INHOUD
Nominale koelcapaciteit 163-760 kW 50 Hz
Montage, Inbedrijfstelling en Onderhoud
INHOUD
1 - INLEIDING 4
1.1 - Controleren van de zending 4
1.2 - Veiligheidsinstructies voor montage 4
1.3 - Apparatuur en componenten onder druk 5
1.4 - Veiligheidsinstructies voor onderhoud 5
1.5 - Veiligheidsinstructies bij reparatie 6
2 - TRANSPORT EN PLAATSEN VAN DE UNIT 7
2.1 - Transport 7
2.2 - Plaatsen 7
2.3 - Controles voorafgaand aan de inbedrijfstelling 7
3 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE 9
3.1 - 30RB 162-262 9
3.2 - 30RB 302-522 10
3.3 - 30RB 602-802 11
3.4 - Installatie van meerdere units 12
4 - TECHNISCHE GEGEVENS - 30RB 12
5 - ELEKTRISCHE GEGEVENS - 30RB 13
5.1 - Kortsluitvastheid stroom 13
5.2 - Elektrische gegevens, hydro module 14
5.3 - Compressoren 14
5.4 - Elektrische reserves - hoofdstroom 14
6 - SELECTIEGEGEVENS 15
6.1 - Bedrijfslimieten unit 15
6.2 - Minimum gekoeldwater debiet (units zonder hydro module) 15
6.3 - Maximum gekoeldwater debiet (units zonder hydro module) 15
6.4 - Variabel debiet koeler 16
6.5 - Minimum systeeminhoud 16
6.6 - Maximum systeeminhoud 16
6.7 - Waterdebiet koeler 16
7 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN 17
7.1 - Elektrische voeding 17
7.2 - Fase onbalans spanning (%) 17
7.3 - Hoofdstroomaansluiting/hoofdschakelaar 17
7.4 - Aanbevolen aderdiameters 17
7.5 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading 18
7.6 - Handhaven elektrische voeding 18
8 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN 19
8.1 - Voorzorgsmaatregelen 19
8.2 - Wateraansluitingen 20
8.3 - Waterhoeveelheid 20
8.4 - Vorstbeveiliging 21
8.5 - Werking van twee units in master/slave bedrijf 21
9 - INREGELEN WATERHOEVEELHEID 22
9.1 - Procedure inregelen waterhoeveelheid 22
9.2 - Pomp curves (Q-H kromme) 23
9.3 - Beschikbare externe statische druk van het systeem 24
10 - VRIJE KOELING SYSTEEM (OPTIE 118A) 25
10.1 - Bedrijfslimieten 25
10.2 - Bedrijf 25
11 - TOTALE WARMTETERUGWINNING (OPTIE 50) 26
11.1 - Technische gegevens voor 30RB units met totale warmteterugwinning (optie 50) 26
11.2 - Afmetingen, benodigde vrije ruimte, gewicht 27
11.3 - Condensorwateraansluiting 29
11.4 - Bedrijfslimieten 30
11.5 - Stromingsregeling 30
11.6 - Warmteterugwinningsbedrijf 30
11.7 - Xxxxxxxxxxxxxxxx 00
00 - XXXXXXXXXXXXX WARMTETERUGWINNING MET DESUPERHEATERS (OPTIE 49) 31
12.1 - Technische gegevens, 30RB units met gedeeltelijke warmteterugwinning met desuperheaters (optie 49) 31
12.2 - Afmetingen voor units met de desuperheater optie 32
12.3 - Montage en werking van de warmteterug-winning met desuperheater optie 35
13 - UNITS MET VENTILATOREN MET EXTERNE STATISCHE DRUK VOOR BINNENOPSTELLING (OPTIE 12) 38
13.1 - Installatie 39
13.2 - Nominale en maximale luchthoeveelheden per circuit (A, B en C) voor 30RB typen 40
13.3 - In de fabriek gemonteerde kanaalaansluitframe op de steunplaat van elke xxxxxxxxxx 00
00 - XXXXX OPTIE 46
14.1 - Vorstbeveiliging 46
14.2 - Units met hydro module 46
15 - OPSLAG VAN DE UNIT BOVEN 48°C (OPTIE 241) 47
16 - BELANGRIJKSTE SYSTEEMCOMPONENTEN 47
16.1 - Compressoren 47
16.2 - Smering 47
16.3 - Condensors 47
16.4 - Ventilatoren 47
16.5 - Elektronisch expansieventiel (EXV) 48
16.6 - Vochtindicator 48
16.7 - Filterdroger 48
16.8 - Koeler 48
16.9 - Koudemiddel 48
16.10 - Hogedrukbeveiliging 48
16.11 - Ventilator-opstelling 49
16.12 - Ventilator trappen 49
17 - OPTIES EN ACCESSOIRES 50
18 - STANDAARD ONDERHOUD 51
18.1 - Onderhoud niveau 1 51
18.2 - Onderhoud niveau 2 51
18.3 - Onderhoud niveau 3 (of hoger) 51
18.4 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste elektrische aansluitingen 51
18.5 - Aandraaimomenten voor de belangrijkste bouten en moeren 51
18.6 - Condensorbatterij 52
18.7 - Onderhoud van de koeler 52
18.8 - Kenmerken van R410A 52
19 - CHECKLIST VOOR DE INBEDRIJFSTELLING VAN 30RB KOELMACHINES 53
De illustratie op de voor pagina dient slechts ter illustratie en maakt geen deel uit van enige offerte of verkoopcontract.
This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep 3
1 - INLEIDING
ATTENTIE: In verband met de veiligheid en gezondheid van gebruikers, onderhoudspersoneel en derden, dient bij het installeren van de apparatuur rekening te worden gehouden met hetgeen de ARBO-wet voorschrijft.
Alvorens de units 30RB in bedrijf worden gesteld, moeten deze instructies bekend zijn bij alle personen die betrokken zijn bij montage, inbedrijfstelling, bediening en onderhoud van de apparatuur.
De 30RB units zijn ontworpen voor betrouwbaar en veilig bedrijf binnen de ontwerpcondities. Gebruik bij de toepassing van deze apparatuur uw gezond verstand en neem de gebrui- kelijke veiligheidsmaatregelen om schade aan apparatuur, materieel of persoonlijk letsel te voorkomen. Zorg dat u de in deze instructies opgenomen procedures en veiligheids- richtlijnen begrijpt en opvolgt.
De procedures in deze instructies zijn geplaatst in de juiste volgorde voor een goede inbedrijfstelling en werking.
Werkzaamheden aan elektrische/elektronische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd perso- neel. Werkzaamheden aan koeltechnische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (STEK erkend) personeel. Tijdens montage, onderhoud en service werkzaamheden moeten de uitvoerende technici veiligheidshandschoenen, bril, schoenen en beschermende kleding dragen.
Zie de conformiteitsverklaringen van deze producten om te controleren of ze voldoen aan de Europese richtlijnen (machineveiligheid, laagspanning, elektromagnetische compatibiliteit, apparatuur onder druk, etc.).
• Controleer of de gegevens op de kenplaat van de unit (aan de zijkant) overeenkomen met de vrachtbrief en de bestelling. De kenplaat bevindt zich aan de binnen- kant van de deur van de schakelkast.
• Op de kenplaat van de unit moet de volgende infor-
matie zijn vermeld:
- Typenummer
- CE markering
- Serienummer
- Jaar van productie en datum druk- en lekdicht- heidscontrole
- Toegepast koudemiddel
- Koudemiddelvulling per circuit
- PS: Min./max. toegestane druk (hoge en lagedruk zijde)
- TS: Min./max. toegestane temperatuur (hoge en lagedruk zijde)
- Afblaasdruk overstortafsluiter
- Uitschakeldruk drukschakelaar
- Unit lektest druk
- Voltage, frequentie, aantal fasen
- Maximum opgenomen stroom
- Maximum opgenomen vermogen
- Netto gewicht van de unit
• Controleer of alle accessoires compleet zijn meegeleverd.
Gedurende de gehele levensduur van de unit moet hij periodiek worden gecontroleerd om er zeker van te zijn dat hij niet is beschadigd door schokken (hanteren van accessoires, gereedschappen etc.). Zo nodig moeten de beschadigde onderdelen worden gerepareerd of vervangen. Zie ook het hoofdstuk “Onderhoud”.
Na aflevering van de unit, moet hij op schade worden gecon- troleerd. Controleer dat het koudemiddelcircuit onbescha- digd is. Met name dat er geen componenten of leidingen zijn verschoven of beschadigd (bijv. door schokken). Voer in geval van twijfel een lektest uit. Meld eventuele schade onmiddellijk telefonisch aan Carrier en laat de vervoerder een aantekening maken op de vrachtbrief. De zending is door Xxxxxxx tot de aankomst op het werk verzekerd.
Laat skids, pallets of beschermende verpakking op hun plaats tot de unit op zijn definitieve plaats staat. Deze units kunnen worden verplaatst met een vorkheftruck zolang de vorken zich op de juiste plaats en in de juiste richting op de unit bevinden.
De units kunnen ook worden gehesen met hijsstroppen, aangebracht op de op de unit aangegeven hijspunten (labels op het chassis en een label met alle relevante instructies zijn op de unit bevestigd).
Gebruik hijsstroppen die voldoende sterk zijn voor het gewicht van de unit en volg altijd de hijsinstructies op de officiële maatschetsen.
Veiligheid wordt alleen gegarandeerd wanneer deze instructies nauwkeurig worden opgevolgd. Wanneer dit niet gebeurt kan schade aan de apparatuur of lichamelijk letsel van personeel het gevolg zijn.
Dek nooit beveiligingen af.
Dit heeft betrekking op het overstortventiel in het water- circuit en de afblaasveiligheid in het koudemiddelcircuit.
Controleer, alvorens de unit in bedrijf te nemen, dat de overstortventielen en afblaasveiligheden correct zijn gemonteerd.
De overstortventielen en afblaasveiligheden zijn ontworpen en geïnstalleerd als brandbeveiliging. Het verwijderen van deze beveiliging is alleen toegestaan wanneer het brandrisico geheel onder controle is. Het verwijderen van de beveiliging valt onder de verantwoordelijkheid van de gebruiker.
Alle in de fabriek geïnstalleerde overstortafsluiters zijn voorzien van een verzegeling om wijzigingen in de afstel- ling te voorkomen.
Wanneer koudemiddel afblaasveiligheden afblazen in de ruimte en er gevaar onstaat voor personen en goederen, dan dienen de koudemiddel afblaasveiligheden te worden aangesloten op afblaasleidingen die naar buiten leiden.
4 This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep
De EN378 geeft in ANNEX E hiervoor een praktische limiet in kg koudemiddel per m3 ruimte. Dit koudemiddel mag in de lucht worden afgeblazen, echter ver verwijderd van de luchttoevoer van het gebouw.
Zie voor periodieke controle van de overstortventielen en afblaasveiligheden hoofstuk “Veiligheidsinstructies voor onderhoud”.
Bij het werken met koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd.
Deze producten bevatten apparatuur of componenten onder druk, geproduceerd door Carrier of andere fabrikanten. De eigenschappen van deze apparatuur/componenten zijn vermeld op de kenplaat of in de met de producten meege- leverde vereiste documentatie. Deze gegevens kunnen belangrijk zijn voor herkwalificatie, opnieuw testen en de RLK regelgeving.
Deze units voldoen aan de Europese Richtlijn drukappa- ratuur (PED) 97/23/EC.
Werkzaamheden aan elektrische/elektronische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel.
Werkzaamheden aan koeltechnische componenten mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (STEK erkend) personeel. Laswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalificeerd (STEK erkend) personeel.
Aquasnap Puron units werken met het hogedruk koude- middel R410A (de servicedruk van de unit ligt boven 40 bar, de druk bij 35°C luchttemperatuur is 50% hoger dan voor R22). Bij werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit moet speciale apparatuur worden gebruikt (manometer, terugwin-unit, enz.).
Deze handelingen (openen of sluiten van een koudemiddel- afsluiter) mogen alleen worden uitgevoerd door gekwalifi- ceerd personeel volgens de RLK en bij volledig afgescha- kelde unit.
OPMERKING: De unit mag nooit achtergelaten worden met de vloeistofafsluiter in gesloten stand omdat zich vloeibaar koudemiddel kan bevinden tussen deze afsluiter en het expansie-orgaan. Door uitzetting van opgesloten vloeibaar koudemiddel kan schade en een onveilige situatie ontstaan.
Tijdens werkzaamheden, onderhoud en service werkzaam- heden moeten de uitvoerende technici veiligheidshand- schoenen, bril, schoenen en beschermende kleding dragen.
Xxxxxxx altijd de hoofdstroom af voordat met werkzaam- heden aan elektrische componenten incl. regelpanelen, schakelaars, relais etc., wordt begonnen.
Vergrendel elektrische circuits tijdens onderhoudswerk- zaamheden.
Als het werk wordt onderbroken, controleer dan voordat u weer begint dat alle circuits spanningsloos zijn.
LET OP: Zelfs wanneer de unit is afgeschakeld blijft de hoofdstroom bekrachtigd, tenzij de beveiligingsschakelaar van de unit of het circuit open is. Zie elektrisch schema voor nadere details. Breng waarschuwingslabels aan (vermeld dit in de veiligheidsinstructies).
Het wordt aanbevolen om een koudemiddelindicator te installeren om aan te geven of een deel van het koudemiddel via de veerveiligheid weglekt. De aanwezigheid van olie bij de afblaasopening is een nuttige aanwijzing voor koudemiddellekkage. Houd deze opening goed schoon, zodat eventuele lekkage duidelijk zichtbaar is. De instel- ling van een veerveiligheid die gelekt heeft, is over het algemeen lager dan zijn oorspronkelijke instelling. De nieuwe instelling kan invloed hebben op het bedrijfsbereik van de machine. Om onnodig aanspreken van beveiligin- gen of lekkages te voorkomen, dient de veerveiligheid te worden vervangen.
Controle van de werking:
BELANGRIJKE INFORMATIE OVER HET TOEGE- PASTE KOUDEMIDDEL:
• Dit product bevat HFK koudemiddel dat onder het
Kyoto protocol valt.
Type koudemiddel: R-410A
Global Warming Potential (GWP): 1975
Periodieke inspectie op koudemiddellekkage kan ver- plicht zijn, afhankelijk van de Europese of locale wetgeving. Neem contact op met Xxxxxxx voor meer informatie.
• Tijdens de levensduur van het systeem moeten inspecties en tests worden uitgevoerd volgens de nationale voor- schriften.
Controle van de beveiligingen (EN378-2):
• De beveiligingen moeten op het werk minimaal 1x per jaar worden gecontroleerd (hogedrukschakelaars), en externe overdrukbeveiligingen elke vijf jaar (veiligheids- afsluiters).
• Zie de handleiding “30RB/RQ Pro-Dialog Regeling” voor een gedetailleerde beschrijving van de testproce- dures.
Controleer minimaal eens per jaar zorgvuldig de beveili- gingen (ontlastkleppen). Als de unit is opgesteld in een vochtige omgeving, dan moeten ze vaker worden gecon- troleerd.
Voer regelmatig een lektest uit en repareer eventuele lekken onmiddellijk.
Controleer regelmatig dat de trillingsniveaus nog acceptabel zijn en niet veel hoger dan die bij de inbedrijfstelling golden.
Bij het verwijderen en opslaan van koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd.
This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep 5
Deze voorschriften voor het conditioneren en terugwinnen van HFK’s onder optimale kwaliteitscondities voor de producten en optimale veiligheidscondities voor personen, goederen en het milieu worden beschreven in norm NFE 29795.
Wanneer het koudemiddelcircuit na een ingreep (bijv. ver- vanging van een component) langer dan een dag geopend blijft, moeten de openingen worden afgedicht en het circuit met stikstof worden gevuld (inertie principe). Het doel hiervan is om het binnendringen van vocht te voorkomen, evenals de daaruit voortvloeiende corrosie aan de binnen- zijde en op onbeschermde stalen oppervlakken.
Alle componenten van de installatie moeten goed worden onderhouden om schade en lichamelijk letsel te voorkomen. Storingen en lekkages moeten onmiddellijk worden verhol- pen. De verantwoordelijke technicus draagt de verantwoor- delijkheid voor onmiddellijk herstel van de storing. Nadat een reparatie aan de machine is uitgevoerd moet de werking van de beveiligingen opnieuw worden gecontroleerd.
Volg de voorschriften en aanbevelingen in de veiligheids- richtlijnen voor unit en HVAC installaties, zoals EN 378, ISO 5149, etc.
Gebruik geen zuurstof om leidingen door te blazen of een machine op druk te brengen. Zuurstofgas reageert sterk op olie, vet en andere veel gebruikte substanties.
Overschrijd nooit de gespecificeerde testdrukken. Contro- leer de toegestane testdrukken in de instructies en de ontwerpdrukken op de kenplaat van de unit.
Gebruik geen lucht voor lektesten. Gebruik hiervoor alleen droge stikstof.
Een koudemiddelleiding of vat mag nooit worden gelast of doorgebrand voordat alle koudemiddel (vloeistof en damp) uit de machine zijn verwijderd. Dampsporen moeten worden verwijderd met droge stikstof en de ruimte moet goed worden geventileerd. Wanneer koudemiddel in contact komt met open vuur ontstaan er giftige gassen.
Op de opstellingsplaats moet de nodige beveiligingsappa- ratuur beschikbaar zijn en brandblusapparatuur voor het systeem en het gebruikte type koudemiddel moet voorhan- den zijn.
Koudemiddel mag niet worden overgeheveld.
Vermijd dat koudemiddel in contact komt met de huid en ogen. Draag een veiligheidsbril. Krijgt u toch koudemiddel op de huid, was dit dan direct af met water en zeep. Als er koudemiddel in de ogen komt dan moeten de ogen onmid- dellijk gespoeld worden met water. Raadpleeg direct een arts.
Gebruik nooit vuur of stoom om een koudemiddelcilinder te verwarmen. Er kan dan gevaarlijke overdruk ontstaan.
Bij het verwijderen en opslaan van koudemiddel moeten de van toepassing zijnde voorschriften worden gevolgd. Deze voorschriften voor het conditioneren en terugwinnen van HFK’s onder optimale kwaliteits-condities voor de producten en optimale veiligheids-condities voor personen, goederen en het milieu worden beschreven in norm NFE 29795.
Zie ook de officiële maatschetsen van de units.
Wegwerp cilinders mogen nooit worden hergebruikt of opnieuw gevuld. Dit is gevaarlijk en illegaal. Wanneer de cilinders leeg zijn, evacueer de resterende gasdruk, draai de kop los, en schroef de klepsteel los en gooi hem weg. Niet verbranden!
Verwijder nooit bevestigingsmateriaal, componenten, etc. terwijl de machine onder druk is of in werking. Zorg dat de overdruk op 0 kPa ligt alvorens het koudemiddelcircuit te openen.
Probeer niet om ontlastkleppen te repareren wanneer cor- rosie of vervuiling (roest, vuil, schilfers etc.) in het klephuis of het mechanisme is aangetroffen. Vervang de klep.
Monteer ontlastkleppen niet in serie of achterstevoren.
ATTENTIE: Over de unit, of delen ervan, mag niet worden gelopen. Ook mogen er gaan zware voorwerpen op worden geplaatst. Componenten en leidingwerk moeten regelmatig worden gecontroleerd en indien nodig gerepareerd of vervangen.
GA NIET op koudemiddelleidingen STAAN. Gebroken leidingen gaan zwiepen en kunnen dan persoonlijk letsel veroorzaken.
Klim niet op een machine. Gebruik een platform of stellage.
Gebruik hulpmiddelen (kraan, lift etc.) bij transporteren, hijsen en plaatsen van zware componenten. Gebruik deze hulpmiddelen ook als er gevaar bestaat dat u uitglijdt of uw evenwicht verliest, zelfs wanneer componenten licht zijn.
Gebruik bij vervanging alleen onderdelen die oorspronke- lijk in de machine zijn toegepast. Zie hiervoor de onder- delenlijst. Deze is op aanvraag beschikbaar.
Tap geen watercircuits af die industriële antivries bevatten zonder toestemming van de daartoe bevoegde autoriteiten.
Sluit de waterintrede en uittredeafsluiters en ontlucht het watercircuit alvorens werkzaamheden aan de componenten in het circuit uit te voeren (gaasfilter, pomp, stromings- schakelaar etc.).
Controleer regelmatig alle afsluiters, bevestigingsmateriaal en leidingen op corrosie, xxxxx, lekkage en schade.
Draag gehoorbeschermers bij het uitvoeren van werkzaam- heden in de buurt van een draaiende machine.
2 - TRANSPORT EN PLAATSEN VAN DE UNIT
2.1 - Transport
Zie hoofdstuk ‘Veiligheidsinstructies voor montage’.
2.2 - Plaatsen
Zie onder ‘Afmetingen en benodigde vrije ruimte’ om er zeker van te zijn dat er voldoende ruimte is voor alle aansluitingen en voor onderhoudswerkzaamheden. Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling de met de unit meegeleverde officiële maatschetsen.
Voor standaard units is bestendigheid tegen aardbevingen niet geverifieerd.
WAARSCHUWING: Breng de hijsstroppen alleen aan op de punten die op de unit zijn aangegeven.
Controleer voordat de unit wordt geplaatst:
• dat de gebouwconstructie sterk genoeg is om het
gewicht van de unit te dragen.
• dat het oppervlak waterpas, vlak en niet beschadigd is. De unit moet op de X en Y assen waterpas worden geplaatst (maximaal 5 mm afwijking per meter).
• dat er voldoende vrije ruimte is voor een
onbelemmerde luchtuittrede en voor onderhoud.
• dat er op de juiste plaatsen voldoende steunpunten
aanwezig zijn.
• dat de plaats van opstelling niet onder water kan
komen te staan.
• dat wanneer zware sneeuwval kan voorkomen en lange perioden van temperaturen onder nul normaal zijn, de unit zo hoog is geplaatst dat sneeuw er zich niet tegen kan ophopen. Bij hoge windsnelheden kan het plaatsen van windbaffles uitkomst brengen. Deze mogen de luchtintrede uiteraard niet belemmeren.
WAARSCHUWING: Controleer, voordat de unit naar de plaats van opstelling worden gehesen, dat alle panelen goed zijn bevestigd. De unit moet voorzichtig wordt gehesen en rustig worden neergezet.
De units kunnen worden verplaatst met hijsstroppen (gebruik dan evenaars) of een vorkheftruck. De batterijen moeten tijdens transport goed zijn beschermd. De unit mag niet méér dan 15° overhellen.
WAARSCHUWING: Xxxxx nooit druk uit op de panelen van de omkasting. Alleen het basisframe van de unit is daartegen bestand.
Als de unit op zijn definitieve plaats staat, verwijder dan de skids en ander transportmateriaal. Zorg dat de unit waterpas staat en zet hem met bouten vast op de vloer. De werking van de unit kan nadelig worden beïnvloed als hij niet waterpas staat en niet goed is bevestigd.
Vóór de opstart van het koelsysteem moet de gehele installatie, inclusief het koelsysteem worden vergeleken met de installatietekeningen, maatschetsen, systeem leidingwerk en instrumentatie tekeningen en de elektrische schema’s.
Tijdens het uitvoeren van de installatietest moeten de nationale voorschriften worden gevolgd. Indien die niet aanwezig zijn kan norm EN 378-2 als richtlijn worden gebruikt.
Externe visuele installatiecontroles:
• Vergelijk de totale installatie met de koelsysteem- en
elektrische schema’s.
• Controleer dat alle componenten voldoen aan de
ontwerpspecificaties.
• Controleer dat alle veiligheidsdocumenten en appara- tuur aanwezig zijn die door de huidige Europese richtlijnen worden vereist.
• Verifieer dat alle beveiligingen en milieubeschermende appendages en maatregelen aanwezig zijn/getroffen zijn en voldoen aan de huidige Europese richtlijnen.
• Verifieer dat alle documenten voor drukvaten, certifi- caten, naamplaten, dossiers, handleidingen aanwezig zijn die volgens de huidige Europese richtlijnen vereist zijn.
• Verifieer dat de toegangsroute tot de unit en de vlucht-
wegen vrij zijn.
• Verifieer de instructies en richtlijnen ter voorkoming
van het opzettelijk verwijderen van koudemiddelgassen.
• Verifieer dat alle aansluitingen zijn gemaakt.
• Controleer steunen en bevestigingsmateriaal (mate-
rialen, route en bevestiging).
• Controleer de kwaliteit van lassen en andere verbin-
dingen.
• Controleer de beveiliging tegen mechanische schade.
• Controleer de beveiliging tegen hitte.
• Controleer de beveiliging van bewegende delen.
• Controleer of er voldoende vrije ruimte is voor
onderhoud of reparatie.
• Controleer de status van de afsluiters.
• Controleer de status van de thermische isolatie.
BELANGRIJK:De compressoren “zweven” op rubberen blokken tussen het chassis van de unit en dat van het sub- frame (ze zijn niet zichtbaar).Om tijdens transport de lei- dingen te beschermen is in de fabriek het sub-frame d.m.v. bevestigingsbouten gefixeerd aan het chassis van de unit.
De bevestigingsbouten zijn met rode ringen gemarkeerd en moeten bij inbedrijfstelling worden verwijderd (zie waarschuwingslabel op de unit).
8 This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep
3 - AFMETINGEN, BENODIGDE VRIJE RUIMTE
Zie het betreffende hoofdstuk voor de optie warmteterugwinningscondensor.
Met hydro module
1
2
3
Zonder hydro module
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maat- schetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevesti- gingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens de officiële maatschetsen.
Met hydro module
Zonder hydro module
♂32欽♀22
′32欽″≦2
1
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
2
3
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigings- gaten en de gewichtsverdeling eveneens de officiële maat- schetsen.
3.4 - Installatie van meerdere units
1500
1500
OPMERKING: Wanneer de wanden hoger zijn dan 2 m, neem dan contact op met Xxxxxxx.
A
B
B
B
B
A
B
B
B
B
3000
3000
3000
3000
1500 1500
1500
4 - TECHNISCHE GEGEVENS - 30RB
Nominale koelcapaciteit - standaard unit* | |||||||||||||||||
Nominaal opgenomen vermogen - standaard unit*† | |||||||||||||||||
Standaard unit | 91 | 91 | 91 | 91 | 91 | 92 | 92 | 93 | 93 | 94 | 94 | 94 | 95 | 95 | 96 | 96 | |
Bedrijfsgewicht** | |||||||||||||||||
hydro module met dubbele pomp | kg | 1960 | 2040 | 2130 | 2160 | 2330 | 3070 | 0000 | 0000 | 0000 | 4010 | 4200 | 4400 | - | - | - | - |
Standaard unit | kg | 1710 | 1780 | 1880 | 1890 | 2060 | 2660 | 2856 | 2884 | 3010 | 3520 | 3660 | 3818 | 4966 | 5135 | 5794 | 5954 |
Circuit C kg - - - - - - - - - - - - 24 28 25 33
Minimum capaciteit % 33 28 33 25 25 18 20 15 17 13 14 13 11 10 9 8
Pro-Dialog Plus
Geheel aluminium micro-channel heat exchanger (MCHX) Axial FLYING BIRD IV met meedraaiende geleidering
Snelheid r/s 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16 16
Directe-expansie, shell-and-tube
hydro module kPa 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000 1000
Hydro module (optie) Pomp, Victaulic gaasfilter, overstort, expansievat, manometer, ontluchtings-afsluiters, (water + lucht), inregel-afsluiter
hydro module kPa 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 400 - - - -
Wateraansluitingen zonder hydro module
Diameter in 3 3 3 3 3 4 4 4 4 6 6 6 6 6 6 6
Leiding diameter uitwendig mm 88,9 88,9 88,9 88,9 88,9 114,3 114,3 114,3 114,3 168,3 168,3 168,3 168,3 168,3 168,3 168,3
Wateraansluitingen met hydro module
Diameter in 3 3 3 3 3 4 4 4 4 5 5 5 - - - -
Leiding diameter uitwendig mm 88,9 88,9 88,9 88,9 88,9 114,3 114,3 114,3 114,3 139,7 139,7 139,7 - - - -
** De gegeven gewichten zijn bedoeld als richtlijn. Zie voor de koudemiddelvulling van de unit de machine kenplaat.
**** In overeenstemming met ISO 9614-1 en gecertificeerd door Eurovent
5 - ELEKTRISCHE GEGEVENS - 30RB
30RB (zonder hydro module) | 162 182 202 232 262 | 302 | 342 | 372 | 402 | 432 | 462 522 602 672 732 802 | ||||||||||
Hoofdstroom | |||||||||||||||||
Xxxxxxxxxxxxxxxxxxxx | X | 000-000 | |||||||||||||||
Xxxxxxxxxxx | 24 V, via interne transformator | ||||||||||||||||
Nominaal opgenomen stroom unit* Circuits A + B (gezamenlijke voeding) A | 101 | 113 | 129 | 135 | 167 | 185 | 209 | 227 | 251 | 269 | 293 | 334 | 251 | 251 | 334 | 334 | |
Circuit C (afzonderlijke voeding) A | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 125 | 167 | 125 | 167 | |
Maximum opgenomen vermogen unit** Circuits A + B (gezamenlijke voeding) kW | 76 | 85 | 98 | 102 | 127 | 140 | 159 | 172 | 191 | 204 | 223 | 255 | 191 | 191 | 255 | 255 | |
Circuit C (afzonderlijke voeding) kW | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 96 | 127 | 96 | 127 | |
Cosinus phi unit, bij maximale capaciteit** | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | 0,84 | |
Maximum opgenomen stroom unit (Un-10%)*** Circuits A + B (gezamenlijke voeding) A | 143 | 159 | 183 | 191 | 239 | 263 | 299 | 323 | 359 | 383 | 419 | 478 | 359 | 359 | 478 | 478 | |
Circuit C (afzonderlijke voeding) A | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 179 | 239 | 179 | 239 | |
Maximum opgenomen stroom unit (Un Circuits A + B (gezamenlijke voeding) | )**** A | 131 | 146 | 168 | 175 | 219 | 241 | 274 | 296 | 329 | 351 | 384 | 438 | 329 | 329 | 439 | 438 |
Circuit C (afzonderlijke voeding) | A | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 164 | 219 | 164 | 219 |
Maximum aanloopstroom, standaard u Circuits A + B | nit (Un)† A | 304 | 353 | 375 | 348 | 426 | 448 | 481 | 502 | 535 | 557 | 590 | 645 | 535 | 535 | 645 | 645 |
Circuit C | A | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 371 | 426 | 371 | 426 |
Xxx. aanloopstroom, unit met soft star Circuits A + B† | ter (Un)† A | 259 | 283 | 305 | 277 | 356 | 378 | 411 | 433 | 466 | 489 | 521 | 575 | - - - - | |||
Circuit C | A | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - - - - |
† Maximum directe aanloopstroom bij maximale bedrijfslimieten (maximum bedrijfsstroom van de kleinste compressor(en) + ventilatorstroom + aanloopstroom van de
Deze gegevens zijn vermeld op de kenplaat van de motor.
Kortsluitvastheid stroom (TN stelsel)*
Unit zonder hoofdschakelaar**
Met zekeringen stroomopwaarts - maximum aanbevolen zekeringwaarden (gL/gG)
Circuit C A - - - - - - - - - - - - 400 400 400 400
Met zekeringen stroomopwaarts - rms waarde
Circuit C kA - - - - - - - - - - - - 60 60 60 60
Unit met hoofdschakelaar zonder zekering (standaard voor Nederland)*** Zonder zekering - kortsluitstroom (1s) rms effectieve/piekstroom waarde
Circuit C kA/kA - - - - - - - - - - - - 13/26 13/26 13/26 13/26
Met zekeringen stroomopwaarts - maximum aanbevolen zekeringwaarden (gL/gG)
Circuit C A - - - - - - - - - - - - 400 400 400 400
Met zekeringen stroomopwaarts - rms waarde
Circuit C kA - - - - - - - - - - - - 50 50 50 50
Kortsluitvastheid verhoogd met zekeringen - maximum aanbevolen zekeringwaarden (gL/gG)
Circuit C kA - - - - - - - - - - - - 250 250 250 250
Kortsluitvastheid verhoogd met zekeringen - rms waarde (gL/gG)
Circuit C kA - - - - - - - - - - - - 50 50 50 50
IT stelsel: De hierboven gegeven waarden voor de Kortsluitvastheid stroom voor het TN stelsel gelden ook voor het IT stelsel voor de units 30RB 302-522. Voor units 30RB 262 en 30RB 602-802 zijn modificaties noodzakelijk. Neem hiervoor contact op met Xxxxxxx.
5.2 - Elektrische gegevens, hydro module
Enkele en dubbele lagedruk pomp
Maximum opgenomen stroom bij 400 V** A 4,7 4,7 4,7 4,7 4,7 6,4 6,4 8,2 8,2 8,2 11,2 11,2
Enkele en dubbele hogedruk pomp
Maximum opgenomen stroom bij 400 V** A 8,2 8,2 8,2 8,2 8,2 11,2 11,2 15,2 15,2 15,2 21,2 21,2
Opmerking: De waarden voor het opgenomen vermogen van de waterpomp dienen slechts als indicatie.
182 | 202 | 232 | 262 | 302 | 342 | 372 | 402 | 432 | 462 | 522 | 602 | 672 | 732 | 802 |
- | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - |
- | - | - | - | - | - | - | - | - | - | - | 3 | 4 | 3 | 4 |
Comp. | I Nom | I Max (Un) | I Max (Un-10%) | LRA (Un) | Cosinus Circuit Phi (max.) |
SH240 | 30 | 40 | 44 | 215 | 0.86 A |
SH300 | 38 | 51 | 56 | 260 | 0.86 A |
162
-
-
I Nom Nominaal opgenomen stroom bij Eurovent condities (zie definitie van condities onder nominaal opgenomen stroom), A
5.4 - Elektrische reserves - hoofdstroom
Er zijn alleen hoofdstroom reserves bij units zonder hydro module. De reserve is de waarde die overeenkomt met de capaciteit van de hogedruk pomp (zie de informatie in de tabel voor de hydro module). Units zonder hydro module optie (30RB 602 tot 802) hebben geen reserves.
Elektrische reserves - stuurstroom:
De TC transformator, met alle mogelijke opties aangeslo- ten, heeft een maximale reserve van 1A bij 24 V, 50 Hz.
Voor dezelfde TC transformator kan met het 230 V, 50 Hz circuit met lintkabelaansluiting alleen de batterij-opladers voor laptop computers worden gevoed, 0,8 A bij maximaal 230 V.
BELANGRIJK: Op deze lintkabels mag alleen dubbel geïsoleerde klasse II apparatuur worden aangesloten.
6 - SELECTIEGEGEVENS
6.2 - Minimum gekoeldwater debiet (units zonder hydro module)
Het minimum gekoeldwaterdebiet is vermeld in de tabel
Koeler Minimum Maximum
Koelerwater uittredetemperatuur (tijdens bedrijf) ˚C 3,3 15**
Condensor Minimum Maximum
Beschikbare externe statische druk
Unit met optie 12 (binnenopstelling) Pa 0**** 200
** Neem bij toepassingen bij koelerwater uittredetemperaturen tot +15°C contact
zijn de minimum en maximum toegestane temperaturen -20°C en +48°C. Het
Opmerkingen:
1. Koeler Δt = 5 K
2. De koeler is beschermd tegen bevriezen tot -20°C.
Verklaring:
ATTENTIE: Optie 28 “Winterbedrijf”
Wanneer bij buitenluchttemperaturen lager dan -10°C de unit langer dan 4 uur is afgeschakeld, dan moet twee uur worden gewacht nadat de unit weer is aangeschakeld, zodat de frequentie-omvormer kan opwarmen.
op de volgende pagina. Als het systeemdebiet lager is dan moet de vloeistofhoeveelheid worden gerecirculeerd zoals getoond in het schema.
2
Verklaring:
6.3 - Maximum gekoeldwater debiet (units zonder hydro module)
Het maximum gekoeldwaterdebiet wordt vermeld in de tabel op de volgende pagina. Als het systeemdebiet hoger is dan de maximum waarde, kan het teveel worden overgestort.
Voor maximum gekoeldwater debiet
Verklaring:
6.6 - Maximum systeeminhoud
Variabel waterdebiet kan worden toegepast in standaard machines. Het debiet hoger zijn dan het minimum debiet vermeld in de tabel toegestane debieten en mag niet meer dan 10% per minuut variëren. Als het debiet verandert, dan moet het systeem minimaal 6,5 liter water per kW bevatten in plaats van 2,5 l/kW.
6.5 - Minimum systeeminhoud
Toepassing | N | Ethyleen-glycol 10% | 1800 | 1200 | 900 | 2940 | 1960 | 0000 | |
Xxxxxxxx-xxxxxx 20% | 1320 | 880 | 660 | 2100 | 1400 | 1050 | |||
Industriële proceskoeling | 6,5 | Ethyleen-glycol 30% | 1080 | 720 | 540 | 1740 | 1160 | 870 | |
Ethyleen-glycol 40% | 900 | 600 | 450 | 1500 | 1000 | 750 |
Wat de grootte van de koelmachine ook is, de minimum waterinhoud (liters) wordt berekend d.m.v. de volgende formule: Volume = CAP (kW) x N = liter
Units met hydro module hebben een ingebouwd expansie- vat waardoor de systeeminhoud wordt beperkt. In onder- staande tabel is de maximale systeeminhoud vermeld voor water of ethyleen-glycol in verschillende concentraties, alsmede de statische drukken. Als, in vergelijking met de minimum inhoud van het watercircuit, de maximum inhoud onvoldoende is, dan moet het systeem worden uitgebreid met een extra expansievat.
Maximum systeeminhoud, l
Statische druk bar 1 2 2.5 1 2 2.5
waarin CAP = de koelcapaciteit (kW) bij de nominale bedrijfscondities voor de installatie.
Deze waterinhoud is nodig voor een stabiele werking.
Het kan nodig zijn om een buffervat toe te passen om de benodigde systeeminhoud te verkrijgen. Dit buffervat moet voorzien zijn van keerschotten om een goede menging van de vloeistof (water of brijn) te bereiken. Zie onderstaande voorbeelden en onze aparte brochure ‘Buffervaten’.
Aansluiting op een buffervat
30RB Waterdebiet, l/s
Minimum Maximum*
Drukverlies, kPa
Koeler drukverliescurve, standaard units
|
7 - ELEKTRISCHE AANSLUITINGEN
Zie de met de unit meegeleverde officiële Carrier maat- schetsen.
7.1 - Elektrische voeding
De elektrische voeding moet overeenkomen met het voltage zoals aangegeven op de kenplaat van de unit. De voedings- spanning moet liggen binnen de limieten aangegeven in de tabel elektrische gegevens. Zie voor aansluitingen de elek- trische schema’s en de officiële maatschetsen.
WAARSCHUWING: Bedrijf van de machine met een voe- dingsspanning buiten de gespecificeerde limieten, of met een veel te hoge fase-onbalans, kan schade veroorzaken die niet door de garantie wordt gedekt. Als de fase-onbalans groter is dan 2% voor spanning of groter dan 10% voor stroom, dan mag de unit niet worden aangeschakeld. Zorg dat de fout wordt hersteld voordat de unit wordt gestart.
7.2 - Fase onbalans spanning (%)
100 x max. afwijking van gemiddeld voltage gemiddeld voltage
Voorbeeld:
Bij een aansluiting van 400 V - 3 f - 50 Hz waren de gemeten individuele spanningen:
AB = 406 V, BC = 400 V, AC = 394 V
Gemiddeld voltage = (406 + 400 + 394)/3 = 1200/3
= 400 V
Bereken de max. afwijking van de gemiddelde 400 V: (AB) = 406 - 400 = 6
(BC) = 400 - 400 = 0
(AC) = 400 - 394 = 6
De maximale afwijking van het gemiddelde is 6 V. Het hoogste afwijkingspercentage is: 100 x 6/400 = 1,5%
Dit is minder dan de toegestane 2% en dus acceptabel.
7.3 - Hoofdstroomaansluiting/hoofdschakelaar
30RB Aansluit- Hoofdschakelaar Hoofdschakelaar
punten zonder zekering (opt. 70) met zekering (opt. 70D) Standaard unit
162-262 1 X (standaard)
602-802 2* -
Optie 70
162-262 1 X (standaard)
000-000 0 X
602-802 2* X
Optie 70D
000-000 0 X
602-802 2* X
Het dimensioneren van de elektrische bekabeling is de verantwoordelijkheid van de installateur en is afhankelijk van de specifieke kenmerken van een project en de plaatse- lijke voorschriften. Het onderstaande is slechts bedoeld als richtlijn. Xxxxxxx is niet aansprakelijk voor eventuele schade die hieruit zou kunnen voortvloeien. Nadat de bekabeling is gedimensioneerd moet de installateur, met behulp van de meegeleverde officiële maatschets, zorgen voor een gemakkelijke aansluiting en modificaties aangeven die op het werk moeten worden uitgevoerd.
De aansluitingen die standaard zijn voorzien voor de op het werk aan te leggen voedingskabels naar de hoofd-/werk- schakelaar zijn ontworpen voor het aantal en type kabels die in onderstaande tabel zijn vermeld. De berekeningen zijn gebaseerd op de maximale stroom van de machine (zie tabellen Elektrische gegevens).
Opmerkingen bij de elektrische gegevens:
• De schakelkast bevat de volgende standaard componenten:
- hoogte: ≤2000 m
• Aansluitingen op het werk:
• De Carrier units 30RB zijn dusdanig ontworpen en gebouwd dat ze voldoen
3. De nul (N) kabel kan niet direct op de unit worden aangesloten (gebruik zo
4. De unit is niet voorzien van beveiliging tegen te hoge stroom van de
• Elektrische Reserves:
5. De ingebouwde lastscheider is van het type de beveiligingsschakelaar voldoet
Opmerkingen:
6. De units zijn ontworpen voor aansluiting op TN netwerken (IEC 60364). Voor
• Overeenstemming met EN 60 204 is de beste manier om er zeker van te zijn
dat wordt voldaan aan de Machinerichtlijn, Artikel 1.5.1. De aanbevelingen van het netwerk. Zorg voor een lokale aardaansluiting, neem contact op met een
• Aanvulling B van EN 60204-1 beschrijft de omgevingsclassificatie toegepast
Opmerking: Neem altijd contact op met Carrier wanneer specifieke
condities, of als er rekening moet worden gehouden met andere condities.
1. De bedrijfsomgeving voor de units 30RB wordt hieronder gespecificeerd:
a. Omgeving* - Omgeving zoals geclassificeerd in IEC 60 721 (komt overeen met
- buitentemperaturen tussen -20°C tot +48°C, klasse 4K3*
Bij het toepassen van de expansiebox worden de volgende gestandaardiseerde installatiemethoden gevolgd, in over- eenstemming met IEC 60364, tabel 52C (NEN1010):
Nr. 17: afzonderlijke spandraden, en nr. 61: kabelkoker in de grond met een correctiepercentage van 20%.
De berekening is gebaseerd op PVC of XLPE geïsoleerde kabels met koperen of aluminium kern. De maximum temperatuur is 48°C. De gegeven kabellengte beperkt het spanningsverlies tot < 5%.
BELANGRIJK: Voordat de hoofdstroomkabels (L1-L2- L3) op de klemmenstrook worden aangesloten, moet de juiste volgorde van de 3 fasen worden gecontroleerd voordat de aansluiting op de klemmenstrook of de hoofd-/ werkschakelaar wordt gemaakt.
De opgegeven stroomwaarden gelden voor een unit die is voorzien van een hydro module en werkt bij maximale stroom.
7.4.1 - Doorvoer voedingskabel
De voedingskabels kunnen via de onder- of zijkant van de unit in de schakelkast worden gevoerd.
• Unit boven de vloer (bijvoorbeeld bij montage op sub- frame): Het wordt aanbevolen om de kabels via de onderkant in de schakelkast te voeren. Dit kan via een verwijderbare aluminium plaat onder de schakelkast.
• Unit op de vloer (bijvoorbeeld op betonnen fundatie): Het wordt aanbevolen om de kabels via de zijkant in de schakelkast te voeren. Dit kan via een aluminium paneel aan de voorkant van de schakelkast.
Controleer vooraf of de bocht die de kabel moet maken niet te groot is voor de beschikbare aansluitruimte in de schakelkast. Zie de officiële maatschets van de unit.
7.4.2 - Invoerkast hoofdstroombekabeling
Bij toepassing van deze kast (accessoire) kunnen de kabels worden gestript voordat ze in de schakelkast komen. De invoerkast moet worden toegepast wanneer de bocht van de kabel te groot is voor de beschikbare aansluitruimte in de schakelkast. De kast verzorgt de mechanische beveiliging van de gestripte kabel voordat die in de schakelkast komt. Hij moet in de volgende gevallen worden toegepast:
• Unit op de vloer en voedingskabels gebruikt met
beschermende metalen mantel.
• Unit op de vloer en voedingskabels gebruikt met een
doorsnede van > 250 mm2.
Doorvoer voedingskabel
7.5 - Op het werk aan te leggen stuurstroombedrading
Zie de montage-instructies Pro-Dialog Plus en de met de unit meegeleverde officiële elektrische schema’s voor aansluiting van de volgende regelcomponenten:
• Externe beveiliging (beveiligingsketen)
• Beveiliging koelerpomp (verplicht)
• Aan/uit schakelaar op afstand
• Op afstand geplaatste schakelaar verwarmen/koelen
• Externe schakelaar begrenzing opgenomen vermogen 1
• Dubbel setpoint op afstand
• Alarm, alert en bedrijfsmelding
• Koelerpompregeling
• Regeling WTW condensorpomp (optie)
• Reset setpoint via buitenluchttemperatuur reset opne-
mer (0-10 V)
• Verschillende vergrendelcontacten op de print van de Energie Management Module (EMM) (accessoire of optie)
7.6 - Handhaven elektrische voeding
Nadat de unit in bedrijf is gesteld, mag de elektrische voeding alleen worden afgeschakeld voor klein, snel onderhoud.
Bij langdurig onderhoud, of wanneer de unit uit bedrijf wordt genomen en opgeslagen (bijv. in de winter of wanneer de unit geen koeling hoeft te leveren) moet de elektrische voeding aanblijven zodat de carterverwarming van de compressoren in bedrijf blijven.
Selectietabel minimum en maximum aderdiameters voor aansluiting van 30RB units
Max. aan te sluiten | Min. aderdiameters | Max. aderdiameters | |||||
30RB | Aderdiameter (mm ) | Aderdiameter (mm ) | Max. lengte (m) | Kabel type | Aderdiameter (mm ) | Max. lengte (m) | Kabel type |
1 x 240 of 2 x 150 | 1 x 50 | 180 | XLPE Cu | 2 x 70 | 225 | XLPEAl | |
1 x 240 of 2 x 150 | 1 x 50 | 180 | XLPE Cu | 2 x 70 | 225 | XLPEAl | |
1 x 240 of 2 x 150 | 1 x 70 | 215 | XLPE Cu | 2 x 95 | 260 | XLPEAl | |
1 x 240 of 2 x 150 | 1 x 70 | 205 | XLPE Cu | 2 x 95 | 260 | XLPEAl | |
1 x 240 of 2 x 150 | 1 x 95 | 178 | XLPE Cu | 2 x 95 | 260 | XLPEAl | |
2 x 240 | 1 x 120 | 197 | XLPE Cu | 2 x 120 | 280 | XLPE Al | |
2 x 240 | 1 x 120 | 185 | XLPE Cu | 2 x 150 | 300 | XLPE Al | |
2 x 240 | 1 x 150 | 188 | XLPE Cu | 2 x 185 | 315 | XLPE Al | |
2 x 240 | 1 x 185 | 190 | XLPE Cu | 2 x 240 | 330 | XLPE Al | |
3 x 240 | 1 x 185 | 190 | XLPE Cu | 2 x 240 | 330 | XLPE Al | |
3 x 240 | 1 x 240 | 205 | XLPE Cu | 3 x 185 | 395 | XLPE Al | |
3 x 240 | 2 x 95 | 190 | XLPE Cu | 3 x 240 | 415 | XLPE Al | |
Circuits A en B/C | |||||||
2 x 240/2 x 185 | 1 x 185/1 x 70 | 190/155 | XLPE Cu | 2 x 185/2 x 95 | 430/325 | XLPE Cu/XLPE Al | |
2 x 240/2 x 185 | 1 x 185/1 x 95 | 190/178 | XLPE Cu | 2 x 185/2 x 150 | 430/375 | XLPE Cu/XLPE Al | |
3 x 240/2 x 185 | 2 x 95/1 x 70 | 190/155 | XLPE Cu | 3 x 185/2 x 95 | 490/325 | XLPE Cu/XLPE Al | |
3 x 240/2 x 185 | 2 x 95/1 x 95 | 190/178 | XLPE Cu | 3 x 185/2 x 150 | 490/375 | XLPE Cu/XLPE Al |
OPMERKING: De opgegeven stroomwaarden gelden voor een unit die is voorzien van een hydro module en werkt bij maximale stroom.
18 This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep
8 - WATERLEIDING AANSLUITINGEN
Zie de met de warmtewisselaar meegeleverde maatschetsen voor diameters en plaats van alle waterintrede- en uittrede aansluitingen.
Het leidingwerk mag in geen geval mechanische beperkingen van de warmtewisselaars tot gevolg hebben.
8.1.1 - Algemeen
De te koelen vloeistof (meestal water) moet aan de volgende criteria voldoen.
Het watercircuit moet zijn voorzien van filters, aftap, ontluch- tingspunten en afsluiters.
Controleer de onderstaande belangrijke punten:
• Houd rekening met de waterintrede- en wateruittrede
aansluitingen van de unit.
• Monteer handbediende of automatische ontluchtings-
afsluiters op alle hoge punten in het circuit.
• Pas een expansievat om het watersysteem op druk te
houden.
• Pas een expansievat en overstortklep toe (maakt deel
uit van de hydro module optie).
• Breng thermometers aan in zowel de intrede als uittrede
wateraansluitingen (aanbeveling).
• Monteer aftapafsluiters op alle lage punten, zodat het
hele systeem kan worden afgetapt.
• Monteer afsluiters in de intrede en uittrede waterlei-
dingen nabij de koeler.
• Gebruik flexibele verbindingen om overbrenging van
trillingen op het leidingwerk te voorkomen.
• Controleer de gekoeldwaterleidingen op waterlekkage en isoleer dan alle leidingen om condensaatvorming te voorkomen.
• Er moet een gaasfilter in het watercircuit worden gemonteerd (maakt deel uit van de hydro module optie). De maasgrootte van dit filter moet 1,2 mm zijn (zie Principeschema van een gekoeldwatercircuit).
• Controleer alvorens het systeem in gebruik te nemen dat de watercircuits zijn aangesloten op de juiste warmtewisselaars.
• Breng geen statische of dynamische druk van betekenis in het circuit van de warmtewisselaar (met betrekking tot de ontwerp systeemdrukken).
• Controleer vóór de inbedrijfstelling dat de warmtewisse- laar geschikt is voor de materialen en de coating van het watercircuit.
Controleer, bij toevoeging van additieven of andere vloeistoffen anders dan die door Carrier worden aanbevolen, dat de vloeistoffen niet als gassen worden beschouwd, en dat ze behoren tot klasse 2, zoals gedefinieerd in richtlijn 97/23/EC.
8.1.2 - Carrier aanbevelingen voor warmtewisselaar vloeistoffen
De kwaliteit van het toevoerwater moet worden geanaly- seerd. Zo nodig kan het water worden voorbehandeld of kunnen filters en regelapparatuur worden ingebouwd.
Raadpleeg hiervoor een waterbehandelingsspecialist of vakliteratuur op dit gebied.
• Geen NH4+ ionen in het water, deze zijn namelijk zeer schadelijk voor koper. Dit is een van de bepalende factoren voor de levensduur van koperen leidingen. Zelfs door enkele tienden ppm wordt het koper in de loop der tijd ernstig gecorrodeerd.
• Cl- ionen zijn schadelijk voor koper met het risico van perforaties als gevolg van corrosie. Houd dit zo mogelijk lager dan 300 ppm.
4
• SO 2- ionen kunnen perforerende corrosie veroorzaken bij een gehalte van meer dan 300 ppm.
• Geen fluoride ionen (<0.1 ppm).
• Er mogen geen Fe2+ en Fe3+ ionen met aanzienlijke gehaltes opgeloste zuurstof aanwezig zijn. Opgelost ijzer < 5 ppm met opgeloste zuurstof < 5 ppm.
• Opgeloste silicone: silicone is een zuurelement van
water en kan ook tot corrosie leiden. Gehalte < 15 ppm.
• Water hardheid: >0,5 mmol/l. Waarden tussen 1,0 en 2,5 mmol/l worden aanbevolen. Dit vergemakkelijkt kalkafzetting die de corrosie van koper kan beperken. Te hoge waarden kunnen in de loop der tijd tot verstop- ping van de leidingen leiden. Een totale alkaliteit (TAC) beneden 350 ppm gewenst.
• Opgeloste zuurstof: plotselinge wijzigingen in het water zuurstofgehalte moeten worden vermeden. Het is net zo schadelijk om zuurstof aan het water te ont- trekken door het te mengen met inert gas als teveel zuurstof toe te voeren door het te mengen met pure zuurstof. Het verstoren van de zuurstoftoevoer condi- ties leidt tot destabilisatie van koper hydroxiden en vergroting van deeltjes.
• Specifieke weerstand – elektrische geleidbaarheid: hoe hoger de specifieke weerstand, hoe langzamer de corro- sievorming. Een neutrale omgeving is bevorderlijk voor de maximum specifieke weerstandwaarden. Voor elektrische geleidbaarheid worden waarden tussen 20 en 60 mS/m aanbevolen.
• pH: ideale pH neutraal bij 20-25°C = pH 7-8
- Wanneer het watercircuit langer dan een maand leeg moet blijven, dan moet het gehele circuit met stikstof worden gevuld om corrosie te voorkomen.
- Bijvullen en aftappen van warmtewisselaar vloeistof moet gebeuren met behulp van door de installateur in het watercircuit aan te brengen voorzieningen. Vul nooit warmtewisselaar vloei- stof bij rechtstreeks in de warmtewisselaars.
8.2.1 - Unit met hydro module optie
2
1
4
3
5
6
7
5
9
Principeschema van een watercircuit
Componenten van de hydro module
1 Victaulic gaasfilter
5 Drukmeetpunt
15 Leiding compensator (flexibele aansluitingen)
Opmerking:
- De hydro module heeft vorstbeveiliging in de vorm van elektrische
- De koeler is voorzien van vorstbeveiliging via een in de fabriek gemonteerde
8.2.2 - Unit zonder hydro module optie
Principeschema van een gekoeldwatercircuit - zonder hydro module
1
2
3
6
4
5
8
11
9
6
10
7
Verklaring:
8 Bu¦ervat (indien nodig)
Alle units zijn standaard voorzien van een in de fabriek ingestelde stromingsschakelaar. Bij units zonder hydro module moet het contact van de gekoeldwaterpomp worden aangesloten.
Klemmen 34 en 35 moeten op het werk worden aangesloten op een beveiliging voor de gekoeldwaterpomp (hulpcontact van de magneetschakelaar van de pomp).
30RB (met configuratie wateruittrede regeling)
1
2
Antivries-oplossingen en verwarmingselementen kunnen worden gecombineerd. De koeler en de hydro module zijn beveiligd tegen bevriezen door middel van elektrische verwarming tot een buitenluchttemperatuur van -20°C.
F
O
F
B
A
F Dicht
LET OP: Omdat gebruik wordt gemaakt van elektrische verwarmingselementen ter voorkoming van bevriezing mag de elektrische voeding van de unit niet worden afgeschakeld.
BELANGRIJK: De hoofdschakelaar, de hulp beveiligings- schakelaar voor de verwarmingen en de stuurstroomcircuit schakelaar moeten altijd gesloten blijven (zie voor de locatie van deze componenten het elektrisch schema).
8.5 - Werking van twee units in master/slave bedrijf
Voor dit type bedrijf moet de optie ‘Twinning’ worden besteld. De geleverde units zijn dan voorzien van een extra opnemer, aangesloten op de elektronische print, en geplaatst in de schakelkast. Deze opnemer moet worden toegepast wanneer master/slave regeling op basis van de wateruittrede wordt gebruikt (niet nodig voor waterintrede regeling).
Op het werk moeten de twee units worden verbonden via een communicatiebus (0.75 mm2, afgeschermde kabel). Zie het boekje 30RB/RQ Pro-Dialog Plus regeling voor de aansluitadressen.
Master/slave bedrijf is alleen mogelijk wanneer de units parallel zijn aangesloten, dus niet wanneer ze in serie zijn aangesloten.
Alle parameters die nodig zijn voor de master/slave functie moeten worden ingesteld via het Service Configuratie menu. Alle regelingen op afstand van de master/slave combinatie (aan/uit, setpoint, etc.) worden geregeld door de als master geconfigureerde unit en moeten dus ook alleen in de master unit worden geconfigureerd.
Iedere unit regelt zijn eigen waterpomp. Bij toepassing van een gezamenlijke pomp (variabel debiet) moeten op iedere unit afsluiters worden gemonteerd. Deze worden bij het openen en sluiten geactiveerd door de regeling van elke machine (in dit geval worden de afsluiters geregeld door de uitgangen van de betreffende waterpomp). Zie het boekje Installatie, Bediening Pro-Dialog Plus Regeling 30RB/RQ voor meer informatie.
Verklaring:
9 - INREGELEN WATERHOEVEELHEID
OPMERKING: Zorg ervoor dat de pomp VÓÓR het starten goed is ontlucht. Als de pomp ‘droog’ draait ontstaat blijvende schade.
De watercirculatiepompen van de 30RB units zijn zo gedimensioneerd dat de hydro module met alle mogelijke configuraties kan werken op basis van de specifieke systeem- condities. D.w.z. voor verscheidene temperatuurverschillen tussen waterintrede en -uittrede (∆T) bij vollast. Deze verschillen kunnen variëren tussen 3 en 10°C.
Dit benodigde verschil tussen waterintrede- en uittrede- temperatuur bepaalt de nominale waterstroming voor het systeem. Het is absoluut noodzakelijk dat de nominale waterstroming voor het systeem bekend is zodat dit kan worden geregeld door middel van een handmatige inregel- klep in de wateruittredeleiding van de module (nr. 9 in het principeschema).
Met het drukverlies gegenereerd door de inregeklep in het watersysteem wordt de leidingweerstand curve aangepast aan de pompopbrengst curve om het gewenste bedrijfspunt te bereiken. De uitlezing van het drukverlies in de warmte- wisselaar wordt gebruikt voor regeling en bijstelling van de nominale waterstroming in het systeem.
Gebruik de offerte specificatie van de unit voor informatie over de bedrijfscondities van het systeem en de nominale waterhoeveelheid en het drukverlies van de warmtewisselaar bij de gespecificeerde condities af te leiden. Als deze informatie niet beschikbaar is bij het inbedrijfstellen van de unit, neem dan contact op met Carrier.
Deze gegevens kunnen ook worden verkregen uit de tech- nische documentatie met gebruik van de capaciteitstabellen voor een ∆T van 5 K bij de koeler of met het Electronic Catalogue selectieprogramma voor alle ∆T condities anders dan 5 K tussen 3 en 10 K.
9.1 - Procedure inregelen waterhoeveelheid
Als het totale drukverlies van het systeem bij de inbedrijf- stelling niet bekend is, dan moet de waterstroming worden bijgesteld met de inregelklep om de juiste doorstroming voor deze toepassing te verkrijgen.
Ga als volgt te werk:
Draai de klep volledig open (ca 22 slagen tegen de klok in).
Start de pomp via de Pro-Dialog Plus regeling (zie ook het boekje Pro-Dialog Plus regeling 30RB/RQ) en laat hem twee uur lang draaien om het watercircuit van het systeem te reinigen (aanwezigheid van vervuilende substanties).
Bereken het drukverlies van het filter door het verschil te nemen tussen de uitlezingen van de manometer op de filter intrede en uittrede, met behulp van afsluiters (zie de Principeschema van een gekoeldwatercircuit), en deze na twee uur bedrijf te vergelijken.
Als het drukverlies is gestegen dan betekent dit dat het gaasfilter moet worden verwijderd en gereinigd omdat het watercircuit is vervuild. Sluit in dit geval de afsluiters bij de waterintrede en -uittrede, tap de watersectie van de unit af en reinig het gaasfilter of vervang het indien nodig.
Ontlucht het circuit met behulp van de afsluiters van het watercircuit en het systeem (zie afbeelding ‘voorbeeld van een watercircuit’).
Lees, nadat het circuit is gereinigd, de uitlezingen van de manometer af (drukken waterintrede en wateruittrede) uitgedrukt in Bar en reken deze waarden om naar kPa (vermenigvuldig met 100) om het koeler drukverlies te bepalen.
Vergelijk deze waarde met de theoretische selectiewaarde.
Het is van groot belang dat de filters vóór elke opstart worden gereinigd, en ook na modificaties in het watercircuit.
ATTENTIE: Nadat de druk is gemeten moet de manometer ontluchtingsafsluiter open blijven (kans op bevriezing in de winter).
Als het gemeten drukverlies hoger is dan de selectiewaarde betekent dit dat de stroming in de koeler (en dus in het systeem) te hoog is. De pomp levert een te hoge stroming op basis van het globale drukverlies van de toepassing.
Draai in dit geval de regelklep 1 slag dicht en meet de drukverschillen opnieuw.
Draai daarna steeds de regeklep iets verder dicht tot het specifieke drukverlies is bereikt dat overeenkomt met de nominale stroming bij het vereiste bedrijfspunt van de unit.
Als het systeem een veel te hoog drukverlies heeft in ver- houding tot de door de pomp geleverde externe statische druk, dan wordt de waterstroming lager en het verschil tussen de waterintrede- en uittredetemperaturen van de hydro module hoger.
Om het drukverlies van het watersysteem te verlagen is het noodzakelijk om:
• de individuele drukverliezen zoveel mogelijk te ver-
minderen (bochten, hoogteverschillen, accessoires etc.)
• een correct gedimensioneerde leidingdiameter toe te
passen
• waar mogelijk uitbeidingen van het watersysteem te
vermijden.
9.2 - Pomp curves (Q-H kromme)
Lagedruk pompen
Hogedruk pompen
9.3 - Beschikbare externe statische druk van het systeem
Lagedruk pompen
Hogedruk pompen
10 - VRIJE KOELING SYSTEEM (OPTIE 118A) | |||||||||
30RB Optie 118A | 232 | 262 | 302 | 342 | 372 | 402 | 432 | 462 | 522 |
Nominale koelcapaciteit* | |||||||||
Opgenomen vermogen unit* | |||||||||
Bedrijfsgewicht** | |||||||||
Unit met optie 15 en hogedruk hydro module met dubbele pomp kg | 0000 | 0000 | 0000 | 0000 | 3868 | 3998 | 4591 | 4781 | 5011 |
Standaard unit kg | 2208 | 2390 | 2999 | 3199 | 3268 | 3398 | 0000 | 0000 | 0000 |
Circuit B kg | 29 | 29 | 31 | 31 | 45,5 | 46 | 47 | 47 | 57 |
** De gegeven gewichten zijn bedoeld als richtlijn. |
Koeler | Minimum | Maximum | |
Water uittredetemperatuur (tijdens bedrijf) | ˚C | 3,3 | 15 |
Condensor (lucht) | Minimum | Maximum | |
Buitentemperatuur (optie 28) | ˚C | -20 | 48 |
Koeler | Minimum | Maximum | |
Water uittredetemperatuur (tijdens bedrijf) | ˚C | 5 | 26 |
Condensor (lucht) | Minimum | Maximum | |
Beschikbare externe statische druk | Pa | 0 | 0 |
Het omschakelen tussen koelbedrijf en vrije koeling bedrijf wordt automatisch geregeld (de omschakeling naar vrije koeling kan worden geblokkeerd door de unit opnieuw te configureren – zie de handleiding ‘Bediening en Onder- houd’). De te configureren parameters voor het omschake- len zijn de buitenluchttemperatuur en het regelpunt van de wateruittredetemperatuur. Zodra het temperatuurverschil LWT stp - OAT groter is dan 8 K wordt de huidige capaciteit in koelbedrijf berekend en vergeleken met de theoretische koelcapaciteit. Het resultaat van deze vergelijking leidt wel of niet tot de omschakeling naar vrije koeling.
1
3
3
6
6
4
4
2
2
Na omschakeling naar vrije koeling worden alle compres- soren afgeschakeld (de compressorfuncties worden over- brugd). Zodra de kleppen opengaan worden de vrije koeling pompen gestart. Deze omschakelprocedure neemt ongeveer 10 minuten in beslag. Vanwege deze tijdsduur mag er maar 1 x per uur een omschakeling koeling - vrije koeling plaats- vinden.
Wanneer de in vrije koeling bedrijf geleverde capaciteit onvoldoende is (setpoint niet bereikt), dan schakelt de unit automatisch over naar koelbedrijf.
Voor een optimale werking in vrije koeling bedrijf raden wij sterk aan om gebruik te maken van de setpoint reset functie. Het voordeel is dat eerder kan worden omgescha- keld naar vrije koeling en de capaciteit in vrije koeling bedrijf wordt verhoogd.
3. Drie-weg klep
8. Elektronisch expansieventiel (EXV)
11 - TOTALE WARMTETERUGWINNING (OPTIE 50)
11.1 - Technische gegevens voor 30RB units met totale warmteterugwinning (optie 50)
Koelcapaciteit* | |||||||||
Verwarmingscapaciteit* | |||||||||
Opgenomen vermogen unit* | |||||||||
Energie eヒciency verhouding (EER/COP) | kW/kW | 2,65/3,60 | 2,64/3,59 | 2,66/3,61 | 2,68/3,63 | 2,54/3,49 | 2,58/3,53 | 2,54/3,49 | 2,39/3,34 |
Bedrijfsgewicht** Unit met warmteterugwinning optie | l | 2610 | 3200 | 3420 | 3480 | 3610 | 4290 | 4430 | 4620 |
Unit met warmteterugwinning optie en optie 15 | kg | 0000 | 0000 | 0000 | 3740 | 3870 | 4590 | 4730 | 4930 |
WTW condensor | |||||||||
Max· bedrijfsdruk waterzijdig | kPa | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 |
Diameter uitwendig | mm | 88,9 | 88,9 | 88,9 | 88,9 | 88,9 | 114,3 | 114,3 | 114,3 |
** De gegeven gewichten zijn bedoeld als richtlijn.
11.2 - Afmetingen, benodigde vrije ruimte, gewicht
11.2.1 - 30RB 262 - Optie totale warmteterugwinning condensor
1 3
1
1
1
2
1
LET OP: De Victaulic pijpstukken van de condensor zijn niet gemonteerd, maar worden los meegeleverd. De tem- peratuuropnemers en de condensor stromingsschakelaar bevinden zich in de schakelkast en zijn voorbedraad.
2
3
Nadat de Victaulic verlengstukken zijn aangesloten, moeten de temperatuuropnemers worden gemonteerd, evenals de stromingsschakelaar die in de condensoruit- trede moet worden geplaatst.
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens.
11.2.2 - 30RB 302-402 - Optie totale warmteterugwinning condensor
1
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
2
3
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens.
LET OP: De Victaulic pijpstukken van de condensor zijn in de fabriek gemonteerd.
11.2.3 - 30RB 432-522 - Optie totale warmteterugwinning condensor
1
LET OP: De Victaulic pijpstukken van de condensor zijn niet gemonteerd, maar worden los meegeleverd. De tem- peratuuropnemers en de condensor stromingsschakelaar bevinden zich in de schakelkast en zijn voorbedraad.
2
3
Nadat de Victaulic verlengstukken zijn aangesloten, moeten de temperatuuropnemers worden gemonteerd, evenals de stromingsschakelaar die in de condensoruittrede moet worden geplaatst.
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens.
1
2
3
6
4
5
8
11
9
6
10
7
Verklaring:
8 Bu¦ervat (indien nodig)
Warmteterugwinning condensor | Minimum | Maximum | |
Uittredetemperatuur (tijdens bedrijf) | ˚C | 20 | 55 |
Luchtgekoelde condensor | Minimum | Maximum | |
Beschikbare externe statische druk | Pa | 0 | 0 |
* De waterintredetemperatuur bij opstart mag niet lager zijn dan 15°C. In
** De minimum buitenluchttemperatuur voor warmteterugwinningsbedrijf is 0°C
De optie warmteterugwinningscondensor is alleen beschik- baar voor units met twee circuits. De condensor is uitgevoerd als shell-and-tube warmtewisselaar met twee circuits met parallel geplaatste batterijen.
De twee circuits worden afzonderlijk geregeld. Daardoor kan het ene circuit in koelbedrijf werken en het andere in warmteterugwinningsbedrijf. Hierdoor zijn twee stabiele regeltrappen mogelijk (100% als de circuits in warmteterug- winningsbedrijf werken, en ongeveer 50% afhankelijk van de grootte van het werkende circuit). De tussenliggende trappen worden verkregen door te schakelen tussen koel- bedrijf en warmteterugwinningsbedrijf.
2
6
3
3
6
10
10
9 9
7
10
10
7
11
11
8
8
10
4
5
5
10
4
1
°C
Dode band
WTW = Warmteterugwinningsbedrijf
Dit omschakelen leidt tot fluctuatie van de watertemperatuur in het WTW-circuit. De inhoud van het watercircuit is afhankelijk van de gewenste stabiliteit.
Stabiliteit Inhoud
5 Elektronisch expansieventiel (EXV)
11 Druk en temperatuurmeting voor het berekenen van de vloeistof onderkoeling
11.5 - Stromingsregeling
Op de condensor is standaard een stromingsschakelaar gemonteerd. Het condensorcircuit is beveiligd tegen te lage waterhoeveelheid. Via uitgang 16 van de extra print voor deze optie kan de condensorpomp worden aangestuurd die start nadat de unit is gestart.
Bij te lage waterhoeveelheid:
• is omschakelen naar warmteterugwinningsbedrijf niet
toegestaan,
• wordt direct omgeschakeld naar koelbedrijf wanneer
de unit in warmteterugwinningsbedrijf werkt.
5˚C 15 l/kW*
Zie het boekje 30RB/RQ Pro-Dialog Plus regeling voor meer informatie over de regeling van het condensorcircuit.
Door toepassing van een koelervorstbeveiliging wordt de warmtewisselaar door elektrische verwarmingen beschermd tegen vorst. Het leidingwerk van de koeler is echter niet beschermd. Het wordt daarom aanbevolen om tijdens de installatie hiervoor maatregelen te nemen (glycol, isolatie, verwarming etc.).
12 - GEDEELTELIJKE WARMTETERUGWINNING MET DESUPERHEATERS (OPTIE 49)
Met deze optie kan gratis warm water worden geproduceerd via warmteterugwinning door middel van desuperheating van het compressor heetgas. Deze optie is beschikbaar voor de gehele 30RB serie.
Een platen warmtewisselaar wordt in serie geïnstalleerd met de condensorbatterijen in de compressor heetgasleiding van elk circuit.
De regelconfiguratie voor de desuperheater optie wordt in de fabriek ingesteld (zie hoofdstuk 12.3.3 - Configuratie van de regeling).
12.1 - Technische gegevens, 30RB units met gedeeltelijke warmteterugwinning met desuperheaters (optie 49)
30RB optie No. 49 | 162 | 182 | 202 | 232 | 262 | 302 | 342 | 372 | 402 | 432 | 462 | 522 | 602 | 672 | 732 | 802 | |
Energie efficiency verhouding* | kW/kW | 2,93 | 2,92 | 2,75 | 3,12 | 2,71 | 2,90 | 2,79 | 2,89 | 2,74 | 2,85 | 2,73 | 2,73 | 2,82 | 2,80 | 2,74 | 2,71 |
Bedrijfsgewicht** Unit met opties† | kg | 2302 | 2404 | 2484 | 2522 | 2690 | 3393 | 3589 | 3692 | 3818 | 4395 | 4585 | 4795 | - | - | - | - |
Desuperheater in circuits A/B/C | |||||||||||||||||
Max· bedrijfsdruk waterzijdig | kPa | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 | 1000 |
Diameter uitwendig | mm | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 | 60,3 |
Desuperheater intrede-/uittredetemperatuur = 50°C/60°C Buitenluchttemperatuur = 35°C
** De gegeven gewichten zijn bedoeld als richtlijn.
*** Standaard unit (met MCHX batterijen) en desuperheater optie
**** Unit met optie 15 + desuperheater
† Unit met optie 15 + desuperheater + hydro module met dubbele hogedruk pomp
30RB 162-262
Met hydro module
1
2
3
Zonder hydro module
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevesti-gingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens.
30RB 302-522
Met hydro module
Zonder hydro module
Zie Verklaring en Opmerking op de volgende bladzijde.
432-522
30RB 602-802
732-802
1
OPMERKING: Gebruik bij het ontwerpen van een installatie altijd de meest recente officiële maatschetsen. Deze zijn op aanvraag verkrijgbaar.
2
Zie voor zwaartepunten, de plaats van de bevestigingsgaten en de gewichtsverdeling eveneens.
3
12.3 - Montage en werking van de warmteterug-
De 30RB units met desuperheater optie (nr. 49) worden geleverd met 1 warmtewisselaar per koudemiddelcircuit.
Tijdens de montage van de unit moeten de warmteterugwin platenwarmtewisselaarsworden geïsoleerd en zo nodig worden beschermd tegen vorst.
Zie het Principeschema voor de belangrijkste componenten en functies van de 30RB units met desuperheater optie.
Principeschema units met desuperheater optie
%
4
4
6
5
5
6
8
7
3
1
7
8
3
9
&
!
@
$
#
@
!
t
w y
^
w
t
q
% W
q
q
o
r
e
R
t
u
p
Q
E
Componenten van de installatie (installatievoorbeeld)
3 Desuperheater (platenwarmtewisselaar)
5 Expansieventiel (EXV)
8 Desuperheater isolatie (niet meegeleverd)
11 Desuperheater waterintrede
12 Desuperheater wateruittrede
22 Desuperheater waterstromings balanceer- en regelklep
31 Drie-weg klep + regelaar
12.3.1 - Montage
De watertoevoer van elke desuperheater is in parallel opgesteld.
De wateraansluitingen op de desuperheater waterintrede en uittrede mogen in geen geval mechanische belasting van de warmtewisselaars tot gevolg hebben. Gebruik zo nodig flexibele verbindingen.
Monteer waterstromings balanceer- en regelkleppen op de warmtewisselaar uittrede. Waterstromingsregeling en balan- ceren kan gebeuren door het aflezen van het drukverlies in de warmtewisselaars. Dit drukverlies moet in alle gevallen gelijk zijn aan de totale waterstroming zoals berekend met het “Electronic catalogue” selectieprogramma.
Zie onderstaande drukverliescurves voor regeling van de balanceerkleppen alvorens de installatie te starten. De water- stromingsregeling van elke desuperheater kan worden ver- fijnd wannneer de unit in vollast werkt door te proberen om voor elk circuit exact dezelfde uittredetemperaturen te verkrijgen.
Desuperheater (platen warmtewisselaar drukverlies curves)
De aansturing van de pomp (zie principeschema - item 20 van hoofdstuk 12.3) van het desuperheater watercircuit kan worden gekoppeld aan de start van de eerste unit com- pressor. Hiervoor moet een extra elektronische print worden gemonteerd in de schakelkast: optie 156, Energy Manage- ment Module.
Via uitgang 25 van de extra print van deze optie kan de pomp worden geregeld - de pomp start wanneer de unit start.
Er kan een stromingsschakelaar (item 29) worden gemon- teerd die een alarm genereert waneer er een probleem is met de pomp.
De inhoud van het watercircuit van het desuperheater circuit moet zo laag mogelijk zijn, zodat de temperatuur snel kan stijgen wanneer de unit wordt gestart. De minimum water- intredetemperatuur bij de desuperheater is 25°C. Hiervoor kan een drieweg-afsluiter nodig zijn (item 31), met een regelaar en opnemer voor regeling van de minimaal benodigde waterintredetemperatuur.
In het desuperheater watercircuit moeten een veiligheid en een expansievat worden opgenomen. Houd bij de selectie hiervan rekening met de inhoud van het watercircuit en de maximum temperature (120°C) wanneer de pomp wordt afgeschakeld (item 20).
12.3.2 - Bedrijfslimieten | |||
Desuperheater | Minimum | Maximum | |
Water uittredetemperatuur (tijdens bedrijf) | ˚C | 30 | 80 |
Luchtgekoelde condensor | Minimum | Maximum | |
Bedrijf bij buitentemperatuur | ˚C | 0** | 46 |
* De waterintredetemperatuur bij opstart mag niet lager zijn dan 25°C. In
** De minimum buitenluchttemperatuur is 0°C en -20°C met de ‘winterbedrijf’
12.3.3 - Regelconfiguratie met de desuperheater optie
Met deze configuratie kan de gebruiker een setpoint invoe- ren dat evenredig is aan de minimum condensatietempe- ratuur (default = 30°C) om, indien gewenst, de bij de desuperheaters teruggewonnen verwarmingscapaciteit te verhogen.
Het percentage van de teruggewonnen verwarmingscapa- citeit in vergelijking met de totale door de condensor afge- geven capaciteit stijgt in evenredigheid met de verzadigde condensatietemperatuur.
Zie voor regeling van het setpoint van de minimum verzadigde condensatietemperatuur het boekje Installatie, Bediening Pro-Dialog Plus Regeling 30RB.
Andere parameters die rechtstreeks invloed hebben op de effectief bij de desuperheater teruggewonnen capaciteit zijn voornamelijk:
• De belasting van de unit, die bepaalt of de unit in vollast (100%) of deellast werkt (afhankelijk van het aantal compressoren per unit circuit).
• De waterintredetemperatuur in de desuperheater en de condenserluchtintredetemperatuur. Zie onderstaande curve.
Coëヒcient van de bij de desuperheater
Coëfficient van de teruggewonnen verwarmingscapaciteit
Desuperheater (waterintredetemperatuur),°C
A Luchtintredetemperatuur = 45 °C B Luchtintredetemperatuur = 35 °C C Luchtintredetemperatuur = 20 °C
Nominale condities overeenkomstig coëfficient = 1 Koeler intrede-/uittredetemperatuur = 12/7°C Desuperheater intrede-/uittredetemperatuur = 50/60°C Condensor luchtintredetemperatuur = 35°C (curve B)
13 - UNITS MET VENTILATOREN MET EXTERNE STATISCHE DRUK VOOR BINNENOPSTELLING (OPTIE 12)
Deze optie heeft betrekking op 30RB units die in het gebouw in een technische ruimte worden geplaatst. Bij dit type installatie wordt de warmte lucht uit de luchtgekoelde condensors door de ventilatoren via een kanaalsysteem naar buiten afgevoerd.
De aansluiting van een kanaalsysteem aan de perszijde van de luchtgekoelde condensor leidt tot een drukverlies dat wordt veroorzaakt door de weerstand van de luchtstroom.
Daarom worden bij deze optie krachtiger ventilatormotoren toegepast dan in de standaard units. Voor alle units die in een technische ruimte zijn geplaatst zullen de drukverliezen verschillen, afhankelijk van de kanaallengte, kanaaldiameter en aftakkingen.
30RB units voorzien van ventilatoren met externe statische druk zijn ontworpen voor toepassing met uitblaaslucht- kanalen met maximale drukverliezen van 200 Pa.
Ter compensatie van deze drukverliezen zijn 30RB units met optie 12 voorzien van variabel-toerental ventilatoren met een maximale snelheid van 19 r/s in plaats van de ven- tilatoren met vast toerental en 15,8 r/s voor de standaard units.
Door toepassing van een variabel toerental tot 19 r/s kunnen drukverliezen in het kanaal worden ondervangen terwijl een optimale luchthoeveelheid in elk circuit wordt gehand- haafd. Alle ventilatoren in hetzelfde circuit, die gelijktijdig werken, hebben hetzelfde toerental.
Het maximum opgenomen vermogen van ventilatoren met een toerental van 19 r/s is hoger dan dat van standaard ventilatoren met een toerental van 15.8 r/s (het coëfficiënt is hetzelfde als het kubiekgetal van de toerentalverhouding,
d.w.z. x 1.72).
De vollast of deellast snelheid wordt geregeld door een gepatenteerd algoritme dat continu de condensatietempe- ratuur optimaliseert om de beste energy efficiency (EER) voor de unit te bereiken, ongeacht de bedrijfscondities en drukverliezen van het kanaalwerk van het systeem.
Wanneer dit voor een specifieke installatie nodig is, kan het maximum ventilator toerental van 30RB units worden ingesteld tussen 13 en 19 r/s, met behulp van het Service Configuratie menu. Zie de handleiding van de 30RB Pro- Dialog regeling voor deze modificatie.
De koelcapaciteit en energie efficiency verhouding (EER) van de unit zijn afhankelijk van de drukverliezen in het kanaal:
• tussen 0 en 100 Pa wordt de koelcapaciteit van de unit
slechts licht beïnvloed,
• tussen 100 en 200 Pa daalt de koelcapaciteit van de unit aanzienlijk, afhankelijk van de bedrijfscondities (buitenluchttemperatuur en watercondities).
Zie onderstaande curves voor een indruk van het geschatte drukverlies in het kanaal voor de installatie en de invloed van verschillende vollast bedrijfscondities op de koelcapa- citeit en EER van de 30RB unit.
Variatie coëfficiënt koelcapaciteit
Variatie coëfficiënt EER
bedrijfscondities dan de Eurovent condities
EER variaties in koelcapaciteit voor andere bedrijfscondities dan de Eurovent condities
Curve Nr. | Buitenluchttemperatuur, °C | Waterintredetemperatuur, °C | Wateruittredetemperatuur, °C | Last, % |
3 Eurovent | 35 | 12 | 7 | 100 |
13.1 - Installatie
Alle ventilatoren in hetzelfde koudemiddelcircuit worden geregeld door één toerenregelaar en werken daarom alle- maal op hetzelfde toerental.
Elk koudemiddelcircuit (A, B en C) moet een afzonderlijk kanaalsysteem hebben om luchtcirculatie te voorkomen tussen de condensors van de verschillende koudemiddel- circuits.
Bij 30RB units met optie 12 is elke ventilator voorzien van een in de fabriek gemonteerde aansluitflens voor aansluiting op het kanaalsysteem van het betreffende circuit (A, B en C). Zie de maatschetsen van de unit voor de exacte afme- tingen van de aansluitflens.
Aantal ventilatoren (EV--) per koudemiddelcircuit (A, B en C) voor verschillende unit typen Plaats van de V-vormige lucht-warmtewisselaar voor elk unit type
13.2 - Nominale en maximale luchthoeveelheden per circuit (A, B en C) voor 30RB typen
Nominale/maximale luchthoeveelheid, l/s Nominale/maximale luchthoeveelheid, l/s Nominale/maximale luchthoeveelheid, l/s
13.3 - In de fabriek gemonteerde kanaalaansluitframe op de steunplaat van elke ventilator
Zie voor de exacte afmetingen van het aansluitframe de officiële maatschetsen van de unit.
Zijaanzicht Detail van het kanaalaansluitframe
13.3.1 - Voorbeelden van kanaalinstallaties
Voorbeeld 1
Voor units 30RB 162 met twee V-vormige luchtgekoelde condensors.
Oplossing 1 Oplossing 2
1
Oplossing 1
Eén afzonderlijk kanaal per ventilator
Circuit A
EV11
Circuit B
EV21-EV22
Elke uitblaasventilator naar buiten heeft zijn eigen kanaal.
Oplossing 2
Circuit A
Eén afzonderlijk kanaal voor de EV11 ventilator
Circuit B
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV21 + EV22 ventilator paar
13.3.1 - Voorbeelden van kanaalinstallaties (vervolg)
Voorbeeld 2
Voor units 30RB 182-262 met twee V-vormige luchtgekoelde condensors.
Oplossing 1 Oplossing 2
1
Oplossing 1
Eén afzonderlijk kanaal per ventilator
Circuit A
EV11-EV12
Circuit B
EV21-EV22
Elke uitblaasventilator naar buiten heeft zijn eigen kanaal.
Oplossing 2
Circuit A
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV11 + EV12 ventilator paar
Circuit B
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV21 + EV22 ventilator paar
Elke paar uitblaasventilatoren naar buiten heeft zijn eigen kanaal.
13.3.1 - Voorbeelden van kanaalinstallaties (vervolg)
Voorbeeld 3
Voor 30RB 302 en 342 units met drie V-vormige luchtgekoelde condensors, waarin de middelste V-vormige condensor 2 en ventilator EV 21 alleen bij circuit A hoort (zie hoofdstuk “Aantal ventilatoren per koudemiddel circuit voor verschil- lende unit typen”).
Oplossing 1 Oplossing 2
1
Oplossing 1
Eén afzonderlijk kanaal per ventilator
Circuit A
EV11-EV12-EV21
Circuit B
EV31-EV32
Elke uitblaasventilator naar buiten heeft zijn eigen kanaal.
Circuit A
Uitblaas twinning mogelijk: EV11 + EV12 + EV21
Circuit B
Uitblaas twinning mogelijk: EV31 + EV32
Oplossing 2
Circuit A
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV11 + EV12 ventilator paar
Eén afzonderlijk kanaal voor de EV21 ventilator Uitblaas twinning mogelijk: (EV11 + EV12) + EV21 Circuit B
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV31 + EV32 ventilator paar
ATTENTIE: Ventilator EV21 mag nooit worden getwind met ventilatoren EV31 en EV32, omdat dit lucht-kort- sluiting tussen de circuits A en B kan veroorzaken.
13.3.1 - Voorbeelden van kanaalinstallaties (vervolg)
Voorbeeld 4
Voor units 30RB 372 en 402 met drie V-vormige luchtgekoelde condensors, waarin de middelste V-vormige condensor 2 hoort bij zowel circuit A als circuit B (zie hoofdstuk “Aantal ventilatoren per koudemiddel circuit voor verschillende unit typen”).
Deze aanbevelingen zijn ook van toepassing op units 30RB 602 en 672 die eveneens overlappende luchtgekoelde condensorcircuits hebben voor V-vormige condensor 2.
Oplossing 1 Oplossing 2
1
Oplossing 1
Eén afzonderlijk kanaal per ventilator
Circuit A
EV11-EV12-EV21
Circuit B
EV22-EV31-EV32
Elke uitblaasventilator naar buiten heeft zijn eigen kanaal.
Circuit A
Uitblaas twinning mogelijk: EV11 + EV12 + EV21
Circuit B
Uitblaas twinning mogelijk: EV22 + EV31 + EV32
Oplossing 2
Circuit A
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV11 + EV12 ventilator paar
Eén afzonderlijk kanaal voor de EV21 ventilator Uitblaas twinning mogelijk: (EV11 + EV12) + EV21 Circuit B
Eén afzonderlijk kanaal voor het EV31 + EV32 ventilator paar
Eén afzonderlijk kanaal voor de EV22 ventilator Uitblaas twinning mogelijk: (EV31 + EV32) + EV22
ATTENTIE: Ventilatoren EV21 en EV22 mogen nooit worden getwind, omdat dit lucht-kortsluiting tussen de circuits A en B kan veroorzaken.
De vier hierboven vermelde configuratie voorbeelden gelden ook voor de overige 30RB units.
BELANGRIJK: Bij de aansluiting van het kanaal op de unit mag er geen mechanische druk ontstaan op de venti- lator steunplaat.
De ventilatorhuizen en beschermgrilles moeten altijd op hun plaats in het kanaal blijven.
Gebruik flexibele manchetten voor de kanaalaansluiting.
Breng bij de uitlaat van elk kanaal een toegangspaneel aan met een minimale afmeting van 700 x 700 mm voor eventueel vervangen van de motor en het demonteren van het ventilatorwiel.
13.1.2 - Elektrische beveiliging van de ventilatormotor
In geval van een vastgelopen motor of bij overbelasting, zijn de motoren van elk circuit elektrisch beveiligd door de aansturing van het circuit. Elke aansturing volgt een variabele stroomkarakteristiek, op basis van een frequentie van 10 tot 60 Hz en het aantal geregelde ventilatoren.
Wanneer een ventilator niet goed werkt, dan neemt de aansturing het probleem automatisch waar en stuurt een waarschuwing naar de Pro-Dialog display. Zie de handlei- ding van de 30RB Pro-Dialog regeling voor de lijst met specifieke alarmen voor deze optie.
00 - XXXXX OPTIE
Met deze optie kan brijn worden geproduceerd tot -10°C. De zuiggasleiding is geïsoleerd en de koeler is voorzien van extra isolatie.
Het bedrijfsbereik is een functie van de zuigdruk die weer een functie is van:
- het brijn type,
- de brijn concentratie,
- de stromingssnelheid,
- de brijn temperatuur,
- de condensatiedruk (omgevingstemperatuur).
Voorbeeld: Voor bedrijf met 40% propyleen glycol en een brijn temperatuur van -10°C (intredetemperatuur -5°C), de maximum omgevings bedrijfstemperatuur ligt rond 38°C.
48°C
46°C
38°C
-10°C 0°C 3°C
Met 40% propyleen glycol
Raadpleeg Carrier voor het bepalen van de limieten voor de door u geselcteerde unit, op basis van het brijn type en de brijn concentratie.
De lage verdamperdruk- en vorstbeveiliging zijn afhankelijk van de hoeveelheid antivries toegevoegd aan het watercircuit (verdampingstemperatuur en vorstbeveiliging zijn geba- seerd op deze hoeveelheid).
Daarom is het van essentieel belang om de hoeveelheid antivries in het watercircuit bij de eerste inbedrijfstelling te bepalen (laat het mengsel 30 minuten circuleren om een goede homogeniteit van het mengsel te verkrijgen alvorens een monster te nemen).
Zie de door de fabrikant verstrekt gegevens om de vorst- beveiliging te bepalen, op basis van de gemeten concentratie.
De vorstbeveiligingswaarde (temperatuur) moet worden gebruikt in de software parameters van de unit (zie Carrier Service Guide). Met deze waarde kunnen de volgende limieten worden gedefinieerd:
1. Verdampervorstbeveiliging
2. Lagedrukbeveiliging
De inbedrijfstelling van een brijn systeem kan het beste door Carrier worden uitgevoerd.
Ter informatie: De door onze leverancier verstrekte bescher- mingswaarden, op basis van de antivriesoplossingen die in het laboratorium in de Carrier fabriek in Montluel worden toegepast, zijn als volgt: (deze waarden kunnen per leveran- cier verschillen).
% per gewicht Vriespunt, °C % per gewicht Vriespunt, °C Ethyleen glycol Ethyleen glycol Propyleen glycol Propyleen glycol
45 -29 45 -25,3
Op basis van bovenstaande tabel moet, wanneer de ethyleen glycol concentratie per gewicht in het watercircuit 35% is, in de software een waarde -19,1°C worden gebruikt. De hoeveelheid glycol moet minimaal 1x per jaar worden gecontroleerd, en de vorstbeveiligingswaarde in de software moet dan worden aangepast aan de gemeten hoeveelheid. Dit moet een standaard procedure zijn telkens wanneer water of een antivriesoplossing wordt toegevoegd.
14.2 - Units met hydro module
Wanneer de antivriesconcentratie hoger is dan 30%, wordt het aanbevolen om de stromingssnelheid van de brijn te verlagen om overbelasting en oververhitting van de motor te voorkomen. De limieten van de stromingssnelheid ziet u in onderstaande tabel. Voor een toepassing tussen 32 en 40% en bedrijf bij een buitenluchttemperatuur tussen 40 en 48°C moet lineaire interpolatie worden gebruikt.
BELANGRIJK: Gebruik nooit een glycolconcentratie van minder dan 20%, omdat de brijn agressief wordt en er een verhoogd risico op corrosie kan optreden van de gietijzeren delen van de hydro module.
30RB met hydro module | 162 | 182 | 202 | 232 | 262 | 302 | 342 | 372 | 402 | 432 | 462 | 522 | |
Hoge/lagedruk pomp | |||||||||||||
Omgevingstemperatuur = 48˚C | 14,7 | 14,7 | 14,7 | 14,7 | 14,7 | 18,9 | 18,9 | 24,4 | 24,4 | 24,4 | 29,4 | 29,4 | |
Lagedruk pomp | |||||||||||||
Max. antivries stromingssnelheid bij 40% Omgevingstemperatuur = 40°C | l/s | 12,8 | 12,8 | 12,8 | 12,8 | 12,8 | 17,8 | 17,8 | 18,9 | 18,9 | 18,9 | 21,7 | 21,7 |
Omgevingstemperatuur = 48˚C | 11,9 | 11,9 | 11,9 | 11,9 | 11,9 | 15,3 | 15,3 | 16,9 | 16,9 | 16,9 | 20,0 | 20,0 | |
Hogedruk pomp | (L/J) RL | (L/J) RL | (L/J) RL | (L/J) RN | (L/J) RN | (L/J) RN | (L/J) RN | (L/J) RN | (L/J) RN | (L/J) RN | (S/D) IL | (S/D) IL | |
Max. antivries stromingssnelheid bij 40% Omgevingstemperatuur = 40°C | l/s | 13 | 13 | 13 | 11,7 | 11,7 | 17,2 | 17,2 | 21,7 | 21,7 | 21,7 | 26,1 | 26,1 |
Omgevingstemperatuur = 48˚C | 12,5 | 12,5 | 12,5 | 11,1 | 11,1 | 16,1 | 16,1 | 20,0 | 20,0 | 20,0 | 24,2 | 24,2 |
46 This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep
15 - OPSLAG VAN DE UNIT BOVEN 48°C (OPTIE 241)
Tijdens transport in een gesloten container moet het koude- middel worden overgepompt naar de condensor. Hierdoor wordt voorkomen dat de druk in de koeler tijdens het transport de ijkdruk van de afsluiter bereikt (in dat geval zou de koudemiddelvulling naar de atmosfeer worden geleegd en zou de unit bij aankomst leeg zijn).
Daarom moet de koudemiddelvulling worden overgepompt naar, en opgeslagen in, de condensor, en de vloeistof- en zuiggasafsluiters worden gesloten.
Tijdens de installatie moeten de volgende voorzorgsmaat- regelen worden genomen:
• Er moet voldoende waterdoorstroming in de koeler
zijn.
• Schakel de hoofdstroom aan.
• Open de afsluiters van de vloeistofleiding.
• Open het EXV om de koudemiddelvulling weer naar de verdamper te pompen; de drukegalisatie moet met een snelle testprocedure worden gecontroleerd.
• Open de afsluiter van de zuigleiding.
16 - BELANGRIJKSTE SYSTEEMCOMPONENTEN
30RB units hebben hermetische scroll compressoren. Elke compressor is standaard voorzien van carterverwarming, inclusief een beveiliging die ervoor zorgt dat de compressor niet start wanneer de carterverwarming niet in bedrijf is.
Iedere compressor is standaard voorzien van een persgas- afsluiter. Als optie kan elke compressor worden voorzien van een zuiggasafsluiter (optie 92).
Elke compressor sub-frame is voorzien van:
• Trillingdempers tussen het unit chassis en het chassis
van het compressor sub-frame.
• Zuiggasleiding voorzien van gecalibreerde doorlaat (niet zichtbaar) garandeert een gelijk olieniveau in alle compressoren.
• Een terugslagklep op de persgasleiding van iedere
compressor.
• Een hogedrukbeveiliging op iedere compressor,
geplaatst tussen de compressor en de terugslagklep.
16.2 - Smering
Voor een goede werking zijn de compressoren voorzien van een olievulling van 6,7 l.
Controle van het olieniveau moet plaatsvinden met de machine afgeschakeld, wanneer de zuig- en persdrukken zijn geëgaliseerd. Het olieniveau mag niet zichtbaar zijn in het kijkglas (niveau boven het kijkglas). Is dit niet het geval, dan is er een olielek in het circuit. Zoek en repareer het lek, vul olie bij, zodat het hoog in het kijkglas te zien is (zie ook de aanwijzingen op de compressor). Het olieniveau wordt verhoogd door het in de olie opgeloste koudemiddel.
LET OP: Te veel of te weinig olie in het circuit kan schade aan de unit veroorzaken.
WAARSCHUWING: Gebruik alléén door Carrier goed- gekeurde olie. Gebruik nooit olie die aan de lucht bloot- gesteld is geweest.
LET OP: R22 oliesoorten zijn niet geschikt voor R410A en vice versa.
De 30XA condensorbatterijen zijn geheel van aluminium vervaardigde micro-channel heat exchangers. Voor sommige opties (zie hoofdstuk 15 - Opties en Accessoires) zijn optioneel batterijen met inwendig geribde koperen pijpen met aluminium lamellen verkrijgbaar.
De condensorventilator, de Carrier “Flying Bird IV”, is vervaardigd van recyclebaar kunststof composiet met air foil schoepen en heeft een zeer laag krachtverbruik. Elke motor is bevestigd met kruiselingse steunen. De ventilator- motoren zijn van het type 3-fasen met permanent gesmeerde lagers en isolatieklasse F. De ventilatoren zijn voorzien van grilles, afgewerkt met polyethyleen.
This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep 47
16.5 - Elektronisch expansieventiel (EXV)
Het EXV is voorzien van een stappenmotor (2785 tot 3690 stappen, afhankelijk van type) die via de EXV print wordt geregeld. Ook heeft het EXV een kijkglas voor controle van de beweging van het mechanisme en de aanwezigheid van de vloeistofpakking.
Bevindt zich in het EXV, geeft inzicht in de koudemiddel- vulling van de unit en geeft de aanwezigheid van vocht in het circuit aan. Als er belletjes in het kijkglas zichtbaar zijn, dan duidt dit op onvoldoende koudemiddel of de aan- wezigheid van niet-condenseerbare stoffen in het systeem. Bij aanwezigheid van vocht verandert de kleur van de indicator in het kijkglas.
16.7 - Filterdroger
De filterdroger houdt het circuit schoon en vrij van vocht. Het kijkglas geeft aan wanneer de cassette in de filterdroger moet worden vervangen. Een temperatuurverschil tussen de intrede en uittrede van de filterdroger geeft aan dat de droger vervuild is.
De koeler is van het type shell-and-tube met verwijderbare deksels en heeft twee of drie koudemiddelcircuits. De koeler is afgeperst op een druk van 2910 kPa koudemiddelzijdig en geschikt voor 1000 kPa waterzijdige werkdruk. De naadloos getrokken koperen pijpen, in- en uitwendig geribd ter ver- betering van de warmteoverdracht, zijn gerold in stalen pijp- platen. De koeler is ontworpen voor Victaulic wateraan- sluitingen.
De koelermantel heeft een thermische isolatie van 19 mm dik polyurethaan en is voorzien van waterafvoer en ontluch- ting. De isolatie afgewerkt met aluminium beplating is als optie verkrijgbaar.
De producten die kunnen worden toegevoegd voor ther- mische isolatie van de drukvaten tijdens het maken van de wateraansluitingen moeten chemisch neutraal zijn in verhouding tot de materialen en coatings waarin ze worden toegepast. Dit geldt ook voor de oorspronkelijk door Carrier geleverde producten.
OPMERKINGEN: Xxxxxxxx Tijdens bedrijf, herkwalifi- catie, hertesten en dispensatie voor hertesten:
• Volg de richtlijnen voor bewaking van apparatuur
onder druk.
• Normaal gesproken is het vereist dat gebruiker of bedieningspersoneel een bewakings- en onderhouds- dossier aanmaakt en bijhoudt.
• Volg de controleprogramma’s van EN 378-2, aanhang-
xxxx A, B, C en D.
• Volg de nationale voorschriften, voor 3over aanwe3ig.
• Inspecteer regelmatig de conditie van de coating (verf- laag) op blaasjes die ontstaan door corrosie. Controleer hiertoe een niet geïsoleerd deel van het drukvat of de roest die zich op verbindingen heeft gevormd.
• Controleer de warmtewisselaar vloeistof regelmatig op verontreiniging (bijv. silicone korreltjes). Deze verontreiniging kan de oorzaak zijn van slijtage of corrosie door perforatie.
• Filter de warmtewisselaar vloeistof en voer een interne inspectie uit zoals beschreven in EN 378-2, aanhangsel C.
• Houd bij hertesten rekening met de mogelijke maximum drukverschillen, zoals aangegeven in (2) hierboven.
• De rapportage van of periodieke controles door gebruiker of bedieningspersoneel moet worden opgenomen in het bewakings- en onderhoudsdossier.
Reparatie
Reparatie of modificatie, inclusief het vervangen van bewegende delen:
• moet gebeuren volgens de nationale voorschriften en worden uitgevoerd door gekwalificeerd personeel volgens gekwalificeerde procedures, inclusief het vervangen van de warmtewisselaar pijpen
• moet gebeuren overeenkomstig de instructies van de fabrikant. Reparatie of modificatie waarvoor perma- nente verbindingen nodig zijn (solderen, lassen, expan- deren etc.) moet worden uitgevoerd volgens gekwali- ficeerde procedures door gekwalificeerd personeel.
• Een omschrijving van de modificatie of reparatie moet worden opgenomen in het logboek en onderhouds- dossier.
Recycling
De unit is geheel of gedeeltelijk geschikt voor hergebruik. Na gebruik bevat de unit koudemiddeldampen en olieresten. Hij heeft een laklaag.
Levensduur
Deze unit is ontworpen voor:
• langdurige opslag (15 jaar) met een vulling stikstof
met een temperatuurverschil van 20 K per dag.
• 452000 cycli (starts) met een maximum verschil van 6 K tussen twee naast elkaar gelegen punten in het drukvat, op basis van 6 starts per uur gedurende 15 jaar bij een verbruik van 57%.
Dikke corrosielaag Gaszijdig: 0 mm
Warmtewisselaar vloeistof zijde: 1 mm voor pijpenplaten van een lichte staal legering, 0 mm voor roestvrijstalen platen of platen met koper-nikkel of roestvrijstaal beveiliging.
30RB units werken met koudemiddel R410A.
16.10 - Hogedrukbeveiliging
30RB units zijn voorzien van een hogedrukbeveiliging, geijkt op 4520 kPa.
Deze drukschakelaars bevinden zich aan de perszijde van elke compressor.
30RB 162
30RB 182-262
30RB 302-342 30RB 372-402
EV22
EV11 EV21
EV12 EV22
EV11 EV21
EV12
EV32
EV11 EV21 EV31
EV12 EV22 EV32
EV11 EV21 EV31
30RB 432-462 30RB 522
EV12 EV22
EV42
EV11 EV21 EV31 EV41
EV12 EV22 EV32 EV42
EV11 EV21 EV31 EV41
30RB 602 30RB 672
EV12 EV11 | EV22 EV21 | EV32 EV31 | EV41 | EV52 EV51 | |||||
EV12 EV11 | EV22 EV21 | EV32 EV31 | EV42 EV41 | EV52 EV51 | |||||
30RB 732 30RB 802
EV12 EV11 | EV22 EV21 | EV32 EV31 | EV42 EV41 | EV51 | EV62 EV61 | ||||
EV12 EV11 | EV22 EV21 | EV32 EV31 | EV42 EV41 | EV52 EV51 | EV62 EV61 | ||||
Standaard unit 30RB | Circuit | Trap 1 | Trap 2 | Trap 3 | Trap 4 | Optie 28 Variabel op | Optie 28B Ventilator met |
B | EV12 | EV21 + XX00 | XX00 | XX00 | |||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 | XX00 | |||
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 | XX00 | |||
A | EV11 | EV11 + EV21 | EV11+ EV21+ EV12 | EV11 | EV11 | ||
B | EV31 | EV31 + XX00 | XX00 | XX00 | |||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV12 + EV21 | XX00 | XX00 | ||
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV21 + XX00 | XX00 + EV21 + EV12 + EV22 | XX00 | XX00 | |
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV31 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV21 + XX00 | XX00 + EV21 + EV12 + EV22 | XX00 | XX00 | |
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV41 + XX00 | XX00 + EV41 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | |
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV12 + EV21 | XX00 | XX00 | ||
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
C | EV51 | EV51 + XX00 | XX00 + EV41 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV12 + EV21 | XX00 | XX00 | ||
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
C | EV41 | EV41 + XX00 | XX00 + EV51 + XX00 | XX00 + EV51 + EV42 + XX00 | XX00 | XX00 | |
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV21 + XX00 | XX00 + EV21 + EV12 + EV22 | XX00 | XX00 | |
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV41 + XX00 | XX00 + EV41 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | |
C | EV61 | EV61 + XX00 | XX00 + EV51 + XX00 | XX00 | XX00 | ||
A | EV11 | EV11 + XX00 | XX00 + EV21 + XX00 | XX00 + EV21 + EV12 + EV22 | XX00 | XX00 | |
X | XX00 | XX00 + XX00 | XX00 + EV41 + XX00 | XX00 + EV41 + EV32 + XX00 | XX00 | XX00 | |
C | EV51 | EV51 + XX00 | XX00 + EV61 + XX00 | XX00 + EV61 + EV52 + XX00 | XX00 | EV51 |
17 - OPTIES EN ACCESSOIRES
Opties Nr. Voor type
Wateruittredetemperatuur van +3°C tot -10°C.
ijsbu¦ering, koeling en proceskoeling
Zeer laag geluidsniveau
Zijpanelen op elke batterij
Zie warmteterugwin optie. Opm.: Unit met batterijen met
70D
Zuiggasafsluiter
Zie het hoofdstuk hydro module Zie het hoofdstuk hydro module Zie het hoofdstuk hydro module Zie het hoofdstuk hydro module
Directe-expansie vrije-koeling Zie vrije-koeling optie. Opm.: Unit met batterijen met Zeer economische gekoeldwater productie bij
148D
Zie het boekje Bediening
niet worden toegepast bij MCHX batterijen; alleen met Cu/Al
Voor type
Zie het boekje Bediening
Zijwaartse aansluiting op de schakelkast voor minder
18 - STANDAARD ONDERHOUD
Alle onderhoudswerkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door personeel dat vertrouwd is met Carrier apparatuur, met inachtneming van alle Carrier kwaliteits- en veiligheidseisen. Tijdens de levensduur van het systeem moeten inspecties en tests worden uitgevoerd volgens de nationale voorschriften. Door eenvoudig preventief onder- houd krijgt u de beste prestaties van de installatie:
• beter koelvermogen
• lager energieverbruik
• voorkomt storingen aan componenten
• voorkomt tijdrovende en kostbare ingrepen
• milieuvriendelijker
Er zijn vijf onderhoudsniveaus voor HVAC units, gedefineerd bij in de AFNOR X60-010 standaard.
BELANGRIJK: Controleer alvorens onderhoud te gaan plegen dat:
• de unit is UITgeschakeld
• de unit niet automatisch kan starten tijdens de werk-
zaamheden.
18.1 - Onderhoud niveau 1
Zie onderstaande opmerking. Eenvoudige procedure kan door de eindgebruiker worden uitgevoerd:
• Visuele inspectie op oliesporen (mogelijke koude-
middellekkage),
• Reinigen van de lucht warmtewisselaar (condensor) -
zie hoofdstuk ‘Condensorbatterij - niveau 1’,
• Controle op ontbrekende beveiligingen en slecht
gesloten deuren/panelen,
• Controle van het unit alarmrapport wanneer de unit niet werkt (zie rapport in het boekje 30RB/RQ Pro- Dialog Pus regeling).
Algehele visuele inspectie op tekenen van slijtage.
18.2 - Onderhoud niveau 2
• Controleer de wateraansluitingen,
• Ontlucht het watercircuit (zie hoofdstuk ‘Procedure
inregelen waterhoeveelheid’),
• Reinig het waterfilter (zie hoofdstuk ‘Procedure
inregelen waterhoeveelheid’),
• Reinig de condensors met een lagedrukspuit en een biologisch afbreekbaar reinigingsmiddel (spuit in de richting van de lamellen - zie hoofdstuk ‘Condensor- batterij - niveau 2),
• Vervang de mechanische afdichting van de pomp na
10.000 draai-uren,
• Controleer de bedrijfsparameters van de unit en
vergelijk ze met eerdere waarden,
• Houd een onderhoudsregistratie bij van elke unit.
Bij al deze werkzaamheden moeten adequate voorzorgs- maatregelen worden genomen. Alle veiligheidsvoorschrif- ten en -richtlijnen moeten strikt worden opgevolgd: draag beschermende kleding, volg alle plaatselijke en nationale veiligheidsvoorschriften en -richtlijnen strikt op, gebruik uw gezond verstand!
18.3 - Onderhoud niveau 3 (of hoger)
Zie onderstaande opmerking. Voor dit niveau is specifieke kennis/gereedschappen nodig. Deze werkzaamheden mogen alleen worden uitgevoerd door vakkundig personeel. Het gaat hier om:
• Het vervangen van een belangrijke component
(compressor, koeler),
• Werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit (hanteren
van koudemiddel),
• Wijzigen van de fabrieksinstelling (wijzigen van de
toepassing),
• Afvoeren of demonteren van de koelmachine,
• Werkzaamheden wegens een niet uitgevoerde routine
onderhoudsbeurt,
• Werkzaamheden die onder de garantie vallen.
Opmerking:
Zie onderstaande opmerking. Voor dit niveau is specifieke elektrotechnische en werktuigkundige kennis nodig. Het is
mogelijk dat deze kennis bij de afnemer aanwezig is: eigen
onderhoudsdienst, gespecialiseerde installateur/onderaan- nemer. In dat geval wordt uitvoering van de volgende werkzaamheden aanbevolen.
Eerst alle punten van niveau 1 en dan:
• Controleer minimaal 1x per jaar de aansluiting/beves- tiging van de elektrische aansluitingen (zie tabel met aandraaimomenten),
• Controleer het expansievat op corrosie en gasdruk-
verlies. Vervang het expansievat zo nodig.
• Controleer de aansluiting/bevestiging van alle aansluitin-
gen van de regelingen (zie tabel met aandraaimomenten),
Component Code Waarde (Nm)
Aansluitpunt, aarde ventilatorschakelkast
• Reinig zo nodig de binnenkant van de schakelkasten,
• Controleer de aanwezigheid en de conditie van de
elektrische beveiligingen,
• Controleer de goede werking van alle elektrische
verwarmingselementen,
• Vervang de zekeringen elke 3 jaar of na 15000 bedrijfs-
uren,
Bout type Gebruikt voor Waarde
(Nm)
Metalen bout D=4.8 Condensor module, steunen omkasting 4.2
Zelftappende schroef M10 Condensor module, onderlinge verbinding 30
Zelftappende schroef M6 Leidingsteun, kap 7
Moer M10 Compressorchassis 30
This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep 51
De condensorbatterijen moeten regelmatig worden gecon- troleerd op vervuiling. De mate van vervuiling is afhankelijk van de plaats van opstelling en zal hoger zijn als de machine is opgesteld in steden, een boomrijke omgeving, industriële installaties e.d. Voor het reinigen van de batterij worden twee onderhoudsniveaus gebruikt, gebaseerd op de AFNOR X60-010 standaard:
Niveau 1
• Verwijder stof en vuil van het condensoroppervlak in
verticale richting met een zachte borstel.
• De ventilatoren moeten zijn afgeschakeld!
• Xxxxxxx bij deze werkzaamheden de unit bij voorkeur af.
• Met schone condensors is optimale werking van de koelmachine gegarandeerd. Reinigen wordt noodzake- lijk wanneer de condensors vervuild raken. De mate van vervuiling is afhankelijk van de plaats van opstelling en zal hoger zijn als de machine is opgesteld in steden, een boomrijke omgeving, industriële installaties e.d.
• MCHX condensors kunnen het beste worden gereinigd
Sterk geconcentreerde en/of roterende waterstralen 3ijn absoluut verboden. Gebruik nooit een vloeistof met een temperatuur boven 45°C om de lucht-warmtewisselaars te reinigen.
Door correct en regelmatig reinigen (ongeveer iedere drie maanden) kan 2/3 van de corrosieproblemen worden voorkomen. Bescherm de schakelkast tijdens het reinigen.
18.7 - Onderhoud van de koeler
Controleer:
• dat de isolatie onbeschadigd is en nog op zijn plaats
zit.
• de koelerverwarmingen goed werken en dat ze goed
bevestigd en geplaatst zijn.
• de waterzijdige aansluitingen schoon zijn en niet
lekken.
Zie onderstaande tabel.
met een stofzuiger of een hogedruk reiniger (maximaal
68 bar en met 300 mm afstand tussen de spuitmond en de batterij).
Niveau 2
De twee reinigingsprodukten kunnen worden gebruikt voor de volgende batterijmaterialen: Cu/Al, Cu/Al met Gold Fin of Polual coating. Reinig de batterij met een geschikt reinigingsmiddel.
Voor het oplossen van vuil bevelen wij Totaline producten aan: Bestelnr. P902 DT 05EE: traditionele reinigingsmethode Bestelnr. P902 CL 05EE: reinigen en ontvetten.
Deze producten hebben een neutrale pH waarde, bevatten geen fosfaten, zijn ongevaarlijk voor de mens en kunnen gewoon door het riool worden gespoeld. Afhankelijk van de mate van vervuiling kunnen beide produkten verdund of onverdund worden toegepast.
Voor routine onderhoud adviseren wij het gebruik van 1 kg van het geconcentreerde produkt, verdund tot 10%, voor het behandelen van een batterij oppervlak van 2 m2. Dit kan worden uitgevoerd met een hogedrukreiniger. Bij reinigen onder druk moet er goed op worden gelet dat de lamellen niet worden beschadigd. Reinigen moet gebeuren:
• in de richting van de lamellen
• tegen de luchtuitblaasrichting in
• met een grote sproeikop (25-30°)
• op 300 mm afstand.
Naspoelen van de batterij is niet nodig omdat de gebruikte produkten een neutrale pH waarde hebben. Om er zeker van te zijn dat de batterij goed schoon is wordt doorspoelen bij een lage doorstroomsnelheid aangeraden. De pH waarde van het gebruikte water moet tussen 7 en 8 liggen.
WAARSCHUWING: Gebruik voor het reinigen van de lamellen nooit water onder druk zonder grote sproeier. Gebruik geen hogedruk reiniger hogedruk reiniger voor Cu/Cu en Cu/Al batterijen! Dat is alleen toegestaan bij MCHX batterijen (maximaal toegestane druk 68 bar).
Verzadigde temperaturen gebaseerd op de effectieve druk (in kPa).
Verzadigde Temp. °C* | Effectieve druk, kPa | Verzadigde Temp. °C* | Effectieve druk, kPa |
-20 | 297 | 25 | 1552 |
-19 | 000 | 00 | 0000 |
-18 | 000 | 00 | 0000 |
-17 | 000 | 00 | 0000 |
-16 | 000 | 00 | 0000 |
-15 | 000 | 00 | 0000 |
-14 | 000 | 00 | 0000 |
-13 | 000 | 00 | 0000 |
-12 | 000 | 00 | 0000 |
-11 | 000 | 00 | 0000 |
-10 | 000 | 00 | 0000 |
-9 | 000 | 00 | 0000 |
-8 | 000 | 00 | 0000 |
-7 | 535 | 38 | 2197 |
-6 | 000 | 00 | 0000 |
-5 | 000 | 00 | 0000 |
-4 | 000 | 00 | 0000 |
-3 | 000 | 00 | 0000 |
-2 | 000 | 00 | 0000 |
-1 | 674 | 44 | 2551 |
Aquasnap Puron units werken met het hogedruk koude- middel R410A (de servicedruk van de unit ligt boven 40 bar, de druk bij 35°C luchttemperatuur is 50% hoger dan voor R22). Bij werkzaamheden aan het koudemiddelcircuit moet speciale apparatuur worden gebruikt (manometer, terugwin-unit, enz.).
52 This PDF is provided by Thieme Amsterdam under licence from Carrier
Thieme GrafiMedia Groep
19 - CHECKLIST VOOR DE INBEDRIJFSTELLING VAN 30RB KOELMACHINES
Algemene informatie
Projectnaam:..........................................................................................................................................................................................
Plaats van opstelling: ............................................................................................................................................................................
Geïnstalleerd door:...............................................................................................................................................................................
Apparatuur geleverd door:..................................................................................................................................................................
In bedrijf gesteld door:..............................................................Datum: ............................................................................................
Apparatuur
Type 30RB: .................................................................................... Serienummer(s.:.........................................................................
Compressoren
Circuit A Circuit B
1. Typenr.: ...................................................................................... 1. Typenr.: ..................................................................................
Serienr.:...................................................................................... Serienr.:..................................................................................
2. Typenr.: ...................................................................................... 2. Typenr.: ..................................................................................
Serienr.:...................................................................................... Serienr.:..................................................................................
3. Typenr.: ...................................................................................... 3. Typenr.: ..................................................................................
Serienr.:...................................................................................... Serienr.:..................................................................................
Luchtbehandelingsapparatuur
Fabrikant:...............................................................................................................................................................................................
Type: ............................................................................................... Serienr.: ......................................................................................
Aanvullende luchtbehandelingsapparatuur en accessoires: ............................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
Controle voorafgaand aan de inbedrijfstelling
Is er transportschade? .................................................................. Zo ja, waar? ...............................................................................
................................................................................................................................................................................................................. Kan de unit hierdoor niet in bedrijf gesteld worden? ......................................................................................................................
Unit is waterpas geplaatst
Elektrische voeding komt overeen met de gegevens op de machine kenplaat
De bedrading van het elektrisch circuit is correct gedimensioneerd en gemonteerd De aardleiding van de unit is aangesloten
De beveiliging van het elektrisch circuit is correct gedimensioneerd en gemonteerd Alle klemaansluitingen zijn correct
Alle kabels en opnemers zijn gecontroleerd op correcte aansluiting Alle aansluitingen zijn goed vastgezet.
Controle van luchtbehandelingssystemen Alle luchtbehandelingsunits zijn in werking Alle gekoeldwater regelkleppen zijn open
Alle vloeistofleidingen zijn goed aangesloten Het systeem is volledig ontlucht
De gekoeldwaterpomp werkt in de juiste draairichting. Opgegeven:................. A Actueel: A
Inbedrijfstelling
Terugmeldcontact gekoeldwaterpomp aangesloten op de unit Olieniveau is correct
Unit is gelektest
Koudemiddellekkage opsporen, repareren en rapporteren
.................................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
.................................................................................................................................................................................................................
Controle voltage-onbalans: AB.......... AC..........BC ...........
Gemiddeld voltage = (zie montage-instructies)
Maximale afwijking = (zie montage-instructies)
Voltage-onbalans = (zie montage-instructies)
Voltage-onbalans is minder dan 2%
WAARSCHUWING: De unit mag niet worden gestart bij een voltage-onbalans hoger dan 2%. Neem contact op met uw Energiebedrijf.
De hoofdstroomspanning ligt binnen de opgegeven limieten
Controle gekoeldwatercircuit
Watercircuit inhoud = liter
Berekende inhoud = liter
3,25 liter/nominale kW capaciteit voor airconditioning 6,5 liter/nominale kW capaciteit voor proceskoeling
Juiste circuitinhoud aanwezig
Juiste corrosieremmer toegevoegd:........................ liter ...........................
Juist antivries toegevoegd (indien nodig):........................................ liter..............................
Leidingwerk voorzien van elektrische lintverwarming ingeval van buitenopstelling Intredeleiding naar koeler is voorzien van een gaasfilter met een maasgrootte van 1,2 mm.
Controle drukverlies over de koeler
Intrede koeler = (kPa)
Uittrede koeler = (kPa)
(Uittrede-intrede) = (kPa)
WAARSCHUWING: Zie koeler drukverlies in de capaciteitsgegevens (in de selectiebrochure) om het totaal aantal
liters per seconde (l/s) te bepalen en de minimale doorstroming voor de unit te berekenen.
Gebruik zo nodig de regelklep voor inregeling.
Doorstroming uit de drukverliescurve, l/s = .............
Nominale stroming, l/s = ....................
Totale l/s is hoger dan de minimale doorstroming voor de unit
Totale l/s voldoet aan het voor de toepassing gespecificeerde vereiste van l/s
Voer de sneltest (QUICK TEST) uit (zie ook het boekje Pro-Dialog Plus regeling 30RB/RQ) en stel de unit parameters in
Selectie belastingsvolgorde..................................................................................................................................................
Variabele proportionele bandbreedte capaciteit .............................................................................................................
Startvertraging ......................................................................................................................................................................
Selectie verwarmingsketel ...................................................................................................................................................
Pomp regeling........................................................................................................................................................................
Set-point reset functie ..........................................................................................................................................................
Nachtverlaging ......................................................................................................................................................................
Voer de setpoints opnieuw in (zie ook het boekje Pro Dialog Plus regeling). Starten van de unit
WAARSCHUWING: Controleer, voordat de unit wordt gestart, dat alle service-afsluiters zijn geopend en de pomp in werking is. Nadat alle controles zijn uitgevoerd start u de unit in de lokaal ON stand.
Unit start en werkt goed.
Temperaturen en drukken
WAARSCHUWING: Noteer, nadat de unit enige tijd in bedrijf is en de temperaturen en drukken zijn gestabiliseerd, de volgende gegevens:
Water intredetemperatuur koeler
Water uittredetemperatuur koeler ....................................................................................................................................
Buitenluchttemperatuur ....................................................................................................................................................
Zuigdruk circuit A ...............................................................................................................................................................
Zuigdruk circuit B ...............................................................................................................................................................
Persdruk circuit A................................................................................................................................................................
Persdruk circuit B ................................................................................................................................................................
Xxxxxxxxxxxxxxxxxx circuit A ...........................................................................................................................................
Zuiggastemperatuur circuit B ............................................................................................................................................
Persgastemperatuur circuit A.............................................................................................................................................
Persgastemperatuur circuit B .............................................................................................................................................
Temperatuur vloeistofleiding circuit A .............................................................................................................................
Temperatuur vloeistofleiding circuit B..............................................................................................................................
Controle hogedrukafstelling circuit A, kPa ......................................................................................................................
Controle hogedrukafstelling circuit B, kPa.......................................................................................................................
OPMERKINGEN:
................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................
................................................................................................................................................................................................
Xxxxxxx neemt deel aan het Eurovent Certificatie Programma voor ‘liquid van gecertificeerde producten, zie ook xxx.xxxxxxxx-xxxxxxxxxxxxx.xxx.
Carrier Nederland BV Carrier NV
Divisie Airconditioning Xxxxxxxxx X. Xxxxxxxx 00, 0000 Xxxxxxx Xxxxxxx 000, 0000 XX Xxxxxxxxxxx-Xxxxxxxx Telefoon 02 523 01 70, Telefax 02 521 13 53