Vester hel contrakt met de maatschappij «Deci» heeft afgesloten voor het afhuren van het Hippodroompaleis, en zich daarbij meer uitdrukkelijk als persoonlijke borg heeft gesteld voor het nakomen van alle contractueele verbintenissen tegenover «Deci»; dat hij in uitvoering van een voor zich in den akt van borgstelling van 23 April bedongen
: echt, heel de dagelijksche opbrengst van elke vertooning in verstandhouding met «Deci»
heeft doen voorbehouden, ter uitsluiting van zijne openlijke vennooten in de firma «Sinjo ria», en dat hij daarenboven in uitvoering van xxxx zelfde voor zich bedongen recht, weer in akkoord en afspraak met «Deci» den genaam den Goedbloets heeft aangesteld of doen aan stellen, om toezicht op de ontvangstkaarten
221
bij de vertooningen uit te oefenen; dat hij ein delijk met dezelfde voormelde vennootschap
«Deci» schikkingen en maatregelen heeft ge troffen om aan deze laatste van wege de ult- batende vennootschap «Sinjoria» op de op brengsten der vertooningen, de gelden te doen ïoekomen die haar van wege deze firma moes ten toekomen ;
Overwegende dat, gezien in het licht van deze, overigens contractueel geregelde hande- 'ingen van wege den beroeper ten aanzien van de vennootschap «Sinjoria:* waarvan hij de geldschietende vennoot was, de verklaringen en bevestigingen van den getuige Xxxx in het onderzoek voor den eersten recnter afgelegd : Dat hij als kunstleider wenken en bevelen van den beroeper Xxxxxxx ontving bij de her halingen en op de vertooningen van de revue
«De beschaving» » eene uitzonderlijke gewich tigheid en klaarheid verkrijgen, waaruit met voldoende zekerheid kan worden besloten, dat, zooals de eerste rechter dat heeft gevonnisd, de beroeper zich in het beheer der zaken van
«Sinjoria» zoover heeft gemengd dat bij toe passing van artikels 22 en 23 der wet op de handelsmaatschappijen, hij moet verantwoor delijk beschouwd worden en aansprakelijk voor de verbintenissen door de vennootschap
«Sinjoria» genomen, onder andere die tegen over den beroepene Ginkeïs, en dus tot het betalen van dezes loon als bediende van «Sin joria», moet veroordeeld woi deh ;
Om deze redenen :
De Werkrechtersraad van Beroep, Kamer voor bedienden, alle verdere en tegenstrijdige besluitselen verwerpende, recht doende in voortzetting der rechtspleging, verklaart het beroep iegen het eindvonnis van den Werk- rechtenraad van Eersten Aanleg van Antwer pen, d.d. 12 Juli 1933 ongegrond, bekrachtigt het eerste vonnis en veroordeelt beroeper tot de kosten.
VREDEGERECHT TE ANTWERPEN
4 ' KAN TO N — 25 OCTOBER 1933
Vrederechter : X. Xx Xxxxxx.
Pleiter : Mer Walckiers.
AUTEURSRECHT. — BEWIJS DER OVERTRE DING. — ONONTVANKELIJKHEID VAN GETUI- GENBEWIJS WEGENS LAATTIJDIGHEID EN ONMOGELIJKHEID VAN TEGENBEWIJS.
Wanneer de aanleggende partij aanbiedt te bewij zen met getuigen dat een herbergier eene over treding begaan heeft op het auteursrecht en mu ziek heeft gespeeld waarvoor aan de maatschap pij van auteursrecht geen vergoeding werd be taald, behoort het aan de maatschapp.Thet bewijs der overtreding te leveren.
Een aanbod van bewijs met getuigen is niet ont- vankeLjjk wanneer de feiten reeds d/ie maand ge leden zijn op het oogenblik van de overtreding de eveniueele getuigen zich niet hebben be kend gemaakt en de aandacht van den overtreder op het feit niet hebben gevestigd. In dit geval is inderdaad alle tegenbewijs onmogelijk.
Moretti en ctn. t/ De Landsheer.
Aangezien de vraag strekt om van gedaagde eene vergoeding van fr. 250 te bekomen voor de schade door hem aan aanleggers toege bracht door de uitvoering van zekere muziek stukken, waarvan zij de schrijvers zouden zijn ; Aangezien verweerder volstrekt ontkent dat die muziekstukken op 17 Juli 1.1. in zijne herberg zouden ten gehoore gebracht zijn ge
weest ;
Aangezien tegenover die ontkenning aanleg gers ons vragen om door alle rechtsmiddelen te mogen bewijzen dat die uitvoering wel de gelijk plaats heeft gehad ;
Aangezien het ons redelijk voorkomt, recht vaardig en billijk in de omstandigheden waarin het geding zich voordoet, op de vraag van be wijzen niet in te gaan ;
Aangezien immers de aangeklaagde feiten reeds zouden gebeurd zijn over drie maanden terug ; dat die feiten overigens van zulk ge ring belang zijn uit zich zelf dat ze moesten ontsnappen aan al diegenen die er niet op ge steld waren aandachtig toe te luisteren naar de muziekstukken die gespeeld werden; dat daarenboven de aandacht van niemand gaande gemaakt is geweest op het oogenblik der be weerde uitvoering en dat het derhalve in zulke omstandigheden voor de tegenpartij voor eene onmogelijkheid moet gehouden worden eenige redelijke kans te hebben om het tegenbewijs van aanleggers beweringen voor te brengen ; Aangezien het tegenbewijs van rechtswege moet voorbehouden zijn aan diegene die aan geklaagd wordt ; dat de rechtbank indien ze de overtuiging heeft dat dit.tegenbewijs prak tisch onmogelijk is geworden door da handel wijze van den aanklager, niet gehouden is de zen te machtigen tot bewijs leveren van zijn
voorgebrachte en betwiste beweringen ;
Om deze redenen :
Wij, Xxxxxx Xx Xxxxxx, Vrederechter van het 4” Kanton te Antwerpen, recht doende bij te genspraak, verklaren de ondergeschikte vraag
om bewijs te mogen leveren niet ontvankelijk en bijgevolg de hoofdvraag ongegrond ;
222
Bibliographie
H1LBERT : Avocat près la Cour d’Appel de Bruxel les. — « Les vues et les Jours de droit et de ser vitude» . — « Du Droit de Passage. L’Enclave ». Tamines- Imprimerie Duculot- Roul.n (1933). — Prijs : 15 fr.
Gelijktijdig zijn er twee nieuwe werken versche nen van Xx Xxxxxx, die een zeer bijzonder specia list is op het geb'ed van het onroerend recht De verdiensten, die Xx Xxxxxx op dit terrein heeft we ten te verwerven, zijn buitengewoon groot.
Schrijver is de uitgever van het gekend tijdSchrifi
« Res et Jura Immobilia », dat zeer-bel'ngrijke bij dragen bevat betreffende het onroerend recht en met groote nauwgezetheid al de rechtspraak op dit stuk verzamelt.
Het « Traité de la Mitoyenneté » dat van de hand van den schrijver verscheen in 1931, is een boek dat zeer spoedig een vooraanstaande plaats heeft ingenomen in de practische rechtsliteratuur.
Dezelfde bijval zal zonder eenigen twijfel te beurt vallen aan de twee boeken die thans verschenen zijn.
Elk practisch jurist weet welke voortdurende moeilijkheden zich voordoen bij de soms uiterst de licate betwistingen betreffende de erfdienstbaarhe den van uitzicht en van doorgang. AÜe mogelijke gevallen worden door den schrijver in de beide werken onderzocht en hij geeft ons een uiterst rijke verzameling van rechtspraak op dit bijzonder ge bied.
Xxxxxxxxx heeft vooral klaarheid betracht in deze ingewikkelde stof en hij is in zijn pogen volkomen geslaagd.
Eeq vluchtig openslaan van een der boeken van Mr Xxxxxxx xxx in de meest lastige gevallen onmid dellijk de gewenschte oplossing bezorgen en zal den magistraat en den advocaat lange en moeizame opzoekingen besparen. De bronklare uiteenzetting van den schrijver is echter dusdanig dat ook de leek voor wie deze vraagstukken soms zulk buitenge woon béiang hebben, zeer spoedig zijn weg zal vinden in de voor zijn geval in aanmerking komen de rechtspraak en rechtsleer.
Het boek over de erfdienstbaarheden van uitzicht is daarbij voorzien van eene reeks duidelijke illus traties, die onmiddellifker tot den geest spreken dan lange uitleggingen en die bij de behandeling der stof de allergrootste diensten bewijzen.
Het aanhoudend werk dat geleverd wordt door Mr Xxxxxxx, een werk dat moeilijk en ondankbaar is, moet ons tot veel dankbaarheid stemmen tegen over den schrijver, die aan alle practische juristen werkelijk de grootste diensten bewijst.
£ Er dient nog vermeld te worden dat er blijkt uit het boek « Les vues et les Jours de droit et de ser vitudes » van Mr Xxxxxxx, hoe de moderne strekkn- gen in de architectuur nieuwe juridische vraag stukken in het leven geroepen hebben.
:, Xxxxxx het practisch belang van het boek laat de uiteenzetting van den schrijver ons toe na te gaan hoe de jongste recntspraak alle nieuwe gevallen weet op te lossen in het kader van de oude artikels van het Burgerlijk Wetboek.
asHet is een merkwaardig stuk levend recht.
m We kunnen niet genoe? deze even nuttige als interessante werken aan onze lezers aanbevelen én we zien met groote belangsteling de publicatie te gemoet van het lijvige werk van Mr Xxxxxxx, dat zoo pas werd aangekondigd en dat als titel zal dra gen « Traité de la Responsabilité du Bâtisseur ».
Xxxxxxxx XXXXXXXXX en H. ROUWENS : Advoca ten aan de Balie te Antwerpen : * Handboek voor het Belgische Handelsrecht». — Brussel. Huis Larcier (1934).
Het bekend boek van Mr Xxxxxxxx Xxxxxxxxx, der Antweipsche Balie, « Manuel de Droit Commercial », is thans in Nederlandschen tekst verschenen, be werkt door Xx X. Xxxxxxx. De uitstekende hoeda nigheden van dit beknopt leerboek zijn te zeer ge kend opdat we ze hierbij zouden hoeven in het licht te stellen. De lange reeks uitgaven, die het Fransch werk heeft beleefd, bewijzen er de groote verdien sten van.
Het boek draagt ais bescheiden ondertitel «ten dienste van handelaars en studenten in de handels wetenschappen ». We kennen echter vele advocaten die het regelmatig raadplegen, omdat het de klare uiteenzetting geeft van de algemeene beg'nselen die het handelsrecht beheerschen en waartoe men steeds opnieuw zijn toevlucht moet nemen bij het behande len van elk practiscn vraagstuk.
Het is ons dan ook een uiterst groot genoegen de verschijning van dit uitstekend boek In de Ne- derlandsche taal te kunnen begroeten» De bewerk:ng door Mr Xxxxxxx mag voortreffelijk genoemd wor den en wij wenschen van harte aan het Neder- landsch boek hetzelfde succes toe als aan het Fransche te beurt is gevallen.
Xxxxx XXXXXX : Avocat à la Cour d’Appel. Assis tant à l’Université libre de Bruxelles. — «Des Pourvois en Cassation en Matière civ le ». — Eta blissements Bruylant. Brussel. (1933).
Onze rechtsliteratuur is niet rijk aan werken be treffende de proceduur voor ons Hoogste Hof, pro- ceduur die nochtans van het allergrootste gewicht is.
Het was in 1885 dat het lijvige werk verscheen van Xxxxxxxx, betreffende de voorziening in cassa tie. Heel de rechtspraak sedert vijftig jaar, was dus niet meer systematisch geordend en besproken ge worden. Het is dan ook in een werkelijke behoefte dat het boek van Mr Xxxxxx voorziet. D.t werk was des te meer noodig omdat de wet van 25 Fabruarl 1925 verschillende veranderingen heeft gebracht in de proceduur voor ons Hof van Xxxxxxxxxx.
Schrijver beperkt zich tot de proceduur in burger lijke zaken, doch heeft ons een volledig en grondig overzicht van de werking voor ons Hoogste Hof. Een opsomming van de hoofstukken toont aan hoe de stof door Mr Xxxxxx is behandeld geworden. Na eenige algemeene beschouwingen betreffende den bijzonderen aard van de voorziening in verbreking onderzoekt schrijver de voorwaarden van geldig heid en ontvankelijkheid dezer voorziening. Te de zer gelegenheid wordt ons een uitstekende uiteen zetting gegeven van de bevoegdheid van het Hof van Cassatie. Er wordt onderzocht tegen welke be slissingen de verbreking mogelijk is, door wie en
223
Verder wordt uitvoerig de proceduur behandeld voor het Verbrekingshof waarbij een rijke recht spraak wordt aangehaald aangaande de menigvul dige betwistingen die zich in deze delicate stof kunnen voordoen.
Xxxxxxxxx stelt ook een grondig onderzoek in naar de middelen tot verbreking, onderzoek waar door schrijver werkelijk het onderwerp volkomen heeft uitgeput.
De laatste hoofdstukken van Xxxx boek zijn ge wijd aan de vormen en de gevolgen der arresten van het Verbrekingshof en aan de proceduur van cas satie, teiwijl ook aandacht gewijd wordt aan de voorziening in verbreking in het belang der wet en op bevel van den Minister van justitie.
Deze zeer moeilijke istof waarvan sedert onge veer vijftig jaren de juristen schenen afgeschrikt te zijn, is door Mr. Xxxxxx op meesterlijke wijze behandeld geworden, en terecht zal dit boek aan vele advocaten die van dit speciaal onderwerp on voldoende op die hoogte zijn, oneindig groote diensten bewijzen.
Het is trouwens door zijn methode een voor beeld dat onze rechtswetenschap vereert.
Xxxx XXXXXXXX : « De Wettelijke Bescherming van Vrouw en Kind». -— Tweede uitgave. — Boekhandel L. De Reyghere, Xxxxxx Xxxxx, 00, Xxxxxx. (1933). — Prijs : 12 fr.
Van het beknopt doch zakelljk boekje van xxxx. Xx Xxxx Xxxxxxxx « De Wettelijke Bescherming van Vrouw en Kind » is eene tweede uitgave ver schenen.
Het vereenigt in bevattelijken vorm de bijzon derste gegevens van onze wetgeving voor wat vrouw en kind betreft. In het hoofdstuk dat be trekking heeft tot het huwelijk en zijn gevolgen wordt ook de nieuwe wetgeving van 20 Juli 1932 uiteengezet. Het arbeidsrecht en het strafrecht wor den uitvoerig toegelicht alsook de activiteit van de kinderrechters en de uitstekende opvoedende waar de der schoolgevangenis. Verder worden hoofd stukken gewijd aan de sociale wetgeving voor moe-- derschap en kinderwelzijn en wordt namelijk de bedrijvigheid van het « Nationaal werk voor kin- derwelzijn » en het « Nationaal werk voor oorlogs- weezen» bestudeerd.
Het boekje is verlucht met eene reeks belang rijke fotos die onmiddeUijk toelaten zich rekenschap te geven van de practische verwezenlijkingen die in ons land bereükt zijn geworden ter bescherming van vrouw en kind.
Het geheel geeft ons een weldoend gevoel en dwingt eerbied af voor de grootsche verwezenlij kingen die in ons land zijn tot stand gebracht.
De nieuwe uitgave van het boekje van xxxx Xx Xxxx Xxxxxxxx zal de grootste diensten bewijzen aan de scholen voor maatschappelijk dienstbetoon waarvoor het bestemd is.
CODE DES IMPOTS DIRECTS, contenant la xxxxxx xxxxxx coordonné avec des annotations tirées des lois, des arrêtés royaux et ministériels, des cir culaires et de la jurisprudence administrative et judiciaire^ utiles à l’interprétation des textes. •— Vol. pet. in 8" de 120 pages de texte compact. — Etablissements Xxxxx Xxxxxxxx, Brussel. Prijs 20 fr.
De fiscale wetgeving van onze dagen biedt zoo wel voor juristen als voor leekén hét zeér groot bezwaar oneindig ingewikkeld te zijn en een dool hof te vormen waarin men ten langen laatste zijn weg niet terugvindt. Elke coordinatie wordt zeer spoedig gevolgd door nieuwe wetten of uitvoe ringsmaatregelen.
Het is een zeer gelukkig gedacht geweest van de bekende uitgeversfirma Bruylant om al de wet telijke bepalingen die betrekking hebben tot de be lasting op het inkomen, op het mobilier, de taksen op autos, op vertooningen, spelen en ook de pro vinciale en gemeentelijke belastingen samen te brengen In een klein en handig boekje dat het groot voordeel biedt der volledgiheid, der ration- neele ordening, dat voorzien is van een uitstekende ünhoudstafel, en dat tevens bij alle wetten en Ko ninklijke besluiten de bijzonderste rechtspraak ver
meldt alsook de omzendbrieven der administratie op dit stuk.
Het is een boekje dat iedereen de grootste dien sten zal bewijzen en dat daarom graag zal gekocht worden.
Xxxx XXXXXXXXXX : Xxxxxx pratique des So ciétés Anonymes. — Etabl. Bruylant. Brussel. — 1933 (7* uitgave).
Het is natuurlijk volkomen onnoodig het zeer ge kend en gewaardeerd werk van Xxxxxxxxxx over de naamlooze vennootschappen voor te stellen.
Het feit dat dit werk een zevende uitgave beleeft is op zich zelf reeds de beste aanbeveling ervan. Het is nauwkeurig bijgewerkt voor wat betreft de rechtspraak en het biedt ons een summa van theorie en praktijk op het zeer belangrijk gebied
der naamlooze vennootschappen.
Dit bij uitstek levende recht moet op den voet gevolgd worden en het is dan ook onontbeerlijk dat diegenen die in het bezit zouden zijn van een vroegere verouderde uitgave, zich deze laatste nieuwe editie zouden aanschaffen.
Xxxxxxx XXXXXX : Le domicile de secours. — Com mentaire de la loi du 27 novembre 1891 sur l’as sistance publique. — Etablissements Xxxxx Xxxxx lant, Brussel (1932). Prijs 25 fr.
Op de zeer oude wet van het jaar V en de wet van 1876 volgde de bekende wet van 27 November 1891 over de hulpwoning.
Deze wet bracht grondige hervormingen aan het bestaande stelsel en werd niet immer zonder tegen kantingen vanwege de gemeenten toegepast, welke door de wettelijke bepaïingen nieuwe financieele lasten moesten dragen, en niet meer naar goeddun ken hun liefdadigheid betuigen konden.
Besprekingen en commentaar der wet bleven niet uit, doch zijn nu de meeste uitgeput of verouderd, en bovendien is de stelling der wet in het huidig complex der sociale wetten derwijze veranderd dal een nieuwe en aangepaste verklaring noodig werd.
De auteur levert ons een practisch commentaar dat ten gepasten tijde komt.
Uit de practijk gesproten, is zijn ervaring ge staafd door een lange en plichtsgetrouwe ambtsver
vulling. Hij is vertrouwd met de practische moei
224
We kunnen dus besluiten met te wenschen dat dit werk, hetwelk bovendien de wet van 14 Juni 1920 en uittreksels der wetten van 24 December 1903, 3 Oogst 1926, 15 Mei 1929, 30 December 1929, en 18 Juni 1930, bevat, op ruime schaal zou verspreid worden.
Ingezonden Bijdragen
DE VRIJHEID VAN DEN RECHTER
in een der laatst verschenen nummers van de «Deutsche Juristen Zeitung» (Jg. 1933 Nr 15) onderzoekt Xxxx. Xxxxxxxx de verande ringen door het huidig staatsbewind aange bracht aan het waardeeringsvermogen en de vrijheid van appreciatie van den rechter.
De verhouding van den rechter tot de rechts norm, zegt schrijver, is tot dusverre nog niet geheel duidelijk gemaakt en nauwkeurig om- lijnd, doch de aigemeene tendenz zooals ze zich voordoet uit menigvuldige beslissingen; vertoont blijvende kenmerken die ons toelaten de vaste bestanddeelen der verschillende stroo- mingen op dit gebied te kennen.
Het vroeger heerschende individualisme, en het economische liberalisme dat aan den grondslag lag der staatswerking, vergden vóór alles zekerheid.
Het credietwezen, en trouwens gansch het economisch complex berustte op de volstrekte zekerheid en bestendigheid der regelende ver ordeningen, overeenkomsten en voorschriften. Doch anderzijds kan het liberalisme zich ook niet tevreden stellen met de enge doorvoering der princiepen op alle gebied ; ook, en bijzon der in zake recht, moet rekening gehouden worden met den enkeling, zoodat de sociolo gische beschouwing niet alleen zekerheid doch
ook doelmatigheid op het oog hebben moet.
In den huidigen nieuwen staat, merkt de schrijver op, moet de rechtspraak minder en minder verklaring worden en integendeel slechts een toepassing of uitvoering van den publieken wil van den wetgever beoogen te zijn.
Zooals men terecht opmerken zou is deze zeer bijzondere stelling van den Duitschen rechter niet geheel zonder gevaren, en hoewel de bestendigheid van hun ambt en de onaf hankelijkheid hun verzekerd zijn in zekere mate, toch zijn naar onze meening veel ge varen verbonden aan de leer die den rechter niet als uitsluitend recht-sprekend aanschouwt doch tevens van hem een middel der politieke bedrijvigheid van de Staatsorganen maken wil.
Baiieleven
VLAAMSCH PLEIGENOOTSCHAP DER BRUSSELSCHE BALIE.
Zaterdag, 9 December, te 3 uur, plechtige openingszitting in de zaal der plechtige verga deringen van het Hof van Verbreking.
De openingsrede zal uitgesproken worden door Xx Xxxxxxxxxxxxx : « De vrouw in de Be schaving ».
’s Avonds, te 19.30 uur, inl het « Residence Palace », feestmaal. (80 fr. wijn en bediening inbegrepen).
Het Bestuur :
De Secretaris, De Voorzitter,
X. XXXXXXXXX. X. XXX XXXXXXXX.
Rechterlijk Leven
RECHTERLIJKE ORDE
Bij koninklijke besluiten van 9 November 19 3 : Is aan den heer Xxxx (H.-F.), op zijn verzoek, ontslag verleend uit zijn ambt van deurwaarder bij
de iechtbank van eersten aanleg te; Antwerpen. Hij is gemachtigd tot het voeren van den eere-
titel van zijn ambt ; Zijn benoemd :
Tot vrederechter :
Van het I e kanton Luik, de heer Xxxx (J.-N.-D.), vrederechter van het kanton Grivegnre, ter vervan ging van den heer Marcotty, die als zoodanig af treedt.
De heer Xxxx is ontheven van de bediening der vredegerechten van de kantons Louveigné en Sta- xxxxx ;
Van het kanton Grivegnée, de xxxx Xxxxxxxxx (G.-M.-A.-L.), oudstrijder, advocaat, plaatsvervan gend rechter in het vredegerecht van het kanton Seraïng, ter vervanging van den heer Xxxx.
De xxxx Xxxxxxxxx is belast met de bediening van het vredegerecht van het kanton Louveigné ; Tot plaatsvervangend rechter in de rechtbank van eersten aanleg te Nijvel, de heer Xxxxxxxx (A.-M.-F.-G.), oorlogsvrijwilliger en oorlogsinva lide. advocaat-pleiibezorger te Nijvel, ter vervan
ging xxx xxxxxx den heer XxXxxxxx ;
Is de heer Xxxxx (F.-M.-A.-F.), vrederechter van het kanton Dilson, belast met de bediening van het vredegerecht van het kanton Stavelot.
VOORDRACHTLIJSTEN
der candidaten voor de vacante plaats van voor. zitter in de rechtbank van eersten aanleg te Namen.
Candidaten van het Hof van beroep.
Eerste candidaat : de xxxx Xxxxxxx, ondervoor zitter in de rechtbank van eersten aanleg te Namen; Tweede candidaat : de xxxx Xxxxxxx, onderzoeks rechter bij de rechtbank van eersten aanleg te Na
men.
Xxxxxx ze om die reden af en stellen de onkosten van het geding ten laste van aan leggers.
tegen wie het verhaal in verbreking dient te ge
schieden en welke fomaliteiten vereischt zijn voor een geldige voorziening.
Daai na onderzoekt schrijver de gevolgen van de voorziening op de betwiste rechterlijke beslissing.
lijkheden, en het is dan ook niet de geringste ver
dienste van het werk dat men er een eenvoudig en klaar exposé in vindt, uiteenzetting die soms nog duidelijker gemaakt wordt door een gepast voor beeld.
Candidaten van den provincieraad.
Eerste candidaat : de xxxx Xxxxxxx, voornoemd ; Tweede candidaat : de xxxx Xxxxxxx, voornoemd.
De Vlijt, (C. Xxx Xxxxxx) Nationale*tl., 46, Antwerpen