SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE MINISTER, BEVOEGD VOOR HET PLATTELANDSBELEID, DE VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJ EN DE PROVINCIE OOST-VLAANDEREN MET BETREKKING TOT HET VASTLEGGEN VAN DE WEDERZIJDSE VERANTWOORDELIJKHEDEN INZAKE EEN GEBIEDSGERICHT...
SAMENWERKINGSOVEREENKOMST TUSSEN DE MINISTER, BEVOEGD VOOR HET PLATTELANDSBELEID, DE VLAAMSE LANDMAATSCHAPPIJ EN DE PROVINCIE OOST-VLAANDEREN MET BETREKKING TOT HET VASTLEGGEN VAN DE WEDERZIJDSE VERANTWOORDELIJKHEDEN INZAKE EEN GEBIEDSGERICHT PLATTELANDSBELEID EN IN HET BIJZONDER DE PROGRAMMERING EN DE UITVOERING VAN HET PROGRAMMA VOOR PLATTELANDSONTWIKKELING IN VLAANDEREN 2014–2020 EN DE UITVOERING VAN PLATTELAND PLUS PROJECTEN
TUSSEN:
de Vlaamse overheid, vertegenwoordigd door zijn regering in de persoon van Xxxx Xxxxxxxxxxx, Vlaams Minister van omgeving, natuur en landbouw, hierna genoemd “de minister”,
de Vlaamse Landmaatschappij (VLM), NV burgerlijke vennootschap met handelsvorm, met zetel te Sint-Gillis, 0000 Xxxxxxx, Xxxxxx Xxxxxxxxx 00, 0236.506.685 RPR Brussel, hier vertegenwoordigd door de xxxx Xxxx Xxxxx, gedelegeerd bestuurder, hierna genoemd “de beheersdienst”
EN
de Provincie Oost-Vlaanderen, met ondernemingsnummer BE0207725795 en zetel in het Provinciehuis, Xxxxxxxxxxxxxxxxxx 0, 0000 Xxxx, handelend in uitvoering van de beslissing van de Provincieraad van 29 april 2015 en vertegenwoordigd door de Deputatie, voor wie optreden de xxxx Xxxxxxxxx Xxxxxxxx, Gedeputeerde voor communicatie, financieel beheer, landbouw en plattelandsbeleid, interbestuurlijk beleid, toezicht polders, gemeente en OCMW en woordvoerder, en de xxxx Xxxxxx Xx Xxxx, Provinciegriffier, hierna genoemd “de Provincie”
WORDT VOORAF UITEENGEZET WAT VOLGT:
Gelet op Verordening (EG) nr.1303/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds, het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij en algemene bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds, het Cohesiefonds en het Europees Fonds voor maritieme zaken en visserij, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006 van de Raad;
Gelet op Verordening (EG) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1698/2005 van de Raad;
Gelet op Verordening (EG) nr.1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk
landbouwbeleid en tot intrekking van Verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr. 000/00, (XX) xx. 0000/00, (XX) xx. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad;
Gelet op Verordening (EU) nr. 1310/2013 van de het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 houdende bepaalde overgangsbepalingen inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO), houdende wijziging van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft middelen en de verdeling ervan met betrekking tot 2014, houdende wijziging van Verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad en de Verordeningen (EU) nr. 1307/2013, (EU) nr. 1306/2013 en (EU) nr. 1308/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de toepassing ervan in 2014;
Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) nr. 640/2014 van de commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem en de voorwaarden voor weigering of intrekking van betalingen en voor administratieve sancties in het kader van rechtstreekse betalingen, plattelandsontwikkelingsbijstand en de randvoorwaarden;
Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) nr. 807/2014 van de commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad inzake bijstand voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (ELFPO) en tot invoering van overgangsbepalingen;
Gelet op de gedelegeerde verordening (EU) nr. 907/2014 van de commissie van 11 maart 2014 tot aanvulling van Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft de betaalorganen en andere instanties, het financieel beheer, de goedkeuring van de rekeningen, de zekerheden en het gebruik van de euro;
Gelet op de uitvoeringsverordening (EG) nr. 808/2014 van de commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van Verordening (EG) nr. 1305/2013van het Europees Parlement en de Raad inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO);
Gelet op de uitvoeringsverordening (EU) nr. 809/2014 van de commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden;
Gelet op het Besluit van de Vlaamse regering van 24 januari 2014, inzake de goedkeuring van het ontwerp van Vlaams programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014 – 2020, PDPO III;
Gelet op de indiening bij de Europese Commissie op 24 april 2014 en het uitvoeringsbesluit van de commissie in verband met de goedkeuring op 13 februari 2015 van het Vlaams programmadocument voor Plattelandsontwikkeling 2014 – 2020 en met inbegrip van daaropvolgende wijzigingen, PDPO III;
Gelet op de bestaande en toekomstige richtsnoeren en andere documenten die in het kader van bovenstaande verordeningen worden aangegeven door de Europese instanties;
Overwegende dat aan de Provincie in het kader van het Witboek Interne Staatshervorming van 8 april 2011 het regisseurschap van het gebiedsgericht plattelandsbeleid werd toegewezen, met uitzondering van de gebiedsgerichte projecten van VLM;
Overwegende dat het luik gebiedsgericht plattelandsbeleid in het kader van het Programma voor Plattelandsontwikkeling in Vlaanderen 2014 - 2020 door de Provincie zal worden begeleid; dat het voormelde gebiedsgericht plattelandsbeleid meer bepaald de volgende maatregelen betreft:
- de maatregel ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ in uitvoering van artikel 20 van verordening nr. 1305/2013 ‘Basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden’;
- de 4 maatregelen in het kader van ‘LEADER’ in uitvoering van artikel 42 tot en met 44 van verordening nr. 1305/2013;
- de maatregel ‘Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie’ in uitvoering van artikel 35 van verordening nr. 1305/2013 ‘Samenwerking’;
Overwegende dat de Vlaamse Landmaatschappij beheersdienst is voor volgende maatregelen volgens de modaliteiten opgenomen in het PDPO III :
- Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland in uitvoering van artikel 20 van verordening nr. 1305/2013 ‘Basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden;
- de 4 maatregelen in het kader van ‘LEADER’ in uitvoering van artikel 42 tot en met 44 van verordening nr. 1305/2013;
- de maatregel Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie’ in uitvoering van artikel 35 van verordening nr. 1305/2013 ‘Samenwerking’;
- Platteland Plus programma.
Overwegende dat de minister, bevoegd voor het plattelandsbeleid de Vlaamse bijdrage voor deze maatregelen goedkeurt:
- Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland in uitvoering van artikel 20 van verordening nr. 1305/2013 ‘Basisdiensten en dorpsvernieuwing in plattelandsgebieden;
- de 4 maatregelen in het kader van ‘LEADER’ in uitvoering van artikel 42 tot en met 44 van verordening nr. 1305/2013;
- de maatregel Plattelandsontwikkeling door samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie’ in uitvoering van artikel 35 van verordening nr. 1305/2013 ‘Samenwerking’;
- Platteland Plus programma.
Overwegende de beslissing van de gedeputeerden voor plattelandsbeleid en de minister, bevoegd voor het plattelandsbeleid, dd. 18 oktober 2013 en 24 maart 2014 over de invoering van Platteland Plus projecten die worden gesubsidieerd met Vlaamse en provinciale middelen;
Overwegende dat voorliggende overeenkomst een duidelijke verdeling van de taken en verantwoordelijkheden van de verschillende partijen voorziet;
WORDT OVEREENGEKOMEN WAT VOLGT:
HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1. Definities.
Voor de toepassing van deze samenwerkingsovereenkomst wordt verstaan onder:
1° PDPO III: het Programma Document voor Plattelandsontwikkeling in Xxxxxxxxxx 0000 – 2020 dat voor Vlaanderen werd opgesteld in navolging van Verordening (EG) nr. 1305/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 inzake steun voor plattelandsontwikkeling uit het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en dat werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 24 januari 2014 en door de Europese Commissie werd goedgekeurd op 13 februari 2015;
2° gebiedsgerichte werking van PDPO III: de gebiedsgerichte werking van het PDPO III die de volgende maatregelen omvat:
a) Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland
b) Opmaak lokale ontwikkelingsstrategieën (LEADER)
c) Werking plaatselijke groepen (LEADER)
d) Uitvoering lokale ontwikkelingsstrategieën (LEADER)
e) Samenwerkingsprojecten (LEADER)
f) Samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie
Bovenstaande maatregelen zijn de maatregelen zoals vermeld in PDPO III, waarin specifiek de aanzet wordt gegeven voor een gebiedsgericht plattelandsbeleid in Vlaanderen. Dit gebiedsgericht plattelandsbeleid resulteert in maatwerk naar de verschillende gebieden die vanuit hun eigen potenties en rekening houdend met de aanwezige waarden een kwalitatieve plattelandsontwikkeling nastreven;
3° Platteland Plus: Projecten die een belangrijke bijdrage kunnen leveren aan de verdere ontwikkeling van het gebiedsgericht plattelandsbeleid. Platteland Plus-projecten zijn niet verbonden aan het Europees kader van PDPO III en kunnen rekenen op financiële steun van Vlaanderen en de provincie;
4° de minister: de Vlaamse minister, bevoegd voor het plattelandsbeleid;
5° de beheersdienst: de Vlaamse Landmaatschappij, opgericht bij het decreet van 21 december 1988 houdende oprichting van de Vlaamse Landmaatschappij;
6° het betaalorgaan: het Vlaams Betaalorgaan erkend in toepassing van artikel 7 van verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees parlement en de raad van 17 december 2013 betreffende de financiering, het beheer en de monitoring van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordeningen (EEG) nr. 352/78, (EG) nr.165/94, (EG) nr. 2799/98, (EG) nr. 814/2000, (EG) nr. 1290/2005 en (EG) nr. 485/2008 van de Raad;
7° het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland: het document waarin de gebiedsgerichte werking van PDPO III vertaald wordt naar het provinciaal niveau. Het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland vormt de basis voor het indienen van oproepen voor nieuwe plattelandsprojecten. Hierin worden de krijtlijnen uitgezet voor projecten in het kader van het gebiedsgerichte luik van PDPO III en platteland plus-projecten en het vormt de basis voor het lanceren van projectoproepen en de beoordeling ervan.
HOOFDSTUK 2. VOORWERP
Artikel 2: Voorwerp
Deze overeenkomst legt een duidelijke rolverdeling en verantwoordelijkheid voor de minister, de beheersdienst en de Provincie vast te leggen.
Deze overeenkomst heeft betrekking op het beheer en de uitvoering van de ‘gebiedsgerichte werking’ binnen het PDPO III en het beheer van de projecten in het kader van Platteland Plus.
Deze overeenkomst is ook van toepassing op toekomstige wijzigingen van deze maatregelen binnen de ‘gebiedsgerichte werking’ en Platteland Plus. Nieuwe maatregelen die in de toekomst in het kader van de ‘gebiedsgerichte werking’ binnen PDPO III worden goedgekeurd door de Europese Commissie zullen behandeld worden conform de regeling die geldt voor de maatregel ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland (OKW)’, voor zover de VLM voor deze maatregelen beheersdienst is en er cofinanciering van de Provincie wordt voorzien.
Meer bepaald betreft dit:
1° de duur en de beëindiging van de overeenkomst;
2° het algemeen kader voor projectoproepen en de beoordeling van projecten;
3° de ondersteuning, samenstelling en werking van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité, de Technische Werkgroep;
4° de taken van het provinciebestuur; 5° de taken van de beheersdienst;
6° bepalingen omtrent de controles, de betalingen, de communicatie, de evaluatie, de wijziging van de overeenkomst en geschillen over de uitvoering van de overeenkomst.
HOOFDSTUK 3. XXXX EN BEËINDIGING VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 3. Duur en beëindiging van de overeenkomst
De overeenkomst wordt van kracht vanaf de ondertekening van de overeenkomst en eindigt van rechtswege op 31 december 2023. De overeenkomst kan slechts vroeger beëindigd worden na voorafgaand akkoord van de 3 partijen.
Deze overeenkomst kan na voorafgaand akkoord van de 3 partijen worden verlengd. Daarnaast kunnen bepaalde delen van deze overeenkomst in een nieuwe samenwerkingsovereenkomst opgenomen om voor het gebiedsgericht plattelandsbeleid de gewenste continuïteit te garanderen.
HOOFDSTUK 4. HET ALGEMEEN KADER VOOR PROJECTOPROEPEN EN DE BEOORDELING VAN PROJECTEN.
Artikel 4. Uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland
Het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland werd goedgekeurd in de Provincieraad van 3 september 2014 en fungeert als kader voor het lanceren van projectoproepen en voor de beoordeling van de ingediende projecten. De acties opgenomen in dit plan passen binnen de doelstellingen en maatregelen van de gebiedsgerichte werking van PDPO III en Platteland Plus projecten.
Voor de opmaak van dit uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland heeft de provincie maximaal 30.000 EUR ontvangen van de Vlaamse Minister bevoegd voor het plattelandsbeleid. Dit bedrag werd toegekend via het Ministerieel Besluit van 26 juni 2014 houdende goedkeuring van de besteding van de dotatie plattelandsbeleid aan de Vlaamse Landmaatschappij voor een werkingssubsidie aan de Vlaamse provincies.
Het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland werd goedgekeurd door de provincieraad op 3 september 2014.
HOOFDSTUK 5. HET PROVINCIAAL MANAGEMENTCOMITE
Artikel 5. Oprichting en taken van het Provinciaal Managementcomité
Per Vlaamse provincie wordt een Provinciaal Managementcomité opgericht. De Provincie staat in voor de organisatie van het Provinciaal Managementcomité.
Het Provinciaal Managementcomité heeft volgende taken:
1° inzake de projecten in het kader van de maatregel: “Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland”:
a) de lancering van projectoproepen;
b) de beoordeling en de besluitvorming van de ingediende projecten;
c) de dagelijkse opvolging van de projecten via het provinciaal plattelandsloket; 2° inzake Leader:
a) de lancering van de projectoproep voor erkenning van de plaatselijke groepen binnen Leader bij aanvang van de programmaperiode;
b) de beoordeling en goedkeuring van de ontwikkelingsstrategieën van de plaatselijke groepen;
c) de beoordeling van bezwaarschriften van begunstigden van de plaatselijke groep;
d) de beoordeling en de besluitvorming van ingediende samenwerkingsprojecten in het kader van Xxxxxx;
e) opvolgen Leader: tussentijdse evaluatie.
3° inzake de projecten in het kader van de maatregel: “Samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie”;
a) de lancering van projectoproepen;
b) de beoordeling en goedkeuring van de ingediende projecten;
c) de dagelijkse opvolging van de projecten via het provinciaal plattelandsloket.
Artikel 6. Samenstelling van het Provinciaal Managementcomité
§1. Het Provinciaal Managementcomité is samengesteld uit 19 stemgerechtigde leden en 10 adviserende leden.
§2. De stemgerechtigde leden zijn:
1° 9 vertegenwoordigers van de Vlaamse regering; elke Vlaamse minister wijst 1 vertegenwoordiger aan met elk een stemrecht van 0,55;
2° 5 vertegenwoordigers van de provincieraad, met elk een stemrecht van 1;
3° 5 vertegenwoordigers van de gemeenten aangewezen door de Vereniging van Vlaamse steden en gemeenten, met elk een stemrecht van 1.
Minstens 1 vertegenwoordiger van de provincie of gemeenten, vermeld in het tweede lid, 2° of 3°, is een stemgerechtigd lid van de plaatselijke groepen, opgericht in het kader van Leader voor de provincie. Per Leadergebied wordt er 1 vertegenwoordiger aangeduid.
Voor elk stemgerechtigd lid wordt op eenzelfde wijze een plaatsvervangend lid aangewezen.
De voorzitter en ondervoorzitter worden door het Provinciaal Managementcomité aangeduid bij de eerste vergadering.
1° de voorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de provincieraad;
2° de ondervoorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de gemeenten.
§3. De adviserende leden zonder stemrecht zijn:
1° 1 vertegenwoordiger van de beheersdienst, aangeduid door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij;
2° 1 vertegenwoordiger van de Coördinerende Cel Europees Plattelandsbeleid (CCEP), aangeduid door de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij;
3° 1 vertegenwoordiger van de Vlaamse administratie bevoegd voor plattelandsbeleid, aangeduid door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij;
4° 2 vertegenwoordigers van de provinciale administratie bevoegd voor plattelandsbeleid, aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor het plattelandsbeleid;
5° 5 vertegenwoordigers van het middenveld actief op het platteland, aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor plattelandsbeleid (bv. de landbouworganisaties, milieu –en natuurverenigingen, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, ...);
Artikel 7. Vergaderingen van het Provinciaal Managementcomité
Het Huishoudelijk Reglement van het Provinciaal Managementcomité wordt opgemaakt in samenspraak met de beheersdienst en de Provincie opgemaakt en wordt op de 1e vergadering van het Provinciaal Managementcomité goedgekeurd. Dit Huishoudelijk Reglement bevat de belangrijkste bepalingen met betrekking tot de werking van dit Provinciaal Managementcomité.
Het Provinciaal Managementcomité kan alleen geldig beraadslagen en beslissen als er minstens 2 stemgerechtigde leden van elk bestuursniveau (Vlaams, provinciaal of gemeentelijk) aanwezig zijn of via volmacht vertegenwoordigd zijn en als de helft + één van de stemgerechtigde leden of hun plaatsvervangers aanwezig zijn of via volmacht vertegenwoordigd zijn. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
HOOFDSTUK 6. HET BEPERKT PROVINCIAAL MANAGEMENTCOMITE
Artikel 8. Oprichting en taken van het Beperkt Provinciaal Managementcomité
Per Vlaamse provincie kan een Beperkt Provinciaal Managementcomité opgericht worden. De Provincie staat in voor de oprichting van het Beperkt Provinciaal Managementcomité.
Het Beperkt Provinciaal Managementcomité heeft de volgende taken: 1° de lancering van projectoproepen in het kader van Platteland Plus;
2° de beoordeling en de besluitvorming van de ingediende projecten in het kader van Platteland Plus;
3° de dagelijkse opvolging van de Platteland Plus-projecten via het provinciaal plattelandsloket.
Artikel 9. Samenstelling van het Beperkt Provinciaal Managementcomité
§1. Het Beperkt Provinciaal Managementcomité is samengesteld uit 14 stemgerechtigde leden en 3 adviserende leden.
§2. De stemgerechtigde leden zijn:
1° de 9 vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering die conform artikel 6, §2, eerste lid, 1°, zijn aangeduid als stemgerechtigde leden van het Provinciaal Managementcomité; elke vertegenwoordiger heeft een stemrecht van 0,55;
2° de 5 vertegenwoordigers van de provincieraad die conform artikel 6, §2, eerste lid, 2°, zijn
aangeduid als stemgerechtigde leden van het Provinciaal Managementcomité; elke vertegenwoordiger heeft een stemrecht van 1.
De plaatsvervangers van de vertegenwoordigers van de Vlaamse Regering en de provincie binnen het Provinciaal Managementcomité zijn ook de plaatsvervangers van de Vlaamse Regering en de provincie binnen het Beperkt Provinciaal Managementcomité.
De voorzitter wordt door het Beperkt Provinciaal Managementcomité aangeduid bij de eerste vergadering.
1° de voorzitter wordt gekozen uit de vertegenwoordigers van de provincie;
§3. De adviserende leden zonder stemrecht zijn:
1° de vertegenwoordiger van de beheerdienst die conform artikel 6, §3, 1°, is aangeduid als adviserend lid van het Provinciaal Managementcomité;
2° 2 vertegenwoordigers van de provinciale administratie bevoegd voor platteland die conform
artikel 6, §3, 4°, is aangeduid als adviserend lid van het Provinciaal Managementcomité.
Artikel 10. Vergaderingen van het Beperkt Provinciaal Managementcomité
Het huishoudelijk reglement van het Beperkt Provinciaal Managementcomité wordt in samenspraak met de beheersdienst en de Provincie opgemaakt en wordt op de eerste vergadering van het Beperkt Provinciaal Managementcomité formeel goedgekeurd.
Als er gestemd wordt, wordt er beslist bij meerderheid van stemmen door de stemgerechtigde leden. Het Beperkt Provinciaal Managementcomité kan alleen geldig beslissen als minstens 2
stemgerechtigde vertegenwoordigers van elk bestuursniveau (Vlaams en provinciaal) aanwezig zijn. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
HOOFDSTUK 7. DE TECHNISCHE WERKGROEP
Artikel 11. Oprichting en taken van de Technische Werkgroep
Per provincie wordt een Technische Werkgroep opgericht. De Provincie staat in voor de oprichting van de Technische Werkgroep.
De Technische Werkgroep verleent advies aan het Provinciaal Managementcomité en het Beperkt Provinciaal Managementcomité over de beoordeling van de ingediende projectvoorstellen en houdt er toezicht op dat de ingediende projectvoorstellen geen onregelmatige Europese en Vlaamse dubbelfinanciering ontvangen bij de door hen bekende subsidiekanalen.
Artikel 12. Samenstelling van de Technische Werkgroep
De Technische Werkgroep is minstens samengesteld uit 26 leden:
1° 10 experten uit de administratie van de Provincie, uit rechtspersonen die zijn belast met welbepaalde taken van provinciaal belang en uit andere rechtspersonen (bv. POM Oost- Vlaanderen, vzw Toerisme Oost-Vlaanderen, …) met inbegrip van één expert per leadergebied; aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor het plattelandsbeleid;
2° 4 experten uit de Vlaamse administraties waarvan:
a) 1 expert, aangeduid door de leidend ambtenaar van het Departement Landbouw en Visserij;
b) 1 expert, aangeduid door de leidend ambtenaar van het Agentschap voor Natuur en Bos;
c) 1 expert, aangeduid door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij;
d) 1 expert, aangeduid door de leidend ambtenaar van het agentschap Toerisme Vlaanderen;
3° 2 experten vanuit de gemeenten aangeduid door de Vereniging voor Vlaamse Steden en Gemeenten;
4° 1 vertegenwoordiger van de beheersdienst, aangeduid door de leidend ambtenaar van de Vlaamse Landmaatschappij;
5° 1 vertegenwoordiger van de dienst voor plattelandsbeleid binnen de provincie, aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor het plattelandsbeleid;
6° de leadercoördinatoren van de respectievelijke Leader-gebieden;
7° 5 experten vanuit het middenveld, aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor het plattelandsbeleid (bv. de landbouworganisaties, natuur – en milieuverenigingen, werkgeversorganisaties, werknemersorganisaties, ….);
8° de voorzitter, aangeduid door de gedeputeerde, bevoegd voor het plattelandsbeleid.
De experten, vermeld in het eerste lid, 1°, 2°, 3° en 6° zijn deskundig op het vlak van plattelandsthema’s.
Voor elk lid wordt op eenzelfde wijze een plaatsvervangend lid aangeduid.
Artikel 13. Werking
De Technische Werkgroep kan alleen geldig beraadslagen en beslissen als minstens 1/3 van de leden aanwezig is.
Zij kan op elk moment derden raadplegen.
Zij streeft in haar adviezen naar consensus. Als er geen consensus wordt bereikt, worden de verschillende standpunten van de leden van de Technische Werkgroep uiteengezet in het verslag van de vergadering.
HOOFDSTUK 8. HET SECRETARIAAT VAN HET PROVINCIAAL MANAGEMENTCOMITE, HET BEPERKT PROVINCIAAL MANAGEMENTCOMITE EN DE TECHNISCHE WERKGROEP
Artikel 14. Organisatie en taken van het secretariaat
§1. Ter ondersteuning van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité en de Technische Werkgroep voorziet de Provincie een secretariaat dat mee instaat voor de uitwerking van het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland. Het secretariaat is verantwoordelijk voor de dagelijkse administratieve opvolging van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité en de Technische Werkgroep.
De functie van secretariaat van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité en de Technische Werkgroep wordt uitgeoefend door het provinciaal plattelandsloket.
§2. Het secretariaat voert de taken, vermeld in het tweede lid, uit in het kader van de volgende maatregelen:
1° versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland;
2° samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie;
3° uitvoering lokale ontwikkelingsstrategieën (LEADER); 4° Platteland Plus projecten.
Het secretariaat heeft de volgende taken:
1° de administratieve ondersteuning en voorbereiding van de vergaderingen van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité en de Technische Werkgroep;
2° de begeleiding van projectindieners ihkv van hierboven vermeld artikel 1, 2° a, b, f en 3; 3° de administratieve afhandeling van de projectaanvragen;
4° de intranetsite PDPO III aanvullen met de ingediende projectaanvragen en de gegevens van deze projectaanvragen;
5° de dagelijkse projectopvolging;
6° sensibilisering en informatieverstrekking; 7° controle van de Platteland Plus projecten;
8° het uitvoeren van de investeringscontroles, op basis van steekproeven van de beheersdienst, in het kader van de maatregel versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit op het platteland en de maatregel samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie;
9° nodige informatie aan de beheersdienst bezorgen.
Voor de uitvoering van de opdrachten van het secretariaat wordt 1 personeelslid tewerkgesteld. De tewerkstelling van het personeelslid kan gedeeltelijk ten laste worden genomen door het budget technische bijstand van PDPO III met een maximum bedrag van 28.571,42 EUR per jaar voor een
periode van 7 jaar, zijnde van 1 januari 2015 tot en met 31 december 2021. Personeelskosten komen enkel in aanmerking voor zover ze betrekking hebben op contractueel personeel en worden toegekend à rato van de aanwijsbare tijdsbesteding voor technische bijstandtaken op basis van declaraties. De Provincie zorgt voor de prefinanciering van deze personeelskosten.
HOOFDSTUK 9. CONTROLES
Artikel 15. Controle van de maatregel ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ en de maatregel ‘Samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie’
De uitvoeringsverordening (EU) Nr. 809/2014 van de commissie van 17 juli 2014 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen voor Verordening (EU) nr. 1306/2013 van het Europees Parlement en de Raad wat betreft het geïntegreerd beheers- en controlesysteem, plattelandsontwikkelingsmaatregelen en de randvoorwaarden, bepaalt de soorten controles die moeten uitgevoerd worden.
Hieronder wordt een schematisch overzicht gegeven van de soorten controles van de maatregel ‘Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland’ en de maatregel ‘Samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie’ en door wie ze worden uitgevoerd.
Welke projecten die volgens de soort controle moeten gecontroleerd worden, wordt bepaald door de beheersdienst.
Beheersdienst | Provinciaal plattelandsloket | |
* art. 48 administratieve controles | ||
projectaanvragen | X | X |
declaratiedossiers | X | X |
voor investeringsprojecten een bezoek aan de investering brengen (=investeringscontroles) | X | |
* art. 49 controles ter plaatse | X | |
* art. 52 controles achteraf | X |
Artikel 16. Controle van de projecten binnen Platteland Plus
De Platteland Plus projecten worden voor de einddeclaratie gecontroleerd bij de begunstigde zelf en meestal op de projectlocatie van het project. Tijdens deze controle worden administratieve zaken en een controle op terrein uitgevoerd door de beheersdienst en het provinciaal plattelandsloket, conform art 6,§3,4° en art 14 §1.
HOOFDSTUK 10. TAKEN VAN DE PROVINCIE EN DE BEHEERSDIENST
Artikel 17. Taken van het provinciebestuur
De Provincie is verantwoordelijk voor:
1° het secretariaat van het Provinciaal Managementcomité, het Beperkt Provinciaal Managementcomité en de Technische Werkgroep;
2° het bekendmaken en aanpassen van het reglement, opgemaakt door de beheersdienst in verband met het indienen van een project;
3° het bezorgen van alle nodige informatie van de begunstigden aan de beheersdienst i.v.m. oproepen in het kader van de gebiedsgerichte werking van PDPO III en Platteland Plus;
4° het op de PDPO III–intranetsite zetten van alle nodige informatie in verband met de nieuwe ingediende projectvoorstellen;
5° het opmaken van een financieel overzicht waarin duidelijk per project de Europese, Vlaamse en provinciale cofinanciering wordt weergegeven;
6° het bezorgen aan de begunstigden van alle richtlijnen van de beheersdienst (dit zijn richtlijnen
i.v.m. het indienen van een declaratiedossier om Europese, Vlaamse en provinciale cofinanciering te ontvangen, richtlijnen omtrent communicatie en het volgen van de wet op de overheidsopdrachten en andere …);
7° het op de hoogte brengen van de begunstigden over de eisen inzake de verstrekking van gegevens aan de beheersdienst en inzake de registratie van de output en de resultaten;
8° het administratief en inhoudelijk nakijken van de ingediende declaratiedossiers in functie van de provinciale cofinanciering;
9° het toezicht houden op de nakoming van de communicatieverplichting van de projectpromotor en de wet op de overheidsopdrachten;
10° het uitvoeren van de controles, vermeld in hoofdstuk 9;
11° het verstrekken van de nodige inlichtingen i.v.m. de uitvoering van het PDPOIII op vraag van de beheersdienst;
12° het toezicht houden op onregelmatige Europese en Vlaamse dubbelfinanciering in samenspraak met de Technische Werkgroep en de beheersdienst van de door hen bekende subsidiekanalen.
13° ontwikkeling van promotiemateriaal, sensibilisering- en infosessies voor potentiële projectpromotoren;
14° regelmatige perscommunicatie met betrekking tot de vergaderingen van het Provinciaal Managementcomité en de stand van zaken van het programma;
15° het informeren van de promotoren over de beslissingen van het Provinciaal Managementcomité.
Taken die hierin niet zijn opgenomen, gebeuren in nauw overleg met de beheersdienst.
Artikel 18. Taken van de beheersdienst
De beheersdienst:
1° verbindt zich er toe de steunaanvragen te beheren en de feiten te verifiëren waarop de betalingen aan de begunstigden gebaseerd zijn overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de andere Europese bepalingen terzake;
2° verbindt zich er toe de steunaanvragen in het kader van Platteland Plus te beheren en de feiten te verifiëren waarop de betalingen aan de begunstigden gebaseerd zijn overeenkomstig de opgemaakte richtlijnen;
3° voert de nodige administratieve controles, controles ter plaatse en controles achteraf uit overeenkomstig de Europese Verordeningen, richtlijnen, beschikkingen en de gebeurlijke verduidelijkingen of aanwijzingen in richtsnoeren ter zake;
4° verbindt zich ertoe alle bedragen die aan de begunstigden worden toegekend te bepalen overeenkomstig de bepalingen van Verordening (EU) nr. 1306/2013 en de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, beiden vermeld in de voorafgaande uiteenzetting, en de
Verordeningen betreffende de specifieke maatregelen op grond waarvan de steun wordt aangevraagd;
5° is overeenkomstig de bepalingen van de Gedelegeerde Verordening (EU) nr. 907/2014, vermeld in de voorafgaande uiteenzetting, eerstelijns verantwoordelijke voor het opsporen en in gebreke stellen van debiteuren en andere negatieve geldstromen en de doorstroming van de gegevens daaromtrent naar het Vlaams betaalorgaan;
6° voert het protocol uit aangaande de steunmaatregelen in het kader van de verordening (EU) nr. 1305/2013, en waarvan de medefinanciering van de steun gebeurt door het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO), opgemaakt tussen het Departement voor Landbouw en Visserij enerzijds en de Vlaamse Landmaatschappij anderzijds;
De beheersdienst is verantwoordelijk voor:
1° de opmaak van een sjabloon in verband met de regels voor het indienen van projectaanvragen en declaratiedossiers;
2° het opmaken van de vereenvoudigde declaratieinstructies voor Platteland Plus projecten;
3° de terugkoppeling van de gecontroleerde declaratiedossiers met de provincie voordat de uitbetaling gebeurt;
4° het ingeven en autoriseren van de betalingen;
5° het opmaken van de nodige overzichten van de uitgevoerde uitbetalingen voor de provincies;
6° een transparant systeem opzetten, zodat de provincie altijd de stand van zaken in verband met de uitbetaling van de dossiers kan raadplegen;
7° het opvragen van voldoende provinciale middelen voor het betaalorgaan;
8° het geven van de nodige informatie en overzichten op vraag van de provincie; 9° het maken en communiceren van werkafspraken naar de provincies;
10° het archiveren van alle projectaanvragen, vragen en declaratiedossiers;
11° het toezicht op onregelmatige Europese en Vlaamse dubbelfinanciering in samenspraak met de Technische Werkgroep en de Provincie door hen bekende subsidiekanalen;
12° de interpretatie van de reglementen in verband met de indiening van een project en het declareren van de kosten en de geldende wetgeving;
13° het toezicht op de naleving van de richtlijn in verband met communicatie samen met het provinciebestuur.
Taken die hierin niet zijn opgenomen, gebeuren in nauw overleg met het provinciebestuur.
HOOFDSTUK 11. FINANCIERING - BETALINGSAUTORITEIT
Artikel 19. Verdeling van de cofinanciering
De uitbetaalde cofinanciering in het kader van PDPO III heeft een vaste verhouding. De uitbetaalde cofinanciering bestaat uit 50% Europese middelen – 25% Vlaamse middelen en 25% provinciale middelen.
Vlaanderen en de provincie Oost-Vlaanderen engageren zich om de nodige middelen te voorzien.
Voor de Platteland Plus projecten bestaat de uitbetaalde cofinanciering uit 50% Vlaamse middelen en 50% provinciale middelen.
Ook voor deze middelen engageert Vlaanderen en de provincie Oost-Vlaanderen zich om de nodige middelen te voorzien.
Artikel 20. Regeling van de betalingen
§1. De volledige steun (Vlaamse, Europese en provinciale) wordt door het betaalorgaan uitbetaald voor de projecten binnen de gebiedsgerichte werking van PDPO III. De volledige steun (Vlaamse en provinciale) wordt door het betaalorgaan uitbetaald voor de projecten binnen Platteland Plus.
§2. Op vraag van de beheersdienst stort de Provincie jaarlijks het volledige provinciaal aandeel van het betreffende jaar op de bankrekening van het betaalorgaan. Deze stortingen gebeuren voor eind oktober van ieder jaar.
De storting van het provinciale aandeel gebeurt in 4 aparte bewegingen, de beheersdienst maakt hiervoor 4 aparte schuldvorderingen op. De schuldvorderingen worden apart gestort naar het betaalorgaan:
1° het provinciaal aandeel voor de maatregel “Versterken omgevingskwaliteit en vitaliteit van het platteland”;
2° het provinciaal aandeel voor de maatregelen die betrekking hebben op Leader;
3° het provinciaal aandeel voor de maatregel “Samenwerking met de stedelijke omgeving op het vlak van lokale voedselvoorzieningen en hernieuwbare energie”;
4° het provinciaal aandeel voor de Platteland Plus projecten.
§3. Het betaalorgaan doet de uitbetalingen en geeft aan de beheersdienst jaarlijks een stand van zaken per gestort bedrag. De beheersdienst is verantwoordelijk voor het ingeven en de autorisatie van de betalingen. De beheersdienst voert in het kader van de Europese regelgeving de voorziene administratieve controles uit.
Jaarlijks wordt er een afrekening opgemaakt door de beheersdienst aan de provincie. De niet aangewende middelen kunnen gebruikt worden voor de uitbetaling van steun aan later goedgekeurde projecten in het kader van dezelfde maatregel.
Op het einde van de programmaperiode wordt per provincie de eindafrekening opgemaakt van alle dossiers. Als het saldo positief is, stort het betaalorgaan het resterende provinciaal aandeel terug aan het provinciebestuur.
HOOFDSTUK 12. UITWERKING COMMUNICATIEBELEID
Artikel 21. Logo’s
Gezien de gedeelde inspanningen van Europa, de Vlaamse overheid en de Provincie wordt afgesproken om gemeenschappelijk briefpapier te gebruiken met de logo’s van deze instanties en de beheersdienst. Dit gemeenschappelijk briefpapier wordt door de beheersdienst gebruikt om de promotor in te lichten over de uitgevoerde betaling. Hierin dient de promotor geïnformeerd te worden van welke instantie welke subsidie afkomstig zijn. Uiteraard mogen ook de Europese vermeldingen niet ontbreken.
Voor de communicatie van Platteland Plus projecten worden enkel de logo’s van de Vlaamse overheid en de provincie gebruikt.
HOOFDSTUK 13. EVALUATIE
Artikel 22.
De Provincie voert gedurende de PDPO III – periode (2014 – 2020) minimaal 1 evaluatie uit. Deze evaluatie betreft de PDPO III maatregelen en Platteland Plus en is uiterlijk op 1 december 2018 afgewerkt en ingediend bij de beheersdienst. Deze evaluatie bestaat uit 2 delen, voor het eerste deel wordt er een sjabloon met de basisvoorwaarden door VLM aangeleverd voor deze evaluatie begin 2018. Voor het tweede deel is de provincie vrij om dit zelf in te vullen. In deze evaluatie wordt er ook een terugkoppeling met het Vlaams PDPO en het uitvoeringsplan voor het Oost-Vlaamse platteland gemaakt.
Op het einde van de programmaperiode maakt de beheersdienst een actualisatie op van het eerste deel van de tussentijdse evaluaties van de provincies.
HOOFDSTUK 14. WIJZIGING VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 23. Wijziging van de overeenkomst
Wijzigingen aan deze overeenkomst kunnen alleen schriftelijk worden aangebracht, na onderlinge overeenstemming tussen de 3 partijen. Iedere wijziging wordt als addendum aan deze overeenkomst gehecht en maakt er een integraal deel van uit.
HOOFDSTUK 15.GESCHILLEN OVER DE UITVOERING VAN DE OVEREENKOMST
Artikel 24. Toepasselijk recht en bevoegde rechtbanken
Het Belgische recht is van toepassing op deze overeenkomst.
De partijen zullen alles in het werk stellen om eventuele geschillen in der minne te regelen. Als er geen oplossing wordt gevonden zijn enkel de rechtbanken te Gent, afdeling Gent, bevoegd om in het geschil uitspraak te doen.
Partijen bevestigen te goeder trouw te hebben gehandeld bij het onderhandelen en opstellen van huidige overeenkomst, en bevestigen hetzelfde principe te willen respecteren bij de uitvoering ervan. Indien één van de bepalingen van huidige overeenkomst geheel of gedeeltelijk nietig is of zou worden, zal dit geen invloed hebben op de geldigheid van de andere bepalingen. Partijen zijn in de mate van het mogelijke, volgens hun loyaliteit en overtuiging, ertoe gehouden de ongeldige bepalingen te vervangen door een equivalente bepaling die beantwoordt aan de algemene geest van de overeenkomst.
Deze overeenkomst vervangt iedere vroegere overeenkomst, verklaring of ieder vroeger akkoord, hetzij mondeling, hetzij schriftelijk met betrekking tot het voorwerp van deze overeenkomst.
Opgemaakt te ………………………………….……..…… op ……………………………., in 3 exemplaren. Elke partij verklaart 1 ondertekend exemplaar te hebben ontvangen.
Voor de Vlaamse minister, bevoegd voor het plattelandsbeleid
Xxxx XXXXXXXXXXX
Voor de Provincie Oost-Vlaanderen
De bevoegde Gedeputeerde
Xxxxxxxxx Xxxxxxxx,
De Provinciegriffier
Xxxxxx Xx Xxxx,
Voor de beheersdienst VLM
Gedelegeerd bestuurder
Xxxx XXXXX