TRAC T A TENBLAD
59 (1973) Nr. 8
TRAC T A TENBLAD
VAN HET
K O N I N K R I J K D E R N E D E R L A N D E N
JAARGANG 2005 Nr. 75
A. TITEL
Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973, zoals gewijzigd door het Protocol van 1978; (met Protocollen en bijlagen)
Londen, 2 november 1973
B. TEKST
Verdrag
De Engelse en de Franse tekst van het Verdrag, met Protocollen en bijlagen, zijn geplaatst in Trb. 1975, 147.
Voor wijzigingen van Protocol I bij het Verdrag, zoals gewijzigd, zie rubriek J van Trb. 1997, 317.
De Bijlagen bij het Verdrag, zoals gewijzigd, zijn een aantal malen gewijzigd; zie rubriek J van Trb. 1985, 136, van Trb. 1986, 121, van
Trb. 1988, 143, van Trb. 1990, 168, van Trb. 1992, 29, van Trb. 1993, 53
en 70, xxx Xxx. 1994, 41 en 162, van Trb. 1995, 158, van Trb. 1996, 24,
xxx Xxx. 1997, 138 en 317, van Trb. 1999, 167, van Trb. 2003, 116 en
van Trb. 2005, 28.
Protocol van 0000
Xx Xxxxxxx en de Franse tekst van het Protocol van 1978, met Bij- lage, zijn geplaatst in Trb. 1978, 188. Voor de ondertekeningen van het Protocol zie ook Trb. 1983, 127.
C. VERTALING
Verdrag
Zie Trb. 1978, 187.
Resolutie MEPC.99(48) van 11 oktober 2002
De Engelse tekst van Resolutie MEPC.99(48) van 11 oktober 2002 is geplaatst in rubriek X xxx Xxx. 2005, 28.
De vertaling in het Nederlands van die Resolutie luidt als volgt:
Resolutie MEPC.99(48) aangenomen op 11 oktober 2002
Wijzigingen van de Keuringsregeling Scheepvaart
De Commissie voor de Bescherming van het Xxxxxxx Xxxxxx,
In herinnering brengend artikel 38, onderdeel a, van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake de taken die aan de Commissie voor de bescherming van het Maritieme Milieu (de Commis- sie) zijn opgedragen bij internationale verdragen ter voorkoming en beperking van verontreiniging van de zee,
Gelet op artikel 16 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (hierna te noemen het ,,Verdrag van 0000’’) en op artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (hierna te noe- men het ,,Protocol van 1978’’), die tezamen de procedure aangeven voor wijziging van het Protocol van 1978 en aan het bevoegde orgaan van de Organisatie de taak opdragen de wijzigingen van het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 (MARPOL 73/78), te bestu- deren en aan te nemen,
Voorts gelet op Voorschrift 13G(7) van Bijlage I bij MARPOL 73/78 waarin wordt aangegeven dat de keuringsregeling scheepvaart, aangeno- men bij resolutie MEPC.94(46), kan worden gewijzigd mits deze wijzi- gingen worden aangenomen, in werking worden gesteld en van kracht worden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag van 1973 inzake wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op een aanhangsel bij een Bijlage,
Na bestudering, tijdens haar achtenveertigste zitting, van de voorge- stelde wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart, aangenomen bij resolutie MEPC.94(46),
1. Neemt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het Verdrag van 1973, de wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart aan. De tekst van deze wijzigingen is vervat in de bijlage bij deze resolutie;
2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag van 1973, dat de wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 1 september 2003, tenzij voorafgaand aan die datum ten minste een derde van de Partijen bij MARPOL 73/78, dan wel de
Partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig pro- cent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen;
3. Verzoekt de Partijen bij MARPOL 73/78 kennis te nemen van het feit dat de wijzigingen, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag van 1973, in werking treden op 1 maart 2004 na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven;
4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel e, van het Verdrag van 1973, aan alle Partijen bij MARPOL 73/78 voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze resolutie en van de in de Bijlage vervatte tekst van de wijzigingen te doen toekomen;
5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts afschriften van deze reso- lutie en de Bijlage daarbij te doen toekomen aan Leden van de Organi- satie die geen Partij zijn bij XXXXXX 00/00; en
6. Nodigt de Maritieme Veiligheidscommissie uit kennis te nemen van de wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart.
Bijlage
Wijzigingen van de Keuringsregeling Scheepvaart
1. Het volgende nieuwe lid wordt toegevoegd na het bestaande lid 0.0.0.00:
,,6.2.3. Het inspectieplan dient te worden ontworpen door gebruik te maken van het CAS-modelinspectieplan als vervat in Bijlage 3.’’
2. De volgende tekst wordt toegevoegd na het huidige lid 6.3.2:
,,6.4 Uitvoeren van CAS-inspecties
6.4.1. De omstandigheden tijdens CAS-inspecties, de voorzienin- gen en wijze van toegang tot onderdelen van de constructie, de uit- rusting voor CAS-inspecties en de communicatievoorzieningen die tijdens CAS-inspecties worden ingevoerd dienen te voldoen aan de verplichte vereisten voor het veilig uitvoeren van CAS-inspecties, zoals vervat in Bijlage 4.’’
3. In tabel 7.2.2 wordt de noot na ,,Ten minste 30% van alle web- spanten, in elke overige zijtanks voor lading’’ vervangen door ,,(zie noten 1 en 3)’’.
4. In tabel 7.2.2 wordt na ,,Ten minste 30% van de dek- en bodem- dwarsverbanddelen, met inbegrip van aangrenzende structurele compo- nenten in elke centrale ladingtank’’” de volgende tekst toegevoegd: ,,(zie noot 3)’’.
5. In tabel 7.2.2 wordt na de bestaande noot 2 aan het einde van de tabel, de volgende nieuwe noot toegevoegd:
,,3. De 30% wordt naar boven afgerond naar het volgende gehele getal.’’
6. De volgende nieuwe Aanhangsels worden toegevoegd na het be- staande Aanhangsel 2:
,,Aanhangsel 3 CAS-modelinspectieplan
Basisinformatie en gegevens
Naam van het schip | : |
IMO-nummer | : |
Vlaggenstaat | : |
Thuishaven | : |
Brutotonnage | : |
Draagvermogen (in metrieke tonnen) | : |
Lengte tussen loodlijnen (m) | : |
Breedte (m) | : |
Diepte (m) | : |
Diepgang op de zomerlastlijn (m) | : |
Scheepsbouwer | : |
Rompnummer | : |
Erkende organisatie | : |
Identiteit erkende organisatie | : |
Klassenotatie | : |
Datum van oplevering | : |
Scheepscategorie (1 of 2) | : |
Datum waarop moet zijn voldaan aan Voorschrift 13F | : |
Reder | : |
Firma voor diktemetingen | : |
1. Preambule
1.1. Reikwijdte
1.1.1. Het huidige CAS-inspectieplan omvat de minimumomvang van
algemene inspecties, gedetailleerde inspecties, diktemetingen en het per- sen van tanks binnen het ladinggedeelte en de ballasttanks, met inbegrip van de voor- en achterpiektanks, die voor dit schip vereist zijn ingevolge de keuringsregeling scheepvaart aangenomen bij resolutie MEPC.94(46) zoals gewijzigd bij resolutie MEPC.99(48).
1.1.2. De praktische aspecten van elk onderdeel van de CAS-inspectie dienen voor de aanwezige inspecteur(s) aanvaardbaar te zijn.
1.2. Documentatie
Alle documenten die zijn gebruikt bij het opstellen van het CAS- inspectieplan dienen aan boord te zijn ten tijde van de CAS-inspectie zoals vereist krachtens lid 6.3.1 van de keuringsregeling scheepvaart.
2. Plaatsing van de tanks
Dit onderdeel van het plan bevat informatie (in de vorm van overzich- ten of tekst) over de plaatsing van de tanks die binnen de reikwijdte van de CAS-inspectie vallen.
3. Lijst van tanks met informatie over het gebruik en de omvang van coating- en corrosiebeschermingssystemen
Dit onderdeel van het plan vermeldt veranderingen met betrekking tot (en actualiseert) informatie over het gebruik van de tanks van het schip en de omvang van coating- en corrosiebeschermingssystemen zoals ver- meld in de Vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning.
4. Omstandigheden tijdens de inspectie (bijvoorbeeld informatie over tankreiniging, het gasvrij maken, ventilatie, verlichting, enz.)
Dit onderdeel van het plan vermeldt veranderingen met betrekking tot (en actualiseert) informatie over de omstandigheden tijdens de inspectie zoals vermeld in de Vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning.
5. Voorzieningen en methoden voor toegang tot onderdelen van de constructie
Dit onderdeel van het plan vermeldt veranderingen met betrekking tot (en actualiseert) informatie over de voorzieningen en methoden voor toegang tot onderdelen van de constructie zoals vermeld in de Vragen- lijst ten behoeve van inspectieplanning.
De verplichte vereisten voor het veilig uitvoeren van CAS-inspecties staan vermeld in Aanhangsel 3 bij dit plan.
6. Uitrusting voor inspecties (te verstrekken door de reder en zono- dig aangevuld door de erkende organisatie)
Dit onderdeel van het plan vermeldt de uitrusting die beschikbaar wordt gesteld voor het uitvoeren van de CAS-inspectie en de vereiste diktemetingen.
7. Vereisten ten aanzien van inspecties
7.1. Algemene inspectie
CAS-vereisten
Ingevolge lid 7.2.1 (en 5.2) van de keuringsregeling scheepvaart dient de rompconstructie ter plaatse van ladingtanks, pompkamers, koffer- dammen, pijpentunnels, lege ruimtes binnen het ladinggedeelte en alle ballasttanks een algemene inspectie te ondergaan.
Het plan
In dit onderdeel van het plan worden met betrekking tot dit schip de ruimten aangeduid en opgesomd die een algemene inspectie moeten ondergaan.
7.2. Gedetailleerde inspectie
CAS-vereisten
In lid 7.2.2 (en tabel 7.2.2) van de keuringsregeling scheepvaart staan de onderdelen van de rompconstructie aangeduid die een gedetailleerde inspectie moeten ondergaan. Het betreft:
Vereisten voor gedetailleerde inspecties |
Alle webspanten in alle ballasttanks (zie noot 1) |
Alle webspanten in een zijtank voor lading (zie noot 1) |
Ten minste 30% van alle webspanten, in elke overige zijtank voor lading (zie noten 1 en 3 ) |
Alle dwarsschotten in alle lading- en ballasttanks (zie noot 2) |
Ten minste 30% van de dek- en bodemdwarsverbanddelen, met inbegrip van aangren- zende structurele componenten in elke centrale ladingtank (zie noot 3) |
Extra gehele dwars- of webspanten of dek- en bodemdwarsverbanddelen, met inbegrip van aangrenzende structurele componenten, indien nodig geacht door de aanwezige inspecteur |
Noten:
1 Gehele dwars- of webspanten met inbegrip van aangrenzende structurele componenten.
2 Geheel dwarsschot met inbegrip van balken- en verstijvingssystemen en aangrenzende componenten.
3 De 30% wordt naar boven afgerond naar het volgende gehele getal.
Daarnaast worden in de leden 7.2.3 en 7.2.4 van de keuringsregeling scheepvaart nadere richtlijnen gegeven wat betreft de omvang en reik- wijdte van de gedetailleerde inspectie.
Het plan
Dit onderdeel van het plan duidt, met gebruikmaking van lid 7.2.2. (en tabel 7.2.2) van de keuringsregeling scheepvaart, met betrekking tot dit schip de onderdelen van de rompconstructie aan die een gedetailleerde inspectie moeten ondergaan. In het bijzonder:
.1 wordt de zijtank voor lading aangeduid waarin alle webspanten een gedetailleerde inspectie zullen ondergaan en wordt het aan- tal desbetreffende webspanten aangegeven;
.2 worden de overige zijtanks voor lading aangeduid waarin ten minste 30% van de webspanten een gedetailleerde inspectie zul- len ondergaan en wordt voor elke tank het aantal desbetreffende webspanten aangegeven; en
.3 worden de centrale ladingtanks aangeduid waarin ten minste 30% van de dek- en bodemdwarsverbanddelen, met inbegrip van aangrenzende structurele componenten, in elke centrale ladingtank een gedetailleerde inspectie zullen ondergaan, en wordt voor elke tank het aantal desbetreffende dek- en bodem- dwarsverbanddelen, met inbegrip van aangrenzende structurele componenten, aangegeven.
8. Aanduiding van tanks voor tests
CAS-vereisten
In lid 6.2.2.9 van de keuringsregeling scheepvaart staat vermeld dat tests van de tanks worden uitgevoerd overeenkomstig bijlage 3 bij Bij- lage B van resolutie A.744 (18) zoals gewijzigd.
Het plan
Dit onderdeel van het plan duidt met betrekking tot dit schip de tanks aan die tests zullen ondergaan.
9. Aanduiding van zones en secties voor diktemetingen
CAS-vereisten
Lid 7.3.3 (en tabel 7.3.3) van de keuringsregeling scheepvaart duidt de minimumvereisten voor diktemetingen voor CAS-inspecties aan. Deze zijn als volgt:
Vereisten voor diktemetingen |
1. Binnen het ladinggedeelte: .1 elke dekplaat .2 drie componenten overdwars .3 elke bodemplaat |
2. Metingen van structurele componenten die vallen onder de gedetailleerde inspectie volgens bovenstaande tabel (voor gedetailleerde inspecties) voor algemene beoordeling en registratie van het corrosiepatroon |
3. Verdachte plekken |
4. Geselecteerde wind- en watergangen buiten het ladinggedeelte |
5. Alle wind- en watergangen binnen het ladinggedeelte |
6. Inwendige constructie in de voor- en achterpiektanks |
7. Alle blootgestelde hoofddekbeplating buiten de ladingzone en alle blootgestelde dekplaten van de eerste laag van de opbouw |
Opmerkingen:
1. Indien nodig geacht door de aanwezige inspecteur (s) kunnen de diktemetingen worden uitgebreid (zie lid 7.3.5 van de keuringsregeling scheepvaart).
2. De overdwarse componenten dienen te worden gekozen waar de grootste verzwakkin- gen worden verwacht of naar voren komen uit de diktemetingen van de dekbeplating
(zie lid 7.3.8 van de keuringsregeling scheepvaart).
3. Waar aanzienlijke corrosie wordt aangetroffen, wordt de omvang van de dikte- metingen dienovereenkomstig uitgebreid (zie lid 7.3.4 van de keuringsregeling scheepvaart).
Daarnaast worden in de leden 7.3.4 tot en met 7.3.8 van de keurings- regeling scheepvaart nadere richtlijnen gegeven wat betreft de omvang en reikwijdte van de diktemetingen.
Het plan
Dit onderdeel van het plan duidt, met gebruikmaking van lid 7.3.3. (en tabel 7.3.3) van de keuringsregeling scheepvaart, de zones en secties aan waar diktemetingen worden uitgevoerd.
10. Voor de romp gebruikte materialen (te specificeren door de er- kende organisatie)
Dit onderdeel van het plan duidt, gebruikmakend van een soortgelijk model als vervat in onderstaande tabel, de voor de rompconstructie gebruikte materialen aan die onder de keuringsregeling scheepvaart val- len, ten behoeve van een beknopt overzicht.
Locatie | Beplating | Langslig- gers en verstijvers | Langs- balken / stringers | Dwarsbal- ken / webspanten / stringers / wrangen |
Dek | ||||
Bodem | ||||
Tanktop | ||||
Zijwand | ||||
Langsschot | ||||
Dwarsschot | ||||
Voorpiek | ||||
Achterpiek |
Opmerkingen:
1. Materiaalkwaliteit is zacht staal (MS), tenzij anders is vermeld..
2. Materiaalkwaliteit HTS duidt op staal met hoge treksterkte; SS op roestvast staal; en CS op ,,Clad Steel’’.
3. In geval van reparatie worden materiaal, kwaliteit, type en omvang geverifieerd aan de hand van de tekeningen.
11. Minimumdikte van de rompconstructie (te specificeren door de erkende organisatie)
Dit onderdeel van het plan duidt de minimumdikte* van de onderde- len van de rompconstructie van dit schip aan die vallen onder de keuringsregeling scheepvaart (hetzij a hetzij, bij voorkeur, b aankruisen, indien deze gegevens beschikbaar zijn):
a. ◻ Vastgesteld aan de hand van de aangehechte* tabel voor toege- stane slijtage en de oorspronkelijke dikte volgens de tekenin- gen van de rompconstructie van het schip;
b. ◻ Vermeld in de volgende tabel(len)
*) De tabellen voor toegestane slijtage dienen aan het CAS-inspectieplan te worden gehecht.
Zone of locatie | Oorspronke- lijke dikte (mm) | Minimum- dikte (mm) | Dikte aanzienlijke corrosie (mm) |
Dek | |||
Beplating | |||
Langsliggers | |||
Langsbalken | |||
Bodem | |||
Beplating | |||
Langsliggers | |||
Langsbalken | |||
Huid | |||
Beplating | |||
Langsliggers | |||
Langsbalken | |||
Langsschot | |||
Beplating | |||
Langsliggers | |||
Langsbalken | |||
Tanktop | |||
Beplating | |||
Langsliggers | |||
Langsbalken | |||
Dwarsschotten | |||
Beplating | |||
Verstijvers | |||
Dwarse webspanten, wrangen en stringers | |||
Beplating | |||
Flenzen | |||
Verstijvers |
Zone of locatie | Oorspronke- lijke dikte (mm) | Minimum- dikte (mm) | Dikte aanzienlijke corrosie (mm) |
Kruisverband | |||
Flenzen | |||
Webspanten |
12. Firma voor diktemetingen
Dit onderdeel van het plan vermeldt veranderingen met betrekking tot (en actualiseert) informatie over de firma voor diktemetingen zoals ver- meld in de Vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning.
13. Schadegevallen in verband met het schip
Dit onderdeel van het plan geeft, door middel van onderstaande tabel- len, met betrekking tot ten minste de afgelopen drie jaar, een gedetail- leerd overzicht van schade aan de romp wat betreft de lading- en bal- lasttanks en lege ruimtes binnen het ladinggedeelte. Deze schade valt onder de CAS-inspectie.
Schades aan de romp onderverdeeld naar locatie met betrekking tot dit schip (te verstrekken door de reder en zonodig aangevuld door de erkende organisatie)
Tanknummer of zone | Moge- lijke oorzaak, indien bekend | Omschrij- ving van de schades | Locatie | Repara- tie | Datum van reparatie |
Schades aan de romp bij zusterschepen of soortgelijke schepen (indien beschikbaar) indien de schade verband houdt met het ontwerp (te verstrekken door de reder en zonodig aangevuld door de
erkende organisatie)
Tanknummer of zone | Moge- lijke oorzaak, indien bekend | Omschrij- ving van de schades | Locatie | Repara- tie | Datum van reparatie |
14. Bij eerdere inspecties geconstateerde plekken met aanzienlijke corrosie (te verstrekken door de erkende organisatie)
In dit onderdeel van het plan worden de plekken aangeduid en opge- somd waar bij vorige inspecties aanzienlijke corrosie werd geconsta- teerd.
15. Kritieke plekken in de constructie en verdachte plekken (te ver- strekken door de reder en zonodig aangevuld door de erkende organisa- tie)
In dit onderdeel van het plan worden de kritieke plekken in de con- structie en verdachte plekken aangeduid en opgesomd, wanneer derge- lijke informatie beschikbaar is.
16. Overige relevante opmerkingen en informatie (te verstrekken door de reder en zonodig aangevuld door de erkende organisatie)
In dit onderdeel van het plan worden andere opmerkingen en infor- matie gegeven die relevant zijn voor de CAS-inspectie.
Aanhangsels Aanhangsel 1 – Lijst van overzichten en tekeningen
Ingevolge lid 6.2.2.2 van de keuringsregeling scheepvaart dienen overzichten en tekeningen te worden verstrekt van de hoofdconstructies van lading- en ballasttanks (bouwtekeningen met afmetingen van verbanddelen), met inbegrip van informatie betreffende het gebruik van hoogwaardig staal (HTS);
In dit aanhangsel bij het plan worden de belangrijkste overzichten en tekeningen van hoofdconstructies aangeduid en opgesomd die onderdeel vormen van en gehecht zijn aan het plan.
Aanhangsel 2 – Vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning
De vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning, die door de reder is ingediend, dient aan het plan te worden gehecht.
Aanhangsel 3 – Verplichte vereisten voor het veilig uitvoeren van CAS-inspecties
De verplichte vereisten voor het veilig uitvoeren van CAS-inspecties, vermeld in Aanhangsel 4, dienen aan het plan te worden gehecht.
Aanhangsel 4 – CAS-schema
Het CAS-schema dient aan het plan te worden gehecht.
Aanhangsel 5 – Overige documentatie
In dit onderdeel van het plan wordt overige documentatie die deel uit- maakt van het plan opgesomd.
Opgesteld namens de reder door ........................
Datum:................................... ...............................................................
(naam en handtekening van bevoegde vertegenwoordiger )
Getoetst door de erkende organisatie op naleving van lid 6.2.2 van de keuringsregeling scheepvaart.
Datum:................................... ...............................................................
(naam en handtekening van bevoegde vertegenwoordiger )
Aanhangsel 4
Verplichte vereisten voor het veilig uitvoeren van CAS-inspecties
1. Algemeen
1.1. De huidige verplichte vereisten zijn ontwikkeld ten behoeve van het veilig uitvoeren van CAS-inspecties. Alhoewel de verplichte vereis- ten expliciet verwijzen naar de CAS-inspectie en naar de aanwezige inspecteur(s), worden zij tevens gebruikt in verband met elke dikte- meting die ingevolge de keuringsregeling scheepvaart vereist is.
2. Omstandigheden tijdens de inspectie
2.1. De reder treft de noodzakelijke voorzieningen ten behoeve van het veilig uitvoeren van de CAS-inspectie.
2.2. In gevallen waarin de aanwezige inspecteurs oordelen dat de veiligheidsvoorzieningen en vereiste toegang ontoereikend zijn, vindt de CAS-inspectie van de desbetreffende ruimten geen doorgang.
2.3. Teneinde de aanwezige inspecteurs in staat te stellen de CAS- inspectie uit te voeren, komen de reder en de erkende organisatie voor- zieningen voor juiste en veilige toegang overeen.
2.4. Gedetailleerde gegevens over de wijze van toegang worden ver- meld in de vragenlijst ten behoeve van inspectieplanning.
2.5. Tanks en ruimten dienen veilig te kunnen worden binnengegaan. Tanks en ruimten moeten gasvrij zijn en worden geventileerd. Alvorens een tank, lege of afgesloten ruimte binnen te gaan, dient te worden geve- rifieerd of de atmosfeer in de tank vrij is van gevaarlijke gassen en vol- doende zuurstof bevat.
2.6. Tanks en ruimten dienen voldoende schoon en vrij van water, aanzetsel, vuil, olieresten, roestschilfers, sediment etc. te zijn om aan- zienlijke corrosie, vervormingen, breuken, schade of andere verzwakkin- gen van de constructie te kunnen constateren alsmede de toestand van de coating te kunnen vaststellen.
2.7. Er dient voldoende verlichting te zijn om aanzienlijke corrosie, vervormingen, breuken, schade of andere verzwakkingen van de con- structie te kunnen constateren alsmede de toestand van de coating te kunnen vaststellen.
2.8. Waar zachte coatings zijn aangebracht, dient te worden voorzien in veilige toegang voor de aanwezige inspecteur(s) teneinde de doelma- tigheid van de coating te verifiëren en de toestand van de interne con- structies te beoordelen, waaronder het verwijderen van de coating op bepaalde plekken begrepen kan zijn. Waar de aanwezigheid van zachte coating veilige toegang verhindert, wordt de zachte coating verwijderd.
2.9. De aanwezige inspecteur(s) dient (dienen) altijd vergezeld te worden door ten minste één door de reder aangewezen verantwoorde- lijke persoon die ervaring heeft met het inspecteren van tanks en afge- sloten ruimten. Daarnaast dient er een ondersteuningsteam van ten min- ste twee ervaren personen aanwezig te zijn bij het toegangsluik van de tank of van de ruimte die wordt geïnspecteerd. Het ondersteuningsteam houdt de werkzaamheden in de tank of ruimte voortdurend in de gaten en houdt reddings- en evacuatieapparatuur stand-by.
3. Toegang tot onderdelen van de constructie
3.1. Ten behoeve van de algemene inspectie dienen geschikte midde- len aanwezig te zijn om de aanwezige inspecteurs in staat te stellen de constructie op veilige en praktische wijze te onderzoeken.
3.2. Ten behoeve van de gedetailleerde inspectie dient op één of meer, voor de aanwezige inspecteur(s) aanvaardbare, onderstaande wij- zen toegang te worden verschaft:
– permanente steigers en doorgangen in de constructie
– tijdelijke steigers en doorgangen in de constructie
– liften en verschuifbare platforms
– vlotten of boten
– andere gelijkwaardige middelen.
3.3. De inspectie van tanks of ruimten met vlotten of boten mag uit- sluitend worden uitgevoerd met instemming van de aanwezige inspec- teurs, die rekening houden met de getroffen veiligheidsvoorzieningen, met inbegrip van de weersvoorspellingen en het gedrag van het schip bij redelijke zeecondities.
3.4. Wanneer bij een gedetailleerde inspectie gebruik wordt gemaakt van vlotten of boten, dienen de volgende voorwaarden in acht te wor- den genomen:
.1 Er mag uitsluitend gebruik worden gemaakt van robuuste opblaasbare vlotten of boten die zelfs bij een beschadigd com- partiment over voldoende reserve drijfvermogen en stabiliteit beschikken.
.2 De boot of het vlot moet aan de toegangsladder worden vast- gebonden en er moet een extra persoon onderaan de ladder staan die de boot of het vlot duidelijk kan zien;
.3 Er moeten voor alle deelnemers aan de inspectie de juiste red- dingsvesten aanwezig zijn;
.4 Het oppervlak van het water in de tank moet kalm zijn (onder alle voorzienbare omstandigheden mag de verwachte water- stijging in de tank niet meer dan 0,25 m bedragen) en het waterniveau moet gelijk blijven of dalen. In geen geval mag het water stijgen op momenten waarop de boot of het vlot wordt gebruikt
.5 De tank of ruimte mag uitsluitend schoon ballastwater bevat- ten. Zelfs een dunne oliefilm op het water is niet toegestaan;
.6 Op geen enkel moment mag het waterniveau binnen 1 meter komen van het laagste vlakke gedeelte van benedendekse webspant zodat het inspectieteam niet wordt afgesneden van een rechtstreekse ontsnappingsroute naar het toegangsluik van de tank. Het vullen tot een niveau boven de dwarsverband- delen van het dek mag slechts worden overwogen indien er in het compartiment dat wordt onderzocht een geopend mangat is dat toegang geeft tot het dek, zodat er te allen tijde een ontsnappingsroute is voor het inspectieteam;
.7 Indien de tanks (of ruimten) door een gemeenschappelijk ont- luchtingssysteem of een inertgasinstallatie zijn verbonden, moet de tank waarin de boot of het vlot wordt gebruikt daar- van worden ontkoppeld om de verplaatsing van gas uit andere tanks (of ruimten) te voorkomen.
3.5. Naast het bovenstaande mag voor inspectie van tanks of ruimten benedendeks uitsluitend van vlotten of boten gebruik worden gemaakt indien de diepte van de webspanten 1,5 m of minder bedraagt.
3.6. Indien de diepte van de webspanten meer dan 1,5 m bedraagt mag uitsluitend van vlotten of boten gebruik worden gemaakt:
.1 wanneer de coating van de verstijvingsconstructie van het dek in GOEDE staat is en er geen tekenen van slijtage zijn; of
.2 indien er in elk compartiment een permanente mogelijkheid voor toegang is teneinde op een veilige manier te kunnen bin- nenkomen en weggaan. Er dient vanaf het dek rechtstreeks toegang te zijn via een verticale ladder en er dient een klein platform te worden geplaatst circa 2 m onder het dek.
Indien aan geen van bovenstaande voorwaarden wordt voldaan, die- nen er steigers te worden geplaatst ten behoeve van de inspectie bene- dendeks.
4. Uitrusting voor inspecties
4.1. Diktemetingen dienen normaal gesproken te worden uitgevoerd met ultrasone testapparatuur. De nauwkeurigheid van de apparatuur dient, op verzoek, te worden getoond aan de aanwezige inspecteur(s).
4.2. Indien noodzakelijk geacht door de aanwezige inspecteur(s) kan gebruik worden gemaakt van een of meer van de volgende procedures voor het ontdekken van breuken:
– radiografische apparatuur
– ultrasone apparatuur
– apparatuur voor magnetisch onderzoek
– penetrerende kleurstof
– andere gelijkwaardige middelen.
4.3. Tijdens de CAS-inspectie dienen de volgende middelen aanwe- zig te zijn: explosiemeter, zuurstofmeter, persluchtapparatuur, reddings- lijnen, veiligheidsharnassen met touw en haak, en fluitjes, met inbegrip van instructies en aanwijzigen omtrent het gebruik ervan. Een veiligheidschecklist dient te worden verschaft.
4.4. Er dient toereikende en veilige verlichting aanwezig te zijn zodat de CAS-inspectie op veilige en efficiënte wijze kan worden uitgevoerd.
4.5. Tijdens de CAS-inspectie moet adequate beschermende kleding aanwezig zijn en worden gebruikt (bijv. veiligheidshelm, handschoenen, veiligheidsschoenen).
5. Overleg en communicatie
5.1. Een zorgvuldige voorbereiding door en nauwe samenwerking tussen de aanwezige inspecteur(s) en de aan boord zijnde vertegenwoor- digers van de reder voorafgaand aan en tijdens de CAS-inspectie vor- men een essentieel onderdeel van de veilige en efficiënte uitvoering van de CAS-inspectie. Tijdens de CAS-inspectie dient aan boord regelmatig veiligheidsoverleg te worden gevoerd.
5.2. Voor het begin van de CAS-inspectie komen de aanwezige in- specteur(s), de aanwezige vertegenwoordiger(s) van de reder, de mede- werker van de firma voor diktemetingen (indien van toepassing) en de kapitein van het schip bijeen om vast te stellen of alle beoogde voorzie- ningen uit het inspectieplan zijn getroffen, zodat de inspectie- werkzaamheden op veilige en efficiënte wijze kunnen worden uitge- voerd.
5.3. Het onderstaande is een indicatieve lijst van onderwerpen die tij- dens het overleg aan bod moeten komen:
.1 scheepsjournaal van het schip (d.w.z. de reis, binnen- en uit- varen van havens, afmeerperiodes, laden en lossen, ballast- handelingen, etc.);
.2 voorzieningen en regelingen voor diktemetingen (d.w.z. toe- gang, schoonmaken/aanslag verwijderen, verlichting, ventila- tie, persoonlijke veiligheid);
.3 omvang van de diktemetingen;
.4 goedkeuringscriteria (zie lijst minimumdiktes);
.5 omvang van de gedetailleerde inspectie en diktemeting, reke- ning houdend met de toestand van de coating en verdachte plekken/plekken met aanzienlijke corrosie;
.6 uitvoering van de diktemetingen;
.7 uitvoeren van representatieve metingen in het algemeen en op plekken waar ongelijke corrosie en putvorming is aangetrof- fen;
.8 in kaart brengen van plekken met aanzienlijke corrosie;
.9 communicatie tussen de aanwezige inspecteur(s), de mede- werker van de firma voor diktemetingen en de vertegenwoor- diger(s) van de reder over de bevindingen.
5.4. Er wordt voor een communicatiesysteem gezorgd tussen het inspectieteam in de tank of ruimte die wordt onderzocht, de verantwoor- delijke officier aan dek en, naar gelang van het geval, de brug. Op dit systeem zijn eveneens de medewerkers aangesloten die belast zijn met het bedienen van de ballastpomp(en) indien gebruik wordt gemaakt van vlotten of boten. De communicatievoorzieningen dienen gedurende de gehele CAS-inspectie in stand te worden gehouden.’’
Resolutie MEPC.111(50) van 4 december 2003
De Engelse tekst van Resolutie MEPC.111(50) van 4 december 2003 is geplaatst in rubriek X xxx Xxx. 2005, 28.
De vertaling in het Nederlands van die Resolutie luidt als volgt:
Resolutie MEPC.111(50) aangenomen op 4 december 2003
Wijzigingen van de Bijlage bij het Protocol van 1978 bij het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973
(Wijzigingen van Voorschrift 13G, toevoeging van een nieuw Voorschrift 13H en daaruit voortvloeiende wijzigingen van de Aanvulling op het Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie van Bijlage I bij MARPOL 73/78)
De Commissie voor de Bescherming van het Xxxxxxx Xxxxxx,
In herinnering brengend artikel 38, onderdeel a, van het verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake de taken die aan de Commissie voor de bescherming van het Maritieme Milieu (de Commis- sie) zijn opgedragen bij internationale verdragen ter voorkoming en beperking van verontreiniging van de zee,
Gelet op artikel 16 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (hierna te noemen het ‘‘Verdrag van 1973’’) en op artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (hierna te noe- men het ‘‘Protocol van 1978’’), die tezamen de procedure aangeven voor wijziging van het Protocol van 1978 en aan het bevoegde orgaan van de Organisatie de taak opdragen de wijzigingen van het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 (MARPOL 73/78), te bestu- deren en aan te nemen,
Na bestudering van de voorgestelde wijzigingen van Voorschrift 13G en de daaruit voortvloeiende wijzigingen van de Aanvulling (formulier B) bij het Internationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie van Bijlage I bij MARPOL 73/78,
Voorts na bestudering van het voorgestelde nieuwe Voorschrift 13H van Bijlage I bij MARPOL 73/78,
1. Neemt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het Verdrag van 1973 de wijzigingen van Bijlage I bij MARPOL 73/78 aan, waarvan de tekst is vervat in de bijlagen 1, 2, 3 en 4 bij deze resolutie, die ingevolge artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder ii, van het Verdrag van 1973 elk afzonderlijk door de Partijen in behandeling moeten worden genomen.
2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag van 1973, dat de wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 4 oktober 2004, tenzij voorafgaand aan die datum ten minste een derde van de Partijen, dan wel de Partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig procent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen;
3. Verzoekt de Partijen kennis te nemen van het feit dat de wijzigin- gen, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag van 1973, in werking treden op 5 april 2005 na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven;
4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel e, van het Verdrag van 1973, aan alle Partijen bij MARPOL 73/78 voor eensluidend gewaarmerkte afschriften van deze resolutie en van de in de Bijlagen vervatte tekst van de wijzigin- gen te doen toekomen; en
5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts aan de Leden van de Orga- nisatie die geen Partij zijn bij MARPOL 73/78 afschriften van deze reso- lutie en van de Bijlagen daarbij te doen toekomen.
Bijlage 1
Wijzigingen van Bijlage I bij MARPOL 73/78
Het bestaande Voorschrift 13G wordt vervangen door:
,,Voorschrift 13G
Voorkoming van verontreiniging door olie door ongevallen – maat- regelen voor bestaande olietankschepen
1. Tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald, is dit Voorschrift:
a. van toepassing op olietankschepen met een draagvermogen van
5.000 ton of meer, waarvoor het contract is gesloten, waarvan de kiel is gelegd of die zijn opgeleverd vóór de in Voorschrift 13F, eerste lid, van deze Bijlage genoemde data; en
b. niet van toepassing op olietankschepen die voldoen aan Voor- schrift 13F van deze Bijlage, waarvoor het contract is gesloten, waarvan de kiel is gelegd of die zijn opgeleverd vóór de in Voor- schrift 13F, eerste lid, van deze Bijlage genoemde data; en
c. niet van toepassing op onder onderdeel a hierboven vallende olietankschepen die voldoen aan Voorschrift 13F, derde lid, onder- delen a en b, of aan 13F, vierde lid, of aan 13F, vijfde lid, van deze Bijlage, behalve dat niet in alle opzichten behoeft te worden vol- daan aan het vereiste betreffende de minimumafstanden tussen de begrenzing van de ladingtank en de huid- en vlakbeplating van het schip. In dat geval mogen de afstanden voor de bescherming van de scheepshuid niet minder bedragen dan de afstanden die in de International Bulk Chemical Code worden genoemd voor de plaat- sing van ladingtanks van type 2 en dient de bescherming van het vlak te voldoen aan Voorschrift 13E, vierde lid, onderdeel b, van deze Bijlage.
2. Voor de toepassing van dit Voorschrift wordt verstaan onder:
a. ,Zware dieselolie’: dieselolie voor de scheepvaart, niet zijnde de distillaten die voor meer dan 50 procent van hun volume distille- ren bij een temperatuur die niet hoger is dan 340°C, wanneer zij worden getest door middel van een voor de Organisatie aanvaard- bare methode.1)
b. ,Stookolie’: zware distillaten of residuen van ruwe olie of meng- sels van dergelijke materialen die bestemd zijn voor gebruik als brandstof voor de productie van warmte of vermogen van een kwa- liteit die gelijk is aan de voor de Organisatie aanvaardbare speci- ficatie.2)
3. Voor de toepassing van dit Voorschrift worden olietankschepen onderverdeeld in de volgende categorieën:
a. ,olietankschepen van categorie 1’: olietankschepen met een draagvermogen van 20.000 ton of meer die ruwe olie, stookolie, zware dieselolie of smeerolie als vracht vervoeren, en met een draagvermogen van 30.000 ton of meer die andere dan bovenge- noemde olie vervoeren en die niet voldoen aan de vereisten voor nieuwe olietankschepen als omschreven in Voorschrift 1, zesen- twintigste lid, van deze Bijlage;
b. ,olietankschepen van categorie 2’: olietankschepen met een
1) Verwezen wordt naar de American Society for Testing and Materials’ Stand- ard Test Method (Designation D86).
2) Verwezen wordt naar de specificatie van de American Society for Testing and Materials voor stookolie van categorie vier of zwaarder (Designation D396).
draagvermogen van 20.000 ton of meer die ruwe olie, stookolie, zware dieselolie of smeerolie als vracht vervoeren, en met een draagvermogen van 30.000 ton of meer die andere dan bovenge- noemde olie vervoeren en die voldoen aan de vereisten voor nieuwe olietankschepen als omschreven in Voorschrift 1, zesen- twintigste lid, van deze Bijlage;
c. ,olietankschepen van categorie 3’: olietankschepen met een draagvermogen van 5.000 ton of meer, maar minder dan vermeld in de onderdelen a of b van dit lid.
4. Olietankschepen waarop dit Voorschrift van toepassing is dienen uiterlijk op 5 april 2005 of op de verjaardatum van hun oplevering in de in de onderstaande tabel vermelde datum of jaar te voldoen aan de ver- eisten van Voorschrift 13F van deze Bijlage.
Categorie olietankschepen | Datum of jaar |
Categorie 1 | 5 april 2005 voor schepen opgeleverd op 5 april 1982 of eerder 2005 voor schepen opgeleverd na 5 april 1982 |
Categorie 2 en Categorie 3 | 5 april 2005 voor schepen opgeleverd op 5 april 1977 of eerder 2005 voor schepen opgeleverd na 5 april 1977 maar voor 1 januari 1978 2006 voor schepen opgeleverd in 1978 en 1979 2007 voor schepen opgeleverd in 1980 en 1981 2008 voor schepen opgeleverd in 1982 2009 voor schepen opgeleverd in 1983 2010 voor schepen opgeleverd in 1984 of later |
5. Niettegenstaande de bepalingen van het vierde lid van dit Voor- schrift, kan de Administratie in het geval van olietankschepen van cate- gorie 2 of 3 die alleen voorzien zijn van dubbele bodems of dubbele zij- wanden die niet worden gebruikt voor het vervoer van olie en die zich uitstrekken over de gehele lengte van de ladingtank of dubbelwandige ruimten die niet worden gebruikt voor het vervoer van olie en zich uit- strekken over de gehele lengte van de ladingtank, maar niet voldoen aan de voorwaarden om te worden vrijgesteld van de bepalingen van het eer- ste lid, onderdeel c, van dit Voorschrift, toestaan dat dergelijke vaartui- gen na de in het vierde lid van dit Voorschrift vermelde datum in de vaart blijven, mits:
a. de schepen op 1 juli 2001 in gebruik waren;
b. ten genoegen van de Administratie door verificatie van de offi- ciële rapporten is vastgesteld dat de schepen aan de boven- omschreven voorwaarden voldeden;
c. de toestand van de bovenbedoelde schepen ongewijzigd blijft; en
d. de schepen uiterlijk in de vaart blijven tot de datum waarop zij 25 jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum van oplevering.
6. Olietankschepen van categorie 2 of 3 die 15 jaar of ouder zijn, te rekenen vanaf de datum van oplevering, dienen te voldoen aan de keuringsregeling scheepvaart aangenomen door de Commissie voor de Bescherming van het Xxxxxxx Xxxxxx bij resolutie MEPC.94(46), als gewijzigd, mits deze wijzigingen worden aangenomen, in werking wor- den gesteld en van kracht worden in overeenstemming met de bepalin- gen van artikel 16 van het Verdrag inzake wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op een aanhangsel bij een bijlage.
7. De Administratie kan toestaan dat een olietankschip van categorie 2 of 3 in de vaart blijft na de in het vierde lid van dit Voorschrift ver- melde datum, indien bevredigende resultaten van de keuringsregeling scheepvaart, naar het oordeel van de Administratie, rechtvaardigen dat het schip in de vaart blijft, mits dat uiterlijk duurt tot de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2015 of de datum waarop het schip 25 jaar oud is, te rekenen vanaf de datum van oplevering, naar gelang van welke datum het eerst bereikt wordt.
8. a. De Administratie van een Partij bij het Verdrag die de toepas- sing van het vijfde lid van dit Voorschrift toestaat, of de toepassing van het zevende lid van dit Voorschrift toestaat, opschort, intrekt of afwijst, met betrekking tot een schip dat onder zijn vlag mag varen, doet de Organisatie onverwijld de bijzonderheden daarvan toekomen ter verspreiding aan de Partijen bij het Verdrag ter infor- matie en met het oog op zo nodig passende maatregelen.
b. Een Partij bij het Verdrag heeft het recht de toegang tot onder haar rechtsmacht vallende havens of offshoreterminals te weigeren van olietankschepen die varen in overeenstemming met de bepa- lingen van:
i. het vijfde lid van dit Voorschrift na de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2015; of
ii. het zevende lid van dit Voorschrift.
In dergelijke gevallen stelt die Partij de Organisatie in kennis van de bijzonderheden daarvan ter verspreiding aan de Partijen bij het Ver- drag.’’
Bijlage 2
Wijzigingen van Bijlage I bij MARPOL 73/78
Het volgende nieuwe Voorschrift wordt ingevoegd na Voorschrift 13G:
,,Voorschrift 13H
Voorkoming van verontreiniging door olie door olietankschepen die zware oliesoorten als vracht vervoeren
1. Dit Voorschrift is:
a. van toepassing op olietankschepen met een draagvermogen van 600 ton of meer die zware oliesoorten als vracht vervoeren, onge- acht hun datum van oplevering; en
b. niet van toepassing op onder onderdeel a hierboven vallende olietankschepen die voldoen aan Voorschrift 13F, derde lid, onder- delen a en b of aan 13F, vierde lid, of aan 13F, vijfde lid, van deze Bijlage, behalve dat niet in alle opzichten behoeft te worden vol- daan aan het vereiste betreffende de minimumafstanden tussen begrenzingen van de ladingtank en de huid- en vlakbeplating van het schip. In dat geval mogen de afstanden voor de bescherming van de scheepshuid niet minder bedragen dan de afstanden die in de International Bulk Chemical Code worden genoemd voor de plaatsing van ladingtanks van type 2 en dient de bescherming van het vlak te voldoen aan Voorschrift 13E, vierde lid, onderdeel b, van deze Bijlage.
2. Voor de toepassing van dit Voorschrift wordt onder ‘zware olie- soorten’ elk van de volgende soorten verstaan:
a. ruwe olie met een dichtheid bij 15° C van meer dan 900 kg/m3;
b. stookolie met hetzij een dichtheid bij 15° C van meer dan 900 kg/m3 hetzij een kinematische viscositeit bij 50° C van meer dan 180 mm2/s;
x. xxxxxxx, teer en emulsies daarvan.
3. Olietankschepen waarop dit Voorschrift van toepassing is dienen, naast aan de van toepassing zijnde bepalingen van Voorschrift 13G, te voldoen aan de bepalingen van het vierde tot en met het achtste lid van dit Voorschrift.
4. Met inachtneming van de bepalingen van het vijfde, zesde en zevende lid van dit Voorschrift, dienen olietankschepen waarop dit Voor- schrift van toepassing is:
a. met een draagvermogen van 5.000 ton of meer uiterlijk 5 april 2005 te voldoen aan de vereisten van Voorschrift 13F van deze Bij- lage; of
b. met een draagvermogen van 600 ton of meer, maar minder dan
5.000 ton, uiterlijk op de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2008 te worden voorzien van zowel tanks met dubbele bodems of ruimten die voldoen aan de bepalingen van Voorschrift 13F, zevende lid, onderdeel a, van deze Bijlage, als zijtanks of ruimten die zijn ingericht in overeenstemming met Voorschrift 13F, zevende lid, onderdeel a, en die voldoen aan de vereiste voor afstand w als bedoeld in Voorschrift 13F, zevende lid, onderdeel b.
5. In het geval van olietankschepen met een draagvermogen van
5.000 ton of meer die zware oliesoorten als vracht vervoeren, die alleen voorzien zijn van dubbele bodems of dubbele zijwanden die niet worden gebruikt voor het vervoer van olie en die zich uitstrekken over de gehele lengte van de ladingtank of dubbelwandige ruimten die niet worden
gebruikt voor het vervoer van olie en zich uitstrekken over de gehele lengte van de ladingtank, maar niet voldoen aan de voorwaarden om te worden vrijgesteld van de bepalingen van het eerste lid, onderdeel b, van dit Voorschrift, kan de Administratie toestaan dat dergelijke vaartuigen na de in het vierde lid van dit Voorschrift vermelde datum in de vaart blijven, mits:
a. de schepen op 4 december 2003 in gebruik waren;
b. ten genoegen van de Administratie door verificatie van de offi- ciële rapporten is vastgesteld dat de schepen aan de boven- omschreven voorwaarden voldeden;
c. de toestand van de bovenbedoelde schepen ongewijzigd blijft; en
d. de schepen uiterlijk in de vaart blijven tot de datum waarop zij 25 jaar oud zijn, te rekenen vanaf de datum van oplevering;
6. a. De Administratie kan toestaan dat een olietankschip met een draagvermogen van 5.000 ton of meer dat ruwe olie met een dicht- heid bij 15° C van meer dan 900 kg/m3 maar minder dan 945 kg/m3 als vracht vervoert, in de vaart blijft na de in het vierde lid, onderdeel a, van dit Voorschrift vermelde datum, indien bevredi- gende resultaten van de CAS-inspectie als omschreven in Voor- schrift 13G, zesde lid, naar het oordeel van de Administratie, recht- vaardigen dat het schip in de vaart blijft, rekening houdend met de omvang, de leeftijd, het werkgebied en de toestand van de con- structie van het schip en mits dat uiterlijk duurt tot de datum waarop het schip 25 jaar oud is, te rekenen vanaf de datum van oplevering.
b. De Administratie kan toestaan dat een olietankschip met een draagvermogen van 600 ton of meer, maar minder dan 5.000 ton, dat zware oliesoorten als vracht vervoert in de vaart blijft na de in het vierde lid, onderdeel b, van dit Voorschrift vermelde datum, indien dat, naar het oordeel van de Administratie, mogelijk is, reke- ning houdend met de omvang, de leeftijd, het werkgebied en de toestand van de constructie van het schip en mits dat uiterlijk duurt tot de datum waarop het schip 25 jaar oud is, te rekenen vanaf de datum van oplevering.
7. De Administratie van een Partij bij het Verdrag kan een olietank- schip met een draagvermogen van 600 ton of meer dat zware oliesoor- ten als vracht vervoert vrijstelling verlenen van de bepalingen van dit Voorschrift indien het olietankschip:
a. ofwel uitsluitend reizen maakt binnen een gebied dat onder haar rechtsmacht valt, of dienst doet als drijvende opslageenheid voor zware oliesoorten in een gebied dat onder haar rechtsmacht valt; of
b. ofwel uitsluitend reizen maakt binnen een gebied dat onder de rechtsmacht van een andere Partij valt, of dienst doet als drijvende opslageenheid voor zware oliesoorten in een gebied dat onder de rechtsmacht van een andere Partij valt, mits de Partij in het rechts-
gebied waarvan het olietankschip dienst zal doen ermee instemt dat het olietankschip in een gebied onder haar rechtsmacht dienst doet.
8. a. De Administratie van een Partij bij het Verdrag die de toepas- sing van het vijfde, zesde of zevende lid van dit Voorschrift toe- staat, opschort, intrekt of afwijst, met betrekking tot een schip dat onder haar vlag mag varen, doet de Organisatie onverwijld de bij- zonderheden daarvan toekomen ter verspreiding aan de Partijen bij het Verdrag ter informatie en met het oog op zo nodig passende maatregelen.
b. Met inachtneming van de bepalingen van het internationale recht, heeft een Partij bij het Verdrag het recht olietankschepen die varen in overeenstemming met de bepalingen van het vijfde of zesde lid van dit Voorschrift de toegang tot de havens en offshore- terminals onder haar rechtsmacht te weigeren, of de overdracht van schip tot schip van zware oliesoorten in de gebieden die onder haar rechtsmacht vallen te weigeren, behalve wanneer dit noodzakelijk is om de veiligheid van een schip te verzekeren of om mensenle- vens op zee te redden. In dergelijke gevallen stelt die Partij de Organisatie in kennis van de bijzonderheden daarvan ter versprei- ding aan de Partijen bij het Verdrag ter informatie.
Bijlage 3
Wijzigingen van Formulier B van de Aanvulling bij het Internatio- naal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie met betrekking tot het herziene Voorschrift 13G van Bijlage I bij MARPOL 73/78
Het bestaande lid 5.8.4 in Formulier B van de Aanvulling bij het Inter- nationaal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie wordt vervangen door het volgende:
,,5.8.4. Op het schip is Voorschrift 13G van toepassing en:
.1 het schip dient uiterlijk te voldoen
aan Voorschrift 13F
.2 het schip is zodanig ingericht dat de volgende tanks of ruimten niet worden gebruikt voor het vervoer van olie ....................................................
.3 het schip mag in de vaart blijven in overeen- stemming met Voorschrift 13G, vijfde lid, tot ...
.4 het schip mag in de vaart blijven in overeen- stemming met Voorschrift 13G, zevende lid, tot
...............................................................................
◻
◻
◻
◻’’
Bijlage 4
Wijzigingen van Formulier B van de Aanvulling bij het Internatio- naal certificaat van voorkoming van verontreiniging door olie met betrekking tot het nieuwe Voorschrift 13H van Bijlage I bij MARPOL 73/78
De volgende nieuwe leden worden toegevoegd na lid 5.8.5 in Formu- lier B van de Aanvulling bij het Internationaal certificaat van voorko- ming van verontreiniging door olie
,,5.8.6. Op het schip is Voorschrift 13H van toepassing en:
.1 het schip dient uiterlijk ......... te voldoen aan ◻
Voorschrift 13H, vierde lid .............................
.2 het schip mag in de vaart blijven in ◻
overeenstemming met Voorschrift 13H, vijfde lid, tot ...................................................
.3 het schip mag in de vaart blijven in ◻
overeenstemming met Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a, tot ..............................
.4 het schip mag in de vaart blijven in ◻
overeenstemming met Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel b, tot ..............................
.5 is vrijgesteld van de bepalingen van ◻ Voorschrift 13 H in overeenstemming met Voorschrift 13H, zevende lid, onderdeel b ...
5.8.7. Op het schip is Voorschrift 13H niet van toepassing ◻’’
Resolutie MEPC.112(50) van 4 december 2003
De Engelse tekst van Resolutie MEPC.112(50) van 4 december 2003 is geplaatst in rubriek X xxx Xxx. 2005, 28.
De vertaling in het Nederlands van die Resolutie luidt als volgt:
Resolutie MEPC.112(50) aangenomen op 4 december 2003
Wijzigingen van de Keuringsregeling Scheepvaart
De Commissie voor de Bescherming van het Xxxxxxx Xxxxxx,
In herrinnering brengend artikel 38, onderdeel a, van het Verdrag van de Internationale Maritieme Organisatie inzake de taken die aan de Commissie voor de bescherming van het Maritieme Milieu (de Commis- sie) zijn opgedragen bij internationale verdragen ter voorkoming en beperking van verontreiniging van de zee,
Gelet op artikel 16 van het Internationaal Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen, 1973 (hierna te noemen het ,,Verdrag van 0000’’) en op artikel VI van het Protocol van 1978 bij het Verdrag ter voorkoming van verontreiniging door schepen van 1973 (hierna te noe- men het ,,Protocol van 1978’’), die tezamen de procedure aangeven voor wijziging van het Protocol van 1978 en aan het bevoegde orgaan van de Organisatie de taak opdragen de wijzigingen van het Verdrag van 1973, zoals gewijzigd bij het Protocol van 1978 (MARPOL 73/78), te bestu- deren en aan te nemen,
Voorts gelet op Voorschrift 13G van Bijlage I bij MARPOL 73/78 waarin wordt aangegeven dat de keuringsregeling scheepvaart, aangeno- men bij resolutie MEPC.94(46), kan worden gewijzigd mits deze wijzi- gingen worden aangenomen, in werking worden gesteld en van kracht worden in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag van 1973 inzake wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op een aanhangsel bij een Bijlage,
Tevens in herinnering roepend resolutie MEPC.99(48) waarbij de Commissie wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart heeft aan- genomen in overeenstemming met de bepalingen van artikel 16 van het Verdrag van 1973 inzake wijzigingsprocedures die van toepassing zijn op een aanhangsel bij een Bijlage,
Aangenomen hebbend, tijdens haar vijftigste zitting, wijzigingen van Voorschrift 13G van Bijlage I bij MARPOL 73/78 bij resolutie MEPC.111
(50) ten behoeve van de voortzetting van het versneld uit de vaart nemen van enkelwandige tankschepen teneinde de bescherming van het ma- riene milieu verder te verbeteren,
Erkennend de noodzaak de keuringsregeling scheepvaart te wijzigen ten behoeve van de toepassing van de wijzigingen van Voorschrift 13G en het nieuwe Voorschrift 13H van Bijlage I bij MARPOL 73/78, zoals aangenomen bij resolutie MEPC.111(50),
Na bestudering, tijdens haar vijftigste zitting, van de voorgestelde wij- zigingen van de keuringsregeling scheepvaart,
1. Neemt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel d, van het Verdrag van 1973, de wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart aan. De tekst van deze wijzigingen is vervat in de Bijlage bij deze resolutie;
2. Bepaalt, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel f, onder iii, van het Verdrag van 1973, dat de wijzigingen worden geacht te zijn aanvaard op 4 oktober 2004, tenzij voorafgaand aan die datum ten minste een derde van de Partijen bij MARPOL 73/78, dan wel de Partijen waarvan de koopvaardijvloten tezamen ten minste vijftig pro- cent vormen van de brutotonnage van de wereldkoopvaardijvloot, bij de Organisatie bezwaar hebben aangetekend tegen de wijzigingen;
3. Verzoekt de Partijen bij MARPOL 73/78 kennis te nemen van het feit dat de wijzigingen, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel g, onder ii, van het Verdrag van 1973, in werking zullen tre- den op 5 april 2005, na hun aanvaarding in overeenstemming met het tweede lid hierboven;
4. Verzoekt de Secretaris-Generaal, in overeenstemming met artikel 16, tweede lid, onderdeel e, van het Verdrag van 1973, aan alle Partijen bij MARPOL 73/78 voor eensluidend gewaarmerkte afschriften te doen toekomen van deze resolutie en van de in de Bijlage vervatte tekst van de wijzigingen;
5. Verzoekt de Secretaris-Generaal voorts afschriften van deze reso- lutie en de Bijlage daarbij te doen toekomen aan Leden van de Organi- satie die geen Partij zijn bij XXXXXX 00/00;
6. Nodigt de Maritieme Veiligheidscommissie uit kennis te nemen van de wijzigingen van de keuringsregeling scheepvaart;
7. Verzoekt de maritieme veiligheidscommissie met klem prioriteit te geven aan de herziening van de richtlijnen inzake het uitgebreide inspectieprogramma tijdens inspecties van bulkschepen en olietank- schepen (de richtlijnen), aangenomen bij resolutie A.744(18), zoals ge- wijzigd, ten behoeve van het opnemen van relevante onderdelen en bepalingen van de keuringsregeling scheepvaart teneinde te waarborgen dat op olietankschepen die dienen te voldoen aan de bepalingen van de keuringsregeling scheepvaart één geharmoniseerd onderzoeks- en inspectieregime van toepassing is; en
8. Stemt ermee in dat de Commissie, zodra de Maritieme Veiligheids- commissie relevante onderdelen en bepalingen van de keuringsregeling scheepvaart in de richtlijnen heeft opgenomen, de noodzakelijke herzie- ning zal uitvoeren van de keuringsregeling scheepvaart en, indien nood- zakelijk, van de daarmee samenhangende bepalingen van de Voor- schriften 13G en 13H van Bijlage I bij MARPOL 73/78 teneinde te waarborgen dat op olietankschepen die dienen te voldoen aan de bepa- lingen van de keuringsregeling scheepvaart één geharmoniseerd onderzoeks- en inspectieregime zoals aangenomen door de Maritieme Veiligheidscommissie van toepassing is.
Bijlage
Wijzigingen van de Keuringsregeling Scheepvaart
1. In de laatste zin van lid 1.1 worden de volgende woorden aan het einde van de zin toegevoegd:
,,, of voorlopige verklaring van naleving, al naar gelang van toepas- sing is.’’
2. In lid 2 worden de woorden ,,Voorschrift 13G, zevende lid’’ ver- vangen door ,,Voorschrift 13G, zesde en zevende lid en Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a’’, en worden de woorden ‘‘resolutie MEPC.95(46)’’ geschrapt.
3. Lid 3.3 wordt geschrapt en het bestaande lid 3.4 en lid 3.5 worden hernummerd tot respectievelijk 3.3 en 3.4.
4. Lid 3.6 wordt geschrapt en het bestaande lid 3.7 wordt hernum- merd tot 3.5.
5. Het volgende nieuwe lid 3.6 wordt toegevoegd, en de bestaande leden 3.8 tot en met 3.14 worden hernummerd tot 3.7 tot en met 3.13.
,,3.6. ,olietankschepen van categorie 3’: olietankschepen met een draagvermogen van 5.000 ton of meer, maar minder dan vermeld in de onderdelen a of b van het derde lid van Voorschrift 13G van Bijlage I bij MARPOL 73/78.’’
6. Lid 4.3 wordt vervangen door:
,,4.3. De Administratie vereist dat olietankschepen van de catego- rieën 2 en 3 die onder haar vlag varen waarop de bepalingen van het zevende lid van Voorschrift 13G van toepassing zijn gedurende de in 5.1.2 bedoelde tijdvakken uit de vaart blijven, totdat voor deze olietankschepen een geldige verklaring van naleving is afge- geven.’’
7. Lid 5.1 wordt vervangen door:
,,5.1. Toepassing
De vereisten van de keuringsregeling scheepvaart zijn van toepas- sing op:
.1 olietankschepen met een draagvermogen van 5.000 ton of meer die 15 jaar of ouder zijn, te rekenen vanaf de datum van oplevering van het schip, in overeenstemming met Voorschrift 13G, zesde lid;
.2 olietankschepen waarop de bepalingen van Voorschrift 13G, zevende lid, van toepassing zijn, waarvoor toestem- ming wordt gevraagd om in de vaart te mogen blijven na de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2010; en
.3 olietankschepen met een draagvermogen van 5.000 ton of meer die 15 jaar of ouder zijn, te rekenen vanaf de datum van oplevering van het schip, die ruwe olie als vracht ver- voeren met een dichtheid bij 15° C van meer dan 900 kg/m3, maar minder dan 945 kg/m3, in overeenstemming met Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a.’’
8. Lid 5.3 wordt vervangen door:
,,5.3.1. De CAS-inspectie wordt afgestemd op het uitgebreide inspectieprogramma.
5.3.2. De eerste CAS-inspectie in overeenstemming met Voor-
schrift 13G, zesde lid, wordt uitgevoerd in combinatie met de eer- ste geplande tussentijdse inspectie of herkeuring na 5 april 2005, of wanneer het schip 15 jaar oud is, al naar gelang van hetgeen zich het laatst voordoet.
5.3.3. De eerste CAS-inspectie in overeenstemming met Voor- schrift 13G, zevende lid, wordt uitgevoerd in combinatie met de eerste geplande tussentijdse inspectie of herkeuring voorafgaand aan de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2010.
5.3.4. De eerste CAS-inspectie in overeenstemming met Voor- schrift 13H, zesde lid, onderdeel a, wordt uitgevoerd in combina- tie met de eerste geplande tussentijdse inspectie of herkeuring na 5 april 2005.
5.3.5. Ingeval een verklaring van naleving afgegeven na de eerste CAS-inspectie ingevolge 5.3.2 geldig is tot na de verjaardatum van de oplevering van het schip in 2010, mag die CAS-inspectie wor- den beschouwd als de eerste CAS-inspectie uitgevoerd in overeen- stemming met Voorschrift 13G, zevende lid.
5.3.6. Navolgende CAS-inspecties ten behoeve van verlenging van de verklaring van naleving, worden verricht met tussenpozen van ten hoogste 5 jaar en 6 maanden.
5.3.7. In afwijking van het bovenstaande, kan de reder, met in- stemming van de Administratie, besluiten de CAS-inspectie op een eerder tijdstip te verrichten dan de bovenbedoelde datum voor devereiste inspectie, mits aan alle voorwaarden van de keurings- regeling scheepvaart wordt voldaan.’’
9. Lid 6.1.1.7 wordt vervangen door:
,,6.1.1.7. Een dergelijke versoepeling is echter alleen mogelijk mits de erkende organisatie voldoende tijd krijgt om de CAS- inspectie uit te voeren en de voorlopige verklaring van naleving af te geven ingevolge Voorschrift 13G, zesde lid, of Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a, of de Administratie om het definitieve CAS- rapport te beoordelen en de verklaring van naleving af te geven ingevolge Voorschrift 13G, zevende lid, al naar gelang van toepas- sing is, voordat het schip weer in de vaart wordt gebracht.’’
10. Lid 10.2.2 wordt vervangen door:
,,10.2.2. Het definitieve CAS-rapport wordt door de erkende or- ganisatie onverwijld bij de Administratie ingediend en:
.1 in het geval van een CAS-inspectie in overeenstem- ming met Voorschrift 13G, zesde lid, of Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a, uiterlijk 3 maanden na de afronding van de CAS-inspectie; of
.2 in het geval van een CAS-inspectie in overeenstem- ming met Voorschrift 13G, zevende lid, uiterlijk 3 maanden na de afronding van de CAS-inspectie, of 2 maanden voor de datum waarop voor het schip een verklaring van naleving dient te worden afgegeven,
al naar gelang van hetgeen zich het eerst voordoet.’’
11. In artikel 11, eerste lid, worden de woorden ,,eerste en de tweede categorie’’ vervangen door de woorden ,,tweede en de derde categorie’’.
12. Lid 13.1 wordt vervangen door:
,,13.1. In overeenstemming met haar procedures geeft de Admi- nistratie voor elk schip waarvoor de keuring ten genoegen van de Administratie is afgerond de verklaring van naleving af.
Deze verklaring wordt afgegeven:
.1 in het geval van een CAS-inspectie in overeenstem- ming met Voorschrift 13G, zesde lid, of Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a, uiterlijk 5 maanden na afronding van de CAS-inspectie; of
.2 in het geval van een CAS-inspectie in overeenstem- ming met Voorschrift 13G, zevende lid, uiterlijk 5 maanden na afronding van de CAS-inspectie of de verjaardatum van de datum van oplevering van het schip in 2010, al naar gelang van hetgeen zich het eerst voordoet, voor de eerste CAS-inspectie, en uiterlijk de datum waarop de geldigheid van de verklaring van naleving verstrijkt voor volgende CAS-inspecties.’’
13. Lid 13.6 wordt vervangen door:
,,13.6. De geldigheidsduur van de verklaring van naleving mag ten hoogste 5 jaar en 6 maanden bedragen, gerekend vanaf de datum van afronding van de CAS-inspectie.’’
14. Lid 13.7 wordt vervangen door:
,,13.7. De erkende organisatie die de CAS-inspectie heeft uitge- voerd in overeenstemming met Voorschrift 13G, zesde lid, of Voorschrift 13H, zesde lid, onderdeel a, geeft, na de bevredigende afronding van de inspectie, een voorlopige verklaring van nale- ving af volgens het in aanhangsel 1 getoonde model, die ten hoogste vijf maanden geldig is. De verklaring is geldig tot de datum van verstrijken van de geldigheid of de afgifte van een ver- klaring van naleving, al naar gelang van hetgeen zich het eerst voordoet, en wordt aanvaard door de andere Partijen bij MAR- POL 73/78.’’
15. In aanhangsel 1 worden (op twee plaatsen) de woorden, ,,zoals gewijzigd.., toegevoegd na ,,MEPC.94(46)’’.
16. In aanhangsel 1 worden de volgende woorden toegevoegd na punt
2:
,,Datum van afronding van de CAS-inspectie: dd/mm/jjjj.’’
17. In aanhangsel 1 wordt het model van de voorlopige verklaring
van naleving, dat aan dit document is gehecht, toegevoegd na het model van de verklaring van naleving.
18. In aanhangsel 3 worden in 1.1.1 de woorden “bij resolutie MEPC.99(48)” geschrapt.
Model van de voorlopige verklaring van naleving Voorlopige verklaring van naleving
Afgegeven uit hoofde van de bepalingen van de keuringregeling scheep- vaart (resolutie MEPC.94(46), zoals gewijzigd) door:
.....................................................................................................................
(volledige naam van de erkende organisatie)
Gegevens van het schip
Naam van het schip ...................................................................................
Onderscheidingsnummer of -letters ..........................................................
Thuishaven .................................................................................................
Xxxxxxxxxxxx .............................................................................................
Draagvermogen van het schip (in metrieke tonnen) ................................
IMO-nummer .............................................................................................
Categorie van tankschip ............................................................................
HIERBIJ WORDT VERKLAARD:
1. dat het schip is geïnspecteerd in overeenstemming met de vereisten van de keuringsregeling scheepvaart (CAS) (resolutie MEPC.94(46), zoals gewijzigd);
2. dat bij de inspectie is gebleken dat de toestand van de constructie van het schip waarop de keuringsregeling scheepvaart van toepassing is in alle opzichten voldoende is en dat het schip voldoet aan de vereisten van de keuringsregeling scheepvaart.
Datum van afronding van de CAS-inspectie: dd/mm/jjjj.
Deze verklaring is geldig tot , of de datum van afgifte van de
verklaring van naleving, al naar gelang van hetgeen zich het eerst voor- doet.
Afgegeven te .............................................................................................
(Plaats van afgifte van de verklaring)
............................................... ...............................................................
(Datum van afgifte) (handtekening van bevoegde ambtenaar
die de verklaring afgeeft)
(zegel of stempel van de erkende organisatie, naar gelang wat van toepassing is)
Protocol van 1978
Voor de vertaling van het Protocol van 1978 zie Trb. 1978, 188.
D. PARLEMENT
Verdrag
Zie Trb. 1978, 187, Trb. 1983, 126 en Trb. 1988, 124.
Protocol van 1978
Voor het Protocol van 1978 zie Trb. 1983, 127, Trb. 1993, 147,
Trb. 1996, 24 en Trb. 1997, 138.
E. PARTIJGEGEVENS
Verdrag
Zie Trb. 1975, 147, Trb. 1978, 187, Trb. 1983, 126, Trb. 1986, 120,
Trb. 1988, 124, Trb. 1992, 28 en Trb. 2005, 28.
Sierra Leone heeft op 23 mei 2002 Bijlage III aanvaard. Op blz. 5 van Trb. 2005, 28 staat ten onrechte vermeld dat Sierra Leone op 23 mei 2003 Bijlage III heeft aanvaard.
Protocol van 1978
Voor het Protocol van 1978 zie Trb. 1983, 127, Trb. 1985, 136,
Trb. 1986, 121, Trb. 1988, 143, Trb. 1990, 168, Trb. 1992, 29, Trb. 1993,
53 en 147, Trb. 1994, 41 en 162, Trb. 1995, 158, Trb. 1996, 24, Trb. 1997,
138 en 317, Trb. 1999, 167 en Trb. 2005, 28.
G. INWERKINGTREDING
Verdrag
Zie Trb. 1983, 126, Trb. 1988, 124, Trb. 1992, 28 en Trb. 2005, 28.
Protocol van 1978
Voor het Protocol van 1978 zie Trb. 1983, 127, Trb. 1985, 136,
Trb. 1986, 121, Trb. 1988, 143, Trb. 1990, 168 en Trb. 1992, 29.
J. VERWIJZINGEN
Verdrag
Zie Trb. 1975, 147, Trb. 1978, 187, Trb. 1983, 126, Trb. 1986, 120,
Trb. 1988, 124, Trb. 1992, 28 en Trb. 2005, 28.
Protocol van 1978
Voor het Protocol van 1978 zie Trb. 1978, 188, Trb. 1983, 127,
Trb. 1985, 136, Trb. 1986, 121, Trb. 1988, 143, Trb. 1990, 168,
Trb. 1992, 29, Trb. 1993, 53, 70 en 147, Trb. 1994, 41 en 162, Trb. 1995,
158, Trb. 1996, 24, Trb. 1997, 138 en 317, Trb. 1999, 167, Trb. 2003,
116 en Trb. 2005, 29.
Uitgegeven de elfde maart 2005.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
B. R. BOT
TRB3726
ISSN 0920 - 2218
Sdu Uitgevers
’s-Gravenhage 2005