Algemene voorwaarden Praktijkovereenkomst BOL en BBL
Algemene voorwaarden Praktijkovereenkomst BOL en BBL
Inhoud
Algemene voorwaarden Praktijkovereenkomst BOL en BBL 1
5. (Inspannings-)verplichting leerbedrijf 3
6. (Inspannings-)verplichting instelling 3
7. (Inspannings-)verplichting student 3
8. Gedragsregels, veiligheid, aansprakelijkheid en verzekeringen 4
9. Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming 5
10. Gegevensuitwisseling en privacy 5
11. Duur en beëindiging overeenkomst 5
12. Vervangende praktijkplaats 6
1.1 Deze overeenkomst wordt gesloten tussen de student, de instelling en het leerbedrijf, in deze overeenkomst ook wel aangeduid als “partijen” en wordt beheerd door de instelling.
1.2 De student is ingeschreven bij de instelling.
1.3 Op de praktijkovereenkomst is uitsluitend Nederlands recht van toepassing. Het bedrijf of de organisatie die de bpv verzorgt, het leerbedrijf, beschikt op de datum van ondertekening van de praktijkovereenkomst over een erkenning van SBB voor de kwalificatie waarvoor de student is ingeschreven bedoeld in artikel 1.5.3. van de WEB.1
2.1 De Algemene Voorwaarden vormen samen met het bpv-blad de praktijkovereenkomst als bedoeld in artikel
7.2.8. van de WEB.
2.2 In deze overeenkomst staan de algemene rechten en plichten van partijen. Afspraken die specifiek gaan over de door de student te volgen bpv, staan in het bpv-blad. Het bpv-blad is een onlosmakelijk onderdeel van deze overeenkomst. Overal waar in deze overeenkomst ‘bpv’ staat, wordt de bpv bedoeld zoals vermeld op het bpv- blad.
1 Als de bpv alleen voor een keuzedeel wordt gevolgd, dan is het van belang dat het leerbedrijf beschikt over een erkenning van SBB.
3.1 De praktijkovereenkomst en meer in het bijzonder, de bpv-gegevens zoals opgenomen op het bpv-blad, kunnen gedurende de bpv-periode met schriftelijke of mondelinge instemming van partijen worden gewijzigd of aangevuld.
3.2 Indien de wijziging van bpv-gegevens voortkomt uit een wijziging van het opleidingstraject van de student, dient daaraan een verzoek van de student om wijziging in het opleidingstraject aan vooraf te gaan.
3.3 De bpv-gegevens betreffende de opleiding in het kader waarvan de bpv wordt gevolgd, kunnen alleen worden gewijzigd op verzoek van de student. Aan dit verzoek kan een overleg, dan wel advies van de instelling of het leerbedrijf vooraf gaan.
3.4 De bpv-gegevens betreffende de begin- en geplande einddatum, duur en omvang van de bpv, kunnen ook worden gewijzigd op verzoek van het leerbedrijf. Een dergelijk verzoek wordt door de instelling enkel gehonoreerd na overleg met en instemming van de student.
3.5 In geval van een tussentijdse wijziging van de bpv-gegevens, wordt het bpv-blad gedurende de looptijd van de bpv vervangen door een nieuw bpv-blad.
3.6 De instelling stuurt het nieuwe bpv-blad zo spoedig mogelijk schriftelijk (op papier of digitaal) aan de student (en in het geval van minderjarigheid ook naar zijn/haar ouder(-s) of wettelijk vertegenwoordiger(-s)2) en aan het leerbedrijf.
3.7 De student (en in het geval van minderjarigheid de ouder(-s) en/of wettelijk vertegenwoordiger(-s)) en het leerbedrijf worden in de gelegenheid gesteld om binnen 10 werkdagen na verzending van het nieuwe bpv-blad schriftelijk dan wel mondeling aan de instelling door te geven als de inhoud van het nieuwe bpv-blad niet correct is.
3.8 Indien de student of het leerbedrijf aangeeft dat de aangepaste bpv-gegevens niet correct (in overeenstemming met het verzoek dan wel de instemming van de niet verzoekende partij) zijn weergegeven, dan zal de instelling overgaan tot correctie van de betreffende bpv-gegevens.
3.9 Indien de student of het leerbedrijf een bezwaar kenbaar maakt dat erop gericht is dat de bpv- gegevens zijn aangepast zonder dat daaraan een verzoek of instemming ten grondslag heeft gelegen, dan zal de instelling overgaan tot schrapping van het nieuwe bpv-blad. In dit geval blijft de student de bpv in het leerbedrijf volgen zoals vermeld op het oorspronkelijke bpv-blad, totdat alsnog instemming van beide partijen wordt verkregen.
3.10 Als de student en/of het leerbedrijf niet binnen de termijn van artikel 3.7 reageren, dan vervangt het nieuwe bpv-blad het vorige bpv-blad en wordt daarmee een onderdeel van de
praktijkovereenkomst.
4.1 Beroepspraktijkvorming maakt onderdeel uit van elke beroepsopleiding zoals bedoeld in de Wet educatie en beroepsonderwijs. De beroepspraktijkvorming vindt plaats bij een door de Samenwerkingsorganisatie Beroepsonderwijs Bedrijfsleven (verder: SBB) erkend leerbedrijf op grondslag van een praktijkovereenkomst. In de praktijkovereenkomst worden afspraken over de beroepspraktijkvorming vastgelegd zodat de student in staat wordt gesteld de voor de kwalificatie/keuzedeel benodigde kennis en ervaring op te doen. De activiteiten die door de student in het kader van de praktijkovereenkomst worden uitgevoerd, hebben een leerfunctie.
4.2 Uitgangspunt van de beroepspraktijkvorming zijn de voor de opleiding geldende onderwijs-en vormingsdoelen zoals die staan beschreven in de onderwijs-en examenregeling (OER) van de opleiding. Aan de beroepspraktijkvorming ligt een inhoudelijk plan voor de beroepspraktijkvorming ten grondslag dat in de OER is opgenomen of waarnaar in de OER wordt verwezen. Het dient voor het leerbedrijf helder te zijn welk deel van de kwalificatie de student tijdens zijn bpv moet behalen. De OER is te downloaden via de website van de instelling.
4.3 Van de opleiding op basis van de herziene kwalificatiedossiers maken keuzedelen een onlosmakelijk onderdeel uit. Het volgen van keuzedelen en het afsluiten met een examen is een verplicht onderdeel van de opleiding. De student kiest bij aanvang van of gedurende de opleiding keuzedelen. Dit wordt vastgelegd op een
2 Als in de aanmeld- en inschrijfprocedure is afgesproken dat de ouders instemmen met het feit dat zij de praktijkovereenkomst niet mee tekenen, dan hoeft de school de ouders ook niet in de procedure voor wijzigingen via het bpv- blad te betrekken. De artikelen in de praktijkovereenkomst die hier betrekking op hebben, kunnen dan daarop
worden aangepast.
voor de student zichtbare plek. De student kan kiezen voor een keuzedeel dat in de beroepspraktijkvorming wordt ingevuld. In dat geval wordt dit geregistreerd op het bpv-blad dat onlosmakelijk onderdeel uitmaakt van deze praktijkovereenkomst. Er kunnen meerdere keuzedelen bij één leerbedrijf worden gevolgd al dan niet aanvullend op de lopende praktijkovereenkomst.
5. (Inspannings-)verplichting leerbedrijf
5.1 Het leerbedrijf stelt de student in staat om de afgesproken leerdoelen te behalen en zo zijn bpv te behalen. Het leerbedrijf draagt zorg voor voldoende dagelijkse begeleiding en opleiding van de student op de werkvloer. Het leerbedrijf neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, school en leerbedrijf.
5.2 Het leerbedrijf wijst een praktijkopleider aan die is belast met de begeleiding van de student tijdens de beroepspraktijkvorming. De student weet bij aanvang van de bpv wie de praktijkopleider is. De gegevens van de praktijkopleider zijn te vinden in Eduarte.
5.3 Het leerbedrijf verklaart zich bereid om beoordeling van de bpv door een functionaris van de instelling in het leerbedrijf mogelijk te maken.
5.4 De student wordt door het leerbedrijf in staat gesteld om tijdens de bpv-periode deel te nemen aan het onderwijs dat door de instelling volgens het geldende rooster wordt aangeboden evenals aan toetsen of examens.
5.5 Het leerbedrijf voorziet de student van de basisuitrusting die nodig is voor de bpv.
5.6 Het leerbedrijf betaalt aan de student een onkostenvergoeding die ten minste alle kosten in euro’s omvat die een student moet maken van het bedrijf of van de wet om stage te kunnen lopen bij het bedrijf. Deze onkostenvergoeding is inclusief reiskosten als deze niet op een andere manier vergoed worden en een eventuele VOG. (Dit geldt zowel voor studenten bol als bbl)
5.7 Voor alle stagiairs geldt dat de arbeidstijdenwet van toepassing is.
6. (Inspannings-)verplichting instelling
6.1 De instelling draagt zorg voor voldoende begeleiding door de bpv-begeleider. De student weet bij aanvang van de bpv wie zijn begeleider is. De gegevens van de bpv-begeleider zijn te vinden op/in de bpv-map, de POK en/of studentdossier (afhankelijk van de mogelijkheden per locatie). De school organiseert en neemt deel aan de afgesproken contactmomenten tussen student, school en leerbedrijf.
6.2 De bpv-begeleider vanuit de instelling volgt het verloop van de beroepspraktijkvorming door het onderhouden van regelmatige contacten met de student en met de praktijkbegeleider van het leerbedrijf en bewaakt de voortgang en de aansluiting van de leerdoelen van de student op de leermogelijkheden in het leerbedrijf.
6.3 De instelling maakt het rooster tijdig bekend zodat de student en het leerbedrijf hier rekening mee kunnen houden.
6.4 De instelling heeft de eindverantwoordelijkheid bij de beoordeling of de student die onderdelen van de kwalificatie die in de beroepspraktijkvorming zijn gevolgd, heeft behaald. De procedure van de beoordeling en de wijze van beoordeling van de bpv, staan beschreven in de onderwijs- en examenregeling (OER) van de opleiding.
6.5 De instelling neemt het oordeel van het leerbedrijf over de student mee als onderdeel van de beoordeling van de student.
7. (Inspannings-)verplichting student
7.1 De student spant zich zo goed mogelijk in om zijn leerdoelen binnen de afgesproken termijn met succes af te ronden. Dat is voor of uiterlijk op de geplande einddatum die is opgenomen op het bpv-blad. In het bijzonder is de student verplicht daadwerkelijk de bpv te volgen, en op de met het leerbedrijf afgesproken dagen en tijden aanwezig te zijn, tenzij dit om zwaarwegende redenen niet van hem kan worden verwacht.
7.2 Voor afwezigheid van de bpv gelden voor de student de regels zoals deze door het leerbedrijf gehanteerd worden evenals de regels zoals deze het studentstatuut zijn vastgesteld.
8. Gedragsregels, veiligheid, aansprakelijkheid en verzekeringen
8.1 De student is verplicht de binnen het leerbedrijf geldende regels, voorschriften en aanwijzingen in het belang van de orde, veiligheid en gezondheid in acht te nemen. Het leerbedrijf licht de student voor aanvang van de bpv over deze regels in.
8.2 De student is verplicht alles geheim te houden wat hem onder geheimhouding wordt toevertrouwd of wat er als geheim te zijner kennis is gekomen of waarvan hij het vertrouwelijke karakter redelijkerwijs moet begrijpen.
8.3 Ongevallenvoorziening
a. Het bestuur van Stichting Lentiz Onderwijsgroep heeft een schoolongevallenverzekering afgesloten voor de leerlingen en de medewerkers van haar scholen. Onder medewerkers worden ook vrijwilligers verstaan, zoals ouders.
b. De verzekering is van toepassing op ongevallen die leerlingen overkomen tijdens de schooluren, evenementen die in schoolverband plaatsvinden (uitstapjes en excursies van een dag c.q. dagdeel) en tijdens het rechtstreeks komen naar de school en het weggaan van de school of de plaats waar de activiteiten, respectievelijk werkzaamheden plaatsvinden. Voor medewerkers van de stichting is er een 24/7 dekking van toepassing. Ook is de ongevallenverzekering van kracht tijdens het vervoer per auto.
c. De verzekerde bedragen betreffen o.a.: overlijden als gevolg van een ongeval; € 12.500
algehele blijvende invaliditeit als gevolg van het ongeval; € 60.000 geneeskundige kosten na een ongeval: € 3.000 en tandheelkundige kosten na een ongeval tot maximaal € 3.000
d. De geneeskundige en tandheelkundige kosten moeten altijd in eerste instantie worden ingediend bij de ziektekostenverzekeraar van de betrokken leerlingen of die van de ouders/verzorgers c.q. de ziektekostenverzekeraar van de betrokken medewerkers. Indien geen of geen gehele vergoeding plaatsvindt, kan een beroep worden gedaan op de schoolverzekering die in deze zin dus altijd aanvullend is op de eigen verzekering. Het verplichte eigen risico valt echter niet onder de dekking.
e. Een ongeval dient te allen tijde direct gemeld te worden!
8.4 Aansprakelijkheidsverzekering
a. Het bestuur en/of zijn medewerkers en/of de vrijwilligers en/of zijn leerlingen kunnen aansprakelijk worden gesteld voor schade, materiële en letsel schade aan anderen toegebracht.
b. Het bestuur heeft zichzelf, de medewerkers, vrijwilligers en leerlingen van haar scholen tegen dit risico verzekerd door middel van een zgn. aansprakelijkheidsverzekering
c. Dit alles betekent overigens niet dat alle geleden schade wordt vergoed en dat in alle gevallen aansprakelijkheid wordt erkend. Er mag nimmer zelfstandig aansprakelijkheid worden erkend, omdat het aan de verzekeraar is om dit te bepalen. Elk geval wordt apart beoordeeld.
d. Voor aansprakelijkheid moet vaststaan dat een leerkracht, een vrijwilliger of andere medewerker nalatigheid (artikel 6:162 BW) kan worden verweten. Het betreft het handelen of nalaten waaruit aansprakelijkheid voortvloeit.
e. Bij schade toegebracht door een leerling moet vaststaan dat een leerkracht, een vrijwilliger of andere medewerker nalatig is geweest, omdat zij bv. onvoldoende toezicht hebben gehouden.
f. Degene die het bestuur en/of zijn medewerker(s) c.q. vrijwilligers aansprakelijk stelt, moet aantonen dat er van onvoldoende toezicht en dus van nalatigheid sprake is geweest.
g. Voor leerlingen is er in de aansprakelijkheidsverzekering een secundaire dekking opgenomen. Dit wil zeggen dat wanneer een leerling schade veroorzaakt tijdens schooltijd, deze schade in eerste instantie geclaimd moet worden op de particuliere aansprakelijkheidsverzekering van de betreffende ouders/verzorgers. Indien een aansprakelijke ouder kan aantonen geen verzekering te hebben en de schade niet zelf kan voldoen, kan de schade alsnog verhaald worden op de aansprakelijkheidsverzekering van de school waarbij er sprake moet zijn van een onrechtmatige daad zoals hierboven benoemd.
h. De aansprakelijkheidsverzekering sluit schade door en met motorrijtuigen uit. De eigenaar of houder van een motorrijtuig is aansprakelijk voor schade veroorzaakt met zijn motorrijtuig. Het gaat hier om risicoaansprakelijkheid die niet overdraagbaar is aan derden (de school). Ouders, vrijwilligers of leerkrachten die tijdens schoolse evenementen (bijv. schoolreizen of excursies) gebruik maken van hun eigen motorrijtuig zijn aansprakelijk voor schade die zij aan derden veroorzaken. De Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen verplicht de eigenaar of houder van het motorrijtuig tot het sluiten van een wettelijke aansprakelijkheidsverzekering.
i. Schadeverzekering voor verkeersdeelnemers – geldt alleen voor medewerkers en vrijwilligers. Op de schadeverzekering voor verkeersdeelnemers kan schade aan de auto geclaimd worden tot maximaal € 15.000,--, mits deze alleen WA is verzekerd. Is de auto WA + volledig casco verzekerd dan zal de cascoschade op de eigen autoverzekering gemeld moeten worden. Eventuele bonus/malusverlies ( maximaal 3 jaar)en het eigen risico maximaal € 500,- kan op de schadeverzekering voor verkeersdeelnemers geclaimd worden. De dekking van de SVV is secundair: als de schade op een
anders polis is verzekerd, gaat deze polis voor. contact opnemen met het alarmnummer 0000- (0)000000000) en vermeld dan aan de alarmcentrale het volgende meldcode 60.22.9788 . Als de eigen reisverzekering de schade niet (volledig) vergoedt neem dan contact op met de financiële administratie van de school.
8.5. Doorlopende reis-, en annuleringsverzekering
De doorlopende reis- en annuleringsverzekering is een verzekering tegen materiële schade en letselschade die tijdens de reis in het kader van een onderwijsactiviteit wordt veroorzaakt. De reisverzekeraar biedt hulp in binnen en buitenland en zorgt voor een evt. terugreis naar Nederland. Repatriëring na overlijden is niet altijd gedekt op een ziektekostenverzekering Ook kunnen medische ziektekosten worden geclaimd die niet (volledig) door de eigen verzekering vergoed worden. Daarnaast biedt de verzekering dekking voor meerdere ‘zaken’, waarvan de financiële consequenties hoog kunnen zijn. Niet gedekt zijn de risico’s bij gevaarlijke sporten. Dat zijn o.a. wintersport, grottentochten, survival, abseilen, onderwatersport, wildwatervaren, bergbeklimmen en waterskiën. In de doorlopende reisverzekering is standaard € 20.000 voor annuleringskosten opgenomen.
8.6 Verlies, diefstal en vernieling
Het bestuur heeft géén verzekering voor leerlingen, medewerkers en/of vrijwilligers tegen verlies, diefstal of vernieling van eigen spullen.
De collectieve ongevallen- , aansprakelijkheidsverzekering, schadeverzekering voor verkeersdeelnemers en doorlopende reisverzekering zijn zgn. secundaire verzekeringen. In geval van schade dient de benadeelde in eerste instantie contact op te nemen met de eigen verzekeringsmaatschappij (bij verblijf in het buitenland eerst z.s.m)
9. Problemen en conflicten tijdens de beroepspraktijkvorming
9.1 Bij problemen of conflicten tijdens de bpv richt de student zich in eerste instantie tot de praktijkopleider van het leerbedrijf en/of de bpv-begeleider van de instelling. Deze proberen om samen met de student tot een oplossing te komen.
9.2 Wanneer de student vindt dat het probleem of conflict niet naar tevredenheid is opgelost en de oorzaak van het probleem of conflict is dat het leerbedrijf de afspraken in deze overeenkomst niet of onvoldoende nakomt, dan kan de student in overleg met de bpv-begeleider van de instelling de mogelijkheden bespreken.
9.3 Als partijen er in onderling overleg niet uitkomen, kan de student een klacht indienen via de klachtenregeling van de onderwijsinstelling.
9.4 Het leerbedrijf treft actief maatregelen die gericht zijn op voorkoming of bestrijding van vormen van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie of geweld. In het geval van seksuele intimidatie, discriminatie, agressie en/of geweld, heeft de student het recht om de werkzaamheden per direct neer te leggen zonder dat dit reden is voor een negatieve beoordeling. De student moet de werkonderbreking direct melden bij de praktijkopleider en de bpv- begeleider. Wanneer dit niet mogelijk is, dan meldt de student de werkonderbreking bij de vertrouwenspersoon van het leerbedrijf of van de instelling.
9.5 Grote incidenten, bpv-klachten die structureel van aard zijn en/of meldingen en signalen van stagediscriminatie meldt de instelling bij SBB.
10. Gegevensuitwisseling en privacy
10.1 De student heeft recht op inzage in het eigen studentendossier en meer in het bijzonder in de door de instelling verwerkte bpv-gegevens.
10.2 Bij het uitwisselen van gegevens over de student nemen de instelling en het leerbedrijf de Algemene Verordening Gegevensbescherming in acht. Dit betekent onder meer dat zij zorgvuldig omgaan met de persoonsgegevens van de student en dat zij daarover transparant zijn richting de student. In het privacyreglement van de instelling is opgenomen welke gegevens van de student onder welke voorwaarden worden verstrekt aan het leerbedrijf en wanneer de toestemming van de student daarvoor vereist is.
11. Duur en beëindiging overeenkomst
11.1 De praktijkovereenkomst treedt na ondertekening van het eerste bpv-blad in werking en wordt in principe aangegaan voor de duur van de bpv-periode zoals vermeld op het bpv-blad.
11.2 De praktijkovereenkomst eindigt van rechtswege:
a. Op het moment dat de student het afgesproken aantal uren heeft afgerond en de bpv met positieve beoordeling heeft voltooid of in het geval van een keuzedeel indien de student het afgesproken aantal uren heeft afgerond en de bpv heeft voltooid.
b. Door het verstrijken van de geplande einddatum zoals vermeld op het bpv-blad.
c. Door het eindigen van de inschrijving tussen de student en de instelling.
d. Door ontbinding of door verlies van rechtspersoonlijkheid van het leerbedrijf of wanneer het leerbedrijf ophoudt het in de praktijkovereenkomst bedoelde beroep in het genoemde bedrijf uit te oefenen.
e. Wanneer de erkenning van het leerbedrijf zoals bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB is verlopen of ingetrokken.
Een beëindiging van rechtswege zal door de instelling schriftelijk worden bevestigd aan de student en het leerbedrijf.
11.3 De praktijkovereenkomst kan in onderling overleg tussen de instelling, de student en het leerbedrijf met wederzijds goedvinden worden beëindigd.
11.4 De praktijkovereenkomst kan (buitengerechtelijk) worden ontbonden:
a. Door het leerbedrijf als de student zich ondanks nadrukkelijke (herhaalde) waarschuwing, niet houdt aan gedragsregels zoals genoemd in artikel 9.1 en 9.2 van deze algemene voorwaarden.
b. Door een van de partijen als op grond van zwaarwegende omstandigheden in redelijkheid niet langer van deze partij kan worden verlangd de praktijkovereenkomst te laten voortduren.
c. Door een van de partijen als de instelling, de student of het leerbedrijf de hem bij wet of in de praktijkovereenkomst opgelegde verplichtingen niet nakomt.
d. Door de student of het leerbedrijf, als de arbeidsovereenkomst (indien aanwezig) tussen de student en het leerbedrijf wordt beëindigd.
11.5 Een ontbinding door een van de partijen op grond van artikel 12.4 vindt schriftelijk plaats aan de andere partijen met vermelding van de reden van ontbinding.
11.6 Voorafgaand aan een ontbinding op grond van artikel 12.4 onder c dient de partij die zijn verplichtingen niet nakomt door de andere partijen in de gelegenheid te worden gesteld om binnen een termijn van twee weken alsnog zijn verplichtingen na te komen. Een schriftelijke ingebrekestelling is niet nodig indien nakoming blijvend onmogelijk is of als de partij reeds te kennen heeft gegeven zijn verplichtingen niet meer na te zullen komen en het stellen van een termijn overbodig is.
12. Vervangende praktijkplaats
12.1 Indien de praktijkovereenkomst wordt beëindigd omdat het leerbedrijf niet aan haar verplichtingen voldoet (de praktijkplaats is niet of niet volledig beschikbaar is, de begeleiding schiet tekort of ontbreekt, het leerbedrijf beschikt niet langer over een gunstige beoordeling als bedoeld in artikel 7.2.10 van de WEB of er is sprake van andere omstandigheden die maken dat de bpv niet langer naar behoren kan plaatsvinden), dan bevordert de instelling na overleg met SBB dat een toereikende vervangende voorziening zo snel als mogelijk beschikbaar wordt gesteld voor de student.
13.1 In de gevallen waarin de praktijkovereenkomst niet voorziet, beslissen de instelling en het leerbedrijf na overleg met de student.
13.2 Als het om zaken gaat die de verantwoordelijkheid van SBB raken, dan wordt SBB bij dit overleg betrokken.