Netto pensioenreglement
Netto pensioenreglement
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM
Versie 10.0 geldend vanaf 1 januari 2024
1
INHOUDSOPGAVE
1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 Definities 4
Artikel 2 Deelnemerschap 8
2 PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 Pensioenaanspraken 9
Artikel 4 Netto pensioenkapitaal en aanwending 9
Artikel 5 Netto nabestaandenpensioen bij overlijden tijdens het
deelnemerschap 10
Artikel 6 Netto wezenpensioen bij overlijden tijdens het
deelnemerschap 10
Artikel 7 Herverzekering 11
3 PREMIE NETTO PENSIOEN EN BELEGGINGEN
Artikel 8 Premie-inleg en premie overlijdensrisicodekking 11
Artikel 9 Beleggingen 13
4 VERMINDERDE PRODUCTIE, OUDERSCHAPSVERLOF EN NON-ACTIVITEIT
Artikel 10 Verminderde productie 14
Artikel 11 Ouderschapsverlof 14
Artikel 12 Non-activiteit 15
5 EINDE DEELNEMERSCHAP
Artikel 13 Pensioenaanspraken bij voortijdige beëindiging deelnemerschap 15 2
Artikel 14 Waardeoverdracht 16
6 AFKOOP
Artikel 15A Afkoop kleine ingegane netto pensioenen 16
Artikel 15B Afkoop kleine netto pensioenen na beëindiging deelnemerschap 17
7 BEËINDIGING PARTNERRELATIE
Artikel 16 Gevolgen scheiding voor netto pensioenkapitaal 17
Artikel 17 Gevolgen beëindiging partnerschap voor overlijdensrisicodekking 18
8 KOSTEN
Artikel 18 Kosten ten laste van de (gewezen) deelnemer 18
9 TOESLAGVERLENING
Artikel 19 Toeslag op ingegaan netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen 19
10 PENSIOENBETALINGEN VAN NETTO NABESTAANDENPENSIOEN, NETTO WEZENPENSIOEN EN EENMALIGE UITKERINGEN
Artikel 20 Uitbetaling van netto pensioen en eenmalige uitkeringen 20
11 WIJZIGING PENSIOENREGELING EN KORTING RECHTEN
Artikel 21 Wijziging pensioenregeling 20
Artikel 22 Korting van rechten 20
12 FISCALE MAXIMERING
Artikel 23 Fiscale maximering van netto pensioen 21
13 SLOTBEPALINGEN
Artikel 24 Afkoop, beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving 21
Artikel 25 Collectieve waardeoverdracht 22
Artikel 26 Verplichting van de deelnemers 22
Artikel 27 Verstrekken van informatie door het Fonds 22
Artikel 28 Geschillen en klachten 22
Artikel 29 Hardheidsclausule 22
Artikel 30 Inwerkingtreding 22
BIJLAGEN:
Bijlage 1 Premietabel overlijdensrisicodekking 23
3
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1 – Definities
In dit reglement wordt verstaan onder:
Aftoppingsgrens
Het maximale pensioengevende loon waarover in de basispensioenregeling pensioen kan worden opgebouwd. De aftoppingsgrens bedraagt per 1 januari 2015 € 100.000,- (op basis van 100% tewerkstelling). Dit bedrag volgt met ingang van 1 januari 2016 het bedrag zoals dat jaarlijks per
1 januari wordt vastgesteld en bedraagt per 1 januari 2024 € 137.800,-.
Arbeidsvoorwaardelijke bijdrage:
De individueel vastgestelde inkomensafhankelijke bijdrage, uitgaande van de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur; zoals door KLM met de werknemersorganisaties bij CAO [Protocol arbeidsvoorwaardelijke bijdrage grondpersoneel i.h.k.v. de herstructurering] is overeengekomen. Deze bijdrage werkt met terugwerkende kracht tot en met 1 januari 2021 door in het pensioengevend loon.
Basispensioenregeling
De pensioenregeling van het fonds waarin de pensioenopbouw over het pensioengevend loon tot de aftoppingsgrens is geregeld.
Beëindiging partnerschap
1. echtscheiding of ontbinding van het huwelijk na scheiding van tafel en bed;
2. beëindiging van een geregistreerd partnerschap - anders dan door het aangaan van 4
een huwelijk met dezelfde partner - met wederzijds goedvinden of door ontbinding op
verzoek van één van de partijen;
3. - de door KLM aan de deelnemer en aan het Fonds opgegeven datum van beëindiging van de erkenning van het samenlevingsverband van een niet arbeidsongeschikte deelnemer; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals vermeld in een schriftelijke overeenkomst met het oog op beëindiging van het erkende samenlevingsverband; of
- de datum van beëindiging van het erkende samenlevingsverband van een gewezen deelnemer, een arbeidsongeschikte of een gepensioneerde, zoals schriftelijk aan het fonds medegedeeld door één gewezen partner of beide gewezen partners gezamenlijk.
Bestuur
Het bestuur van het fonds.
CAO
De Collectieve Arbeidsovereenkomst voor KLM-Grondpersoneel Nederland.
Deelnemer
De werknemer die overeenkomstig de bepalingen van dit pensioenreglement in de netto pensioenregeling van het fonds is opgenomen.
Deelnemerstijd
De deelnemerstijd is de periode van deelname vanaf aanvang van het deelnemerschap aan dit pensioenreglement tot beëindiging van het deelnemerschap. De deelnemerstijd wordt in jaren, maanden en dagen nauwkeurig berekend. Bij onderbreking van de deelnemerstijd in verband met de indiening van een afstandsverklaring (artikel 2 van dit reglement), worden de afzonderlijke deelnemerstijden bij elkaar opgeteld.
Fonds
Stichting Algemeen Pensioenfonds KLM.
Gewezen deelnemer
De werknemer of gewezen werknemer door wie op grond van de netto pensioenovereenkomst geen pensioen meer wordt verworven en die bij beëindiging van de deelneming een aanspraak op het netto pensioenkapitaal jegens het fonds heeft behouden.
Gewezen partner
De voormalige partner van de (gewezen) deelnemer van wie het partnerschap met de (gewezen) deelnemer is beëindigd.
Kind
Onder kind wordt in dit reglement verstaan:
a. het kind tot wie de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als ouder in familierechtelijke betrekking staat;
b. het door KLM erkende kind van de partner, mits:
- het kind minderjarig is op het moment van erkenning; 5
- de erkende partner als ouder in een familierechtelijke betrekking tot het kind staat;
- het kind tot de gezamenlijke huishouding behoort van de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde en partner;
- de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde het kind als eigen kind verzorgt en opvoedt;
met dien verstande dat de erkenning van het kind onverminderd van kracht blijft zonder dat daartoe enige nadere handeling van het Bestuur van het Fonds vereist is, als de samenwonende partners hun partnerschap wettelijk laten registreren of een huwelijk met elkaar sluiten.
c. andere kinderen die naar het oordeel van het Bestuur van het Fonds door de deelnemer, gewezen deelnemer of gepensioneerde als eigen kinderen worden opgevoed en verzorgd (adoptiekinderen en pleegkinderen), mits het kind de hoedanigheid van kind in de zin van dit reglement tijdens het deelnemerschap heeft verkregen.
Netto factor
De factor als genoemd in artikel 5.16 van de Wet inkomstenbelasting 2001. Per 1 januari 2020 bedraagt deze factor 0,505.
Netto pensioen
Netto levenslang vast of variabel ouderdomspensioen, netto levenslang vast of variabel nabestaandenpensioen (partnerpensioen) en wezenpensioen.
Netto pensioenovereenkomst
Hetgeen tussen de werkgever en de werknemer is overeengekomen omtrent netto pensioen.
Partner
De partner als genoemd in de basispensioenregeling van het fonds met wie de deelnemer is gehuwd of een geregistreerd partnerschap dan wel een door KLM erkend samenlevingsverband heeft.
Pensioendatum
De pensioendatum is de eerste dag van de maand waarin het pensioen van de basisregeling in zijn geheel ingaat.
Pensioengerechtigde
Degene aan wie krachtens de netto pensioenovereenkomst zoals gesloten met de werkgever, een pensioen wordt uitgekeerd en die geen netto pensioen meer verwerft.
Pensioengevend loon
Twaalf maal het vaste maandsalaris van de deelnemer per 1 januari van het betreffende jaar, vermeerderd met:
- 8% vakantietoeslag;
en, indien van toepassing, vermeerderd met:
- twaalf maal het door KLM opgegeven bedrag aan vaste onregelmatigheidstoeslag en/of over- 6
bruggingstoeslag en/of fictieve ploegendienstbetaling bij uitzending, per 1 januari van het betreffende jaar; en
- het percentage van het variabel inkomen van het voorafgaande jaar, rekening houdend met de in het lopende jaar van toepassing zijnde maxima voor de berekening van het variabele inkomen;
uitgaande van de in de CAO afgesproken normale arbeidsduur;
en, indien van toepassing, verlaagd met:
- de voor de deelnemer vastgestelde arbeidsvoorwaardelijke bijdrage voor zover deze betrekking heeft op de hiervoor genoemde elementen van het pensioengevend loon.
Bij aanvang van de deelneming wordt voor de vaststelling van de bruto pensioengrondslag
uitgegaan van het ‘at target’ percentage variabel inkomen voor dat jaar. Voorts wordt bij aanvang van de deelneming na 1 januari voor de vaststelling van de bruto pensioengrondslag uitgegaan van 12 maal het op het tijdstip van aanvang van de deelneming geldende vaste maandsalaris, en/of onregelmatigheidstoeslag, verminderd met de eventuele component die daarin begrepen moet worden geacht voor na 1 januari doorgevoerde algemene salarisverhogingen.
Pensioengevend loon gedurende ziekte
Indien door ziekte een lager pensioengevend loon van toepassing is, wordt het pensioengevend loon gedurende de periode dat deze verlaging van toepassing is, gehandhaafd op het niveau dat van toepassing was onmiddellijk voorafgaand aan het intreden van de ziekte.
Pensioengevend loon tijdens arbeidsongeschiktheid
Tijdens arbeidsongeschiktheid wordt voor de uitvoering van dit reglement uitgegaan van het pensioengevend loon zoals dat laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid is vastgesteld. Indien voorafgaand aan het intreden van de arbeidsongeschiktheid het pensioengevend loon vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage is verlaagd, blijft deze verlaging voor de vaststelling van het pensioengevend loon tijdens arbeidsongeschiktheid buiten beschouwing.
Pensioengrondslag
Het pensioengevend loon boven de aftoppingsgrens.
Pensioenrichtdatum
De dag waarop de deelnemer de leeftijd van 68 jaar bereikt.
Pensioenuitvoerder
De door het bestuur aangewezen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet waarbij het opgebouwde netto pensioenkapitaal wordt omgezet in netto pensioen. In afwijking hiervan wordt:
a. het netto pensioenkapitaal van de (gewezen) deelnemer met een pensioendatum gelegen
vóór een door het bestuur vast te stellen datum, op verzoek van de (gewezen) deelnemer en met toepassing van artikel 80 van de Pensioenwet voor de inkoop van netto pensioen overgedragen
aan een door de (gewezen) deelnemer gekozen pensioenuitvoerder in de zin van de 7
Pensioenwet, mits deze keuze vóór de pensioendatum aan het fonds kenbaar is gemaakt.
b. bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap vóór een door het bestuur vast te stellen datum, het in artikel 13 lid 3 van dit reglement bedoelde deel van het netto pensioenkapitaal overgedragen aan de door de (gewezen) deelnemer gekozen pensioenuitvoerder in de zin van de Pensioenwet.
Scheiding
1. echtscheiding of scheiding van tafel en bed;
2. beëindiging van een geregistreerd partnerschap met wederzijds goedvinden of door ontbinding op verzoek van één van de partijen.
Statuten
De statuten van het fonds.
Tewerkstellingspercentage
De mate waarin de deelnemer werkzaam is.
Werkgever
Koninklijke Luchtvaart Maatschappij NV en gelieerde ondernemingen.
Werknemer
De persoon met een arbeidsovereenkomst met de werkgever, mits deze als werknemer in de zin van de Pensioenwet kan worden aangemerkt.
Artikel 2 – Deelnemerschap
1. Deelnemer aan de (vrijwillige) netto pensioenregeling is de deelnemer aan de basispensioenregeling van het fonds met een pensioengevend loon (op fulltime basis), exclusief het daarin begrepen variabel inkomen, boven de aftoppingsgrens, tenzij de deelnemer aan de basispensioenregeling en de partner - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben gegeven dat afstand wordt gedaan van deelname aan de netto pensioenregeling.
2. Door deelname aan de netto pensioenregeling zijn de aanspraken verzekerd als vermeld in artikel 3 lid 1. Gedeeltelijke deelname is niet mogelijk.
3. Aanvang deelnemerschap
Deelname aan de netto pensioenregeling vangt aan:
- op 1 januari 2015, indien het pensioengevend loon (op fulltime basis), exclusief het daarin begrepen variabel inkomen, op deze datum hoger is dan de aftoppingsgrens;
- per de datum van indiensttreding na 1 januari 2015 indien het pensioengevend loon (op fulltime basis), exclusief het daarin begrepen variabel inkomen, op deze datum hoger is dan de aftoppingsgrens;
- op 1 januari van het jaar gelegen na het jaar en gelegen na 1 januari 2015 waarin het pensioengevend loon (op fulltime basis), exclusief het daarin begrepen variabel inkomen, hoger is geworden dan de aftoppingsgrens.
4. Einde deelnemerschap
Het deelnemerschap eindigt:
a. bij het overlijden van de deelnemer;
b. door beëindiging van het dienstverband met de werkgever voor de AOW-gerechtigde 8
leeftijd, xxxxxx dan door arbeidsongeschiktheid;
c. op de pensioendatum van de basispensioenregeling;
d. per de eerste dag van de tweede maand volgend op de maand waarin de deelnemer en de partner - op een door het fonds ter beschikking gesteld formulier - te kennen hebben gegeven dat afstand wordt gedaan van verdere deelname aan de netto pensioenregeling.
e. op 1 januari van het jaar waarin het pensioengevend loon per 1 januari (op fulltime basis), exclusief het daarin begrepen variabel inkomen, lager is geworden dan de aftoppingsgrens.
5. Herziening eerder gemaakte keuze om niet deel te nemen
De deelnemer aan de basispensioenregeling die gezamenlijk met de partner heeft afgezien van deelname aan de netto pensioenregeling, kan deze afstandsverklaring intrekken. Het verzoek tot intrekking wordt door de aanvrager gedaan op een door het fonds beschikbaar gesteld formulier. Aan hernieuwde deelname in de netto pensioenregeling kan het Pensioenfonds medische waarborgen stellen, al dan niet op grond van een medische keuring. Het fonds beslist of en per welke datum aanvrager opnieuw als deelnemer kan worden toegelaten.
Tussen de datum van de afstandsverklaring en de datum van hernieuwde aanvang van het deelnemerschap ligt tenminste een periode van drie jaar.
6. Hernieuwde deelname en overlijdensrisicodekking
Indien de deelnemer binnen één jaar overlijdt na aanvang van de hernieuwde deelname, vindt geen uitkering van netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen plaats. In afwijking
hiervan kan het bestuur besluiten om toch tot uitkering van deze netto pensioenen over te gaan, indien het naar het oordeel van het bestuur voldoende aannemelijk is gemaakt dat het overlijden niet het redelijkerwijs te verwachten gevolg is geweest van een ziekte of gebrek waaraan de overledene reeds lijdende was bij bedoelde hernieuwde aanvang van het deelnemerschap.
HOOFDSTUK 2 PENSIOENAANSPRAKEN
Artikel 3 – Pensioenaanspraken
1. Omschrijving van de pensioenaanspraken
De deelnemer heeft met inachtneming van de overige bepalingen van dit pensioenreglement aanspraak op:
- netto pensioenkapitaal voor de inkoop van netto pensioen bij de pensioenuitvoerder als omschreven in artikel 1;
- levenslang netto nabestaandenpensioen ten behoeve van de partner in geval van overlijden tijdens het deelnemerschap en
- netto wezenpensioen ten behoeve van de kinderen in geval van overlijden tijdens het deelnemerschap.
2. Karakter netto pensioenovereenkomst
De netto pensioenregeling is een vrijwillige regeling in de zin de Pensioenwet.
De netto pensioenovereenkomst heeft het karakter van een premieovereenkomst
(beschikbare premieregeling) in de zin van de Pensioenwet. 9
De aanspraken van de deelnemer op netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen op risicobasis betreffen een uitkeringsovereenkomst in de zin van de Pensioenwet.
Artikel 4 – Netto pensioenkapitaal en aanwending
1. Hoogte kapitaal
De hoogte van netto pensioenkapitaal is afhankelijk van de premie-inleg op basis van de premietabel van artikel 8 lid 2, de behaalde rendementen op basis van de beleggingen genoemd in artikel 9 en de inhouding van kosten op grond van artikel 18. Dit betekent dat met betrekking tot de waardeontwikkeling en de hoogte van het eindkapitaal er geen sprake is van enige garantie.
2. Aanwending
Het netto pensioenkapitaal wordt op de pensioendatum overgedragen aan de pensioen- uitvoerder als vermeld in artikel 1 voor de inkoop van netto pensioen. Inkoop vindt plaats op basis van de bij de pensioenuitvoerder toepasselijke tarieven en uitkeringsvoorwaarden.
In afwijking van het bepaalde in de eerste volzin, wordt het deel van het netto pensioen- kapitaal boven hetgeen nodig is om de fiscaal maximaal mogelijke netto pensioenen in te kopen - overeenkomstig het bepaalde in artikel 23 - niet aan de pensioenuitvoerder overgedragen en vervalt daarmee aan het fonds.
3. Aanwending na overlijden deelnemer
Bij overlijden van de deelnemer voor de pensioendatum vervalt het netto pensioenkapitaal aan het fonds. De partner en de kinderen ontvangen van het fonds een netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen als geregeld in de artikelen 5 en 6.
Artikel 5 – Netto nabestaandenpensioen op risicobasis bij overlijden tijdens het deelnemerschap
1. Hoogte
Bij overlijden van de deelnemer bedraagt het levenslange netto nabestaandenpensioen (met inachtneming van het bepaalde in lid 2) 1,313% van de in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag vermenigvuldigd met de deelnemerstijd en de netto factor.
Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabel inkomen wordt vervangen door het over de laatste drie jaar gemiddelde percentage variabel inkomen.
Indien sprake is van een verlaging van de pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend), blijft deze verlaging buiten beschouwing bij de vaststelling van de pensioengrondslag voor het netto nabestaandenpensioen.
Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt.
Het netto nabestaandenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; 10
het heeft geen opbouwwaarde.
2. Ingang en einde uitkering
Het netto nabestaandenpensioen gaat in op de dag na het overlijden van de deelnemer. Het loopt door tot en met het einde van de maand waarin de partner overlijdt.
3. Geen recht op netto nabestaandenpensioen
Geen recht op netto nabestaandenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede zou komen.
Artikel 6 – Netto wezenpensioen op risicobasis bij overlijden tijdens het deelnemerschap
1. Hoogte wezenpensioen
Bij overlijden van de deelnemer bedraagt de hoogte van het netto wezenpensioen 0,263% van de in elk afzonderlijk deelnemersjaar geldende pensioengrondslag,
vermenigvuldigd met de deelnemerstijd en de netto factor.
Het in de bruto pensioengrondslag begrepen percentage variabel inkomen wordt vervangen door het over de laatste drie jaar gemiddelde percentage variabel inkomen. Hierbij wordt rekening gehouden met de maximum bedragen in het jaar van overlijden.
Indien sprake is van een verlaging van de pensioengrondslag vanwege het van toepassing zijn van de arbeidsvoorwaardelijke bijdrage (voor zover pensioengevend), blijft deze verlaging buiten beschouwing bij de vaststelling van de pensioengrondslag voor het netto wezenpensioen.
Bij de bepaling van de deelnemerstijd wordt van de veronderstelling uitgegaan dat het deelnemerschap ongewijzigd zou hebben voortgeduurd tot de eerste dag van de maand waarin de deelnemer de AOW-gerechtigde leeftijd zou hebben bereikt.
Het netto wezenpensioen kent tijdens het deelnemerschap een zuiver risicokarakter; het heeft geen opbouwwaarde.
2. Ingang en einde uitkering
Het netto wezenpensioen gaat voor ieder pensioengerechtigd kind in op de dag na het overlijden van de deelnemer.
Uitkering van het wezenpensioen loopt door tot en met het einde van de maand waarin de 18de verjaardag van het kind valt. Als het kind een voltijdse opleiding als bedoeld in de basispensioenregeling volgt, loopt de uitkering van het wezenpensioen door tot en met het einde van de maand waarin de 27ste verjaardag van het kind valt. Als het kind eerder overlijdt of ophoudt met het volgen van de opleiding of studie, loopt de uitkering door tot en met het einde van de betreffende maand.
3. Geen recht op netto wezenpensioen
Geen recht op netto wezenpensioen bestaat indien de ingang van bedoeld pensioen het
gevolg is van enig misdrijf, gepleegd door de begunstigde of waaraan de begunstigde 11
medeplichtig is geweest, een en ander voor zover het pensioen die begunstigde ten goede
zou komen.
Artikel 7 – Herverzekering
Het fonds is bevoegd om haar verplichtingen met betrekking tot de overlijdensrisicodekkingen geheel of gedeeltelijk te herverzekeren door het sluiten van (her)verzekeringsovereenkomsten met één of meer verzekeraars zoals bedoeld in de Pensioenwet. In geval van herverzekering zijn de verzekeringsvoorwaarden van de verzekeraar op de deelnemers en de pensioengerechtigden van toepassing. De verzekeringsvoorwaarden liggen alsdan voor alle belanghebbenden ter inzage bij het fonds. Een kopie van de verzekeringsvoorwaarden wordt op verzoek aan de belanghebbende verstrekt.
HOOFDSTUK 3 PREMIE NETTOPENSIOEN EN BELEGGINGEN
Artikel 8 – Premie-inleg en premie overlijdensrisicodekking
1. Maandelijkse premie-inleg
Maandelijks wordt door de werkgever een premie op het netto loon van de deelnemer ingehouden en aan het fonds afgedragen.
2. Vaststelling hoogte van de premie-inleg
De hoogte van de premie is afhankelijk van de leeftijd en de pensioengrondslag van de deelnemer.
De premie wordt voor het eerst vastgesteld per de datum van aanvang van het deelnemerschap. Vervolgens wordt de premie maandelijks vastgesteld, met dien verstande dat geen premievaststelling plaatsvindt over de maand waarin de deelnemer de pensioendatum als vermeld in artikel 1 bereikt.
Als leeftijd van de deelnemer in enige maand wordt in aanmerking genomen de leeftijd die de deelnemer in diezelfde maand heeft bereikt.
De pensioengrondslag zoals vermeld in artikel 1 wordt gedeeld door 12 (maanden).
Leeftijdsklassen tot 67 jaar | Percentage van de door 12 gedeelde pensioengrondslag |
15 tot en met 19 | 4,0% |
20 tot en met 24 | 4,6% |
25 tot en met 29 | 5,4% |
30 tot en met 34 | 6,1% |
35 tot en met 39 | 7,0% |
40 tot en met 44 | 8,1% |
45 tot en met 49 | 9,3% |
50 tot en met 54 | 10,8% |
55 tot en met 59 | 12,4% |
60 tot en met 64 | 14,2% |
65 tot en met 67 | 15,8% |
De premie wordt vastgesteld op basis van de volgende tabel welke door het bestuur periodiek opnieuw kan worden vastgesteld. De tabel is per 1 januari 2020 voor het laatst aangepast.
12
De premie wordt (mede) voldaan vanuit een door de werkgever ter beschikking gestelde premiecompensatie, waardoor er sprake is van een regeling met een werkgeversbijdrage van ten minste 10%.
Het bedrag dat voortvloeit uit de in de tabel vermelde percentages wordt verhoogd met een door het bestuur te bepalen opslag voor uitvoeringskosten. Deze opslag kan door het bestuur periodiek opnieuw worden vastgesteld. De opslag wordt vermeld op de webpagina van het fonds.
Aanpassingen van de in de tabel genoemde percentages hebben geen terugwerkende kracht.
3. Premievaststelling over een gedeelte van een maand
In geval van voortijdige beëindiging van het deelnemerschap dan wel overlijden van de deelnemer in de loop van een maand, wordt de betreffende maandpremie over de periode tot de beëindiging van het deelnemerschap naar rato vastgesteld.
4. Aanwending premie
De premie wordt - na onttrekking van de uitvoeringskosten als vermeld in lid 2 van dit artikel en de premie overlijdensrisicodekking als vermeld in lid 5 van dit artikel - op een beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
5. Premie overlijdensrisicodekking
Voor de dekking van het overlijdensrisico (netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen) is de deelnemer met een partner een risicopremie verschuldigd die op de premie-inleg (inclusief de opslag voor uitvoeringskosten) als vermeld in lid 2 van dit artikel in mindering wordt
gebracht. De hoogte van deze risicopremie is vermeld in de bijlage 1 bij dit reglement.
Bij aanvang of beëindiging van het huwelijk, geregistreerd partnerschap of een door KLM erkend samenlevingsverband in de loop van een maand, wordt de premie voor de overlijdensrisicodekking over deze maand naar rato vastgesteld.
6. Procedure in geval van een niet of niet volledig incasseerbare premie
In geval de op grond van lid 2 en lid 5 vastgestelde maandpremie niet of niet geheel op het netto loon dan wel het netto invaliditeitspensioen van de deelnemer kan worden ingehouden, past het fonds (behoudens in geval van ouderschapsverlof en non-activiteit als vermeld in artikel 11 en 12) de volgende regels toe:
a. Aan een gedeeltelijk geïncasseerde premie worden de premie voor de overlijdensrisicodekking en de uitvoeringskosten onttrokken, waarna het resterende bedrag op de beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
b. Indien een gedeeltelijk geïncasseerde premie niet voldoende is om de premie voor de overlijdensdekking en de uitvoeringskosten hieraan te kunnen onttrekken of de premie in zijn geheel niet geïncasseerd kan worden, kan er ten laste van de deelnemer een verkoop van beleggingen als vermeld in artikel 9 plaatsvinden en wel zodanig dat uit de opbrengst van deze verkoop de premie voor de overlijdensrisicodekking en de uitvoeringskosten kunnen worden voldaan.
c. Niet geïncasseerde premie, met uitzondering van dat deel van de niet- geïncasseerde premie waarvoor het hiervoor onder b. bepaalde toepassing heeft gevonden, wordt bij een volgende uitbetaling van netto loon of netto invaliditeitspensioen met dit loon of invaliditeitspensioen verrekend en op de beleggingsrekening ten name van de deelnemer geboekt.
13
Artikel 9 – Beleggingen
1. Standaard beleggingsmix
De premies die op de beleggingsrekening van de deelnemer worden geboekt, worden belegd op grond van een standaard beleggingsmix. Het bestuur besluit over de beleggingsmix die binnen het beleggingsfonds wordt aangehouden, met dien verstande dat de deelnemer 10 jaar voor de pensioendatum gevraagd wordt een (herroepbare) keuze te maken tussen een toekomstig vast of variabel pensioen, waarop de beleggingsmix wordt aangepast. Als uitgangspunt geldt het Life Cycle-principe, waarbij minder risicovol wordt belegd naarmate de pensioendatum dichterbij komt. De beleggingsmix, de keuze tussen een vast of variabel pensioen en informatie over het Life Cycle-principe worden op de website van het fonds vermeld.
2. Aankoop- en verkooptransacties
Aankooptransacties en verkooptransacties van de beleggingen vinden eenmaal per maand en zoveel als mogelijk gelijktijdig plaats op basis van een door het bestuur vast te stellen procedure. Voor de deelnemer die de pensioendatum bereikt, worden de beleggingen op de eerste werkdag van de maand van pensionering verkocht.
3. Koers verkooptransacties
Verkooptransacties vinden plaats op basis van de koers geldend op de laatste werkdag voorafgaand aan de transactiedatum.
4. Verrekening van kosten
Op het belegde kapitaal worden kosten in mindering gebracht volgens het bepaalde in artikel 18 lid 2 en 3.
HOOFDSTUK 4 DEELTIJD, OUDERSCHAPSVERLOF EN NON-ACTIVITEIT
Artikel 10 – Deeltijd
1. Deeltijd
Voor de deelnemer die in deeltijd werkt wordt voor de vaststelling van de hoogte van de aanspraken en premies gehandeld als aangegeven in dit artikel.
2. Vaststelling pensioengevend loon
Het pensioengevend loon wordt vastgesteld door het loon bij in deeltijd werken te herleiden tot een fictief loon bij voltijd werken.
3. Vaststelling premies
Voor de deelnemer in deeltijd wordt uitgegaan van het in lid 2 bedoelde pensioengevend loon en de aftoppingsgrens. De pensioengrondslag wordt vervolgens vermenigvuldigd met de deeltijdfactor, waarna de premie-inleg volgens de tabel van artikel 8 lid 2 en de risicopremie als vermeld in artikel 8 lid 5 worden bepaald. Voor de deelnemer in deeltijd die arbeidsongeschikt wordt, vindt de premievaststelling tijdens de periode van arbeidsongeschiktheid op
overeenkomstige wijze plaats op basis van de laatstelijk voor het intreden van de 14
arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdfactor.
4. Deelnemerstijd
Bij de vaststelling van de deelnemerstijd voor de berekening van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen, worden de factoren deeltijd die in de afzonderlijke perioden hebben gegolden, evenals de duur van de perioden waarin deze van kracht zijn geweest, in aanmerking genomen.
Voor de bepaling van de toekomstige deelnemerstijd wordt uitgegaan van de deeltijdfactor op het moment van overlijden van de deelnemer. Voor de arbeidsongeschikte deelnemer wordt de toekomstige diensttijd mede bepaald op basis van de laatstelijk voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid geldende deeltijdfactor.
Artikel 11 – Ouderschapsverlof
1. Geen voortzetting deelnemerschap
Tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof als omschreven in de CAO, vindt geen premie-inleg plaats voor de mate waarin ouderschapsverlof wordt genoten.
2. Overlijdensrisicodekking
Gedurende een tijdvak van ouderschapsverlof, als omschreven in de CAO, wordt de dekking van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen voortgezet.
3. Premie-inning
Het bestuur stelt nadere regels vast voor de inning van de risicopremies en de uitvoeringskosten die tijdens een tijdvak van ouderschapsverlof verschuldigd zijn.
Artikel 12 – Non-activiteit
1. Geen voortzetting deelnemerschap
Tijdens een tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO, vindt geen premie-inleg plaats voor de mate waarin non-activiteit wordt genoten.
2. Overlijdensrisicodekking
De dekking van het netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt gedurende het tijdvak van non-activiteit als omschreven in de CAO voortgezet.
3. Premie-inning
Het bestuur stelt nadere regels vast voor de inning van de risicopremies en de uitvoeringskosten die tijdens een tijdvak van non-activiteit verschuldigd zijn.
HOOFDSTUK 5 EINDE DEELNEMERSCHAP
Artikel 13 – Pensioenaanspraken bij voortijdige beëindiging deelnemerschap
1. Pensioenkapitaal 15
Het op het moment van beëindiging van het deelnemerschap verworven netto pensioenkapitaal blijft -voor zover niet afgekocht op grond van het bepaalde in artikel 15 B- premievrij behouden en wordt tot de pensioendatum belegd volgens het bepaalde in artikel 9. Op het belegde kapitaal worden kosten in mindering gebracht volgens het bepaalde in artikel
18 lid 2.
2. Overlijdensrisicodekking
De aanspraken op netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen, die op risicobasis zijn verzekerd, komen te vervallen.
3. Aanwending bij pensioenuitvoerder
a. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan de (gewezen) deelnemer bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap het fonds verzoeken om een deel van het netto pensioenkapitaal over te dragen aan de pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1 voor de inkoop van een netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen. Inkoop geschiedt op basis van de door de pensioenuitvoerder gehanteerde tarieven en voorwaarden. Het deel van het netto pensioenkapitaal dat door het fonds wordt overgedragen, bedraagt niet meer dan benodigd is voor het fiscaal maximaal toegestane in te kopen netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen.
b. In afwijking van het bepaalde in lid 1, kan het fonds bij voortijdige beëindiging van het deelnemerschap het netto pensioenkapitaal overdragen aan de pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1 voor de inkoop van een netto ouderdomspensioen en naar keuze van de (gewezen) deelnemer netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen. Inkoop geschiedt op basis van de door de pensioenuitvoerder gehanteerde tarieven en voorwaarden. Het deel van het netto pensioenkapitaal dat door het fonds wordt
overgedragen, bedraagt niet meer dan benodigd is voor het fiscaal maximaal toegestane in te kopen netto ouderdomspensioen, netto nabestaandenpensioen en netto wezenpensioen. Door deelname aan deze netto-regeling geeft de deelnemer aan tegen deze (eventuele) waardeoverdracht geen bezwaar te hebben.
4. Risicodekkingen bij uitkering op grond van de WW
In afwijking van het bepaalde in het tweede lid wordt de dekking van het netto nabestaandenpensioen op risicobasis voortgezet indien en zolang de gewezen deelnemer bij beëindiging van het deelnemerschap recht heeft op een uitkering op grond van de Werkloosheidswet. Het fonds is bevoegd hiervoor een premie bij de gewezen deelnemer in rekening brengen.
Bij overlijden van de gewezen deelnemer wordt het netto nabestaandenpensioen overeenkomstig het bepaalde in artikel 5 uitgekeerd, met dien verstande dat de hoogte van het netto nabestaandenpensioen uitsluitend betrekking heeft op de feitelijk doorgebrachte deelnemerstijd. Het door de pensioenuitvoerder uitgekeerde netto nabestaandenpensioen op grond van het derde lid van dit artikel wordt hierop in mindering gebracht.
5. Aanwending pensioenkapitaal na overlijden
Bij overlijden van de gewezen deelnemer voor de pensioendatum vervalt het netto pensioenkapitaal aan het fonds voor zover overdracht aan een pensioenuitvoerder (lid 3.b.) niet heeft plaatsgevonden.
Artikel 14 – Waardeoverdracht
16
Op het netto pensioen zijn de bepalingen van de Pensioenwet inzake individuele waardeoverdracht
van toepassing. Het fonds verleent uitsluitend zijn medewerking aan een individuele waardeover- dracht indien de pensioenuitvoerder van de nieuwe werkgever een netto pensioenregeling uitvoert.
HOOFDSTUK 6 AFKOOP
Artikel 15 A– Afkoop kleine ingegane netto pensioenen
1. Afkoop netto pensioen
Ingegane netto pensioenen kunnen overeenkomstig het bepaalde in de Pensioenwet door het fonds worden afgekocht indien deze het grensbedrag als genoemd in artikel 66 Pensioenwet niet te boven gaan (niveau 2024: € 592,51).
2. Afkoopfactoren
De afkoopwaarde wordt bepaald op basis van door het bestuur vast te stellen collectief actuarieel gelijkwaardige en -sekseneutrale afkoopfactoren.
3. Uitkering afkoopwaarde
De uitkering ineens wordt de rechthebbende(n) zonder inhouding van loonheffing ter hand gesteld. Als gevolg van deze uitkering komen de aanspraken jegens het fonds te vervallen.
Artikel 15 B– Afkoop kleine netto pensioenen na beëindiging deelnemerschap
1. Afkoop netto pensioen
Niet ingegane netto pensioenen van gewezen deelnemers kunnen overeenkomstig het bepaalde in artikel 69 van de Pensioenwet door het fonds worden afgekocht indien deze het grensbedrag als genoemd in artikel 66 Pensioenwet niet te boven gaan (niveau 2024: € 592,51).
2. Instemmingsvereiste
De in lid 1 genoemde afkoop vindt uitsluitend plaats indien de gewezen deelnemer met het afkoopvoorstel van het fonds heeft ingestemd.
3. Uitbetaling afkoopsom
De uitbetaling van de afkoopsom vindt plaats overeenkomstig het bepaalde in artikel 20 lid 3. Als gevolg van deze uitbetaling komen de aanspraken jegens het Fonds te vervallen.
HOOFDSTUK 7 BEËINDIGING PARTNERRELATIE
Artikel 16 – Gevolgen scheiding voor netto pensioenkapitaal
1. Verevening
In geval van scheiding heeft de gewezen partner van de (gewezen) deelnemer overeenkomstig de bepalingen van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding recht op verevening van de helft van het netto pensioenkapitaal dat tijdens het huwelijk of het geregistreerd partnerschap is opgebouwd.
17
2. Voorwaarden
De gewezen partner heeft slechts recht op verevening van het netto pensioenkapitaal door het fonds indien één van de partners, binnen twee jaar na het tijdstip waarop de scheiding is ingeschreven in de registers van de Burgerlijke Stand, de scheiding bij het fonds heeft gemeld door middel van het daartoe bestemde formulier. Dit formulier is af te halen bij het postkantoor of te downloaden via de website xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx.
Indien de scheiding en het verzoek tot verevening niet binnen twee jaar aan het fonds zijn gemeld, vindt geen verevening van het netto pensioenkapitaal ten behoeve van de gewezen partner plaats.
3. Afwijkende afspraken
Van de standaardverdeling op grond van de Wet verevening pensioenrechten bij scheiding zoals bedoeld in lid 1, kan worden afgeweken indien de (gewezen) partners bij huwelijkse voorwaarden, voorwaarden in verband met de partnerrelatie of in een schriftelijke overeenkomst met het oog op de scheiding anders zijn overeengekomen.
4. Kosten van verevening
Het bestuur is bevoegd de kosten van verevening ieder voor de helft in rekening te brengen bij de (gewezen) partners.
5. Aanwending verevend deel netto pensioenkapitaal
Het verevende deel van het netto pensioenkapitaal wordt overeenkomstig het bepaalde in artikel 9 belegd. Op de pensioendatum van de (gewezen) deelnemer wordt het verevende netto pensioenkapitaal - gelijktijdig met het niet verevende deel van het netto pensioenkapitaal
- overgedragen naar de in artikel 1 bedoelde pensioenuitvoerder voor de inkoop van een netto ouderdomspensioen ten behoeve van de gewezen partner. Inkoop vindt plaats op basis van de door pensioenuitvoerder gehanteerde tarieven en uitkeringsvoorwaarden.
Artikel 17 – Gevolgen beëindiging partnerschap voor overlijdensrisicodekking
1. Risicodekking netto nabestaandenpensioen
Door beëindiging van het partnerschap van de deelnemer eindigt de dekking van het netto nabestaandenpensioen op risicobasis.
2. Premiebetaling
Door beëindiging van het partnerschap eindigt de inhouding van de premie voor het overlijdensrisico op het netto loon dan wel het netto invaliditeitspensioen. Bij beëindiging van het partnerschap in de loop van een maand, wordt de premie voor de overlijdensrisicodekking over de betreffende maand tot de beëindiging van het partnerschap naar rato vastgesteld.
3. Risicodekking netto wezenpensioen
De dekking van het netto wezenpensioen op risicobasis wordt na beëindiging van het partnerschap van de deelnemer ongewijzigd voortgezet.
HOOFDSTUK 8 KOSTEN
Artikel 18 – Kosten ten laste van de (gewezen) deelnemer
Deelnemer 18
1. Het fonds brengt op de premie-inleg van de deelnemer in mindering:
a. een nominaal bedrag voor uitvoeringskosten. Dit bedrag is gelijk aan de opslag op de premie als vermeld in artikel 8 lid 2.
b. de premie overlijdensdekking als vermeld in artikel 8 lid 5.
2. Het fonds brengt op het netto pensioenkapitaal van de deelnemer in mindering:
a. de periodieke beheerkosten voor het beleggen van het netto pensioenkapitaal, uitgedrukt in een percentage van het belegde kapitaal;
b. de aan- en verkoopkosten (uitgedrukt in een percentage van de beleggingen) bij inleg van de premie, einde deelnemerschap en tussentijdse aanpassingen in de beleggingsmix;
Gewezen deelnemer
3. Het fonds brengt op het netto pensioenkapitaal van de gewezen deelnemer in mindering:
a. de periodieke beheerkosten voor het beleggen van het netto pensioenkapitaal, uitgedrukt in een percentage van het belegde kapitaal;
b. de aan- en verkoopkosten (uitgedrukt in een percentage van de beleggingen) bij inleg van de premie, einde deelnemerschap en tussentijdse aanpassingen in de beleggingsmix;
c. een nominaal bedrag per jaar voor de uitvoeringskosten over de periode vanaf de voortijdige beëindiging van het deelnemerschap tot de pensioendatum.
4. Een actueel overzicht van de bedragen en percentages als vermeld in het eerste, tweede en derde lid alsmede de frequentie waarmee de kosten in rekening worden gebracht, wordt op de website van het fonds gepubliceerd.
HOOFDSTUK 9 TOESLAGVERLENING NETTO NABESTAANDENPENSIOEN EN NETTO WEZENPENSIOEN
Artikel 19 – Toeslag op ingegaan netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen
1. De deelnemer en de gewezen deelnemer hebben geen recht op toeslagverlening.
2. Op het door het fonds uitgekeerde netto nabestaandenpensioen en wezenpensioen wordt jaarlijks overeenkomstig de basisregeling van het fonds een toeslag verleend van maximaal de procentuele wijziging in het prijsindexcijfer zoals bedoeld in het basispensioenreglement. Het Bestuur beslist evenwel jaarlijks in hoeverre de netto pensioenrechten worden aangepast.
De jaarlijkse aanpassing wordt toegepast op de op 31 december van het lopende boekjaar al ingegane netto pensioenen en vindt plaatst op 1 januari daarop volgend.
Voor deze voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt gefinancierd uit behaalde overrendementen.
3. Het bestuur stelt nadere regels vast met betrekking tot de wijze waarop wordt beoordeeld of, en in hoeverre, voldoende middelen aanwezig zijn voor een toeslagverlening. Onderdeel van het toeslagbeleid is dat in ieder geval in de navolgende situaties een neerwaartse correctie op de toeslagverlening wordt toegepast.
- Indien de verplichtingen van het fonds ten aanzien van het netto pensioen toenemen als gevolg van een verschil in de stijging van de levensverwachting tussen de deelnemers aan
het netto pensioen en de deelnemers aan de basispensioenregeling, vermindert het fonds 19
de voorwaardelijke toeslagverlening bij het netto pensioen totdat deze toename van de verplichtingen bij het netto pensioen is gecompenseerd;
- Indien het fonds een incidentele bijstorting ontvangt van de werkgever vermindert het
fonds de voorwaardelijke toeslagverlening bij het netto pensioen, voor zover deze storting ten goede is gekomen aan het netto pensioen.
4. Inhalen van toeslagverlening
Indien de in eerdere jaren toegepaste aanpassingen van de ingegane netto pensioenen zijn achtergebleven bij de in het eerste lid van dit artikel omschreven maatstaf, zal het bestuur, indien wettelijke bepalingen en de financiële positie van de netto pensioenregeling dit toelaten, die aanpassingen geheel of gedeeltelijk aanvullen tot de maatstaf over voorgaande jaren.
5. Wijziging toeslagbeleid
Toekomstige wijzigingen van het toeslagbeleid zijn bindend voor alle pensioengerechtigden van het fonds.
HOOFDSTUK 10 BETALINGEN VAN NETTO NABESTAANDENPENSIOEN, NETTO WEZENPENSIOEN EN EENMALIGE UITKERINGEN
Artikel 20 – Uitbetaling van netto pensioen en eenmalige uitkeringen
1. Betaling aan rechthebbende
Het fonds keert:
- het netto pensioen als genoemd in de artikelen 5 en 6;
- de uitkering-ineens in verband met afkoop klein ingegaan pensioen (artikel 15A);
- de afkoopsom in verband met afkoop klein netto pensioen na beëindiging deelnemerschap (artikel 15B);
aan de rechthebbende uit.
2. Wijze van betaling
Het netto pensioen wordt - zonder inhouding van loonheffing - in maandelijkse termijnen bij achterafbetaling aan het einde van de betreffende maand uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het fonds bevoegd de kosten van de uitkeringen bij de rechthebbende in rekening te brengen.
3. Wijze van betaling eenmalige uitkeringen
De eenmalige uitkeringen als genoemd in artikel 15A en 15B worden - zonder inhouding van loonheffing - uitgekeerd op een door de rechthebbende aan te wijzen bankrekening binnen de Europese Unie. Als de rechthebbende een bankrekening buiten de Europese Unie aanwijst, is het Fonds bevoegd de kosten van de uitkering-ineens bij de rechthebbende in rekening te
brengen. 20
4. Terugvordering
Ten onrechte ontvangen uitkeringen van netto pensioen dienen te worden terugbetaald.
HOOFDSTUK 11 WIJZIGING PENSIOENREGELING EN KORTING RECHTEN
Artikel 21 – Wijziging pensioenregeling
Indien na de inwerkingtreding van dit pensioenreglement nieuwe wettelijke of op de Pensioenwet berustende regels inzake pensioen worden ingevoerd, bestaande wettelijke regelingen worden uitgebreid dan wel de netto pensioenovereenkomst door arbeidsvoorwaardelijke partijen wordt gewijzigd, zal dit pensioenreglement - met inachtneming van de statuten en de uitvoeringsovereenkomst - door het bestuur dienovereenkomstig worden aangepast. Indien er sprake is van een aanpassing van het pensioenreglement, zal het bestuur de belanghebbenden daarvan onverwijld in kennis stellen.
Artikel 22 – Korting van rechten
1. Korting netto pensioenrechten
Het fonds kan ingegane netto pensioenrechten uitsluitend verminderen indien:
a) het fonds gezien de beleidsdekkingsgraad niet voldoet aan de bij of krachtens artikel 131 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het minimaal vereist eigen vermogen of de bij of krachtens artikel 132 van de Pensioenwet gestelde eisen ten aanzien van het vereist eigen vermogen;
b) het fonds niet in staat is binnen een redelijke termijn te voldoen aan artikel 131 of artikel 132 van de Pensioenwet zonder dat de belangen van, pensioengerechtigden, andere aanspraakgerechtigden of de werkgever onevenredig worden geschaad; en
c) alle overige beschikbare sturingsmiddelen, met uitzondering van het beleggingsbeleid, zijn ingezet in het herstelplan, bedoeld in artikel 138 of artikel 139 van de Pensioenwet.
2. Het fonds informeert de pensioengerechtigden en de werkgever schriftelijk over het besluit tot vermindering van ingegane netto pensioenrechten.
3. De vermindering, bedoeld in het eerste lid, kan op zijn vroegst:
- drie maanden nadat de pensioengerechtigden hierover geïnformeerd zijn en
- één maand nadat de werkgever en De Nederlandsche Bank hierover geïnformeerd zijn, worden gerealiseerd.
HOOFDSTUK 12 FISCALE MAXIMERING
Artikel 23 – Fiscale maximering van netto pensioen
1. Toetsing
Het fonds toetst (in ieder geval op de datum van beëindiging van het deelnemerschap, bij overlijden en bij pensionering) of de netto pensioenen op grond van dit reglement binnen de fiscale grenzen blijven die in hoofdstuk IIB van de Wet op de Loonbelasting 1964, in afdeling 5.3B van de Wet inkomstenbelasting 2001 en in Bijlage IV van het meest recente Staffelbesluit van de Staatssecretaris van Financiën zijn vastgelegd.
21
2. Gevolgen
De (gewezen) deelnemer of pensioengerechtigde kan geen aanspraak maken op het deel van het netto pensioenkapitaal of de netto pensioenuitkering dat uitgaat boven het fiscaal maximaal mogelijke netto pensioen als vermeld in het eerste lid. Het deel van het netto pensioenkapitaal boven hetgeen nodig is om de fiscaal maximaal mogelijke netto pensioenen in te kopen, wordt niet overgedragen aan de pensioenuitvoerder als vermeld in artikel 1. Dit deel van het netto pensioenkapitaal vervalt aan het fonds, waarbij het fonds er naar streeft om
- binnen wettelijke grenzen - het vervallen kapitaal ten gunste te laten komen aan de collectiviteit van de netto pensioenregeling.
HOOFDSTUK 13 SLOTBEPALINGEN
Artikel 24 – Afkoop, beslag, overdracht, afkoop, inpandgeving
Het netto pensioen uit hoofde van dit pensioenreglement kan niet worden afgekocht, vervreemd of worden prijsgegeven, dan wel formeel of feitelijk voorwerp van zekerheid worden, anders dan in de gevallen voorzien bij of krachtens de Pensioenwet.
Netto pensioen is niet vatbaar voor overdracht, in pandgeving of elke andere handeling, waardoor de (gewezen) deelnemer of enig andere belanghebbende enig recht aan een derde toekent anders dan het verlenen van zekerheid voor het verkrijgen van uitstel van betaling (artikel 25, vijfde lid, van de Invorderingswet 1990).
Artikel 25 – Collectieve waardeoverdracht
Als naar het oordeel van het bestuur het aantal deelnemers te beperkt is en/of de hoogte van de uitvoeringskosten niet meer in een redelijke verhouding staat tot de ingelegde gelden, heeft het bestuur de bevoegdheid de uitvoering van de netto-regeling, inclusief de onderliggende beleggingen, over te dragen aan een verzekeraar van haar keuze (collectieve waardeoverdracht). Door deelname aan deze netto-regeling geeft de deelnemer aan tegen deze (eventuele) waardeoverdracht geen bezwaar te hebben.
Artikel 26 – Verplichtingen van de deelnemers
De deelnemer is - binnen de door de wet daarvoor gestelde grenzen - verplicht zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen indien hij/zij wenst terug te komen op een eerdere afstandsverklaring.
Artikel 27 – Verstrekken van informatie door het fonds
Op het netto pensioen zijn de informatieverplichtingen die gesteld zijn bij en krachtens de Pensioenwet van toepassing, waaronder inzicht in de individuele beleggingsrekening en -resultaten via de persoonlijke Mijn-omgeving op de website van het fonds.
Artikel 28 – Geschillen en klachten
22
Geschillen en klachten over de uitvoering van dit pensioenreglement worden afgehandeld overeenkomstig de geschillen- en klachtenregeling van het fonds.
Artikel 29 – Hardheidsclausule
Het bestuur kan in bepaalde gevallen tegemoet komen aan onbedoelde en/of onbillijke effecten die uit de toepassing van dit reglement voortvloeien.
Artikel 30 – Inwerkingtreding
Dit reglement is vastgesteld op 4 september 2015. Dit reglement is in werking getreden op
1 november 2015, met terugwerkende kracht tot 1 januari 2015 voor diegenen die per 1 november 2015 (actieve) deelnemer waren in de basispensioenregeling.
Het reglement is laatstelijk gewijzigd per 1 januari 2024. De wijziging betreft een update van de per 1 januari 2024 geldende bedragen en de premietabel overlijdensrisicodekking.
Leeftijd | Maandpremie per 1000 euro verzekerd netto NP | Leeftijd | Maandpremie per 1000 euro verzekerd netto NP |
25 | 0,281 | 46 | 2,515 |
26 | 0,308 | 47 | 2,823 |
27 | 0,318 | 48 | 3,113 |
28 | 0,374 | 49 | 3,402 |
29 | 0,423 | 50 | 3,726 |
30 | 0,459 | 51 | 4,131 |
31 | 0,537 | 52 | 4,534 |
32 | 0,610 | 53 | 5,019 |
33 | 0,665 | 54 | 5,448 |
34 | 0,746 | 55 | 6,039 |
35 | 0,841 | 56 | 6,577 |
36 | 0,912 | 57 | 7,275 |
37 | 1,017 | 58 | 7,933 |
38 | 1,113 | 59 | 8,604 |
39 | 1,245 | 60 | 9,519 |
40 | 1,374 | 61 | 10,352 |
41 | 1,526 | 62 | 11,377 |
42 | 1,701 | 63 | 12,548 |
43 | 1,886 | 64 | 13,686 |
44 | 2,111 | 65 | 15,055 |
45 | 2,279 | 66 | 16,471 |
67 | 17,794 | ||
68 | 19,446 |
Bijlage 1: Premietabel overlijdensrisicodekking
Voor de dekking van het overlijdensrisico netto nabestaandenpensioen is een risicopremie verschuldigd die wordt bepaald volgens onderstaande tabel. |
De premies zijn inclusief opslagen voor wezenpensioen, excassokosten en vereist eigen vermogen. |
23
Deze tabel geldt per 1 januari 2024 en kan periodiek opnieuw vastgesteld worden.