Partijen,
Convenant Collectieve afkoop regresrecht Wlz 2020 t/m 2023
Vertrouwelijk 1 Alleen voor intern gebruik
Convenant Collectieve afkoop regresrecht Wlz 2020 t/m 2023
Partijen,
Zorginstituut Nederland, gevestigd te Diemen, verder te noemen: het Zorginstituut, hierbij rechtsgeldig vertegenwoordigd door drs. P.L. Siebers, lid Raad van Bestuur;
en
Het Verbond van Verzekeraars te Den Haag, verder te noemen: het Verbond, in dezen optredend voor zich en voor de aansprakelijkheidsverzekeraars die op dit convenant hebben ingetekend, rechtsgeldig vertegenwoordigd door xx. X. Xxxxxxxx, algemeen directeur.
Nemen het volgende in overweging:
1. Het Zorginstituut is beheerder van het Fonds langdurige zorg.
2. Op grond van artikel 10.2.2, eerste lid van de Wet langdurige zorg (Wlz) heeft een Wlz-uitvoerder als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wlz regresrecht op de schadeplichtige voor de krachtens de Wlz gemaakte kosten. Dat wil zeggen dat de Wlz-uitvoerders de kosten van de aan hun verzekerde verleende zorg kunnen verhalen indien het feit als gevolg waarvan de verzekerde genoodzaakt werd Wlz-zorg in te roepen, als een onrechtmatige daad aan de schadeplichtige kan worden toegerekend en waarvoor deze derhalve aansprakelijk is.
3. Op grond van artikel 10.2.2, derde lid Wlz heeft het Zorginstituut de bevoegdheid om met aansprakelijkheidsverzekeraars een overeenkomst te sluiten over een door die verzekeraars aan het Zorginstituut, voor de duur van de overeenkomst, te betalen afkoopsom van de te verwachten schadelast ten gevolge van het in de Wlz geregelde verhaalsrecht. De overeenkomst heeft geen betrekking op de te verwachten schadelast van die Wlz-uitvoerders die voor de aanvang van de onderhandelingen te kennen hebben gegeven gebruik te willen maken van hun bovengenoemde bevoegdheid tot regres. In verband met het bepaalde in artikel 10.2.2, derde lid Wlz heeft het Zorginstituut de Wlz-uitvoerders gevraagd of zij hun individuele regresrecht willen uitoefenen. De Wlz-uitvoerders die op dit convenant hebben ingetekend hebben het Zorginstituut te kennen gegeven geen gebruik te willen maken van de bevoegdheid in artikel 10.2.2, eerste lid van de Wlz voor de duur van deze overeenkomst. Het gaat hier om alle Wlz-uitvoerders. Het draagvlakpercentage (a) is dan ook 100%, uitgedrukt als aandeel in het totaal aantal verzekerden.
4. Voor de intekening op de overeenkomst zijn de aansprakelijkheidsverzekeraars op het gebied van motorrijtuigenverzekeringen, algemene aansprakelijkheidsverzekeringen (AVP/AVB) en transportverzekeringen benaderd. Voor zover binnen een verzekeringsmaatschappij meerdere categorieën schadeverzekeringen aanwezig zijn, kan deze aansprakelijkheidsverzekeraar niet slechts voor één van deze categorieën op de overeenkomst intekenen. Het draagvlakpercentage is 94,95 %.
5. Het Zorginstituut en het Verbond spannen zich in om het draagvlak zo hoog mogelijk te laten zijn.
6. De uitoefening van regresrecht Wlz op individueel gevalsniveau gaat gepaard met omvangrijke administratieve inspanningen en aanzienlijke kosten van afwikkeling van mogelijke geschillen voor zowel de uitvoeringsorganen Wlz als de aansprakelijkheidsverzekeraars.
7. Afdoening van het regresrecht Wlz volgens artikel 10.2.2, derde lid Wlz, door middel van een afkoopsom met het Zorginstituut, zoals de Wlz mogelijk maakt, leidt tot aanzienlijke besparingen bij de Wlz-uitvoerders en bij de aansprakelijkheidsverzekeraars.
8. Het tot stand komen van de overeenkomst, bedoeld in artikel 10.2.2, derde lid Wlz, brengt met zich mee dat de schadeplichtige die verzekerd is bij een deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraar en de betreffende aansprakelijkheidsverzekeraar zelf, jegens de Wlz-uitvoerders bevrijd zijn van de verplichting tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10.2.2, eerste lid Wlz. Het regresrecht van de Wlz-uitvoerder blijft in volle omvang bestaan ten opzichte van de schadeplichtige die verzekerd is bij een niet-deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraar, de betreffende aansprakelijkheidsverzekeraar zelf en ten opzichte van de aansprakelijke persoon die niet verzekerd is.
9. Het Zorginstituut informeert de Wlz-uitvoerders over de totstandkoming van dit convenant en wijst ze op hun taken ten aanzien van het regresrecht dat voor de Wlz-uitvoerders in volle omvang blijft bestaan in de situaties zoals in de vorige overweging omschreven.
10. De Nederlandse Zorgautoriteit houdt toezicht op de Wlz-uitvoerders en daarmee ook op de uitoefening van het regresrecht.
11. Het Verbond en het Zorginstituut hebben gezamenlijk een rekenmethode ontwikkeld ter benadering van de aan Wlz-regres verbonden kosten. De methode wordt nader omschreven in artikel 3.
Komen het volgende overeen:
Artikel 1
1. In deze overeenkomst wordt onder aansprakelijkheidsverzekeraar verstaan: de schadeverzekeraar die valt onder de branches, genoemd in de bij de Wet op het financieel toezicht behorende Bijlage. branches 1,2, 10A tot en met 13.
2. Het Waarborgfonds Motorverkeer wordt gelijkgesteld met de aansprakelijkheidsverzekeraars, voor zover het de gevallen genoemd in artikel 25, eerste lid onder a Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM) betreft, dat wil zeggen wanneer niet kan worden vastgesteld wie de aansprakelijke persoon is.
Artikel 2
1. De aansprakelijkheidsverzekeraars die op dit convenant hebben ingetekend zijn voor elk jaar dat deze overeenkomst geldt aan het Zorginstituut een afkoopsom als bedoeld in artikel 10.2.2, derde lid Wlz, verschuldigd.
2. De afkoopsom bedoeld in het eerste lid van dit artikel heeft betrekking op de te verwachten schadelasten als bedoeld in artikel 10.2.2, derde lid Wlz, ten gevolge van de schadeveroorzakende feiten die plaatsvinden in het jaar waarvoor de desbetreffende afkoopsom geldt en waarvoor een verzekerde van één der deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars aansprakelijk is. Ter zake van de voorgevallen schadeveroorzakende feiten in de jaren waarvoor deze overeenkomst geldt, zijn de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars en diens verzekerden bevrijd van alle verplichtingen tot schadevergoeding als bedoeld in artikel 10.2.2, eerste lid Wlz.
Artikel 3
1. Voor alle deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars tezamen wordt door het Verbond en het Zorginstituut gezamenlijk in juni van elk jaar, gedurende de looptijd van de overeenkomst een voorlopige en definitieve afkoopsom overeengekomen. Hierbij wordt de werkwijze gebruikt zoals omschreven in lid 2 van dit artikel.
2. Voor jaar t is het bedrag van de voorlopige afkoopsom van jaar t-1 het uitgangspunt. Vervolgens doorlopen de partijen de stappen A t/m D om tot een voorlopige afkoopsom te komen voor jaar t. Voor de berekening van de voorlopige afkoopsom over het jaar 2016 is het uitgangspunt de voorlopige afkoopsom 2015, zoals deze is vastgesteld onder het Convenant collectieve afkoop regresrecht AWBZ 2011 – 2014.
A. Beleidswijzigingen: Het Zorginstituut stelt jaarlijks een notitie op waarin beleidswijzigingen in de Wlz in jaar t worden beschreven en analyseert welke procentuele invloed deze wijzigingen hebben op de afkoopsom. Deze notitie wordt door het Verbond en het Zorginstituut besproken en het percentage wordt gezamenlijk vastgesteld.
B. Actualiseren draagvlakpercentage:
Het draagvlakpercentage wordt berekend volgens de volgende formule:
Draagvlak = (a/100) * [(b1*p1)/100 + (b2*p2)/100]
a = Draagvlak vanuit Wlz-uitvoerders, dit blijft gedurende de convenantperiode 100%
b1= een percentage, gelijk aan het aandeel van de deelnemende motorrijtuigenverzekeraars in de totale omslag van het Waarborgfonds Motorverkeer. Het Zorginstituut krijgt hiervoor van het Waarborgfonds voor 1 mei, van elk jaar dat deze overeenkomst geldt, een opgave voorzien van een mededeling van de (externe) accountant dat de gegevens zijn afgeleid uit de door hun gecontroleerde administratie. De gegevens hebben betrekking op het jaar t-1.
b2: een percentage, gelijk aan het aandeel van de deelnemende algemene aansprakelijkheidsverzekeraars in het totaal premie-inkomen. Het Zorginstituut krijgt hiervoor van het Verbond voor 1 mei van elk jaar dat deze overeenkomst geldt een assurancerapport COS 3000A van de (externe) accountant dat de gegevens zijn afgeleid uit de door hun gecontroleerde administratie. De gegevens hebben betrekking op het jaar t-2.
p1 = een percentage, gelijk aan het aandeel in het regresbedrag voor de partijen van het Waarborgfonds Motorverkeer
p2 = een percentage, gelijk aan het aandeel in het regresbedrag voor de deelnemende algemene aansprakelijkheidsverzekeraars
C. De uitkomst uit artikel 3, lid 2 onderdeel A en B wordt gespiegeld aan het Rekenmodel Wlz) dat ontwikkeld is op basis van een praktijkonderzoek in 2015. De uitkomsten worden besproken door het Verbond en het Zorginstituut en de invloed hiervan wordt gezamenlijk vastgesteld.
3. Als partijen van mening zijn dat er vanwege een grote beleidswijziging of een bijzondere (onvoorziene) gebeurtenis een verandering plaatsvindt in het aantal verkeersgewonden die groter is dan 10%, dan wordt de invloed hiervan op de afkoopsom door de partijen geanalyseerd en vastgesteld.
4. In juni van het jaar t+1 wordt de definitieve afkoopsom bepaald voor het jaar t. De definitieve afkoopsom komt tot stand door de parameters voor de voorlopige afkoopsom te actualiseren: beleidswijzigingen en draagvlakpercentage.
5. Het verschil tussen de voorlopige en definitieve afkoopsom wordt als nacalculatie verrekend. In deze nacalculatie worden de eventuele verschillen tussen de voorlopige afkoopsom en de definitieve afkoopsom voor het jaar t-1 verrekend.
Artikel 4
1. Het Zorginstituut stuurt het Verbond elk jaar uiterlijk op 1 juli van het jaar t een nota met het bedrag van de voorlopige afkoopsom uit het jaar t, de definitieve afkoopsom uit het jaar t-1 en de verrekening van de nacalculatie uit het jaar t-1. Van deze nota gaat een afschrift naar het Waarborgfonds, die voor de financiële afwikkeling namens de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars zorg draagt.
2. Het Waarborgfonds betaalt, namens het Verbond elk jaar de nota als bedoeld in lid 1 voor 1 september aan het Zorginstituut.
3. Bij niet tijdige betaling van de nota als bedoeld in lid 1 zijn de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars, naar rato van hun deelnemerspercentage, een rentevergoeding verschuldigd ter hoogte van de wettelijke rente op grond van artikel 6: 119 BW te rekenen vanaf het moment dat het bedrag betaald had moeten zijn.
4. Na betaling van de nota als bedoeld in lid 1 door het Verbond aan het Zorginstituut, zijn de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars niets meer verschuldigd aan het Zorginstituut uit hoofde van de verplichting tot betaling van de afkoopsom voor het betreffende jaar.
Artikel 5
1. Het Verbond berekent het verschuldigde deel van de afkoopsom per deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraar op grond van het aandeel van de desbetreffende aansprakelijkheidsverzekeraar in de totale omslag van het Waarborgfonds Motorverkeer gerelateerd aan de in artikel 3 genoemde afkoopsom voor het betreffende jaar en op grond van het aandeel van de desbetreffende aansprakelijkheidsverzekeraar in het totale premie-inkomen algemene aansprakelijkheid gerelateerd aan de in artikel 3 genoemde afkoopsom voor het betreffende jaar.
2. Het Verbond stuurt uiterlijk voor 15 juli via het Waarborgfonds Motorverkeer de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars een nota voor het door hen verschuldigde deel van de afkoopsom.
3. De deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars zijn verplicht de door hen verschuldigde afkoopsom van de in het tweede lid genoemde nota uiterlijk 25 augustus via het Waarborgfonds Motorverkeer aan het Verbond te betalen.
4. Bij niet tijdige betaling van deze nota zijn de aansprakelijkheidsverzekeraars het Verbond een rentevergoeding verschuldigd overeenkomstig de wettelijke rente op grond van artikel 6: 119 BW te rekenen vanaf het moment dat de nota betaald had moeten zijn.
Artikel 6
Het Verbond draagt er zorg voor dat het Waarborgfonds Motorverkeer zich namens het Verbond belast met de berekening en de inning van de betalingen van de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars aan het Verbond en met de feitelijke betaling namens het Verbond van de totale afkoopsom aan het Zorginstituut.
Artikel 7
1. Deze overeenkomst heeft een looptijd van 4 jaar; deze vangt aan op 1 januari 2020 om 0.00 uur en eindigt op 31 december 2023 om 24.00 uur.
2. Wanneer (een der) partijen door een wetswijziging geen uitvoering meer kan geven aan het onderhavige convenant dan vervalt het convenant van rechtswege. Ter uitvoering van artikel 10.2.2, derde lid Wlz treden partijen vervolgens in overleg over een voortzetting van het convenant in aangepast vorm.
3. De overeenkomst heeft betrekking op de schadeveroorzakende feiten welke zich gedurende de looptijd van de overeenkomst voordoen.
Artikel 8
1. In 2022 zullen het Zorginstituut en het Verbond deze overeenkomst evalueren en met elkaar in overleg treden over de voorwaarden tot voortzetting.
2. Het Zorginstituut en Verbond ontwikkelen een rekenmodel voor de volgende convenantperiode 2024-2027. Partijen stellen hiervoor uiterlijk in 2022 een plan op.
Artikel 9
1. Geschillen tussen partijen die voortvloeien uit deze overeenkomst worden door de partijen voorgelegd aan een hiervoor in te stellen geschillencommissie. De geschillencommissie zal bestaan uit drie leden: een lid te benoemen door het Verbond, een lid te benoemen door het Zorginstituut en een onafhankelijk lid als voorzitter te benoemen door het lid van het Verbond en het lid van het Zorginstituut gezamenlijk. De uitspraak van de geschillencommissie is voor partijen bindend.
2. Op deze overeenkomst is het Nederlandse recht van toepassing.
Aldus opgemaakt en ondertekend in tweevoud op
Zorginstituut Nederland Verbond van Verzekeraars
drs. P.L. Xxxxxxx, lid Raad van Bestuur xx. X. Xxxxxxxx, algemeen directeur
Toelichting op het convenant tussen het Zorginstituut en het Verbond van Verzekeraars over de collectieve afkoop regresrecht Wlz 2020 t/m 2023
1. Inleiding
Op 1 juli 1999 is het regresrecht in de toenmalige AWBZ ingevoerd. Ook in de huidige Wet langdurige zorg (Wlz) is er sprake van regresrecht. Dit regresrecht is de bevoegdheid om de kosten van een uitkering of verstrekking te verhalen op degene door wiens onrechtmatig handelen de verzekerde genoodzaakt werd Wlz-zorg in te roepen. De wet legt deze bevoegdheid primair neer bij de Wlz- uitvoerders. Voorts geeft de wet het Zorginstituut de mogelijkheid om met de aansprakelijkheidsverzekeraars een overeenkomst te sluiten over een afkoopsom voor de te verwachten schadelast.
De wet voorziet daarbij in een ‘opt-out’ constructie. Dat wil zeggen dat Wlz-uitvoerders het Zorginstituut te kennen kunnen geven dat zij zelf het hun bij wet toegekende regresrecht wensen uit te oefenen. Het Zorginstituut heeft gebruik gemaakt van de in de wet opgenomen mogelijkheid om met verzekeraars een overeenkomst te sluiten inzake het collectief afkopen van het regresrecht Wlz. Partijen hebben dit gedaan in de overtuiging dat dit tot aanzienlijke besparingen leidt in kosten en administratieve inspanningen ten opzichte van de situatie dat het regresrecht op individueel gevalsniveau moet worden uitgeoefend. Dit convenant regelt de afkoopsom regresrecht Wlz voor de jaren 2020 tot en met 2023.
Het gevolg van het tot stand komen van dit convenant is dat alle verplichtingen tot schadevergoeding van de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars aan de Wlz-uitvoerders ter zake van schadeveroorzakende feiten die zich voordoen tijdens de looptijd van het convenant vervallen. In plaats daarvan zijn de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars een afkoopsom verschuldigd.
Het niet zelf het regresrecht willen uitoefenen, alsmede het al dan niet ondertekenen van het convenant door de aansprakelijkheidsverzekeraars, geldt voor de gehele duur van het convenant. Het Verbond en het Zorginstituut werken ieder jaar de wijzigingen in het bestand van Wlz-uitvoerders en van de aansprakelijkheidsverzekeraars bij op basis van de gegevens per 1 januari van het betreffende jaar. De Wlz-uitvoerders en de aansprakelijkheidsverzekeraars zullen de bijgewerkte lijsten ontvangen.
2. Draagvlak convenant regresrecht
Het draagvlak voor dit convenant is groot, zowel van de kant van de Wlz-uitvoerders als van kant van de aansprakelijkheidsverzekeraars. Van de Wlz-uitvoerders heeft 100% het Zorginstituut aangegeven niet zelf het regresrecht te willen uitoefenen. Van de aansprakelijkheidsverzekeraars is 94,95 % deelnemer aan het convenant. Dit zijn de motorrijtuigverzekeraars en de algemene aansprakelijkheidsverzekeraars en transportverzekeraars tezamen.
Vanwege de hoge draagvlakpercentages wordt het grootste deel van de regreskosten Wlz via het convenant opgebracht. Het resterende deel van deze kosten zal evenwel op een andere wijze opgebracht moeten worden. Het gaat daarbij om aansprakelijkheidsverzekeraars die geen deelnemer zijn aan dit convenant
In die gevallen waar er nog sprake is van individueel regres zijn aansprakelijkheidsverzekeraars niet betrokken bij een collectieve afkoop van het regresrecht. Bij deze gevallen zal er dan dus op individueel gevalsniveau regresrecht uitgeoefend dienen te worden op grond van de wettelijke taak van de Wlz- uitvoerders. De Nederlandse Zorgautoriteit zal toezien op uitvoering van dit regresrecht door de Wlz- uitvoerders.
3. Deelname schadeverzekeraars
In artikel 1 wordt geregeld welke schadeverzekeraars onder het convenant vallen. Dit zijn alle schadeverzekeraars die vallen onder één van de branches, genoemd in de bij de Wet op het financieel toezicht behorende Bijlage branches 1,2, 10A tot en met 13, waarbij 1 Ongevallen; 2 Ziekte; 10A aansprakelijkheid motorrijtuigen; 10B Aansprakelijkheid wegvervoer; 11 Aansprakelijkheid luchtvervoer; 12 Aansprakelijkheid zee- en binnenschepen; 13 Algemene aansprakelijkheid is.
4. Bepaling van de afkoopsom
Artikel 3 regelt de omvang van de afkoopsom voor alle deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars tezamen en de jaarlijkse vaststelling van de afkoopsom voor de duur van het convenant. De afkoopsom is het bedrag van de volledige schadelasten ten gevolge van schadeveroorzakende feiten in een bepaald jaar, dat op grond van de Wlz zou kunnen worden verhaald.
De rekenmethode die is ontwikkeld ter benadering van de reële schadelasten op grond van het regresrecht Wlz wordt mede gebruikt ter vaststelling van de jaarlijkse afkoopsom. De rekenmethode kan op verzoek van convenantpartijen aangepast worden indien de inspanning hiervoor het verwachte eindresultaat voldoende beïnvloedt.
5. Toelichting berekening
Elk jaar worden de voorziene beleidswijzigingen en het draagvlakpercentage berekend.
Er wordt gewerkt met een voorlopige en definitieve afkoopsom omdat relevante gegevens veelal een jaar later beschikbaar komen. Bij de bepaling van de definitieve afkoopsom worden de voorspelde beleidswijzigingen aangepast naar gerealiseerde beleidswijzigingen en wordt het draagvlakpercentage geactualiseerd.
De uitkomst van deze berekening wordt gespiegeld aan het nieuwe rekenmodel. Het Verbond van Verzekeraars en het Zorginstituut bespreken de uitkomst en de invloed hiervan wordt gezamenlijk vastgesteld.
Het rekenmodel werkt als volgt.
Grofweg twee groepen komen door een ongeval terecht in de Wlz: een groep mensen met zeer ernstig niet-aangeboren-hersenletsel (NAH) en een geringe groep mensen met een hoge dwarslaesie. Op basis van literatuur en praktijkonderzoek is een inschatting gemaakt van gemiddelde levensduur en instroomcijfers. Het uitgangspunt voor de kosten zijn de kosten van de zorgzwaartepakketten voor de sector Lichamelijke Handicap (LG). Helder is dat dit gaat om een zeer kleine groep mensen, die echter wel zeer hoge kosten maakt. Een Wlz-indicatie is in principe voor de rest van het leven.
Verder wordt er in het model rekening gehouden met verkeer, subsidieregelingen Wlz, eigen bijdragen, draagvlak en beleidswijzigingen.
6. Toelichting berekening aandeel aansprakelijkheidsverzekeraars
De berekening van de verschuldigde afkoopsom per deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraar wordt namens het Verbond uitgevoerd door het Waarborgfonds Motorverkeer. Het Waarborgfonds is op grond van haar overeenkomst met het Verbond tevens belast met de inning van de betalingen van de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars, en met de feitelijke betaling namens het Verbond van de afkoopsom aan het Zorginstituut. Deze betaling, in eerste instantie via het Verbond en het Waarborgfonds vindt zijn grondslag in praktische overwegingen en laat onverlet de individuele aansprakelijkheid van de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars jegens het Zorginstituut voor de door hen verschuldigde afkoopsom bij niet of niet tijdige betaling namens het Verbond. Na verrekening van de definitieve afkoopsom door het Verbond aan het Zorginstituut zijn de deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars niets meer verschuldigd aan het Zorginstituut uit hoofde van de verplichting tot betaling van de afkoopsom voor het betreffende jaar.
7. Toelichting tijdpad
In onderstaande tabel is voor elk jaar dat binnen dit convenant valt, aangegeven op welk moment overleg tussen partijen nodig is en welke actie van welke partij wordt verlangd.
Jaarlijks te ondernemen acties
Januari | Bijwerken deelnemerslijsten door het Zorginstituut en Verbond |
April/mei/juni | Overleg Zorginstituut en Verbond over vaststelling van a. Definitieve afkoopsom t-1 en daarmee ook de nacalculatie t-1 b. Voorlopige afkoopsom t |
1 mei | Het Zorginstituut krijgt van het Verbond voor 1 mei van elk jaar een opgave voorzien van een assurancerapport COS 3000A van de (externe) accountant dat de factor b1 (uit het jaar t-1) en de factor b2 (uit het jaar t-2) zijn afgeleid uit een door de accountant gecontroleerde administratie. |
Uiterlijk 1 juli | Het Zorginstituut stuurt het Verbond een nota voor de afkoopsom |
Uiterlijk 15 juli | Waarborgfonds verstuurt namens het Verbond de nota’s voor de afkoopsom per deelnemer in het convenant. |
Uiterlijk 25 augustus | Deelnemende aansprakelijkheidsverzekeraars betalen hun afkoopbedrag aan het Waarborgfonds. |
1 september | Het Waarborgfonds betaalt, namens het Verbond, de afkoopsom aan het Zorginstituut. |
* Er worden de op dat moment meest recente gegevens gebruikt voor de berekeningen van de draagvlakpercentages. Voor de Wlz-uitvoerders gaat het daarbij om gegevens op 1 januari van het betreffende jaar. Bij de aansprakelijkheidsverzekeraars gaat het dan om complete jaargegevens van het voorgaande jaar.
Bijlage 1: Relevante artikelen regresrecht in de Wet langdurige zorg
De artikelen 10.2.1 t/m 10.2.4 van de Wet langdurige zorg (Wlz) vormen de basis voor het regresrecht.
Artikel 10.2.1
Bij de vaststelling van de schadevergoeding, waarop de verzekerde naar burgerlijk recht aanspraak kan maken ter zake van een feit dat aanleiding geeft tot het verlenen van zorg die is bekostigd ingevolge deze wet, houdt de rechter rekening met de aanspraken die de verzekerde krachtens deze wet heeft.
Artikel 10.2.2
1. Behoudens toepassing van het derde lid, eerste volzin, heeft een Wlz-uitvoerder voor de krachtens deze wet gemaakte kosten verhaal op degene, die in verband met het in artikel 10.2.1 bedoelde feit jegens de verzekerde naar burgerlijk recht tot schadevergoeding is verplicht, doch ten hoogste tot het bedrag, waarvoor deze bij het ontbreken van de aanspraken krachtens deze wet naar burgerlijk recht aansprakelijk zou zijn, verminderd met een bedrag, gelijk aan dat van de schadevergoeding tot betaling waarvan de aansprakelijke persoon jegens de verzekerde naar burgerlijk recht is gehouden.
2. Voor zover de geldswaarde van de in het eerste lid bedoelde verleende zorg niet kan worden vastgesteld, wordt deze bepaald op een geschat bedrag. Onze Minister kan hieromtrent nadere regels stellen.
3. Het Zorginstituut kan met verzekeraars overeenkomen dat zij het Zorginstituut een bedrag betalen om de in het eerste lid bedoelde schadelast die hun verzekerden naar verwachting in een komende periode zullen veroorzaken, af te kopen. De overeenkomst heeft geen betrekking op de schadelast van een Wlz-uitvoerder die voor de aanvang van de onderhandelingen over de bedoelde overeenkomst aan het Zorginstituut te kennen heeft gegeven van zijn bevoegdheid in het eerste lid gebruik te maken. Het Zorginstituut stelt voor aanvang van de periode waarvoor een afkoopsom als bedoeld in de eerste volzin is overeengekomen, Wlz-uitvoerders op de hoogte van de totstandkoming van bedoelde overeenkomst.
Artikel 10.2.3
1. Indien de verzekerde in dienstbetrekking werkzaam is, geldt artikel 10.2.2, ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte werkgever van de verzekerde, onderscheidenlijk ten aanzien van de naar burgerlijk recht tot schadevergoeding verplichte persoon, die in dienstbetrekking staat tot dezelfde werkgever als de verzekerde jegens wie naar burgerlijk recht verplichting tot schadevergoeding bestaat, slechts indien het feit als genoemd in artikel 10.2.1 is te wijten aan opzet of bewuste roekeloosheid van die werkgever onderscheidenlijk persoon.
2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt mede als werkgever beschouwd de inlener, bedoeld in artikel 34 van de Invorderingswet 1990.
Artikel 10.2.4
1. Een Wlz-uitvoerder kan van hem, die, zonder daartoe gerechtigd te zijn, opzettelijk aanspraken als verzekerde bij hem doet gelden onderscheidenlijk deed gelden, alsmede van hem, die daaraan opzettelijk zijn medewerking verleent onderscheidenlijk heeft verleend, geheel of gedeeltelijk het bedrag vorderen van de zorg of van de vergoedingen die hem te veel of ten onrechte zijn verleend. Voor zover de geldswaarde van de in de eerste volzin bedoelde zorg niet vaststaat, kan deze worden vastgesteld op een geschat bedrag.
2. Het besluit tot terugvordering levert een executoriale titel op in de zin van het Tweede Boek van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
3. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld betreffende de in het eerste lid bedoelde terugvordering.