DEEL B . SPECIFIEKE BEPALINGEN
DEEL B . SPECIFIEKE BEPALINGEN
DEEL B1
Hoofdstuk 1. Inzameling van huisvuil en vergelijkbaar bedrijfsafval
Artikel 1. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huisvuil verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, die in de voorgeschreven recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier en karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval of groenafval, PMD en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Artikel .2 Inzameling
§1. Het huisvuil wordt huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. Het huisvuil mag niet worden meegegeven met het grofvuil of een inzameling andere dan deze van het huisvuil .
§3. Het is verboden voor de verwijdering van het huisvuil gebruik te maken van een recyclagepark.
Artikel 3. Wijze van aanbieding
§1. Het huisvuil dient gescheiden aangeboden te worden in recipiënten waarvan de aard en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. Het recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
§2. Het gewicht van de aangeboden recipiënt mag niet groter zijn dan 15 kg in het geval van huisvuilzakken.
§3. Het huisvuil dient aangeboden te worden in een toestand die geen risico inhoudt voor de veiligheid en/of gezondheid van de ophaler. Scherpe voorwerpen dienen zodanig verpakt te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers.
Hoofdstuk 2. Inzameling van grofvuil
Artikel 4. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder grofvuil verstaan: alle afvalstoffen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en vergelijkbare bedrijfsafvalstoffen, die omwille van de omvang, de aard en/of het gewicht niet in het recipiënt voor de huisvuilophaling kunnen geborgen worden, met uitzondering van papier, karton, textiel, glas, klein gevaarlijk afval, groente-, fruit- en tuinafval of groenafval, PMD, afgedankte elektrische en elektronische apparatuur, bouw- en sloopafval, houtafval, gemengde metalen, autobanden, herbruikbare goederen en andere selectief ingezamelde afvalstoffen.
Artikel 5. Inzameling
§1. Het grofvuil wordt samen met metalen en houten voorwerpen maandelijks opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het grofvuil kan ook worden aangeboden op het recyclagepark.
§2. De herbruikbare goederen met inbegrip van herbruikbare afgedankte elektrische en elektronische apparaten worden op afroep opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen door het kringloopcentrum waarmee de gemeente een overeenkomst heeft.
§3. Het grofvuil mag niet meegegeven worden met het huisvuil of een andere inzameling andere dan deze van het grofvuil.
Artikel 6. Wijze van aanbieding
§1. Het grofvuil en/of de houten en metalen voorwerpen worden aangeboden na een telefonische oproep op een door het college van burgemeester en schepenen bepaald telefoonnummer. Hierbij wordt meegedeeld om welk grofvuil het gaat en hoeveel men zal aanbieden.
§2. Het afval dient naar behoren gebundeld of per stuk en gesorteerd per fractie aangeboden te worden.
§3. Het grofvuil en de houten en metalen voorwerpen mogen niet groter zijn dan 3 m x 1m en niet groter zijn dan 3 m³. Het gewicht van één afzonderlijk stuk bedraagt maximaal 50 kg.
§4. Alle voorwerpen dienen zodanig aangeboden te worden dat ze geen gevaar kunnen opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
Hoofdstuk 3. Selectieve inzameling van xxxx
Artikel 7. Definitie
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder glas verstaan: hol glas en vlak glas, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van vuurvaste voorwerpen, gewapend glas, serreglas, kristal, opaal glas, rookglas, spiegelglas, autoruiten, plexiglas, gloeilampen, spaarlampen, TL-lampen, porselein, aardewerk, beeldbuizen, e.d..
§2. Hol glas betreft alle flessen en bokalen.
§3. Vlak glas betreft vensterglas.
Artikel 8. Inzameling
§1. Hol glas wordt kleurgescheiden ingezameld in de glascontainers die verspreid staan opgesteld in de gemeente. Hol glas en vlak glas worden eveneens ingezameld op het recyclagepark.
§2. Hol en vlak glas mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van hol en vlak glas.
Artikel 9. Wijze van aanbieding
Hol glas dat naar de glascontainer gebracht wordt, dient kleurgescheiden in de daartoe voorziene glascontainers te worden gedeponeerd. Hol glas wordt bij de aanbieding indien mogelijk ontdaan van deksels, stoppen en omwikkelingen. Het dient leeg en voldoende gereinigd te zijn.
Artikel 10.
§1. Het deponeren van om het even welke andere afvalstof dan hol glas in glascontainers is verboden. Het is verboden om naast de glascontainers glas of andere afvalstoffen achter te laten.
§2. Het is verboden glas te deponeren in de glascontainers tussen 22.00 uur en 07.00 uur.
Hoofdstuk 4. Selectieve inzameling van papier en karton
Artikel 11. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder papier en karton verstaan: alle dag-, week- en maandbladen, tijdschriften en periodieken, reclamedrukwerk en ander drukwerk, publicaties, telefoon- en faxgidsen, schrijfpapier, kopieerpapier, computerpapier, boeken en papieren of kartonnen verpakkingen, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit, met uitzondering van cellofaanpapier, aluminiumfolie en -zakjes, geolied papier of karton, papier met waslaag, carbonpapier, gelaagd papier, vervuild papier en karton, behangpapier
Artikel 12. Inzameling
§1. Papier en karton wordt maandelijks huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Papier en karton wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§2. Papier en karton mogen niet worden meegegeven met het huisvuil en de gemengde fractie van het bedrijfsafval, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van papier en karton.
Artikel 13. Wijze van aanbieding
§1. Het papier en karton dienen aangeboden te worden in een kartonnen doos, papieren zak of samengebonden met natuurkoord in hanteerbare pakketten.
§2. Het gewicht per zak, doos of pakket mag niet groter zijn dan 15 kg.
Hoofdstuk 5. Selectieve inzameling van klein gevaarlijk afval
Artikel 14. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder klein gevaarlijk afval, hierna KGA genoemd, verstaan, de fractie ‘klein gevaarlijk afval’ zoals gedefinieerd in het materialendecreet en zijn uitvoeringsbesluiten.
Artikel 15. Inzameling
§1. Het KGA wordt ingezameld op het recyclagepark of op het mobiele recyclagepark.
§2. KGA mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van KGA.
Artikel 16. Wijze van aanbieding
§1. Het KGA dient, tenzij het fysisch onmogelijk of niet aangewezen is, afzonderlijk van andere afvalstoffen aangeboden te worden in een daartoe geschikt recipiënt.
§2. Injectienaalden moeten worden aangeboden in een naaldcontainer.
Artikel 17
Het aangeboden KGA wordt zoveel mogelijk in de oorspronkelijke verpakking, inclusief buitenverpakking, aangeboden om de identificatie te vereenvoudigen. Indien nodig brengt de voortbrenger zelf de aanduiding(en) over de aard, de samenstelling en de eventuele gevaren van het
KGA op de verpakking aan. Producten van verschillende aard mogen niet worden samengevoegd. De aanbieder dient alle nodige voorzorgsmaatregelen te treffen om het lekken en andere ongewenste effecten van het KGA te voorkomen.
Hoofdstuk 6. Selectieve inzameling van groente-, fruit- en tuinafval en het niet recycleerbaar
papier (GFT)
Artikel 18. Definitie
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder groente- en fruitafval en het niet-recycleerbaar papier verstaan: schillen en resten van fruit, groenten en aardappelen, plantaardig en dierlijk keukenafval en etensresten, vlees- en visresten, vaste zuivelproducten, broodresten, eieren, eierschalen, doppen van noten, pitten van vruchten, theebladeren , koffiedik, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding of het organisch-biologisch vergelijkbaar bedrijfsafval. Het groente-, fruit- en tuinafval en het niet-recycleerbaar papier wordt hierna GFT genoemd.
§2. Andere afvalstoffen zoals grof ongesnipperd snoeihout, dikke takken, beenderen en dierlijk (slacht)afval, schelpen van mosselen, oesters, kattenbakvulling, vogelkooizand, mest van dieren, dierenkrengen, plastiek, glas, metalen, batterijen, houtskool en asresten van kachel, barbecue, asbak, zand, aarde, stenen, stof uit stofzuiger, wegwerpluiers en ander hygiëne-afval, sauzen, vet en olie, vloeistoffen (bv. soep, melk, koffie), theezakjes en koffiepads, behandeld hout (met verf, vernis…), e.d. worden niet als GFT beschouwd.
Artikel 19. Inzameling
§1. Het GFT wordt huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen.
§2. GFT mag niet meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van GFT.
§3. Verontreinigd GFT wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling.
Artikel 20. Wijze van aanbieding
Het GFT dient gescheiden aangeboden te worden in recipiënten waarvan de aard en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. De recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
Artikel 21. Gebruik van de GFT-container
Aan ieder gezin wordt een GFT-container met een chip ter beschikking gesteld.
Deze GFT-container is eigendom van de gemeente en wordt slechts voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. Per aansluitpunt worden maximum 2 GFT-containers ter beschikking gesteld met een maximum totaal volume van 240 liter. Deze bepaling geldt niet voor scholen, verenigingen, openbare diensten en aansluitpunten aangeduid door de gemeente.
Artikel 22
§1. De GFT-container wordt voor gebruik aan de inwoners ter beschikking gesteld. De inwoners zijn persoonlijk verantwoordelijk voor het deugdelijk gebruik en onderhoud van de GFT- container. Onder
deugdelijk gebruik wordt begrepen dat de GFT-container uitsluitend mag aangewend worden voor de opslag van GFT.
§2. In geval van schade, diefstal of verlies dient de inwoner de gemeente hiervan onverwijld in kennis te stellen met het oog op de herstelling of de vervanging door een nieuwe GFT-container.
Artikel 23
De GFT-container dient verbonden te blijven aan het adres waar hij is afgeleverd. In geval van verhuizing is het de inwoner niet toegestaan om de GFT-container mee te nemen naar zijn nieuwe adres.
Artikel 24
Inwoners die ten gevolge van een verhuizing binnen of naar de gemeente geen beschikking hebben over een GFT-container of waar de GFT-container niet de gewenste maat heeft, kunnen via de gratis info-lijn 0800 146 46 een levering of een omruiling van de GFT-container aanvragen.
Artikel 25
De GFT-containers worden niet geledigd als het voorschot lager is dan het volgens het retributiereglement voorgeschreven minimumbedrag of wanneer het voorschot niet werd betaald bij het verstrijken van de betalingstermijn van de herinnering. De aanbieder dient dezelfde dag nog de niet-aanvaarde afvalstoffen terug te nemen.
Artikel 26
Het gebruik van een GFT-container is niet verplicht. Het GFT apart sorteren wel. Het GFT kan ook thuis verwerkt worden.
Hoofdstuk 7. Selectieve inzameling van snoeihout
Artikel 27. Definitie
Onder snoeihout wordt verstaan alle houtige delen die bij het snoeien van bomen of heesters worden afgesneden en die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en vergelijkbaar bedrijfsafval.
Artikel 28. Inzameling
§1. Het snoeihout wordt minstens opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het snoeihout wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§2. Snoeihout mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van tuinafval en snoeihout.
§3. Verontreinigd snoeihout wordt niet aanvaard bij de selectieve inzameling.
Artikel 29. Wijze van aanbieding
§1. Het snoeihout moet in hanteerbare bundels worden aangeboden.
§2. Het gewicht van een bundel mag niet hoger zijn dan 15 kg. De bundel mag niet langer zijn dan 1,5 m en mag slechts een maximale doormeter hebben van 0,5 m.
§3. Het snoeihout moet per bundel worden samengebonden met natuurtouw.
§4. De houtige delen in de bundels mogen een maximale doormeter hebben van 0,15 m.
§5. De hoeveelheden zijn beperkt tot 3 m² per ophaalbeurt per gezin.
§6. Het ter inzameling aangeboden snoeihout mag niet in recipiënten worden geborgen.
§7. De houtige delen moeten volledig ontdaan zijn van zand.
Hoofdstuk 8. Selectieve inzameling van plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en
drankkartons
Artikel 30. Definitie
§1. Voor de toepassing van dit reglement wordt onder PMD verstaan: plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons, ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding en een vergelijkbare bedrijfsactiviteit.
§2. Het aangeboden PMD mag geen KGA, glas, etensresten of andere afvalstoffen bevatten.
Artikel 31. Inzameling
§1. Het PMD wordt huis-aan-huis opgehaald langs de voor de ophaler toegankelijke straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. Het PMD wordt ook ingezameld op het recyclagepark.
§2. PMD mag niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van PMD.
§3. Verontreinigde plastic flessen en flacons, metalen verpakkingen en drankkartons worden niet aanvaard.
Artikel 32. Wijze van aanbieding
§1. Het PMD dient aangeboden te worden in PMD-zakken waarvan de aard en het model door het college van burgemeester en schepenen werd vastgesteld. Het gebruik van andere recipiënten is verboden. De recipiënt dient zorgvuldig gesloten te worden en mag noch scheuren, barsten of lekken vertonen.
§2. De verschillende fracties van het PMD mogen gemengd in het voorgeschreven recipiënt worden aangeboden. Er mag geen PMD of ander afval aan de buitenkant van de PMD-zak vastgebonden worden.
§3. Het gewicht van één recipiënt mag niet groter zijn dan 8 kg en de PMD-zak dient gesloten aangeboden te worden.
Hoofdstuk 9.
Selectieve inzameling van gemengde metalen
Artikel 33. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder gemengde metalen verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane soorten van metalen voorwerpen waarvan de grootte sterk kan verschillen, met uitzondering van KGA, metalen verpakkingen en afgedankte elektrische en elektronische apparatuur.
Artikel 34. Inzameling
§1. De gemengde metalen worden samen met het grof vuil opgehaald langs de straten, wegen en pleinen waar de ophaling wordt ingericht, op de door het college van burgemeester en schepenen bepaalde dagen. De gemengde metalen worden ook ingezameld op het containerpark.
§2. Gemengde metalen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil of een selectieve inzameling, andere dan deze van grof vuil.
Artikel 35. Wijze van aanbieding
De gemengde metalen moeten worden aangeboden zoals het grof vuil.
Hoofdstuk 10. Selectieve inzameling van textiel en herbruikbare goederen
Artikel 36. Definitie
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder herbruikbare goederen verstaan: alle door de normale werking van een particuliere huishouding ontstane afvalstoffen die via het kringloopcentrum geschikt kunnen gemaakt worden voor hergebruik, zoals meubelen, kleding, kleine huisraad, boeken en platen, speelgoed, elektrische en elektronische toestellen e.d..
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder huishoudelijk textielafval verstaan: alle niet verontreinigde kledij (textiel en lederwaren), schoeisel, handtassen, beddengoed, woningtextiel (gordijnen, overgordijnen, tafelkleden, servetten…), lompen, e.d., die ontstaan door de normale werking van een particuliere huishouding.
Artikel 37. Inzameling
§1. Het textiel wordt ingezameld op het recyclagepark. Huis-aan-huis wordt textiel 1 keer per maand opgehaald.
§2. Alleen de organisaties die toelating hebben van het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid en vermeld zijn op de door de OVAM gepubliceerde lijst van “erkende textielinzamelaars” zijn gemachtigd textielcontainers te plaatsen, respectievelijk een huis-aan-huisinzameling te organiseren.
De organisaties die bij het ingaan van dit reglement al textielcontainers hebben staan in Wijnegem krijgen 2 maand tijd om zich in regel te stellen.
§3. Het textiel mag niet worden meegegeven met het huisvuil of het grofvuil.
§4. Voor de inzameling van herbruikbare goederen wordt een beroep gedaan op het door de OVAM erkend kringloopcentrum, werkzaam op het grondgebied van de gemeente. Deze inzameling gebeurt op afroep. Het telefoonnummer van het kringloopcentrum is terug te vinden via de gemeentelijk website en via de gemeentelijke diensten.
§5. Herbruikbare goederen mogen niet worden meegegeven met het huisvuil, het grofvuil of een andere selectieve inzameling, andere dan deze van herbruikbare goederen. Herbruikbare goederen kunnen ook naar een recyclagepark of een kringloopcentrum gebracht worden.
§6. Het staat het kringloopcentrum vrij om aangeboden herbruikbare goederen te weigeren indien deze niet dienstig zijn voor het kringloopcentrum. In dit geval mogen de door het kringloopcentrum geweigerde herbruikbare goederen meegegeven worden met het huisvuil, het grofvuil of als grofvuil naar het recyclagepark worden gebracht.
Artikel 38. Wijze van aanbieding
Alle voorwerpen moeten zodanig aangeboden worden dat ze geen gevaar opleveren voor de ophalers van de afvalstoffen.
Hoofdstuk 11. Recyclagepark en mobiel recyclagepark
Artikel 39. Algemeen
Het recyclagepark is een inrichting die tot doel heeft de gescheiden inzameling van huishoudelijke afvalstoffen mogelijk te maken met het oog op de maximale recyclage van deze afvalstoffen.
Het mobiel recyclagepark is een tijdelijke inrichting die tot doel heeft de mensen die moeilijk naar het recyclagepark geraken een alternatief te bieden.
Artikel 40
§1. Het recyclagepark is enkel toegankelijk voor de bewoners van het intergemeentelijk samen- werkingsverband voor de exploitatie van de recyclageparken, ingericht door de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu en veiligheid en de houders van een geldige toegangskaart. Het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid kan het gebruik van het recyclagepark verruimen voor andere categorieën van gebruikers.
§2. Het recyclagepark is geopend op de door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid bepaalde data en openingsuren.
Buiten de openingsuren is het recyclagepark niet toegankelijk voor personen vreemd aan de dienst.
§3. Op het recyclagepark gelden de bepalingen van het huishoudelijk reglement zoals vastgesteld door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid.
Artikel 41. Gebruik van het recyclagepark
Op het recyclagepark mogen enkel de door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid vastgestelde en vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen aangeboden worden.
De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de recyclageparkwachter, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene container, recipiënt of opslagruimte gedeponeerd worden.
Er mogen geen afvalstoffen van het recyclagepark meegenomen worden.
Artikel 42
Tijdens de openingsuren is het recyclagepark permanent onder toezicht van de parkwachters.
Artikel 43
§1. Het is de parkwachter toegestaan de aanbieders van afvalstoffen buiten de omheining te laten wachten indien er zich reeds teveel mensen op het recyclagepark bevinden, evenals in functie van een goede verkeersregeling op het recyclagepark.
§2. Kinderen jonger dan 12 jaar dienen vergezeld te zijn door een volwassen begeleider.
§3. Het is verboden dieren te laten rondlopen op het recyclagepark.
Artikel 44
De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de verblijfsduur van de bezoekers op het terrein te beperken. De snelheid van de voertuigen is beperkt tot 15 km/uur. De motor dient stilgelegd te worden bij het lossen van de afvalstoffen.
De bezoekers en de ophalers zijn ertoe gehouden de aanwijzingen van de parkwachter te volgen.
Artikel 45
§1. De gebruikers van het recyclagepark moeten de omgeving van de containers en de overige ruimte van het terrein steeds zo rein mogelijk houden. Zij kunnen door de recyclageparkwachters verzocht worden het door hen bevuilde terrein te reinigen.
§2. Tijdens de sluitingsuren/dagen van het recyclagepark is het verboden om afval voor de toegangspoorten te deponeren of over de omheining op het recyclagepark te gooien.
Dergelijke handelingen worden gelijkgesteld met sluikstorten.
Artikel 46
Op het recyclagepark is het verboden te roken of om op enige andere wijze vuur te maken. Het is verboden om enige beschadiging aan te brengen aan de omheining, containers, gebouwen, beplantingen of uitrusting.
Artikel 47. Gebruik van het mobiel recyclagepark
Op het mobiel recyclagepark mogen enkel de door het college van burgemeester en schepenen of de opdrachthoudende vereniging IGEAN milieu & veiligheid vastgestelde en vooraf maximaal gesorteerde huishoudelijke afvalstoffen aangeboden worden.
De hoeveelheid per afvalstof wordt beperkt tot een kleine hoeveelheid zijnde een emmer van 10 liter. De afvalstoffen mogen slechts na goedkeuring van de begeleider, enkel in de daartoe voorbestemde en van een duidelijke vermelding voorziene recipiënt gedeponeerd worden.
Er mogen geen afvalstoffen van het mobiel recyclagepark meegenomen worden.
Artikel 48
Het mobiel recyclagepark vindt plaats op vooraf vastgestelde dagen op een vaste locatie namelijk tijdens de markt op het Marktplein. Tijdens de openingsuren is het mobiel recyclagepark permanent onder toezicht van de parkwachters.
Artikel 49
De afvalstoffen dienen zoveel mogelijk gesorteerd te worden aangeboden, teneinde de afvalinzameling zo vlot mogelijk te laten verlopen.
WATER, GRACHTEN EN RIOLERINGEN
DEEL B2
Artikel 1
Alvorens een vergunning af te leveren, onderzoekt het bestuur of de gevraagde overwelving, inbuizing of beschoeiing de goede afwatering van derden niet in het gedrang brengt of wijzigt. Een toelating kan slechts verleend worden indien de overwelving of de inbuizing strikt noodzakelijk is om toegang te krijgen tot een aanpalend perceel. Per perceel is er niet meer dan één toegang vergunbaar.
Om uitzonderlijke redenen, die de aanvrager moet motiveren met dwingende technische argumenten, kan een vergunning tot overwelving of inbuizing worden gegeven voor een ander doel dan het verlenen van een toegang of kan worden afgeweken van het maximum van één toegang per perceel.
Artikel 2
De levering van het materiaal en het uitvoeren van de werken in het kader van een door het bestuur toegelaten overwelving, inbuizing of beschoeiing zullen op kosten van de aanvrager worden verricht, door de aannemer aangesteld door het bestuur. Alvorens de werken uitgevoerd worden, dient de aanvrager een vooraf bepaald bedrag in de gemeentekas te storten.
Artikel 3
De werken dienen uitgevoerd te worden in overeenstemming met volgende richtlijnen :
a. De overwelving, inbuizing of beschoeiing heeft een maximale breedte van 5 meter. Mits grondige motivatie vanwege de aanvrager kan het bestuur een afwijking op deze maximale breedte toestaan, zonder dat een lengte van 10 m wordt overschreden.
b. De doorstroomopening van het overwelvingselement heeft een minimale diameter van 400 mm. Indien het bestuur dit omwille van verantwoorde technische redenen noodzakelijk acht kan een andere specifieke diameter opgelegd worden.
c. Door het bestuur kunnen bijkomende voorwaarden opgelegd worden, o.a. met betrekking tot het aanvullen van het duikerslichaam, het voorzien van kopmuren, het voorzien van inspectieschouwen, …
d. De aannemer zal de betonbuizen plaatsen in een volledig ontruimde grachtbodem, zonder schade toe te brengen aan de grachtkanten en aan mogelijk aanwezige nutsleidingen. De toegebrachte schade valt volledig ten laste van de aannemer. De werken zullen voltooid zijn binnen de maand na de aanvang ervan.
e. De werken waarvoor vergunning verleend wordt, worden door de aannemer uitgevoerd volgens de regels der kunst en van deugdelijke bouw, overeenkomstig de aanduidingen van de goedgekeurde tekeningen/plannen en/of beschrijving van de werken en de eventuele aanwijzingen die door ambtenaren van het gemeentebestuur wordengegeven.
f. Het bestuur staat in voor de goede staat en werking van de overwelving of inbuizing en zorgt ervoor dat de overwelving of inbuizing jaarlijks geruimd wordt en vrij is van alle obstakels die een goede afwatering verhinderen.
g. Het is ten allen tijde verboden om afvalwater- of hemelwaterleidingen aan te sluiten op de overwelving.
h. Overwelvingen of inbuizingen zijn zo te plaatsen dat deze stroomop- en stroomafwaarts volmaakt aansluiten met de behouden delen van de gracht zodat uitspoeling niet mogelijk is.
i. De toelatinghouder of zijn rechtverkrijger is te allen tijde verantwoordelijk voor de goede staat en werking van de overwelving. Hij is verplicht de overwelving te ruimen en vrij te houden van alle obstakels die een goede afwatering verhinderen.
De toelatinghouder of zijn rechtverkrijger mag door het aanbrengen van de overwelving nooit de goede afwatering van derden in het gedrang brengen of wijzigen. Hij is eveneens verplicht in de landelijke gebieden indien er geen verharding wordt gepland over de
overwelving, de wegberm in een goede staat te onderhouden zodat steeds een gelijkaardig dwarsprofiel van de weg en berm wordt aangehouden.
De toelatinghouder of zijn rechtverkrijger moet ook de nodige maatregelen nemen om te voorkomen dat de overwelving bij de uitvoering van normale onderhouds- en herstellingswerken aan de gracht of de waterloop , zou beschadigd worden.
Artikel 4
§1. Wanneer de te overwelven, de in te buizen of te beschoeien baangracht een geklasseerde waterloop is, zal de aanvraag moeten geschieden volgens de bepalingen van de wet van 22 december 1967 op de onbevaarbare waterlopen, bij de bevoegde overheid :
- Voor onbevaarbare waterlopen van eerste categorie is dit de afdeling Water van de administratie milieu-, natuur-, land- en waterbeheer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap en moet de aanvraag gebeuren overeenkomstig de "richtlijn voor het aanvragen van machtigingen voor het uitvoeren van werken aan en langs onbevaarbare waterlopen van eerste categorie";
- Voor onbevaarbare waterlopen van 2de en 3de categorie gebeurt de aanvraag bij de Xxxxxxxxxx xxx xx xxxxxxxxx Xxxxxxxxx;
§2. Wanneer de te overwelven, de in te buizen of te beschoeien baangracht gelegen is langs een gewestweg moet vooraf een machtiging aangevraagd worden bij de Afdeling Wegen van de Administratie Wegen en Verkeer van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap.
Wanneer de te overwelven, de in te buizen of te beschoeien baangracht gelegen is langs een provincieweg moet vooraf een machtiging aangevraagd worden bij de Gouverneur van de provincie.
Artikel 5
De overheid is steeds gemachtigd ambtshalve maatregelen te nemen met het oog op het aanpassen, af- of uitbreken van de overwelving, inbuizing of beschoeiing
DEEL B3
REGLEMENT PARKEN, SPEELPLEINEN, SPEELWEIDEN,
SPEELBOSSEN EN VISVIJVERS EN KAPPEN VAN BOMEN
Hoofdstuk 1. Parken, speelpleinen, speelweiden, speelbossen en visvijvers
Artikel 1 Definitie
Onder openbare parken wordt verstaan: de parken gelegen in de gemeente, die eigendom zijn of onderhouden worden door of in opdracht van het gemeentebestuur en toegankelijk zijn voor het publiek.
Onder speelpleinen, speelweiden of speelbossen wordt verstaan: de plaatsen gelegen in de gemeente, die eigendom zijn of onderhouden worden door of in opdracht van het gemeentebestuur, die toegankelijk zijn voor het publiek en waar speel- of sporttoestellen staan opgesteld.
Artikel 2. Openbare parken, speelpleinen en speelweiden en speelbossen
Het college van burgemeester en schepenen kan steeds de toegang tot de openbare parken en speelpleinen beperken en deze voor een bepaalde duur, ter beschikking stellen van scholen, groepen of verenigingen. Zij, die het gebruik verkregen hebben, zijn verantwoordelijk voor de aangerichte schade.
Artikel 3
De bezoekers van het park moeten zich behoorlijk gedragen en moeten zich houden aan de richtlijnen verstrekt door de personen die gelast zijn met het toezicht.
In het park mag men zich enkel op de wandelwegen begeven met uitzondering van het aangeduide speelbos gelegen aan de oostkant van het park en de weiden rondom de vijver. Het is verboden bloemen te plukken, takken af te breken, bomen, struiken of andere gewassen te beschadigen. Er mogen evenmin planten worden bijgeplant.
De politie of de aangestelden kunnen bezoekers, die zich niet aan de reglementen houden, de toegang tot het park ontzeggen of ze uit het park zenden.
Artikel 4
Deze parken, speelpleinen en wandelpaden zijn alleen toegankelijk voor voetgangers. Alleen aan de hand geleide rijwielen worden toegelaten behoudens op de daartoe aangelegde of aangeduide fietspaden.
Dit verbod slaat niet op invalidenwagentjes of kinderwagens en kleine fietsen bestemd voor kinderen tot 6 jaar. Uitzondering wordt eveneens gemaakt voor de ceremoniewagens, leveranciers, dienstvoertuigen en voertuigen voor mindervaliden.
Artikel 5
Het is verboden rijwielen te plaatsen tegen bomen, plantsoenen, banken of monumenten.
Artikel 6
De toestellen in de speeltuin en speelweiden zijn voorbehouden aan kinderen tot en met 12 jaar. Het college van burgemeester en schepenen kan specifieke speeltuinen of speelweiden voorbehouden voor welbepaalde leeftijdscategorieën.
Artikel 7
§1. Alle speel- of sporttoestellen mogen enkel gebruikt worden voor de doeleinden waarvoor zij geplaatst werden en de veiligheid van andere gebruikers en/of bezoekers mag niet in het gedrang worden gebracht.
§2. Het gebruik van de toestellen gebeurt op eigen verantwoordelijkheid. Gevaarlijke situaties of schade aan toestellen, welke kan leiden tot gevaarlijke situaties dient onmiddellijk gemeld te worden aan het gemeentebestuur.
§3. Het plaatsen van bijkomende toestellen is onderhevig aan een voorafgaande toestemming van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8
Het is de bezoekers van het park – behoudens toelating van het college van burgemeester en schepenen – verboden:
- dranken te verstrekken of te verkopen;
- onder welke vorm ook, ambulante handel te drijven of reclame te maken in het park;
- drukwerken of geschriften aan te plakken, uit te strooien of uit te delen;
- te zwemmen of te roeien;
- vee te laten grazen;
- zand- of bladgrond uit te graven of weg te voeren;
- strooisel of hout weg te halen;
- er de nacht door te brengen;
- paard te rijden;
- in bomen te klimmen;
- te schaatsen op de vijver;
- elektronisch versterkte geluidsbronnen te gebruiken behoudens voor strikt persoonlijk gebruik
d.m.v. een hoofdtelefoon;
- sportmanifestaties of feestelijkheden in te richten.
Artikel 9
De dieren in het park (ook de broedplaatsen) moeten met rust gelaten worden. Het voederen, loslaten of uitzetten van dieren in een park is behoudens andersluidende toelating verboden.
Artikel 10
Met uitzondering van de gemeente- en hulpdiensten of een toelating van de burgemeester is het verboden met eender welk vaartuig of ander voorwerp de parkvijvers te bevaren.
Artikel 11. Visvijvers
Het is verboden in de park- of visvijver te baden of te zwemmen of er zijn huisdier(en) te laten baden of zwemmen.
Hoofdstuk 2. Kappen van bomen
Artikel 12
Voor de toepassing van dit reglement wordt onder een hoogstammige boom verstaan elke boom die op een hoogte van 1 m een stamomtrek heeft van tenminste 1 m21.
Fruitbomen die deel uitmaken van een professioneel geëxploiteerde boomgaard vallen niet onder de toepassing van dit reglement.
Artikel 13
Onverminderd de wettelijke en decretale bepalingen mag niemand zonder voorafgaandelijke vergunning van het college van burgemeester en schepenen hoogstammige bomen vellen of rooien. Het is tevens verboden bomen op enigerlei wijze te beschadigen of te vernietigen.
In geval van overmacht of indien het geringste uitstel onmiddellijk gevaar oplevert volstaat een eenvoudige mededeling aan de lokale politie. Om dezelfde redenen kunnen de veiligheidsdiensten overgaan of laten overgaan tot het vellen van gevaarlijke bomen.
Artikel 14
De opgelegde passende vervangingsbeplanting mag zonder voorafgaande schriftelijke toelating van het college niet worden verwijderd, noch door om het even welk middel in haar groei worden geremd.
Artikel 15
De gemachtigde ambtenaren van de politie of het gemeentebestuur kunnen mondeling en ter plaatse de staking van werken bevelen, indien deze werden uitgevoerd zonder voorafgaandelijke vergunning. Het bevel moet op straffe van verval binnen de vijf werkdagen door de burgemeester bekrachtigd worden.
Het college van burgemeester en schepenen kan aan de overtreder maatregelen opleggen die voorzien in een passende heraanplanting.
21 Artikel 99, §1, vijfde lid van het decreet van 18 mei 1999 houdende de organisatie van de ruimtelijke ordening
DEEL B4
REGLEMENT GEVELTUINEN
Artikel 1
Voor de aanleg van een geveltuin is een vergunning bij gedoogzaamheid nodig. De dienst Ruimtelijke Ordening & Leefmilieu staat in voor de behandeling van de aanvraag, het College van Burgemeester en Schepenen beslist over het toekennen van de vergunning.
Artikel 2
Een geveltuin wordt gemaakt door het wegnemen van 1 of 2 rijen voetpadtegels voor het eigendom. De weggenomen tegels dienen bewaard te blijven zodat het voetpad bij het eventueel verdwijnen van de geveltuin in zijn oorspronkelijke staat kan worden hersteld.
Artikel 3
De afmetingen van de tegeltuin zijn:
breedte: er moet nog minimum 1,50 meter voetpadbreedte overgelaten worden. lengte: de geveltuin moet op minimum 0,5 meter van de perceelscheiding liggen.
diepte: alle voorzorgen worden genomen om te voorkomen dat ondergrondse leidingen worden beschadigd. Herstel van schade gebeurt op kosten van de aanvrager. Hij is verantwoordelijk voor het aanvragen van informatie betreffende de aanwezigheid van ondergrondse leidingen.
vrije doorgangshoogte: een vrije hoogte van minstens 2,20 meter moet gerespecteerd worden in de obstakelvrije voetpadzone.
Artikel 4
De rand van de geveltuin wordt ofwel vlak, ofwel met een opstaande rand van maximum 10 cm toegelaten. Hiervoor worden bij voorkeur de verwijderde tegels gebruikt.
Artikel 5
De aanvrager verbindt er zich toe de geveltuin goed te onderhouden. Hij is ook verantwoordelijk voor het onderhoud van onkruid of vuil op het voetpad omwille van de geveltuin, op de wijze van een goede huisvader.
Artikel 6
Bij waardevolle gevels kan de aanleg van een geveltuin geweigerd worden.
Artikel 7
De aanvrager neemt er kennis van dat het gemeentebestuur gemachtigd is om de geveltuin te (laten) verwijderen en het voetpad in zijn vroegere staat te herstellen. Het gemeentebestuur kan de kosten hiervan beroepen op de eigenaar van het aanpalende huis.
Artikel 8
De plantkeuze moet van die aard zijn dat deze geen schade kan berokkenen aan medeburgers en boven- en ondergrondse constructies (planten met doornen zijn daarom niet toegelaten).
DEEL B5
REGLEMENT KERMISSEN EN WOONWAGENS
Artikel 1
Het is verboden woonwagens, caravans, mobilhomes en dergelijke gebruikt als permanente huisvesting, al dan niet van hun wielen ontdaan, langer dan 24 uur op het gemeentelijk grondgebied te laten staan.
Artikel 2
De bepalingen van het vorig artikel zijn evenwel niet van toepassing op de wagens van kermis- en foorreizigers of daarmee gelijkgestelden, die tijdelijk in de gemeente verblijven ter gelegenheid van kermissen, jaarmarkten, circussen of andere attracties die door het gemeentebestuur ingericht of toegestaan werden.
Artikel 3
Zonder voorafgaande en schriftelijke toelating van de burgemeester mogen tijdens de periode van de foren en wijkkermissen, geen foor- en kermisinrichtingen op privaat terrein opgesteld worden.
Artikel 4
Bij overtredingen van de bepalingen van dit hoofdstuk kunnen, benevens de toepassing van de voorziene straffen, de voertuigen, woonwagens, caravans of dergelijke, getakeld worden.
DEEL B6
GEMEENTELIJK REGLEMENT TOT ORGANISATIE VAN
KERMISACTIVITEITEN EN AMBULANTE ACTIVITEITEN IN
KERMISGASTRONOMIE
Hoofdstuk 1. Organisatie van kermisactiviteiten en ambulante activiteiten in
kermisgastronomie op openbare kermissen
Artikel 1. Toepassingsgebied
Als kermis wordt beschouwd elke manifestatie ingericht of voorafgaand toegelaten door de gemeente om, op vastgestelde plaatsen en tijdstippen, de uitbaters van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie, die er producten of diensten aan de consument verkopen, samen te brengen.
Als kermisactiviteit wordt beschouwd elke verkoop, te koop aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van diensten aan de consument in het kader van de uitbating van kermisattracties of van vestigingen van kermisgastronomie.
Dit reglement is niet van toepassing op pretparken, noch op vaste kermisattracties. Artikel 2. Gegevens van openbare kermissen
§1. De gemeente richt op het openbaar domein volgende openbare kermissen in: Paaskermis
PLAATS: op en rondom het Marktplein
PERIODE: van woensdag voor het paasweekend tot en met de dinsdag erna PLAN VAN DE STANDPLAATSEN.
§2. Het college van burgemeester en schepenen kan een kermis uitzonderlijk op een andere plaats houden, ze naar en andere periode verschuiven, ze afgelasten of de aanvangs- en sluitingsuren wijzigen.
§3. De standplaatsen ingenomen ter gelegenheid van voornoemde kermissen mogen niet langer bezet worden dan gedurende de in dit artikel vermelde periodes.
§4. Om te kunnen beantwoorden aan de eisen van de hernieuwing van de kermis en om de diversiteit van het aanbod te waarborgen kan het college van burgemeester en schepenen:
1. aan de abonnementhouder toestaan om op zijn abonnementsplaats een andere kermisinstelling te zetten dan diegene die er de voorgaande jaren werden opgesteld, dit met het oog op een verbetering van de kermis of het winnen van ruimte
2. bij de bekendmaking van een vacant gekomen standplaats bepalen welke kermisactiviteit gewenst is.
§5. Het aantal standplaatsen per onderneming is beperkt tot drie. Artikel 3. Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen
De standplaatsen op een openbare kermis worden toegewezen:
§1. Voor kermisattracties en vestigingen van kermisgastronomie met bediening aan tafel:
- aan de houders van een “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor eigen rekening
- aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks bestuur houder van de “machtiging als werkgever inkermisactiviteiten”
Bijkomende voorwaarden:
- uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s
- wanneer het een kermisattractie met voortbeweging van personen, aangedreven door een
niet-menselijke energiebron betreft, de attractie voldoet aan de bepalingen van artikel 10 van het KB van 18 juni 2003 betreffende de uitbating van kermistoestellen
het bewijs dat de uitbating van de kermisattractie met dieren voldoet aan de reglementaire voorschriften betreffende deze materie
- het bewijs dat de vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid
§2 Voor vestigingen van kermisgastronomie zonder bediening aan tafel:
- aan de houders van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten” voor eigen rekening
- aan rechtspersonen door tussenkomst van de persoon verantwoordelijk voor hun dagelijks bestuur houder van de “machtiging als werkgever in ambulanteactiviteiten”
Bijkomende voorwaarden:
- uitbater dient behoorlijk gedekt te zijn door verzekeringspolissen inzake burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s
- het bewijs dat de vestiging en de personen die er werkzaam zijn voldoen aan de reglementaire voorwaarden inzake volksgezondheid
Artikel 4. Verhouding abonnement - losse plaatsen
De standplaatsen op de openbare kermissen worden toegewezen, hetzij voor de duur van de kermis, hetzij per abonnement. Het abonnement is de regel.
De toewijzing voor de duur van de kermis is mogelijk:
- in geval van absolute noodzaak;
- wanneer de verplichtingen onafscheidelijk zijn verbonden aan de hernieuwing van de kermis (bijvoorbeeld introductie van nieuwe attracties).
De standplaatsen per abonnement worden toegewezen aan de uitbater die een zelfde standplaats op een abonnementsplaats heeft verkregen gedurende drie opeenvolgende jaren.
Voor de berekening van de termijn worden de opeenvolgende jaren van verkrijging van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname.
De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van een opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats.
De kermisuitbaters of ambulante handelaars die bij de inwerkingtreding van dit besluit voldoen aan de voorwaarden bepaald in artikel 3 van dit reglement en gedurende drie opeenvolgende jaren een contract hadden, persoonlijk of als gevolg van een overdracht, op een standplaats op de kermis van Wijnegem, bekomen op hun vraag een abonnement voor die standplaats.
Artikel 5. Toewijzingsregels voor standplaatsen op de openbare kermissen
5.1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats
Wanneer een standplaats vrijkomt, zal de burgemeester of zijn afgevaardigde deze vacature bekend maken door publicatie van een kennisgeving.
Deze kennisgeving zal gebeuren door middel van een bericht aangeplakt aan het gemeentelijk infobord en, via de website en via een vaktijdschrift voor foorkramers.
De kandidaturen worden ingediend volgens de voorschriften van art 14, eerste lid van het KB van 24 september 2006 en binnen de termijn voorzien in de kennisgeving van de vacature.
Kandidaturen die hieraan niet voldoen worden niet weerhouden.
5.2. Onderzoek van de kandidaturen
Voor de vergelijking van de kandidaturen onderzoekt de gemeente of voldaan is aan de voorwaarden inzake toewijzing, vermeld in artikel 3 van dit reglement.
De standplaatsen worden toegewezen op basis van één of meer van de volgende criteria :
a) de aard van de attractie of van de vestiging;
b) de technische specificaties van de attractie of van de vestiging;
c) de graad van veiligheid van de attractie of van de vestiging;
d) de aantrekkingskracht van de attractie of van de vestiging;
e) de deskundigheid van de uitbater, van de «aangestelde - verantwoordelijken» en van het tewerkgesteld personeel;
f) desgevallend, de nuttige ervaring;
g) de xxxxx en het zedelijk gedrag van de kandidaat.
Het openen van de kandidaturen, hun vergelijkend onderzoek, de controle van de voorwaarden en de gemotiveerde beslissing tot toewijzing van de standplaats worden opgenomen in een proces-verbaal.
5.3. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaats
De gemeente deelt zowel aan de kandidaat die de standplaats toegewezen kreeg als aan elke niet weerhouden kandidaat de beslissing die hem aanbelangt mee:
- hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding,
- hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding,
- hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding.
Artikel 6. Het register of plan van de toegewezen standplaatsen
Een plan of register wordt bijgehouden waarin voor elke toegewezen standplaats vermeld staat:
a) de situering van de standplaats;
b) de toewijzingsmodaliteiten van de standplaats;
c) de duur van het gebruiksrecht of het abonnement;
d) de naam, voornaam, adres van de persoon aan wie of door tussenkomst van wie de standplaats toegewezen werd;
e) desgevallend, het maatschappelijk doel van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegewezen werd en het adres van haar maatschappelijke zetel van de aangestelde verantwoordelijke;
f) het ondernemingsnummer;
g) de aard van de attractie of van de vestiging die de standplaats inneemt of die op de standplaats toegelaten is;
h) de prijs van de standplaats behalve wanneer deze uniform werd vastgesteld;
i) desgevallend, de identificatie van de overlater en de datum van de overdracht.
Artikel 7. Spoedprocedure
Indien, in de vijftien dagen voorafgaand aan de opening van de kermis, de standplaatsen vacant blijven,
hetzij omdat zij niet konden worden toegewezen na afloop van de gewone procedure (cf. artikel 5 van dit reglement),hetzij omdat ze dit in die tussentijd zijn geworden,hetzij tengevolge van hun niet- bezetting resulterend uit de afwezigheid van hun houder,kan er worden voorzien in een spoedprocedure die als volgt is bepaald:
1° de gemeente raadpleegt de door hem gekozen kandidaten. Hij richt zich, in de mate van het mogelijke, tot verscheidene kandidaten per voorziene standplaats;
2° de kandidaturen worden ingediend hetzij per duurzame drager tegen ontvangstbewijs, hetzij schriftelijk tegen ontvangstbewijs;
3° de gemeente gaat over tot de toewijzing van de standplaatsen overeenkomstig de bepalingen opgenomen in artikel 5.2, eerste en tweede lid van dit reglement;
4° hij stelt een proces-verbaal op dat per vacature of onbezette standplaats de kandidaten vermeldt die hun kandidatuur hebben ingediend;
5° indien meerdere kandidaten naar eenzelfde standplaats dingen, geeft hij in het proces- verbaal de motivatie van zijn keuze aan;
6° hij deelt aan iedere kandidaat, hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding, hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding, hetzij per duurzame drager (bijv. fax of e-mail) met ontvangstmelding, de beslissing mede die hem aanbelangt.
Het plaatsen van uitbaters van kermisattracties of vestigingen waaraan een standplaats werd toegewezen op basis van de spoedprocedure, kan leiden tot aanpassingen aan het plan van de kermis, voor zover deze beperkt blijven en nauwkeurig worden gemotiveerd door de technische noodzakelijkheden van de toevoeging van de nieuwkomers op het kermisterrein. De aanpassingen zullen onderworpen worden aan de goedkeuring van het eerstvolgende college van burgemeester en schepenen.
Artikel 8. Duur abonnement
1° Het abonnement heeft een duur van vijf jaar.
Na afloop wordt het stilzwijgend verlengd behalve in de gevallen bedoeld bij het opschorten (cf. artikel 9 van dit reglement) of het afstand doen van het abonnement (cf. artikel 10 van dit reglement).
2° De houder van het abonnement kan, op gemotiveerd verzoek, het abonnement voor een kortere duur verkrijgen. Deze aanvraag wordt ingewilligd bij de stopzetting van de activiteiten aan het einde van de loopbaan.
Indien zij omwille van andere motieven aangevraagd wordt, hangt ze af van de beoordeling van het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 9. Opschorten abonnement
De houder van het abonnement kan het abonnement opschorten wanneer: 1° hij tijdelijk ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen:
- door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest,
- door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond.
De opschorting gaat onmiddellijk na de bekendmaking van de tijdelijke ongeschiktheid in en houdt op bij het einde van de kermis.
Indien de opschorting één jaar overschrijdt moet zij minstens dertig dagen voor het begin van de kermis hernieuwd worden.
2° hij over een abonnement beschikt voor een andere kermis die op hetzelfde ogenblik plaats heeft.
De opschorting moet worden bekend gemaakt tenminste drie maanden voor de begindatum van de kermis. Zij mag geen drie opeenvolgende jaren overschrijden.
De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voortkomen.
De vraag tot opschorting dient te gebeuren:
- hetzij bij ter post aangetekend schrijven met ontvangstmelding,
- hetzij bij persoonlijk overhandigde brief tegen ontvangstmelding,
- hetzij per duurzame drager (fax of e-mail) met ontvangstmelding.
Artikel 10. Afstand van het abonnement
De houder van het abonnement kan van het abonnement afstand doen:
- ten allen tijde mits een opzegtermijn van tenminste drie maanden.
- indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 9 1° van dit reglement. De opzegging gaat in bij de bekendmaking van de ongeschiktheid.
De houder kan een vervroegde beëindiging van zijn abonnement aanvragen voor andere motieven. De beslissing om gevolg aan deze aanvraag te geven hangt af van de beoordeling van het college van burgemeester en schepenen.
De rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent, kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg, afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was.
Artikel 11. Schorsing en opzegging van het abonnement
De gemeente kan het abonnement intrekken of opschorten:
1° hetzij omdat de titularis van de standplaats niet langer voldoet aan de wettelijke verplichtingen betreffende de uitoefening van kermisactiviteiten of aan deze die van toepassing zijn op de betrokken attractie of vestiging,
2° hetzij om reden van niet naleving van dit reglement.
3° hetzij bij niet betaling van de standplaatsvergoeding en/of zijn verbruik bij aansluiting op de gemeentelijke foorborn.
Artikel 12. Overdracht standplaats
De overdracht van een standplaats is toegelaten wanneer:
1) De houder van een standplaats op een openbare kermis de uitbating van zijn attractie(s) of zijn vestiging(en) stopzet;
2) de houder van een standplaats overlijdt. Zijn rechthebbenden kunnen zijn standplaats overlaten.
In beide gevallen is overdracht slechts mogelijk op voorwaarde dat
- de overnemer(s) de attractie(s) of vestiging(en) uitgebaat op de overgedragen standplaatsen overneemt;
- de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot het toewijzen van een standplaats op de kermis (cf. artikel 3 van dit reglement).
- de gemeente vastgesteld heeft dat de overnemer voldoet aan de voorwaarden tot overdracht. Artikel 13. Inname standplaatsen
13.1. De standplaatsen kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door :
1) de personen aan wie standplaats toegewezen is (cf. art. 3 van dit reglement) houders “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten””
2) de verantwoordelijke van het dagelijks bestuur van een rechtspersoon aan wie de standplaats is toegewezen, houder van de “machtiging als werkgever inkermisactiviteiten”
3) de echtgenoot of echtgenote of wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie
de standplaats werd toegewezen, houders van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening
4) de feitelijke vennoten van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houders van de “machtiging als werkgever in kermisactiviteiten” voor de uitoefening van de kermisactiviteit voor eigen rekening
5) de personen die beschikken over de “machtiging als aangestelde-verantwoordelijke in kermisactiviteiten” die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de personen bedoeld in 1) tot en met 4)
6) aangestelden die de kermisactiviteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de personen bedoeld in 1) tot en met 4) onder het gezag en in aanwezigheid van deze of van een persoon bedoeld in 5)
De personen bedoeld in 2) tot en met 5) kunnen deze standplaatsen innemen voor zover hun machtiging geldig is voor de attractie of vestiging die erop uitgebaat worden.
Zij kunnen deze standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
13.2. De standplaatsen voor een ambulante activiteit in kermisgastronomie zonder bediening aan tafel kunnen ingenomen worden door :
1) de personen aan wie de standplaats toegewezen is (cf. art. 3 van dit reglement) houders “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten””
2) de verantwoordelijke voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de standplaats is toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever in ambulante activiteiten”
3) de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
4) de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
5) door de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een “machtiging als aangestelde B”, die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in 1) tot en met 4)
6) door de personen vrijgesteld van de machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten (KB art.2,§3) in een vestiging kermisgastronomie zonder bediening aan tafel, in aanwezigheid en onder het gezag van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als werkgever” of van de houder van de “machtiging ambulante activiteiten als aangestelde A of B”
De personen opgesomd in 2) tot en met 5) kunnen de standplaatsen innemen buiten de aanwezigheid van de personen aan wie of door middel van wie ze werden toegewezen.
Hoofdstuk 2. Organisatie van kermisactiviteiten op de openbare plaats buiten openbare
kermissen
Artikel 14. Toepassingsgebied
14.1. Op aanvraag van een kermisuitbater
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het openbaar domein buiten de openbare kermissen om een kermisattractie of vestiging van kermisgastronomie met bediening aan tafel uit te baten dient dit voorafgaand aan te vragen bij de gemeente.
14.2. Van uit de gemeente
Wanneer de gemeente een standplaats op het openbaar domein wenst toe te kennen, wordt de procedure zoals omschreven in artikel 5 van Afdeling 1 van dit reglement gevolgd.
Artikel 15. Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen
De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 3) en innemen van de standplaatsen op de openbare kermissen (cf. supra Afdeling 1 artikel 13) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen.
Artikel 16. Duur machtiging
De machtiging wordt door de gemeente toegekend hetzij voor een bepaalde periode hetzij per abonnement zoals bepaalt in artikel 8 van dit reglement.
Een abonnement kan toegekend worden van zodra de kermisuitbater een zelfde standplaats heeft verkregen gedurende drie opeenvolgende jaren. Voor de berekening van de termijn, worden de opeenvolgende jaren van verkrijging van de standplaats door de overlater verrekend in het voordeel van de overnemer, op voorwaarde dat er geen onderbreking was bij de overname.
De regel van drie jaar geldt niet wanneer de standplaats werd verkregen naar aanleiding van een opschorting van het abonnement. Deze beperking is echter niet van toepassing op de persoon die daarna de nieuwe overnemer is geworden van de standplaats.
Hoofdstuk 3. Algemeen
Artikel 17.
De personen belast met de praktische organisatie van de openbare kermissen en de kermisactiviteiten op het openbaar domein, hiertoe aangesteld door de burgemeester, zijn afgevaardigde of de concessionaris zijn gemachtigd om de documenten vermeld in Afdeling 1, artikel 3 van dit reglement te controleren .
Artikel 18.
Tenzij de wet betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante en kermisactiviteiten en haar uitvoeringsbesluiten in uitsluitend andere maatregelen voorzien in geval van niet naleving van de verplichtingen die op de kermisuitbater rusten en onverminderd de sanctieregeling voorzien in het politiereglement van de gemeente Wijnegem, kunnen inbreuken op dit reglement en onder meer de niet naleving van de gemeentelijke ambtenaren leiden tot:
- een tijdelijk verbod een standplaats in te nemen
- de schorsing van het abonnement op een standplaats
- de opzegging van een abonnement op een standplaats
- bij besluit van het college van burgemeester en schepenen na herhaalde vaststellingen en mondelinge en/of schriftelijke waarschuwingen. Betrokkene wordt de mogelijkheid gegeven vooraf gehoord te worden
DEEL B7
REGLEMENT M.B.T. AMBULANTE ACTIVITEITEN OP DE OPENBARE
MARKTEN EN OP DE OPENBARE PLAATS
TITEL 1. ORGANISATIE VAN AMBULANTE ACTIVITEITEN OP DE OPENBARE MARKTEN
Gegevens van openbare markten (wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van
Artikel 1.
ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art. 8 §2)
openbare markten
De gemeente richt op het openbaar domein volgende in :
MARKT : Wekelijkse markt PLAATS : Marktplein
DAG : vrijdag
UUR : 7u30 tot 13u
Er wordt geen wekelijkse openbare markt gehouden als de vrijdag een feestdag is. SPECIALISATIE (productcategorieën en eventuele quota) :
wekelijkse openbare markt voor voeding en textielwaren Bloemen: 10 %
Voeding: 50 %
Textiel: 20%
Allerlei: 20 %
PLAN VAN DE STANDPLAATSEN.
De gemeenteraad vertrouwt aan het college van burgemeester en schepenen de bevoegdheid toe om de markten in te delen en wijzigingen op te nemen. Het college zal voor elke standplaats de ligging, de grootte en het gebruik bepalen.
Een overlegorgaan om de markt te ondersteunen, wordt opgericht en bestaat uit:
1. afvaardiging markthandelaren
2. ambtenaar Economie
3. schepen Economie
4. marktleider
5. afvaardiging Raad voor Lokale Economie
Hoofdstuk 1.: Toewijzing standplaatsen
Artikel 2. Voorwaarden inzake toewijzing standplaatsen (wet van 25 juni 1993 betreffende de
uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art. 8 §2, art. 10 §1 en KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 25)
Een standplaats op de openbare markt kan enkel toegewezen worden aan :
- de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen houders van een “machtiging als werkgever”
- rechtspersonen die dezelfde activiteit uitoefenen. De standplaatsen worden toegekend door tussenkomst van een persoon verantwoordelijk voor het dagelijks bestuur van de vennootschap die houder is van de “machtiging als werkgever”
- de verantwoordelijken van verkoopacties zonder commercieel karakter, hiervoor toegelaten overeenkomstig artikel 7 van voornoemd KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten, gewijzigd door BVR van 21 april 2017.
Teneinde de diversiteit van het aanbod te waarborgen, is het aantal standplaatsen per onderneming beperkt tot 1 (wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art. 8).
Artikel 3. Verhouding abonnementen – losse plaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de
uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 23)
De 30- met op termijn een vermindering tot 29 om de ganse parking op het Marktplein te vrijwaren- standplaatsen op de openbare markt worden toegewezen:
- hetzij per abonnement (maximum 95 % van het totaal aantal standplaatsen) EN
- hetzij van dag tot dag (minimum 5 % van het totaal aantal standplaatsen)
- een standplaats wordt bepaald door het aantal lopende meter
Standplaatsen die het voorwerp zijn van een abonnement maar bij de aanvang van de markt niet zijn ingenomen, kunnen die dag ter beschikking worden gesteld van andere geïnteresseerde handelaars.
Artikel 4. Toewijzingsregels losse plaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art 27, gewijzigd door BVR)
De toewijzing van losse plaatsen gebeurt steeds door de marktleider op basis van specialisatie en toegestane quota, volgens chronologische volgorde van aankomst op de markt.
Wanneer de volgorde van aankomst op de markt tussen twee of meerdere kandidaten niet kan uitgemaakt worden, gebeurt de toekenning van de standplaats bij loting.
Standplaatsen die het voorwerp zijn van een abonnement maar bij de aanvang van de markt niet zijn ingenomen, kunnen die dag ter beschikking worden gesteld van andere geïnteresseerde handelaars.
De houder van de machtiging als werkgever moet bij de toewijzing van de standplaats aanwezig zijn.
Artikel 5. Toewijzingsregels per abonnement op de openbare markten
5.1. Vacature en kandidatuurstelling standplaats per abonnement (KB van 24 september 2006
betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 28 & 30, gewijzigd door BVR)
Wanneer een standplaats, die per abonnement toegewezen wordt, vrijkomt, gaat de gemeente na of er een geschikte kandidaat is in het register van kandidaturen, zoals omschreven in 5.2.
Als het register geen geschikte kandidaat bevat, wordt een vacature bekendgemaakt door publicatie van een kennisgeving. Deze bekendmaking vermeldt de specialisatie (waarnaar het college van burgemeester en schepenen op zoek is en die beantwoordt aan de behoeften van de bevolking) voorzien in het plan.
Deze kennisgeving zal minimaal gebeuren door middel van een bericht met duidelijke vermelding van de einddatum via de website (xxx.xxxxxxxx.xx), en het gemeentelijk infobord.
De kandidaturen kunnen ingediend worden binnen een termijn van 30 dagen na publicatie:
- per mail
- per post, postdatum geldt als indieningsdatum
- per aangetekende zending.
5.2. Register van de kandidaturen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 31, gewijzigd door BVR)
Alle kandidaturen worden naargelang hun ontvangst (chronologisch) bijgehouden in een register van kandidaturen. Deze kandidaturen worden geklasseerd :
- eerst volgens categorie zoals bepaald in punt 5.3;
- dan volgens de gevraagde standplaats en specialisatie
- tenslotte volgens datum (overhandiging, indiening bij de post, ontvangst per mail). Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit register steeds geraadpleegd worden.
Jaarlijks moeten de kandidaten opgenomen in het register hun kandidatuur bevestigen om in het register opgenomen te blijven.
5.3. Volgorde van toekenning standplaatsen op basis van register (KB van 24 september 2006
betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 29 en 31, gewijzigd door BVR)
Bij het vacant komen van een standplaats per abonnement zullen met het oog op de toekenning ervan, de kandidaturen als volgt geklasseerd worden in het register van kandidaturen :
1. personen die een standplaats vragen als gevolg van de opheffing ervan die ze op één van de markten van de gemeente innamen of aan wie de gemeente een vooropzeg heeft gegeven omwille van definitieve opheffing van de markt of een deel van de standplaatsen ;
2. personen die een uitbreiding van hun standplaats vragen;
3. personen die een wijziging van hun standplaats vragen;
4. de externe kandidaten.
De standplaatsen worden binnen elke categorie, in voorkomend geval, volgens de gevraagde standplaats en specialisatie en tenslotte volgens datum chronologisch geordend.
Wanneer twee of meerdere aanvragen behorend tot dezelfde categorie tezelfdertijd ingediend worden, wordt als volgt voorrang gegeven :
A. voorrang wordt gegeven (uitgezonderd de categorie externe kandidaten) aan de aanvrager die de hoogste anciënniteit op de markten van de gemeente heeft; wanneer de anciënniteit niet kan vergeleken worden, wordt de voorrang bepaald bij loting;
B. voor de externe kandidaten wordt de voorrang bepaald bij loting.
5.4. Bekendmaking van de toewijzing van de standplaatsen per abonnement (KB van 24 september
2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 33)
De toewijzing van de standplaats wordt bekend gemaakt aan de aanvrager :
- bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs;
- of door overhandiging van een brief tegen ontvangstbewijs;
- of bij elektronische post met ontvangstbewijs.
5.5. Het register van de standplaatsen toegewezen per abonnement (KB van 24 september 2006
betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 34, gewijzigd BVR)
Een plan en/of register wordt bijgehouden waarin voor elke standplaats toegewezen per abonnement vermeld staat :
- de naam, voornaam, het adres van de persoon aan wie of door wiens tussenkomst de standplaats werd toegekend;
- in voorkomend geval, de handelsnaam van de rechtspersoon aan wie de standplaats toegekend werd en het adres van haar maatschappelijke zetel;
- het ondernemingsnummer;
- de producten en/of diensten die te koop aangeboden worden;
- de datum van de toewijzing van de standplaats en de duur van het gebruiksrecht;
- indien de activiteit seizoensgebonden is, de periode van activiteit;
- de prijs van de standplaats, behalve indien deze op een uniforme wijze vastgelegd is (via retributiereglement);
- desgevallend, de naam en het adres van de overlater en de datum van de overdracht.
Overeenkomstig het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur kan dit plan of register steeds geraadpleegd worden.
Hoofdstuk 2. Abonnementen
Artikel 6. Periodiciteit van abonnement (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 32 en 37, gewijzigd door BVR)
De abonnementen worden toegekend voor de duur van 12 maanden.
Na verloop van deze termijn worden zij stilzwijgend verlengd behoudens anders bepaald door de aanvrager (cf. artikel 7 en 8 van onderhavig marktreglement) en behoudens intrekking bij aangetekend schrijven door het gemeentebestuur in de gevallen bepaald in artikel 9 van onderhavig marktreglement.
Artikel 7. Opschorting abonnement (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 32, gewijzigd door BVR)
De houder van een abonnement kan het abonnement opschorten voor een voorziene periode van tenminste een maand wanneer hij ongeschikt is zijn activiteit uit te oefenen:
- door ziekte of ongeval op grond van een medisch attest
- door overmacht op een verantwoorde wijze aangetoond.
De opschorting gaat in de dag waarop de gemeente op de hoogte gebracht wordt van de ongeschiktheid en houdt op ten laatste vijf dagen na de melding van het hernemen van de activiteiten. Na afloop van de opschorting krijgt de geabonneerde zijn standplaats terug.
De opschorting impliceert de opschorting van de wederzijdse verplichtingen die uit de overeenkomst voorkomen.
Gedurende de periode van opschorting kan de standplaats toegewezen worden als losse plaats, waarbij geen rekening gehouden wordt met de specialisatie van het register (van abonnementen).
Artikel 8. Afstand van het abonnement (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 32, gewijzigd door BVR)
De houder van een abonnement kan afstand doen van het abonnement
- bij de vervaldag van het abonnement mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen
- bij stopzetting van de ambulante activiteiten mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen
- indien hij definitief ongeschikt is om zijn activiteit uit te oefenen omwille van redenen vermeld in artikel 7 van dit reglement. In dit geval is geen vooropzeg nodig.
- op ieder ogenblik mits een opzegtermijn van tenminste 30 dagen.
De rechthebbenden van de natuurlijke persoon die voor eigen rekening zijn activiteit uitoefent kunnen bij zijn overlijden, zonder vooropzeg afstand doen van het abonnement waarvan hij de houder was.
De aanvragen van opschorting, herneming of opzegging van een abonnement worden betekend volgens één van de vermelde modaliteiten:
- bij per post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs
- overhandiging tegen ontvangstbewijs
- op email tegen ontvangstbewijs.
Artikel 9. Schorsing en opzegging van abonnement door de gemeente (KB van 24 september 2006
betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 32 laatste lid, gewijzigd door BVR)
Het abonnement zal door de burgemeester geschorst of ingetrokken worden in volgende gevallen:
- bij niet of niet tijdige betaling standplaatsvergoeding
- bij afwezigheid gedurende vier opeenvolgende weken zonder de marktleider vooraf of tijdens zijn eerste week van afwezigheid ervan op de hoogte te stellen. Worden als gewettigd afwezig beschouwd : jaarlijks verlof (4 vrijdagen / jaar), ziekte (mits voorlegging doktersattest), herstelling wagen/kraam ( mits voorlegging herstelfactuur).
- bij overdracht van een abonnement aan een derde zonder te voldoen aan voorwaarden bepaald in artikel 14 van onderhavig gemeentelijk reglement
- wanneer andere waren verkocht worden dan diegene vermeld op zijn abonnement
- bij het herhaaldelijk (zijnde 3 keer) niet respecteren van de instructies van de marktleider.
De beslissing tot schorsing of opzegging wordt betekend bij een ter post aangetekend schrijven met ontvangstbewijs of email tegen ontvangstbewijs.
Artikel 10. Vooropzeg vanuit de gemeente (Wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van
ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art. 8 § 2, gewijzigd door decreet)
Wanneer een deel van de markt of alle standplaatsen definitief worden opgeheven, geldt een termijn van vooropzeg aan de houders van een standplaats per abonnement van ten minste 6 maanden. In gevallen van absolute noodzakelijkheid kan hier van afgeweken worden. De minimumtermijn kan dan ingekort worden.
Deze personen krijgen voorrang bij het toekennen van een vacante standplaats per abonnement (cf. artikel 5.3).
Artikel 11. Inname standplaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 26, gewijzigd door BVR)
De standplaatsen op de openbare markt kunnen ingenomen worden door:
A. de natuurlijke personen die voor eigen rekening een ambulante activiteit uitoefenen, houder van een “machtiging als werkgever”, aan wie een standplaats is toegewezen;
B. de verantwoordelijke(n) voor het dagelijks bestuur van een rechtspersoon, aan wie de standplaats is toegewezen, houder(s) van een “machtiging als werkgever”;
C. de feitelijke venno(o)t(en) van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
D. de echtgenoot of echtgenote en wettelijk samenwonende van de natuurlijke persoon aan wie de standplaats werd toegewezen, houder van een “machtiging als werkgever” voor de uitoefening van een ambulante activiteit voor eigen rekening;
E. door de personen die beschikken over een “machtiging als aangestelde A” of een “machtiging als aangestelde B”, die een ambulante activiteit uitoefenen voor rekening of in dienst van de natuurlijke persoon of rechtspersoon bedoeld in A. tot D.;
F. De personen die verkopen realiseren zonder commercieel karakter binnen het kader van de acties bedoeld in artikel 7 van voornoemd BVR van 21 april 2017, kunnen een standplaats innemen, toegewezen aan de verantwoordelijke van de actie. Desgevallend kunnen zij deze innemen buiten de aanwezigheid van deze.
De personen opgesomd in B. tot E. kunnen de standplaatsen innemen, toegewezen of onderverhuurd aan de natuurlijke persoon of rechtspersoon voor wiens rekening of in wiens dienst zij de activiteit uitoefenen, buiten de aanwezigheid van de persoon aan wie of door middel van wie de standplaats werd toegewezen of onderverhuurd.
Artikel 12. Overdracht standplaats (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 35, gewijzigd door BVR)
De overdracht van een standplaats is toegelaten onder de volgende voorwaarden:
A. indien de overnemer(s) houder(s) zijn van een machtiging tot het uitoefenen van ambulante activiteiten als werkgever
B. en de specialisatie van de overlater voortgezet wordt op de overgedragen standplaats. Een eventuele wijziging van de specialisatie KAN aangevraagd worden per aangetekend schrijven bij het college van burgemeester en schepenen.
C. binnen het eerste jaar kan de standplaats NIET opnieuw overgedragen worden, behalve na expliciete goedkeuring van het college van burgemeester en schepenen
D. de onderneming van de overnemer mag door de overname over niet meer dan 1 standplaats beschikken (cf. art. 2).
De overdracht is geldig voor de resterende geldigheidsduur van het abonnement van de overlater. Ingeval van overdracht wordt het abonnement eveneens stilzwijgend vernieuwd.
De inname van de overgedragen standplaats is pas toegelaten als de gemeente heeft vastgesteld dat :
1. de overnemer beschikt over een machtiging tot uitoefening van ambulante activiteiten om dezelfde specialisatie als de overlater of de specialisaties die toegelaten zijn door de gemeente, uit te oefenen.
2. als het aantal toegestane standplaatsen per onderneming van de overnemer niet overschreden wordt.
Artikel 12A. Korting voor abonnementshouders en behalen van aanwezigheiddsquorum
Abonnementshouders krijgen volgende korting op hun abonnementsgeld volgens volgende regel:
Meer dan 90% van de weken aanwezig op de markt | 40% korting op het abonnementsgeld |
Tussen de 80% en de 90 % van de weken aanwezig op de markt | 20% korting op het abonnementsgeld |
Nieuwe standhouders en nieuwe marktkramers krijgen het eerste jaar volgende korting | 1e kwartaal 5%, 2e kwartaal 10%, 3e kwartaal 15%, 4e kwartaal 20% korting |
Hoofdstuk 3 : Afspraken van inwendige orde op de openbare markt
Artikel 13: Opstellen van kramen
1. Het opstellen van tenten, kramen en goederen mag pas aanvangen om 6u30 op de marktdag zelf. Het zicht op uitstalramen van winkels en magazijnen, alsmede de toegangen tot de huizen moet te allen tijde vrij blijven. De standplaatsen moeten voor 7.30 uur worden ingenomen. Luifels mogen slechts een half uur voor de aanvang van de markt worden geopend.
2. Alle verkoop voor 7.30 uur is verboden. Een markthandelaar mag al wachtende klanten nog bedienen tot uiterlijk 30 minuten na het officiële einduur van de markt.
3. Een uur na het einde van de markt moet de marktplaats ontruimd zijn. De markthandelaar draagt de verantwoordelijkheid alle voorzorgen te nemen opdat dit kan gebeuren zonder lawaai- of milieuhinder.
4. Elke deelnemer en zijn personeel zijn verantwoordelijk voor de reinheid van zijn standplaats en de helft van de aanpalende wandelwegen.
a. De markthandelaar moet bij het einde van de markt alle bedrijfsafval afkomstig van of voortvloeiend uit verhandelingen van koopwaar, die op de betrokken markt plaatsvonden, verwijderen en meenemen.
b. De kramen of wagens moeten altijd zodanig zijn dat er geen vloeistoffen op de grond lopen. Kosten voor het reinigen van de marktplaats ten gevolge van gelekte stoffen zullen worden opgekuist door een door de gemeente aangestelde firma en worden verhaald op de markthandelaar.
5. De voertuigen waarmee kramen, tenten en goederen worden aangevoerd moeten onmiddellijk worden gelost en moeten voor 8u van de marktplaats worden verwijderd op de vastgelegde parkeerplaatsen. De voertuigen voor het opladen van kramen, tenten en goederen mogen niet terug op de marktplaats worden gebracht voor het einde van de markt, behoudens toelating van de marktleider of zijn vervanger.
6. De kramen en winkelwagens worden opgesteld op aangifte van de marktleider. Het is verboden het verkeer van voetgangers te hinderen in de hun voorbehouden doorgangen door voorwerpen te plaatsen, te hangen of achter te laten. Het is verboden in de gangen tussen de kramen, een rijwiel, bromfiets of motorfiets te besturen.
7. §1 Voor de voertuigen van de hulpdiensten moet altijd een vrije doorgang van vier meter breed en vier meter hoog gegarandeerd worden, zodat deze voertuigen de aangrenzende bebouwing kunnen bereiken.
§2 Als de openbare weg smaller is dan vier meter, moet de volledige breedte als vrije doorgang behouden blijven. Deze vrije doorgang mag niet verder dan tien meter verwijderd zijn van de gevellijn van de aangrenzende gebouwen.
§3 Als er rijen gevormd worden door een aaneenschakeling van kramen moeten deze rijen minstens elke 30 meter onderbroken worden door een vrije doorgang met een minimumruimte van 1,2 meter.
§4 Geen enkel kraam maf zich verder bevinden dan zestig meter van een plaats waar de voertuigen van de hulpdiensten zich kunnen opstellen.
8. Kramen waarin warme gerechten bereid worden (voorbeeld: hamburger- en hotdogkramen, braadkippenkramen, kebabkramen, frituren en barbecuestands), moeten gemakkelijk bereikbaar zijn voor de voertuigen van de hulpdiensten.
9. De ondergrondse en bovengrondse watermonden moeten altijd vrij zijn en goed bereikbaar blijven voor de hulpdiensten. Het is verboden om op een afstand van minder dan één meter van de watermonden een voorwerp te plaatsen dat niet onmiddellijk, eenvoudig en volledig verplaatst kan worden.
10. De kramen en winkelwagens moeten op aangeven van de marktleider op hun toegewezen perceel worden geplaatst zo dat de uitgestalde koopwaar niet buiten de scheidingslijn tussen de percelen en de doorgang van het publiek uitsteekt. Uitzondering wordt gemaakt voor een luik of gedeelte van een kraam dat kan worden beschouwd als afdak, onder voorwaarde dat het zich ten minste 2 meter boven de grond bevindt, dat er geen koopwaar wordt aan bevestigd en dat het te allen tijde onmiddellijk kunnen worden gesloten.
11. De markthandelaars mogen zich niet verzetten tegen een door de bevoegde ambtenaren uitgevoerde controle.
12. Elke handeling in de uitstalling van goederen met het inzicht de koper te bedriegen of te misleiden, is verboden. De marktleider mag de toegang tot de markt tijdelijk of definitief verbieden aan handelaars die voor verkoop van vervalste waren of wegens bedrieglijke handelingen inzake handel zijn gestraft.
13. Het is de markthandelaars verboden de vrijheid van verkoop te hinderen of de orde te verstoren of het publiek lastig te vallen.
14. Het is aan de leurders verboden tijdens de uren van de markt op de markt rond te gaan. Zij moeten zich op minstens 100 m van de marktplaats verwijderd houden. Xxxxxxxxx, kansspelen, fakirs, waarzeggers, profeten/promoters of predikers van geloofsovertuigingen e.d. worden niet toegelaten.
15. Behoudens toelating van de burgemeester of zijn plaatsvervanger is het verboden gebruik te maken van geluidsversterkers of andere lawaai makende toestellen die storend zijn. Het is verboden buiten het kraam reclame aan te brengen bij middel van affiches, ballonnetjes of andere voorwerpen.
16. Het gebruik van elektriciteit moet gebeuren met materiaal conform de wetgeving.
17. Het gebruik van gastoestellen moet gebeuren conform de wettelijke voorschriften.
18. Het is niet toegelaten verbrandingsmotoren te gebruiken, tenzij de elektriciteitsvoorziening op de marktplaats het laat afweten.
19. §1 Alle kramen moeten minstens in het bezit zijn van één snelblustoestel (met een capaciteit van minstens één bluseenheid), aangepast aan de aard en de grootte van het risico. In functie van het brandrisico kan de brandweer opleggen dat een kraam bijkomende en/of bijzondere blusmiddelen moet bezitten.
§2 De blusmiddelen moeten bedrijfsklaar zijn. Zij moeten goed zichtbaar en gemakkelijk bereikbaar worden opgesteld. De blusmiddelen moeten, indien mogelijk, worden xxxxxxxxxx.Xx plek waar ze hangen, moet duidelijk aangeduid zijn door de juiste pictogrammen.
§3 Elke frituurpan en elk bak- en braadtoestel moet voorzien zijn van een metalen deksel. Ook moet een voldoende groot branddeken in de buurt aanwezig zijn.
§4 Elke marktkramer of medewerker moet deze blusmiddelen kunnen gebruiken en kunnen ingrijpen bij het minste gevaar.
§5 Elke marktkramer moet een keuringsattest van de blusmiddelen kunnen voorleggen dat niet ouder is dan 12 maanden.
20. Het is verboden pinnen of andere scherpe voorwerpen in de grond te slaan. Voor het vastmaken van de kramen of dekzeilen moeten gewichten of andere methodes worden gebruikt. Het is verboden de aankleding van de marktplaats op enigerlei wijze te beschadigen. De markthandelaar zal aansprakelijk worden gesteld voor de door hem aangebrachte schade.
21. De markthandelaar die bij eerste verzoek van de politie of de daartoe aangestelde afgevaardigde van de burgemeester, het bewijs van betaling niet wil of kan vertonen, wordt beschouwd als niet te hebben betaald en zal onmiddellijk het verschuldigde bedrag moeten betalen.
22. Iedereen die van de gemeente toelating kreeg om deel te nemen aan het marktgebeuren, heeft de verplichting op een positieve manier bij te dragen tot een vlot verloop en hinder te vermijden.
23. De richtlijnen van de marktleiding moeten strikt opgevolgd worden. Deelnemers kunnen eventuele klachten of vermeende onrechtvaardigheden schriftelijk overmaken aan het college van burgemeester en schepenen.
24. Bij niet naleving van het huidig reglement of bij weigering zich te schikken naar de bevelen van de burgemeester of zijn aangestelde, kunnen de markthandelaars, bij beslissing van de burgemeester of zijn aangestelde, het recht worden ontzegd hun standplaats opnieuw in te nemen. Bij ernstige inbreuken kunnen zij onmiddellijk door de burgemeester van de markt worden verwijderd.
25. Aan elke markthandelaar die een vaste standplaats heeft of verwerft, wordt een afschrift van onderhavig reglement verstrekt. Elke belanghebbende kan onderhavig reglement steeds inzien op het gemeentesecretariaat en de website van het lokaal bestuur van Wijnegem.
26. De marktkramers zijn verantwoordelijk voor de veiligheid in en rond hun kraam of winkelwagen.
27. De marktkramers moeten een verzekering afsluiten tot dekking van hun burgerlijke aansprakelijkheid uit hoofde van brand of ontploffing.
28. Voor alle niet voorziene gevallen of in geval van betwisting, beslist de burgemeester binnen de perken van zijn wettelijke bevoegdheid.
TITEL 2
ORGANISATIE VAN AMBULANTE ACTIVITEITEN OP HET OPENBAAR DOMEIN
BUITEN DE OPENBARE MARKTEN
Hoofdstuk 1. Plaatsen op het openbaar domein waar de ambulante activiteit mag
plaatsvinden zijn vooraf bepaald.
Artikel 14. Toepassingsgebied (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie
van ambulante activiteiten art. 42 §1)
Op volgende plaatsen is de uitoefening van ambulante activiteiten toegelaten na een voorafgaande machtiging van de gemeente :
PLAATS Bijkhoevelaan: 1 plaats DAG dinsdag tot en met vrijdag UUR 9:00 – 16.00
SPECIALISATIE voeding
PLAATS Marktplein: 1 plaats DAG zaterdag
UUR 8:00 – 13:00
SPECIALISATIE voeding
PLAATS Marktplein: 1 plaats DAG donderdag
UUR 14:00-19:30
SPECIALISATIE voeding
Teneinde de diversiteit van het aanbod te waarborgen, is het aantal standplaatsen per onderneming beperkt tot 1.
De bezettingsmodaliteiten kunnen op eenvoudige vraag bekomen worden bij de gemeente.
Artikel 15. Voorafgaande machtiging (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en
organisatie van ambulante activiteiten art. 38)
15.1. Aanvraag machtiging
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere van de vermelde plaatsen in artikel 14 om ambulante activiteiten uit te oefenen moet voldoen aan de voorwaarden vermeld in artikel 2 van dit reglement en is onderworpen aan een voorafgaande machtiging. Deze machtiging moet voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit aangevraagd worden bij de gemeente (contactgegevens vermelden).
De aanvrager moet ook vermelden op welke specifieke plaats(- en) hij ambulante activiteiten wenst uit te oefenen.
15.2. Beslissing machtiging (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 42, gewijzigd door BVR)
In geval van positieve beslissing verkrijgt de aanvrager een machtiging met daarin vermeld:
- identiteit van de aanvrager
- de aard van de producten of diensten die hij gemachtigd is te verkopen
- de plaats
- de datum en duur van de verkoop.
De gevraagde machtiging kan geweigerd worden omwille van één of meerdere van onderstaande redenen:
- redenen van openbare orde en veiligheid
- redenen van volksgezondheid
- bescherming van de consument
- wanneer de machtiging ambulante handel en bijbehorende documenten niet in orde zijn
- de modaliteiten van het gemeentelijk reglement niet gerespecteerd worden.
De gemeente zal deze reden(-en) objectief en grondig motiveren in zijn kennisgeving van de negatieve beslissing aan de aanvrager en verwijst tevens naar rechtsmiddelen inzake beroep.
Artikel 16. Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 40 en 41)
De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 2) en innemen van de standplaatsen op de openbare markt (cf. supra Afdeling 1 artikel 11) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen.
Artikel 17. Toewijzingsregels losse standplaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 42 §2)
De toewijzing van losse plaatsen gebeurt volgens de chronologische volgorde van aanvragen en desgevallend in functie van de gevraagde plaats en specialisatie.
Wanneer twee of meerdere aanvragen voor standplaatsen gelijktijdig ingediend worden, gebeurt de toewijzing via loting.
Artikel 18. Toewijzingsregels per abonnement
Hier gelden dezelfde regels als voor de openbare markten (cf. supra).
Hoofdstuk 2. Plaatsen op het openbaar domein waar de ambulante activiteit mag
plaatsvinden zijn vooraf bepaald.
Artikel 19. Toepassingsgebied (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 43, gewijzigd door BVR)
Eenieder die een standplaats wenst in te nemen op één of meerdere plaatsen van het openbaar domein buiten de openbare markten om ambulante activiteiten uit te oefenen, moet dit voorafgaand aanvragen bij de gemeente.
Artikel 20. Voorafgaande machtiging
20.1. Aanvraag machtiging (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 43, gewijzigd door BVR)
Om een standplaats in te nemen zoals vermeld in artikel 19 moet voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in artikel 2 en dient men te beschikken over een machtiging. Deze machtiging moet voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit aangevraagd worden bij de gemeente (contactgegevens vermelden).
20.2. Beslissing machtiging
In geval van positieve beslissing verkrijgt de aanvrager een machtiging met daarin vermeld:
- identiteit van de aanvrager
- de aard van de producten of diensten die hij gemachtigd is te verkopen
- de plaats
- de datum en duur van de verkoop
De gevraagde machtiging kan geweigerd worden omwille van één of meerdere van onderstaande redenen:
- redenen van openbare orde en veiligheid
- redenen van volksgezondheid
- bescherming van de consument
- wanneer de machtiging ambulante handel en bijbehorende documenten niet in orde zijn
- de modaliteiten van het gemeentelijk reglement niet gerespecteerd worden
De gemeente zal deze reden(-en) objectief en grondig motiveren in zijn kennisgeving van de negatieve beslissing aan de aanvrager en verwijst tevens naar rechtsmiddelen inzake beroep.
Artikel 21. Voorwaarden inzake toewijzing en inname standplaatsen
De personen die voldoen aan de voorwaarden tot het verkrijgen (cf. supra Afdeling 1 artikel 2) en innemen van de standplaatsen op de openbare markt (cf. supra Afdeling 1 artikel 11) kunnen standplaatsen op het openbaar domein verkrijgen en innemen.
Artikel 22. Toewijzingsregels losse standplaatsen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 43 §2, gewijzigd door BVR)
De toewijzing van losse plaatsen gebeurt volgens de chronologische volgorde van aanvragen en desgevallend in functie van de gevraagde plaats en specialisatie.
Wanneer twee of meerdere aanvragen voor standplaatsen gelijktijdig ingediend worden, gebeurt de toewijzing via loting.
Artikel 23. Toewijzingsregels per abonnement
Hier gelden dezelfde regels als voor de openbare markten (cf. supra). Voorwaarden inzake melding van vacature (cf. Afdeling 1 artikel 5.1 van dit reglement) geldt niet.
Hoofdstuk 3. Ambulante activiteit op rondtrekkende wijze
Artikel 24. Toepassingsgebied (wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art 4 en 9)
Eenieder die op de openbare weg ambulante activiteiten wenst uit te oefenen, moet dit voorafgaand aanvragen bij de gemeente.
Artikel 25. Voorafgaande machtiging
25.1. Aanvraag machtiging (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 43, gewijzigd door BVR)
Om een ambulante activiteit op de openbare weg uit te oefenen, zoals vermeld in artikel 26, moet voldaan zijn aan de voorwaarden vermeld in artikel 2 en moet men beschikken over een machtiging. Deze machtiging moet voorafgaand aan het uitoefenen van de ambulante activiteit aangevraagd worden bij de gemeente.
25.2. Beslissing machtiging
In geval van positieve beslissing verkrijgt de aanvrager een machtiging met daarin vermeld:
- identiteit van de aanvrager
- de aard van de producten of diensten die hij gemachtigd is te verkopen
- de toegestane route
- de datum en duur van de verkoop (wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten art 6 : beperkingen mogen betrekking hebben op de uren van uitoefening van het geheel of van een gedeelte van de activiteit).
De gevraagde machtiging kan geweigerd worden omwille van één of meerdere van onderstaande redenen:
- redenen van openbare orde en veiligheid
- redenen van volksgezondheid
- bescherming van de consument
- wanneer de machtiging ambulante handel en bijbehorende documenten niet in orde zijn
- de modaliteiten van het gemeentelijk reglement niet gerespecteerd worden.
De gemeente zal deze reden(-en) objectief en grondig motiveren in zijn kennisgeving van de negatieve beslissing aan de aanvrager en verwijst tevens naar rechtsmiddelen inzake beroep.
25.3 Niet toegelaten plaatsen
De rondrijdende ambulante handel is niet toegelaten in het gemeentelijk park.
De rondrijdende ambulante handel is omwille van de verkeersveiligheid verboden:
- tussen 07.00u en 09.00 u en tussen 16.00 en 18.00u in volgende staten van Wijnegem: Turnhoutsebaan – Krijgsbaan - Albertkanaalbaan – Merksemsebaan
- tussen 08.00u en 09.00u, tussen 12.00u en 13.00u en tussen 15.00u en 16.00u in de schoolomgevingen in Wijnegem: Kasteellei, Veldstraat, Bergenstraat, Schoolstraat, Boskantweg, Kerkhofstraat en het gedeelte Turnhoutsebaan tussen Merksemsebaan en Kanaalstraat.
TITEL 3
VERKOPEN VAN PRODUCTEN OF DIENSTEN MET NIET-COMMERCIEEL
KARAKTER
Artikel 26. Specifieke voorwaarden voor verkopen met niet-commercieel karakter (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 7, gewijzigd door BVR)
De producten of diensten met een niet-commercieel karakter verkopen, te koop aanbieden of uitstallen is niet onderworpen aan de bepalingen van de wet indien deze activiteiten aan al de volgende voorwaarden voldoen (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten artikel 7. § 1.):
1° ze vinden plaats met één van volgende doelen:
- menslievend doel,
- sociaal doel
- cultureel doel
- educatief doel
- sportief doel
- de verdediging en promotie van de natuur
- de verdediging en promotie van de dierenwereld
- de verdediging en promotie van een ambacht
- de verdediging en promotie van streekproducten
- steun bij een humanitaire catastrofe
- steun bij een ramp of belangrijke schade;
2° ze blijven occasioneel; occasioneel betekent maximum 2 keer per jaar;
3° de betrokken burgemeester of zijn afgevaardigde heeft vooraf toestemming verleend;
4° als ze de grenzen van de gemeente overschrijdt en geen bijkomende toelating van de gemeente vereist is, dan heeft de organisatie een voorafgaande toelating gevraagd aan de Minister of de personeelsleden aan wie hij deze bevoegdheid heeft gedelegeerd.
De voorwaarde vermeld in het eerste lid, 3°, geldt niet ingeval toepassing wordt gemaakt van het eerste lid, 4°.
Artikel 27. Identificatievereiste
Tijdens de verkoop, te-koop-aanbieding of uitstalling met het oog op de verkoop van producten of diensten voor een niet-commercieel doel zoals vermeld in art. 26, is elke verkoper herkenbaar via een kenmerk dat het mogelijk maakt om de operatie te identificeren.
Op verzoek van de overheid die de toestemming heeft verleend, overhandigt de verantwoordelijke, binnen dertig dagen, het bewijs van de bestemming van de fondsen om het aangegeven doel te realiseren.
Artikel 28. Aanvraag voorafgaande machtiging (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 7 §2 en 3, gewijzigd door BVR).
De aanvraag van een toestemming zoals vermeld in art. 27, is afhankelijk van de situatie, gericht aan de burgemeester(s) of aan zijn afgevaardigde(n) of aan de Minister of aan de personeelsleden aan wie hij die bevoegdheid heeft gedelegeerd, op een duurzame drager tegen ontvangstbewijs.
De aanvraag omvat :
- de verantwoordelijke van de actie
- het doel van de actie
- de plaats of plaatsen
- de periode of periodes van verkoop
- de te koop aangeboden producten of diensten en een schatting van de hoeveelheid.
De toestemming, vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 3° of 4°, is beperkt tot één jaar. Ze is hernieuwbaar. Ze bevat de vermeldingen uit de aanvraag.
Artikel 29 . Weigering en intrekking machtiging
De toestemming voor een specifiek niet-commercieel doel, zoals vermeld in art 26, eerste lid, 3° of 4°, kan geweigerd worden en de actie kan verboden worden als de doelstelling niet overeenstemt met de toegestane doelen of als de voorgestelde verkopen een risico vormen voor de openbare orde, veiligheid, gezondheid of rust.
Als de overheid die ervoor bevoegd is de toestemming te verlenen, argwaan heeft over de reële doelstellingen van de actie of over de moraliteit van de verantwoordelijke(n), kan ze een voorafgaand onderzoek laten uitvoeren door de personen, vermeld in artikel 11, §1, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, en artikel 45 van het K.B. van 24.09.2006. Ze kan ook van een of meer verantwoordelijken eisen dat ze een uittreksel uit het strafregister voorleggen.
De toestemming, vermeld in art 26 §1, eerste lid, 3° of 4°, kan ingetrokken worden of de actie kan verboden worden, tijdens de manifestatie, door de bevoegde overheid als vastgesteld wordt dat de voorwaarden van de toestemming of van de verklaring of de voorschriften, vermeld in dit artikel, niet worden nageleefd.
Iedere nieuwe actie kan verboden worden voor een natuurlijke of rechtspersoon of een vereniging die de bepalingen van dit artikel niet naleeft, gedurende een periode van één jaar vanaf de vaststelling van de niet-naleving. In geval van recidive kan de duur van de voormelde periode op drie jaar worden gebracht.
De weigering, het verbod of de intrekking wordt betekend :
- met een aangetekende brief tegen ontvangstbewijs
- of per mail tegen ontvangstbewijs.
TITEL 4 AANVULLENDE BEPALINGEN
Artikel 31. Bevoegdheid marktleider (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art. 44)
De marktleider, aangesteld door de burgemeester of zijn afgevaardigde, is bevoegd om documenten die de machtiging en identiteit van de personen die een ambulante activiteit uitoefenen aantonen te controleren.
Artikel 32. Verplichte documenten (KB van 24 september 2006 betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 15, gewijzigd door BVR)
De machtiging ambulante handel is alleen geldig als de volgende documenten erbij gevoegd zijn :
1. het identiteitsbewijs van haar houder of, voor de niet-ingezeten en de buitenlandse onderdanen, een identiteitsbewijs welk vervangt;
2. een bewijs waaruit blijkt dat de uitoefening van de ambulante activiteiten in kwestie behoorlijk gedekt wordt door verzekeringspolissen voor burgerlijke aansprakelijkheid en tegen brandrisico’s;
3. het bewijs dat bij de uitoefening van een ambulante activiteit waarbij voeding wordt verkocht, voldaan wordt aan de reglementaire voorwaarden voor de volksgezondheid.
De machtiging en de documenten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, worden voorgelegd op elk verzoek van de personen, vermeld in artikel 11, §1, van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, en artikel 44 en 45 van het K.B. van 24.09.2006.
De gemeente of de concessionaris zal de machtiging en de documenten, vermeld in het eerste lid, 1° tot en met 3°, bij de toekenning van een standplaats en nadien periodiek en steekproefsgewijs controleren.
Artikel 33. Identificatievereiste bij uitoefenen ambulante activiteiten (KB van 24 september 2006
betreffende de uitoefening en organisatie van ambulante activiteiten art 21)
Elke persoon die een ambulante activiteit uitoefent, moet zich identificeren aan de hand van een leesbaar uithangbord, zichtbaar geplaatst op het kraam of het voertuig, indien hij de activiteit aan het kraam of het voertuig uitoefent. Het bord moet eveneens door de aangestelden aangebracht worden wanneer deze alleen werken.
Het bord bevat volgende vermeldingen:
1. hetzij de naam, de voornaam van de persoon die een ambulante activiteit uitoefent als natuurlijk persoon voor eigen rekening of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend; hetzij de naam, de voornaam van de persoon die het dagelijks bestuur binnen een rechtspersoon waarneemt of voor wiens rekening of in wiens dienst de activiteit wordt uitgeoefend;
2. de firmanaam en/of de benaming van de onderneming;
3. al naargelang het geval, de gemeente van haar maatschappelijke zetel of van de uitbatingszetel; en indien de onderneming niet in België gelegen is, het land en de gemeente waar deze zich bevindt;
4. het inschrijvingsnummer in de Kruispuntbank van Ondernemingen (of een identificatie die deze vervangt, indien het om een buitenlands bedrijf gaat).
DEEL B8
JAARMARKTREGLEMENT
Artikel 1
Dit reglement is van toepassing op eenieder die als marktkramer/standhouder aan de door Wijnegem georganiseerde jaarmarkt (Paasmarkt) deelneemt.
Tevens zijn alle van overheidswege geldende voorschriften van kracht.
Met “deelnemer”, “standhouder” of “marktkramer” wordt in dit reglement bedoeld het bedrijf en zijn personeel dat zich heeft ingeschreven voor een door het gemeentebestuur van Wijnegem georganiseerd evenement en wiens inschrijving als zodanig door het gemeentebestuur is geaccepteerd.
Artikel 2
Om deel te nemen aan de Wijnegemse Paasmarkt dient u zich vooraf in te schrijven middels een door het Wijnegems gemeentebestuur ter beschikking gesteld inschrijvingsformulier. Dat formulier vindt u op xxx.xxxxxxxx.xx of u kan het aanvragen bij de marktverantwoordelijke via email of telefonisch. Inschrijvingsformulieren die niet volledig zijn ingevuld, kunnen niet behandeld worden.
De inschrijvingsperiodes vermeld op het inschrijvingsformulier moeten gerespecteerd worden. Na deze periode kan men enkel inschrijven door contact op te nemen met de marktverantwoordelijke. Die zal beslissen of uw inschrijving nog goedgekeurd kan worden of niet.
Artikel 3 Deelnamevergoeding
De deelnamevergoedingen zijn :
- Wijnegemse handelaars die gelegen zijn langs het parcours: gratis voor een standplaats voor DE BREEDTE VAN HET eigen pand.
Is de standplaats groter dan het eigen handelspand, dan is de bijdrage 8,00 euro per ingenomen kavel van 6 lopende meter.
- Markthandelaars: 8,00 euro per kavel (elke kavel is 6 lopende meter).
- Wijnegemse verenigingen en organisaties, dit zijn verenigingen en/of organisaties die aangesloten zijn bij een gemeentelijke adviesraad, of verenigingen en/of organisaties met maatschappelijke zetel in Wijnegem, of verenigingen en/of organisaties waarvan tenminste de helft van de leden inwoners zijn van Wijnegem :
8,00 euro per kavel (elke kavel is 6 lopende meter).
- Indien het plaatsen van een voertuig bij de standplaats onontbeerlijk is, dient hiervoor een bijkomende kavel aangevraagd (en betaald) te worden bij de inschrijving.
Artikel 4
De aan een standhouder of marktkramer toegewezen standplaats voor de Paasmarkt mag pas door deze laatste ingenomen worden vanaf 6u30 ’s morgens op de dag dat de Wijnegemse Paasmarkt plaatsvindt maar ook ten laatste om 7u30. Vroeger de standplaats opbouwen is niet toegestaan.
Standhouders of marktkramers die hun standplaats innemen voor dat tijdstip kunnen op politiebevel verwijderd worden. Deze verwijdering gebeurt steeds op kosten en op risico van de overtredende standhouder of marktkramer, zonder enige aansprakelijkheid van het Wijnegems gemeentebestuur.
Artikel 5
Marktkramers die zich zonder voorafgaande inschrijving voor een stand op de Paasmarkt melden bij de marktverantwoordelijke, kunnen mogelijk nog een plaats toegewezen krijgen door de marktverantwoordelijke na 08.00 uur.
Wie niet vooraf ingeschreven is en zich meldt na 08.30 uur kan in geen geval nog deelnemen.
Artikel 6
De marktverantwoordelijke behoudt zich het recht inschrijvingen voor de Paasmarkt te weigeren. De marktverantwoordelijke is gerechtigd om een deelnemer tijdelijk of geheel van deelname uit te sluiten in geval van misdraging van de deelnemer, zijn personeel of zijn genodigden.
Artikel 7
Alleenrecht voor verkoop wordt op de Paasmarkt niet verstrekt. Om de diversiteit van het aanbod te waarborgen is het aantal standplaatsen per onderneming beperkt tot twee.
Artikel 8
Om de heterogeniteit van de Paasmarkt te garanderen dient elke standhouder en marktkramer zich te beperken tot de verkoop van de artikelen of de artikelgroep zoals vermeld op het inschrijvingsformulier. Niet-ingeschreven (neven)artikelen mogen niet verkocht worden op straffe van intrekking van de deelname en verwijdering van de markt.
Artikel 9
Onderverhuur van standruimte is op de Paasmarkt niet toegestaan. Het kosteloos ter beschikking stellen of afstaan van standruimte aan derden is uitsluitend toegestaan na schriftelijke toestemming van de marktverantwoordelijke. Standgeld betaald door derden: 8 euro per ingenomen kavel van 6 lopende meter.
Artikel 10 Standplaats
De standplaats wordt uiterlijk 7 dagen voor aanvang van de Paasmarkt medegedeeld door de marktverantwoordelijke via post of e-mail. Aan niet vooraf ingeschreven standhouders zal ter plaatse een standplaats toegekend worden.
Artikel 11
De marktverantwoordelijke kan steeds arbitrair de toegekende standplaatsen op de Paasmarkt wijzigen, opschorten of afschaffen. Iedereen moet zich tevreden stellen met de aangewezen marktplaats. Het is de verkopers verboden zich onderling of tegenover het publiek of de marktverantwoordelijke op hinderlijke of onbehoorlijke wijze te gedragen. Bij vaststelling van hinderlijk of onbehoorlijk gedrag zal artikel 6 onmiddellijk uitgevoerd worden.
Artikel 12
Elke marktkramer zal zich onvoorwaardelijk houden aan de hem door de marktverantwoordelijke toegewezen standplaats.
Artikel 13
Iedere marktkramer moet de toegewezen standplaats in te nemen uiterlijk om 8u. Anders heeft de marktverantwoordelijke het recht deze te laten innemen door een andere marktkramer en dit zonder sommatie of ingebrekestelling.
Artikel 14
Standhouders die vooraf hebben ingeschreven, doch niet voor het aangegeven inname-uur aanwezig zijn, kunnen mogelijk nog aansluiten mits zich eerst te melden bij de marktverantwoordelijke. Dit echter zonder enige garantie de oorspronkelijk aangewezen marktplaats te kunnen betrekken. De effectieve standplaats zal uitdrukkelijk toegewezen worden door de marktverantwoordelijke.
Artikel 15
Elke marktkramer moet beschikken over alle nodige marktvergunningen. De deelnemende handelaars en standhouders moeten zich houden aan alle geldende reglementeringen (oa. verkoop op gegiste en sterke dranken).
Artikel 16
Het gemeentebestuur voorziet in de wandelzone voldoende afvalcontainers voor het afval van de bezoekers van de jaarmarkt. Deze containers mogen niet gebruikt worden door de standhouders. Elke marktkramer is verantwoordelijk voor het zuiver houden van de toegewezen plaats en van de nabije omgeving. Het is de marktkramers verboden om het afval van hun waren, papieren, enz., op de marktplaatsen achter te laten. Iedere standhouder neemt de verplichting op zich om zijn verkoopplaats, alsmede 2 meter voor en achter het kraam, vrij van handelswaar en /of afval op te leveren.
Na afloop van de marktdag moeten zij hun afval met zich meenemen. Men moet de marktplaats terug afleveren zoals men haar heeft aangetroffen. De marktkramer mag de standplaats evenmin beschadigen. Elke overtreder zal gesanctioneerd worden door de bevoegde Wijnegemse gemeentediensten en kan tevens uitgesloten worden van elke deelname in de toekomst.
Artikel 17
Het is verboden :
- Enig deel van de openbare weg of parking te beschadigen.
- De waterafvoer naar de rioolkolken te belemmeren.
- Enig vuil water uit te gieten of te laten aflopen elders dan in de rioolkolken.
- Dierlijke en plantaardige vetten, minerale oliën, ontvlambare stoffen of vluchtige solventen te lozen in de riolering.
- Op het openbaar domein (straten, wegen, pleinen, stegen, achterbuurten, voetpaden, parken, aanplantingen, aangelegde groene zones, sport- en speelpleinen) te storten, neer te leggen of weg te werpen: vuilnis, aarde, gruis, puin, vruchtenschillen, groenteafval, papier en alle andere voorwerpen van aard om het wegverkeer te belemmeren of die nadelig zijn voor de openbare gezondheid, reinheid en veiligheid.
- Een vergoeding aan te bieden, te geven of te aanvaarden voor het ruilen of innemen van standplaatsen.
Artikel 18
Het is de marktkramer verboden voertuigen op de markt te laten staan langer dan nodig voor het lossen en laden van koopwaren, behalve die, welke er nodig zijn voor de normale uitoefening van hun activiteit. (mits betaling , zie artikel 4). De marktverantwoordelijke zal hierover oordelen.
Artikel 19
De openings- en sluitingsuren zijn bepaald:
- Voor de Paasmarkt: om 9.00 uur en de sluiting om 14u30.
Iedere marktkramer dient op het openingsuur verkoopsklaar te zijn. Ten laatste om 15u30 dient de standplaats terug vrijgegeven te zijn.
Artikel 20
De standhouders mogen de markt niet verlaten voor het aangegeven sluitingsuur zonder voorafgaande toestemming van de marktverantwoordelijke. Indien een marktkramer voor 16 uur de standplaats verlaat.
Artikel 21
Omwille van de veiligheidsvoorschriften is een wettelijke doorgang van 4 meter verplicht. Deze doorgang dient ten allen tijde gerespecteerd te worden. Hierop zal controle uitgeoefend worden.
Artikel 22
Elke standhouder moet volgens de wet verzekerd en in orde zijn met de brandveiligheid. De deelnemer is verplicht zich te houden aan alle van overheidswege geldende brandbeveiligingsvoorschriften en aanwijzingen van de brandweer. Dit kan te allen tijde gecontroleerd worden door de bevoegde instanties.
Artikel 23
Ten einde brandgevaar op de markt te voorkomen dienen de marktkramers, die gebruik maken van gasvuren (o.a. verkopers van hamburgers, kip aan het spit, e.d.), volgende voorzorgmaatregelen in acht nemen:
- Alle gasflessen en toebehoren dienen te voldoen aan de vigerende Belgische normen.
- De gasflessen dienen gescheiden te zijn van braadovens door middel van onbrandbare schotten.
- Slechts twee gasflessen per braadoven mogen ter plaatse gelaten worden.
- De marktkramer dient voldoende brandblusapparatuur in de nabijheid van de braadovens te plaatsen.
- Alle gebruikte apparatuur, zowel elektrische als op gas, moeten het CE label bevatten en een geldig keuringsverslag.
Artikel 24
Bij niet opvolging van aanwijzingen gegeven door de marktverantwoordelijke en/of brandweer over datgene bedoeld in artikel 22, 23 en 24 kan de marktverantwoordelijke overeenkomstig maatregelen treffen op kosten van de deelnemer.
Artikel 25
De marktverantwoordelijke en het gemeentebestuur kunnen niet verantwoordelijk gesteld worden voor eventuele ongevallen en het niet naleven van de geldende reglementeringen door de standhouders.
Artikel 26
Alle politiereglementen en maatregelen betreffende de goede orde blijven gedurende de Paasmarkt van kracht.
Artikel 27
In alle gevallen waarin dit jaarmarktreglement niet voorziet, beslist de marktverantwoordelijke. Deze beslissing is bindend voor alle partijen.
Artikel 28
Dit jaarmarktreglement vervangt elke vorige versie van het jaarmarktreglement van het Wijnegems gemeentebestuur.
Artikel 29
Door het bezetten van een standplaats verklaart de marktkramer zich te onderwerpen aan al de voorschriften van het huidig reglement en verbindt zich ertoe dit strikt na te leven. Inbreuk hierop kan leiden tot onmiddellijke verwijdering van de markt en/of uitsluiting tot deelname in de toekomst. De verwijdering gebeurt op kosten en risico van de overtreder, zonder enige aansprakelijkheid van het gemeentebestuur. Deze beslissing kan echter enkel genomen worden door de marktverantwoordelijke na overleg met het gemeentebestuur.
DEEL B9
REGLEMENT BEGRAAFPLAATSEN EN LIJKBEZORGING
Artikel 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1.
De begraafplaats is bestemd voor de begraving van stoffelijke resten, de verstrooiing of bijzetting van de as van gecremeerde stoffelijke resten van inwoners en van niet-inwoners van de gemeente.
Voor niet inwoners is een concessie verplicht voor begraving of bijzetting in het columbarium en urnenveld.
Als inwoners worden beschouwd:
a) personen die in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente staan ingeschreven;
b) personen waarvan het bewijs wordt geleverd dat zij als inwoner van de gemeente verplicht moesten worden opgenomen in een ziekenhuis, rustoord of andere instelling, buiten de gemeente;
c) personen die in het bevolkings-, vreemdelingen- of wachtregister van de gemeente waren ingeschreven maar die om gezondheidsredenen buiten de gemeente inwonen bij een familielid van de eerste graad;
d) personen die ingevolge hun persoonlijk statuut vrijgesteld zijn van inschrijving in het bevolkings- of vreemdelingenregister en hun gewoon verblijf in de gemeente hebben.
Xxxxx eveneens begraven, verstrooid of bijgezet worden:
a) personen van wie de namen in de concessieakten vermeld staan;
b) personen waarvan het overlijden werd vastgesteld in de gemeente, zonder dat voor niet-inwoners de verplichting wordt opgelegd een concessie aan te kopen.
c) stoffelijke overschotten, ontdekt op het grondgebied van de gemeente
De nodige bewijsstukken dienen door de aanvrager(s) te worden voorgelegd.
Zolang de omvang van de begraafplaatsen dit mogelijk maakt, worden concessies verleend voor het begraven van stoffelijke overschotten en voor het begraven of bijzetten van urnen, volgens de tarieven opgenomen in het afzonderlijk reglement.
Niet-inwoners die in hun wilsbeschikking voor begravingen of bijzettingen de gemeente Wijnegem hebben opgenomen, kunnen enkel in een geconcedeerd perceel begraven of bijgezet worden.
Voor niet-inwoners wordt voor een asverstrooiing een retributie aangerekend. De kostprijs wordt door een afzonderlijk reglement vastgelegd.
Artikel 1.2.
Het gemeentelijk mortuarium is bestemd om de stoffelijke resten tijdelijk te bewaren:
- ter identificatie van onbekende personen;
- waarvan het vervoer naar het mortuarium werd aangevraagd door de familie van de overledene of, bij afwezigheid, door een belanghebbende;
- waarvan het vervoer naar het mortuarium noodzakelijk is voor de vrijwaring van de openbare gezondheid;
- waarop ingevolge een rechterlijke beslissing een lijkschouwing moet worden verricht;
- die niet op de plaats van het overlijden kunnen bewaard worden.
Artikel 2. Aangifte van overlijden
Artikel 2.1.
Elk overlijden in de gemeente wordt onmiddellijk aangegeven aan de ambtenaar van de burgerlijke stand. Dit geldt eveneens in geval van het aantreffen van een stoffelijk overschot op het grondgebied van de gemeente.
De aangevers regelen met de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn afgevaardigde de formaliteiten betreffende de begrafenis. Bij afwezigheid daarvan, wordt door de ambtenaar van de burgerlijke stand of zijn afgevaardigde het nodige gedaan. De burgemeester of zijn afgevaardigde oordeelt op beslissende wijze over de dag en uur van begraving. De burgemeester kan op schriftelijk voorstel van de behandelende arts bij uitzonderlijk hoogdringende gevallen zoals epidemieën, besmettelijke ziekte, de vervroegde of onmiddellijke begraving bevelen.
Op verzoek van de nabestaanden mogen de op het grondgebied van de gemeente overleden personen op een begraafplaats buiten de gemeente worden begraven mits rekening wordt gehouden met de uiterste wil van de overledene. In orde van nabestaanden komt op de eerste plaats principieel de echtgeno(o)t(e), dan de kinderen, vervolgens de ouders en daarna de andere familieleden.
Bij begraving op een andere begraafplaats is het vervoer van het stoffelijk overschot of de as onderworpen aan de toelating van de burgemeester van Wijnegem en eventueel aan deze van de plaats waar de teraardebestelling, verstrooiing of berging moet geschieden. De burgemeester zal in het belang van de openbare gezondheid de nodige maatregelen voorschrijven, evenals de voorwaarden betreffende het vervoer van het stoffelijk overschot.
Artikel 2.2.
Tot de vormneming, balseming of kisting mag niet worden overgegaan zolang het overlijden niet door de ambtenaar van de burgerlijke stand werd vastgesteld.
Artikel 2.3.
De ambtenaar van de burgerlijke stand houdt een elektronisch register of twee registers, die worden genummerd en waarin dag na dag, zonder enig wit vlak, enerzijds de toelating tot begraving en anderzijds de toelating tot verbranding en de plaats van begraving worden ingeschreven van:
- personen die op het grondgebied van de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen;
- personen die buiten de gemeente overleden zijn of daar werden aangetroffen en die op de gemeentelijke begraafplaats of op een private begraafplaats gelegen op het grondgebied van de gemeente worden begraven.
Artikel 3. Teraardebestelling of berging in het algemeen
Artikel 3.1.
De teraardebestelling of bijzetting gebeurt zonder onderscheid van godsdienstige of filosofische opvattingen op de plaats aangeduid door de burgemeester.
Artikel 3.2.
Alle stoffelijke resten worden horizontaal in volle grond begraven. De grafkuilen hebben een breedte van minimum 0,80 m.
Artikel 3.3.
De burgemeester kan toelating geven om de stoffelijke resten van een moeder en een doodgeboren kind in éénzelfde graf te plaatsen.
Artikel 3.4.
De stoffelijke resten van foetussen vanaf 12 weken en kinderen beneden de 7 jaar worden begraven in het daartoe gereserveerde kinderpark.
Artikel 3.5.
De as van de verbrande stoffelijke resten kan worden uitgestrooid, geplaatst in urnenkelders in de urnenvelden, bijgezet in het columbarium of begraven in geconcedeerde grond.
De kisting van het te verassen of naar het buitenland te vervoeren stoffelijk overschot heeft plaats in aanwezigheid van de burgemeester of zijn afgevaardigde, die de toepassing van de wettelijke en reglementaire bepalingen nagaat.
Artikel 3.6.
Onverminderd artikel 11 van het decreet van 16 januari 2004 is het gebruik van alle producten en voorwerpen verboden, die de natuurlijke en normale ontbinding van het stoffelijk overschot beletten.
Artikel 3.7.
Bij aankomst op de begraafplaats overhandigt de begrafenisondernemer of een lid van de familie aan de grafmaker de door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgeleverde toelating tot begraving of toelating tot crematie. Het stoffelijk overschot of de as wordt door de aangestelden van de begrafenisondernemer verder tot het graf, het columbarium of de urnenkelder of de strooiweide gedragen.
Artikel 3.8.
Alvorens te begraven bevestigt de grafmaker het volgnummer op het omhulsel.
Artikel 3.9.
Het is verboden met voertuigen op de begraafplaats te rijden.
Artikel 3.10.
Bij toepassing van art. 24 en art. 24bis van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging kan op schriftelijke aanvraag van de overlevende echtgenoot of echtgenote of samenlevende partner en alle bloedverwanten van de eerste graad van de overledene, de asurne retroactief thuis worden bewaard.
De aanvraag vermeldt de plaats van bewaring of de plaats van verstrooiing.
Als de verstrooiing gebeurt op een plaats waarvan de aanvrager(s) geen eigenaar zijn, moet de toelating van de eigenaar worden bijgevoegd.
De aanvraag tot retroactieve thuisbewaring van een asurn kan slechts éénmalig worden ingediend. Indien de thuisbewaring ophoudt, kunnen de bewaarders een asurn slechts terugbrengen naar een geconcedeerde nis of perceel.
De burgemeester geeft zijn toelating tot de ontgraving van de asurn.
Artikel 3.11.
Bij toepassing van art. 24 en art. 24bis van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging is het tarief voor ontgraving van een asurn, opgenomen in het afzonderlijk reglement, van toepassing.
Artikel 3.12.
Wanneer bij een ontgraving blijkt dat een asurn beschadigd is, moet deze op kosten van de aanvrager(s) tot ontgraving vervangen worden, vooraleer het vervoer, de herbegraving of de thuisbewaring geregeld wordt.
Artikel 4. Teraardebestelling of berging in niet geconcedeerde grond of columbariumelement
Artikel 4.1.
De duur van een begraving in een niet-geconcedeerde grond of urnenkelder of bijzetting in een niet- geconcedeerd columbariumelement is vastgesteld op 10 jaar.
Artikel 4.2.
De percelen in niet-geconcedeerde grond hebben een breedte van 0,80 m en een lengte van 1,70 m. De niet-geconcedeerde graven op het kinderpark hebben een breedte van 0,50 m en een lengte van 1,00 m.
De urnenkelders op niet-geconcedeerde grond hebben een lengte en een breedte van 0,40 m. De afmetingen van de urnen mogen niet meer bedragen dan deze van een kubus met een zijde van 30 cm.
Artikel 4.3.
In elk niet-geconcedeerde graf mag slechts één stoffelijk overschot worden begraven. In de niet- geconcedeerde columbariumelement of urnenkelder mag slechts één urne worden bijgezet of begraven.
Artikel 4.4.
Bij beëindiging van de duur van 10 jaar voor begraving in niet-geconcedeerde grond kan een grafconcessie worden aangeschaft om het stoffelijk overschot te herbegraven, aan de voorwaarden en voorschriften die gelden op het ogenblik van de aanvraag.
Artikel 4.5.
Bij beëindiging van de duur van 10 jaar voor bijzetting in een niet-geconcedeerd columbariumelement of niet-geconcedeerde urnenkelder, wordt de as verstrooid.
Wel kan een concessie worden aangeschaft tegen de voorwaarden die gelden op het ogenblik van de aanvraag.
Artikel 4.6.
Ontruiming van niet-geconcedeerde graven, columbariumelementen of urnenkelders kan nooit eerder gebeuren dan na verloop van 10 jaar, te rekenen vanaf de begraving of bijzetting. Minstens 1 jaar voordat deze graven, urnenkelders of columbariumelementen worden teruggenomen, worden bij akte van de burgemeester de nabestaanden verwittigd van deze terugname. Een bericht hierover zal aan de ingang van de begraafplaats, als ook aan de betreffende graven, urnenkelders en/of columbariumelementen worden aangeplakt. Indien de belanghebbenden gekend zijn, zal hen een persoonlijke kennisgeving worden bezorgd.
Artikel 4.7.
Bij de opruiming van niet-geconcedeerde graven, columbariumelementen of urnenkelders mogen geen graven of urnen worden behouden. Grafstenen of afsluitplaten moeten binnen de zes weken na de beslissing van het college van burgemeester en schepenen worden afgehaald. Bij niet afhaling worden deze eigendom van de gemeente.
Artikel 4.8.
Bij toepassing van art. 24 en 24bis van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging wordt de afdekplaat van de niet-geconcedeerde nis in het columbarium of urnenveld door de lokale diensten verwijderd.
De aanvraag tot verwijdering moet schriftelijk worden ingediend.
De verantwoordelijkheid voor de verwijdering berust bij de aanvrager(s) (nabestaanden). De kostprijs hiervoor wordt door een afzonderlijk reglement vastgelegd.
De afdekplaat van een niet-geconcedeerde nis wordt eigendom van de gemeente. De bestemming van de afdekplaat wordt geregeld door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 5. Grondconcessies
Artikel 5.1.
De grondconcessies worden verleend door het college van burgemeester en schepenen.
Artikel 5.2.
De prijs van de grondvergunningen en ontgravingen op de begraafplaatsen wordt bij afzonderlijk reglement vastgesteld.
De grondconcessie geldt voor 25 jaar en gaat in op de dag van de eerste begraving.
Opeenvolgende verlengingen van 12 jaar worden toegestaan door het college van burgemeester en schepenen. Het volstaat hiertoe, binnen het jaar voorafgaand aan de vervaldatum van de grondvergunning, een verzoek te richten aan het schepencollege. De prijs van deze verlenging wordt bij afzonderlijk reglement vastgesteld.
Artikel 5.3.
De vergunninghouder is verplicht binnen de twaalf maanden na ingang van de vergunning op de grondconcessie een grafteken aan te brengen waarin de naam en de overlijdensdatum van de begraven perso(o)n(en) is (zijn) vermeld.
Artikel 5.4.
De grondconcessies zijn 1 m breed , 2,25 m lang, max. 1 m hoog of hebben een lengte volgens bestaande toestand.
Op deze oppervlakte mogen hoogstens twee stoffelijke overschotten worden bijgezet. Minimaal dienen hoekfunderingen te worden voorzien tot op de vaste grond.
De grafconcessies op het kinderpark hebben een breedte van 0,60 m en een lengte van 1,20 m. Tussen de concessies wordt een ruimte van 0,20 m voorzien.
Om aanvaardbaar emotionele redenen kan het college van burgemeester en schepenen een afwijking toestaan voor wat de breedte van een concessie voor de begraving van stoffelijke resten betreft, voor zover het niet om een kindergraf gaat. Meerdere breedten kunnen bijgevolg worden gekocht.
Artikel 5.5.
Een concessie mag slechts dienen als graf voor de aanvrager, zijn echtgenoot, bloed- of aanverwanten of voor diegene waarmee men een feitelijk gezin vormt, eveneens voor de één of meerdere leden van religieuze of andere gemeenschappen, indien zij ieder een wilsbeschikking hebben laten opmaken bij de gemeentelijke overheid.
De te begraven personen moeten met naam, voornaam en geboortedatum worden aangeduid in de aanvraag.
Een concessieaanvraag mag worden ingediend ten behoeve van een derde en van diens familie.
Artikel 5.6.
De grondvergunning is een bestuurshandeling; zij doet geen zakelijk recht ontstaan ten bate van de vergunninghouder en verwekt geen splitsing van het eigendomsrecht. Door de aanvraag van een grondvergunning verbindt de aanvrager, evengoed als zijn rechthebbenden, er zich toe zich te schikken naar de bepalingen van dit reglement maar ook naar de wijzigingen die later worden aangebracht.
Artikel 5.7.
Er kan geen vergunning worden aangevraagd indien geen enkele van de vermelde personen overleden is in de op te maken concessieakte.
Artikel 5.8.
De begraving gebeurt altijd in de volle grond; grafkelders of bovengrondse begravingen zijn niet toegestaan.
Artikel 5.9.
De vergunde grond op de begraafplaats mag, indien het openbaar nut of het belang van de dienst dit vereist, door het gemeentebestuur worden teruggenomen. In dit geval wordt aan de vergunninghouder, zonder schadeloosstelling, een nieuwe plaats toegewezen voor de overblijvende duur van de concessie; de begraving en overbrenging is ten laste van de gemeente, evenals de verplaatsing van grafzerken en -tekens.
Artikel 5.10.
De vergunninghouder, of de persoon die in rechte treedt van de vergunninghouder, is verplicht schriftelijk de burgemeester te verwittigen van elke verandering van woonst.
Artikel 5.11.
Minstens 1 jaar voor het verstrijken van de looptijd van grondvergunning worden bij akte van de burgemeester, de concessiehouders of hun rechthebbenden eraan herinnerd dat er binnen het jaar een aanvraag tot hernieuwing bij hem moet toekomen.
Na verloop van de duurtijd van de grondvergunning hebben de rechthebbenden zes weken tijd om de graftekens weg te nemen. De niet weggenomen graftekens worden eigendom van de gemeente.
Artikel 5.12.
Terugneming van een grondconcessie heeft plaats:
a) op schriftelijk verzoek van de concessionaris zelf of van de rechtverkrijgenden;
b) op initiatief van het college van burgemeester en schepenen bij vastgestelde verwaarlozing van het graf.
Bij toepassing van art. 10 van het decreet van 16 januari 2004 rust het onderhoud van graven op vergunde grond op de belanghebbenden.
Verwaarlozing staat vast als het graf doorlopend vervuild is, door planten is overwoekerd, vervallen, ingestort of bouwvallig is.
De verwaarlozing wordt vastgesteld in een akte van de burgemeester of zijn gemachtigde. Die akte blijft een jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats aangeplakt. Na het verstrijken van die termijn kan het college van burgemeester en schepenen een einde maken aan het recht op de concessie.
Het betrokken perceel kan slechts na de periode van grafrust, die loopt tot 10 jaar na de laatste bijzetting, terug in concessie gegeven worden.
Artikel 6. Bijzetting van urnen in concessies
Artikel 6.1.
In een columbariumelement of urnenkelder, waarvoor een concessie werd aangegaan, mogen maximaal vier urnen worden bijgezet of begraven. De aanvrager(s) kunnen enkel die urnen aanbieden die het technisch mogelijk maken om bij te worden gezet. Er kunnen enkel urnen worden bijgezet. Het is niet mogelijk om eerder geplaatste urnen te verwijderen om latere overleden te kunnen bijzetten.
Artikel 6.2.
De afmetingen van de urnen mogen niet meer bedragen dan die van een kubus met 0,30 m zijde. Indien er meer dan één urne in een concessie worden geplaatst, kunnen de aanvrager(s) enkel die urnen aanbieden die het technisch mogelijk maken om bij de vorige urne(n) te worden gezet.
Artikel 6.3.
Na bijzetting zal door het gemeentebestuur een vierkante afsluitplaat worden aangebracht. In geval van een tweede berging in eenzelfde columbariumelement of een tweede bijzetting in eenzelfde urnenkelder, zal door het gemeentebestuur de afsluitplaat worden verwijderd en teruggeplaatst. Kan de oorspronkelijke afsluitplaat wegens beschadiging niet worden teruggeplaatst, dan wordt een nieuwe afsluitplaat geplaatst. De kostprijs wordt door een afzonderlijk reglement vastgelegd.
Artikel 6.4.
Concessies voor het columbarium, concessies op het urnenveld en hun verlengingen worden vastgesteld overeenkomstig de regels toepasselijk op de grondvergunningen.
Concessies mogen niet aan derden worden afgestaan. De prijs wordt bij afzonderlijk reglement vastgesteld.
Artikel 6.5.
Indien de vergunde elementen of urnenkelders worden teruggenomen door het gemeentebestuur omwille van openbaar nut of in het belang van de dienst, wordt de vergunninghouder zonder schadeloosstelling, een nieuw columbariumelement of een nieuwe urnenkelder toegewezen voor de resterende duur van de vergunning. De overbrenging en de verplaatsing van de afsluitplaat is ten laste van de gemeente.
Artikel 6.6.
Indien bij verwaarlozing van de afsluitplaat, vastgesteld in een akte van de burgemeester of zijn afgevaardigde, en waarvoor een bericht werd aangebracht aan het columbarium of het urnenveld, binnen het jaar niet het nodige werd gedaan, zal de inhoud van de urne(n) worden verstrooid op de strooiweide.
Artikel 6.7.
Kronen en andere versieringen mogen slechts worden aangebracht op de daartoe aangeduide plaats en binnen de bepalingen van artikel 8.3 van dit huishoudelijk reglement.
Artikel 6.8.
Bij toepassing van art. 24 en 24bis van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging blijft tijdens de thuisbewaring de concessie gedurende twee jaar ter beschikking van de aanvragers. Na deze twee jaar vervalt de concessie en moet wanneer de thuisbewaring ophoudt, er een nieuwe concessie worden aangevraagd.
Artikel 6.9.
Bij toepassing van art. 24 van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging blijven de concessietermijnen behouden. Bij thuisbewaring moet de hernieuwing van de concessie aangevraagd worden vooraleer de oorspronkelijke termijn van de concessie verstreken is. Wanneer de bewaringstermijn van 2 jaar de oorspronkelijk toegekende termijn overschrijdt, wordt het tarief van de overschrijding proportioneel berekend.
Artikel 6.10.
Wanneer de concessietermijn is afgelopen en de urne door de nabestaanden wordt meegenomen voor thuisbewaring, is het tarief voor ontgraving van een asurn, opgenomen in het afzonderlijk reglement, van toepassing. De aanvraag voor thuisbewaring moet schriftelijk worden aangevraagd. De burgemeester geeft zijn toelating tot de ontgraving van de asurne.
Artikel 6.11.
Wanneer de concessietermijn door de nabestaanden voortijdig wordt beëindigd en de asurne door de nabestaanden wordt meegenomen voor thuisbewaring of wordt uitgestrooid, is het tarief voor ontgraving van een asurn, opgenomen in het afzonderlijk reglement, van toepassing. De aanvraag voor
thuisbewaring moet schriftelijk worden aangevraagd. De burgemeester geeft zijn toelating tot de ontgraving van de asurne.
Artikel 6.12.
Verder zijn van toepassing de artikelen 5.6, 5.7, 5.10 en 5.11 van dit huishoudelijk reglement met dien verstande dat telkens:
- "GRONDVERGUNNING" wordt vervangen door "CONCESSIE VOOR EEN COLUMBARIUMELEMENT OF CONCESSIE VOOR EEN URNENKELDER”
- "GRAFTEKEN" wordt vervangen door "AFSLUITPLAAT".
Artikel 7. Opgravingen en ontsluitingen
Artikel 7.1.
Het verlenen van toestemming tot ontgraving, ontsluiting van een columbariumelement of een urnenkelder door de burgemeester kan enkel om ernstige redenen. Behoudens gerechtelijk bevel, mag geen enkele ontgraving of ontsluiting van een columbariumelement of urnenkelder worden toegestaan tijdens de periode van grafrust, die loopt tot 10 jaar na de laatste begraving of bijzetting.
Artikel 7.2.
De ontgravingen of ontsluitingen hebben plaats buiten de uren dat de begraafplaats toegankelijk is voor het publiek en in tegenwoordigheid van de daartoe gerechtigde personen.
Van de ontgraving of ontsluiting maakt de burgemeester of zijn afgevaardigde een bestuurlijke akte op. De kosten voor ontgraving of ontsluiting vallen ten laste van hem die erom verzoekt, tenzij deze gebeurt op rechterlijk bevel of ingevolge een bestuurlijke beslissing.
Artikel 7.3.
Wanneer een stoffelijk overschot wordt ontgraven om vervoerd en ter aarde besteld te worden in een andere gemeente, dan zal de lijkkist eerst van buiten worden ontsmet en daarna in een luchtdichte en lekvrije kist worden geborgen. De burgemeester kan bijkomende maatregelen voorschrijven.
De nieuwe kist zal daarna worden verzegeld door de burgemeester of zijn afgevaardigde. Zij zal het algemeen volgnummer dragen.
Artikel 7.4.
Indien het lichaam van een persoon die aan een besmettelijke ziekte stierf moet worden ontgraven, kan de burgemeester de toelating weigeren of bijzondere maatregelen opleggen.
Artikel 7.5.
Het is onder geen enkel voorwaarde toegelaten een stoffelijk overschot uit een vergunde grond te ontgraven, om het opnieuw te begraven in de gewone lijn.
Artikel 7.6.
Indien het nodig blijkt, zal bij de opgraving een nieuwe kist worden voorgeschreven. De kosten hiervan worden gedragen volgens de bepalingen van artikel 7.2. van dit huishoudelijk reglement.
Artikel 7.7.
Bij toepassing van art. 24 en 24bis van het decreet van 9 december 2011 betreffende begraafplaatsen en lijkbezorging wordt de afdekplaat van een nis in het columbarium, urnenveld of het grafmonument op initiatief van de aanvrager(s) van de retroactieve thuisbewaring of verstrooiing verwijderd en opnieuw geplaatst in het bijzijn van de gemeentediensten. Kosten van eventuele beschadigingen zijn ten laste van de aanvrager.
De herplaatsing van de afdekplaat gebeurt door de gemeentediensten, bij grafmonumenten gebeurt de herplaatsing door de aanvrager zelf en moet deze uitgevoerd worden binnen de periode van 3 maanden volgend op de ontgraving,
Het monument of de afdekplaat moet gedurende de bewaringstermijn van 2 jaar behouden blijven.
Artikel 8. Graftekens - inschriften – beplantingen
Artikel 8.1.
Onverminderd de verplichting in artikel 5.3. van dit huishoudelijk reglement om op een grondconcessie een grafteken te plaatsen, en tenzij de overledene anders heeft beschikt of zijn verwanten zich ertegen verzetten, heeft eenieder, overeenkomstig artikel 25 van het decreet van 16 januari 2004, het recht om op het grondperceel, waarin een verwant of vriend is begraven, een grafteken (kruis, zerk, of e.d.m.) te laten plaatsen, zonder aan de gemeente enige belasting verschuldigd te zijn. Het volstaat een aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen te richten.
Artikel 8.2.
Een plan van het ontworpen grafteken, met tekst van het inschrift, moet in tweevoud op schaal 1/20ste aan het college van burgemeester en schepenen ter goedkeuring worden bezorgd.
De opschriften mogen geen afbreuk doen aan de goede zeden en niet denigrerend zijn. Bij plaatsing wordt aan de grafmaker een goedgekeurd plan voorgelegd.
De grafzerken en graftekens moeten worden aangebracht op de door de aangestelde van het gemeentebestuur aangegeven lijnrichting en niveau.
De hoogte van de grafzerk op vergunde grond bedraagt maximum 1 m; deze van niet-vergunde grond is maximum 0,80 m, beiden vanuit de paslijn van de grond gemeten.
De breedte op de geconcedeerde grond bedraagt 1 m, de lengte bedraagt 2,25 m of varieert volgens de bestaande toestand.
De breedte op niet-geconcedeerde grond is 0,80 m en de lengte 1,70 m.
De afmetingen van de grafzerken op het kinderpark zijn als volgt: niet-geconcedeerde graven: lengte 1 m, breedte 0,50 m, maximum hoogte 0,60 m; geconcedeerde graven: lengte 1,20 m, breedte 0,60m, maximum hoogte 0,70 m.
De geconcedeerde grond moet in zijn geheel minstens worden omsloten door een kantstrook in harde materialen. De aanplantingen mogen niet hoogstammig zijn. De maximum toegelaten hoogte bedraagt 1m.
Artikel 8.3.
Een naamplaatje kan worden aangebracht op de daartoe voorziene plaats aan de strooiweide voor de overledenen die verstrooid werden. Dit kan enkel na schriftelijke aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen onder dezelfde voorwaarden als bepaald in artikel 8.1 van dit huishoudelijk reglement. De vorm van de naamplaatjes wordt bepaald door het college van burgemeester en schepenen en de bevestiging gebeurt door de grafmaker. De prijs hiervan wordt in een afzonderlijk reglement bepaald door de gemeenteraad. Het naamplaatje wordt na tien jaar verwijderd. De nabestaanden worden niet verwittigd en verlenging is niet mogelijk.
Artikel 8.4.
De afsluitplaat voor een urnenveld en columbarium is eigendom van de gemeente en er mag zonder toestemming van het college van burgemeester en schepenen niets worden op aangebracht, dit om beschadiging te vermijden. De nabestaanden kunnen, na schriftelijke aanvraag aan het college van burgemeester en schepenen, een fotokeramiek op de afsluitplaat laten aanbrengen, mits betaling van de kosten voor het aanmaken van de fotokeramiek en de afsluitplaat. De vorm van de fotokeramiek wordt bepaald door het college van burgemeester en schepenen en de bevestiging gebeurt door de
grafmaker. De fotokeramiek wordt door de gemeente aangemaakt aan de hand van de door de nabestaanden geleverde foto. De fotokeramiek heeft als afmetingen 8 cm bij 10 cm.
De prijs van de fotokeramiek en de afsluitplaat wordt in een afzonderlijk reglement bepaald door de gemeenteraad.
Andere persoonlijke aandenkens mogen pas worden aangebracht nadat er een fotokeramiek op de afsluitplaat werd aangebracht.
Artikel 8.5.
Verwaarloosde graftekens moeten onverwijld worden weggehaald en/of hersteld. Zoals in artikel 5.12 van dit huishoudelijk reglement is bepaald voor de grondconcessie, wordt de staat van verval vastgesteld bij akte van de burgemeester of zijn gemachtigde die onmiddellijk aan belanghebbende wordt betekend. Een bericht zal één jaar lang bij het graf en aan de ingang van de begraafplaats worden aangebracht. Wanneer één jaar na de betekening het grafteken niet werd hersteld of verwijderd en vervangen, laat de burgemeester het wegnemen. Het weggenomen grafteken wordt automatisch eigendom van de gemeente. Bij gevaar voor onmiddellijke instorting of wanneer de openbare veiligheid daartoe noodzaakt, kan de burgemeester zelf onmiddellijk optreden zonder de belanghebbende te verwittigen. Alle aan ambtshalve wegneming verbonden kosten worden teruggevorderd van de verwanten.
Artikel 8.6.
Kronen en bloemstukken uit natuurlijke bloemen moeten worden weggenomen zodra de bloemen verwelken.
Kronen en bloemen uit kunststof mogen niet worden geplaatst in breekbare omhulsels.
De op de graven aangebrachte bloemen en planten moeten behoorlijk worden onderhouden. Verkeren zij niet meer in goede staat dan moeten zij worden verwijderd. Indien dit niet gebeurt zorgt het gemeentebestuur voor de opruiming.
Artikel 8.7.
Alleen op graftekens van vergunde percelen mag, na bijzetting van het tweede stoffelijk overschot, nog een bijkomend opschrift worden gebeiteld in het reeds geplaatste grafteken.
Artikel 8.8.
De aannemers die een grafteken plaatsen, moeten onmiddellijk de overtollige aarde buiten de begraafplaats brengen. Dadelijk nadat de grondwerken klaar zijn, worden de graftekens geplaatst en volledig afgewerkt.
Artikel 8.9.
Uitgenomen voor dienstnoodwendigheid is het verboden binnen de omheining van de begraafplaats stenen, materialen of voorwerpen van welke aard ook, al of niet dienende voor het oprichten van grafzerken of –tekens, neer te leggen.
Artikel 8.10.
Alvorens de graftekens worden aangebracht, moeten ze volledig klaar zijn om geplaatst te worden. Graftekens moeten in éénmaal worden aangevoerd.
Artikel 8.11.
Mortel of ander materiaal moet volledig toebereid in bakken of kuipen worden aangevoerd. Op de begraafplaats mag geen open vuur worden gemaakt. Wanneer lijkkisten tijdens de werken worden blootgelegd, dan zal de aannemer ze behoorlijk bedekken.
Artikel 8.12.
Steenblokken en zware materialen voor het oprichten van graftekens moeten op een niet gemotoriseerd voertuig worden vervoerd. De voertuigen moeten onmiddellijk worden afgeladen; zij
mogen nooit 's nachts op de begraafplaats blijven staan. Voor uitzonderlijke werken kan hiervan door het college van burgemeester en schepenen worden afgeweken.
Artikel 8.13.
Alle uitgravingen en alle werken over het algemeen gebeuren door de zorgen, op kosten en onder de verantwoordelijkheid van de aannemers. Na voltooiing van de werken zullen de aanvullingen door middel van goed aangedamde aarde geschieden.
Onmiddellijk na voltooiing van de werken moeten de vergunninghouders of hun aannemers alle materialen, steenpuin, afval, enz. uit de wegen en de graspleinen verwijderen. Zij zorgen dat de omgeving van de graftekens en de plaatsen waar de werken zijn verricht, terug zindelijk worden gemaakt. Eventuele schade aangebracht aan zerken, beplantingen, wegen e.a. moeten worden vergoed.
Artikel 9. Wedergebruik van gronden en columbariumelementen of urnenkelders
Artikel 9.1.
Bij wedergebruik van de gronden heeft de begraving plaats in een kuil waarin sedert 10 jaar niet is begraven, te rekenen van de teraardebestelling. Wanneer niet-geconcedeerde gronden of niet- geconcedeerde columbariumelementen en urnenkelders voor nieuwe begravingen of bijzettingen moeten worden gebruikt, wordt minstens een jaar op voorhand aan de belanghebbenden kennis gegeven dat deze graven, columbariumelementen of urnenkelders zullen worden teruggenomen. Dit gebeurt door middel van een aan elk graf, columbariumelement of urnenkelder aangeplakt akte van de burgemeester, dat deze graven, columbariumelementen of urnenkelders zullen worden teruggenomen.
Gedurende de laatste zes weken van deze termijn mogen de belanghebbenden de graftekens of afsluitplaten weghalen. Indien de belanghebbenden gekend zijn zal het hen daarenboven schriftelijk worden medegedeeld.
Bij het verstrijken van deze termijn of de door het college van burgemeester en schepenen toegestane termijnverlengingen, worden de materialen eigendom van de gemeente.
Er zullen geen graven, columbariumelementen of urnenkelders mogen worden behouden.
Artikel 9.2.
De beenderen en overblijfselen van lijkkisten, die door wedergebruik van de graven worden bovengehaald, worden verzameld en dadelijk terug begraven. Bij wedergebruik van columbariumelementen of urnenkelders zal de as van de overledene worden verstrooid op de strooiweide.
Artikel 10. Toegang tot de begraafplaatsen – ordemaatregelen
Artikel 10.1.
De begraafplaats is iedere dag van 9 tot 17 uur voor het publiek toegankelijk. Tijdens de maanden mei tot en met september van 9 tot 19 uur. Na het sluitingsuur mag de begraafplaats niet meer worden betreden.
Artikel 10.2.
Fietsers, bromfietsers, dronken personen, venters, spelende kinderen, dieren met uitzondering van gidshonden voor personen met een handicap, zijn niet toegelaten op de begraafplaats. Het is tevens verboden gelijk welke daad te stellen, houding aan te nemen of manifestatie op getouw te zetten, die de welvoeglijkheid van de plaats, de orde en de eerbied voor de doden stoort of kan storen.
Iedereen die de opgesomde bepalingen overtreedt, wordt, onverminderd eventuele vervolgingen, van de begraafplaats verwijderd.
Artikel 10.3.
De kisten of urnen moeten op werkdagen tussen 9 uur en 15 u en 's zaterdags ten laatste om 13 uur aan de grafkuil, het columbarium of de urnenkelder worden gebracht.
Op zon- en feestdagen hebben geen teraardebestellingen of bergingen plaats, behalve de bij artikel
2.1 van dit huishoudelijk reglement bedoelde gevallen. Ook mogen op die dagen op de begraafplaats geen werken worden uitgevoerd.
Artikel 10.4.
Elk jaar worden, ter gelegenheid van Allerheiligen en Allerzielen, volgende schikkingen toegepast:
1. Het gewoon opsmukken en rein maken van de graven en columbarium- elementen, aanvoeren en plaatsen van gedenktekens, alsook alle andere grote werkzaamheden worden toegelaten tot en met de voorlaatste werkdag van de maand oktober tot 16 uur (zaterdag wordt niet beschouwd als werkdag);
2. De gewone werkzaamheden mogen slechts hernomen worden op 3 november;
3. De begravingen worden toegelaten tot 12 uur op de laatste werkdag van oktober en op 2 november.
Artikel 10.5.
De grafzerken of -tekens die op de voorlaatste werkdag van oktober niet zijn geplaatst, zullen de volgende dag voor 10 uur door de belanghebbende worden weggenomen en buiten de begraafplaats vervoerd. De aarde, afkomstig van grondwerken, de materialen en werktuigen, niet opgeruimd op de voorlaatste werkdag van de maand oktober, worden door het personeel van de begraafplaats weggevoerd op kosten en risico van de belanghebbenden, zonder enig verhaal en onverminderd de gerechtelijke straffen.
Artikel 10.6.
De voorwerpen die op de begraafplaats worden gevonden, moeten onmiddellijk afgegeven worden aan de grafmaker, die er nota van neemt en ze ter bewaring aan de politie overmaakt.
Artikel 10.7.
Bijzondere versieringen dienen stevig aan de grafzerken bevestigd.
Artikel 10.8.
Het is verboden:
1. over de omheining van de begraafplaats te klimmen;
2. papier, verpakkingsmiddelen, enz. op de begraafplaats achter te laten;
3. voorwerpen uit te stallen, te verkopen of ermee te leuren, reclameborden op graven of parken te plaatsen, zijn diensten aan te bieden aan bezoekers. Dit verbod treft zowel personeelsleden als grafzerkmakers, bloemenverkopers, enz.
Artikel 10.9.
Alle, niet in dit hoofdstuk voorziene gevallen, zullen door de burgemeester of zijn aangestelde, worden beslecht.
Artikel 11. Overgangsmaatregelen
Artikel 11.1.
Elke vorige raadbeslissing betreffende hetzelfde onderwerp wordt opgeheven.
Artikel 11.2.
De concessies worden verleend onder de in het desbetreffende huishoudelijk reglement of het eerdere politiereglement bepaalde voorwaarden zoals die gesteld zijn op het ogenblik van de concessieaanvraag.
GRAFFITIREGLEMENT
DEEL B10
Artikel 1.
Individuen, groepen (crews), scholen, organisaties, mogen graffitiwerken aanbrengen op de daartoe voorziene zone onder de brug van Wijnegem-dorp.
Artikel 2 .
De graffitiwriter heeft een schriftelijke toelating nodig, die hij/zij op zak moet hebben tijdens de activiteit. Voor een toelating nemen de graffitiwriters contact op met de jeugddienst, Xxxxxxxxxxxxxx 000, 0000 Xxxxxxxx, 03/288 21 70, xxxxxxxxxxx@xxxxxxxx.xx.
Artikel 3.
De vergunning is beperkt in tijd en loopt over een periode van 2 jaar.
Artikel 4.
De verantwoordelijke van de activiteit verbindt er zich toe volgende afspraken na te leven:
- Werken mogen enkel aangebracht worden onder de elektriciteitsleiding en op de kaaimuur. De bordjes met de contactgegevens van de jeugddienst, de lampen, de markeringspunten die dienen om de stabiliteit van de constructie te controleren en de reddingsboeien worden niet bespoten.
- Er mogen enkel graffiti’s geplaatst worden die de gangbare maatschappelijke normen niet overschrijden. Geweld en porno kunnen bijvoorbeeld niet.
- Graffitiwriters respecteren elkaars werk.
- Lege spuitbussen en ander afval moeten -vanzelfsprekend!- door de kunstenaar zelf verwijderd worden.
Artikel 5.
Wanneer hoger vernoemde afspraken niet worden nagekomen, zijn volgende maatregelen voorzien:
- de vergunning wordt ingetrokken (elke nieuwe vergunning wordt gedurende een jaar na de vaststelling van niet-naleving, geweigerd.)
- Wanneer de afspraken vermeld in artikel 4 niet worden nageleefd, wordt dit aanzien als een overtreding waarvoor een administratieve geldboete kan worden vastgesteld.
Artikel 6.
Volgens het verkeersreglement is het niet toegestaan om onder de brug te parkeren.
DEEL B11
TOEGANKLIJK VOOR
BRANDVEILIGHEID VOOR INRICHTINGEN PUBLIEK EN RECREATIE.
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1
De uitbater van een inrichting, die toegankelijk is voor het publiek, is verplicht om:
ten minste één maand vóór de opening van de inrichting aan de burgemeester de openingsdatum van de inrichting te melden, en dit met een aangetekende brief;
alle maatregelen te nemen die brand voorkomen en bestrijden, opgenomen in afdeling 2 en volgende. De uitbater moet dit doen voor de inrichting opent.
Artikel 2
Onverminderd de voorschriften in afdeling 2 en volgende, neemt de uitbater de nodige maatregelen om:
- brand te voorkomen;
- ieder begin van brand snel en doeltreffend te bestrijden;
- bij brand te verzekeren dat de aanwezige personen veilig en snel de inrichting verlaten;
- bij brand onmiddellijk de brandweerdienst op te roepen.]
Hoofdstuk 2. Maatregelen om brand te voorkomen en te bestrijden
Afdeling 1. Definities
Artikel 3
Behalve bij een uitdrukkelijke afwijking, hebben de in deze afdeling gebruikte termen (voorbeeld: bouwmateriaal, bouwelement, wand, veiligheidsverlichting, zelfsluitende deur, waarschuwing, alarm, plafond en vals plafond), de betekenis van het KB van 7 juli 1994 tot vaststelling van de basisnormen voor de preventie van brand en ontploffing waaraan de nieuwe gebouwen moeten voldoen.
Weerstand tegen brand van een bouwelement: de tijd waaraan een bouwelement met een dragende en/of scheidende functie gelijktijdig voldoet aan de eisen van stabiliteit, vlamdichtheid en thermische isolatie, als het getest is volgens de Europese norm NBN EN 13501-2 of volgens de Belgische norm NBN 713.020.
Welke eigenschappen van de ‘oude’ Belgische norm NBN 713.020 kunnen aanvaard worden als evenwaardig aan de ‘nieuwe’ Europese norm NBN EN 13501-2, staat in volgende tabel:
NBN EN 13501-2 | NBN 713.020 | ||
Voor | R 30, RE 30, REI 30 en EI 30 | voldoet | Rf 1/2 h |
Voor | R 60, RE 60, REI 60 en EI 60 | voldoet | Rf 1 h |
Voor | R 120, RE 120, REI 120 en EI 120 | voldoet | Rf 2 h |
Voor | EI1 30 deuren | voldoet | Rf 1/2 h |
Voor | EI1 60 deuren | voldoet | Rf 1 h |
Reactie bij brand van een materiaal: gedrag van een materiaal dat in gespecificeerde testomstandigheden, door zijn eigen ontbinding, een vuur waaraan het blootgesteld wordt, voedt. De voorschriften van reactie bij brand van bouwmaterialen worden uitgedrukt zoals bepaald in de Europese norm EN 13501.
De tabellen hieronder geven aan welke eigenschappen van de ‘oude’ Belgische norm NBN S 21-203 kunnen aanvaard worden als evenwaardig aan de ‘nieuwe’ eisen zoals bepaald in de Europese norm NBN EN 13501.
1. Voor alle materialen
NBN EN 13501 | NBN S 21-203 | ||
Voor | A1 en A2-s1, d0 of lager | voldoet | A0 |
Voor | B-s1, d0 of lager | voldoet | A1 |
Voor | C-s1, d0 of lager | voldoet | A2 |
Voor | D-s1,d0 of lager | voldoet | A3 |
2. Voor vloerbekledingen
NBN EN 00000 | XXX X 21-203 | ||
Voor | A1fl en A2fl-s1 of lager | voldoet | A0 |
Voor | Bfl-s1 of lager | voldoet | A1 |
Voor | Cfl-s1 of lager | voldoet | A2 |
Voor | Dfl-s1 of lager | voldoet | A3 |
Voor | Efl | voldoet | A3 |
Optrede: de verticale projectie van de afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen. Aantrede: de horizontale projectie van de afstand tussen twee opeenvolgende trapneuzen. Looplijn: De looplijn wordt als volgt bepaald:
bij steektrappen en scheluwe trappen, ongeacht hun breedte, ligt de looplijn in het midden van de trap;
bij draaitrappen breder dan 80 centimeter, ligt de looplijn niet minder dan 40 centimeter en niet meer dan 60 centimeter van de binnenkant van de leuningzone of van de spil, en op minstens 35 centimeter van de buitenranden van de treden.
Aanrechtkeuken: is een vertrek om koude en warme gerechten klaar te maken, met hulp van apparaten die zichzelf na verloop van tijd automatisch uitschakelen (bv. waterkoker, toaster, microgolfoven). Hier worden ook etenswaren en keukengereedschap bewaard.
Totale oppervlakte: is de totale bruto-oppervlakte van de hele inrichting. Deze omvat zowel de publiek toegankelijke als niet-toegankelijke lokalen en delen.
Totaal publiek toegankelijke oppervlakte:De volgende regel wordt gehanteerd om de oppervlakte te bepalen van lokalen en delen die toegankelijk zijn voor het publiek:
in het kader van een stedenbouwkundige vergunning voor oprichting, inrichting of herinrichting, wordt de oppervlakte berekend zonder aftrek van toonbanken, tapkasten en ander meubilair of goederen;
voor bestaande inrichtingen in uitbating wordt de oppervlakte berekend met aftrek van toonbanken, tapkasten en ander meubilair of goederen.
Afdeling 2. Toepassingsgebied
Artikel 4
§1. De bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op alle inrichtingen of delen van inrichtingen, die toegankelijk zijn voor het publiek, ook als ze éénmalig of sporadisch voor het publiek opengesteld worden.
§2. Deze bepalingen gelden ook voor:
die inrichtingen waar het publiek slechts onder bepaalde voorwaarden wordt toegelaten; die lokalen of gebouwen die in oorsprong niet voor dergelijke activiteiten gemaakt werden, enkel als er een dergelijke publieke activiteit plaatsvindt.
§3. Deze bepalingen gelden niet voor:
tijdelijke inrichtingen die voor maximum drie maanden op eenzelfde plaats zijn gevestigd, zoals bedoeld in de richtlijnen van december 1967 over “de reglementering van de bescherming tegen brand- en paniekrisico’s in kermisinrichtingen en andere tentoonstellingen van tijdelijke aard zoals jaarbeurzen en tentoonstellingen”. Inrichtingen die hieronder vallen zijn:
o kermisbarakken en circussen, op voorwaarde dat de organisator een evenementen aanvraag indiende;
o tenten voor het organiseren van vermakelijkheden en het geven van vertoningen, op voorwaarde dat de organisator een evenementen aanvraag indiende.
installaties in openlucht;
ruimtes die gebruikt worden om voertuigen te stallen, tenzij deze ruimtes voor een ander doel worden gebruikt.
§4. Deze bepalingen zijn niet van toepassing op een publiek toegankelijke inrichting gelegen in een pand waar een hogere regelgeving geldt, met uitzondering van Vlarem, Arab en het Koninklijk besluit op de arbeidsplaatsen en wanneer de publiek toegankelijke inrichting enkel wordt benut in het kader van de hogere regelgeving.
Artikel 5
De uitbater stelt op eigen verantwoordelijkheid het maximaal aantal aanwezige personen vast, binnen de volgende grenzen:
§1. op basis van volgende parameters:
Als er geen vaste zitplaatsen zijn, geldt als algemene regel in inrichtingen toegankelijk voor het publiek: één persoon per één m² totale publiek toegankelijke oppervlakte.
Uitgezonderd:
in winkels: één persoon per één m² totale publiek toegankelijke oppervlakte; in zalen: twee personen per één m² totale publiek toegankelijke oppervlakte;
op dansvloeren: drie personen per één m² totale publiek toegankelijke oppervlakte;
als er uitsluitend vaste zitplaatsen zijn: er mogen zoveel mensen aanwezig zijn als het aantal zitplaatsen.
§2. op basis van het aantal uitgangen (voor de berekening: zie verder);
§3. op basis van de nuttige breedte van de uitgangen (voor de berekening: zie verder).
Artikel 6
§1. Een bord met hierop het maximaal aantal personen dat in de inrichting aanwezig mag zijn, moet door de uitbater, duidelijk leesbaar en goed zichtbaar, worden aangebracht bij de ingang(en).
§2. De uitbater neemt alle nodige maatregelen om te voorkomen dat meer personen aanwezig zijn dan op dit bord staat.
§3. In de aangifte voorzien in artikel 294 vermeldt de uitbater ook het maximaal aantal personen dat in zijn inrichting aanwezig mag zijn.
Hoofdstuk 3. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar
maximaal negen personen toegang kunnen hebben
Afdeling 1. Bouwmaterialen en versieringen
Artikel 7
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden, als versiering of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier). Losse plafonddoeken zijn niet toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering (voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 8
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten worden aangebracht op een manier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 2. Uitgangen en trappen
Artikel 9
De aanwezigen moeten het gebouw snel en veilig kunnen verlaten. Het is verboden om voorwerpen die de doorgangen kunnen belemmeren, te plaatsen in de uitgangen en wegen die naar de uitgangen leiden of de nuttige breedte ervan verkleinen.
Artikel 10
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen, die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door pictogrammen vermeld in onderafdeling 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd zowel door de normale verlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit elke punt van de publiek toegankelijke begaanbare oppervlakte goed leesbaar zijn. De tweede of derde uitgang mag eventueel aangeduid worden met het pictogram "nooduitgang", vermeld in onderafdeling 7.
Artikel 11
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte een opvallend merkteken dragen.
Afdeling 3. Verlichting en elektrische installaties
Artikel 12
De lokalen moeten behoorlijk verlicht kunnen worden. Alleen elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 13
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijk en automatisch begint te werken als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturen aangebracht worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bij brandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn,
die ook sterk genoeg verlicht, om een vlotte ontruiming te verzekeren. De veiligheidsverlichting moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen functioneren.
Afdeling 4. Verwarming en brandstof
Artikel 14
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting, ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van de verwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 15
Verwarmingstoestellen die niet op elektriciteit werken, moeten op een schoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer van verbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte en recipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek.
Artikel 16
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voor gebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 5. Open vuur
Artikel 17
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkel toegelaten als ze geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niet toegelaten.
Artikel 18
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten in een vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 19
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkel toegestaan met CE- gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzaken als ze gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 6. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 20
Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel van het type 6 kilo poeder ABC of gelijkwaardig aanwezig zijn.
Artikel 21
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABC poeder of gelijkwaardig aanwezig zijn. Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezig zijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn.
Artikel 22
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden en beschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaleerd worden door de pictogrammen van onderafdeling 7 en gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn. Het materieel moet altijd onmiddellijk gebruikt kunnen worden.
Artikel 23
Al het personeel moet ingelicht worden over de gevaren van brand in de inrichting en moet oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting te kunnen ontruimen.
Artikel 24
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffen worden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaakt worden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitend metalen deksel of moet ‘vlamdovend’ zijn.
Artikel 25
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedankte voorwerpen of producten verzameld worden.
Hoofdstuk 4. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar
minstens tien en maximaal 49 personen toegang kunnen hebben
Afdeling 1. Bouwmaterialen en versieringen
Artikel 26
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden, als versiering of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier). Losse plafonddoeken zijn niet toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering(voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 27
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten zodanig worden aangebracht op een manier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 2 – Uitgangen en trappen
Artikel 28
Elke uitgang, doorgang, gang, evacuatieweg, deuropening en trap moet een snelle en gemakkelijke ontruiming van de inrichting mogelijk maken. Ze moeten een vrije breedte hebben van minimaal 80 centimeter in het geval van een stedenbouwkundige vergunning en 70 centimeter in geval van bestaande uitbating. Ze moeten een vrije hoogte hebben van minimaal twee meter. Als de trap stijgt in de richting van de vluchtweg, is de minimumbreedte van deze trap in centimeter gelijk aan het dubbel van het maximaal aantal toegelaten personen dat de trap als vluchtweg moet gebruiken. De breedte is minstens 80 centimeter in het geval van een stedenbouwkundige vergunning en 70 centimeter in geval van een bestaande uitbating. De trappen zijn vast, en voorzien van stevige leuningen. De treden moeten slipvrij zijn.
Artikel 29
Er is steeds minstens één uitgang die rechtstreeks toegang geeft tot de openbare weg of tot een hiermee gelijkgestelde plaats. Tijdens de openingsuren van de inrichting mogen de deuren in de uitgangswegen in geen geval vergrendeld of met een sleutel gesloten worden. Automatisch werkende deuren mogen gebruikt worden voor uitgangen die rechtstreeks naar buiten uitgeven, als deze deuren
automatisch openen wanneer de elektriciteit uitvalt of een andere panne optreedt. Uitgangen waarin trommeldeuren of draaipaaltjes staan, mogen niet als (nood)uitgang beschouwd worden.
Artikel 30
Het is verboden om voorwerpen die de doorgangen kunnen belemmeren, te plaatsen in de uitgangen en wegen die naar de uitgangen leiden of de nuttige breedte ervan verkleinen.
Artikel 31
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen, die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de pictogrammen vermeld in onderafdeling 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd zowel door de normale verlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit elke punt van de publiek toegankelijke begaanbare oppervlakte goed leesbaar zijn. De tweede of derde uitgang mag eventueel aangeduid worden met het pictogram "nooduitgang", vermeld in onderafdeling 7.
Artikel 32
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte een opvallend merkteken dragen.
Afdeling 3. Verlichting en elektrische installaties
Artikel 33
De lokalen moeten behoorlijk verlicht kunnen worden. Alleen elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 34
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijk en automatisch begint te werken als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturen aangebracht worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bij brandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn, die ook sterk genoeg verlicht, om een gemakkelijke ontruiming te verzekeren. De veiligheids- verlichting moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen branden.
Afdeling 4. Verwarming en brandstof
Artikel 35
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting, ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van de verwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 36
De verwarmingstoestellen die niet op elektriciteit werken, moeten op een schoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer van verbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralings-warmte en recipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek.
Artikel 37
Als op de gastoevoerleiding buiten het gebouw geen afsluiter is aangebracht, zal de uitbater aan de gasmaatschappij vragen om die afsluiter te plaatsen. De afsluiter moet op de voorgevel goed zichtbaar worden aangeduid.
Artikel 38
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voor gebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 5. Open vuur
Artikel 39
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkel toegelaten als ze geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niet toegelaten.
Artikel 40
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten in een vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 41
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkel toegestaan met CE- gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzaken als ze gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 6. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 42
De uitbater moet voldoende brandblusmiddelen aanbrengen, aangepast aan de omstandigheden. In de inrichtingen toegankelijk voor publiek, moeten snelblustoestellen van het type 6 kilo poeder ABC of gelijkwaardig aanwezig zijn. Die toestellen moeten goed verdeeld worden over de oppervlakte waar het publiek komt: één toestel per 150 m² totale oppervlakte, met een minimum van twee snel- blustoestellen. Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel aanwezig zijn.
Artikel 43
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABC poeder of gelijkwaardig aanwezig zijn. Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezig zijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn.
Artikel 44
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden en beschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaleerd worden door de pictogrammen van onderafdeling 7. Het materieel moet gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn. Het materieel moet altijd onmiddellijk gebruikt kunnen worden.
Artikel 45
Al het personeel moet worden ingelicht over de gevaren van brand in de inrichting en moet oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting te kunnen ontruimen.
Artikel 47
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffen worden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaakt worden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitend metalen deksel of moet ‘vlamdovend’ zijn.
Artikel 48
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedankte voorwerpen of producten verzameld worden.
Hoofdstuk 5. Maatregelen van toepassing op inrichtingen toegankelijk voor het publiek waar
50 personen en meer toegang kunnen hebben
Afdeling 1. Bouwmaterialen en versieringen
Artikel 49
Het is verboden om materialen, textiel en kunststoffen die gemakkelijk branden, als versiering of bouwmateriaal te gebruiken in de inrichtingen toegankelijk voor het publiek (voorbeeld: rietmatten, stro, karton, boomschors, papier).
Losse plafonddoeken zijn niet toegelaten. De normale, functionele stoffering geldt niet als versiering(voorbeeld: gordijnen en overgordijnen, vaste muurbekleding, vloerbedekking, tafellinnen).
Artikel 50
De versieringen, luifels en tochtportalen moeten worden aangebracht op een manier dat zij geen verzamelplaats kunnen worden voor vuil, afval en dergelijke.
Afdeling 2. Uitgangen en trappen
Artikel 51
De trappen, gangen, deuren en de wegen die daarheen leiden en hierna met de term ‘uitgang’ aangeduid worden, moeten mogelijk maken dat de inrichting snel en gemakkelijk ontruimd wordt. Er is steeds minimaal één uitgang die rechtstreeks toegang geeft op de openbare weg of op een hiermee gelijkgestelde plaats.
Inrichtingen of gedeelten van inrichtingen, waar het maximaal aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten ten minste twee aparte uitgangen hebben.
Drie afzonderlijke uitgangen zijn vereist voor inrichtingen of delen van inrichtingen waar het maximaal aantal personen vijfhonderd of meer bedraagt.
Om het aantal uitgangen te berekenen, geldt de veronderstelling dat, om het gebouw te verlaten, alle personen van een verdieping samen naar de naburige verdieping gaan en dat deze verdieping al ontruimd is, als zij er aankomen.
Artikel 52
§1. De uitgangswegen en deuren moeten een totale breedte hebben die in centimeter minstens gelijk is aan het maximaal aantal toegelaten personen dat ze moet gebruiken om de inrichting te ontruimen.
§2. Elke uitgangsweg en -deur moet minstens een vrije breedte hebben van 80 centimeter in het geval van een stedenbouwkundige vergunning, minstens 70 centimeter in geval van een bestaande uitbating. Zij moet bovendien een vrije hoogte van twee meter hebben.
Artikel 53
§1. Als de inrichting op bovenverdiepingen of in kelderverdiepingen lokalen heeft waar het publiek komt, moeten vaste trappen naar deze lokalen leiden.
§2. Verdiepingen waar het maximaal aantal personen honderd of meer bedraagt, moeten over minstens twee afzonderlijke trappen beschikken. Verdiepingen waar het maximaal aantal personen vijfhonderd of meer bedraagt, moeten over minstens drie afzonderlijke trappen beschikken.
§3. De trappen hebben een breedte die in centimeter minstens gelijk is aan het aantal personen dat deze trappen gebruikt om de uitgangen van de inrichting te bereiken. Vermenigvuldig deze minimumbreedte met 1,25 voor dalende trappen en met twee voor stijgende trappen. Om deze breedten te berekenen, geldt de veronderstelling dat, om het gebouw te verlaten, alle personen van een verdieping samen naar de naburige verdieping gaan en dat deze verdieping al ontruimd is, als zij er aankomen. De minimumbreedte voor elke trap bedraagt minstens 80 centimeter in het geval van een bouwvergunning en 70 centimeter in geval van bestaande uitbating.
Artikel 54
Om aan de eisen van artikel 95 te voldoen:
komen rol- en spiltrappen en hellende vlakken met een helling van meer dan tien procent niet in aanmerking;
moeten de trappen uit rechte delen bestaan en een aantrede hebben van minimaal 20 centimeter; kunnen draaitrappen toegestaan worden, als de aantrede op de looplijn minstens 24 centimeter is.
Artikel 55
De trappen moeten op de gepaste plaats(en) voorzien zijn van stevige leuningen. De treden moeten slipvrij zijn. Roltrappen moeten aan ieder uiteinde kunnen worden stilgelegd.
Artikel 56
§1. Geen enkel punt van de publiek toegankelijke ruimte mag verder dan 45 meter van de eerste uitgang liggen. Geen enkel punt van de publiek toegankelijke ruimte mag verder dan 80 meter van de tweede uitgang liggen.
§2. Uitgangen met volgende kenmerken worden aanvaard:
rechtstreeks op de openbare weg of op een hiermee gelijkgestelde plaats;
op een binnenterrein, zodat alle aanwezigen zich minstens acht meter van het gebouw kunnen verwijderen;
via een evacuatieweg die voldoet aan de volgende kenmerken:
- De evacuatieweg moet wanden Rf 1 uur hebben en zelfsluitende deuren Rf ½ uur. - - De Rf-waarden kunnen vervangen worden door de waarden volgens de Europese norm zoals voorzien in de tabel “weerstand tegen brand van een bouwelement”
- De trappen moeten gemaakt zijn uit onbrandbare materialen.
- De breedte van de evacuatieweg en van de trappen is minstens 80 centimeter en wordt bepaald volgens de algemeen geldende regels (evenredigheid met het aantal gebruikers, namelijk één centimeter/persoon horizontaal; 1,25 centimeter/persoon voor dalende evacuatie en twee centimeter/persoon voor stijgende evacuatie).
- De deuren moeten in de evacuatierichting draaien.
- De plaats waar de evacuatieweg weer op het gelijkvloers komt, moet vlak bij de gevel liggen en moet onafhankelijk zijn van de eigenlijke uitgang.
- De hele evacuatieweg beschikt over degelijke, voldoende en automatische veiligheidsverlichting.
- De aanduiding van deze (nood)uitgang en de te volgen richting moet veelvuldig aangeduid worden met de reglementaire pictogrammen.
Artikel 57
§1. De deuren in de uitgangswegen moeten ofwel in beide richtingen ofwel in de vluchtzin opendraaien. Tijdens de openingsuren van de inrichting mogen zij in geen geval vergrendeld of met een sleutel gesloten worden.
§2. Uitgangsdeuren, die zich op minder dan hun breedte van de rooilijn bevinden, draaien naar binnen open en moeten tijdens de openingsuren van de inrichting permanent en vergrendeld open zijn.
§3. Uitzondering wordt gemaakt voor uitgangsdeuren van een bijzonder type: deze deuren kunnen bij gewone druk alleen naar binnen draaien, maar bij een sterkere druk ook naar buiten. Deze deuren moeten niet permanent en vergrendeld openblijven tijdens de openingsuren van de inrichting.
§4. De deuren in de uitgangswegen die twee uitgangen verbinden, moeten in beide richtingen opendraaien.
§5. Automatisch werkende deuren mogen gebruikt worden voor uitgangen die rechtstreeks naar buiten uitgeven, als zij automatisch in open stand worden gebracht wanneer de elektriciteit uitvalt of een ander panne optreedt. Uitgangen waarin trommeldeuren en draaipaaltjes staan, mogen niet als (nood)uitgang beschouwd worden.
Artikel 58
Er mogen geen voorwerpen geplaatst worden die de doorgangen kunnen belemmeren of de nuttige breedte van de doorgangen, uitgangen en wegen die naar uitgangen leiden, verkleinen. In winkels, warenhuizen en soortgelijke inrichtingen mogen de verkoop- en uitstalstands geen hinder vormen voor een vlotte doorgang van het publiek. Het is verboden tussen de verkoopstands of tegen de boord ervan waren te plaatsen, die een vlotte evacuatie in gevaar kunnen brengen of vertragen. De uitbater zorgt ervoor dat de aankoopwagentjes, die ter beschikking staan van de klanten, zo geplaatst worden dat zij een snelle ontruiming van de inrichting niet verhinderen.
Artikel 59
De plaats van elke uitgang en de richting van de wegen, uitgangswegen en trappen die naar deze uitgangen leiden, worden aangeduid door de pictogrammen vermeld in afdeling 7. De zichtbaarheid van de pictogrammen wordt verzekerd, zowel door de normale verlichting als door de veiligheidsverlichting. Zij moeten vanuit alle delen van de voor het publiek toegankelijke lokalen goed waarneembaar zijn en in verhouding staan tot de afmeting van de ruimte. De tweede of derde uitgang mag eventueel aangeduid worden met het pictogram ‘nooduitgang‘, vermeld in afdeling 7.
Artikel 60
Glazen wanden en de vleugels van glazen deuren moeten op ooghoogte een opvallend merkteken dragen.
Afdeling 3. Verlichting en elektrische installaties
Artikel 61
De lokalen moeten behoorlijk verlicht zijn. Alleen elektriciteit is toegelaten als kunstmatige verlichtingsbron.
Artikel 62
De inrichting moet voorzien worden van veiligheidsverlichting, die onmiddellijk en automatisch in dienst treedt als de stroom uitvalt. Minimaal moeten armaturen aangebracht worden boven elke uitgangsdeur, in alle evacuatiewegen (gangen en trappen), bij de brandbestrijdingsmiddelen en in alle lokalen die uitsluitend door kunstlicht verlicht worden. Er moet voldoende veiligheidsverlichting zijn, die ook voldoende sterk is, om een gemakkelijke ontruiming te verzekeren. De veiligheidsverlichting moet minstens één uur zonder onderbreking kunnen branden.
Afdeling 4. Verwarming en brandstof
Artikel 63
Alle nodige veiligheidsmaatregelen moeten worden genomen om oververhitting, ontploffing en brand van de verwarmingsinstallatie te voorkomen. In de omgeving van de verwarmingsinstallatie is niets toegelaten wat het brandrisico verhoogt.
Artikel 64
De verwarmingstoestellen, die niet op elektriciteit werken, moeten op een schoorsteen aangesloten zijn of op een speciale inrichting voor de afvoer van verbrandingsproducten. Verplaatsbare verwarmingstoestellen voor stralingswarmte en recipiënten met vloeibare brandstoffen zijn niet toegelaten in lokalen die toegankelijk zijn voor het publiek.
Artikel 65
De stookinstallatie van de centrale verwarming en de brandstoffenvoorraad moeten elk in een afzonderlijk en goed verlucht lokaal worden geïnstalleerd. Dat lokaal mag niet rechtstreeks in verbinding staan met lokalen toegankelijk voor het publiek.
De binnenwanden moeten een Rf hebben van minstens één uur en de deur(en) in deze wanden moet(en) zelfsluitend zijn met een Rf van minstens een halfuur. De Rf-waarden kunnen vervangen worden door de waarden volgens de Europese norm zoals voorzien in de tabel “weerstand tegen brand van een bouwelement” in artikel 3.
Artikel 66
De branders die vloeibare brandstof gebruiken, moeten uitgerust worden met een automatische blusinstallatie.
Artikel 67
De toevoerleiding tussen het lokaal waarin de brandstoffenvoorraad staat en de stookplaats moet stevig bevestigd en uit metaal vervaardigd zijn. Deze leiding moet minstens één afsluitkraan hebben op een veilige en gemakkelijk bereikbare plaats, buiten deze lokalen.
Artikel 68
De gasmeters zijn opgesteld in een ruimte buiten de stookplaats, die goed verlucht is en waarin niets aanwezig is wat het brandrisico verhoogt.
Die ruimte ligt buiten de delen van de inrichting die voor het publiek toegankelijk zijn. Artikel 69
Als op de gastoevoerleiding buiten het gebouw geen afsluiter is aangebracht, zal de uitbater aan de gasmaatschappij vragen om die afsluiter te plaatsen. De afsluiter moet op de voorgevel goed zichtbaar worden aangeduid.
Artikel 70
Recipiënten voor vloeibaar gemaakt petroleumgas, zowel voor opslag als voor gebruik, mogen enkel in openlucht geplaatst worden.
Afdeling 5. Open vuur
Artikel 71
Sfeerverlichting met open vuur, zoals kaarsen en petroleumlampen, is enkel toegelaten als ze geen brand kan veroorzaken bij gebruik of bij omstoten. Fakkels zijn niet toegelaten.
Artikel 72
Verwarming of verhitting door open haarden of open vuren is enkel toegelaten in een vuurvaste en stabiele opstelling, voorzien van afdoende rookgasafvoer.
Artikel 73
Bakken, braden en flamberen in de publiek toegankelijke gedeelten zijn enkel toegestaan met CE- gekeurde toestellen en als deze toestellen geen brand kunnen veroorzaken als ze gebruikt of omgestoten worden.
Afdeling 6. Brandbestrijdingsmiddelen
Artikel 74
De uitbater moet voldoende brandblusmiddelen aanbrengen, aangepast aan de omstandigheden. In de inrichtingen toegankelijk voor publiek, moeten snelblustoestellen van het type 6 kilo poeder ABC aanwezig zijn. De toestellen moeten goed verdeeld worden over de oppervlakte waar het publiek komt: één toestel per 150 m² totale oppervlakte met een minimum van twee snelblustoestellen. Op elke verdieping moet minstens één snelblustoestel aanwezig zijn.
Artikel 75
In de publiek toegankelijke inrichtingen met een totale oppervlakte groter dan 500 m² moeten muurhaspels met axiale voeding geplaatst worden (conform NBN EN 671-1). De muurhaspels worden aangesloten via een aangepaste leiding op de openbare waterbedeling of op een ander gelijkwaardig voedingssysteem. Deze muurhaspels worden op deskundig gekozen plaatsen geplaatst, zodat elk punt van de inrichting kan bespoten worden.
Het aantal muurhaspels wordt als volgt bepaald: de afstand vanaf om het even welk punt tot het dichtste toestel mag niet meer bedragen dan de lengte van de gebruikte haspels. De haspels moeten gevoed worden met een leiding onder druk, zodat het debiet bij de minst bedeelde haspel gelijk is aan of groter dan 24 l/min. De leidingen voor bluswater moeten van staal zijn of van een metaal dat minstens dezelfde waarborgen biedt.
Artikel 76
Als er niet verwarmd wordt met aardgas, moet in de nabijheid van de stookplaats een toestel staan met 5 kilo CO2 of 6 kilo poeder ABC.
Artikel 77
In keukens moet een snelblustoestel van het type 5 kilo CO2 of 6 kilo ABC poeder of gelijkwaardig aanwezig zijn.
Ook moet in elke keuken een branddeken aanwezig zijn. Voor frituurketels moet een goed sluitend metalen deksel in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn.
Artikel 78
Het materieel om brand te bestrijden, moet goed onderhouden worden en beschermd zijn tegen vorst. Het moet op doeltreffende wijze opgehangen en gesignaliseerd worden (zie afdeling 7, pictogrammen). Het materieel moet gemakkelijk bereikbaar en oordeelkundig verdeeld zijn. Het moet altijd onmiddellijk gebruikt kunnen worden.
Artikel 79
De inrichting moet op het openbaar telefoonnet aangesloten zijn. Het telefoontoestel moet meteen te bereiken en te gebruiken zijn. Bij het toestel moeten de oproepnummers van de hulpdiensten goed zichtbaar aangeduid worden.
Artikel 80
Al het personeel moet worden ingelicht over de gevaren van brand in de inrichting. Sommige personeelsleden, vooraf gekozen op basis van hun permanentie en functie, moeten oefenen om de brandbestrijdingsmiddelen te gebruiken en de inrichting te kunnen ontruimen.
Artikel 81
Als er gerookt wordt in de inrichting, moeten de nodige maatregelen getroffen worden; voldoende asbakken moeten op nuttige plaatsen aanwezig zijn en leeggemaakt worden in een metalen recipiënt. Dit recipiënt moet voorzien zijn van een goed sluitend metalen deksel of moet ‘vlamdovend’ zijn.
Artikel 82
In de lokalen toegankelijk voor het publiek mogen geen vuilnis, afval, afgedankte voorwerpen of producten verzameld worden.
Afdeling 7. Bijkomende voorschriften inzake oprichting, inrichting en herinrichting
Artikel 83
De binnenwanden, die de scheiding vormen van de lokalen toegankelijk voor het publiek en hun uitgangen met de overige delen van het gebouw, moeten een Rf van minstens een uur hebben. De deuren in deze binnenwanden moeten een Rf van minstens een halfuur hebben. Plafonds uit houten roosters, bekleed en eventueel geïsoleerd zoals een getest plafond met een Rf van minstens een uur, kunnen toegelaten worden. De Rf-waarden kunnen vervangen worden door de waarden volgens de Europese norm zoals voorzien in de tabel “weerstand tegen brand van een bouwelement ”.
Volgende delen kunnen deel uitmaken van het gedeelte toegankelijk voor het publiek: aanrechtkeukens;
keukens waarin alle vaste bak- en braadtoestellen een vaste automatische blusinstallatie hebben, die gekoppeld is aan een mechanisme dat de brandstoftoevoer afsluit als de blusinstallatie begint te werken;
muurkasten;
lokalen die als drankopslagplaats gebruikt worden.
Artikel 84
Het zichtbaar oppervlak van:
§1. de (valse) plafonds en van balken moet van het type A1 zijn.
§2. de (valse) muren, van kolommen en van trappen moet van het type A2 zijn.
§3. de (valse) vloeren moet van het type A3 zijn.
Artikel 85
De minimumbreedte van de uitgangen, uitgangswegen en uitgangstrappen is 80 centimeter.
Artikel 86
De trappen gebouwd nadat deze afdeling in voege trad, moeten van het type A0 zijn; ze hebben een aantrede van minstens 20 centimeter. De optrede mag niet meer dan 18 centimeter bedragen. De trappen moeten bestaan uit rechte delen.
Artikel 87
Bij uitbreidingswerken aan een bestaande inrichting moet de hele inrichting voldoen aan de bepalingen van dit artikel, tenzij het bestaande gedeelte van de inrichting brandwerend gecompartimenteerd wordt ten opzichte van de nieuwe delen van de inrichting. Als de uitbreiding gebeurt buiten het lokaal toegankelijk voor publiek, moet de uitbreiding met haar bijhorende evacuatiewegen voldoen aan dit reglement.
Hoofdstuk 6. Controle, afwijkingen en administratieve maatregelen
Artikel 88
De verantwoordelijke moet volgende installaties geregeld laten nakijken, hetzij door een bevoegd persoon (BP), hetzij door een bevoegd installateur (BI), hetzij door een daartoe [erkend organisme (EO), hetzij door een dienst die erkend is als externe dienst voor technische controles op de werkplaats van liften (overeenkomstig de bepalingen van het KB van 29 april 1999 betreffende de erkenning van externe diensten voor technische controles op de werkplaats) (EDTC).
Installatie | controleorgaan | periodiciteit |
Personenliften | [EDTC | zes maandelijks door een gecertificeerd onderhoudsbedrijf driemaandelijks in de andere gevallen |
Goederenliften | EDTC | driemaandelijks]164 |
cv en schouwen | BI/BP | jaarlijks |
Dampkappen | BI/BP | jaarlijks |
Alarm* | BI/BP | jaarlijks |
Brandbestrijdingsmiddelen* | BI/BP | jaarlijks |
Individuele gasverwarmingstoestellen* | BI | jaarlijks |
Veiligheidsverlichting | UITBATER | driemaandelijks |
Brandwerende deuren | UITBATER | jaarlijks |
Gasinstallatie* | EO | elke vijf jaar |
Laagspanning* | EO | elke vijf jaar |
Hoogspanning (voorbeeld neonverlichting) | EO | jaarlijks |
Installaties aangeduid met * worden bovendien gecontroleerd bij elke wijziging van de uitbating of uitbater, bij transformatie- of renovatiewerken, als de binneninrichting vernieuwd wordt, als de netto- oppervlakte wijzigt, als de bestemming wijzigt en bij elke wijziging die de brandveiligheid kan beïnvloeden. Aan de opmerkingen, gemaakt tijdens de controle, moet de uitbater onmiddellijk het passend gevolg geven.
Artikel 89
De uitbater zal altijd toegang tot de inrichting verlenen aan de burgemeester en de bevoegde ambtenaren. Op hun vraag is hij verplicht het bewijs te leveren dat de voorschriften over de reactie bij brand van de bouwmaterialen en de weerstand tegen brand van de bouwelementen van deze afdeling zijn nageleefd.
Artikel 90
§1. De uitbater kan andere maatregelen voorstellen die minstens hetzelfde veiligheidsniveau waarborgen als het niveau bedoeld in de diverse bepalingen van dit reglement. Hij moet hiervoor aan de burgemeester een gefundeerde en gedetailleerde aanvraag overmaken waarin duidelijk vermeld staat voor welke artikelen de uitbater een andere maatregel voorstelt. Hij moet aangeven waarom hij niet kan voldoen aan de bepalingen van dit reglement en aantonen dat minstens een gelijkwaardig veiligheidsniveau gehaald wordt.
§2. Na advies van de brandweer en/of van de gemeentelijke veiligheidscel geeft de burgemeester voor specifieke dossiers, zoals bepaald in §3 al dan niet toestemming om deze andere maatregelen toe te passen. De burgemeester kan hierbij altijd bijkomende voorwaarden opleggen.
§3. De burgemeester kan oordelen dat voor bepaalde publiek toegankelijke ruimtes de veiligheidsvoorwaarden niet alleen door de brandweer kunnen geadviseerd worden, dit door de specifieke aard, bouw of gebruik. Voor deze ruimtes kan de burgemeester de gemeentelijke veiligheidscel de opdracht geven om een gepaste commissie samen te stellen. Er moet ook een multidisciplinair advies uitgebracht worden over het veiligheidsniveau dat gehaald wordt met de alternatieve maatregelen die de uitbater voorstelt.
§4. Bij de aanvraag tot afwijking, voegt de uitbater het volledig ingevuld formulier ‘Aanvraag tot afwijking Code van politiereglementen’, samen met de documenten die in dit formulier gevraagd zijn. De aanvraag tot afwijking is alleen ontvankelijk wanneer het formulier volledig is ingevuld en de gevraagde documenten zijn gevoegd.
Artikel 91
§1. Tijdens de uitbating van een publiek toegankelijk inrichting moet minstens één toegangsdeur van de inrichting onmiddellijk, zowel van binnen als van buiten, zonder tussenkomst van een derde geopend kunnen worden.
§2. Het is verboden om ramen van publiek toegankelijke inrichtingen, die uitgeven op de openbare ruimte, tijdens de uitbating ondoorzichtig te maken zodat de inkijk ernstig bemoeilijkt of onmogelijk gemaakt wordt (bijvoorbeeld door gebruik van folie, gekleurd of ondoorzichtig glas, beschilderingen). Dit met uitzondering voor de speelautomatenhallen of kansspelinrichtingen klasse II.
§3. De burgemeester kan altijd bijkomende maatregelen opleggen en eventueel de sluiting van de inrichting bevelen om de openbare veiligheid te vrijwaren.
Artikel 92
De bevoegde diensten voeren de controles brandveiligheid uit die betrekking heeft op de lokale regelgeving, met uitzondering van de gemeentelijke richtlijnen, zoals voor scholen en parkeergarages.
Deze diensten behandelen tevens alle opdrachten binnen het kader van het voluntaristisch beleid tenzij de burgemeester uitdrukkelijk het verzoek aan de hulpverleningszone richt.
De controleverslagen van de stedelijke diensten worden om redenen van duidelijkheid steeds ‘verslag brandveiligheid’ genoemd.
Hoofdstuk 7. Pictogrammen.
Uitgangen en nooduitgangen Kleuren: wit op een groene achtergrond
Plaats en richting van een uitgang die gewoonlijk door de in de inrichting aanwezige personen wordt gebruikt. (Dit teken mag in een andere stand geplaatst worden).
Richting van een nooduitgang naar links. (een symmetrisch teken wordt gebruikt voor een nooduitgang naar rechts).
of
Plaats van een nooduitgang (te plaatsen boven de uitgang).
Brandbestrijdingsmiddelen Kleuren: wit op een rode achtergrond.
Snelblustoestel
axiale muurhaspel
DEEL B12 REGLEMENT BETREFFENDE DE VESTIGING EN UITBATING VAN NACHTWINKELS, AUTOMATENSCHOPS EN PRIVAATBUREAUS
TITEL 1 . Begripsomschrijving, toepassingsgebied en sluitingsuren
Artikel 1 Begripsomschrijving
Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder:
1. Uitbater: de natuurlijke persoon of rechtspersoon die eigenaar is van de handelszaak (maar niet noodzakelijk van het handelspand) en voor wiens rekening en risico de nachtwinkel, automatenshop of het privaatbureau voor telecommunicatie wordtuitgebaat,
2. Vestigingseenheid: een plaats die men geografisch gezien kan identificeren door een adres en die voor de consument toegankelijk is en waar activiteiten waarop de Wet van 10 november 2006 van toepassing is, uitgeoefend worden,
3. Nachtwinkel: een vestigingseenheid die:
4. ingeschreven is in de KBO (Kruispuntdatabank van Ondernemingen) uitsluitend onder de rubriek “verkoop van algemene voedingswaren en huishoudelijke artikelen”,
5. en geen andere handelsactiviteit uitoefent dan degene hierboven bedoeld,
6. en een maximale netto-vloeroppervlakte heeft van 150 m²,
7. en op een duidelijke en permanente manier de vermelding “nachtwinkel” draagt,
8. Privaatbureau voor telecommunicatie: een vestigingseenheid voor het verlenen van telecommunicatiediensten,
9. Automatenshop: iedere vestiging die 24/24u vrij toegankelijk is en waar geen andere activiteit wordt uitgeoefend dan de verkoop van algemene voedingswaren door middel van één of meerdere toestellen die na het inwerpen van een geldstuk, penning of het invoeren van een elektronisch betaalmiddel, de producten overmaken zonder tussenkomst van een persoon,
10. Vestigingsvergunning: voorafgaande vergunning voor het vestigen van een nachtwinkel of een privaatbureau voor telecommunicatie verleend door het college van Burgemeester en Schepenen zoals omschreven in artikel 18§1 van de Wet van 10 november 2006 en in artikel 4 van dit reglement,
11. Uitbatingsvoorschriften: voorschriften waaraan blijvend moet voldaan worden voor het uitbaten van een nachtwinkel, automatenshop of een privaatbureau voor telecommunicatie opgesteld door het college van burgemeester en schepenen, zie artikel 5 van dit reglement.
Artikel 2. Toepassingsgebied
Dit reglement is van toepassing op alle vestigingseenheden op het grondgebied van de gemeente die, rekening houdend met de begripsomschrijvingen van art. 1 van dit reglement, worden beschouwd als een nachtwinkel, automatenshop of privaatbureau voor telecommunicatie. Wanneer de vestigingseenheid van uitbater verandert, vervalt de vergunning en moet een nieuwe vergunning aangevraagd worden.
Artikel 3. Sluitingsuren van nachtwinkels en privaatbureaus voor telecommunicatie
§1. In afwijking van artikel 6, c) van de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, wordt de toegang van de consument tot nachtwinkels verboden vóór 18.00uur en na 04.00uur. Tussen 22.00uur ’s avonds en 05.00uur ’s morgens is het verboden de nachtwinkel te bevoorraden.
De privaatbureaus voor telecommunicatie zijn gebonden aan de gangbare reglementering met betrekking tot de openingsuren van handelszaken in de gemeente Wijnegem. Zo zijn zij
o.a. onderhevig aan art. 6, d) van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening, die regelt dat privaat bureaus voor telecommunicatie vóór 5uur ’s morgens en na 20uur ’s avonds gesloten moeten zijn.
TITEL 2. Vestigingsvergunning
Artikel 4. Vestigingsvergunning
§1. De vestiging van een nachtwinkel of van een privaatbureau voor telecommunicatie is onderworpen aan een voorafgaande vergunning verleend door het college van burgemeester en schepenen. Voor het verkrijgen van een vestigingsvergunning dient de uitbater een schriftelijke aanvraag in bij het College van Burgemeester en Schepenen.
Het document voor de vergunningsaanvraag wordt in bijlage toegevoegd en dient door de aanvrager vervolledigd te worden.
Samen met het ingevulde aanvraagformulier bezorgt de aanvrager de volgende bewijsstukken en documenten aan de administratie:
Een kopie van de identiteitskaart;
Een moraliteitsattest dat bij de aanvraag minder dan één maand oud is; van de uitbater;
3 kleurenfoto’s van het volledige vooraanzicht van het betrokken pand. De foto’s worden genomen uit linker- en rechterhoek en in het midden.
§2. Het College van Burgemeester en Schepenen kan de vestigingsvergunning voor een nachtwinkel of een privaatbureau voor telecommunicatie weigeren op grond van de ruimtelijke ligging van de handelszaak en/of van de handhaving van de openbare orde, veiligheid en rust,
a) Er wordt enkel een vergunning verleend voor de vestiging van een nachtwinkel of van een privaatbureau voor telecommunicatie indien de vestigingseenheid zich bevindt binnen de bebouwde kom op de Turnhoutsebaan te Wijnegem;
b) Er wordt geen vergunning voor de vestiging van een nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie verleend indien de vestigingseenheid zich bevindt binnen een perimeter van 1000 meter van een bestaande nachtwinkel of een privaat bureau voor telecommunicatie. De minimumafstand van 1000 meter vertegenwoordigt de afstand in vogelvlucht, van drempel tot drempel.
c) Een vestiging is niet toegestaan als het vestigingspand duidelijke gebreken vertoont die de openbare veiligheid in gevaar brengen;
d) Een vestiging mag slechts beschikken over toegang voor consumenten langs de openbare weg;
e) Een vestiging is niet toegestaan in of naast gebouwen met een voortuin;
f) Een vestiging is niet toegestaan als in de onmiddellijke nabijheid van de handelszaak geen openbare parkeergelegenheid is.
§3. Onverminderd de bovenstaande afbakening van zones geldt dat het aantal vestigingen van nachtwinkels en privaatbureaus voor telecommunicatie de ruimtelijke draagkracht van het gebied niet mag overschrijden.
TITEL 3. Uitbatingsvoorschriften
Artikel 5. Uitbatingsvoorschriften
§1. De uitbating van een nachtwinkel, automatenshop of van een privaatbureau voor telecommunicatie is onderworpen aan de uitbatingsvoorschriften opgesteld door het college van burgemeester en schepenen.
§2. Voor de nachtwinkels en privaatbureaus voor telecommunicatie die worden opgericht na de inwerkingtreding van dit reglement, moet de uitbater in alle gevallen een vestigingsvergunning kunnen voorleggen.
§3. De uitbater is gehouden aan de wettelijke verplichtingen conform de geldende wetgeving op de nachtwinkels en privaatbureaus voor telecommunicatie zoals bedoeld in de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening en andere toepasbare wetgeving.
Artikel 6. Flankerende maatregelen
§1. De uitbater is verplicht de omgeving van zijn vestigingseenheid proper te houden. In zijn vestigingseenheid stelt de uitbater daartoe een voldoende grote afvalbak ter beschikking van het publiek. De uitbater verplicht zich om dagelijks deze afvalbak te ruimen, zijn vestigingseenheid te reinigen, te ontdoen van xxxxxx en achtergelaten verpakkingen.
§2. De uitbater is verplicht zich in te zetten om abnormale hinder veroorzaakt door zijn klanten te voorkomen, zoals wildparkeren, belemmering van de doorgang op de openbare weg, geluid, rumoer of bevuiling waardoor de openbare orde, veiligheid en rust van de omwonenden verstoord wordt.
§3. Het is aan de uitbaters van een nachtwinkel, automatenshop of van een privaatbureau voor telecommunicatie verboden om een terras te plaatsen.
Artikel 7. Overgangsmaatregel
Als overgangsmaatregel worden de bestaande vestigingseenheden vrijgesteld van de voorschriften inzake ruimtelijke ligging en dienen zij binnen een termijn van zes maanden na kennisgeving van dit reglement tegemoet te komen aan de uitbatingsvoorschriften (zie artikel 4 van dit reglement) en eraan blijvend voldoen.
Artikel 8. Politiemaatregelen en strafbepalingen
§1. Overeenkomstig artikel 18 § 3 van de Wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening kan de burgemeester de sluiting bevelen van de nachtwinkels en privaatbureaus voor telecommunicatie die worden uitgebaat in overtreding op onderhavig gemeentelijk reglement.
§2. Bij het overtreden van de in artikel 6 van de Wet van 10 november 2006 voorziene openingsuren gelden de strafbepalingen zoals voorzien in artikelen 19 tot en met 22 van de wet van 10 november 2006 betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening.
§3. Tenzij een wet of een decreet andere strafbepalingen bevat, wordt elke overtreding van dit reglement overeenkomstig artikel 119bis van de Nieuwe Gemeentewet bestraft met:
1. een administratieve geldboete van maximum 250 euro;
2. een administratieve schorsing of intrekking van de door de gemeente afgeleverde toelating of vergunning voor de nachtwinkel of het privaatbureau voortelecommunicatie;
3. een tijdelijke of definitieve sluiting van de nachtwinkel, automatenshop of het privaatbureau voor telecommunicatie.
Artikel 9. Overige bepalingen
§1. Een tijdelijke politieverordening in het kader van feestelijkheden of evenementen kan de verkoop en/of aanbieding door nachtwinkels en automatenshops van alcoholische dranken (gedistilleerde of gegiste dranken, al dan niet in gemixte vorm), zelfs gratis en in welke hoeveelheid ook, tijdelijk verbieden. Bij elk evenement waarvoor deze regel van toepassing is zal de burgemeester de nachtwinkel ervan schriftelijk in kennis stellen per aangetekende brief minstens één maand vóór de datum van het evenement.
§2. Dit reglement treedt in werking op 1 december 2012.
§3. Dit reglement wordt bekendgemaakt overeenkomstig de bepalingen van artikel 186 van het gemeentedecreet.
§4. Afschrift van dit reglement wordt, conform artikel 42§3 van het gemeentedecreet, verzonden aan de griffie van de Rechtbank van Eerste Aanleg van Antwerpen en aan die van de Politierechtbank van het arrondissement.