SAMENVATTING EINDEXAMEN Bedrijfseconomie
SAMENVATTING EINDEXAMEN
Bedrijfseconomie
Financiële Zelfredzaamheid
Schadeverzekering: stelt de verzekerde schadeloos bij het optreden van een verzekerd risico. (zorgverzekering/reisverzekering/opstalverzekering etc..)
Levensverzekering: heeft te maken met het leven en het overlijden van een persoon. (uitvaartverzekering/lijfrenteverzekering/overlijdensrisicoverzekering)
Persoonlijke lening = lening aan consumenten voor de aanschaf van (duurzame) goederen.
eisen: meerderjarig, inkomen
omvang lening afhankelijk van inkomen
rente over de hele lening
start direct met aflossen lening
Doorlopend krediet = consumptief krediet
alleen rente betalen over opgenomen bedrag
aflossen wanneer je wilt
kredietlimiet = maximaal te lenen bedrag
Huurkoop/ koop op afbetaling:
Krediet voor aanschaf duurzame consumptiegoederen.
Vooral bij impulsaankopen.
Duurdere vorm van krediet.
Nadeel: consument zit vast aan de koop van een bepaald goed.
Koop op afbetaling:
koper is direct eigenaar.
Huurkoop:
Pas eigendom als van het product als laatste termijn is betaald.
Hypothecaire lening = een langlopende lening met een onroerend goed als onderpand.
Hypotheek bestaat uit 2 zaken: hypotheekrecht en geldlening.
Eigenaar onroerend goed geeft hypotheekrecht aan bank:
eigenaar = hypotheekgever
bank = hypotheeknemer
Bank geeft hypothecaire lening aan de eigenaar:
bank = geldgever
eigenaar = geldnemer
Hypotheekrenteaftrek : de rente die over de hypotheeklening wordt betaald, mag voor de belastingdienst in mindering worden gebracht op het inkomen waarover de inkomensheffing wordt geheven.
Inkomensheffing: bestaat uit belasting en premies volksverzekering
Volksverzekering: wettelijke verplichte algemene verzekeringen voor iedereen in Nederlands zoals de AOW en de Algemene nabestaandenwet
Werking inkomensheffing:
Bruto jaarinkomen - aftrekposten = belastbaar inkomen
Het heffingsbedrag wordt berekend over de verschillende schijven die op het inkomen van toepassing zijn
De heffingskorting en de arbeidskorting verlagen het heffingsbedrag
Bruto jaarinkomen - heffingsbedrag = netto jaarinkomen
Hypotheek elke maand een vast bedrag. Dit bedrag bestaat uit rente en aflossing. Tijdens de gekozen rentevastperiode blijven uw bruto maandlasten gelijk. uit hypotheekrente.
Voordeel annuïteitenhypotheek : De lagere netto maandlasten aan het begin van de looptijd. Dit komt omdat in het begin meer hypotheekrente betaalt dan verderop in de looptijd. En die hypotheekrente kan worden afgetrokken van uw bruto inkomen.
Gevolg → Zorgt voor lagere netto maandlasten.Tijdens de looptijd de annuïteitenhypotheek stijgen de netto maandlasten omdat je steeds minder voordeel hebt van hypotheekrenteaftrek. De bruto maandlasten blijven wel gelijk.
Hypotheek waarbij iedere maand hetzelfde bedrag wordt afgelost. In maximaal 30 jaar is dan de gehele hypotheeklening afgelost.
Voordeel Lineaire hypotheek: Omdat de schuld afneemt, gaat u in de loop van de tijd steeds minder rente betalen. Hierdoor dalen uw bruto maandlasten. De netto maandlasten dalen eveneens.
Gevolg → Door de hogere aflossing vanaf de start daalt de schuld sneller dan bij andere hypotheekvormen
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Enkelvoudige interest = rente wordt berekend over het oorspronkelijke kapitaal of de schuld in een bepaalde periode
Formule Enkelvoudige:
I = K x P x T /100
I = interest
P= Interestpercentage per periode
K= oorspronkelijk kapitaal
T = aantal perioden
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Samengestelde interest = rente wordt berekend over kapitaal + de al eerder gevormde rente.
Formule Eindwaarde:
Ew = K ( 1 + p/100)ⁿ
Ew = eindwaarde kapitaal
K = beginwaarde kapitaal
n = aantal perioden
p = rentepercentage
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Contante waarde = de waarde op dit moment van een bedrag dat in de toekomst beschikbaar komt, waarbij rekening is gehouden met het rentepercentage
Formule Contante Waarde:
Cw = Ew/( 1 + p/100)ⁿ
Cw = contante waarde
Ew = eindwaarde kapitaal
n = aantal perioden
p = rentepercentage
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Beleggen
aandelen → eigendomsbewijs, beloning is dividend, risicohoudend
obligaties → schuldbewijs, beloning is rente, risicomijnend
De effectenbeurs = de plaats waar vraag en aanbod elkaar ontmoeten en waar de prijs, de koers van een aandeel, optie of obligatie tot stand komt.
Samenlevingsvormen:
samenwonen met en zonder samenlevingscontract
huwelijk met huwelijkse voorwaarden en in beperkte gemeenschap van goederen.
Bij een echtscheiding is een advocaat nodig. Er zijn namelijk gevolgen door het scheiden zoals: partneralimentatie, de verdeling van de bezittingen en schulden etc..
Partneralimentatie = een bijdrage in de kosten van levensonderhoud van de partner.
Erven
Bij het overlijden van iemand gaat zijn erfenis naar de erfgenamen. Een erfenis omvat alle schulden en bezittingen die de overledene nalaat.
Testament = kan je zelf regelen wie de erfgenamen zijn.
Zonder testament → volgens de wet bloedverwanten de enige erfgenamen
De erfgenamen die in dezelfde groep zitten : allemaal recht op een evengroot deel erfenis
Uitzonderingen:
de echtgenoot heeft recht op het vruchtgebruik
ouders hebben elk recht op tenminste een kwart van de erfenis
halfbroers en halfzusters hebben recht op de helft van broer of zus
Vruchtgebruik = na het overlijden mag de echtgenoot het erfdeel van hem en dat van de kinderen blijven gebruiken. De kinderen houden recht op erfenis, maar krijgen dit nog niet.
Erfbelasting = als je erfenis krijgt, moet je over de waarde daarvan erfbelasting betalen. Hoeveel erfbelasting je betaalt, hangt af in welke groep je zit. Een stuk van de erfenis is belastingvrij.
Je hoeft een erfenis niet aan te nemen! Drie opties:
erfenis zuiver aanvaarden
erfenis verwerpen
beneficiair aanvaarden; alleen xxxxxxx accepteert, als deze positief blijkt te zijn
Schenken
Wanneer je iemand iets geeft zonder dat er iets tegenover staat, spreek je van een schenking.
Soorten schenkingen:
Directe schenking; schenking van goederen of geld
Schenken op papier; deze schenking moet in een onderhandse akte worden vastgelegd
Xxxxxxxx onder bewind; de bepaling dat een bewindvoerder de schenking zal beheren.
Schenking met uitsluitingsclausule; voorkomen dat schenking in gemeenschap van goederen komt
Ook bij schenken schenkbelasting!
Bedrijf Starten
Er zijn grote verschillen tussen een werknemer en een zelfstandig ondernemer.
Werknemer |
Zelfstandig ondernemer |
vast salaris (arbeidsovereenkomst) |
geen vast salaris |
verzekerd tegen werkloosheid |
niets bij werkloosheid of ziekte |
pensioenverzekering |
geen pensioenverzekering |
opdracht van je baas |
eigen baas |
weinig belastingvoordelen |
veel belastingvoordelen |
Zaken die je moet bij regelen bij het oprichten van een bedrijf:
Vergunningen: in sommige branches heb je een vergunning nodig voor je kunt beginnen.
Bijv. omgevingsvergunning (verbouwing), alcoholvergunning (horeca), milieuwetten
Inschrijven in het handelsregister: de naam van elke bedrijf wordt bij Kamer van Koophandel ingeschreven in het handelsregister.
De administratie: volgens het Wetboek van Koophandel is ieder bedrijf verplicht op een zodanige wijze boekhouding te voeren.
De vestigingsplaats: waar je bedrijfspand gevestigd is.
De investeringsbegroting: op de investeringsbegroting staan alle zaken die je moet aanschaffen om een bedrijf te beginnen.
De resultatenbegroting: op een resultatenbegroting staat hoe hoog je opbrengsten en kosten zullen zijn in een toekomstige periode.
De liquiditeitsbegroting: op een liquiditeitsbegroting komen alle uitgaven en ontvangsten te staan die je in een toekomstige periode moet doen.
De rechtsvorm: elk bedrijf moet een bepaalde rechtsvorm hebben.
De verzekeringen: verzekeren op risico’s voor je bedrijf.
Bijv. Opstalverzekering, Wettelijke Aansprakelijkheidsverzekering
De financiering: waarvandaan ze het geld halen wat nodig is bij het starten van bedrijf.
Diversen: het openen van bankrekening, het zoeken van leveranciers.
Waar een bedrijf ook te maken krijgt is BTW → ook wel omzetbelasting genoemd
Over alle goederen en diensten die een onderneming verkoopt, moet btw berekend worden
Daarom vaak de BTW in de verkoopprijs → daardoor betaalt consument de BTW zelf
Drie BTW-tarieven
0% voor goederen en diensten die geëxporteerd worden
6% voor noodzakelijke levensbehoeften
21% voor luxe goederen
Daarnaast goederen vrijgesteld, zoals onderwijs bepaalde diensten gezondheidszorg
verkoopprijs excl btw = 100%
btw = 21%
----------------------------------------
Verkoopprijs incl btw = 121%
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
De vaste activa
Dat zijn alle goederen waarin geld voor langer dan één jaar wordt vastgelegd.
Vaste activa zijn aan slijtage onderhevig → rekening houden met afschrijvingskosten
Voorbeelden: het gebouw en de bestelauto
Materiële vaste activa
Auto / Gebouw/ Machine/ Inventaris
Immateriële vaste activa
Vergunningen / Goodwill/ Concessie
Financiële vaste activa
Deelnemingen / Uitgeleend geld u/g
De vlottende activa
Voorraden: heb je om op korte termijn te verkopen, daarom in de regel binnen een jaar vrij
Debiteuren: zijn de afnemers/klanten van wie een bedrijf nog geld tegoed heeft
Nog te ontvangen bedragen: soms komt het voor dat ondernemer nog geld moet krijgen van anderen dan klanten. Deze vorderingen noem je ‘nog te ontvangen bedragen’
Vooruitbetaalde bedragen: als een bedrijf besluiten om een bestelwagen te huren en zou de huur voor een jaar vooruit betalen, dan zou dit bedrag horen bij vlottende activa
Te vorderen BTW: btw wordt meestal een keer per kwartaal verrekend met de fiscus
Liquide Middelen: geldmiddelen die je nodig hebt om je dagelijkse betalingen te doen
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Lang vreemd vermogen
De hypotheeklening: een lening die je krijgt op onderpand van onroerend goed
De onderhandse lening: bij deze lening bestaat er persoonlijk contact tussen de geldgever en de geldnemer. Hier wordt onderhandeld over voorwaarden lening.
Voorzieningen
De achtergestelde lening
De obligatielening
Kort vreemd vermogen
Het rekening-courant krediet: een krediet waarbij de onderneming tot een bepaald maximumbedrag geld mag opnemen bij de bank. Alleen rente over opgenomen gedeelte!
Het ontvangen leverancierskrediet: krediet dat je krijgt van leveranciers.
Het ontvangen afnemerskrediet: krediet dat je ontvangt van een afnemer.
Vooruit ontvangen bedragen: wanneer je bijvoorbeeld bovenpand winkel zou verhuren en de huur voor een heel jaar vooruit ontvangt.
Nog te betalen bedragen: dat zijn bedragen die de ondernemer nog moet betalen
Te betalen btw: bw wordt één keer per kwartaal afgerekend
-----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Met de gegegevens van de inversteringsbegroting en het financieringsschema kun je vervolgen de openingsbalans opstellen.
Balansmutaties kan je in drie groepen indelen:
Handelingen die ervoor zorgen dat het bedrijf van bezittingen wisselt.
Handelingen die ervoor zorgen dat het bedrijf meer (of minder) bezittingen krijgt.
Het maken van winst of verlies.
Voorbeeld van 1:
Wanneer het bedrijf voor € 4.000 extra voorraden koopt en die ook direct betaalt, dan:
neemt de waarde van de voorraden met € 4.00 toe
en daalt het bedrag dat het bedrijf op de bankrekening heeft staan met € 4.000
de totale bezittingen (balanstotaal) veranderen niet en
ook de manier waarop het bedrijf de bezittingen gefinancierd (creditzijde) heeft niet.
Voorbeeld van 2:
Wanneer het bedrijf voor € 2.500 nieuwe voorraden koopt, maar de rekening pas over drie weken gaat betalen:
dan neemt de waarde van de voorraden toe
en daarmee ook de totale waarde van de bezittingen
die stijging is gefinancierd door nog niet te betalen; hetgeen een vorm van lenen / vreemd vermogen is (crediteuren)
Voorbeeld van 3:
Het bedrijf haalt een omzet van € 60.000 met de verkoop van goederen die voor € 20.000 in de voorraden zaten. De helft van de klanten heeft direct betaald. De andere helft heeft 14 dagen de tijd om te betalen:
de voorraden nemen met € 20.000 af
er wordt € 30.000 ontvangen op de bankrekening
en er zal in de nabije toekomst nog € 30.000 ontvangen worden (debiteuren)
de totale bezittingen nemen nu toe
dat extra bezit is winst voor de eigenaar = het bezit is gefinancierd met eigen vermogen
Sommige financiële feiten blijken geen invloed te hebben op het eigen vermogen, andere daarentegen wel. Wanneer financiële feiten invloed hebben op het eigen vermogen, dan kan dat een zakelijke oorzaken hebben (winst, verlies, kosten) of een niet zakelijke oorzaak (privéstorting, prive- opname)
Brutowinst = omzet - inkoopwaarde van de verkochte goederen
Nettowinst = brutowinst - overige bedrijfskosten
De kosten van arbeid → zijn de loonkosten die bestaan uit het brutoloon plus het werkgeversaandeel in de premies voor de werknemersverzekeringen plus het werkgeversaandeel in de pensioenpremie.
De volksverzekering: gelden voor alle Nederlanders en daarom moet ook elke Nederlander premie betalen voor deze verzekeringen indien hij of zij een inkomen heeft
De volksverzekeringen zijn: AOW, ANW, AKW, Wlz
De werknemersverzekering: gelden allen voor werknemers en dat zijn mensen die in dienst van een werkgever.
De werknemersverzekeringen zijn: WW, WIA, ZVW
Rechtsvormen
De eenmanszaak is een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Bij de eenmanszaak is er één eigenaar. Deze eigenaar is volledig aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf. Dit betekent dat de eigenaar met het vermogen dat hij ingebracht als met privé vermogen aansprakelijk is.
De vof is een ondernemingsvorm die geen rechtspersoonlijkheid bezit. Bij de vof zijn er twee of meer eigenaren. Deze eigenaren zijn allemaal volledig aansprakelijk voor de schulden van het bedrijf. Dit betekent dat de eigenaar met zowel het vermogen dat hij heeft ingebracht als met zijn privé vermogen aansprakelijk is. Schuldeisers mogen bij faillissement van de vof ervoor kiezen om hun vorderingen te verhalen bij één van de vennoten of bij alle vennoten. Het is aan de vennoten om dit later onderling te verdelen. Voordelen van een vof ten opzichte van een eenmanszaak zijn specialisatie, meer vermogen en continuïteit (het bedrijf is niet meer afhankelijk van 1 persoon).
De BV is een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid. Het vermogen van de BV is verdeeld in aandelen op naam. De eigenaar van een aandeel noemen we de aandeelhouder. De aandeelhouders zijn de eigenaren van het bedrijf. De eigenaren zijn niet persoonlijk aansprakelijk. Dit betekent dat de eigenaren enkel het vermogen kunnen verliezen dat zij hebben ingebracht. De BV is zelf aansprakelijk voor haar verplichtingen. De namen van de aandeelhouders en het ingebrachte vermogen worden geregistreerd in het aandeelhoudersregister. De aandelen van een BV zijn niet vrij verhandelbaar, maar met toestemming van andere aandeelhouders zijn ze wel overdraagbaar.
De NV is een ondernemingsvorm met rechtspersoonlijkheid. Het vermogen van de NV is verdeeld in aandelen die vrij te verhandelen zijn op de beurs. Dit betekent dat de aandelen dus niet op naam staan. Net zoals bij de BV zijn de aandeelhouders de eigenaren van het bedrijf en zijn zij niet persoonlijk aansprakelijk. De NV is zelf aansprakelijk voor haar verplichtingen.
Onderneem het zelf (H3)
Het ondernemingsplan
De ondernemer
Persoonlijke gegevens
Opleiding en werkervaring
Sterke en zwakke punten
Motivatie
Ambities
De onderneming
Bedrijfsgegevens
- bedrijfsnaam, kvk, btw, domein
- Het idee
- SMART (specifiek,meetbaar, acceptabel, realistisch, tijdsgebonden)
Het marketingplan
Bedrijfstak
- Interne & externe factoren
- SWOT-analyse
- Marketingstrategie
Financiën
Investeringsplan
- welke activa nodig
- Financieringsplan
- hoe deze activa te financieren
- Liquiditeitsbegroting
- voorspelling ontvangsten en uitgaven
- Resultatenbegroting
- voorspelling kosten en inkomsten
- Balansen
- overzicht activa/ passiva / eigen vermogen
Causation: je begint met een specifiek doel en van tevoren bekende middelen om het doel te behalen. Bij marktsegmentatie deel je een markt op in specifieke (deelsegmenten. Een segment is een groep (potentiële) afnemers met een aantal dezelfde kenmerken. Daarna bepaal je welk segment wel en niet interessant is en zo bepaal je je doelmarkt of doelgroep.
Effectuation: je begin je met een aantal verschillende middelen, tijdens het proces worden deze middelen ingezet waardoor er gaandeweg een doel wordt bereikt. Daarbij spelen vijf principes een rol:
xxxx in the hand: de ondernemer xxxxx eerst welke middelen hij al heeft en hoe hij deze in kan zetten om een bepaalde kant op te gaan;
affordable loss: hierbij bepaalt de ondernemer hoeveel hij van zijn beperkte middelen wil inzetten om het doel te bereiken, zo is het verlies gemaximaliseerd;
crazy quilt: de ondernemer werkt samen met anderen die in het zakelijk idee geloven en betrekt de stakeholders;
lemonade: de onzekerheden ziet de ondernemer niet als negatief, maar juist als een kans;
pilot in the plane: je maakt zelf door jouw handelingen met xxxx beschikbare middelen en zelf gekozen partners de toekomst.
Personeelsbeleid & Interne Organisatie
In een arbeidsovereenkomst wordt vastgelegd of het gaat om een fulltime baan of een baan voor een beperkt aantal uren, een vaste baan of een tijdelijke baan.
Wet Werk en Zekerheid
Werknemer → rechtspositie met tijdelijke arbeidscontract sterker omdat zij dan onder bepaalde voorwaarden recht hebben op een vaste baan
Werkgever → voor werkgevers makkelijker en goedkoper om werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd, te ontslaan.
Ketenbepaling
Na beëindiging van het eerste tijdelijke contract → werkgever mag daarna nog max. 2 tijdelijke opeenvolgende arbeidsovereenkomsten aanbieden zonder dat contract voor onbepaalde tijd ontstaat.
opeenvolgende = als zij elkaar met een tussenpauze van 6 maanden of minder opvolgen.
In vakjargon heet de regeling van max 3 contracten of 24 maanden → ketenbepaling genoemd
Een zzp’er is een zelfstandige die geen arbeidsovereenkomst heeft, maar wel diensten/goederen levert aan klanten en/of opdrachtgevers.
Kenmerken aan zzp’er:
hij of zij niet verplicht is de opdracht persoonlijk uit te voeren
er geen sprake is van een gezagsverhouding, of leiding en toezicht
hij of zij werkt voor meer dan één opdrachtgever
hij of zij zelf bepaalt hoe,wanneer en waar hij/zij het werk verricht
hij of zij ondernemersrisico loopt, zoals risico op minder opdrachten
Individuele arbeidsovereenkomst → een overeenkomst waarbij de werknemer zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever. Er moet aan 4 voorwaarden worden voldaan:
De werknemer is zelf verplicht tot het verrichten van arbeid
De werkgever is verplicht tot het betalen van loon
De werknemer is ondergeschikt aan de werkgever
Er is sprake van ‘zekere tijd’ waarin de arbeid wordt verricht.
Collectieve arbeidsovereenkomst → een cao is veelal een overeenkomst afgesloten tussen werknemersorganisaties (vakbonden) en werkgeversorganisaties = bedrijfstak-cao
In een cao staan bijvoorbeeld: hoogte lonen, aantal vakantiedagen etc
Cao duurt meestal één of twee jaar
Primaire arbeidsvoorwaarden : horen het loon en de arbeidstijd
Secundaire arbeidsvoorwaarden: horen alle zaken die bovenop het loon en de normale arbeidstijd komen, zoals vakantieregelingen,middagpauzes, kinderopvang en studiefaciliteiten
De ondernemingsraad → behartigt de belangen van het personeel in een ondernemingen en is door de overheid ingesteld om inspraak in een onderneming te vergroten. 4 bevoegdheden:
Adviesrecht: voor belangrijke financiële,economische,organisatorische besluiten
Instemmingsrecht: voor besluiten die directe betrekking hebben op personele regelingen
Initiatiefrecht: de ondernemingsraad kan op eigen initiatief werkgevers voorstellen doen
Informatierecht: de werkgever heeft de plicht ongevraagd informatie te verschaffen
Arbowet = omvat regels voor werkgevers en werknemers om de gezondheid, veiligheid en het welzijn van werknemers en zelfstandige ondernemers te bevorderen.
Doel: voorkomen van ongevallen en ziekten door het werk.
Het ontslag → bij het ontslaan van personeel moet de werkgever zich houden aan de regels van het ontslagrecht. Het ontslaan van personeel kan het gevolg zijn van:
bereiken pensioengerechtigde leeftijd
het volledig arbeidsongeschikt raken
dringende redenen
bedrijfseconomische omstandigheden
persoonlijke redenen
De kantonrechter en het UWV kunnen een transitievergoeding (ontslagvergoeding) toekennen. De transitievergoeding is maximaal 77.000 euro (2017) of 1 jaarsalaris bij hoger inkomen dan 77.000 euro. De transitievergoeding wordt berekend als volgt:
voor de eerste 10 dienstjaren ⅙ maandsalaris per half dienstjaar
Daarna ¼ maandsalaris voor ieder halfjaar dat dienstverband langer dan 10 jaar geduurd
De werknemer mag niet vrij beslissen wat hij met deze vergoeding doet, ook gebruiken voor het vinden van ander werk!
Naast transitievergoeding heeft de werknemer ook recht op een WW-uitkering. De maximale duur van de WW-uitkering is 24 maanden. Om WW-uitkering te ontvangen moet je wel aan een aantal voorwaarden voldoen zoals; solliciteren naar passende werk en ingeschreven bij UWV staan.
hoogte uitkering afhankelijk van loon in laatste periode van 12 maanden
eerste 2 maanden 75%, dan 70%
Een organisatie heeft bestaansrecht als ze waarde creëren en deze waardecreatie resulteert in het generen van zodanige opbrengsten dat de kosten voor het realiseren van die waardecreatie, overstijgen.
Organisatie zijn er in vele soorten en maten, dus ook diverse criteria om onderscheid te maken:
grootte van de organisatie
het product
commercieel of niet commercieel
de rechtsvorm
Diensten kenmerken zich door een drietal eigenschappen:
immaterieel: diensten kunnen niet aangeraakt worden of geproefd
onscheidbaarheid: productie en consumptie van diensten vallen meestal samen
vergankelijkheid: diensten kunnen niet op voorraad worden geproduceerd.
Marktverovering
Marketing is het geheel van activiteiten van een organisatie.
doel: in te spelen op de wensen en behoeften van de klant
Er wordt onderscheid gemaakt tussen b2c-,b2b-,c2b- en c2c-marketing
B2C-Marketing: Business-to-Consumer-marketing
Het is marketing die zich richt op de eindgebruikers van het product
De markt is heel groot en er is sprake van een hoge aankoopfrequentie
Het koopproces is relatief kort (uitz duurzame consumptiegoederen)
Naast basisbehoeften spelen ook emotionele behoeften een belangrijke rol bij het kopen van producten of diensten
Klant bereid producten of diensten te vergelijken
Bij b2c-marketing speelt massacommunicatie een belangrijke rol bij b2c-marketing!
B2B-Marketing: Business-to-Business-marketing
Het is marketing die zich richt op partijen die waarde toevoegen aan een product of dienst
Doelmarkten zijn kleiner en de orderwaarde is doorgaans hoger
Afnemers zijn vaak professionele inkopers die technisch goed onderlegd zijn
Aankoop is gebaseerd op rationele overwegingen
Inkooptrajecten duren langer omdat meerdere personen betrokken zijn
De koop wordt veelal contractueel vastgelegd
C2B-Marketing: Consumer-to-Business-marketing
Het is marketing dat gaat om consumenten waarde te creëren en bedrijven die die waarde consumeren.
Consument die een bruikbaar idee voor een nieuw product ontwikkelt
Een consument die de verkoop van een product faciliteert
C2C-Marketing: Customer-to-Customer-marketing
Het is marketing dat zonder tussenkomst van commerciële partijen ruilen consumenten goederen en diensten met elkaar.
Marktplaats of de vrijmarkten
Met de komst van het internet is c2c pas echt populair geworden!
In een marketingplan komen in ieder geval de volgende onderdelen aan bod:
onderzoek naar de bedrijfsomgeving: kenmerken van interne en externe omgeving
strategie ontwikkeling: strategische opties met behulp van een SWOT-analyse
actieplan: vertaling van strategie naar concrete actie met behulp van de marketingmix
In hoeverre er nieuwe toetreders de markt toetreden hangt af van meerdere factoren:
De kosten die gemaakt moeten worden om toe te treden
De kennis die nodig is om te beginnen
Is er sprake van schaalvoordelen, dat bestaande aanbieders voordeel hebben daarvan
Zijn er op de markt patenten aanwezig
In hoeverre er binnen een bedrijfstak mate van concurrentie is hangt af van:
Aantal concurrenten die er zijn in het werkgebied
Of het marktleiders aanwezig zijn
Hevige concurrentiestrijd op prijs en kwaliteit
homogeen of heterogeen product
Of er groei in de markt zit
De klantwaarde = het verschil tussen het geheel van voordelen die klant in zijn ogen ontvangt en de kosten die hij zich hiervoor moet getroosten
3 verschillende waardestrategieën die organisaties organisaties kunnen hanteren om toegevoegde waarde en onderscheid vermogen ten opzichte van hun concurrenten te realiseren:
Operational excellence: in deze strategie gaat het om het zodanig inrichten van processen dat de producten voor een zo laag mogelijke prijs geleverd kunnen worden.
Product leadership: organisaties die excelleren op deze waardestrategie hebben de focus gericht op het ontwikkelen van innovatieve producten.
Customer intimacy: bij deze waardestrategie ligt de focus van de marketingstrategie bij de klant.
Marktsegmentatie = is het opdelen van de afzetmarkt in segmenten. Een segment is een groep (potentiële) afnemers die op een aantal kenmerken/eigenschappen overeenkomen.
Bijvoorbeeld: op leeftijd, geslacht of burgerlijke staat
geconcentreerde marketing: een onderneming haar marketingbeleid richt op één bepaald marktsegment.
gedifferentieerde marketing: indien een onderneming zich op meerdere segmenten richt en voor elk segment een apart marketingbeleid voert.
ongedifferentieerde marketing: wanneer het beleid wordt afgestemd op de totale markt zonder onderscheid te maken tussen de segmenten.
Marktdefinitie = het duidelijk afbakenen van de markt waarop een onderneming actief is
De marketinginstrumenten zijn de prijs, het product, de promotie en de plaats. Deze vier instrumenten vormen samen de zogenaamde 4P’s:
De prijs
is een belangrijk marketinginstrument. Hiermee kan een onderneming de volgende doelstellingen nastreven: het behalen van een maximale winst op de korte termijn, het behalen van een maximale omzet, verbetering van de continuïteit, etc.
Penetratiepolitiek: de nieuwe onderneming zal de verkoopprijs laag houden om daarmee zo snel mogelijk een zo’n groot mogelijk deel van de markt te veroveren. 4 voorwaarden:
het moet gaan om een vrij nieuw product
de productiecapaciteit moet voldoende zijn
moet sprake zijn van een vraag door consumenten die reageert op een prijsdaling
er moeten bij schaalvergroting kostenvoordelen optreden
Afroompolitiek: de onderneming begint niet met een lage maar met een hoge prijs. Hij richt zich dan eerst op de consumenten die bereid zijn een hoge prijs te betalen.
in elke prijsklasse moet de afnemersgroep voldoende groot zijn
er moet op korte termijn geen concurrentie mogelijk zijn
er moet de noodzaak dat de investerningen snel moeten worden terugverdiend.
Psychologische prijsstelling: bij het bepalen van de prijs zal een ondernemer ook vaak werken met prijzen zoals €21,95 of €21,99. De consument heeft dan het idee dat hij het product koopt voor €21,- en niet voor €22,-
Rabat = een korting die verkregen wordt indien men grote hoeveelheden afneemt.
→ daarnaast ook een vergoeding vormt voor de brutowinstmarge van de winkelier
Prijsdifferentiatie: voor hetzelfde product verschillende prijzen te vragen
voorwaarde: de markten moeten duidelijk gescheiden zijn
Prijsdiscriminatie: wanneer kopersgroepen worden uitgesloten / een andere prijs moeten betalen
Het product
bij een product moet je niet alleen denken aan de materiële maar ook aan de immateriële kenmerken.
Kwaliteit: wordt bepaald door de waarde die de gebruiker toekent aan het
Er wordt gelet op → duurzaamheid, het soort materiaal, veiligheid, merk, etc
Merk: beoogt meestal garant te staan voor een bepaalde kwaliteit en dat is een van de redenen waarom fabrikanten graag een merk voeren.
Verpakking: verpakking van een product moet tot verbeelding van de consument spreken
commerciële functie → opvallen en technische functie → transport,opslag,houdbaarheid
Service: service is voor veel consument een eerste vereiste, men betaalt liever wat meer dan dat men opgescheept zit met een slecht service.
Garantie: garantie wil zeggen dat de fabrikant instaat voor de kwaliteit van zijn product.
De plaats
Het derde marketinginstrument is de plaats waar de afnemer het product kan kopen en
via welke kanalen het product op deze plaats terechtkomt
Directe distributie = de fabrikant rechtstreeks, zonder inschakeling van tussenschakels, verkoopt aan de uiteindelijke afnemer.
Indirecte distributie = de fabrikant maakt daarentegen wel gebruik van tussenschakels
Een fabrikant die gekozen heeft voor indirecte distributie moet de detaillisten ook nog zover krijgen dat ze zijn product opnemen in hun assortiment. Twee mogelijkheden:
De promotie
met promotie brengt de producent een nieuw of bestaand product of service onder
de aandacht van het publiek met als doel de omzet positief te beïnvloeden
reclame: een belangrijke vorm van promotie is reclame. Kenmerkend voor reclame is dat ervoor betaald moet worden en dat men probeert de consument te beïnvloeden
persoonlijke verkoop: bij de vorm van promotie treedt men in ge spreek met de afnemer.
sponsoring: een vorm van samenwerking tussen twee of meerdere partijen gericht op wederzijdse bevoordeling
sales promotion: bestaat uit alle andere verkoop bevorderende activiteiten die gericht zijn op de tussenhandel of de consument.
Financiering & Verslaggeving
Bij de keuze van de rechtsvorm spelen zes factoren een belangrijke rol:
De aansprakelijkheid
Bij een NV is zakelijk- en het privévermogen volledig van elkaar gescheiden
Eigenaar van eenmanszaak wel → aansprakelijk met zijn gehele vermogen
De leiding
Bij een eenmanszaak is de eigenaar tevens leider en ondernemer, ook bij VOF
Bij een NV zijn de aandeelhouders de eigenaren, maar directie heeft de leiding
voordeel: het bestuur kan worden samengesteld uit personen die over goede ondernemerskwaliteiten beschikken. (personen in bestuur geen aandelen!)
De financiering
Bij een eenmanszaak wordt het eigen verogen verschaf door één persoon
Bij een nv wordt het eigen vermogen verschaf door een groot aantal personen
voordeel: door het grote eigen vermogen, zal het aantrekken van vreemd vermogen relatief gemakkelijk zijn.
De publicatieplicht
Volgens de wet hoeft de jaarrekening van een eenmanszaak niet gepubliceerd te worden
Een NV moet de jaarrekening wel publiceren. Deze jaarrekening bestaat uit:
de balans
de verlies- en winstrekening
de toelichting op de balans en de verlies- en winstuitkering
De continuïteit
Bij eenmanszaak staat of valt de continuïteit van de onderneming met de persoon van
de eigenaar → nadeel: bij overlijden van eigenaar houdt de eenmanszaak op te bestaan.
Bij een NV zijn de leiding en eigendom in principe volledig gescheiden van elkaar
voordeel: het voortbestaan van een NV is onafhankelijk van het leven van bepaalde personen, immers de nv is een onpersoonlijke onderneming.
De fiscale aspecten
Bij een eenmanszaak en VOF wordt nettowinst van de onderneming belast met het
tarief van de inkomstenbelasting.
Directeur van een NV staat op de loonlijst, eigenaar eenmanszaak niet!
Bij een eenmanszaak gaat de nettowinst in zijn geheel naar de eigenaar. Winst bestaat uit:
- gewaardeerd loon (want eigenaar niet in loondienst)
- gemiste interest die hij wel had gehad als hij zijn geld op een andere manier
had belegd in plaats van in zijn zaak
- beloning voor ondernemersrisico
Het emitteren van aandelen noem je ook wel → het plaatsen, het uitgeven of het in omloop brengen van aandelen.
Gevolgen van het plaatsen van aandelen:
aantal aandelen in portefeuille zal afnemen
saldo van de bank toeneeemt
De vaststelling van de nettowinst gebeurt bij de algemene vergadering van aandeelhouders. De winst wordt als volgt verdeeld:
Het personeel
vaak krijgen het bestuur en de raad van commissarissen een aandeel in de winst omdat zij er mede voor gezorgd hebben dat er winst is.
De fiscus
over de nettowinst van een nv of bv moet vennootschapsbelasting worden betaald
De aandeelhouders
het deel van de nettowinst dat beschikbaar is voor de aandeelhouders wordt dividend genoemd.
De nv of bv zelf
de nettowinst die niet wordt uitgekeerd blijft in de onderneming en leidt daardoor tot een vergroting van het eigen vermogen.
Reserve = eigen vermogen → geen spaarpotje
Voorziening = vreemd vermogen → wel spaarpotje
Bij schulden is de grootte en tijdstip bekend. Bij voorzieningen niet, omdat omvang en tijdstip van de toekomstige uitgaven onbekend zijn.
De inhouden van winst ter vergroting van het eigen vermogen wordt reserveren genoemd.
Een NV kan om vier redenen een deel van de winst reserveren:
Het financieren van de expansie van de nv
De aflossing van vreemd vermogen
Vergroting van het weerstandsvermogen
Dividend Stabilisatie
agioreserve = ontstaat door de uitgifte van aandelen boven pari
Het geld van de agioreserve kan op dezelfde drie manieren worden aangewend als het geld van de winstreserves, namelijk voor: investeringen, beleggingen of het aflossen van vreemd vermogen.
wettelijke reserve = volgens de wet verplicht en kenmerken zich doordat ze in beginsel niet voor uitkering aan de aandeelhouders in aanmerking komen.
De liquiditeit
De mate waarin een onderneming haar kort vreemd vermogen op tijd kan aflossen uit vlottend kapitaal
Hoe bereken je die?
Current ratio
Current ratio = VLA / KVV
Current ratio = 1 = onderneming liquide
Quick ratio
Quick ratio = VLA - Voorraden / KVV
Quick ratio = 1 = onderneming op zeer korte termijn liquide
De Solvabiliteit
De mate waarin een onderneming al haar vreemd vermogen kan betalen uit verkoop van al haar bezittingen
Hoe bereken je die?
Solvabiliteitsratio
Solvabiliteitsratio = TV / VV
Solvabiliteitsratio = 1 = onderneming solvabel
Solvabiliteitsratio = EV / VV
Solvabiliteitsratio = 0 = onderneming solvabel
De Rentabiliteit
Hoeveel winst je eigenlijk maakt op het geïnvesteerde vermogen
Rentabiliteit eigen vermogen
REV = nettowinst / gemiddeld eigen vermogen x 100%
Rentabiliteit vreemd vermogen
IVV = interestkosten / gemiddeld eigen vermogen x 100%
Rentabiliteit totaal vermogen
RTV = nettowinst + interestkosten / gemiddeld eigen vermogen x 100%
Gemiddeld vermogen = (TV beginbalans + eindbalans) / 2
Cashflow = extra geld binnen het bedrijf veroorzaakt door:
winst (na belasting)
afschrijvingen
Cashflow = bruto dividend + ingehouden winst + afschrijvingen
Cashflow = nettowinst na belasting + afschrijvingen
Het resultaat
Bij de categoriale kostenindeling worden kosten uitgesplitst naar hun ontstaansbron tijdens het productieproces.
De kosten van grond
De kosten van materialen en grondstoffen
De kosten van arbeid
De kosten van diensten en derden
De kosten van duurzame productiemiddelen
De kostprijsverhogende belastingen
De kosten van vermogen
- gemiddelde geinvesteerd vermogen = A+R
2
Constante kosten = kosten die binnen bepaalde grenzen niet veranderen bij een toe- of afname van het aantal producten of diensten die verkocht of geproduceerd worden.
Variabele kosten = kosten die daarentegen wel veranderd als het aantal producten of diensten die verkocht of geproduceerd worden, veranderen.
De winst bij een handelsonderneming
Brutowinst
winst waarbij de bedrijfskosten nog niet zijn afgehaald
Nettowinst
winst waarbij bedrijfskosten ervan zijn afgehaald
Omzet
Inkoopwaarde van de omzet
Brutowinst
Bedrijfskosten
Nettowinst voor aftrek belasting
Belasting
Nettowinst na aftrek belasting
Hoe bereken je die?
Bedrijfseconomisch resultaat = netto winst- gemiste rente - ondernemersloon
Brutowinstopslag
Bedrag dat een handelsonderneming optelt bij de inkoopprijs van de handelsproducten zodat er een marge ontstaat om een bruto winst te behalen
Zonder BTW!
Het resultaat bij een dienstenonderneming met productie
Hoe bereken je die?
Omzet
-Totale variabele kosten
=Totale dekkingsbijdrage
-Totale constante kosten
=Nettowinst
Break-even
C
break-even afzet = ------
P - V
break-even omzet = P x X
Totale dekkingsbijdrage ter dekking van de constante kosten = (P-V) x X