Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Hervormde gemeente te Oudewater- Hekendorp
Plaatselijke regeling ten behoeve van het leven en werken van de Hervormde gemeente te Oudewater- Hekendorp
Inhoudsopgave
1 Samenstelling van de algemene kerkenraad (3) 2 Verkiezingsregeling (5)
3 De werkwijze van de algemene kerkenraad (10) 4 Besluitvorming (13)
0.Xx kerkdiensten (14)
6 De vermogensrechtelijke aangelegenheden (18)
6.1. Idem, kerkrentmeesterlijk (20)
6.2. Idem, diaconaal (20)
6.3. Idem, algemeen (22)
7 Aantal en grenzen van de wijkgemeenten (25)
Het doel van de plaatselijke regeling is dat we binnen de ruimte die de Protestantse Kerk in Nederland ons geeft, plaatselijk accenten leggen. In deze regeling ziet u steeds eerst de ordinantie tekst vanuit de kerkorde en daaronder de afspraken in de plaatselijke regeling.
§ 1. SAMENSTELLING VAN DE ALGEMENE KERKENRAAD
Ordinantietekst
0rd.4 Artikel 9.
Wijkkerkenraden en algemene kerkenraad
1. Elke wijkgemeente heeft een wijkkerkenraad.
Een gemeente met wijkgemeenten heeft naast wijkkerkenraden een algemene kerkenraad. Op de wijkkerkenraad en de algemene kerkenraad zijn de artikelen 6 tot en met 8 van overeenkomstige toepassing.
2. Elke wijkkerkenraad wijst aan de hand van een door de algemene kerkenraad op te stellen rooster uit zijn midden een of meer leden voor de algemene kerkenraad aan, met dien verstande dat in de algemene kerkenraad ten minste twee predikanten, drie ouderlingen, twee ouderlingen- kerkrentmeester en drie diakenen zitting hebben.
Ambtsdragers met een bepaalde opdracht kunnen boventallig door de algemene kerkenraad aangewezen worden uit de ambtsdragers van de gemeente of verkozen worden uit de stemgerechtigde leden van de gemeente, met dien verstande dat het aantal boventallige leden ten hoogste een derde deel is van het totaal aantal leden van de algemene kerkenraad.
II. DE KERKENRAAD Ord.4 Artikel 6. Samenstelling
1. Elke gemeente heeft een kerkenraad.
2. De kerkenraad wordt gevormd door de ambtsdragers van de gemeente.
3. Met het oog op de vervulling van de door de kerkenraad te verrichten taken stelt de kerkenraad het aantal ambtsdragers vast met dien verstande dat in de kerkenraad alle ambten aanwezig zijn
en wel naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, twee ouderlingen-kerkrentmeester en drie diakenen.
3.a. In afwijking van lid 3 hebben in de wijkkerkenraad naast de predikant ten minste twee ouderlingen die niet tevens kerkrentmeester zijn, een ouderling- kerkrentmeester en twee diakenen zitting.
4. In een gemeente met minder dan 300 leden dan wel in bijzondere omstandigheden kan de kerkenraad met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering, na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord een kleiner aantal ambtsdragers vaststellen, met dien verstande dat alle ambten
aanwezig zijn en in de plaatselijke regeling is voorzien op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken worden verricht.
5. Wanneer de helft van het aantal ambtsdragers ontbreekt of buiten functie is, bepaalt het breed moderamen van de classicale vergadering na overleg met de nog functionerende ambtsdragers en na in daarvoor in aanmerking komende gevallen de evangelisch-lutherse synode te hebben gehoord, op welke wijze de in de ordinanties genoemde taken kunnen worden verricht.
6. De kerkenraad kan bepalen dat en in hoeverre zij die in de gemeente in een bediening zijn gesteld, als adviseur aan de vergaderingen van de kerkenraad deelnemen.
7. De kerkenraad kan predikanten die met bijzondere opdracht aan de gemeente verbonden zijn en predikanten van de kerk die lid zijn van de gemeente benoemen tot lid van de kerkenraad.
§ 1. SAMENSTELLING VAN DE ALGEMENE KERKENRAAD PLAATSELIJKE REGELING
1.1. (B) Aantal ambtsdragers
Het aantal ambtsdragers per wijkgemeente is:
Wijkgemeente 1
6 wijkouderlingen, 1 jeugdouderling, 3 ouderlingen-kerkrentmeester en 4 diakenen
Wijkgemeente 2
6 wijkouderlingen,1 jeugdouderling, 2 ouderlingen-kerkrentmeester en 4 diakenen
Daarnaast is er 1 evangelisatieouderling voor beide wijkgemeenten.
Beide wijkkerkenraden hebben in hun vergadering van 27 september 2004 besloten alle ambtsdragers van de wijkkerkenraad af te vaardigen naar de algemene kerkenraad.
Daarnaast zijn er twee pastoraal medewerkers actief met name in het ouderen bezoekwerk. En verder twee kerkrentmeesters die geen ambtsdrager zijn.
1.2. (B) Wijkraden kerkrentmeesters en diakenen
In de vergadering van 27 september 2004 heeft de algemene kerkenraad met instemming van de wijkkerkenraden besloten geen wijkraden van kerkrentmeesters en diakenen in te stellen.
§.2.VERKIEZINGSREGELING
TEKST ORDINANTIE 3
Artikel 1.
De roeping tot het ambt
1. De roeping tot het ambt in de gemeente geschiedt van Christus wege door de gemeente bij monde van de kerkenraad.
2. De ambtsdragers worden geroepen op grond van een onder leiding van de kerkenraad gehouden verkiezing door de stemgerechtigde leden van de gemeente, dan wel, indien de orde van de kerk dit aangeeft, op grond van verkiezing door de kerkenraad.
3. Met het oog op de verkiezing herinnert de kerkenraad de gemeente aan de plaats en het werk van het ambt in de gemeente van de Heer.
Artikel 2. De verkiezingsregeling
1. De verkiezing wordt gehouden volgens een door de kerkenraad vast te stellen regeling.
2. Tot vaststelling of wijziging van deze regeling kan de kerkenraad overgaan met inachtneming van het bepaalde in ordinantie 4-7-2.
3. De kerkenraad bepaalt, na de leden van de gemeente er in gekend en er over gehoord te hebben, of naast de belijdende leden ook de doopleden stemgerechtigd zijn en legt dit in de in lid 1 genoemde regeling vast.
Om stemgerechtigd te zijn dienen doopleden de leeftijd van achttien jaar te hebben bereikt.
4. De kerkenraad kan in de regeling opnemen dat bij volmacht kan worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
Arbeidsveld ordinantie 4 artikel 7
2. De regelingen ten behoeve van het leven en werken van de gemeente worden vastgesteld en gewijzigd na de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben en na overleg met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en de organen van de gemeente voor zover een regeling op het functioneren van zulk een college of orgaan rechtstreeks betrekking heeft.
Deze regelingen zijn ten minste:
- de regeling voor de verkiezing van ambtsdragers;
- de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad;
- de regeling voor het beheer van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente.
Deze regelingen worden na vaststelling of wijziging ter kennisneming toegezonden aan het breed moderamen van de classicale vergadering en in geval van een evangelisch-lutherse gemeente tevens aan de evangelisch-lutherse synodale commissie.
§.2.VERKIEZINGSREGELING VAN AMBTSDRAGERS-ALGEMEEN, PLAATSELIJKE REGELING
2.1.1. Stemrecht
De belijdende leden zijn stemgerechtigd.
2.1.2. Stemmen bij volmacht
Er kan bij volmacht worden gestemd, met dien verstande dat niemand meer dan twee gevolmachtigde stemmen kan uitbrengen en alleen stemgerechtigde leden gevolmachtigde stemmen kunnen uitbrengen.
De volmachten zijn schriftelijk en ondertekend en worden van te voren aan de wijkkerkenraad getoond.
2.2. VERKIEZING VAN OUDERLINGEN EN DIAKENEN
2.2.1. De verkiezing van ouderlingen en diakenen vindt plaats in het najaar van de oneven jaren
2.2.2. De uitnodiging tot het doen van aanbevelingen, genoemd in Ord. 3-6-3, wordt ten minste 4 weken voordat de verkiezing plaats heeft, door de wijkkerkenraad gedaan.
De uitnodiging om te stemmen wordt ten minste 1 week voordat de verkiezing plaats heeft, door de kerkenraad gedaan.
2.2.3. Ouderlingen en diakenen worden gekozen door middel van een stembusverkiezing
2.2.4. Na kennisneming van de ingekomen aanbevelingen voor de verkiezing van ouderlingen en diakenen stelt de wijkkerkenraad voor elke vacature afzonderlijk een dubbeltal vast, waaruit de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de wijkgemeente plaatsvindt.
De stemgerechtigde leden van de gemeente hebben de wijkkerkenraad hiertoe voor een periode van 6 jaar gemachtigd. Zie voor nadere bijzonderheden de ‘machtiging uit hoofde van Ord. 3-6-6’, die als bijlage aan deze plaatselijke regeling is gehecht. De procedure beschreven in dit artikel komt in de plaats van het bepaalde in Ord. 3-
6-5.
Ouderlingen en diakenen met een bepaalde opdracht worden door de Algemene Kerkenraad verkozen uit de stemgerechtigde leden van de gemeente, nadat de leden van de gemeente in de gelegenheid zijn gesteld personen aan te bevelen die naar hun mening voor verkiezing in aanmerking komen.
2.2.5. Ambtstermijn van ouderlingen en diakenen Ordinantietekst, tevens plaatselijke regeling Artikel 7.
De ambtstermijn van ouderlingen en diakenen
1. De eerste ambtstermijn van ouderlingen en diakenen is in de regel vier jaar. Zij zijn telkens terstond als ambtsdrager herkiesbaar, voor een per geval vast te stellen termijn van ten minste twee jaar en ten hoogste vier jaar, met dien verstande dat zij niet langer dan twaalf aaneengesloten jaren ambtsdrager kunnen zijn.
2. Zij die niet terstond herkiesbaar zijn, zijn eerst na afloop van een tijdvak van elf maanden na de datum waarop hun ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is, verkiesbaar.
3. Indien een ambtsdrager is afgevaardigd naar een meerdere vergadering of als ambtsdrager zitting heeft in een regionaal of generaal college, kan de kerkenraad de ambtstermijn verlengen tot het einde van de termijn waarvoor deze als afgevaardigde is aangewezen of als lid is benoemd.
4. De kerkenraad stelt voor de ouderlingen en de diakenen een rooster van aftreden vast. Wanneer het gaat om de vervulling van een tussentijds ontstane vacature, handelt de kerkenraad met betrekking tot de datum van aftreden naar bevind van zaken.
5. Aftredende ambtsdragers houden zo mogelijk in de kerkenraad zitting tot hun opvolgers zijn bevestigd, doch in elk geval niet langer dan zes maanden na de datum waarop hun ambtstermijn volgens het rooster van aftreden verstreken is.
6. In de plaatselijke regeling voor de verkiezing van ambtsdragers wordt vastgesteld in welke maand de verkiezing van ouderlingen en diakenen wordt gehouden.
Verkiezing van predikanten ordinantietekst
Artikel 4.
De verkiezing van predikanten
1. Voor de verkiezing tot predikant van een gemeente komen in aanmerking zij die in de Protestantse Kerk in Nederland tot het ambt van predikant beroepbaar zijn.
1a. Tot predikant voor gewone werkzaamheden is slechts beroepbaar degene die de opleiding tot predikant heeft voltooid en als zodanig beroepbaar is gesteld.
Degene die in overeenstemming met ordinantie 3-23-2a beroepbaar is gesteld als predikant geestelijk verzorger kan door de kleine synode beroepbaar worden gesteld tot predikant voor gewone werkzaamheden als betrokkene de daarvoor vereiste aanvullende opleiding heeft voltooid, behoudens - gelet op de bekwaamheden die betrokkene heeft verworven - door de kleine synode te verlenen ontheffing.30
30 Wijziging kerkorde, ordinantie 3-4-1a, besluit generale synode d.d. 7 april 2006, ingegaan 1 juli 2006.
31 Wijziging kerkorde, xxxxxxxxxx 0-0-0x, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.
2. Predikanten voor gewone werkzaamheden zijn pas beroepbaar wanneer zij ten minste vier jaar de gemeente waaraan zij verbonden zijn, hebben gediend.
Afwijking hiervan is slechts mogelijk met instemming van het breed moderamen van de classicale vergadering van de classis waartoe de gemeente behoord waaraan de betrokken predikant verbonden is.
3. Een predikant kan niet binnen twee jaar voor de tweede maal worden beroepen in dezelfde vacature.
3a. Een predikant tegen wiens vervulling van het ambt ernstige bezwaren zijn gerezen, kan – indien deze bezwaren door het bevoegde college voor het opzicht in behandeling zijn genomen – geen beroep in overweging nemen zolang die behandeling niet onherroepelijk is geëindigd.31
4. De kandidaatstelling met het oog op de verkiezing geschiedt door de kerkenraad. De kerkenraad van een wijkgemeente verricht de kandidaatstelling samen met de algemene kerkenraad in een gezamenlijke vergadering, waarbij elke van beide kerkenraden met de kandidatuur dient in te stemmen.
5. De verkiezing van een predikant vindt plaats in een door de kerkenraad belegde vergadering van de stemgerechtigde leden van de gemeente.
Gaat het om de verkiezing van een predikant die als predikant voor gewone werkzaamheden verbonden zal worden aan een wijkgemeente, dan geschiedt de verkiezing door de stemgerechtigde leden van de wijkgemeente.
6. Voor het geval dat de kerkenraad één kandidaat ter verkiezing aan de gemeente voorstelt, is een meerderheid van twee derde van de uitgebrachte geldige stemmen vereist om deze gekozen te kunnen verklaren.
7. In een gemeente met meer dan 200 stemgerechtigde leden kan - met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering - in de in artikel 2-1 bedoelde regeling worden bepaald dat in afwijking van het in lid 5 voorgeschreven de verkiezing van de predikant geschiedt door de kerkenraad.
8. In afwijking van het bepaalde in dit artikel geschiedt in een gemeente met wijkgemeenten de verkiezing van een predikant met een bepaalde opdracht ten behoeve van de gemeente in haar geheel die niet tevens aan een wijkgemeente verbonden wordt, door de algemene kerkenraad. Deze predikant maakt als boventallig lid deel uit van de algemene kerkenraad.
9. De kerkenraad maakt de naam van de gekozene aan de gemeente bekend om haar goedkeuring te verkrijgen met het oog op de beroeping. ORDINANTIE 3-30
10. Bezwaren tegen de gevolgde verkiezingsprocedure kunnen worden ingebracht door stemgerechtigde leden van de gemeente en dienen uiterlijk vijf dagen na deze bekendmaking schriftelijk en ondertekend bij de kerkenraad te worden ingediend. 32 Wijziging kerkorde, ordinantie 3-4-10, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.
2.3 VERKIEZING VAN PREDIKANTEN PLAATSELIJKE REGELING
2.3.1.Met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering wordt bepaald dat de verkiezing van de predikant geschiedt door de kerkenraad en wel conform de artikelen 2.3.2-2.3.6 van deze regeling
2.3.2. De voorbereiding van de verkiezing vindt plaats binnen de betreffende wijkkerkenraad.
2.3.3. Bij een vacature draagt de wijkkerkenraad schriftelijk de namen van drie predikanten voor aan de Algemene Kerkenraad ter beoordeling, waaruit vervolgens de wijkkerkenraad de volgorde van de te horen predikant bepaalt.
2.3.4. De wijkkerkenraad benoemt uit haar leden een hoorcommissie, bestaande uit ten minste drieleden. De Algemene kerkenraad voegt uit de andere wijkkerkenraad één lid toe. Er dient ten minste een ouderling, een diaken en een kerkrentmeester in de hoorcommissie te zitten.
2.3.5. In een vergadering van de Algemene Kerkenraad brengt de hoorcommissie verslag uit. De leden van de kerkenraad van de vacante wijkgemeente zijn in deze vergadering stemgerechtigd.
2.3.6 Bij een positieve uitslag van de in 2.3.5.genoemde stemming brengt de wijkkerkenraad vervolgens het beroep uit.
§ 3. DE WERKWIJZE VAN DE ALGEMENE KERKENRAAD (Ordinantietekst)
Artikel 8.
Werkwijze
1. De kerkenraad komt ten minste zes maal per jaar bijeen.
2. De kerkenraad kiest uit zijn midden een moderamen bestaande uit ten minste een preses, een scriba en een assessor met dien verstande dat in elk geval een predikant deel uitmaakt van het moderamen.
3. Het moderamen heeft tot taak het voorbereiden, samenroepen en leiden van de bijeenkomsten van de kerkenraad, de uitvoering van die besluiten van de kerkenraad waarvoor geen anderen aangewezen zijn, en voorts, onder verantwoording aan de kerkenraad, het afdoen van zaken van formele en administratieve aard en van zaken die geen uitstel gedogen.
4. De kerkenraad kan zich in zijn arbeid laten bijstaan door commissies die door hem worden ingesteld en die werken in opdracht van, onder verantwoordelijkheid van en in verantwoording aan de kerkenraad.
5. De kerkenraad stelt telkens voor een periode van vier jaar een beleidsplan op, na daarover overleg gepleegd te hebben met het college van kerkrentmeesters, het college van diakenen en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente.
Elk jaar pleegt de kerkenraad met dezelfde colleges en organen overleg over eventuele wijziging van het beleidsplan
Nadat de kerkenraad het beleidsplan of een wijziging daarvan voorlopig heeft vastgesteld, wordt dit in de gemeente gepubliceerd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over het beleidsplan of de wijziging kenbaar te maken. Daarna stelt de kerkenraad het beleidsplan of de wijziging vast.
6. De kerkenraad maakt een regeling voor zijn wijze van werken, waarin in ieder geval wordt geregeld:
- het bijeenroepen van zijn vergaderingen;
- de agendering;
- de wijze waarop de gemeente wordt gekend en gehoord;
- de openbaarmaking van zijn besluiten;
- de toelating van niet-leden van de kerkenraad tot zijn vergaderingen;
- het beheer van zijn archieven.
7. De kerkenraad neemt geen besluiten tot het wijzigen van de gang van zaken in de gemeente ten aanzien van:
- het beantwoorden van de doopvragen door doopleden;
- het toelaten van doopleden tot het avondmaal;
- het verlenen van actief en passief kiesrecht aan doopleden;
- de wijze van de verkiezing van ambtsdragers;
- het zegenen van andere levensverbintenissen dan een huwelijk van man en vrouw; en ter zake van:
- de aanduiding en de naam van de gemeente;
- het voortbestaan van de gemeente;
- het aangaan van een samenwerkingsverband met een andere gemeente;
- de plaats van samenkomst van de gemeente;
- het verwerven, ingrijpend verbouwen, afbreken, verkopen of op andere wijze vervreemden van een kerkgebouw;
zonder de leden van de gemeente daarin gekend en daarover gehoord te hebben.
Het kennen en horen dient in elk geval plaats te vinden in de vorm van een beraad in de gemeente indien het beraad in de desbetreffende ordinantie is voorgeschreven.
.
Ord. 4, art. 9
Indien preses en/of scriba als boventallige leden verkozen worden door de algemene kerkenraad blijven zij, in afwijking van het bepaalde in artikel 8-2 gedurende hun gehele ambtstermijn in functie.
3. Ter bespreking van voor de gehele gemeente van belang zijnde aangelegenheden roept de algemene kerkenraad een vergadering van alle ambtsdragers van de gemeente bijeen.
4. De verdeling van de taken en bevoegdheden over enerzijds de algemene kerkenraad en anderzijds de wijkkerkenraden wordt aangegeven in een door de algemene kerkenraad in overleg met de wijkkerkenraden vast te stellen regeling, met dien verstande dat de taken en bevoegdheden van de wijkkerkenraden alles omvatten wat tot de taken en bevoegdheden van de kerkenraad behoort, met uitzondering van datgene wat nadrukkelijk wordt toevertrouwd aan de algemene kerkenraad, waaronder, voor zover in de orde van de kerk niet anders is bepaald:
- het overleg met de wijkkerkenraden over de taak en de samenwerking van de delen in het geheel van de gemeente en de uitvoering van het werk dat in dat overleg aan de algemene kerkenraad wordt toevertrouwd;
- het treffen van voorzieningen ten behoeve van de gemeente in haar geheel, waar dat nodig is om recht te doen aan de binnen de gemeente voorkomende kerkelijke verscheidenheid;
- de vermogensrechtelijke aangelegenheden;
- datgene wat te maken heeft met de rechtspositie van de predikanten en de gesalarieerde medewerkers.
§ 3. DE WERKWIJZE VAN DE ALGEMENE KERKENRAAD PLAATSELIJKE REGELING
3.1. Aantal vergaderingen
De AK vergadert minimaal 6 maal per jaar.
3.2. De vergaderingen van de AK worden ten minste 8 dagen van te voren bijeengeroepen door het moderamen, onder vermelding van de zaken, die aan de orde zullen komen (de agenda).
3.3. Van de vergaderingen wordt een schriftelijk verslag opgesteld, dat in de eerstvolgende vergadering door de AK wordt vastgesteld.
3.4. Verkiezing moderamen
De in ord. 4.8.2. genoemde jaarlijkse verkiezing van het moderamen geschiedt in de eerste vergadering van de maand januari.
Plaatselijke regeling 2017-2021
3.5. Plaatsvervangers In de vergadering, genoemd in art. 2.4, worden de plaatsvervangers van de preses en de scriba aangewezen.
3.6. In de gevallen dat de kerkorde voorschrijft, dat de AK de gemeente kent in een bepaalde zaak en haar daarover hoort belegt de kerkenraad een bijeenkomst met de (betreffende) leden van de gemeente, die wordt aangekondigd in het kerkblad, dat voorafgaande aan de bijeenkomst verschijnt en afgekondigd op ten minste twee zondagen, die aan de bijeenkomst voorafgaan.
In deze berichtgeving vooraf maakt de kerkenraad kenbaar over welke zaak hij de gemeente wil horen.
3.7. De AK kan besluiten dat gemeenteleden en anderen belangstellenden als toehoorders tot een bepaalde vergadering toegelaten worden.
3.8.Het lopend archief van de AK berust bij de scriba, met inachtneming van de verantwoordelijkheid van de het college van kerkrentmeesters voor de archieven van de gemeente uit hoofde van Ord. 11-2-7 sub g.
3.9. In overleg met de wijkkerkenraden heeft de AK met inachtneming van het bepaalde in ord. 4-9-4 vastgesteld dat het de taak en bevoegdheid van de AK is de volgende zaken te regelen:
- de beroeping van de predikanten, samen met de wijkkerkenraad van de wijkgemeente, welker predikantsplaats vacant is; volgens het gestelde in de plaatselijke regeling van de wijkkerkenraad.
- de verkiezing van predikanten met een bepaalde opdracht, samen met het desbetreffende orgaan van bijstand en de beroeping van deze predikanten;
- de beroeping van predikanten voor bijzondere werkzaamheden;
- de verkiezing of aanwijzing van ouderlingen en diakenen met een bepaalde opdracht, samen met het betrokken orgaan van bijstand;
- de verkiezing of aanwijzing van ouderlingen en diakenen voor bijzondere werkzaamheden;
- het aantal, tijd en plaats van de kerkdiensten in de gemeente en de aanwijzing
· van die, waarin de sacramenten zullen worden bediend;
- de zorg voor de dienst van Xxxxx en sacramenten in die kerkdiensten, welke in bijzondere gevallen van hem uitgaan ten behoeve van de gemeente in haar geheel.
- de vorming van organen van bijstand voor de gezamenlijke behartiging van belangen toevertrouwd aan de wijkgemeenten en de zorg voor de
samenwerking tussen deze organen en de wijkkerkenraden of de betrokken commissies van de wijkgemeenten;
- het dragen van de verantwoordelijkheid voor en de regeling van de arbeid van en de vorming van organen van bijstand voor de predikanten met een bepaalde opdracht en voor bijzondere werkzaamheden;
- het dragen van de verantwoordelijkheid voor en de regeling van de arbeid der predikanten met een bepaalde opdracht en voor bijzondere werkzaamheden;
- de zorg voor het Bijbelonderricht op de openbare scholen;
- de behartiging van de belangen der centrale gemeente bij de overheid;
- de benoeming van de leden in de regionale kerkelijke commissie; en wat hem naar de orde der Kerk verder tot taak wordt gesteld.
3.10 De AK laat zich in zijn arbeid bijstaan door de navolgende commissies:
- Commissie vorming en toerusting
- Jeugdraad
- Zendingscommissie
- Evangelisatiecommissie
Nadere bepalingen betreffende de samenstelling, benoeming en opdracht van de commissies, de contacten tussen AK en de commissies, de werkwijze van de commissies, de rapportage aan de AK e.d. zijn per commissie vastgelegd in een instructie, die als bijlage aan deze plaatselijke regeling is gehecht.
§ 4. BESLUITVORMING
Ordinantietekst tevens plaatselijke regeling Ord. 4, art. 5 Besluitvorming
1. In alle kerkelijke lichamen worden besluiten steeds na gemeenschappelijk overleg en zo mogelijk met eenparige stemmen genomen. Blijkt eenparigheid niet bereikbaar, dan wordt besloten met meerderheid van de uitgebrachte stemmen, waarbij blanco stemmen niet meetellen.
2. Xxxxxxxx over zaken geschiedt mondeling tenzij om schriftelijke stemming wordt gevraagd.
Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is het voorstel verworpen.
3. Xxxxxxxx over personen geschiedt schriftelijk.
Wanneer er niet meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, kan mondeling worden gestemd
als niemand van de aanwezige leden tegen mondelinge stemming bezwaar maakt. Indien één kandidaat wordt voorgesteld en de stemmen staken, vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan is de kandidaat niet verkozen.
Indien er meer kandidaten zijn dan er verkozen moeten worden, zijn van hen verkozen diegenen op wie de meeste stemmen zijn uitgebracht en die de meerderheid van de uitgebrachte stemmen hebben behaald, tot het aantal vacatures dat vervuld moet worden.
Indien voor een vacature geen van de kandidaten een meerderheid heeft behaald, vindt een herstemming plaats tussen de twee kandidaten die de meeste stemmen behaalden.
Staken de stemmen, dan vindt herstemming plaats. Staken de stemmen weer, dan beslist het lot.
4. Geen besluiten kunnen worden genomen indien niet ten minste de helft van het aantal leden van het kerkelijk lichaam ter vergadering aanwezig is.
Wanneer in een vergadering het quorum niet aanwezig is, kan ten aanzien van een op die vergadering ingediend voorstel een besluit worden genomen op een volgende vergadering die ten minste twee weken later wordt gehouden, ook wanneer dan het quorum niet aanwezig is.
5.Voor besluitvorming in een vergadering van de stemgerechtigde leden van de gemeente zijn de leden 1 tot en met 3 van overeenkomstige toepassing, tenzij in de plaatselijke regeling anders is voorzien.
§ 5. DE KERKDIENSTEN
Ordinantietekst
Artikel 1.
De eredienst
1. Op de zondag als de dag des Heren en op de kerkelijke feest- en gedenkdagen komt de gemeente samen in de eredienst.
2. De gemeente kan tevens samenkomen
- in leerdiensten;
- in de bidstond en de dankstond voor gewas en arbeid en de kerkdiensten op de oudejaarsavond en de nieuwjaarsmorgen;
- in kerkdiensten ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen in het leven van de gemeenteleden en van de gemeente zoals trouwdiensten, diensten van rouwdagen en gedenken en zegevieringen;
- in kerkdiensten naar aanleiding van belangrijke gebeurtenissen in de kerk en in de wereld.
3. Tijd, plaats en aantal van de kerkdiensten worden vastgesteld door de kerkenraad.
4. De in de kerkdiensten te volgen orde wordt vastgesteld door de kerkenraad waarbij gebruik wordt gemaakt van een van de in het dienstboek van de kerk aangereikte orden voor de eredienst.
Dit geschiedt met inachtneming van de bijzondere verantwoordelijkheid van de predikant voor de bediening van Woord en sacramenten en van de kerkmusicus voor de kerkmuziek.
5. De verantwoordelijkheid van de kerkenraad voor de kerkdiensten wordt tot uitdrukking gebracht in de ambtelijke aanwezigheid van leden van de kerkenraad naast de voorganger.
6. Voor de publieke aankondiging van de te houden kerkdiensten met vermelding van plaats en aanvangstijd wordt zorg gedragen door de kerkenraad.
7. De dienst van de gebeden en de lofprijzing kan ook gestalte krijgen in de dagelijkse getijdendiensten, met name in het morgengebed, het middaggebed en het avondgebed.
Artikel 2.
Bijzondere bepalingen
1. In een getijdendienst onder verantwoordelijkheid van de kerkenraad kan worden afgeweken van het in artikel 1-5 bepaalde. Alle leden van de gemeente kunnen worden uitgenodigd in deze dienst voor te gaan.
2. De kerkenraad kan een kerkdienst ter gelegenheid van bijzondere gebeurtenissen in het leven van gemeenteleden doen plaatsvinden in het gebied van een andere gemeente, indien de kerkenraad van die gemeente daarmee schriftelijk instemt.
3. De kerkenraad kan besluiten tot het houden van een oecumenische kerkdienst met andere kerkelijke gemeenschappen ter plaatse. In deze diensten kan worden afgeweken van het in artikel 1-3 en 4 bepaalde. In deze kerkdiensten kunnen voorgaan zij die in de eigen kerkgemeenschap bevoegdheid tot voorgaan in de eredienst hebben ontvangen.
4. De kerkenraad kan besluiten tot het houden van een bijzondere kerkdienst. In deze diensten kan worden afgeweken van het in artikel 1-4 en in artikel 5 bepaalde.110
110 Aanvulling kerkorde, ordinantie 5-2-4, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.
Artikel 2.
De toelating tot het avondmaal
1. Tot de deelname aan het avondmaal worden, met inachtneming van het overigens in de orde van de kerk bepaalde, toegelaten de leden van de gemeente.
2. De kerkenraad bepaalt of alleen belijdende leden of ook doopleden aan het avondmaal kunnen deelnemen
Artikel 3.
Het huwelijk
1. De inzegening van een huwelijk van man en vrouw als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht geschiedt in een kerkdienst.
2. Het verzoek om inzegening van een huwelijk wordt ten minste zes weken van tevoren ingediend bij de kerkenraad.
3. Wanneer zij die het verzoek hebben ingediend (of één van hen) zijn ingeschreven in het register van een andere gemeente, wordt het verzoek ten minste tien weken van tevoren ingediend bij de kerkenraad, die onverwijld de andere kerkenraad of
kerkenraden op de hoogte stelt van het verzoek. Indien een andere kerkenraad binnen twee weken nadat hij op de hoogte is gestelt bezwaar maakt, beoordeelt de eerstgenoemde kerkenraad of het bezwaar voor de inzegening een beletsel vormt. Hij geeft de kerkenraad die het bezwaar indiende uiterlijk vier weken voor de inzegening bericht over zijn besluit.
4. De trouwdienst wordt ten minste twee weken van tevoren aan de gemeente bekend gemaakt met vermelding van de namen van hen van wie het huwelijk zal worden ingezegend.
5. De inzegening geschiedt door een predikant van de gemeente, of door een andere in overleg met het bruidspaar door de kerkenraad uit te nodigen predikant, met gebruikmaking van een van de orden uit het dienstboek van de kerk.
6. De kerkenraad schenkt namens de gemeente in de trouwdienst een huis-Bijbel.
7. De kerkenraad kan een trouwboek bijhouden, waarin hij de namen van hen van wie het huwelijk is ingezegend inschrijft.
8. Alleen een naar burgerlijk recht tot stand gekomen huwelijk kan worden ingezegend.111
111 Wijziging kerkorde, ordinantie 5-3-8, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.
112 Wijziging kerkorde, ordinantie 5-5-1, besluit generale synode d.d. 23 september 2011, ingegaan 1 januari 2013.
Artikel 4.
Andere levensverbintenissen
1. De kerkenraad kan - na beraad in de gemeente - besluiten dat ook andere levensverbintenissen van twee personen als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht kunnen worden gezegend.
4. Doopvragen worden bij de doop van een kind beantwoord door de ouders of verzorgers dan wel - indien omstandigheden dat wenselijk maken - door anderen die bereid zijn (mede)verantwoordelijkheid te dragen voor de geestelijke vorming van het kind. Doopvragen kunnen daarnaast beantwoord worden door anderen die als doopgetuigen optreden.
§ 5. DE KERKDIENSTEN PLAATSELIJKE REGELING
5.1. De verantwoordelijkheid ten aanzien van de wekelijkse kerkdiensten is overgedragen aan de Algemene Kerkenraad. De wijkkerkenraden zijn beurtelings in deze diensten aanwezig.
5.2.Bij de bediening van de doop van kinderen van niet belijdende leden sporen wij de ouders aan tot het doen van belijdenis.
5.3.Tot deelname aan het heilig avondmaal worden alleen belijdende leden toegelaten, tenzij de kerkenraad - in bijzondere gevallen - anders beslist.
5.4.Uitsluitend het huwelijk van man en vrouw, kan als een verbond van liefde en trouw voor Gods aangezicht worden gezegend.
Betrokkenen dienen een verzoek daartoe ten minste 6 weken van te voren in bij de wijkkerkenraad van de bruid.
Ten minste een van de betrokkenen dient lid van de wijkgemeente te zijn.
Na ontvangst van het verzoek voert een afvaardiging van de wijkkerkenraad een gesprek met de betrokkenen.
Ten minste 1 week voorafgaand aan de kerkdienst, waarin het huwelijk wordt gezegend, wordt dit bekendgemaakt door middel van een afkondiging in een zondagse kerkdienst en een aankondiging in het kerkblad.
§ 6 ORDINANTIE 11 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN VAN DE GEMEENTE
Kerkrentmeesterlijk
Artikel 1. Algemeen
1. De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente berust bij de kerkenraad.
2. De kerkenraad vertrouwt de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet-diaconale aard toe aan het college van kerkrentmeesters en die van diaconale aard aan het college van diakenen.
3. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen stemmen hun beleid af op het beleid van de kerkenraad betreffende het gehele leven en werken van de gemeente. Zij doen verslag van hun werkzaamheden aan de kerkenraad.
Artikel 2.
Het college van kerkrentmeesters
1. De ouderlingen-kerkrentmeester vormen tezamen met de kerkrentmeesters als bedoeld in lid 3 het college van kerkrentmeesters.142
142 Wijziging kerkorde, ordinantie 11-2-1, besluit generale synode d.d. 20 april 2012,
ingegaan 1 januari 2013.
2. Het college van kerkrentmeesters bestaat uit ten minste drie leden.
De meerderheid van het college van kerkrentmeesters bestaat uit ouderlingen- kerkrentmeesters.
3. De kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, worden door de kerkenraad uit de leden van de gemeente benoemd nadat hun namen zijn voorgedragen aan de gemeente om haar goedkeuring te verkrijgen. Zij kunnen in de gemeente niet tegelijkertijd een ambt dragen.
4. Ten aanzien van de kerkrentmeesters die geen ouderling zijn, is van overeenkomstige toepassing hetgeen voor ambtsdragers bepaald is ter zake van de zittingstijd, de mogelijkheid bezwaar te maken tegen de benoeming, het opzicht en de behandeling van bezwaren en geschillen.
5. Het college van kerkrentmeesters wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan.
De voorzitter is een van de ouderlingen-kerkrentmeester.
Het college van kerkrentmeesters draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
6. Indien aan de besluitvorming van het college van kerkrentmeesters minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee kerkrentmeesters, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één kerkrentmeester, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
7. Het college van kerkrentmeesters heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële en financiële voorwaarden voor het leven en werken van de gemeente door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de begroting en de jaarrekening van de gemeente in overeenstemming met het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving;
- het zorg dragen voor het beschikbaar zijn van ruimten voor de eredienst en de andere activiteiten van de gemeente; XXXXXXXXXX 00
Artikel 4. Vermogensrechtelijke aangelegenheden van gemeenten met wijkgemeenten
1. Waar een gemeente wijkgemeenten heeft, dient in deze ordinantie in plaats van kerkenraad gelezen te worden algemene kerkenraad.
2. In een gemeente met wijkgemeenten vormen de kerkrentmeesters die lid zijn van een wijkkerkenraad samen met de andere kerkrentmeesters die benoemd zijn door de wijkkerkenraad, de wijkraad van kerkrentmeesters.
De leden van het college van kerkrentmeesters worden aangewezen op de wijze als is opgenomen in de regeling voor het beheer van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente, als bedoeld in ord. 4-7-2.
De voorzitter, secretaris en penningmeester worden op voordracht van het college van kerkrentmeesters benoemd door de algemene kerkenraad.
In overleg met de algemene kerkenraad kan het college van kerkrentmeesters, naast de zorg voor het kerkgebouw en de goede gang van zaken daarin tijdens de kerkdiensten, de verzorging van bepaalde vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet-diaconale aard toevertrouwen aan de wijkraden van kerkrentmeesters. Een en ander geschiedt met inachtneming van het bepaalde in ordinantie 4-9-4.
Wanneer een gemeente uit minder dan vier wijkgemeenten bestaat, kan de algemene kerkenraad, met instemming van de wijkkerkenraden, besluiten geen wijkraden van kerkrentmeesters in te stellen. Wanneer geen wijkraden zijn ingesteld, bestaat het college van kerkrentmeesters uit alle kerkrentmeesters van de gemeente en worden de kerkrentmeesters die geen ouderling zijn benoemd door de algemene kerkenraad.
§ 6.1 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENEHDEN KERKRENTMEESTERLIJK PLAATSELIJKE REGELING
6.1.1.Het college van kerkrentmeesters bestaat in overeenstemming met ord.11-4-6 uit zeven kerkrentmeesters, waarvan er minimaal vijf ouderling-kerkrentmeester zijn.
6.1.2.Het college van kerkrentmeesters wijst een administrateur aan. Op verzoek van het college woont de administrateur (een deel van de )vergaderingen van het college bij. De administrateur heeft een adviserende stem. Op hem is het bepaalde in ord.4.2 betreffende de geheimhouding van toepassing.
0.0.0.Xx penningmeester is bevoegd betalingen te doen namens de gemeente, met in achtneming van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de begroting, echter onder de voorwaarde, dat de stukken op grond waarvan de betalingen gedaan moeten worden zijn voorzien van de term ”voor akkoord” en van de handtekening van ten minste één kerkrentmeester.
6.1.4.Ten behoeve van het Hekendorpse deel van de gemeente is tussen het college van kerkrentmeesters en de “Stichting tot behartiging van de godsdienstige bepalingen der hervormden te Hekendorp” op 31 augustus 1994 een convenant gesloten, waarin bepalingen zijn opgenomen die geacht worden onderdeel uit te maken van deze plaatselijke regeling. Dit convenant is op 20 augustus 2009 herzien.
0.0.0.Xx zorg voor de goede gang van zaken in het kerkgebouw tijdens de kerkdiensten van de beide wijkgemeenten, genoemd in ord.5-8, berust bij de kerkrentmeesters. Verder hebben de kerkrentmeesters het beleid omtrent de verhuur van de kerk vastgelegd in een beleidsnotitie.
.
§ 6.2 DE VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN DIACONAAL
Ordinantietekst
Artikel 1.
Algemeen
1. De zorg voor de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente berust bij de kerkenraad.
2. De kerkenraad vertrouwt de verzorging van de vermogensrechtelijke aangelegenheden van de gemeente van niet-diaconale aard toe aan het college van kerkrentmeesters en die van diaconale aard aan het college van diakenen.
3. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen stemmen hun beleid af op het beleid van de kerkenraad inzake het gehele leven en werken van de gemeente. Zij doen verslag van hun werkzaamheden aan de kerkenraad.
Artikel 3. Het college van diakenen
1. De diakenen vormen tezamen het college van diakenen. Het college van diakenen bestaat uit ten minste drie leden.
2. Het college van diakenen wijst uit zijn midden een voorzitter, een secretaris en een penningmeester aan. Het college van diakenen draagt er zorg voor dat de boekhouding en het middelenbeheer niet in één hand zijn.
3. Indien aan de besluitvorming van het college van diakenen minder dan drie leden deelnemen, is een besluit van het college slechts rechtsgeldig,
a. wanneer, bij deelname door twee diakenen, één ambtsdrager, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming heeft deelgenomen en
b. wanneer, bij deelname door één diaken, twee ambtsdragers, daartoe aangewezen door de kerkenraad, aan de besluitvorming hebben deelgenomen.
4. Het college van diakenen heeft tot taak:
a. het in overleg met en in verantwoording aan de kerkenraad scheppen en onderhouden van de materiële en financiële voorwaarden voor de door de gemeente te verrichten diaconale dienst door:
- het meewerken aan de totstandkoming van het beleidsplan, de diaconale begroting en de diaconale jaarrekening overeenkomstig het bepaalde in ordinantie 4-7-1 en het bepaalde in de artikelen 6 en 7;
- het zorg dragen voor de geldwerving ten behoeve van de diaconale arbeid van de gemeente;
en voorts
b. het beheren van de goederen van de diaconie;
c. het verzorgen van het, in het beleidsplan en de diaconale begroting geformuleerde, personeelsbeleid;
d. het zorgdragen voor de arbeidsrechtelijke aangelegenheden van hen die krachtens arbeidsovereenkomst bij de diaconie werkzaam zijn;
het fungeren als opdrachtgever van hen die op arbeidsovereenkomst in de gemeente op diaconaal terrein werkzaam zijn;
f. het beheren van verzekeringspolissen.
5. Het college van diakenen blijft bij het beheren van en beschikken over de aan hem toevertrouwde vermogensrechtelijke aangelegenheden binnen de grenzen van het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan en de door de kerkenraad vastgestelde begroting.
6. Voorafgaande instemming van de kerkenraad is nodig voor:
- het aangaan van verplichtingen waarin niet bij vastgestelde begroting is voorzien;
- het aanvaarden van erfstellingen, legaten en schenkingen onder last of voorwaarde;
- het oprichten van of deelnemen aan een stichting;
- het voeren van processen voor de overheidsrechter en het aangaan van overeenkomsten om geschillen op een andere wijze tot een oplossing te brengen.144
144 Wijziging kerkorde, ordinantie 11-3-6, besluit generale synode d.d. 20 april 2012,
ingegaan 1 januari 2013.
145 Wijziging kerkorde, xxxxxxxxxx 00-0-0, besluit generale synode d.d. 20 april 2012,
ingegaan 1 januari 2013.
7. Het college van diakenen is bevoegd diaconale steun te verlenen aan personen, organen, kassen, fondsen, instellingen en rechtspersonen in binnen- en buitenland. Uitsluitend in zeer bijzondere gevallen, zulks ter beoordeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken en nadat ter zake toestemming is verkregen van dit college, kan het college van diakenen besluiten diaconale gelden beschikbaar te stellen voor niet-diaconaal werk van de gemeente.
8. De kerkenraad neemt alleen in overleg met het college van diakenen beslissingen waaraan voor de diaconie van de gemeente financiële gevolgen verbonden zijn welke niet bij vastgestelde begroting zijn voorzien.
§ 0.0.XX VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN DIACONAAL PLAATSELIJKE REGELING
0.0.0.Xx het college van diakenen hebben de in 1.1.genoemde diakenen in overeenstemming met ord.11-4-4 zitting, zodat het college totaal 8 leden telt.
6.2.2.Tijdens de collegevergaderingen in de maand januari wijst het college de plaatsvervangers van de voorzitter en de secretaris aan.
§ 6.3 VERMOGENSRECHTELIJKE AANGELEGENHEDEN ALGEMEEN
Artikel 5.
Rechtspersoonlijkheid en vertegenwoordiging
1. De gemeente heeft rechtspersoonlijkheid.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van niet-diaconale aard vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van kerkrentmeesters tezamen. Het college van kerkrentmeesters wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
Waar een streekgemeente is gevormd, hebben zowel de streekgemeente als de gemeenten die tezamen de streekgemeente vormen, rechtspersoonlijkheid.
Een wijkgemeente, een missionaire gemeente en een huisgemeente hebben geen rechtsper-soonlijkheid.147
2. De diaconie van de gemeente heeft rechtspersoonlijkheid. Het college van diakenen is het bestuur van de diaconie.
De gemeente wordt in vermogensrechtelijke aangelegenheden van diaconale aard vertegenwoordigd door de diaconie. De diaconie van de gemeente wordt vertegenwoordigd door de voorzitter en de secretaris van het college van diakenen tezamen. Het college van diakenen wijst voor elk van beiden uit zijn midden of uit de kerkenraad een plaatsvervanger aan.
Waar een streekgemeente is gevormd, hebben zowel de diaconie van de streekgemeente als de diaconieën van de gemeenten die tezamen de streekgemeente vormen, rechtspersoonlijkheid.
3. In alle andere aangelegenheden wordt de gemeente vertegenwoordigd door de preses en de scriba van de kerkenraad tezamen. De kerkenraad wijst voor elk van beiden uit zijn midden een plaatsvervanger aan.
Artikel 6. De begrotingen en het collecterooster
1. Elk jaar plegen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen met de kerkenraad en met alle daarvoor in aanmerking komende organen van de gemeente overleg over de in samenhang met het door de kerkenraad vastgestelde beleidsplan op te stellen begrotingen en het collecterooster van het komende kalenderjaar.
2. Vóór 1 november dienen het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen hun ontwerpbegrotingen bij de kerkenraad in, vergezeld van een door hen in onderling overleg opgesteld gemeenschappelijk ontwerpcollecterooster.
3. Indien de kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de ontwerpbegrotingen overlegt hij met het betrokken college over de voorgenomen wijziging. Indien over de wijziging geen overeenstemming wordt verkregen, vraagt de kerkenraad bemiddeling van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken. Eerst na bemiddeling van het regionale college neemt de kerkenraad een definitief besluit..
4. Nadat de kerkenraad de begrotingen voorlopig heeft vastgesteld, worden deze in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de begrotingen kenbaar te maken op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven. Daarna stelt de kerkenraad de begrotingen en het collecterooster vast.
5. Indien een kerkenraad wijzigingen wil aanbrengen in de vastgestelde begroting is het bepaalde in lid 3 en 4 van overeenkomstige toepassing.
Artikel 7.
De jaarrekeningen
1. Het college van kerkrentmeesters en het college van diakenen leggen elk jaar vóór 1 mei hun ontwerpjaarrekeningen over het laatst verlopen kalenderjaar aan de kerkenraad voor.
2. Deze jaarrekeningen worden in haar geheel of in samenvatting in de gemeente gepubliceerd en tevens gedurende een week in haar geheel voor de leden van de gemeente ter inzage gelegd. De kerkenraad stelt de leden van de gemeente in de gelegenheid hun mening over de jaarrekeningen kenbaar te maken op de wijze die in de regeling voor de wijze van werken van de kerkenraad is aangegeven.
3. Daarna stelt de kerkenraad de jaarrekeningen vast, hetgeen strekt tot decharge van de kerkrentmeesters respectievelijk de diakenen inzake het door hen gevoerde beheer, tenzij de kerkenraad een voorbehoud maakt, of het regionale college voor de behandeling van beheerstaken nader overleg wenst.
4. Elk jaar wordt vóór de vaststelling van de jaarrekeningen de financiële administratie van de gemeente en van de diaconie gecontroleerd door een door de kerkenraad aan te wijzen registeraccountant of accountants-administratieconsulent dan wel twee andere onafhankelijke deskundigen.
Artikel 8.
Betrokkenheid van het regionale college voor de behandeling van beheerszaken
1. De kerkenraad legt elk jaar
- vóór 15 december de begrotingen voor het komende kalenderjaar met - ter informatie bijgevoegd - het beleidsplan en
- vóór 15 juni de jaarrekeningen over het laatst verlopen kalenderjaar met het rapport van de gehouden controle
aan het regionale college voor de behandeling van beheerszaken voor.
De kerkenraden van de evangelisch-lutherse gemeenten zenden deze jaarstukken tevens toe aan de financiële commissie van de evangelisch-lutherse synode.
2. Na ontvangst van de begrotingen en jaarrekeningen kan het regionale college voor de behandeling van beheerszaken met de kerkenraad in overleg treden over wijziging of aanvulling van een begroting of jaarrekening. Ten aanzien van de begrotingen deelt het regionale college binnen zes weken na ontvangst daarvan aan de kerkenraad mee of het college zulk overleg nodig vindt.
3. Het college van kerkrentmeesters of het college van diakenen is eerst na voorafgaande toestemming van het regionale college bevoegd tot
– het aangaan van rechtshandelingen betreffende het op ingrijpende wijze verbouwen, uitbreiden of restaureren, verkopen of op andere wijze vervreemden, bezwaren en afbreken van een kerkgebouw of een orgel van cultuurhistorische of architectonische waarde en het verkopen of op andere wijze vervreemden en bezwaren van voorwerpen van oudheidkundige, historische of kunstwaarde;
– het aangaan van een overeenkomst met financiële gevolgen met een lid van het college van kerkrentmeesters, een lid van het college van diakenen of een van de andere leden van de kerkenraad alsmede personen die in dienst staan van de gemeente;
– het beschikbaar stellen van diaconale gelden voor niet diaconaal werk van de gemeente.
§ 7 AANTAL EN GRENZEN VAN DE WIJKGEMEENTEN
Ordinantieteksten
6. Het aantal en de grenzen van de wijkgemeenten worden, nadat de betrokken wijkkerkenraden zijn gehoord en de leden van de betrokken wijkgemeenten de gelegenheid hebben gekregen hun oordeel kenbaar te maken, vastgesteld en gewijzigd door de algemene kerkenraad.
Vaststelling en wijziging van het aantal wijkgemeenten kan alleen plaatsvinden met medewerking en goedvinden van het breed moderamen van de classicale vergadering.
§ 7 AANTAL EN GRENZEN VAN DE WIJKGEMEENTEN PLAATSELIJKE REGELING
0.0.Xx gemeente heeft 2 wijkgemeenten.
0.0.Xx grenzen van de wijkgemeenten zijn ingetekend op een topografische kaart en tevens vastgesteld doormiddel van een lijst van de straatnamen (eventueel: en huisnummers) en postcodes die de grenzen van de wijkgemeenten vormen, van welke documenten een afschrift aan de plaatselijke regeling is gehecht.
7. 3.Voor de vaststelling dan wel wijziging van het aantal wijkgemeenten en de grenzen wordt het voorstel daartoe in samenvatting gepubliceerd in het kerkblad. De volledige stukken kunnen gedurende een week worden ingezien. Bij publicatie wordt tijd en plaats vermeld.
Reacties kunnen tot 7 dagen na het einde van de periode van ter inzagelegging worden gestuurd aan de scriba van de algemene kerkenraad.
Deze plaatselijke regeling is vastgesteld / gewijzigd door de algemene kerkenraad op 2017.
Wijkgemeente 1
Xx.X.xx Koning Xxxx (preses) J.L. Treur (scriba)
Wijkgemeente 2
Ds. X.X. xxx xxx Xxx (preses) X. Xxxxxxxxxxx (scriba)