DASHBOARD BESTUURSAKKOORD PO 2020
DASHBOARD BESTUURSAKKOORD PO 2020
Dit dashboard geeft per hoofddoel de doelstellingen weer die zijn afgesproken in het geactualiseerde Bestuursakkoord PO, vertaald in indicatoren met streefwaarden.1 Per doel wordt de voortgang op de geactualiseerde doelstellingen beschreven. Waar mogelijk wordt de voortgang ook in beeld gebracht en toegelicht aan de hand van realisatiecijfers op de indicatoren en andere relevante monitoringsgegevens.2
AMBITIE 1: TALENTONTWIKKELING DOOR UITDAGEND ONDERWIJS
Leerlingen worden voorbereid op de 21e eeuw. Er is oog voor individuele talenten van alle leerlingen. Het onderwijsaanbod faciliteert brede vorming die recht doet aan de diverse talenten van kinderen. ICT kan hierbij ondersteunend werken: digitale leermiddelen maken het steeds meer mogelijk om leerroutes beter aan te passen aan de individuele leerling en voor elke leerling een eigen uitdaging te bieden. Dit geldt bijvoorbeeld voor leerlingen met een leerachterstand, of voor leerlingen die extra ondersteuning nodig hebben.
1) Gebruik van digitaal leermateriaal in de les |
Doelstelling In 2020 gebruikt 90 procent van de scholen dagelijks digitaal leermateriaal in het primaire proces. Welke beweging is zichtbaar? De meest recente cijfers van het gebruik van digitale leermiddelen in het po zijn van de Leermiddelenmonitor 2017/2018. Toen gaf 82 procent van de leraren aan frequent gebruik te maken van methode gebonden software of –sites, gaf 71 procent aan enkele keren per week filmpjes te gebruiken, en gaf 59 procent aan regelmatig oefensoftware te gebruiken. Recentere cijfers zijn daar niet van beschikbaar. Wat we wel zien is dat tijdens de coronacrisis er een enorme sprong is gemaakt in het gebruik van ICT en digitale leermiddelen in het po en vo. Scholen hebben met veel creativiteit en inzet het onderwijs op afstand vormgegeven en hebben daarbij veelvuldig gebruik gemaakt van digitale leermiddelen of platforms om digitaal samen te werken of te videobellen. Veel scholen zijn de afgelopen tijd nieuwe producten en functionaliteiten gaan gebruiken om digitaal (ondersteund) les te geven. Tevens willen scholen ook graag verdere stappen zetten bij het combineren van digitaal en fysiek onderwijs, bijvoorbeeld in een hybride vorm. Zo blijkt uit de COVID-19-monitor van de Inspectie van het Onderwijs3 dat bijna alle ondervraagde schoolleiders digitale middelen die zijn ingezet voor afstandsonderwijs ook in de toekomst willen blijven gebruiken. Het gaat daarbij vooral om online tools voor leerlingen om zelf thuis te oefenen en om online tools om te overleggen met collega’s. De geleerde lessen uit de periode van afstandsonderwijs zijn hiervoor een belangrijke basis. Op dit moment voert Kennisnet de Monitor hybride onderwijs uit. Hierin vragen ze o.a. schoolleiders, ICT-coördinatoren en leraren in het po en vo naar hun ervaringen met afstandsonderwijs. Welke digitale leermiddelen of andere ondersteuning ze daarbij hebben ingezet is hier |
1 Indicatoren zijn dus niet hetzelfde als doelen; een indicator moet wel iets zeggen over het desbetreffende doel, het is zogezegd een ‘bewegingsmelder’.
2 Het dashboard voor po is online beschikbaar op de website OCW in Cijfers. Hier zijn ook alle achterliggende cijfers te vinden.
3 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxx- 19/documenten/publicaties/2020/09/02/covid-19-monitor-po
ook onderdeel van. De resultaten worden dit najaar verwacht en geven een beeld van de inzet van ICT en digitale leermiddelen tijdens de coronacrisis en van welke elementen scholen hiervan ook op de lange termijn willen blijven inzetten.
Welke acties worden ondernomen?
1. Xxxxxxxxxxxx.xx
Zowel de PO-Raad als de VO-raad hebben zich ingespannen om scholen te ondersteunen bij het aanbieden van digitaal onderwijs op afstand, onder andere door inzichten en goede voorbeelden beschikbaar te stellen via xxx.xxxxxxxxxxxx.xx. Ook hebben ze vragen beantwoord over afstandsonderwijs en inzet van digitale leermiddelen die via het loket van xxxxxxxxxxxx.xx zijn binnengekomen.
2. Digitaliseringsagenda po/vo
De PO-Raad en VO-raad zijn mede-initiatiefnemer van de Digitaliseringsagenda Primair en Voortgezet onderwijs4. In de Digitaliseringsagenda is “digitale leermiddelen werken voor de gebruiker” één van de vijf speerpunten. Hiervoor zijn de volgende activiteiten afgesproken:
• Door samen te werken met scholen worden praktijkvoorbeelden ontwikkeld voor een keuzeproces
dat leidt tot een leermiddelenbeleid en leermiddelenkeuze die aansluiten op de onderwijsvisie van de school;
• In een publiek-private samenwerking wordt door uitgevers, distributeurs en softwareleveranciers samen met het onderwijs gewerkt aan een toekomstbestendige leermiddelenketen waarin leerlingen en docenten de leermiddelen kunnen vinden die passen bij hun leerdoelen en die toegankelijk is voor nieuwe ontwikkelingen en spelers zodat innovatie wordt bevorderd.
• Een open en toegankelijke leermiddelenmarkt is van belang voor een gezonde marktwerking. De ontwikkelingen op de leermiddelenmarkt, in de context van internationalisering en nieuwe toetreders, worden in kaart gebracht en gevolgd.
• Aanbod en vraag van scholen t.a.v. open leermateriaal wordt beter op elkaar afgestemd.
• Schoolbesturen werken samen in de leermiddelenmarkt.
3. SIVON
Het vormgeven van de samenwerking tussen schoolbesturen bij het uitwisselen van kennis en het centraal inkopen van ICT-producten en -diensten is een belangrijk onderdeel van de digitaliseringsagenda. Hiermee bouwen de schoolbesturen voort op de succesvolle samenwerking in het Doorbraakproject Onderwijs & ICT. Inmiddels zijn 133 schoolbesturen lid van SIVON (per 1 oktober 2020). Deze besturen geven onderwijs aan 31 procent van de leerlingen in het po en vo. De PO-Raad, de VO-raad, SIVON en OCW hebben nadere afspraken gemaakt om de verdere groei van het lidmaatschap van SIVON, en het gebruik van de nieuwe voorziening voor veilig internet, de komende jaren met raad en daad te ondersteunen. OCW heeft in dat kader op verzoek van de PO-Raad en VO-raad namens de sectoren po en vo € 52 mln beschikbaar gesteld voor de periode 2019-2023 als startsubsidie voor SIVON en Kennisnet om hiermee de dienst veilig internet de ontwikkelen. Een betere vraagarticulatie, meer marktmacht en een krachtige regie voor en door de sector leidt naar verwachting tot meer innovatie, meer maatwerk en een betere prijs/kwaliteitverhouding voor scholen.
2) Onderzoekend leren van leerlingen |
Doelstelling Met het oog op de brede vorming van de leerling bevorderen scholen het onderzoekend leren van leerlingen, onder andere door een aanbod op het gebied van ‘wetenschap en technologie’, zoals afgesproken in het Techniekpact. Welke beweging is zichtbaar? Het hernieuwde Techniekpact ‘Focus en Versnellen’ is in juni 2018 gelanceerd.5 De twaalf doelstellingen worden hierin herbevestigd. Het eerste doel van het Techniekpact is dat basisscholen in 2020 structureel |
4 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx-xx- voortgezet-onderwijs
5 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxx-xxxxxxxxxxxx-xxxxx-xx-xxxxxxxxxx
wetenschap en techniek aanbieden. Het aantal scholen dat formeel aan dit doel voldoet wordt niet meer bijgehouden, aangezien een kwantitatieve benadering hier niet past. De meerwaarde zit in het aanbieden van structureel wetenschap en techniekonderwijs en juist de term ‘structureel’ is lastig te kwantificeren. De onderwijsinspectie kijkt wel of scholen de inhoud beschreven in de kerndoelen aanbieden. De kerndoelen 40 tot en met 46 betreffen natuur en techniek. Binnen het Techniekpact zijn de twaalf doelstellingen ondergebracht onder drie actielijnen:
• Kiezen voor techniek: meer leerlingen kiezen voor een techniekopleiding.
• Leren in de techniek: meer leerlingen en studenten met een technisch diploma gaan aan de slag in een technische baan.
• Werken in de techniek: mensen die werken in de techniek behouden voor de techniek en mensen met een technische achtergrond die met ontslag bedreigd worden, of al aan de zijlijn staan, elders inzetten in de techniek.
Welke acties worden ondernomen?
Het Techniekpact is bekrachtigd door alle partners, waaronder de PO-Raad en OCW. OCW draagt bij aan het realiseren van de doelstelling van het Techniekpact aan de hand van de regeling bèta/technieknetwerken, aangevuld met ondersteuning en expertise van het Platform Bèta Techniek. Met deze regeling zijn er tot en met 2020 financiële middelen beschikbaar gesteld zodat basisscholen (die georganiseerd zijn in één van de bestaande acht regionale netwerken) met verschillende benaderingen wetenschap en techniek in de klas kunnen stimuleren, zoals met de professionalisering van leraren en de bevordering van samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven. Ook wordt Jet-Net/TechNet ondersteund om de samenwerking tussen onderwijs en bedrijfsleven te stimuleren en om de keuze voor wetenschap en techniek te verhogen. Bij de lopende curriculumherziening wordt door leraren en schoolleiders, ondersteund door experts, uitgewerkt hoe dit thema een plek moet krijgen in het nieuwe curriculum. Het huidige techniekpact loopt eind 2020 af. De voorzitter van het Techniekpact, Xxxx Xxxxxx, heeft in juni 2020 een advies uitgebracht waarin zij voorstelt om het Techniekpact door te ontwikkelen. In het najaar van 2020 vinden verdere gesprekken tussen de betrokken ministeries over dit advies plaats.
3) Cultuureducatie |
Doelstelling Met het oog op de brede vorming van de leerling verbeteren scholen de kwaliteit van cultuureducatie door uitvoering van het programma ‘Cultuureducatie met kwaliteit’ (CmK) en het uitvoeren van afspraken uit het ‘Bestuurlijk kader Cultuur en Onderwijs’. Op dit moment loopt de tweede tranche van CmK, voor de periode 2017-2020. Het programma wordt voorgezet; komend jaar start de periode 2021-2024. Welke beweging is zichtbaar? In november 2019 is de monitor Cultuureducatie PO 2019 aan de Kamer gestuurd.6 Hierin worden de ontwikkelingen gevolgd met betrekking tot cultuureducatie in het po: de visie op cultuur, de organisatie van het cultuuronderwijs, het aanbod, de deskundigheid van leerkrachten, de ontwikkeling van leerlingen en de samenwerking met de culturele omgeving. Ook wordt in de monitor gekeken naar de opbrengsten van het programma Cultuureducatie met Kwaliteit 2017-2020, evenals de Impuls Muziekonderwijs en de regeling Professionalisering Cultuuronderwijs PO. In het afgelopen jaar zijn door de gehele sector opnieuw positieve stappen gezet op het gebied van cultuureducatie, zij het dat de overkoepelende stijging kleiner is dan in het jaar ervoor. Per 2018-2019 hebben weer (iets) meer scholen een visie op cultuureducatie dan in de jaren daarvoor, waarbij scholen die deelnemen aan het programma Cultuureducatie met Kwaliteit deze visie vaker hebben, vooral de scholen die zowel in tranche 2013-2016 als 2017-2020 deelnamen. 86 procent van de scholen geeft aan een intern |
6 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxx-xxxxxxx-xxxxxxxxxxxxxxx-xxxxxxx- onderwijs-2018-2019
cultuurcoördinator (ICC’er) te hebben. Ten opzichte van de monitor 2017-2018 geven scholen aan dat de deskundigheid van groepsleerkrachten is toegenomen bij muziek, film en mediakunst. Bij de overige disciplines is de deskundigheid vrij hoog en vrij stabiel. Bij tekenen en handvaardigheid acht driekwart van de groepsleerkrachten zichzelf redelijk tot in grote mate vakinhoudelijk deskundig. Net als in 2018 heeft een derde van de scholen in 2019 zowel tijd als budget geoormerkt voor deskundigheidsbevordering van groepsleerkrachten. 59 procent van de scholen zet vakleerkrachten in. Deze zijn in dienst of extern ingehuurd.
Scholen kijken vaak kritisch op het door hen zelf verzorgde aanbod: 51 procent vindt de kwaliteit voldoende, 23 procent is tevreden. Het aanbod van externe partijen wordt daarentegen door 35 procent als voldoende beoordeeld en 60 procent is hier tevreden over.
Welke acties worden ondernomen? Het is de ambitie om het beleid ten aanzien van cultuureducatie voor de toekomst op meer integrale wijze vorm te geven, waarbij de vraag van de school en de (ontwikkeling van) een visie op cultuureducatie centraal blijft staan. Het programma ‘Cultuureducatie met Xxxxxxxxx’ heeft na 2013-2016 doorgang gevonden in 2017-2020 en wordt ook in de periode 2021-2024 voortgezet. Hierbij wordt verwacht dat hetzelfde aantal scholen opnieuw deel gaat nemen. 66 procent van de respondenten van de bovengenoemde monitor neemt deel aan het programma.7 Ook wordt gestreefd naar verdieping van het cultuuronderwijs op de reeds deelnemende scholen, met meer samenhang in het cultuurprogramma. Dit is in lijn met de voornemens van de actualisatie van het curriculum, evenals de inzet van het cultuureducatiebeleid. Hiernaast wordt ingezet op het vergroten van het aantal scholen dat aan het programma deelneemt. Het percentage scholen in het po dat in 2019 heeft deelgenomen aan het programma bedraagt circa 59 procent. Zoals bekend is er in 2019 binnen de prestatiebox €23,5 miljoen beschikbaar voor cultuuronderwijs, waarvan € 4,5 miljoen voor museumbezoek.
De middelen voor cultuuronderwijs zullen vanaf dit schooljaar specifiek inzichtelijk worden gemaakt voor scholen en culturele instellingen. Met de monitor Cultuureducatie po wordt de inzet van de middelen blijvend gevolgd.
7 Bij gebrek aan landelijke gegevens is de representativiteit hiervan niet te bepalen, het ligt in de lijn der verwachting dat in enige mate sprake is van oververtegenwoordiging.
AMBITIE 2: EEN BREDE AANPAK VOOR DUURZAME ONDERWIJSVERBETERING
Scholen komen tot duurzame onderwijsverbetering, analyseren hun leeropbrengsten en verantwoorden zich hierover op transparante wijze. Zwakke scholen verbeteren zich snel en duurzaam en de professionaliteit van besturen wordt versterkt.
4) Kwaliteitszorg
Aandeel schoolbesturen dat een planmatige cyclus van kwaliteitszorg heeft, op basis van een jaarlijkse zelfevaluatie
100%
80%
60%
40%
20%
0%
2015
2016
2017
realisatie
2018
2019
2020
ambitie
Bron: Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 0000
Xxxxxxxxxxxxxx
• In 2020 scoort 80 procent van de besturen een voldoende op de standaard kwaliteitszorg.
• In 2020 werken besturen met een planmatige cyclus van kwaliteitszorg, op basis van een jaarlijkse zelfevaluatie
Welke beweging is zichtbaar?
Bij de actualisatie van het bestuursakkoord is de doelstelling en daarmee ook de indicator aangepast. Met de invoering van het bestuursgerichte toezicht op 1 augustus 2017 wordt kwaliteitszorg niet langer op schoolniveau, maar op bestuursniveau beoordeeld door de inspectie. In 2018 gold voor 80 procent van de besturen dat zij op de standaard kwaliteitszorg van de inspectie met een voldoende werden beoordeeld. In 2019 was dit nagenoeg hetzelfde percentage (80,4 procent). Hoewel daarmee de eerste doelstelling behaald is, blijft het de komende jaren een gezamenlijke verantwoordelijkheid om dit percentage verder omhoog te brengen.
Van de besturen geeft 38 procent aan op basis van een jaarlijkse zelfevaluatie te werken aan kwaliteitszorg. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2018 (41 procent) en 2017 (44 procent). 38 procent geeft aan dit eens per twee jaar te doen. Dit is een stijging ten opzichte van het jaar ervoor (32 procent). We zien verder een lichte afname van de mate waarin een bestuur bij zelfevaluatie gebruik maakt van de zelfevaluatie van de school/scholen (daling van 77 naar 74 procent). Dit percentage ligt nog altijd hoger dan dat van de
laatste meting in 2017 (66 procent).
Welke acties worden ondernomen?
Besturen waarvan de kwaliteitszorg door de inspectie als onvoldoende wordt beoordeeld, kunnen gebruik maken van het ondersteuningsprogramma Goed worden, Goed blijven van de PO-Raad. Sinds 1 september 2018 hebben 66 besturen van het programma gebruik gemaakt.
De PO-Raad blijft besturen ondersteunen bij het verbeteren van hun kwaliteitszorg, onder meer door het bieden van ondersteuning bij zelfevaluatie.
In het kader van het project Duurzame ontwikkeling keken 198 besturen in 2019 en 2020 kritisch naar de wijze waarop zij de bestuurlijke kwaliteitszorg hebben ingericht en met ondersteuning voerden zij acties uit om de kwaliteitszorg waar nodig te verbeteren. De ondersteuning is niet uitsluitend gericht op het maken van een bestuurlijk zelfevaluatie.
5) Aandeel (zeer) zwakke scholen dat zich binnen een jaar verbetert
100%
80%
60%
40%
20%
0%
2015/16
2016/17
realisatie
2017/18
2018/19
Bron: Inspectie van het Onderwijs
Doelstelling
In 2017/2018 voldoen alle scholen aan de minimumnormen voor kwaliteit. Scholen die toch onder de minimumnormen zakken (zeer zwakke en onvoldoende scholen) verbeteren zich binnen een jaar.
Welke beweging is zichtbaar?
Zeer zwakke en onvoldoende scholen moeten zo snel mogelijk weer toe naar voldoende onderwijskwaliteit voor hun leerlingen. Het lukte 62 procent van de scholen die in het schooljaar 2017/2018 als onvoldoende of zeer zwak werden beoordeeld om zich binnen een jaar te verbeteren naar voldoende.8 Dat is een aanmerkelijke vooruitgang ten opzichte van drie jaar eerder toen dat slechts 21 procent van de scholen lukte. Ten opzichte van een jaar eerder is echter sprake van een lichte daling. Het ging in 2017/ 2018 om 94 scholen die beoordeeld werden als onvoldoende; 68 van deze scholen hadden zich op de peildatum van 1 september 2019 verbeterd naar voldoende. Van de 38 scholen die in 2017/2018 als zeer zwak werden beoordeeld, hadden 14 scholen zich op de peildatum verbeterd naar voldoende, 16 scholen hadden zich wel verbeterd naar onvoldoende en vijf scholen lieten geen enkele verbeteringen zien en bleven zeer zwak. Drie zeer zwakke en onvoldoende scholen sloten de deuren.
8 Per 1 augustus 2017 is het toezicht van de Inspectie van het Onderwijs vernieuwd en wordt er gesproken van onvoldoende scholen in plaats van zwakke scholen. Deze terminologie is daarom ook in deze voortgangsrapportage aangehouden. In voorgaande rapportages wordt de term zwak gebruikt.
Welke acties worden ondernomen?
Zeer zwakke scholen moeten zich sinds 2015-2016 in principe binnen één jaar verbeteren naar ten minste ‘onvoldoende’. Deze strengere aanpak moet ervoor zorgen dat de onderwijskwaliteit sneller op orde is en leerlingen weer onderwijs van voldoende niveau krijgen.
De PO-Raad zet het ondersteuningsaanbod voor zeer zwakke en onvoldoende scholen (Goed Worden, Goed Blijven) voort. Dit programma is erop gericht om zo snel mogelijk de onderwijskwaliteit te verbeteren. De school krijgt begeleiding door experts. Het ondersteuningsaanbod wordt door OCW gesubsidieerd en is kosteloos voor de scholen. Van de zeer zwakke scholen maakt ongeveer 90 procent gebruik van dit aanbod, van de onvoldoende scholen deed zo’n 65 procent dit.
6) Aandeel scholen dat Vensters PO gevuld heeft | |||
Aantal scholen dat Vensters PO gevuld heeft | |||
4.500 | |||
4.000 | |||
3.500 | 3.910 | ||
3.000 | 3.180 | ||
2.500 | 2.704 | ||
2.000 | |||
1.500 | 1.700 | ||
1.000 | |||
500 | |||
0 | |||
jan-17 jan-18 jan-19 jan-20 | |||
Bron: PO-Raad Doelstelling • Bezoekers, waaronder ouders, die informatie over scholen willen, vinden op Scholen op de kaart relevante, complete en toegankelijke informatie. De betreffende scholen plaatsen de voor hen relevante indicatoren met eigen toelichtingen zoveel mogelijk in hun lokale context. • De PO-Raad is namens de sector eigenaar van Vensters PO. De PO-Raad biedt een passend informatie- en ondersteuningsaanbod aan scholen aan, zodat scholen die door ouders verzocht worden om informatie, in 2020 een voor hen relevante set van centrale en decentrale indicatoren op hun schoolpagina kunnen presenteren. Deze scholen plaatsen de uitkomsten met een eigen toelichting in de lokale context. Doel van de hernieuwde afspraken is scholen te ondersteunen en te stimuleren hun omgeving te informeren over het onderwijs, hoe zij dat doen en wat nodig is om dit beter te doen. Hiertoe wordt een aantal acties ondernomen. Welke beweging is zichtbaar? ‘Vensters PO’ en de ‘Benchmark PO en VO’ werken intensief samen aan het versterken van de verantwoording op school- en bestuursniveau. In 2020 krijgt Scholen op de Kaart een nieuwe look om zo toegankelijker te zijn voor ouders en andere geïnteresseerden. We zorgen ervoor dat de informatie duidelijk vindbaar en begrijpelijk is. Scholen op de kaart PO heeft met gemiddeld 58.000 bezoekers per maand in 2019 wederom een verbetering ten opzichte van 2018 laten zien. De stijgende lijn zet ook in 2020 door. |
De monitoring van de PO-Raad laat zien dat 94,5 procent van de besturen (die 99,0 procent van de scholen vertegenwoordigen) het afgelopen half jaar heeft ingelogd in Vensters. 3.910 scholen hebben minimaal 80 procent van de vergelijkingsindicatoren gepubliceerd op 1 januari 2020. Het gebruik en de hoeveelheid content van Xxxxxxxx blijft toenemen.
In 2019 is naast het Dashboard Passend Onderwijs ook de publieke website Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx ontwikkeld. Tevens is de site Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx gelanceerd.
Welke acties worden ondernomen?
De leden van de PO-Raad hebben in hun strategische agenda afgesproken dat ieder schoolbestuur zich actief verantwoordt over zijn eigen kwaliteit en die van zijn scholen via Scholen op de Kaart, de website van Vensters. In dat licht is het vullen van Vensters door schoolbesturen vrijwillig, maar niet vrijblijvend. De set van centrale en decentrale indicatoren die gevuld kan worden op Scholen op de kaart wordt afgestemd met belanghebbenden (waaronder OCW). Het is belangrijk dat steeds meer scholen en schoolbesturen Vensters als verantwoordingsinstrument gebruiken en daarom werkt de PO-Raad hard aan de doorontwikkeling:
• De groei van het gebruik neemt nog steeds toe. Het gebruik en de waardering van de schoolgidsmodule is groot. We evalueren de module en sluiten nog beter aan op de wensen van de gebruikers.
• Er wordt onverminderd ingezet op communicatie om het bereik van Xxxxxxxx te vergroten. Dit doen we via diverse campagnes, deelname aan beurzen, zoekmachineoptimalisatie en aandacht voor Xxxxxxxx en Scholen op de kaart via diverse platforms, media en blogs. Ook ondersteunt de PO-Raad scholen en besturen concreet met het invullen van hun schoolpagina. We bieden diverse communicatie- en leervormen aan voor aansluiting op de behoeften van de gebruikers. We organiseren regionale bijeenkomsten, schrijfsessies, belacties, ontwikkelen E-learnings en bieden informatie via instructievideo’s, animaties en handleidingen.
• De site van Scholen op de kaart is vernieuwd voor betere aansluiting op de wensen en behoeften van de gebruikers (ouders). Aan de basis van de vernieuwing lag de inventarisatie van de wensen en behoeften door het bezoekersonderzoek van Markteffect (2019) en diverse gebruikerssessies. De site heeft een nieuwe vormgeving, is meer verhalend, bevat minder jargon en is volledig responsive. In 2021 onderzoekt de PO-Raad de naamsbekendheid van Scholen op de kaart.
• De PO-Raad werkt integraal aan de ontwikkeling van diverse informatieproducten met een soortgelijke werking waarbij verantwoording en lastenverlichting hand in hand gaan.
AMBITIE 3: PROFESSIONELE SCHOLEN
Xxxxxxxxxx, ouders, leraren, schoolleiders en besturen geven gezamenlijk vorm aan scholen. De kwaliteit van het onderwijs is afhankelijk van de inzet en vaardigheden van al deze betrokkenen, waarbij de kwaliteit van de leraar van doorslaggevend belang is. Een stimulerende werkomgeving waar professionele ontwikkeling prioriteit heeft, draagt bij aan de kwaliteit van leraren. En diversiteit in het onderwijsteam helpt bij het maximaal benutten van de capaciteiten en kwaliteiten van teamleden. Dit vraagt het nodige van schoolleiders, maar ook van het schoolbestuur in het kader van strategisch personeelsbeleid.
7) Aandeel startende leraren dat begeleiding krijgt (naar cohort)
100%
80%
60%
40%
20%
0%
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
2018
2019
2020
Bron: Loopbaanmonitor en Regioplan
realisatie
ambitie
Doelstelling
De schoolbesturen zorgen vanaf uiterlijk 2017 voor planmatige begeleiding van elke startende leraar op basis van een jaarlijkse vaardigheidsmeting.
Welke beweging is zichtbaar?
Zoals eerder is gemeld met de brief over de Arbeidsmarkt voor leraren 2019, hebben startende leraren met de huidige arbeidsmarkt het voordeel dat zij gemakkelijker in het onderwijs aan het werk komen.9 Het aandeel afgestudeerden van de pabo dat na een half jaar een baan heeft in het onderwijs is gestegen naar 90% voor de lichting die in 2018 is afgestudeerd. Het is tevens positief dat de uitval, in de eerste vijf jaar dat afgestudeerden werkzaam zijn als leraar, lager is dan bij oudere afstudeercohorten. Dit betekent dat het onderwijs er in de meeste gevallen beter in slaagt starters voor het onderwijs te behouden. Verder hebben startende leraren, die na de Pabo in het onderwijs zijn gaan werken, veel vaker een reguliere baan, in plaats van een invalbaan, en ook veel vaker een vast contract of uitzicht daarop.
Inzoomend op de begeleiding van starters in het primair onderwijs, is er sprake van een duidelijk stijgende lijn: 87 procent van de startende leraren (cohort 2018) ontving een of andere vorm van begeleiding ten
9 Kamerstukken II 2019/20, 27 923, nr. 388
opzichte van 71 procent in 2015. Aanvullend daarop blijkt uit de monitor bestuursakkoord van Regioplan dat 90 procent van de besturen en 95 procent van de schoolleiders maatregelen heeft getroffen om startende leraren te bekwamen in hun algemene didactische vaardigheden. Sinds 2015 is een behoorlijke stijging waar te nemen (2015: bestuurders 67%; schoolleiders 62%).
Hierbij wordt met name ingezet op coachingsactiviteiten (88 procent van de besturen en 87 procent van de schoolleiders), waarbij op schoolniveau 86 procent van de collega-leraren die worden ingezet voor coaching in uren worden gefaciliteerd. Dat is meer dan de 64 procent in 2017. Ook worden deze collega-leraren meer dan in 2017 (53 procent) getraind om hun rol als coach te vervullen (68 procent in 2020). Opvallend is dat ook andere vormen van begeleiding vanaf 2016 geleidelijk aan meer worden ingezet, zoals peeractiviteiten en kennisactiviteiten.
De Loopbaanmonitor 2019 laat echter zien dat de mate waarin starters op planmatige wijze worden begeleid nog beter kan. 10 Zo geeft maar 22 procent van de pabo-afgestudeerden aan te hebben deelgenomen aan een begeleidingsprogramma voor beginnende leraren. Ook blijkt dat nog niet overal een gevalideerd instrument gebruikt wordt om de didactische vaardigheden van startende leraren in kaart te brengen. Circa 40 procent van de starters geeft aan dat een dergelijk instrument is gebruikt. Veel van deze beginnende leraren vinden een dergelijk instrument (zeer) nuttig ter versterking van het lesgeven.
Hiernaast blijft er door de PO-Raad ingezet worden op kwaliteitsverbetering, zoals met (het uitbreiden van) het programma Goed Worden, Goed Blijven en de streefdoelen voor zelfevaluatie van scholen.
Welke acties worden ondernomen?
De begeleiding van startende leraren heeft een belangrijke plek in het bestuurlijk traject rondom ‘Samen Opleiden en Professionaliseren’, waarmee OCW en de sectorraden een gezamenlijke visie aan het ontwikkelen zijn ten aanzien van het opleiden van toekomstige leraren, het begeleiden van startende leraren en het verder professionaliseren van leraren.
In de nieuwe cao PO van 2019-2020 is de begeleiding van startende leerkrachten verankerd in personele ondersteuning, individueel budget en beschikbare uren per jaar.
Het ‘Kwaliteitskader Samen Opleiden & Inductie en werkwijze peer review’ is in 2020 gepubliceerd. De vier waarborgen (de lerende leraar; de leeromgeving; de organisatie van partnerschappen en kwaliteitscultuur) zijn uitgangspunten voor het bepalen van de basiskwaliteit op grond waarvan een partnerschap wordt erkend.
De waarborgen worden ingevuld zowel vanuit het perspectief van het leren van de leraar als vanuit het perspectief van de ontwikkeling van het partnerschap.
In het voorjaar van 2020 heeft de PO-Raad in samenwerking met de WUR de Startwijzer PO gelanceerd, een online tool ter ondersteuning van het gesprek over de ontwikkeling van startende leraren.
Daarnaast worden de prestatieboxmiddelen ten aanzien van startende leraren gealloceerd op schoolniveau. Over de besteding van deze middelen moet gemeenschappelijke besluitvorming plaatsvinden met de personeelsgeleding van de MR. Hierover moeten schoolbesturen zich verantwoorden in het jaarverslag. Met deze aanpak wordt de professionele dialoog tussen besturen en scholen gestimuleerd.
10 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxx/0000/00/00/xxxxxxxxxx-xxxx-xx-xxxxxxxxxxxx- voor-leraren-2019
8) Aandeel schoolleiders dat is geregistreerd in het Schoolleidersregister PO
100%
80%
60%
40%
% geregistreerde schoolleiders
% aangemelde schoolleiders
20%
0%
2015
2016
realisatie
2017
2018
Schoolleidersregister PO
Doelstellingen
• In 2018 werken alle schoolleiders aan het onderhoud van hun bekwaamheid en registreren zich in het schoolleidersregister PO.
• In 2018 voldoen alle schoolleiders aan de registratie-eisen: een afgeronde schoolleidersopleiding of een vergelijkbaar kennis- en vaardigheidsniveau.
Welke beweging is zichtbaar?
Sinds 1 januari 2018 is registratie in het schoolleidersregister een, in de cao PO opgenomen, verplichte voorwaarde voor het kunnen vervullen van een directiefunctie. Geregistreerde schoolleiders werken inmiddels aan hun vierjaarlijkse herregistratie. Schoolleiders kunnen daarbij kiezen uit een aanbod van geaccrediteerde masters, formeel leren en/of informeel leren. Informeel leren kan bijvoorbeeld bestaan uit een verzameling van kortere scholingsactiviteiten al dan niet in combinatie met deelname aan netwerken of het ontplooien van initiatieven op de eigen school.
Inmiddels hebben nagenoeg alle schoolleiders zich geregistreerd [85%]. Het verschil tussen 85% en 100% is te verklaren door een jaarlijks verloop van ruim 10% van schoolleiders. Het duurt altijd even voordat een nieuwe schoolleider zich registreert. Ook is er een groep schoolleiders die om meer of minder principiële redenen zich niet registreert.
Het registreren betekent dat zij hebben aangetoond dat ze een schoolleidersopleiding hebben gevolgd en daarmee voldoen aan de vereisten voor registratie. Het percentage schoolleiders dat nu beschikt over een kwalificatie voor het beroep van schoolleider is hiermee gestegen van 40% in 2013 naar 85% in 2020.
Na de registratie ontwikkelen schoolleiders zich verder. Zij volgen een masteropleiding of ontwikkelen zich op drie onderwerpen van de kennisbasis (de professionaliseringsthema’s). Zij kunnen dit doen door te kiezen uit één van de 446 gecertificeerde opleidingen, cursussen en studiereizen of door te kiezen voor informeel leren in de beroepspraktijk. Informeel leren kunnen schoolleiders laten valideren door één van de 11 gecertificeerde beoordelaars.
Schoolleiders en certificeringsdeskundigen beoordelen de kwaliteit van opleidingen,
professionaliseringsaanbod en beoordelaars van informeel leren naar tijd, inhoud (aansluiting bij de kennisbasis van schoolleiders) en niveau van het aanbod. Na certificering op basis van een aanvraag worden jaarlijks enkele audits uitgevoerd om te beoordelen of de kwaliteit van de uitvoering cf. de aanvraag is.
Welke acties worden ondernomen?
Afgelopen jaar heeft het Schoolleidersregister PO samen met schoolleiders gewerkt aan vernieuwing en verbetering van het register. Deze is in oktober gereed, dus de criteria voor herregistratie worden aangepast aan het vernieuwde register. Belangrijke verandering is dat niet alleen binnen de drie thema’s voor verdere ontwikkeling en professionalisering kan worden gekozen, maar dat dit ook kan op basis van eigen leerdoelen. De opbouw van het register en de mogelijkheden om de gecertificeerde opleidingen te doorzoeken worden hierop aangepast. Zo wordt de flexibiliteit in het gebruik van het register vergroot, en sluit het register straks beter aan bij de behoefte van de individuele schoolleiders.
In 2020 lopen de eerste certificeringen van opleidingen en het professionaliseringsaanbod af. Dit betekent dat de kwaliteit van opleidingen voor de tweede keer wordt beoordeeld.
Daarnaast werkt het Schoolleidersregister PO samen met schoolleiders aan een actualisering van de beroepsstandaard. De beroepsstandaard beschrijft wat de beroepsgroep van schoolleiders ziet als goed leiderschap. Op basis van onder andere internationaal vergelijkend onderzoek wordt nu de stap gemaakt van competentieprofielen naar ‘leiderschapspraktijken’ en worden deze aangepast aan wat in deze tijd van schoolleiders kan en mag worden verwacht. Eind van dit jaar is de nieuwe beroepsstandaard gereed.
Jaarlijks brengt het Schoolleidersregister PO (maatschappelijke en technologische) ontwikkelingen in kaart die van invloed zijn op het beroep van schoolleider. Een groep schoolleiders organiseert op verzoek van het Schoolleidersregister PO een conferentie waar schoolleiders de dialoog voeren over wat deze ontwikkelingen betekenen voor de school en dus ook voor het beroep van schoolleider.
Tot slot organiseert het Schoolleidersregister PO enkele kenniskringen rondom enkele van de (maatschappelijke en technologische) ontwikkelingen, waarbij een groep van 10 tot 20 schoolleiders samen met een wetenschapper een thema onderzoekt en uitdiept, waarna de resultaten in een handzame vorm verder worden verspreid. Dit jaar staan de thema’s ‘kansenongelijkheid’ en ‘de school in een
netwerksamenleving’ op de agenda. Voor volgend jaar ‘curriculumvernieuwing’ en ‘duurzaamheid’.
9) Aandeel scholen en besturen dat tevreden is over het post-initiële opleidingsaanbod |
Doelstelling Het post-initiële opleidingsaanbod is goed afgestemd op de vraag van scholen en schoolbesturen. Welke beweging is zichtbaar? In 2015 heeft ResearchNed een rapport gepubliceerd over vraag en aanbod in post-initieel nascholingsaanbod voor leraren in het primair onderwijs. Op basis hiervan is besloten onder leiding van de PO-Raad meer intersectoraal overleg (met VH, VSNU, PO-Raad, LOBO/LPNOPO, vakbonden) te organiseren over het nascholingsaanbod, om tot kennisuitwisseling en nadere afstemming te komen. De daaropvolgende jaren is het overleg op landelijk niveau tussen de opleidingen en het werkveld steeds verder geïntensiveerd en heeft betrekking op meer dan afstemming van post-initieel opleidingsaanbod. De regionale samenwerking tussen de pabo’s en de besturen PO breidt uit en krijgt vorm in partnerschappen Samen Opleiden. Deze samenwerking focust zich op de kwaliteit van het opleiden, maar werkt door in begeleiding van starters (doelstelling 1) en voor de toekomst is de ambitie ook gericht op de doorgaande professionalisering van leraren. Er is een gezamenlijke uitbreidingsstrategie van de sectoren om tot een landelijk dekkend netwerk van partnerschappen Samen Opleiden en Professionaliseren komen. De uitvoering vanuit een gezamenlijke visie |
wordt ondersteunt door het landelijk platform Samen Opleiden en Professionalisering. Het platform11 zorg voor netwerkvorming, kennisdeling en ontwikkeling van gemeenschappelijke kaders ten aanzien van de gewenste kwaliteit in het opleiden en de begeleiding van starters.
De beweging is dat de afstemming van vraag en aanbod steeds meer vorm krijgt: regionaal in de regionale samenwerking en lokaal in de scholen.
Welke acties worden ondernomen?
Voor de nascholing zien we dat een groeiend aantal besturen in het PO een huisacademie start met post- initiële professionaliseringsprogramma’s voor leraren en mede vormgegeven door leraren. Huisacademies passen binnen de ontwikkeling van de laatste jaren waarbij schoolorganisaties en besturen zelf meer verantwoordelijkheid nemen om activiteiten op te zetten ten behoeve van professionalisering van medewerkers. Dit sluit daarmee aan op de ambities gesteld in het bestuursakkoord en is een beweging uit de sector zelf. De PO-Raad en VO-raad zijn het Netwerk Huisacademies gestart om het wederzijds leren van elkaar te stimuleren. Dit netwerk functioneert succesvol en voorziet in een behoefte en helpt om landelijke kennis en netwerken te verbinden met de vraag vanuit de leraren en de scholen. Met ingang van 2020 is dit duurzaam ondergebracht bij het Platform Samen Opleiden en Professionaliseren.
De PO-Raad heeft het initiatief genomen om samen met de VO-raad, MBO Raad, Vereniging Hogescholen (VH) en de VSNU onderwijs en onderzoek beter te verbinden, zodat het onderwijs beter in staat is om “evidence-informed” het onderwijs te verbeteren. Hierbij ligt ook een belangrijke rol voor de initiële en post- initiële lerarenopleidingen. Het is belangrijk dat in deze opleidingen meer aandacht wordt besteed aan de benutting van kennis uit onderzoek en competenties om praktijkgericht onderzoek uit te voeren. In ‘Samen toekomstbestendige leraren opleiden’ heeft de VH de handschoen opgepakt met de volgende ambitie: “(we) stimuleren de verbinding tussen onderwijs en onderzoek om bij te dragen aan innovatie in het onderwijs”.
De komende jaren zal de PO-Raad samen met de VH samenwerken om deze ambitie te realiseren.
11 xxxxx://xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx/
AMBITIE 4: GEZONDE KINDEREN DIE MEER BEWEGEN IN EN RONDOM SCHOOLTIJD
Kwalitatief goed bewegingsonderwijs in combinatie met een rijk buitenschools aanbod is belangrijk voor de motorische ontwikkeling van kinderen. Dit draagt bij aan het ontwikkelen en behouden van een gezonde en actieve leefstijl, ook op latere leeftijd.
10) Bewegingsonderwijs
100%
Aandeel scholen dat minimaal 2 lesuren bewegingsonderwijs geeft per week
100%
Aandeel scholen waar 100% van de lesuren bewegingsonderwijs door een bevoegde leerkracht wordt gegeven
80% 80%
60% 60%
40% 40%
20% 20%
0%
?? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
0%
?? 2015
2016
2017
2018
2019
2020
realisatie ambitie realisatie ambitie
Bron: Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 0000
Xxxxxxxxxxxxxx
• Scholen committeren zich aan de doelen uit de agenda Sport en Bewegen om vanaf 2017 minimaal twee lesuren per week bewegingsonderwijs te bieden; waar mogelijk streven scholen naar drie lesuren bewegingsonderwijs.
• Vanaf 2017 worden alle lesuren bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde leerkracht (ALO of pabo met LO-bevoegdheid).
Welke beweging is zichtbaar?
Uit de Monitor Bestuursakkoord blijkt dat 64 procent van de scholen in juni 2020 twee of meer lesuren bewegingsonderwijs geeft. Dit is een daling ten opzichte van 2018, waar dit percentage 69 procent bedroeg12. Eveneens op 64 procent van de scholen wordt al het bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde leerkracht; dit is een stijging van negen procent ten opzichte van 2018. In 2020 wordt gemiddeld 86 procent van de lessen bewegingsonderwijs gegeven door een bevoegde leerkracht. In de meting van 2018 was dit 79% en in 2017 85%.
24 procent van de deelnemende scholen geeft aan van plan te zijn om in de komende jaren meer bewegingsonderwijs te gaan geven. Scholen die het minimum aantal uren nu niet halen en dit in het komende jaar ook niet verwachten, noemen knelpunten als onvoldoende tijd in het onderwijsprogramma, onvoldoende middelen en de beschikbaarheid en afstand tot de gymaccommodatie. Onvoldoende gymzalen wordt in toenemende mate genoemd in de monitor (in 2017 was dit 14 procent, in 2018 22 en in 2020 26
12 Regioplan, Enquête Bestuursakkoord PO – tabellenrapport 2019
procent).
Welke acties worden ondernomen?
De cijfers uit de evaluatie maken inzichtelijk dat er weliswaar positieve trends zijn te signaleren, maar dat met name de gegeven uren bewegingsonderwijs achterblijven. Dit jaar speelt de invloed van Xxxxx-19 daarnaast ook nog mee. Lokaal zijn er inschattingen gemaakt over wat onder deze omstandigheden wenselijk en acceptabel is. Gymzalen waren bijvoorbeeld niet altijd opengesteld voor bewegingsonderwijs. Deze en andere maatregelen om het besmettingsgevaar te verkleinen hebben er wellicht toe geleid dat er minder uren bewegingsonderwijs zijn gegeven.
In de actualisering van deugdelijkheidseisen is opgenomen dat alle scholen verplicht worden twee uren bewegingsonderwijs aan te bieden. De komende drie jaar zullen we samen met de PO-Raad en de KVLO13 deze verandering onder de aandacht brengen bij scholen en daarbij zo goed mogelijk passende ondersteuning bieden zodat scholen aan deze wettelijke eisen kunnen voldoen. Er wordt nader overleg gevoerd over hoe de €8 miljoen aan structurele middelen aangewend kunnen worden om te bevorderen dat scholen tijdig aan de deugdelijkheidseisen gaan voldoen.
Daarnaast kunnen scholen de werkdrukmiddelen blijven inzetten voor vakleerkrachten. Uit een peiling van
de PO-Raad blijkt dat 49 procent van de scholen de werkdrukmiddelen (deels) hiervoor inzet.14
Er zijn de afgelopen jaren verschillende maatregelen genomen waarvan een positieve uitwerking werd verwacht, zoals het sluiten van het Nationaal Sportakkoord, de intensivering van de Brede Impuls Combinatiefuncties en de werkdrukmiddelen. De effecten van deze maatregelen zijn met name terug te zien in de bevoegd gegeven lessen. In het kader van het gesloten Sportakkoord en Nationaal Preventieakkoord is samen met VWS gewerkt aan sterkere samenwerking tussen gemeenten, scholen en sportverenigingen om het lokale sport- en beweegklimaat duurzaam te verbeteren. Deze samenwerking zal naar verwachting ook positief bijdragen aan het bewustzijn van het belang van bewegen, en de mogelijkheden voor scholen om hun bewegingsonderwijs in te richten. Deze lijn die de samenwerking op lokaal niveau versterkt zullen we ook de komende jaren doorzetten.
13 Koninklijke Vereniging Lichamelijke Opvoeding
14 xxxxx://xxx.xxxxxx.xx/xxxxxx/xxxxx/xxxxxxxxxxxxxxx/xxxxxxxxxx_xx_xxxx_-