UITVOERINGSOVEREENKOMST
UITVOERINGSOVEREENKOMST
PepsiCo Nederland B.V., statutair gevestigd te Utrecht en ten deze rechtsgeldig vertegenwoordigd door W.A.B. Destoop (bestuurder), hierna te noemen: de werkgever;
en
Stichting Pensioenfonds PepsiCo Nederland statutair gevestigd te Utrecht en ten deze gezamenlijk rechtsgeldig vertegenwoordigd door R.J.P. Xxxxxxxx (voorzitter) en X.X.X.X. Xxxxxxx (bestuurslid), hierna te noemen: het fonds;
Overwegende:
• Dat tussen de werkgever en haar werknemers een pensioenovereenkomst bestaat in de zin van de Pensioenwet (hierna te noemen: de wet) en zoals deze van toepassing is voor PepsiCo Nederland B.V. alsmede de daarmee in een groep verbonden ondernemingen, welke als zodanig bij het fonds zijn aangemeld en door het bestuur van het fonds zijn toegelaten;
• Dat de werkgever op grond van de wet ter uitvoering van die pensioenovereenkomst een uitvoeringsovereenkomst in de zin van de wet dient te sluiten met een pensioenuitvoerder;
• Dat het fonds bereid is de pensioenovereenkomst uit te voeren;
• Dat partijen hun afspraken in de onderhavige uitvoeringsovereenkomst willen vastleggen in overeenstemming met het bepaalde in de wet;
• Dat het fonds op grond van artikel 102a PW zorg draagt voor de formele opdrachtaanvaarding van de door werkgever aan het fonds opgedragen pensioenregelingen.
Komen overeen als volgt:
Artikel 1 Het pensioenreglement
1. De werkgever stelt het fonds in kennis van de inhoud van de pensioenovereenkomst en meldt ter uitvoering van die pensioenovereenkomst bij het fonds al haar werknemers aan op wie die pensioenovereenkomst van toepassing is, met uitzondering van de werknemer die door de Sociale Verzekeringsbank als gemoedsbezwaarde wordt erkend.
2. Het fonds toetst de opdracht van de werkgever voor het fonds als geheel en voor de relevante beleidsgebieden apart aan de doelstelling en de beleidsuitgangspunten van het fonds.
3. Het fonds stelt een of meer pensioenreglementen vast in overeenstemming met de pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst en voert deze met inachtneming van de toepasselijke wettelijke regels uit wat betreft de daarvoor aangemelde werknemers.
4. Het fonds wijzigt zo nodig een of meer pensioenreglementen indien de werkgever aangeeft dat de pensioenovereenkomst is gewijzigd of indien deze uitvoeringsovereenkomst is gewijzigd.
5. Het fonds waarborgt dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst.
6. Het fonds is verplicht de werkgever onverwijld te informeren indien de toezichthouder een aanwijzing geeft die tot gevolg zou hebben dat een door het fonds uitgevoerde pensioenovereenkomst moet worden aangepast. Het fonds zal na overleg met de werkgever een standpunt bepalen in geval van een aanwijzing die leidt tot een materiële wijziging van de betreffende pensioenovereenkomst.
7. Het fonds is verplicht de werkgever onverwijld te informeren indien tegen het fonds een klacht of gerechtelijke procedure is ingesteld met betrekking tot een door het fonds uitgevoerde pensioenovereenkomst, indien dit kan leiden tot een materiële wijziging van de betreffende pensioenovereenkomst of de uitleg daarvan. Het fonds zal in dat geval na overleg met de werkgever een standpunt bepalen
8. Het fonds is niet gehouden in een of meer pensioenreglementen bepalingen op te nemen of te handhaven waarvan onherroepelijk vaststaat dat deze in strijd zijn met enige wettelijke bepaling.
9. Het fonds is niet gehouden een of meer pensioenreglementen te wijzigen voor zover het fonds niet bereid is het gewijzigde risico te aanvaarden.
10. Het fonds is te allen tijde bevoegd de werkgever te adviseren over naar de mening van het fonds wenselijke wijzigingen van de pensioenovereenkomst.
Artikel 2 De financiële relatie
1. De werkgever is aan het fonds een jaarlijkse premie verschuldigd voor de verzekering van pensioen en de daaraan verbonden kosten.
2. Het fonds stelt de jaarpremie vast op basis van het bepaalde in dit artikel en de bijlage.
3. De werkgever is op elke 1 januari aan het fonds een voorlopige premie verschuldigd, teneinde het fonds in staat te stellen zijn financiële verplichtingen ten aanzien van de bij de werkgever in dienst zijnde deelnemers, voortvloeiend uit de statuten en het pensioenreglement, na te komen. Deze voorlopige premie wordt vastgesteld op basis van de pensioengrondslagen en de arbeidsduur van de deelnemers die bij de werkgever in dienst zijn op 1 januari van het betreffende jaar. Per 31 december van het betreffende jaar wordt de definitieve premie vastgesteld, waarbij rekening wordt gehouden met deelnemers die gedurende het jaar zijn toegetreden en uitgetreden. De werkgever is het verschil tussen de definitieve premie en de voorlopige premie verschuldigd per 31 december van het betreffende jaar.
4. Zowel de voorlopige als de definitieve jaarpremie is minimaal gelijk aan de voor dat jaar vastgestelde kostendekkende premie zoals deze wordt vastgesteld met inachtneming van het bepaalde bij en krachtens artikel 128 van de Pensioenwet en de bijlage bij deze overeenkomst. Hierbij gelden de volgende uitgangspunten:
a. De premie die actuarieel benodigd is in verband met de aangroei van de pensioenverplichtingen wordt vastgesteld op basis van de grondslagen van de Actuariële en Bedrijfstechnische Nota van het fonds. Bij iedere wijziging van deze grondslagen informeert het fonds de onderneming minimaal 3 maanden voordat de wijziging ingaat over de gevolgen van die wijziging.
b. De opslag voor de uitvoeringskosten wordt jaarlijks vastgesteld door het fonds en uitgedrukt in een percentage van de onder a genoemde premie. Het fonds
informeert de onderneming minimaal 3 maanden voordat een opslag substantieel wordt gewijzigd over de hoogte van de nieuwe opslag.
c. De opslag voor het vereist eigen vermogen, ofwel solvabiliteitsopslag, wordt jaarlijks vastgesteld door het fonds en uitgedrukt in een percentage van de onder a genoemde premie. Het fonds informeert de onderneming minimaal 3 maanden voordat een opslag substantieel wordt gewijzigd over de hoogte van de nieuwe opslag.
5. De werkgever voldoet uiterlijk binnen een maand na 1 januari van het betreffende jaar de voorlopige jaarpremie aan het fonds. Na afloop van het betreffende jaar wordt de definitieve premie vastgesteld en dient het restant van de definitieve premie uiterlijk binnen zes maanden na afloop van het kalenderjaar te worden voldaan. De genoemde termijnen gelden niet indien sprake is van beëindiging van de deelneming. In dat geval wordt de ten tijde van de beëindiging nog verschuldigde premie binnen 13 weken voldaan.
6. Indien de voorlopige of definitieve jaarpremie na de in lid 5 gestelde termijn betaald wordt, wordt door het fonds bij de werkgever interest in rekening gebracht met terugwerkende kracht tot de datum waarop de voorlopige en definitieve jaarpremie verschuldigd was. Het interestpercentage wordt bepaald aan de hand van de wettelijke rente (voor niet-handelstransacties).
7. Zolang sprake is van een premieachterstand ter grootte van tenminste 5% van de totale door het fonds te ontvangen jaarpremie en tevens niet voldaan wordt aan de wettelijke eis inzake het minimaal vereiste eigen vermogen zal het fonds elk kwartaal voldoen aan zijn wettelijke verplichting om schriftelijk de deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, alsmede de ondernemingsraad bij de werkgever daarover te informeren.
8. De werkgever heeft zich in de pensioenovereenkomst het recht voorbehouden de betaling van de premie voor zover zij die niet op haar werknemers kan verhalen te verminderen of te beëindigen ingeval van een ingrijpende wijziging van omstandigheden.
Artikel 3 Het toeslagenbeleid
1. Het fonds verleent toeslagen in de zin van de wet op basis van het bepaalde over toeslagen in de pensioenovereenkomst. In de bijlage bij deze overeenkomst zijn de voorwaarden van toeslagverlening en de bijbehorende voorwaardelijkheidsverklaring opgenomen.
2. Het fonds financiert toeslagen op basis van het bepaalde in de bijlage.
3. Het fonds voert periodiek een haalbaarheidstoets uit met inachtneming van de bij en krachtens artikel 22 Besluit financieel toetsingskader pensioenfondsen gegeven voorschriften. Indien de haalbaarheidstoets niet voldoet, meldt het fonds dit aan de vertegenwoordigers zoals genoemd in artikel 102a van de Pensioenwet en treedt met hen in overleg om te bezien of maatregelen genomen moeten worden.
Artikel 4 De overschotten en tekorten
1. Indien het eigen vermogen van het fonds uitgaat boven het vereist eigen vermogen in de zin van de Pensioenwet kan het fonds een korting op de premie verlenen op basis van het bepaalde in de bijlage, met inachtneming van het daaromtrent bepaalde bij en krachtens artikel 129 van de Pensioenwet:
a. De premiekortingsgrens is ten minste gelijk aan de situatie waarin de technische voorzieningen en het vereist eigen vermogen volledig door waarden zijn gedekt en de waarden die nodig zijn om de toeslagambitie volledig te verwezenlijken aanwezig zijn.
b. Indien het vermogen aan het einde van enig jaar groter is dan de premiekortingsgrens, kan het fonds een korting verlenen op de premie voor het daarop volgende jaar.
c. Een premiekorting kan niet worden verleend voordat alle kortingen op voorwaardelijke toeslagen in de afgelopen tien jaar zijn gecompenseerd. Dit geldt ook voor kortingen op pensioenaanspraken en pensioenrechten in de afgelopen tien jaar.
2. Indien het eigen vermogen van het fonds lager is dan het Minimaal Vereist Eigen Vermogen in de zin van artikel 131 van de Pensioenwet en zodanig negatief wordt dat het vermogen onder de dekkingsgraad van waaruit het fonds in 10 jaar kan herstellen tot het Vereist Eigen Vermogen komt, zal het fonds in overleg treden met de werkgever over een mogelijke extra betaling.
Artikel 5 De informatieverstrekking door de werkgever
1. De werkgever verstrekt het fonds alle informatie die het fonds nodig heeft om aan zijn verplichtingen uit hoofde van deze uitvoeringsovereenkomst en de daarmee samenhangende wettelijke verplichtingen te kunnen voldoen.
2. Het fonds heeft vastgesteld dat zij het doel en de middelen bepaalt van de verwerking van de persoonsgegevens die zij (mede) van de werkgever ontvangt. Het fonds is daarmee verwerkingsverantwoordelijke in de zin van de Algemene verordening gegevensbescherming en zal alle maatregelen nemen waartoe zij bij en krachtens die verordening gehouden is om de gegevens en het transport daarvan naar derden te beveiligen. Indien het fonds persoonsgegevens laat bewerken zal het fonds met die derde een verwerkingsovereenkomst aangaan en in het algemeen alle maatregelen daarbij nemen die bij en krachtens die verordening zijn voorgeschreven.
3. Het fonds en de werkgever verklaren vanaf 25 mei 2018 te voldoen aan de vereisten van de Algemene Verordening Gegevensbescherming.
Artikel 6 De verstrekking van basisinformatie over de pensioenregeling door het fonds
1. Het fonds zorgt ervoor dat alle daarvoor tijdig door de werkgever aangemelde werknemers binnen de wettelijke termijn basisinformatie over de pensioenregeling ontvangen in de zin van de wet.
2. Indien de werkgever de in lid 1 bedoelde informatie, aan het fonds met betrekking tot de nieuwe deelnemers, niet tijdig, niet volledig of niet juist verstrekt is de werkgever aansprakelijk voor eventuele schade die het fonds daardoor leidt.
Artikel 7 Uitoefening bevoegdheden werkgever
De bevoegdheden die in de statuten van het fonds of andere stukken aan de werkgever worden toegekend worden namens de werkgever uitgeoefend door PepsiCo Nederland B.V.
Artikel 8 Overgangsbepalingen
De pensioenreglementen die het fonds uitvoert op het moment waarop deze uitvoeringsovereenkomst in werking treedt, zijn in overeenstemming met de dan geldende pensioenovereenkomst en deze uitvoeringsovereenkomst.
Artikel 9 Toepasselijk recht; geschillen
1. Op deze uitvoeringsovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.
2. Geschillen inzake deze uitvoeringsovereenkomst zullen worden beslecht door arbitrage overeenkomstig het Reglement van het Nederlands Arbitrage Instituut.
Artikel 10 Inwerkingtreding en looptijd
1. Deze uitvoeringsovereenkomst treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2021 en vervangt elke voorgaande overeenkomst over dezelfde onderwerpen.
2. Deze uitvoeringsovereenkomst wordt voor onbepaalde tijd aangegaan. Opzegging is mogelijk met in achtneming van een opzegtermijn van 6 maanden.
3. Het fonds behoudt zich het recht voor deze overeenkomst met onmiddellijke ingang op te zeggen indien en zodra de werkgever in surséance van betaling of in staat van faillissement verkeert. De werkgever blijft verplicht tot afdracht van de reeds verschuldigde premies en tevens tot betaling van een zodanig bedrag dat daarmee de pensioenaanspraken bij ontslag van de betrokken werknemers volledig afgefinancierd kunnen worden.
4. De overeenkomst wordt beëindigd indien de werkgever niet meer voldoet aan het bepaalde in artikel 2 van de statuten van het fonds. In geval van beëindiging van de overeenkomst zal artikel 11 van het pensioenreglement toepassing vinden.
5. De werkgever zal, per de datum waarop de uitvoeringsovereenkomst wordt beëindigd, de mogelijkheden onderzoeken om de waarde van de pensioenaanspraken en –rechten van haar werknemers, haar voormalige werknemers en dier nabestaanden over te dragen naar de pensioenuitvoerder die vanaf die datum haar pensioenregeling uitvoert. Daarbij dient te worden voldaan aan alle vereisten van artikel 83 van de Pensioenwet.
6. De in lid 5 bedoelde overdrachtswaarde is gelijk aan het product van:
a. de technische voorzieningen behorende bij de aanspraken en rechten van de in de overdracht betrokken pensioen- en aanspraakgerechtigden per de overdrachtsdatum; en
b. de verhouding tussen de waarde van de beleggingen van het fonds en de technische voorzieningen per de overdrachtsdatum.
De technische voorzieningen en de beleggingen van het fonds worden gewaardeerd op basis van de grondslagen die door het fonds zouden worden gebruikt voor het vaststellen van de jaarrekening indien deze jaarrekening op de overdrachtsdatum zou worden vastgesteld.
7. Vanaf de datum van beëindiging van de uitvoeringsovereenkomst voert het fonds het toeslagenbeleid als omschreven in de bijlage niet meer uit voor de werkgever. In plaats daarvan besluit het bestuur jaarlijks of aan de pensioen- en aanspraakgerechtigden die bij het fonds zijn verzekerd uit hoofde van de voormalige aansluiting bij het fonds een toeslag kan worden verleend, rekening houdend met de financiële positie van het pensioenfonds.
8. In afwijking van lid 7 kan de werkgever met het fonds overeenkomen dat deze het toeslagenbeleid onverminderd blijft uitvoeren. Hiertoe gaan partijen dan een beëindigingsovereenkomst aan op nader overeen te komen voorwaarden.
9. Op verzoek van de werkgever, zal het fonds de nieuwe pensioenuitvoerder van die onderneming alle informatie verstrekken die deze voor de voortzetting van de pensioenregeling nodig heeft. Het fonds kan daarvoor een kostenvergoeding vragen die vooraf aan de werkgever zal worden medegedeeld.
Aldus in tweevoud opgemaakt
PepsiCo Nederland B.V. Stichting Pensioenfonds PepsiCo Nederland
W.A.B. Destoop R.J.P. Siebesma X.X.X.X. Xxxxxxx
VP GM North West Europe Voorzitter Bestuurslid
Bijlage financiële relatie en toeslagenbeleid
Deze bijlage bevat een nadere uitwerking van de financiële relatie zoals bedoeld in artikel 2 en het toeslagbeleid zoals bedoeld in artikel 3 van de uitvoeringsovereenkomst.
Verder is in deze bijlage in het kader van de opdracht van de werkgever aan het fonds inzake de uitvoering van de pensioenregelingen, de door het fonds gewenste en met de werkgever afgestemde risicohouding vastgelegd. Deze risicohouding is tevens vastgelegd in de ABTN.
Financiële relatie
• De werkgever verbindt zich jegens het fonds om met ingang van 1 januari 2015 jaarlijks een premie inclusief de werknemersbijdragen te betalen, ter grootte van de voor dat jaar vastgestelde kostendekkende premie zoals deze wordt vastgesteld conform hetgeen is vastgelegd in de ABTN van het fonds, in artikel 2, lid 4 van de uitvoeringsovereenkomst en welke hieronder nader is beschreven.
• De zo bepaalde voorlopige jaarpremie wordt uitgedrukt in een percentage van de voor de deelnemers in dat jaar van toepassing zijnde som van de pensioengrondslagen als bedoeld in de van toepassing zijnde pensioenreglementen van de deelnemers.
• Deze premie wordt beschouwd als voorschot.
• Ultimo jaar zal op basis van de definitieve jaarpremie een nacalculatie over het betreffende boekjaar plaatsvinden.
• Eens per drie jaar zal in opdracht van het Bestuur een ALM studie worden uitgevoerd. De hierboven genoemde bijdrage geldt voor onbepaalde tijd totdat de ALM-studie een andere premie rechtvaardigt. De premie zal worden vastgesteld met inbegrip van een opslag voor de uitvoeringskosten van het fonds en met inbegrip van de risicopremies voor het (tijdelijk) nabestaanden- en wezenpensioen alsmede voor de premievrije voortzetting van de pensioenopbouw bij arbeidsongeschiktheid en het arbeidsongeschiktheidspensioen.
De kostendekkende premie (in enig jaar) is gelijk aan:
a. De premie die actuarieel benodigd is voor de pensioenverplichtingen:
i De actuariële premies en koopsommen voor actieve deelnemers betrekking hebbend op de pensioenopbouw in het jaar, zoals door de adviserend actuaris van het fonds wordt vastgesteld aan de hand van deze actuariële en bedrijfstechnische nota.
ii De actuariële premies en koopsommen voor deelnemers zoals omschreven in de paragraaf ‘Toeslagenbeleid’, onderdeel ‘c. Toeslagverlening op grond van voorgaande pensioenregelingen’, betrekking hebbend op de verhoging van de opgebouwde pensioenaanspraken in het jaar, zoals door de adviserend actuaris van het fonds wordt vastgesteld aan de hand van deze actuariële en bedrijfstechnische nota.
iii De risicopremie voor het arbeidsongeschiktheids- en overlijdensrisico, zoals door de adviserend actuaris van het fonds wordt vastgesteld aan de hand van deze actuariële en bedrijfstechnische nota;
iv Een vergoeding voor de instandhouding van een voorziening voor toekomstige uitvoeringskosten welke bij het fonds in rekening worden gebracht na eventuele beëindiging van deze uitvoeringsovereenkomst. Deze voorziening voor toekomstige uitvoeringskosten is gelijk aan 2,7% van de voorzieningen pensioenverplichtingen;
b. Een opslag voor de vorming van het vereist eigen vermogen als bedoeld in artikel 132 van de Pensioenwet. Het betreft hier de vorming van het vereist eigen vermogen behorend bij de inkoop van de pensioenaanspraken in het betreffende jaar in a.i, a.ii, a.iii en aiv.
c. Een opslag die nodig is voor uitvoeringskosten van het fonds:
i Een vergoeding voor gerealiseerde uitvoeringskosten van het fonds in het betreffende jaar, onder aftrek van de vrijval uit de voorziening toekomstige uitvoeringskosten zoals genoemd bij punt a.iv.
De premie bevat geen marge voor het financieren van voorwaardelijke toeslagen voor de (gewezen) deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen partners. De premie bevat opslagen voor aanvullende toeslagverlening voor groepen deelnemers als omschreven in de paragraaf ‘Toeslagenbeleid’, onderdeel ‘b. Toeslagverlening op grond van overgangsmaatregel 1-1-2020’.
Toeslagenbeleid
a. Regulier toeslagbeleid
Op de pensioenrechten van pensioengerechtigden en de pensioenaanspraken van deelnemers, gewezen deelnemers en gewezen partners in zowel de pensioenregeling van PepsiCo als van Duyvis wordt in beginsel jaarlijks per 1 januari toeslag verleend van maximaal de procentuele ontwikkeling van de prijsindex conform onderstaand beleidskader.
De prijsindex is de afgeleide Consumenten Prijsindex voor alle bestedingen van oktober van het vorige jaar tot het overeenkomstige prijsindexcijfer van oktober van het jaar voorafgaand aan het voorafgaande jaar. Het bestuur beslist evenwel jaarlijks of en in hoeverre de pensioenrechten en pensioenaanspraken worden aangepast. Voor deze
voorwaardelijke toeslagverlening is geen reserve gevormd en wordt geen premie betaald. De toeslagverlening wordt uit beleggingsrendement gefinancierd.
De toeslagverlening wordt als volgt vastgesteld:
• eerst wordt de omvang van het voor toeslagverlening beschikbare vermogen boven de toeslagengrens van 110% bepaald op basis van de beleidsdekkingsgraad van het fonds;
• vervolgens wordt de hoogte van de toeslag zodanig bepaald dat wanneer deze jaarlijks wordt toegekend de contante waarde van alle toeslagen maximaal gelijk is aan de hoogte van dit vermogen: de hierbij gehanteerde groeivoet van het prijsindexcijfer en de discontovoet voor de vaststelling van de contante waarde zijn gelijk aan het bepaalde in artikel 23a van het Besluit FTK Pensioenfondsen;
• deze hoogte van de toeslag wordt dus uitgedrukt in een percentage van de groeivoet van het prijsindexcijfer conform artikel 23a van het Besluit FTK Pensioenfondsen bedraagt maximaal 100%;
• de hoogte van de toeslagverlening is gelijk aan dit percentage maal de voor het betreffende jaar relevante gerealiseerde waarde van de maatstaf voor toeslagverlening.
b. Toeslagverlening op grond van overgangsmaatregel 1-1-2020
Voor actieve deelnemers in de PepsiCo-regeling die vóór 1 januari 2000 zijn toegetreden en voor actieve deelnemers in de Duyvis-regeling die vóór 1 januari 2020 zijn toegetreden wordt door de werkgever jaarlijks een aanvullende premie betaald ten behoeve van het toeslagendepot. Deze premie bedraagt voor de PepsiCo-groep 4,5% van hun gemaximeerde pensioengevende salarissom en voor de Duyvis-groep 3,6% van hun gemaximeerde pensioengevende salarissom. Voor beide groepen worden afzonderlijke toeslagendepots gevormd.
Vanuit de toeslagendepots worden toeslagen toegekend aan de betreffende deelnemers indien en zolang aan de voorwaarden wordt voldaan als gesteld in artikelen 15a en 15b, besluit FTK. Dit betekent dat gedurende een periode van maximaal tien jaar, gemeten vanaf 1 januari 2020, de regels voor toekomstbestendige toeslagverlening niet van toepassing zijn op toeslageverlening vanuit het toeslagendepot, mits de beleidsdekkingsgraad boven het minimaal vereist vermogen ligt.
De hoogte van de toeslag wordt bepaald op basis van de beschikbare koopsom. Bij deze bepaling wordt uitgegaan van de grondslagen die gelden op de datum waarop de toeslag ingaat. Hierbij wordt rekening gehouden met een solvabiliteitsopslag op basis van het vereist eigen vermogen.
c. Toeslagverlening op grond van voorgaande pensioenregelingen
De arbeidsongeschikte deelnemer in de Duyvis-regeling die vóór 1 januari 2020 arbeidsongeschikt is geworden behoudt, zolang deze recht heeft op premievrije voortzetting bij arbeidsongeschiktheid, recht op onvoorwaardelijke toeslag op zijn opgebouwde aanspraken op pensioen. Deze onvoorwaardelijke toeslag wordt jaarlijks per 1 januari verleend en is gelijk aan de procentuele toename van de loonindex ten opzichte van 1 januari van het jaar daarvoor.
Risicohouding
De risicohouding van het fonds, bedoeld in artikel 102a van de Pensioenwet, wordt gedefinieerd als de mate waarin het fonds, na overleg met CAO-partijen en het
verantwoordingsorgaan, bereid is risico’s te lopen én de mate waarin het fonds risico’s loopt gegeven de kenmerken van het fonds.
De risicohouding is onderdeel van de door CAO-partijen aan het fonds gegeven opdracht om de pensioenregeling uit te voeren.
Het bestuur van het fonds gebruikt de beleidsuitgangspunten, waaronder de risicohouding van het fonds bij de opdrachtaanvaarding en de vaststelling van beleid.
De risicohouding van het pensioenfonds, zoals vastgelegd in het besluit financieel toetsingskader van december 2014, bestaat uit drie onderdelen:
1. kwalitatieve beschrijving van de risicohouding;
2. kwantitatieve beschrijving van de korte termijn risicohouding;
3. kwantitatieve beschrijving van de lange termijn risicohouding.
De risicohouding van het fonds voldoet aan de prudent person regel en komt voor de korte termijn tot uitdrukking in de hoogte van het vereist eigen vermogen of een bandbreedte hiervoor en voor de lange termijn tot uitdrukking in de door het fonds gekozen ondergrenzen in het kader van de haalbaarheidstoets.
Het bestuur heeft de risicohouding voor de korte termijn vastgesteld op een vereist eigen vermogen tussen 8,8% en 12,7%.
Voor de bepaling van de lange termijn risicohouding is de kwalitatieve risicohouding als uitgangspunt gehanteerd.
Om invulling te geven aan het bepaalde in artikel 22 van het Besluit Financieel Toetsingskader kiest het fonds de volgende grenzen in het kader van de uitvoering van de aanvangshaalbaarheidstoets:
• De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de situatie dat het pensioenfonds precies beschikt over het vereist eigen vermogen is gelijk aan 80%.
• De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke dekkingsgraad van het pensioenfonds bij het van toepassing worden van het nieuwe financiële toetsingskader is gelijk aan 80%.
• Bij de jaarlijkse haalbaarheidstoets berekent het fonds vanuit de feitelijke dekkingsgraad zowel het verwachte pensioenresultaat als het pensioenresultaat in een slechtweerscenario. De maximale relatieve afwijking tussen het verwachte pensioenresultaat en het pensioenresultaat in het slechtweer scenario die het fonds dan acceptabel vindt is 30%. Dit betekent dat het pensioenresultaat in slechts 5% van de scenario’s meer dan 30% lager mag zijn dan het verwachte pensioenresultaat vanuit de feitelijke dekkingsgraad.
De ondergrens voor het verwachte pensioenresultaat van 80% is passend bij een toeslagrealisatie van 60% van CPI en waarbij de pensioenen niet worden gekort.