MEMORIE VAN TOELICHTING
MEMORIE VAN TOELICHTING
I. ALGEMENE TOELICHTING 1. Samenvatting
De Brede en Economische Handelsovereenkomst (in het Engels: “Comprehensive Economic and Trade Agreement”, afgekort CETA) is een vrijhandelsakkoord tussen de Europese Unie (EU) en Canada. Het akkoord is erop gericht om Canadese en Europese bedrijven meer en betere kansen te geven in respectievelijk de Canadese en Europese interne markt. Tegelijk moet dit akkoord de werkgelegenheid in Europa ondersteunen.
Dit ontwerp van instemmingsdecreet kadert in de strategische doelstelling “Een vrijere en eerlijkere internationale handel is gunstig voor de Vlaamse economie” uit de beleidsnota Buitenlands Beleid, Internationaal Ondernemen en Ontwikkelingssamenwerking.
2. Situering
2.1. De betrekkingen tussen de Europese Unie en Canada
De Europese Unie en Canada zijn belangrijke internationale partners die nauwe economische, culturele en politieke banden hebben. Canada is een van de oudste partners van de EU. De relatie tussen de EU en Canada dateert van in de jaren vijftig van vorige eeuw en ontwikkelde zich van een louter economische relatie tot een strategisch partnerschap. De relatie wordt gekenmerkt door gemeenschappelijke waarden en gelijklopende mondiale doelstellingen. Zo werken beide partners nauw samen op het vlak van mondiale uitdagingen zoals het leefmilieu, de klimaatverandering, de energieveiligheid en de regionale stabiliteit.
In 1959 werd al een overeenkomst gesloten inzake samenwerking op het gebied van het vreedzaam gebruik van atoomenergie tussen de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie (Euratom) en de regering van Canada.
In 1976 ondertekenden de Europese Economische Gemeenschap (EEG) en Canada een kaderovereenkomst inzake de samenwerking op het vlak van economie en handel. Het was de eerste formele overeenkomst in haar soort die de toenmalige EEG sloot met een geïndustrialiseerd partnerland.
De in 1990 aangenomen verklaring inzake trans-Atlantische betrekkingen verruimde de contacten met de invoering van een jaarlijkse top en bijeenkomsten op ministerieel vlak.
Op de top van Ottawa in 1996 werden in een gezamenlijke politieke verklaring en een gemeenschappelijk actieplan nieuwe samenwerkingsgebieden aangeduid. In de loop der jaren vond de ondertekening plaats van verscheidene sectorale overeenkomsten inzake de samenwerking op het vlak van douane, onderwijs en vorming, wetenschap en technologie, sanitaire maatregelen ter bescherming van de gezondheid van mens en dier en de handel in wijn en sterke drank.
Op 14 maart 2004 werd tijdens de top van Ottawa de EU-Canada- partnerschapsagenda aangenomen, die de vormen van samenwerking aanduidt, en vooral deze waar men door middel van gezamenlijke actie meer kan bereiken dan bij alleen handelen.
Zowel Canada als de EU zijn toegewijd aan het bevorderen van de internationale vrede en veiligheid door middel van een doeltreffender multilateraal stelsel en door het bevorderen van de internationale rechtsorde. De EU-NAVO relatie is dan ook een belangrijke uiting van het trans-Atlantisch partnerschap.
In april 2009 werd een mandaat gegeven aan de Europese Commissie om een vrijhandelsakkoord met Canada te onderhandelen. Dit mandaat werd in 2011 herbevestigd met toevoeging van investeringen overeenkomstig de toegenomen bevoegdheid van de Europese Unie na inwerkingtreding van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie.
In september 2011 werden de onderhandelingen inzake een strategische partnerschapsovereenkomst opgestart. Deze overeenkomst zal zorgen voor een nauwe en regelmatige dialoog die de bestaande samenwerking op verschillende vlakken moet verbeteren. Daarnaast zal zij ook leiden tot een dialoog en samenwerking inzake algemene thema’s zoals energie, veiligheid, innovatie, duurzame ontwikkeling en de bevordering van de mensenrechten. De parafering van de ontwerptekst vond plaats op 8 september 2014. Deze partnerschapsovereenkomst werd samen met het voorliggende akkoord ondertekend op 30 oktober 2016. De Vlaamse instemmingsprocedure werd beëindigd met het decreet van 20 oktober 2017.
2.2. Het belang voor Vlaanderen
Op het vlak van buitenlandse handel presteerde de Vlaamse uitvoer naar Canada in de jaren 2010-2012 ondermaats. Het uitvoersprongetje van 2013 (+16,4%) bleek kortstondig, want in 2014 zakte de export alweer 14% tot 1,69 miljard euro. In 2016 bekleedde Canada de 26e plaats op de lijst van Vlaamse exportbestemmingen met een totale uitvoer van ongeveer 1,8 miljard euro.
In 2008 piekte de Vlaamse invoer uit Canada op 1,85 miljard. Een groot verschil met 2009, dat een mager jaar was. Nadien sloeg de invoer weer aan het stijgen in 2010 en 2011. Opmerkelijk was dat in 2013 (+50,55%) én in 2014 (+4,28%) de recordinvoerwaarde uit Canada twee jaar op rij scherper werd gesteld en de invoer in 2014 uitkwam op 2,61 miljard euro. In 2016 bedroeg Vlaamse invoer uit Canada bijna 2,5 miljard euro, wat goed was voor een 23e plaats.
De invoer uit Canada heeft de laatste jaren aan gewicht gewonnen tegenover de uitvoer.
2.3. Een schets van het partnerland
Algemene gegevens
Canada situeert zich in het noorden van Noord-Amerika. Het land wordt begrensd door de Verenigde Staten (VS) in het zuiden, de Atlantische Oceaan in het oosten, de Amerikaanse staat Alaska en de Grote Oceaan in het westen en de Noordelijke IJszee in het noorden. Ottawa is de hoofdstad van Canada. Na Rusland is Canada het grootste land ter wereld. De gemeenschappelijke grens met de Verenigde Staten is de langste landgrens ter wereld gedeeld door twee landen.
Canada is een federale staat, bestaande uit 10 provincies en 3 territoria, en een parlementaire constitutionele monarchie. Een provincie oefent, in tegenstelling tot de territoria, haar eigen soevereiniteit uit in een grondwettelijk kader. Territoria oefenen hun macht uit op basis van door het federale parlement aangenomen wetten. Het politieke systeem van Canada is gebaseerd op het Britse Westminster-model maar met Amerikaanse invloeden. Koningin Xxxxxxxxx XX is het staatshoofd van Canada. Ze wordt vertegenwoordigd door de gouverneur-generaal. Het hoofd van de regering is de eerste minister. Xxxxxx Xxxxxxx is de huidige eerste minister van Canada.
Het parlement van Canada bestaat uit een Lagerhuis, het Huis van Afgevaardigden (House of Commons) en een Senaat (Senate). Het parlement wordt verkozen voor een periode van vijf jaar. De eerste minister kan echter vervroegde verkiezingen uitschrijven.
Economische en sociale gegevens
Canada behoort tot de meest ontwikkelde en rijkste landen in de wereld. Canada wordt beschouwd als een economisch divers land. Het is lid van de Noord- Amerikaanse vrijhandelsovereenkomst (North American Free Trade Agreement, NAFTA), de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) en de G8 groep van rijkste industrielanden plus Rusland.
De dienstensector is de belangrijkste sector in de economie. Ongeveer driekwart van de beroepsbevolking is werkzaam in deze sector. Daarnaast vormen de bosbouw, de mijnbouw en de visserij belangrijke bronnen van inkomsten. Bovendien is Canada één van de grootste leveranciers van landbouwproducten in de wereld. Canada behoort tot het kleine clubje van de ontwikkelde landen die zelf energie uitvoeren.
Canada nam in 2016 de tiende plaats in op de lijst van handelspartners van de EU. De EU is na de Verenigde Staten (VS) de belangrijkste handelspartner van Canada met een aandeel van bijna 9,6% van de totale buitenlandse handel. In 2016 was de waarde van de bilaterale handel in goederen tussen de EU en Canada 64,3 miljard euro. De EU-lidstaten exporteerden in 2016 voor 35,2 miljard euro goederen naar Canada en voerden voor 29,1 miljard euro in. Machines, transportmateriaal en chemische goederen zijn de belangrijkste verhandelde goederen. Ook de handel in diensten en de buitenlandse directe investeringen vormen een belangrijk onderdeel van de handelsbetrekkingen.
De wereldwijde financiële crisis van 2008 veroorzaakte een grote recessie, die leidde tot een aanzienlijke stijging van de werkloosheid in Canada. Hoewel de Canadese economie sinds 2013 grotendeels gestabiliseerd is, kent het land een trage groei en hogere werkloosheidcijfers dan normaal. Ook is Canada gevoelig voor de crisis in de Eurozone. Daarnaast richten de federale regering en verschillende Canadese industrieën zich nu ook op de handel met de opkomende Aziatische markten.
Canada telt meer dan 34,5 miljoen inwoners. De meerderheid van de inwoners woont langs de grens met de Verenigde Staten. De bevolkingsdichtheid behoort tot de laagste in de wereld. Canada is een immigratieland. Het land heeft één van de meest etnisch diverse en multiculturele bevolkingen. Ook Vlamingen emigreerden na de tweede wereldoorlog naar Canada.
Canada heeft twee officiële talen, met name het Engels en het Frans. Sinds de jaren zestig ontwikkelde er zich een scherpe politieke scheiding tussen het Franstalige Québec en de Engelstalige provincies. Als enige Franstalige provincie heeft Québec bijzondere bevoegdheden. Mede omwille van de uitzonderlijke positie van de Franstalige Gemeenschap in Québec staat de eenheid van Canada vaak ter discussie. De relatie tussen de provincies en de federale overheid is dan ook vaak gespannen.
Op het domein van onderwijs scoort Canada erg hoog. De Canadese studenten zitten ruim boven het gemiddelde van de OESO, met name vooral op het vlak van wiskunde, wetenschap en lezen.
Canada heeft een sterke reputatie inzake transparant bestuur en staat bekend omwille van zijn krachtige vervolging in gevallen van corruptie. Zo staat Canada op de negende plaats in de Corruption Perceptions Index 2016 van Transparency International.
Buitenlands beleid
Canada heeft een hechte economische band met buurland de Verenigde Staten, hoewel het politiek soms sterk van mening verschilt met de VS. Beide landen werken tevens samen op het gebied van militaire campagnes en oefeningen en zijn daarnaast nog eens elkaars grootste handelspartner.
Als lid van het Gemenebest van Naties heeft Canada een bijzondere en historische band met het Verenigd Koninkrijk en de andere leden van dit Gemenebest. Canada onderhoudt ook met Frankrijk en de francofonie een bijzondere en historische band.
Sinds de tweede wereldoorlog, pleit Canada voor het multilateralisme (verschillende naties werken samen om mondiale problemen op te lossen). Canada was dan ook een stichtend lid van de Verenigde Naties in 1945 en van de Noord-Atlantische Verdragsorganisatie (NAVO) in 1949.
3. Inhoud
De voorliggende overeenkomst houdt een liberalisering in van de handel in goederen en diensten. Er zullen geen douanerechten moeten betaald worden bij de handel tussen de EU en Canada met uitzondering van een aantal zeer gevoelige, landbouwproducten.
De overeenkomst omvat ook maatregelen die investeringen stimuleren en beschermen. De EU en Canada stellen hun markten open voor elkaars goederen, verschillende diensten en investeringen. Ook wordt de Canadese markt voor overheidsopdrachten opengesteld tot zelfs op het niveau van de provincies. Deze opening is van een ongeziene grootte en maakt CETA daarom exemplarisch. Vooral voor de Vlaamse gespecialiseerde constructiediensten betekent dit een grote opportuniteit. Dit biedt de Europese bedrijven de kans om te concurreren met andere buiten- en binnenlandse bedrijven op de Canadese markt.
Verder zullen de EU en Canada op het vlak van technische regelgeving nauwer samenwerken en transparanter zijn. Daarnaast worden de intellectuele eigendomsrechten beter beschermd. Ook de bestaande democratische rechten, consumentenrechten en milieunormen worden beschermd door de voorliggende handelsovereenkomst.
CETA is ook de eerste bilaterale economische overeenkomst van de EU waarin een speciaal rechtsstelsel voor investeringen is opgenomen voor de beslechting van geschillen tussen investeerders en staten (de zogeheten Investment Court System, afgekort ICS). Deze totale herziening van het voormalige arbitragesysteem voor investeringsgeschillen is een rechtbank-achtig systeem dat als opstap dient naar het nog te ontwikkelen multilaterale investeringshof waar beide partijen zich toe geëngageerd hebben een leidende rol te spelen.
4. Procedureverloop
4.1. Totstandkoming
Zoals reeds hoger vermeld werd de Europese Commissie in april 2009 gemachtigd door de Raad van de Europese Unie om te onderhandelen met Canada over een overeenkomst inzake economische integratie. In 2011 werd het onderhandelingsmandaat aangepast om onderhandelingen over investeringsbescherming mogelijk te maken.
Op 6 mei 2009 gingen de onderhandelingen over een brede economische en handelsovereenkomst (CETA) tussen de Europese Unie (EU) en Canada, van start. Dit is de eerste brede economische overeenkomst van de EU met een hooggeïndustrialiseerd land.
In oktober 2013 werd een akkoord over de hoofdlijnen voor een handelsovereenkomst bereikt.
In september 2014 werd tijdens een top tussen de EU en Canada de laatste hand gelegd aan de ontwerpovereenkomst.
Op 15 december 2015 heeft de Europese Raad besloten de onderhandelingsrichtsnoeren voor een brede economische handelsovereenkomst openbaar te maken.
De juridisch getoetste tekst van de overeenkomst is op 29 februari 2016 gepubliceerd.
De Europese Commissie legde in juli 2016 het akkoord voor aan de lidstaten en aan het Europees Parlement, die zich moesten uitspreken over de sluiting, de ondertekening en de voorlopige toepassing ervan. De Raad van Ministers deed dat in oktober 2016, het Europees Parlement op 15 februari 2017. Op die manier werd het pad geëffend voor de voorlopige toepassing van CETA, na ratificatie ervan door Canada. Die voorlopige toepassing kwam er op 21 september 2017. De voorlopige toepassing beperkt zich tot de EU-bevoegdheden. CETA zal pas ten volle worden toegepast wanneer de parlementen van alle lidstaten het akkoord volgens hun respectieve grondwettelijke voorschriften zullen hebben bekrachtigd. Xxxxxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxxxx, Xxxxx en Tsjechië hebben de overeenkomst reeds geratificeerd.
4.2. Gemengd karakter en ondertekening
Tijdens zijn vergadering d.d. 19 november 2013 legde de Werkgroep gemengde verdragen (WGV), adviesorgaan van de Interministeriële Conferentie Buitenlands Beleid (ICBB), het gemengde karakter van de overeenkomst vast. Zowel de federale overheid als de gewesten en de gemeenschappen oefenen hun bevoegdheden uit. In zijn brief van 19 maart 2014 deelde de voorzitter van de ICBB aan de minister-president van de Vlaamse Regering mee dat geen enkel bezwaar werd geformuleerd, zodat het verslag definitief is goedgekeurd.
De handelsovereenkomst werd op 30 oktober 2016 ondertekend. De ondertekening liet op zich wachten door bezwaren vanwege de toenmalige meerderheden in Wallonië, het Brussels-Hoofdstedelijk Gewest, de Franse en de Duitstalige Gemeenschap. Deze betroffen voornamelijk de arbitrageregeling, maar ook garanties voor landbouw- en consumentenbelangen (zoals GGO's), en de openbare dienstverlening. Vooral de toenmalige Waalse minister-president Xxxx Xxxxxxxx (PS) weigerde een mandaat te geven voor ondertekening van de overeenkomst. Op 27 oktober 2016 werd uiteindelijk een intra-Belgisch akkoord bereikt. Dat omvatte onder meer het toevoegen van een Belgische verklaring ‘betreffende de voorwaarden inzake de volmachten van de federale staat en de deelstaten voor de ondertekening van CETA’. Daarin staat onder meer dat België het Europees Hof van Justitie een advies zal vragen over de verenigbaarheid van ICS met de Europese verdragen. Deze adviesaanvraag wordt momenteel voorbereid.
De EU en Canada ondertekenden op 30 oktober 2016 ook een Gezamenlijk Interpretatief Instrument. Deze tekst vormt – conform art. 31, 2, b van het Verdrag van Wenen inzake verdragen - een referentiedocument waarvan gebruik gemaakt moet worden indien er onduidelijkheden ontstaan over de interpretatie van het CETA-verdrag tijdens de uitvoering ervan. Dit document werd expliciet goedgekeurd door de Raad van Ministers en gepubliceerd in het Publicatieblad van de EU en is aldus juridisch bindend. In de Gezamenlijk Interpretatief Instrument staat onder meer dat staten hun beleidsvrijheid behouden en op ieder moment zelf mogen bepalen welke diensten in publieke handen moeten. Ook wordt bekeken hoe de hoofdstukken over duurzaamheid en arbeidsrechten kunnen worden versterkt (zie de Mededeling aan de Vlaamse Regering van 28 oktober 2016,VR 2016 2810 MED.0432).
4.3. Advies van de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen
In zijn brief van 3 juli 2017 liet de Sociaal-Economische Raad van Vlaanderen (SERV) weten geen advies te formuleren. Dit omwille van de reeds verleende goedkeuring door het Europees parlement en de voorlopige toepassing.
SERV signaleert dat, indien EU-lidstaten dat vragen, het Europese Hof zich zal moeten uitspreken over de conformiteit van de ICS met de Europese Verdragen.
Daarnaast wenst SERV te herinneren aan zijn blijvende bekommernis voor een equal level playing field voor de Vlaamse ondernemingen met respect voor onder andere de arbeids- en milieunormen in de vrijhandels- en investeringsakkoorden. De sociale partners vestigen daarom de aandacht op de hoofdstukken handel en duurzame ontwikkeling, handel en arbeid en handel en milieu en op het feit dat CETA voorziet in de mogelijkheid om deze hoofdstukken aan te passen. Er wordt gevraagd hen te informeren over de naleving van de verbintenissen en over de activiteiten van het Comité handel en Duurzame Ontwikkeling en het Forum voor het maatschappelijke middenveld.
4.4. Advies van de Raad van State, afdeling Wetgeving
De Raad van State, afdeling Wetgeving, bracht op 28 september 2017 advies uit met kenmerk 62.109/1.
a. Vermelding van de Franse Gemeenschapscommissie
De Raad van State stelt, in lijn met eerdere adviezen, dat het beter was geweest om de Franse Gemeenschapscommissie van het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (FGC) op te nemen in de vermelding van al de bevoegde overheden.
De stelling dat de FGC bij de ondertekening van gemengde verdragen zou moeten worden vermeld, berust niet op een juridische grond maar op een opportuniteitsoverweging. De grondslag van de vermelding van de gemeenschappen en de gewesten in de aanhef van gemengde verdragen is immers het samenwerkingsakkoord Gemengde Verdragen van 8 maart 1994 en de op grond daarvan in de ICBB uitgewerkte ondertekeningsformules. De FGC is evenwel geen partij bij dit samenwerkingsakkoord, en er is geen juridische verplichting om de FGC op dezelfde manier bij de totstandkoming van gemengde verdragen te betrekken als de gemeenschappen en de gewesten.
Artikel 167 van de Grondwet (Gw.) dat bij de totstandkoming van verdragen het beginsel ‘in foro interno, in foro externo’ huldigt en gelijktijdig met artikel 138 Gw. over de decreetgevende bevoegdheid van de FGC werd aangenomen, voorziet niet in een internationale bevoegdheid van de FGC, en de FGC is evenmin partij bij de samenwerkingsakkoorden rond buitenlands beleid. In een deel van de Franstalige rechtsleer stelt men dat dit een vergetelheid zou zijn van de grondwetgever (X. XXXXXXX, La Commission Communautaire Française: une copie à revoir pour un État fédéral achevé?, Brussel, Bruylant, 1995, 62). De Vlaamse Regering is evenwel van oordeel dat er geen principieel bezwaar bestaat tegen een verschillende benadering door de grondwetgever van de gemeenschappen en de gewesten, die op grond van artikel 1 Gw. de constituerende delen zijn van de federale staat, en een afgeleide instantie zoals de FGC.
Een soortgelijk verschil wordt overigens ook gemaakt voor de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie (GGC). Voor de GGC werd immers een aparte regeling getroffen op grond waarvan zij wel per ordonnantie haar instemming betuigt met verdragen die betrekking hebben op persoonsgebonden aangelegenheden, maar geen machtiging tot ondertekening verleent.
Een deel van de rechtsleer analyseert het feit dat in artikel 167 Gw. geen sprake is van verdragsluitende bevoegdheden voor de FGC dan ook terecht als een verschil in behandeling gestoeld op de Grondwet zelf, die dus geen ontoelaatbare discriminatie uitmaakt in vergelijking met de gemeenschappen en gewesten (X. XXXXX & X. XXXXXX; “Les relations internationales”, in X, Les réformes institutionnelles de 1993. Vers un fédéralisme achevé?, Brussel, Bruylant, 1994,
40 en verder). In een eerder advies van 1998 maakte de Raad van State zelf overigens al duidelijk dat de betrokkenheid van de FGC bij de totstandkoming van gemengde verdragen niet noodzakelijk op dezelfde manier moet worden geregeld als voor de gemeenschappen en de gewesten.
De Raad spreekt in dat advies over een of andere betrokkenheid (“d’une manière ou d’une autre”, advies 22.270/4 van 18 maart 1998). Het feit dat voor de GGC geopteerd is voor een andere vorm van betrokkenheid, waarbij zij geen machtiging dient te verlenen tot ondertekening en niet vermeld wordt onder de Belgische handtekening, toont aan dat er verschillende gradaties van betrokkenheid mogelijk zijn.
De stelling van de Raad dat het tot de rechtszekerheid zou bijdragen wanneer de FGC bij een gemengd verdrag onder de handtekening van België wordt vermeld, kan evenmin worden onderschreven. België is immers als staat partij bij een gemengd verdrag en ook internationaal aansprakelijk voor de naleving ervan. De gemeenschappen, gewesten en gemeenschapscommissies zijn geen zelfstandige partijen bij het gemengde verdrag in kwestie, maar komen, gelet op hun autonomie, tussen in de totstandkomings- en instemmingsprocedure. Het is evenwel de Koning die de gemengde verdragen namens België als geheel op internationaal vlak bekrachtigt (artikel 12 en 13 van het samenwerkingsakkoord Gemengde Verdragen van 8 maart 1994). De vermelding van de gemeenschappen en gewesten in de aanhef van een gemengd verdrag maakt van de gemeenschappen en de gewesten geen afzonderlijke partijen, en dient veeleer het doel van de internationale uitstraling van het federale karakter van de Belgische staat. Het is daarom verantwoord dat deze vermelding enkel betrekking heeft op de gemeenschappen en gewesten, krachtens artikel 1 Gw. de dragers van de federatie, en niet op afgeleide instanties als de gemeenschapscommissies. Er anders over oordelen zou indruisen tegen artikel 1 Gw.
b. Verduidelijking van de bevoegdheidsverdeling en screening van de bestaande regelgeving
De Raad stelt vast dat ter uitvoering en ter naleving van de verplichtingen die voortvloeien uit de Overeenkomst, de nodige maatregelen moeten worden genomen en de nodige aanpassingen van de regelgeving moeten plaatsvinden in de Belgische rechtsorde. Hij is van mening dat het raadzaam is dat de memorie van toelichting verduidelijkt welke aangelegenheden tot de bevoegdheid van de Europese Unie dan wel tot die van de lidstaten, c.q. de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest behoren. De memorie van toelichting moet eveneens op voldoende precieze wijze de maatregelen in kaart brengen die door de Vlaamse Gemeenschap en het Vlaamse Gewest zullen moeten worden genomen om de in de overeenkomst aangegane verbintenissen na te komen. Die informatie is essentieel want de voorlopige toepassing heeft enkel betrekking op de aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de EU vallen.
De Vlaamse Regering wenst hierop als volgt te reageren.
Het is inderdaad zo dat de materie die door de overeenkomst wordt bestreken, breder is dan de bevoegdheden van de EU, wat ook de reden is waarom ook de EU-lidstaten partij zijn. Andere delen vallen onder de gedeelde bevoegdheden van de EU en de lidstaten. Artikel 3 en 4 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU) bepalen op welke gebieden de EU exclusief bevoegd is en op welke terreinen de EU een gedeelde bevoegdheid heeft.
Voor zover onderdelen van de handelsovereenkomst vallen onder de in artikel 4, lid 2 VWEU genoemde terreinen (dus waar het de gedeelde bevoegdheden betreft), heeft de EU enkel een exclusieve bevoegdheid voor zover de Unie haar bevoegdheid heeft uitgeoefend en het risico bestaat dat de handelsovereenkomst deze interne wetgeving aantast. Het gaat hier onder meer om de onderdelen van de overeenkomst op het terrein van milieu, consumentenbescherming, vervoer en energie. Voor andere gedeelde bevoegdheden blijven de lidstaten, en binnen de Belgische constitutionele context de gemeenschappen en gewesten, bevoegd. Ook op het terrein van het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid is de EU niet exclusief bevoegd: de lidstaten blijven vrij standpunten in te nemen en uit te voeren zolang zij niet in strijd met een eventueel EU standpunt handelen.
De Raad van State merkt op dat voor aangelegenheden die onder de bevoegdheid van de EU vallen, het toch nodig kan zijn dat de lidstaten uitvoeringsmaatregelen nemen om de voorlopige toepassing mogelijk te maken.
Hierbij merkt hij ook op dat sommige maatregelen waarin de Overeenkomst voorziet, niet in de Belgische rechtsorde zijn ingeburgerd. Voor wet- en regelgeving en administratieve maatregelen van algemene strekking, dienen de partijen een notice-and-comment procedure in te voeren. Dit veronderstelt dat een ontwerpmaatregel vooraf wordt bekendgemaakt en dat belanghebbenden de gelegenheid krijgen om hier vervolgens opmerkingen op te formuleren.
In overeenstemming met artikel XXIV van de GATT 1994 en artikel V van de GATS wensen de partijen een vrijhandelsgebied tot stand te brengen. Dit betekent dat de handel in industriële goederen, in bepaalde landbouwgoederen en bepaalde diensten en investeringsactiviteiten verder wordt geliberaliseerd.
Alle interne wetgeving in de betrokken sectoren moet worden onderzocht op mogelijke ongelijke behandelingen van verkopers, dienstverleners en investeerders uit Canada. Onverenigbare handelsbelemmeringen dienen door de bevoegde overheden zelf te worden weggenomen door actief de benodigde wijzigingen in de regelgeving door te voeren.
Het onderzoek van de Vlaamse regelgeving op conformiteit met deze overeenkomst wordt ter harte genomen door de Vlaamse Regering. Gelet op het geopolitieke belang van de overeenkomst is een snelle ratificatie ervan evenwel aangewezen, en kan dit niet wachten tot na de screening en aanpassing van de bestaande interne regelgeving. Het feit dat eventueel strijdige Vlaamse regelgeving niet rechtstreeks op grond van de overeenkomst juridisch zal kunnen worden aangevochten, doet evenwel geen afbreuk aan het feit dat de Vlaamse Regering de primauteit van het internationale recht onderschrijft
c. Informatieverspreiding inzake overheidsopdrachten
Overeenkomstig artikel 19.5, lid 1, van de overeenkomst publiceert elke partij onverwijld alle gerechtelijke uitspraken in officieel daartoe aangewezen elektronische of gedrukte media die op ruime schaal worden verspreid en gemakkelijk toegankelijk blijven voor het publiek. De Raad merkt op dat een aantal gerechtelijke uitspraken van de gewone hoven en rechtbanken gemakkelijk publiek toegankelijk zijn via de Juridat-databank, maar dat dit zeker niet het geval is voor alle gerechtelijke uitspraken. Er zal in een bekendmaking van al deze gerechtelijke uitspraken moeten worden voorzien
In bijlage 19-8 wordt voor België verwezen naar de Pasicrisie. De aldus verleende informatie is niet pertinent (behoudens voor het beperkte aantal arresten van het Hof van Cassatie dat uitspraak doet over rechtsvragen inzake het reglementair kader voor overheidsopdrachten). De Raad van State stelt dat de verwijzing in “bijlage 19-8” van de Overeenkomst dient gewijzigd te worden, waarbij zal moeten worden verwezen naar de arresten-databank op de website van de Raad van State enerzijds en naar de Juridat-databank van de rechterlijke macht anderzijds.
De Vlaamse Regering neemt akte van deze aanbeveling. Dergelijke publicatie behoort niet tot de bevoegdheden van de deelstaten.
d. Ratificatie en tenuitvoerlegging van multilaterale verdragen
De partijen verbinden zich tot samenwerking op verschillende domeinen. Zij maken hierbij vaak de afspraak om verdere stappen te ondernemen betreffende de ratificatie en de tenuitvoerlegging van multilaterale verdragen over de betrokken aangelegenheid. Hoewel België reeds partij is bij de multilaterale (basis)verdragen voor verschillende door de handelsovereenkomst geviseerde aangelegenheden, stipt de Raad van State aan dat dit niet altijd het geval is. De Raad van State verwijst hierbij naar verdragen van de Internationale Arbeidsorganisatie en naar milieuverdragen.
De Vlaamse Regering evalueert samen met andere overheden op basis van de merites van elk verdrag of toetreding aangewezen is in lijn met het beleid ter zake.
e. Gemengd Comité
De Raad van State merkt op dat het in de overeenkomst opgerichte Gemengd Comité bevoegd is om besluiten te nemen ten aanzien van alle in de overeenkomst daartoe aangewezen aangelegenheden. Daarnaast wordt ook voorzien in gespecialiseerde comités en in de oprichting van een Forum voor maatschappelijk middenveld.
De Raad verwijst hierbij naar het eerder gegeven advies met kenmerk 53.978/VR waarin de Raad aangeeft dat het noodzakelijk is om binnen België ook in de nodige procedures te voorzien om de Belgische standpuntbepaling en vertegenwoordiging in deze mechanismen van dialoog, overleg en raadpleging te regelen. Het huidige samenwerkingsakkoord Europese Unie van 8 maart 1994 biedt onvoldoende juridische basis.
Zoals de Raad opmerkt, moeten de vertegenwoordiging en de standpuntbepaling namens België in afwachting van een samenwerkingsakkoord overeenkomstig artikel 92bis, §4bis, tweede lid, BWHI het voorwerp uitmaken van een overleg tussen de betrokken regeringen. In de praktijk gebeurt dit in de zgn. DGE- coördinatie, voorzien door het voormelde samenwerkingsakkoord Europese Unie van 8 maart 1994. De Vlaamse Regering is vragende partij om bij herziening van dit en andere samenwerkingsakkoorden, die binnen het Overlegcomité aan bod komen het toepassingsgebied uit te breiden naar hogervermelde organen.
f. Verklaring nr. 37
In Verklaring nr. 37 worden de andere partijen onder meer in kennis gesteld van de interne Belgische afspraken over 1) de gevolgen indien één van de deelentiteiten beslist om CETA niet te ratificeren, 2) het adviesverzoek bij het Hof van Justitie van de Europese Unie over de verenigbaarheid van het mechanisme voor geschillenbeslechting (ICS) met de Europese verdragen, 3) een voorwaarde die de deelstaten zullen verbinden aan hun instemming opdat België in het Gemengd Comité zou kunnen instemmen met een ontwerpbesluit met betrekking tot samenwerking inzake regelgeving die een aangelegenheid regelt onder exclusieve of gedeelde lidstaatbevoegdheid en 4) het gevolg dat zal worden gegeven aan een verzoek betreffende geografische aanduidingen door één van de deelstaten.
De Raad van State stelt dat het telkens om nadere of aanvullende afspraken gaat ten aanzien van de algemene regelingen in de geldende samenwerkingsakkoorden. De Raad stelt dan ook voor om die geldende samenwerkingsakkoorden aan te vullen of waar nodig aan te passen.
g. Vereenvoudigde wijzigingen
Overeenkomstig artikel 30.2, lid 2, van de overeenkomst kan het Gemengd Comité besluiten de protocollen en bijlagen bij de voorliggende overeenkomst te wijzigen. Deze besluiten treden pas in werking na parlementaire instemming in overeenstemming met artikel 167, §§ 2 en 3, van de Grondwet.
Het voorgelegde ontwerp van decreet voorziet echter in de voorafgaande instemming met dergelijke toekomstige wijzigingen. De Raad is van mening dat dit niet nodig is en het Vlaams Parlement de mogelijkheid ontneemt om uitdrukkelijke instemming te verlenen.
De Raad stelt zich wel de vraag of er best alsnog wordt voorzien in een voorafgaande instemming met bepaalde wijzigingen krachtens de artikelen 13.9, lid 3, en 19.18 van de handelsovereenkomst.
Indien de Wetgevende Kamers de grenzen van de toekomstige wijzigingen kennen en uitdrukkelijk aangeven dat ze instemmen met die wijzigingen, bestaat er geen bezwaar. De Raad van State is van mening dat de bijlagen van de voorliggende overeenkomst voldoende duidelijk zijn afgebakend. Het ontwerp moet wel worden aangevuld met een bepaling die de regering verplicht om aan het Vlaams Parlement de wijzigingen mee te delen binnen een vastgestelde termijn. Dit zou het Vlaams Parlement de mogelijkheid bieden aan te geven dat ze een bepaalde wijziging niet goedkeurt.
Artikel 2 van het ontwerp van decreet werd in die zin gewijzigd. Op de aanbeveling om de wijzigingen mee te delen aan het Vlaams Parlement wordt niet ingegaan: de wijzigingen zullen immers reeds in het Publicatieblad van de Europese Unie worden bekendgemaakt, en het akkoord voorziet niet in de mogelijkheid dat een parlement van een lidstaat zich verzet tegen dergelijke wijziging. Bovendien is het zo dat dergelijke wijzigingen normaliter zullen worden doorgevoerd, om gelijke tred te houden met de ontwikkeling van de EU- wetgeving en toepasselijke normen uit internationale instrumenten die de partijen relevant achten.
Besluiten van het Gemengd Comité of zijn gespecialiseerde comités dienen in het Belgisch Staatsblad te worden gepubliceerd.
h. Tekst van de overeenkomst
De Raad van State stelt dat naast de tekst van de overeenkomst ook het gezamenlijk uitleggingsinstrument en de eenzijdige verklaringen namens één of meer EU-lidstaten of instellingen in het kader van het aannemen van het Raadsbesluit tot ondertekening, moet worden ingediend bij het Vlaams Parlement.
Tot slot merkt de Raad op dat het gemeenschappelijk uitleggingsinstrument geen integrerend deel uitmaakt van de handelsovereenkomst. De Raad stelt dan ook voor om naar dit instrument te verwijzen in het dispositief van het instemmingsdecreet.
Het decreet werd in die zin gewijzigd.
II. TOELICHTING BIJ DE ARTIKELEN
De overeenkomst bestaat uit 30 hoofdstukken.
Preambule
De partijen willen voortbouwen op de rechten en plichten die zijn voortgesproten uit de overeenkomst van Marrakech tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie (WTO).
De partijen zijn ervan overtuigd dat de vrijhandelsovereenkomst een ruimere en veilige markt zal creëren voor zowel goederen als diensten, door de verlaging of afschaffing van handels- en investeringsbelemmeringen.
Zij benadrukken het belang van de internationale veiligheid, de democratie, mensenrechten en de rechtsstaat voor de ontwikkeling van de internationale handel en de economische samenwerking.
HOOFDSTUK EEN – Algemene definities en inleidende bepalingen
Dit hoofdstuk bevat zowel algemeen toepasselijke als specifieke definities per verdragspartij.
De partijen richten een vrijhandelsgebied op in overeenstemming met artikel XXIV van de algemene overeenkomst inzake tarieven en handel (General Agreement on Tariffs and Trade, GATT 1994) en artikel V van de algemene overeenkomst inzake handel in diensten (General Agreement on Trade in Services, GATS).
De partijen bevestigen de bestaande rechten en verplichtingen die zij ingevolge de WTO-overeenkomst jegens elkaar hebben.
HOOFDSTUK TWEE – Nationale behandeling en markttoegang voor goederen
Dit hoofdstuk bevat afspraken over het wegnemen van douaneheffingen en non- tarifaire handelsbelemmeringen voor de handel in goederen. Gedurende een overgangsperiode die aanvangt bij de inwerkingtreding van de overeenkomst, wordt de handel in goederen geleidelijk geliberaliseerd overeenkomstig de verdragsbepalingen.
Elke partij kent ten aanzien van goederen van een andere partij nationale behandeling toe. Tenzij anders bepaald, verlaagt of schaft elke partij haar douanerechten af op goederen van oorsprong uit een andere partij, overeenkomstig bijlage 2-A.
De partijen mogen geen maatregelen vaststellen of handhaven die in strijd zijn met de WTO-overeenkomst inzake procedures op het vlak van invoervergunningen.
HOOFDSTUK DRIE - Handelsmaatregelen
Het hoofdstuk over handelsmaatregelen bevat bepalingen over antidumping- en compenserende maatregelen en de algemene vrijwaringsmaatregelen binnen de WTO. Er zijn ook maatregelen opgenomen om de transparantie in het onderzoeksproces te verhogen.
Hoofdstuk negenentwintig inzake geschillenbeslechting is niet van toepassing op dit hoofdstuk.
HOOFDSTUK VIER – Technische handelsbelemmeringen
De partijen willen de handel in goederen vergemakkelijken en vergroten en de toegang tot de markten realiseren. Zij streven ernaar technische handelsbelemmeringen te vermijden of af te schaffen en samenwerking te verbeteren. Het hoofdstuk is van toepassing op het opstellen, aannemen en toepassen van technische voorschriften, normen en conformiteitsbeoordelingsprocedures die de handel kunnen beïnvloeden.
HOOFDSTUK VIJF – Sanitaire en Fytosanitaire maatregelen
Dit hoofdstuk moet de handel in dieren, dierlijke producten, planten en plantaardige producten verder vergemakkelijken met behoud van een hoog niveau van gezondheid voor mens, dier en plant.
HOOFDSTUK ZES – Douane en handelsbevordering
De partijen erkennen het belang van douane en handelsbevordering bij de ontwikkeling van het mondiale handelsklimaat. Zij stellen efficiënte, transparante en vereenvoudigde procedures vast en komen overeen hun handels- en douanewetgeving te baseren op internationale instrumenten en normen.
Er wordt een gemengd douanecomité ingesteld dat bestaat uit vertegenwoordigers van de douanediensten en andere overheden die bevoegd zijn voor douane- en handelsgerelateerde aangelegenheden van de verdragspartijen. Het comité kan ook aanbevelingen doen en een mening geven over thema’s indien zij dat noodzakelijk vindt om de doelstellingen van het hoofdstuk te bereiken.
HOOFDSTUK ZEVEN - Subsidies
Dit hoofdstuk bevat bepalingen over subsidies en overheidssteun aan zowel landbouw en visserij als aan andere sectoren dan landbouw en visserij.
De voorliggende overeenkomst is niet van toepassing op subsidies en overheidssteun inzake audiovisuele diensten wat de Europese Unie betreft, en inzake de culturele sector wat Canada betreft.
HOOFDSTUK ACHT - Investeringen
Dit hoofdstuk omvat de volgende delen: definities en toepassingsgebied, vestiging van investeringen, niet-discriminerende behandeling, investeringsbescherming, voorbehouden en excepties. Inzake investeringsbescherming wordt in een Investment Court System voorzien, waarbij onafhankelijke en door Canada en Europa aangestelde rechters worden aangeduid om bij investeringsgeschillen na te gaan of een investeerder door een overheid disproportioneel gediscrimineerd werd bij het uitvaardigen van regelgeving en daarbij al dan niet direct werd onteigend. Tegen de uitspraak wordt een beroepsprocedure voorzien en er wordt ook in volledige transparantie gewerkt, aangezien derde partijen kunnen gehoord worden en de zittingen publiek zijn. Tenslotte wordt het regelgevingsrecht van de staten maximaal beschermd.
In HOOFDSTUK NEGEN EN TIEN gaat aandacht naar grensoverschrijdende dienstverlening en de tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken.
HOOFDSTUK ELF – Wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties
In dit hoofdstuk wordt een kader vastgesteld voor het bevorderen van een billijke, transparante en samenhangende regeling met betrekking tot de wederzijdse erkenning van beroepskwalificaties door de partijen.
In de HOOFDSTUKKEN TWAALF, DERTIEN, VEERTIEN, VIJFTIEN en ZESTIEN gaat
aandacht naar interne regelgeving, financiële diensten, internationaal zeevervoer, telecommunicatiediensten en elektronische handel.
HOOFDSTUK ZEVENTIEN - Mededingingsbeleid
De partijen zijn akkoord met het feit dat mededingingverstorende zakelijke activiteiten strijdig zijn met de overeenkomst in die zin dat zij de handel en de investeringen tussen de partijen aantasten. De partijen erkennen het belang van samenwerking en coördinatie tussen hun bevoegde overheden en steunen de maatregelen die de mededinging versterken.
HOOFDSTUK ACHTTIEN betreft de overheidsondernemingen, ondernemingen met een overheidsmonopolie en ondernemingen waaraan bijzondere rechten of voorrechten zijn toegekend.
HOOFDSTUK NEGENTIEN - Overheidsopdrachten
De titel is van toepassing op alle door een partij vastgestelde maatregelen die betrekking hebben op overheidsopdrachten. Ook hier geldt transparantie en de nationale behandeling.
HOOFDSTUK TWINTIG – Intellectuele eigendom
De partijen herbevestigen de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de WTO-overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom (in het Engels ‘Agreement on Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights’ of de TRIPs-overeenkomst). De bepalingen vormen een aanvulling op en een specificatie van de rechten en verplichtingen uit hoofde van de TRIPs- overeenkomst.
HOOFDSTUK EENENTWINTIG – Samenwerking op regelgevingsgebied
De partijen kunnen op vrijwillige basis samenwerkingsactiviteiten op regelgevingsgebied ondernemen. Er wordt een forum voor samenwerking op regelgevingsgebied ingesteld.
HOOFDSTUK TWEEËNTWINTIG – Handel en duurzame ontwikkeling
De partijen herbevestigen hun verbintenis om zich in te zetten voor duurzame ontwikkeling en voor het welzijn van de huidige en toekomstige generaties. Zij zullen de internationale handel zodanig bevorderen dat een bijdrage wordt geleverd aan de doelstellingen van duurzame ontwikkeling. De partijen proberen deze doelstellingen van duurzame ontwikkeling te integreren in hun handelsbetrekkingen. Zij benadrukken met name dat het voordelig is handelsgerelateerde vraagstukken op het gebied van arbeid en milieu te beschouwen als onderdeel van een wereldwijde aanpak van handel en duurzame ontwikkeling.
Het Comité Handel en Duurzame Ontwikkeling zal toezien op de naleving van de bepalingen van dit hoofdstuk en de hoofdstukken drie- en vierentwintig. Er wordt ook een Forum voor het maatschappelijk middenveld opgericht teneinde een dialoog te voeren inzake de duurzame ontwikkelingsaspecten van de overeenkomst.
HOOFDSTUK DRIEËNTWINTIG – Handel en arbeid
De partijen erkennen de waarde van internationale samenwerking en overeenkomsten inzake arbeid als antwoord van de internationale gemeenschap op de uitdagingen en mogelijkheden die op economisch en sociaal gebied en op het gebied van de werkgelegenheid uit de mondialisering voortvloeien. De partijen verbinden zich ertoe - waar nodig - overleg te plegen en samen te werken inzake handelsgerelateerde vraagstukken op het vlak van arbeid en werkgelegenheid van wederzijds belang.
HOOFDSTUK VIERENTWINTIG – Handel en milieu
Het milieu vormt een fundamentele pijler van duurzame ontwikkeling. De handel kan aan duurzame ontwikkeling bijdragen. Nauwere samenwerking tussen de partijen zal de bescherming en instandhouding van het milieu bevorderen.
HOOFDSTUK VIJFENTWINTIG – Bilaterale dialogen en samenwerking
De partijen wensen de bilaterale dialoog te stimuleren en te faciliteren inzake biotechnologievraagstukken in verband met markttoegang, bosproducten en grondstoffen en samenwerking te bevorderen op het gebied van wetenschap, technologie, onderzoek en innovatie.
De bilaterale dialogen vinden plaats op verzoek van een van de partijen of van het Gemengd Comité voor CETA, tenzij anders overeengekomen.
HOOFDSTUK ZESENTWINTIG – Administratieve en institutionele bepalingen
Er wordt een Gemengd Comité voor CETA ingesteld dat verantwoordelijk is voor alle vragen betreffende handel en investeringen tussen de partijen en voor de uitvoering en toepassing van deze overeenkomst.
HOOFDSTUK ZEVENENTWINTIG - Transparantie
Elke partij draagt er zorg voor dat de voor de overeenkomst relevante wet- en regelgeving, procedures en administratieve besluiten van algemene strekking worden bekendgemaakt of beschikbaar worden gesteld en dat belanghebbenden en de andere partij daarvan kennis kunnen nemen.
De partijen werken samen in relevante bilaterale, regionale en multilaterale fora teneinde de transparantie in handelsgerelateerde aangelegenheden te vergroten.
HOOFDSTUK ACHTENTWINTIG - Uitzonderingen
De partijen zijn niet verplicht toegang te verschaffen tot informatie waarvan de ontsluiting hun nationale veiligheid in het gedrang zou brengen.
De overeenkomst is alleen van toepassing op belastingmaatregelen wanneer dat nodig is om de verdragsbepalingen uit te voeren.
In geval van ernstige problemen op het vlak van de buitenlandse financiële positie of de betalingsbalans, mag een partij beperkende maatregelen vaststellen of handhaven ten aanzien van de handel in goederen en diensten en de vestiging. Die beperkende maatregelen moeten niet-discriminerend en van beperkte duur zijn.
HOOFDSTUK NEGENENTWINTIG - Geschillenbeslechting
De partijen trachten door overleg een wederzijds aanvaardbare oplossing te vinden voor geschillen inzake de interpretatie en de toepassing van de overeenkomst.
HOOFDSTUK DERTIG – Slotbepalingen
Deze titel bevat onder meer bepalingen over de integrerende delen van de overeenkomst (protocollen, bijlagen, verklaringen, memoranda van overeenstemming en voetnoten), over de wijziging, over de toetreding van nieuwe EU-lidstaten, over de inwerkingtreding, voorlopige toepassing en opzegging van het akkoord.
De minister-president van de Vlaamse Regering, Vlaams minister van Buitenlands Beleid en Onroerend Erfgoed,
Xxxxx XXXXXXXXX