VR 2018 0203 DOC.0188/43
VR 2018 0203 DOC.0188/43
Sectorconvenant 2018-2019 afgesloten tussen de Vlaamse Regering en de sociale partners van de sector textielverzorging (PC 110)
Tussen de Vlaamse Regering, hierbij vertegenwoordigd door:
Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx, Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minis- ter van Onderwijs;
De xxxx Xxxxxxxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport;
en de sociale partners van de sector textielverzorging, met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
Xxxxxxx Xxx Xxxxx Xxxxxxxxx, directeur FBT;
De xxxx Xxxxxx Xxxxx, voorzitter FBT
met als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxx, Federaal secretaris Algemene Centrale ABVV; De xxxx Xxx Xxxxxxxx, Algemeen secretaris ACV-CSC METEA;
De xxxx Xxxx Xx Xxxxx, Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB
Wordt overeengekomen wat volgt Verbintenissen van de Vlaamse Regering
Artikel 1. De Vlaamse Regering verbindt er zich toe in het kader van voorliggende overeenkomst tijdens de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2019 een maximale toelage van 98.000,00 EUR uit te betalen aan Het Gemeenschappelijk Fonds van de Textielverzorging vzw (Xxxxxxxxxxxxxxxxx 000 – 0000 Xxxxxx – bankrekeningnummer: XX00 0000 0000 0000; ondernemings- nummer: 0000.000.000) ter financiering van 1 VTE sectorconsulent.
Artikel 2. De Vlaamse Regering stimuleert en ondersteunt de uitvoering van voorliggende over- eenkomst, door:
1. het organiseren van ad hoc- overleg met de sociale partners, op vraag van de sectoren;
2. het organiseren van klankbordvergaderingen waarbij knelpunten worden besproken en desgevallend beleidsaanbevelingen kunnen worden geformuleerd, op vraag van de secto- ren;
3. het organiseren van intervisiemomenten met vertegenwoordigers van de sector, die fun- geren als doorgeefluik van informatie.
Verbintenissen van de sector
Artikel 3. De sector textielverzorging verbindt zich ertoe om, op basis van het door de VESOC- partners goedgekeurde, inhoudelijke kader voor de sectorconvenants 2018-2019, een sectorale visie te ontwikkelen en vanuit deze visie prioriteiten te bepalen en er doelgerichte acties aan te koppelen. De sectorspecifieke maatregelen geformuleerd in dit convenant zijn verbintenissen die betrekking hebben op het ondersteunen en uitvoeren van:
- de afstemming tussen onderwijs en de arbeidsmarkt;
- een competentiebeleid, waaronder leven lang leren;
- het beleid van evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, vermeld in het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt.
Artikel 4. De sector verbindt er zich toe de werkingssubsidie uitsluitend aan te wenden ter uit- voering van deze sectorspecifieke maatregelen. Hiertoe worden effectief 1 VTE- sectorconsulent ingezet. Zij zijn tewerkgesteld in een paritair beheerde organisatie en werken onder paritair toe- zicht. Ze zijn belast met het geheel van coördinerende, rapporterende en ondersteunende taken ter uitvoering van het sectorconvenant.
De loon- en werkingskosten van deze sectorconsulenten komen in aanmerking als subsidiabele kosten voor zover zij betrekking hebben op de uitvoering van deze sectorspecifieke maatregelen en voor zover ze uitgevoerd worden binnen de looptijd van het sectorconvenant. Bij ziekte of ongeval van de sectorconsulent komt de periode van arbeidsongeschiktheid die door het ge- waarborgd loon wordt vergoed in aanmerking voor de subsidie. De subsidie wordt in mindering gebracht wanneer de werkgever de afwezige sectorconsulent niet vervangt na afloop van de pe- riode die is gedekt door het gewaarborgde loon. Periodes van tijdskrediet, loopbaanonderbre- king of moederschapsverlof komen niet in aanmerking voor financiering, tenzij wordt aange- toond dat de functie van de sectorconsulent(e) tijdelijk tijdens zijn of haar afwezigheid door een vervang(st)er afdoende wordt uitgeoefend.
De maximale werkingssubsidie wordt toegekend voor de inzet van 1 VTE op jaarbasis. Indien de sectorconsulent tijdens zijn of haar afwezigheid niet afdoende vervangen wordt voor het conti- nueren van de inspanningen in het kader van het sectorconvenant, vermindert de maximale
werkingssubsidie. De werkingssubsidie wordt dan berekend per consulent per dag van de loop- tijd. Dit bedrag wordt vermenigvuldigd met het aantal dagen waarop geen/te weinig consulen- ten tewerk gesteld waren en in mindering gebracht.
De sector zal de naam van de sectorconsulenten aan het departement Werk en Sociale Economie bezorgen en wijzigingen melden.
Artikel 5. Ter verantwoording en ter evaluatie van deze overeenkomst bezorgt de sector ten laat- ste op 31 januari 2019 een voortgangsrapport en ten laatste op 31 januari 2020 een eindrapport aan het departement Werk en Sociale Economie. Het voortgangs- en eindrapport omvatten:
- de rapportering over de verschillende initiatieven ter realisering van het actieplan;
- de toetsing van de realisaties aan de resultaatsindicatoren en de doelstellingen vermeld in het sectorconvenant;
- de verantwoording van de aanwending van de ontvangen subsidiebedragen (enkel voor het eindrapport).
Het departement Werk en Sociale Economie bezorgt tijdig aan de sector het modelformulier in- zake de rapportering.
De sector werkt vanuit volgende sectorale visie aan de uitvoering van de prioriteiten en acties van dit sectorconvenant:
DE SECTORALE VISIE
De kerntaak van TFTC (Training For Textile Care), het sectoraal opleidingscentrum voor de tex- tielverzorging, is het organiseren van een kwalitatief opleidingsaanbod voor de arbeiders uit de textielverzorgingsbedrijven (PC 110) die over een contract beschikken van bepaalde of onbepaal- de duur en uitzendkrachten. Jobstudenten komen niet in aanmerking om aan het opleidings- aanbod deel te nemen omdat ze financieel niet bijdragen aan de sector. Een bijkomende op- dracht is de zorg voor kwaliteitsvol werkplekleren voor leerlingen uit het DBSO.
De rol van de sector beperkt zich niet enkel tot het faciliteren van de opdrachten van TFTC, maar wil daarnaast vooral inzetten op het verschaffen van werkgelegenheid voor de risicogroepen, op duurzaamheid, maatschappelijk verantwoord ondernemen en circulaire economie.
1. Achtergrond en uitgangspunten
1.1. Algemene economische situatie
Uit de recentste analyse van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven (Verslag over de economi- sche ontwikkeling in de textiel- en kledingindustrie – Najaar 2016) (CRB 2017-0226) bemerken wij volgende algemene krachtlijnen in de economische ontwikkelingen die van belang zijn voor onze sector:
- Net zoals in 2015 groeide de wereldeconomie in 2016 slechts zwak. Er zou wel een kleine groeiversnelling merkbaar zijn in de tweede jaarhelft, ondanks enkele schokken zoals de onzekerheid omtrent de zgn. Brexit. De situatie verbeterde de jongste maanden vooral in
de opkomende landen. Maar ook in een aantal geavanceerde economieën, in het bijzon- der in de VS, trekt de groei aan.
- Globaal genomen wordt de kans dat de groei in de Eurozone lager uitvalt dan verwacht groter ingeschat dan de kans dat ze hoger zou zijn. Naast de vermelde onzekerheid om- trent de Brexit, is het ook onduidelijk hoe het beleid en de economie in de VS zich zullen ontwikkelen. De vrees heerst dat een handelsprotectionistisch beleid zal worden gevoerd. Zelfs wanneer dit zich beperkt tot derde landen, zoals China, zou dit deze landen kunnen aanzetten om een groter deel van hun productie aan lagere prijzen op de Europese markt af te zetten. Verder blijven er risico’s aanwezig binnen de financiële sector in de Eurozone, waar de rendabiliteit vaak nog erg laag ligt.
- In België was de groei in 2016 veeleer wisselvallig, waarbij een zwakke groei in het eerste en derde kwartaal werd afgewisseld door een stevigere groei in het tweede en vierde kwartaal. De grootste groeimotor waren hierbij de investeringen. De meeste instellin- gen verwachten een matige, licht aantrekkende groei in België in 2017en 2018 in combi- natie met een daling van de werkloosheidsgraad. Vanaf eind 2015 daalde het onderne- mersvertrouwen in de textielsector. Gedurende het grootste deel van 2016 bleef dit ver- trouwen hangen op een vrij laag niveau. In het laatste kwartaal van 2016 volgde er een herstel van het vertrouwen. De ondernemers in de textielsector werden aldus globaal op- timistischer dan in het gemiddelde van de verwerkende nijverheid.
Specifiek voor de sector textielverzorging stellen wij vast dat na twee jaar van omzetverlies de textielverzorgingssector in 2015 een omzetstijging boekte met 3,4%. Over de eerste drie kwarta- len van 2016 was er evenwel opnieuw een daling van de omzet, nl. met 0,6% t.o.v. dezelfde peri- ode in 2015. Ook de investeringen kregen in die context een flinke klap, aangezien deze in de- zelfde periode daalden met 24%. Bijgevolg zullen de investeringen hoogstwaarschijnlijk een stuk lager uitkomen in 2016 dan in 2015, toen ze een uitzonderlijk hoog peil bereikten.
Onderstaande tabel geeft een aantal resultaten van de bedrijven die een jaarrekening volgens het volledig schema indienen voor het paritair comité waarin de textielverzorgingsbedrijven ver- tegenwoordigd zijn. We zien dat de totale bedrijfsresultaten tussen 2012 en 2015 continu sterk achteruitgingen. De slinkende marge verklaart vermoedelijk waarom het aandeel van de toege- voegde waarde in de omzet in die periode eveneens achteruitging. Deze resultaten wijzen op een moeilijke situatie voor de bedrijven in deze sector.
Tabel: Geselecteerde resultaten uit de jaarrekeningen voor Paritair Comité 110, 2012-2015
1.2. De structuur van de tewerkstelling
Uit cijfers van de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) blijkt dat er in 2015 265 Vlaamse on- dernemingen actief waren in de sector textielverzorging (en 175 Franstalige bedrijven). Dit is een zeer lichte achteruitgang in vergelijking met het jaar voordien. In 2015 stelde de sector ook 5898 arbeiders PC 110 tewerk, waarvan ongeveer 4000 in Vlaanderen. Helemaal exacte cijfers zijn niet
beschikbaar, omdat sommige bedrijven een gemengd stelsel hebben (dienstencheques). Het aan- tal bedienden is niet exact vast te stellen uit de cijfers, omdat die behoren tot het omvattende PC 200, maar wordt geschat op een 1250.
De sector textielverzorging staat voor 0,2 % van alle Vlaamse werknemers, onthouden wij uit de studie “De Vlaamse arbeidsmarkt in sectoraal perspectief 2008-2016” van het Departement Werk en Sociale Economie. In dit document staan nog een aantal kerncijfers die zeer relevant zijn voor het huidige sectorconvenant of die zijn specificiteit gaan bepalen.
- Een vrouwelijke sector: 71,8 % van de arbeiders in de textielverzorging is vrouw, tegen- over 48,3 % gemiddeld in Vlaanderen. 41,6 % van de werknemers werkt deeltijds, veel meer dan het aandeel deeltijdse loontrekkenden in Vlaanderen (34 %). Dit cijfer hangt ongetwijfeld samen met het grote aandeel vrouwelijke werknemers en de druk vanuit het traditionele rollenpatroon.
- Een vergrijzende sector: volgens de tewerkstellingscijfers in hetzelfde document is in het tweede kwartaal van 2016 amper 11,1 % van de werknemers in de textielverzorging jonger dan 30 jaar, tegenover het Vlaams gemiddelde van 20,2 %. Het aantal loontrekkende 50- plussers ligt met 38,4 % dan weer aanzienlijk hoger dan het Vlaams gemiddelde van 28,5
%.
- De instroomgraad is met 17,9 % in evenwicht met het Vlaams gemiddelde (17,5 %), de uit- stroom daarentegen ligt met 21,1 % ver boven het Vlaams gemiddelde (15,8 %). De klem- toon moet de komende jaren nog meer gelegd worden op het inschakelen van jongeren in de sector, dat is een ontegensprekelijke bewering, rekening houdend met de leef- tijdspiramide.
- Een KMO sector: 55 % van de jobs in de textielverzorging is gesitueerd in kleine onder- nemingen met minder dan 50 werknemers, tegenover 44 % van de jobs van alle sectoren samen. De sector is dus een uitgesproken KMO sector, hoewel de paar grote spelers op de markt belangrijke werkgevers zijn.
- Een diverse sector: uit de publicatie “herkomstmonitor 2015” van DWH Arbeidsmarkt en sociale bescherming KSZ (nog steeds de laatste versie) blijkt dat in 2013 26,3 % van alle loontrekkenden in de textielverzorgingssector van buitenlandse herkomst waren, waar- van 9,5 % afkomstig uit de EU en 16,8 % afkomstig van landen buiten de EU. Hiermee moeten wij enkel de sectoren dienstencheques, groen, horeca en de uitzendsector laten voorgaan.
- Een sector die veel beroep doet op uitzendkrachten: de uitzendsector is de belangrijkste sector waaruit de textielverzorging zijn werknemers rekruteert: 22 % van de wasserijar- beiders komt uit de uitzendsector. Dat is veel hoger dan de gemiddelde instroom uit de uitzendsector over alle sectoren heen (9 %). TFTC – Training For Textile Care – heeft sinds 2013 een samenwerkingsovereenkomst met het VFU-FFI, vormingsfonds voor uit- zendkrachten. Dankzij deze samenwerking kunnen uitzendkrachten mee opgenomen worden in de opleidingsplannen die TFTC ondersteunt.
- Een sector met kansen voor iedereen: de sector van de textielverzorging is er een die alle kansen biedt aan de prioritaire kansengroepen van het Vlaamse arbeidsmarktbeleid: de instroom van werkzoekende allochtonen en arbeidsgehandicapten is relatief hoog: res-
pectievelijk 20 % en 12 %, tegenover 15 % en 8 % gemiddeld over alle sectoren heen.
- In de textielverzorging zijn in 2015 24 IBO’s gestart en in 2016 37 IBO’s. Allochtonen zijn bij deze invulling sterk vertegenwoordigd. Ook kortgeschoolden zitten op de eerste rij bij de invulling van vacatures in de textielverzorging: 58 % van alle vacatures, tegenover 36
% over alle sectoren heen. Wat de kansengroepen betreft is voor 49 % van de vacatures in de textielverzorging MINDER dan 6 maanden ervaring vereist, tegenover 45 % gemid- deld in Vlaanderen.
1.3. Andere uitgangspunten
Het overlegmodel en het streven naar consensus is primordiaal voor de sociale partners in de textielverzorging.
De sociale partners zoeken gezamenlijk naar oplossingen voor de organisatie van de arbeids- markt, waarbij de klemtoon ligt op de arbeidsomstandigheden en de arbeidsvoorwaarden die in sectorale akkoorden worden vastgelegd. Maar sectoraal beleid gaat ook verder dan formele tek- sten.
De sociale partners zien innovatie, ecologie en duurzaamheid als grote uitdagingen voor de toe- komst van de sector, naast jobcreatie en het behoud van jobs (werkbaar werk).
De sector textielverzorging streeft ernaar om mee te zorgen voor goede sociale verhoudingen binnen de bedrijven, mee te helpen aan een duurzaam personeelsbeleid en om ondernemingen te ondersteunen bij instroom, doorstroom en uitstroom van werknemers. Dit is belangrijk omdat de sector gekenmerkt wordt door een zeer grote vertegenwoordiging van KMO-bedrijven. Zelfs het aantal micro-ondernemingen met 1 tot 10 personeelsleden in de sector is aanzienlijk.
Tewerkstelling in de sector textielverzorging kent een lage in- en uitstapdrempel. Medewerkers beginnen er vaak als interim. Afhankelijk van de hoeveelheid werk, hun inzet en hun competen- ties kunnen ze doorgroeien naar een contract van onbepaalde duur. Voor de uitvoerende func- ties (het merendeel van de jobs in de textielverzorging) blijft het zoeken naar geschikte arbeids- krachten, zowel van Belgische origine als allochtone origine, een moeilijke onderneming. Zo moe- ten er vaak arbeiders aangetrokken worden zonder kennis en ervaring op basis van inzetbaar- heid, motivatie en algemene competenties. Deze beginnende werknemers krijgen vaak een con- tract als interim of een IBO-contract. Ze bouwen hun competenties op en krijgen bij een gunsti- ge evaluatie een vast contract. De sector vraagt om een meer gekwalificeerde instroom om niet steeds opnieuw te moeten investeren in opleidingen voor beginnende werkkrachten zonder voorkennis.
1.4. De belangrijkste functies in de wasserijen en droogkuis
Ontvangst van goederen, sorteren wasgoed, inventariseren, beladen en ontladen was- en droogmachines, bedienen was- en droogmachines, bedienen mangel, (tunnel)finishen, stoomstrij- ken, afwerken, kwaliteitscontrole, chauffeur, droogkuiser.
2. Sectorale opleidingsacties en de rol van TFTC
De textielverzorgingssector omvat industriële ondernemingen die werk bieden aan mensen die graag met hun handen werken en meer gekwalificeerde operatoren. De Vlaamse textielverzor- gingsbedrijven vormen een klein, maar specifiek arbeidssegment met eigen functies (zie hierbo-
ven) maar ook met eigen uitdagingen en opportuniteiten. Onderlinge concurrentie, de lasten op arbeid en de toenemende concurrentie van buitenlandse wasserijen actief in België zetten de sector echter danig onder druk. Ook de (vaak) moeilijke werkomstandigheden die samenhangen met het specifieke werk vormen een hinderpaal, zodat tegelijkertijd de vraag blijft bestaan naar gemotiveerde en polyvalente medewerkers om het personeelsverloop op te vangen. Deze con- stante vraag naar personeel en de veranderende eisen van de markt hebben een opleidingsdy- namiek in gang gezet, waarbij de sociale partners een belangrijke rol en verantwoordelijkheid opnemen.
TFTC, het opleidingscentrum voor de textielverzorging, voert de concrete realisatie van het sec- toraal opleidingsbeleid van de sociale partners uit. Opleiden is zeer belangrijk! De sector textiel- verzorging is een sector waar alles draait rond de kwaliteit van het werk: wij zorgen ervoor dat je op restaurant aan een propere tafel eet, wij zorgen ervoor dat je in een hotel in verse lakens slaapt, wij zorgen ervoor dat je in een ziekenhuis in gedesinfecteerd bedlinnen ligt, wij zorgen ervoor dat medici je behandelen in steriele kledij enz… die kwaliteit heeft een prijs en die ligt in de opleiding van vakbekwame mensen!
Dit zijn de kerntaken van TFTC:
- Consensus tussen de sociale partners invullen; alle acties van TFTC worden met de socia- le partners afgestemd via een paritair samengestelde stuurgroep.
- Toeleiding ondersteunen: hiervoor werkt TFTC samen met een aantal partners uit de be- roepsopleiding, waarvan Syntra Vlaanderen en VDAB de meest in het oog springende zijn.
- Opleidingsbehoeften detecteren: TFTC geeft ondernemingen een ruime keuze om de be- hoeften van de onderneming en van de individuele werknemer in kaart te brengen. Dit kan op eigen houtje op ondernemingsniveau, of met medewerking van TFTC of door be- roep te doen op gespecialiseerde externe consultants.
- Open opleidingen organiseren: op vraag van de sector stelt TFTC tweejaarlijks een oplei- dingskalender samen met diverse thema’s. De opleidingen worden verzorgd door oplei- dingsinstellingen die hun sporen verdiend hebben of soms door TFTC zelf.
- Begeleiden van opleidingsplannen: de opmaak van bedrijfsplannen, de begeleiding en de financiering ervan zijn wellicht de belangrijkste opdrachten van TFTC.
- Begeleiden en ondersteunen van individuele vorming van werknemers: arbeiders beho- rend tot het PC110 die op eigen houtje een (of meerdere) arbeidsmarktgerichte oplei- ding(en) volgen, kunnen rekenen op begeleiding en financiële steun van TFTC.
- Samenwerking met andere sectorfondsen met prioriteit voor de collega’s uit de pijler textiel (COBOT en IVOC) en met collega’s die vooral inzetten op het ontwikkelen en be- vorderen van competenties voor arbeiders (OPFO 100). Ervaring leert ons inmiddels dat de zogeheten ‘open’ opleidingen die intersectoraal kunnen ingericht worden meer kans op slagen hebben dan wanneer ze enkel voor één sector worden ingericht.
Met deze taken in het achterhoofd wordt een actieplan in het kader van het sectorconvenant opgesteld.
Wij houden hierbij ook zeker rekening met een aantal prioriteiten van de Vlaamse Overheid:
- Door het sectorconvenant wordt er in de werking (nog) meer rekening gehouden met di-
versiteit en non-discriminatie, analyses van kansengroepen, intersectorale samenwerking
enz… wat alleen maar zinvol kan genoemd worden.
- De nadruk bij duurzame tewerkstelling moet nog meer gelegd worden op de kansen- groepen en de kortgeschoolden.
- Het sectorconvenant moet ook een basis vormen voor bijkomende mogelijkheden zoals ESF-subsidies die de sector moeten toelaten om verder te werken rond de ontwikkeling van een sectoraal opleidings- en competentiebeleid. Hiervoor zal TFTC streven naar het behalen van de ESF opstap.
3. Visie op de decretale thema’s
3.1. Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
In de textielverzorging was het onderwijsaanbod tot september 2017 quasi onbestaande. Sinds 2013 deed zich echter een opportuniteit voor die wij niet meer losgelaten hebben om de aanslui- ting van het onderwijsaanbod op de bedrijfswereld mogelijk te maken. Deze opportuniteit situ- eert zich in het deeltijds onderwijs, meer bepaald het nieuwe project duaal leren, of in de termi- nologie voor de sector textielverzorging het werkplekleren (deeltijds leren en werken). De sector heeft er mee voor geijverd om te zorgen dat er een opleidingsaanbod in het onderwijs kwam en met succes, want vanaf september 2017 kunnen er in het Deeltijds Beroeps Secundair Onderwijs twee modulaire opleidingen ingericht worden, “medewerker textielverzorging” en “operator tex- tielverzorging”. De sector hoopt dat het nieuwe concept zal zorgen voor een opwaardering en erkenning van het beroep van medewerker in de textielverzorging.
3.2. Competentiebeleid
De competenties van de werknemers in de textielverzorging moeten duidelijker naar voor ge- bracht worden. De sector heeft – zoals reeds gezegd – een typisch KMO karakter: arbeidsinten- sief, laaggeschoolde werknemers (vooral vrouwen), familiaal karakter en scherpe concurrentie. Werken met goed opgeleid personeel biedt de mogelijkheid om een antwoord te geven aan die uitdagingen. Zeker in de laatste jaren is het duidelijk dat opleiding meer aandacht krijgt en dat uit zich vooral in een aanzienlijke toename van bedrijfsinterne opleidingen. Deze opleidingen worden grotendeels verzorgd door een ervaren personeelslid van de onderneming zelf, op de werkvloer. Werknemers worden opgeleid tot polyvalente krachten die op verschillende posten kunnen werken. Dit verschaft de onderneming bv. in vakantieperiodes voldoende lucht om de productie ongestoord verder te kunnen zetten
3.3. Diversiteit
Zoals voorheen met cijfermateriaal aangetoond, is de sector textielverzorging een koploper in het creëren van tewerkstellingsmogelijkheden voor kansengroepen. De oudere werknemers zijn duidelijk oververtegenwoordigd. Allochtone werknemers zijn voor wat betreft taalintegratie een doelgroep in projecten zoals Nederlands op de werkvloer. Maar vooral de kortgeschoolden staan centraal in de diversiteitsacties, zij vormen dan ook de grootste groep werknemers in de textiel- verzorging. Ook voor de toeleiding gaat TFTC zich concentreren op die groep: wij vinden in het deeltijds onderwijs bijna exclusief deze mensen terug. Samenwerking tussen werknemers van verschillende leeftijden, mogelijkheden, achtergronden en culturen is een vanzelfsprekendheid in de sector. Door de specifieke aanwervingsvereisten van de sector moet TFTC die samenwerking faciliteren en de integratie van de verschillende werknemerscategorieën optimaliseren.
4. De toekomst van de sector
In de toekomst verandert de rol en de positie van de textielverzorging drastisch. Naast puur het reinigen van textiel zullen ook andere producten en diensten aangeboden worden. Wij zitten middenin het tijdperk van de digitalisering. De smartphone en de laptop maken in heel wat be- drijven al vast deel uit van het verloop van de werkzaamheden. Er komen dus nieuwe mogelijk- heden voor de textielverzorgingssector, maar er is ook de noodzaak om die ontwikkelingen juist in te schatten. Over de sectoren heen worden in steeds kortere tijdsspannen innovatieve ont- wikkelingen voorgesteld en ontstaan er nieuwe processen. Veranderingen gaan vlugger dan vroeger. Hoe zit dat met de textielverzorging? Het is duidelijk dat wij alle mogelijke klanten moeten aanspreken en meenemen in dit verhaal, dat wij alle generaties moeten aanspreken om het voortbestaan te verzekeren. De sector verwacht veel van de jongere klanten, die de sociale media dagelijks gebruiken, maar die ook door de veranderende werkomstandigheden (verhou- ding werk/privé) gevoelig zijn voor comfort en een “easy-going” levensstijl.
De systematische analyse en de koppeling van grote hoeveelheden data via de bedrijfscomputer zullen ook zorgen voor een nog efficiëntere productie, voor nieuwe producten en bedrijfsmodel- len, voor een beter contact met de verschillende klantendoelgroepen, voor meer economie, voor betere interne processen op gebied van personeelsbeleid en kennismanagement, maar steeds met het thema van maatschappelijk verantwoord ondernemen in het achterhoofd. Zo heeft de sector op het gebied van personeelsbeleid en -ontwikkeling de jongste jaren de eerste stappen gezet. E-learning zorgt voor flexibele vormingsmogelijkheden voor de medewerkers. E-learning zorgt voor een sector zoals de textielverzorging – die aangewezen is op medewerkers met ken- nis van zaken – voor grote kansen. Maar zoals voor alle projecten rond dat thema, zal ook hier een korte- en lange termijnvisie moeten ontwikkeld worden om de vaak kritische stemmen ge- past van antwoord te dienen.
De textielverzorging zit meer en meer in de fase van de omslag van een ambachtelijke, kleinscha- lige sector naar een industriële sector, waar schaalvergroting en aandacht voor het eigen proces op basis van specificaties van de klant van groot belang zijn. Thema’s als werkbaar en wendbaar werk zullen hier nog een tijd een voorname rol spelen.
Momenteel zijn de meeste klanten van de textielverzorging werkzaam in de sectoren gezond- heidszorg, handel en industrie, horeca en recreatie. De verwachting is dat deze segmenten be- duidend zullen groeien. Daarnaast ontwikkelen zich nieuwe markten door nieuwe innovaties in textiel, behandelingstechnieken en ICT of logistiek. Klanten zullen dan wellicht een ander ver- wachtingspatroon hebben dan vandaag en dus moet er nu reeds gezorgd worden voor flexibili- teit en voldoende kwalificaties.
Vanuit de geschetste sectorale visie en vanuit de sectorspecifieke uitdagingen waar de sector op korte en langere termijn voor staat, maakt de sector werk van het aanpakken van de volgende prioriteiten:
• Prioriteit 1: Aansluiting Onderwijs-Arbeidsmarkt
• Prioriteit 2: Competentiebeleid
• Prioriteit 3: Evenredige arbeidsdeelname
• Prioriteit 4: Non-discriminatiebeleid in de sector
• Prioriteit 5: Samenwerking met VDAB en andere opleidingsverstrekkers
PRIORITEIT 1: Aansluiting onderwijs-arbeidsmarkt
Motivatie
De sector staat aan het begin van een nieuwe, uitdagende periode met de opstart van nieuwe, modulaire opleidingen die toeleiden naar de sector. Hiervoor gaat de sector nauw samenwerken met onderwijsverstrekkers, meer bepaald de Centra Leren en Werken, om de kennisoverdracht aan de leerlingen, die tenslotte de toekomstige werknemers binnen de sector zijn, zo optimaal mogelijk te laten verlopen. De sector zorgt hierbij voor een eigen inbreng. Er bestond tot sep- tember 2017 geen specifieke schoolse vooropleiding voor een functie in de textielverzorging, hoewel de nood aan gekwalificeerde en dus gemotiveerde instroom groot is. Als eerste stap naar de mogelijkheid om gestructureerde opleidingen binnen onderwijs mogelijk te maken, werden in samenwerking met AHOVOKS een aantal beroepskwalificatiedossiers samengesteld. In het Bel- gisch Staatsblad van 07.02.2014 verscheen het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de beroepskwalificatie operator strijkafdeling kleding- en confectieartikelen en textielverzorging’. In het Belgisch Staatsblad van 13.02.2014 verscheen het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot er- kenning van de beroepskwalificatie medewerker textielverzorging’ en eveneens het ‘Besluit van de Vlaamse regering tot erkenning van de beroepskwalificatie operator textielverzorging’. Hier- mee was het pad geëffend om in samenwerking met de koepels van het Onderwijs een modulai- re structuur van opleidingen op te zetten.
Dankzij de intensieve begeleiding van AHOVOKS en de VLOR ontvingen wij voor de zomervakan- tie een schrijven van xxxxxxx Xxxxx Xxxxxxx, Vlaams minister van Onderwijs:
Xxxxxxx Xxxxx en werken 2017: wijzigingsbesluit opleidingsaanbod Op voorstel van viceminister-president Xxxxx Xxxxxxx
“Na advies van de Raad van State wijzigt de Vlaamse Regering definitief haar uitvoeringsbesluit bij het decreet over het stelsel van leren en werken in de Vlaamse Gemeenschap. De instellingen die dit stelsel organiseren zijn enerzijds de centra voor deeltijds beroepssecundair onderwijs (DBSO) en anderzijds de centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote onder- nemingen (leertijd binnen Syntra). Nu wordt de bestaande lijst van opleidingen DBSO en leertijd, na screening en in overleg met de beroepssectoren en het onderwijsveld, geactualiseerd. Die actu- alisering is geënt op beroepskwalificaties als referentiekader. Zoals decretaal voorzien, betekent deze ingreep dat de opleidingen in het DBSO overgaan naar een modulaire (in tegenstelling tot lineaire) organisatievorm. Concreet gaat het om een reeks opleidingen in de sectoren tuinbouw en textiel (*). Elke jongere die een opleiding met vrucht heeft gevolgd, ontvangt een certificaat dat expliciet verwijst naar de beroepskwalificatie in kwestie en naar het niveau ervan binnen de kwalificatiestructuur. De wijzigingen treden in voege vanaf het schooljaar 2017-2018.”
Op deze manier is de volledige procedure afgerond en kunnen de 2 nieuwe opleidingen – mede- werker textielverzorging en operator textielverzorging - per 1 september 2017 effectief georgani- seerd worden binnen de CLW’s en de leertijd.
(*) Eigenlijk moet hier staan textielverzorging!
Duaal leren is een geïntegreerd traject in het secundair onderwijs waarin algemene vorming, be- roepsgerichte vorming en werkervaring één geheel vormen. Jongeren verwerven de vaardighe- den die ze nodig hebben om een kwalificatie te behalen zowel op de werkvloer als op school (of in een centrum voor deeltijds onderwijs of een Syntra-lesplaats). Het leertraject bestaat dus uit een les- en werkcomponent die op elkaar zijn afgestemd en samen een coherent geheel vormen.
In 2015 koos de Vlaamse regering resoluut om een dergelijk nieuw stelsel van duaal leren te ont-
wikkelen, als kwaliteitsvol en volwaardig alternatief naast de bestaande ‘klassieke’ onderwijsstel-
sels. De conceptnota-bis legt de krijtlijnen hiervoor vast en omschrijft ook de rol van SYNTRA Vlaanderen als werkregisseur in het nieuwe stelsel van duaal leren. Op 1 september 2016 gingen de eerste proefprojecten duaal leren van start onder de noemer 'Schoolbank op de werkplek'.
De eerste specifieke regels werden vastgelegd in het decreet tot regeling van bepaalde aspecten van alternerende opleiding (10 juni 2016). De voorwaarden uit het decreet gelden niet enkel voor werkplekken in het proefproject duaal leren, maar ook voor werkplekken in Deeltijds Leren en Werken. Deeltijds Leren en Werken is een bestaand systeem van alternerende opleiding waarbij leerlingen uit het secundair onderwijs meerdere dagen op de werkplek leren. Het systeem wordt georganiseerd in het deeltijds beroeps secundair onderwijs (DBSO) en in de leertijd (Syntra). In het DBSO leren de jongeren 3 dagen op de werkplek en volgen ze 2 dagen les in een centrum deeltijds onderwijs (CDO) of centrum leren en werken (CLW). Voor de meeste opleidingen in het systeem leren en werken kan je het ganse jaar door instappen. In de textielverzorging organise- ren wij in leren en werken twee opleidingen in een modulaire vorm. Dat wil zeggen dat de leer- ling op eigen tempo leert en dat hij/zij een deelcertificaat en/of diploma kan behalen van zodra alle modules doorlopen zijn
In deze context wijzen wij graag op het feit dat de sector textielverzorging als derde sector in Vlaanderen met het Vlaams Partnerschap Duaal Leren een sectoraal partnerschap (SP) afsloot op 29 november 2016. Het sectoraal partnerschap textielverzorging neemt volgende bevoegdheden op:
• De erkenning of opheffing van erkenning van een onderneming;
• De uitsluiting van een onderneming;
• De controle op de uitvoering van de overeenkomst tot uitvoering van een alternerende opleiding wat betreft de opleiding op de werkplek;
• Het nemen van acties om de ondernemingen te informeren over het duaal leren in Vlaanderen;
• Het ondersteunen en mobiliseren van ondernemingen met het oog op een versterking zowel kwalitatief als kwantitatief van het aanbod aan werkplekken.
Verder bepaalt het sectoraal partnerschap textielverzorging de norm om als mentor erkend te worden en het maximaal aantal leerlingen dat een mentor mag begeleiden (2).
Die opleidingen moeten uitmonden in een win-win situatie, zowel voor de jongere als voor de onderneming; een vlotte doorstroming van deeltijds onderwijs naar de arbeidsmarkt; een gede- gen werkervaring voor elke jongere met kans op duurzame tewerkstelling.
Regelmatige contacten tussen scholen en bedrijven zijn zeer belangrijk om de doorstroming van leerlingen naar een geschikte job te vergemakkelijken. Bovendien laat dit toe om de opleiding van leerlingen (en leerkrachten) optimaal af te stemmen op de wisselende omstandigheden en vereisten van de sector. Omdat de textielverzorgingssector een specifieke KMO sector is, zullen samenwerkingsverbanden vooral hierop gebaseerd zijn.
Werkplekleren is een belangrijke schakel binnen het proces van competentieverwerving van leer- lingen. Werkplekleren is een volwaardig onderdeel van de opleidingen in het deeltijds onderwijs waarbij ervaring op de werkvloer zelf wordt opgedaan. Daarnaast is werkplekleren eveneens be- langrijk voor (nieuwe) werknemers die vaak op interimbasis aan de slag gaan.
RESULTAATSINDICATOR
Aantal leerwerkplekken binnen het huidig stelsel ‘leren en werken’ (DBSO) bepalen.
Schooljaar 2017-2018: 5 leerwerkplekken
Schooljaar 2018-2019: 8 leerwerkplekken
Op deze indicator zal de diversiteitsmeting gebeuren.
Werkplekleren biedt voor alle partijen heel veel voordelen op korte en op lange termijn, maar wij moeten ervoor zorgen dat wij – zeker in het begin – de kwaliteit van de opleidingen en de leer- werkplekken nauwgezet opvolgen en verzekeren. Werkplekleren moet een vloeiend samenspel zijn tussen de verschillende partijen: de leerling, de school en het bedrijf. Binnen het sectoraal partnerschap werden in onderling overleg de spelregels vastgelegd. De belangrijke sleutel hier is de mentor van het bedrijf. Daarom is één van de belangrijkste voorwaarden opgelegd door het SP het behalen van een erkend mentorschap via de tweedaagse opleiding ‘Word Wasinstructeur’. Deze opleiding werd speciaal op maat van de sector opgesteld en vanaf het schooljaar 2017-2018 bevat die ook een hoofdstuk over de vigerende wetgeving in verband met duaal leren en de spe- cificiteit ervan voor de sector. De opleiding wordt trouwens uitgebreid met een terugkomdag voor alle erkende mentoren, ook voor diegenen die het attest reeds behaalden voor het school- jaar 17-18. De grote uitdaging zal niet liggen bij het vinden van kwalitatieve leerplekken, maar bij het aantrekken van leerlingen. Jongeren hebben over het algemeen geen of een verkeerd beeld over werken in een wasserij. De oorzaak hiervan kan tweeërlei zijn: een imagoprobleem van de sector zelf of het feit dat die opleiding niet “cool” gevonden wordt. Jongeren weten niet welk scala aan vaardigheden en kennis aangeboden wordt (en noodzakelijk is) op gebied van bijvoor- beeld machinetechniek, chemie en logistiek. Daarenboven bestaan er voldoende doorgroeimoge- lijkheden in de sector, waarbij de sector zelf aan het denken is om een opleiding te organiseren om jonge mensen voor te bereiden om op zelfstandige basis met een zaak te beginnen. Alles wordt dus in het werk gesteld om de sector dat positief imago te laten uitstralen (milieu, ener- gie…) want enkel een sector met een positief imago en positieve, open ondernemingen zal poten- tiële kandidaat-leerlingen kunnen aantrekken.
Acties
De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten:
Actie 1: het faciliteren van mogelijkheden om Centra voor Leren en Werken de kans te bieden een
opleiding ‘medewerker textielverzorging’ in te richten.
Het komt er nu op aan om jonge, gemotiveerde en polyvalente krachten aan te trekken. Na de inspanningen van de vorige jaren zijn er voor het schooljaar 2017-2018 drie CLW’s en 1 BuSO school bereid gevonden om effectief over te gaan tot het geven van de modulaire opleiding: Stad Gent, VTS Sint-Niklaas, KTA Brugge en De Leerexpert Deurne. Naast een intense samenwerking met de Belgische Federatie van de Textielverzorging heeft TFTC ook een stem in de PiT vergade- ringen. PiT staat voor Partners in Textile care en verzamelt alle vooraanstaande leveranciers uit de sector van de textielverzorging. Momenteel vertegenwoordigt PiT ongeveer 80 % van alle le- veranciers. Het draagvlak is dus even groot als de waaier van deskundigheid breed is. Die exper- tise wordt alleen maar groter door de onderlinge samenwerking. Het is tevens haar taak om nieuwe tendensen te ontdekken en de sector goed en tijdig te informeren, op alle vlakken. Op termijn is dit een heus innovatie- en informatieplatform. Dankzij de aanwezigheid van TFTC is het voor centra en scholen mogelijk om semiprofessioneel materiaal aan te schaffen aan gunsti- ge voorwaarden om de praktijkgerichte opleiding in de centra/scholen van één dag per week in de beste omstandigheden te laten plaats vinden.
Er wordt in samenspraak met de verschillende CLW’s ook bekeken op welke manier er best pu- bliciteit gemaakt wordt voor deze nieuwe opleiding. TFTC engageert zich om deel te nemen aan opendeurdagen van Xxxxxx Xxxxx en Werken om aan belangstellende ouders en leerlingen con- crete informatie te geven over het werken in de sector. Voorwaarde is wel dat de vraag tot deelname komt van de Centra zelf.
TFTC gaat de Centra Leren en Werken ook attent maken op het feit – en zelfs aandringen op het gebruik ervan – dat er een mobiele responsive site bestaat (beschikbaar op smartphone, tablet en pc), op maat gemaakt van jongeren en bovendien gratis. Met deze tool kunnen jongeren zich- zelf testen aan de hand van een aantal herkenbare situaties die zowel tijdens het solliciteren als bij het uitvoeren van een job vaak voorkomen. Jongeren kunnen zichzelf testen op dé 6 soft skills, waarvan werkgevers vinden dat jongeren ze te weinig beheersen. VFU lanceerde op 24 april de online tool xxxxxxxxxxxxxx.xx in kader van het Europese project "App- titude". xxx.xxxxxxxxxxxxxx.xx
Actie 2: vakinhoudelijke ondersteuning van leerkrachten (vormingsprogramma textielverzorging)
Door de vakinhoudelijke ondersteuning van leerkrachten werkt TFTC mee aan de inzetbaarheid van leerlingen uit het deeltijds onderwijs textielverzorging in een aansluitende job op de ar- beidsmarkt. De sector engageert zich om vorming voor leerkrachten, trajectbegeleiders enz… te voorzien om hen op die manier voeling te laten houden met de bedrijfsrealiteit en vertrouwd te maken met nieuwe technologieën. Hiervoor werd reeds een eerste vormingsprogramma opge- maakt onder de titel ‘De flow in de wasserij’. Dit is een tweedaagse opleiding die alle aspecten van het werken in een wasserij behandelt én eindigt met een bedrijfsbezoek om de leerkrachten een zo volledig mogelijk beeld te schetsen van de sector textielverzorging. Dit programma wordt uiteraard up-to-date gehouden en dus aangepast indien nodig. Van dit vormingsprogramma neemt TFTC een gedeelte voor zijn rekening, de overige bijdrage wordt geleverd door externe vakexperten en gespecialiseerde opleiders. Daarnaast staat het open opleidingsaanbod van TFTC via de opleidingskalender gratis ter beschikking voor leerkrachten, trajectbegeleiders enz… Het zwaartepunt van deze opleidingen ligt in sectorspecifieke thema’s. Kennis van textiel, ontvlekken, ergonomie en basisveiligheid in de textielverzorging zijn steeds terugkerende onderwerpen.
Timing: doorlopend over de jaren 2018 en 2019 Partners: Centra Leren en Werken in Vlaanderen
DOELSTELLING: zo veel mogelijk betrokken leerkrachten en trajectbegeleiders van de Centra Le- ren en Werken, van de BuSO school/scholen opnemen in dit vormingsprogramma.
Actie 3: Verdere uitbouw van de werkgroep Onderwijs-Textielverzorging
Het werk in de textielverzorgingssector wordt door het overgrote deel van de jongeren niet be- schouwd als attractief en ‘sexy’. Het is een op meerdere vlakken belastend werk. In de bedrijven heerst een permanente spanning tussen een kwaliteitsvolle en een snelle service. Niet zelden moeten de arbeiders beide nastreven. De hoge eisen die aan de textielverzorging gesteld worden, vertalen zich in een hoge werkdruk op de vloer, waarbij ook nog rekening moet gehouden wor- den met lawaaihinder, staand werk en hogere temperaturen. Vandaar dat er een relatief kleine belangstelling is voor het werken in de sector. En dus is afstemming tussen de sector en het (deeltijds) onderwijs noodzakelijk om efficiënt samen te kunnen werken. Voor de textielverzor- ging is deze samenwerking tussen bedrijven en onderwijs een nieuwe stap en dus moet de af- stemming tussen de verschillende partners ervoor zorgen dat het imago van de sector de boost krijgt die ze verdient, omdat ze zwaar inzet op innovatie en milieu.
TFTC heeft in 2016 reeds de werkgroep Onderwijs-Textielverzorging opgericht, het forum waarop
CLW’s, BuSO scholen en sociale partners acties opzetten ter bevordering van de sector.
Partners: minstens één vertegenwoordiger van ieder CLW en/of iedere BuSO school die een sectorgerichte opleiding organiseren, één vertegenwoordiger per onderwijskoepel van de peda- gogische begeleidingsdienst, één vertegenwoordiger van de drie syndicale partners en drie ver- tegenwoordigers van werkgevers.
Indien mogelijk en opportuun wordt per vergadering een vakexpert uitgenodigd die een aspect van de textielverzorging gaat belichten.
Deze werkgroep vergadert minstens tweemaal per jaar.
Actie 4: Ondersteuning van de stages van deeltijdse leerlingen
De sector textielverzorging promoot en ondersteunt het systeem van deeltijds leren en werken en ziet het eenvormig contract OAO binnen het deeltijds onderwijs als ideale invulling voor een volwaardige werkovereenkomst, omdat het concurrentie tussen de verschillende sectoren uit- sluit. De sector stelt het vergroten van de stagemogelijkheden helemaal vooraan en ijvert voor een competentiegerichte aanpak volgens het stramien van de beroepskwalificaties. Werkplekle- ren sluit perfect aan bij de meest gebruikelijke opleidingsvorm in de sector, namelijk opleidingen op de werkvloer zelf. Deze opleidingen worden meestal verzorgd door ervaren medewerkers. Het sectoraal partnerschap heeft er trouwens voor gezorgd dat de mentor de specifieke opleiding ‘word wasinstructeur’ moet gevolgd hebben teneinde de opleiding nog kwaliteitsvoller te maken. Er moet dus werk worden gemaakt om voldoende en kwaliteitsvolle stageplaatsen aan te bieden aan deeltijdse leerlingen en dit over de hele sector. Ook hiervoor heeft het sectoraal partner- schap duidelijke richtlijnen geschreven, waaronder het feit dat er een individueel opleidingspro- gramma moet uitgeschreven worden voor elke leerling en dat de onderneming moet beant- woorden aan een minimale uitrusting. TFTC kreeg een machtiging om – indien nodig en gewenst
- een afvaardiging ter plaatse te sturen. Deze afvaardiging kan advies geven aan de onderneming en heeft tot taak na te gaan of het opleidingsprogramma gevolgd wordt.
Actie 5: Zorgen voor correcte en relevante informatie via de website
TFTC is verantwoordelijk voor de inhoud van bovenstaande website in zijn communicatie naar de buitenwereld. Via deze website informeert TFTC een zo groot mogelijke doelgroep over de op- leidings- en tewerkstellingsmogelijkheden in de sector. Voor de lay-out wordt samengewerkt met twee externe partners, te weten AmazingIT uit Oostende en het bureau Liebens uit Bilzen. De website wordt regelmatig geactualiseerd. Alle bedrijven die dat willen en alle opleidingsverstrek- kers worden bovendien op de hoogte gebracht van nieuwigheden en/of veranderingen en/of opleidingsaanbod via de elektronische nieuwsbrief ‘The Training Guide’.
PRIORITEIT 2: Bevorderen van competenties van werknemers
Motivatie
Voor werknemers in de textielverzorgingssector was het tot nu toe niet mogelijk om ter voorbe- reiding op de job een (na)schoolse opleiding te volgen, noch voltijds noch deeltijds, omdat die er tot nu toe niet was. Het verwerven van competenties door middel van vorming op de werkvloer is dan ook essentieel. De sector biedt via zijn sectorfonds een brede waaier aan opleidingen om de werknemers te ondersteunen in de kwalitatief hoogstaande uitvoering van hun werk. Hierbij houdt men rekening met het feit dat de meeste ondernemingen in de textielverzorging behoren tot de categorie van KMO’s. Competentiemanagement binnen bedrijven kan hierbij een vertrek- punt zijn, maar wij willen er wel de nadruk op leggen dat dit zeker niet overal mogelijk is, omdat er vaak in de kleine ondernemingen geen HR-afdeling is om de zaken bij te houden en/of omdat de bedrijfsleider vaak een meewerkende partner is. Ook de aanwerving van nieuwe medewerkers verloopt in veel gevallen niet gestructureerd omdat daar eenvoudigweg geen ruimte/tijd voor is. Nochtans is competentiemanagement het middel om te komen tot een hogere werkzaamheid, een grotere inzetbaarheid en een verhoogde werkbaarheid. Met de bestaande beroepskwalifica- tiedossiers moet het mogelijk zijn om meer in te zetten op (de registratie van) competenties.
RESULTAATSINDICATOR:
Optrekken van het aantal bedrijfsbezoeken in de sector
Voor 2018 willen wij 25 (waaronder 2 nieuwe bedrijven) bedrijfsbezoeken in de textielverzor- gingssector doen.
Voor 2019 willen wij 30 (waaronder 2 nieuwe bedrijven) bedrijfsbezoeken in de textielverzor- gingssector doen.
Als sectorconsulent help je bedrijven onder andere bij het invullen van (knelpunt)vacatures. Per- soonlijk contact met de zaakvoerder of HR-verantwoordelijke is daarbij erg belangrijk. Zo leer je het bedrijf kennen en krijg je een beter inzicht in het aangeboden takenpakket. Verder is er met een goede kennis van de tewerkstellings- en opleidingsmaatregelen heel wat mogelijk. Tenslotte kom je te weten welke competenties en welke attitudes er belangrijk zijn.
Actie 1: het optrekken van de deelnemingsgraad van de arbeiders aan opleidingen
Om de ondernemingen uit de sector aan te moedigen om hun werknemers opleidingen te laten volgen, worden de financiële en administratieve lasten zoveel mogelijk weg gewerkt. Voor de op- leiding van de arbeiders in het PC 110 wordt een financiële tussenkomst voorzien van maximaal
€ 300 per arbeider per jaar in de opleidingsportefeuille. Opleidingen kunnen ook voor kleine groepen georganiseerd en gefinancierd worden. Het vertrekpunt is steeds de individuele oplei- dingsbehoefte van de deelnemers. Indien wij het vereiste aantal deelnemers om een opleiding te organiseren op vraag van één onderneming (minimum aantal arbeiders is 7) niet bereiken, vra- gen wij andere collega-bedrijven uit de sector om deze groep aan te vullen tot het minimum aantal bereikt is.
Interne opleidingen (opleidingen op werkvloer), meestal gegeven door ervaren collega’s of in kleinere ondernemingen door de bedrijfsleider, zijn de meest directe en praktische opleidingen om een (deel)taak aan te leren. Dit zijn op het ogenblik van het opstellen van dit convenant ook de opleidingen die het vaakst voorkomen in de opleidingsportefeuilles.
Het uitgangspunt voor ondernemingen om te kunnen gebruik maken van de sectorale financiële steun is zonder meer het bestaan van een opleidingsplan voor de onderneming, waarin zowel nieuwe medewerkers als bestaande medewerkers een kans krijgen om bij te leren.
De inspanningen van het sectorfonds om opleidingen te promoten leveren de laatste jaren mooie resultaten. Zo bedroeg het percentage arbeiders die één of meerdere opleidingen volgden in de portefeuillebedrijven in 2014 25,96%. Dit percentage steeg in 2015 opmerkelijk tot 41,79% en in 2016 zelfs tot 45,34%.
Gehoopt wordt dat met de nieuwe ‘wet Peeters’ in verband met wendbaar en werkbaar werk ook de laatste hordes worden overwonnen om de strategie van opleidingen in de bedrijven nog verder te ontwikkelen en te bevorderen.
Actie 2: het optrekken van de deelnemingsgraad aan NODW en ICT opleidingen
Ruim 10 procent van de werkzoekenden in Vlaanderen spreekt nauwelijks Nederlands. Dat blijkt uit een studie van de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding (VDAB). De kennis van het Nederlands bij de werkzoekenden is er de jongste jaren op achteruitgegaan.
In het opleidingspakket van TFTC zitten heel wat mogelijkheden om de basiskennis van de ar- beiders te verhogen. Wij focussen ons hierbij op de opleidingen Nederlands op de werkvloer (NODW) en computerkennis (ICT). Nederlands op de werkvloer draagt zeker bij tot een efficiënt en veilig samenwerken en bevordert de integratie binnen een onderneming. Voor Nederlands op de werkvloer wordt een aangepaste opleiding gezocht die vertrekt vanuit de specifieke vraag van elk bedrijf. In eerste instantie gaat elk opleidingsinstituut waarmee TFTC samenwerkt een verkennend gesprek voeren om voor iedere deelnemer een geschikt opleidingsniveau te vinden. Op verzoek van werknemers en werkgevers kunnen er ook nog vervolgtrajecten georganiseerd worden of verwijst TFTC naar het individueel vormingsbudget (zie verder).
Voor de opleiding NODW heeft het Gemeenschappelijk Fonds van de textielverzorging nog deze speciale tegemoetkoming voorzien:
1. TFTC stelt aan het bedrijf enkele professionele aanbieders voor, maar de onderneming be-
xxxxx zelf over de beste aanpak (aantal cursisten, formule, data…)
2. TFTC betaalt de eerste 6 uur van de cursus per groep of individu in het bedrijf, gespreid over enkele dagen naar keuze. Deze uren zijn dus gratis voor de onderneming.
3. Er volgt een evaluatie van de cursus met, indien nodig, praktische afspraken en financie- ringsmogelijkheden voor een eventueel vervolg.
ICT basisvaardigheden worden aangepast aan de specifieke vragen van de werknemer of werk- gever.
Partners voor de opleiding NODW zijn: VDAB, Heydays (vroeger Het Talenhuis), BLCC en Seman- tics Belgium. Regelmatig verschijnt in het vakblad van de Federatie van de Belgische Textielver- zorging en in de elektronische nieuwsbrief van TFTC een herinnering/oproep voor deze oplei- ding.
In het kader van het individueel vormingsbudget noteerden wij in 2015 3 aanvragen voor een op- leiding Nederlands en 2 aanvragen voor een ICT opleiding. In 2016 bedroeg dat cijfer respectieve- lijk 5 voor Nederlands en 3 voor ICT.
Actie 3: Samenwerking met andere sectoren op gebied van opleidingen
De sector textielverzorging werkt bilateraal of in groepsverband samen met andere sectorale op- leidingsfondsen aan een gezamenlijk opleidingsaanbod. De mogelijkheid tot doorverwijzing biedt bijkomende vormingskansen aan ondernemingen. Op deze manier kunnen specifieke noden van kleinere bedrijven, waarvoor de sector weet dat er nooit voldoende deelnemers zullen zijn om een opleiding op te starten, toch ingevuld worden op een kostenbesparende manier, dit wil zeg- gen zonder dat die onderneming een ‘één op één” opleiding moet voorzien bij private oplei- dingsverstrekkers.
TFTC werkt op die manier afzonderlijk samen met OpFo 100 en COBOT en in groepsverband met de intersectorale werkgroep rond SBM (Skills voor Bedrijf en Medewerkers).
TFTC gaat ook ‘gluren bij de buren’ en heeft nu dankzij de medewerking van de Federatie van de Belgische Textielverzorging internationale samenwerkingsverbanden met CTTN-IREN (Frankrijk),
EFIT (Duitsland), DTV (Duitsland), TSA (Groot-Brittanië) en VTS (Zwitserland) voor wat betreft op- leidingen en de inhoud hiervan.
Actie 4: het promoten van het individueel vormingsbudget
Met het individueel vormingsbudget van TFTC ondersteunt de sector de arbeiders PC 110 die in- dividuele opleidingsinspanningen doen. Werknemers die op eigen initiatief loopbaanbegeleiding en/of opleiding volgen, worden door TFTC begeleid en kunnen via het individueel vormingsbud- get (het merendeel van) hun kosten recupereren. De sector promoot hiermee tevens het levens- lang leren, door arbeiders de mogelijkheid te geven om zich persoonlijk te ontwikkelen en hun plaats op de arbeidsmarkt zeker te stellen of te verstevigen. In het kader van het individueel vormingsbudget wordt in de eerste plaats aandacht geschonken/publiciteit gemaakt voor basis- competenties (talen, informatica, technische opleidingen…), zeker voor de kortgeschoolden in de sector, de grootste groep arbeiders. Voor het jaar 2014 telden wij 18 arbeiders die beroep deden op het individueel vormingsbudget. In 2015 waren er dat 24 en in 2016 28. Het is de wens en de bedoeling van de sector om dat cijfer de hoogte in te tillen en hiervoor zullen ten gepaste tijde de nodige acties ondernomen worden. Bij de verzending van de tweejaarlijkse opleidingskalen- der krijgt elke onderneming ook een affiche en een begeleidend schrijven met een oproep om het individueel vormingsbudget kenbaar te maken aan hun medewerkers.
Actie 5: bedrijven helpen bij de opmaak van hun opleidingsplannen
De sectorale opleidingsmiddelen worden prioritair ingezet in het kader van het competentiebe- leid in textielverzorgingsbedrijven. De sector ondersteunt op het ogenblik van dit convenant 63 ondernemingen bij de opmaak van opleidingsplannen, teneinde de competentieopbouw van ar- beiders te bestendigen. De belangrijkste voorwaarde om gebruik te kunnen maken van sectorale steun is – zoals reeds gezegd – dat het opleidingsplan van de onderneming onderbouwd en overlegd is. Een nieuwe reglementering in verband met de subsidieaanvraag schrijft voor dat vanaf 2018:
- als er een ondernemingsraad is, tekenen de afgevaardigden in deze ondernemingsraad
- als er een syndicale delegatie is, of een comité, of een syndicaal verkozene, dan is dat de per- soon bij uitstek om mee te tekenen
- in alle andere gevallen tekent er iemand van op de werkvloer, iemand die tot het PC 110 be- hoort. Zijn/haar functie wordt eveneens vermeld bij zijn/haar naam.
TFTC legt specifiek de nadruk op:
- Aandacht voor basiscompetenties van de arbeiders: de noden aan basiscompetenties van de arbeiders ontdekken en in kaart brengen.
- Het feit dat er naast de praktische, interne on-the-job opleidingen ruimte en mogelijk- heid moet geschapen worden voor algemenere vorming.
- Het belang van een eerlijke en correcte evaluatie door alle arbeiders die aan een oplei- ding hebben deelgenomen, zij het intern of extern. Evaluatie moet in alle rust en sereni- teit kunnen gebeuren zonder inmenging van collega’s of anderen.
Bij dit alles wordt aan de bedrijfsleider ook de mogelijkheid geboden om in te stappen in diversi- teitsplannen en wordt het gebruik van de KMO-portefeuille onder de aandacht gebracht.
Actie 6: opmaak van een individueel portfolio voor competenties.
In de twee beroepskwalificaties voor de textielverzorgingssector – medewerker textielverzorging en operator textielverzorging – staat een bruikbaar competentieschema. Dit schema bestaat uit een overzicht van vaktechnische competenties, attitudes en interpersoonlijke vaardigheden die
een geoefende arbeider moet hebben. Dit schema zal in de loop van het huidige convenant ter beschikking van de sector worden gesteld om als basisinstrument te dienen waar de werkgever zelf mee aan de slag kan bij het bepalen van de competenties van iedere individuele arbeider. De bedoeling is te zorgen voor competentieopbouw van arbeiders binnen de ondernemingen. Selec- tie en doorgroei van mensen uit de kansengroepen kunnen op die manier objectief gebeuren en het instrument zal uiteindelijk ook bijdragen tot een beleid van gelijke kansen.
TFTC draagt zijn steentje bij door het coördineren van deze tool, waarbij het bijvoorbeeld de competenties uit open opleidingen of uit opleidingen in het kader van het individueel vormings- budget zal noteren.
Timing: aftoetsen in 2018. Afleveren in gebruiksvriendelijke vorm aan de sector/de bedrijfsleiders eind 2018/begin 2019.
Actie 7: De sector informeren, bevragen en steunen
De sector van de textielverzorging wordt harder getroffen door de vergrijzing van de loontrek- kende populatie dan gemiddeld in Vlaanderen met 38,4 % oudere werknemers in haar rangen, waar het Vlaams gemiddelde 28,5 % bedraagt. Er zijn op dit ogenblik nog geen sectorale initia- tieven om problemen aan te pakken die ervaren werknemers eventueel zouden hebben. In de praktijk zien we wel duidelijk twee aandachtspunten: enerzijds de problematiek van de fysieke belasting voor vijftigplussers en anderzijds de uitstroom van die ervaren mensen met daaraan gekoppeld het verdwijnen van de elementaire vakkennis uit de sector.
Na een enquête georganiseerd door TFTC in samenwerking met de Belgische Federatie van de Textielverzorging in 2015 over de psychosociale risico’s (KB van 10 april 2014) kwamen als knel- punten naar voor:
- Last van extreme temperaturen, lawaai- en geurhinder;
- Het werk uitoefenen in ongemakkelijke of inspannende werkhoudingen;
- Onvoldoende aandacht voor ergonomie
Er wordt gezocht naar een mogelijkheid om de werkbaarheid van oudere werknemers te verbe- teren door vaker lichter, machinaal werk aan te bieden maar gezien het grootste deel van de ondernemingen KMO’s zijn, is dit niet evident.
Subactie 1 : Ingroeibanen: jobs voor jongeren.
Vandaag is het zo dat werkgevers 0,1% van hun loonmassa moeten besteden aan de integratie van risicogroepen, een kwart daarvan dient voor het inschakelen van jongeren. Op 1 oktober 2015 waren er in totaal 40 collectieve arbeidsovereenkomsten gesloten om ingroeibanen voor jongeren mogelijk te maken, waaronder in de textielverzorgingssector. Het betreffende KB be- paalt dat paritaire comités die minstens 0,05% van hun totale loonmassa aan -26-jarigen beste- den, een extra financiering ontvangen voor projecten die betrekking hebben op ingroeibanen. Zo worden extra bruggen gebouwd voor jongeren tussen het moment dat ze de school verlaten en aan hun eerste job beginnen. Bovendien kunnen in het concept van ingroeibanen ook oudere werknemers hun ervaring aan de volgende generatie doorgeven. TFTC zet mee zijn schouders onder deze maatregel.
Subactie 2 : De onthaalbrochure
De sector is overtuigd van het nut van een onthaalbrochure voor nieuwe medewerkers. Een ont- haalbeleid is een onmisbaar onderdeel van een strategisch en samenhangend personeels- en or- ganisatiebeleid. Een warm welkom loont en beïnvloedt sterk de betrokkenheid en motivatie van nieuwe medewerkers. Het K.B. van 25 april 2007 bepaalt dat de werkgever een document moet opstellen en ondertekenen waaruit blijkt dat aan de nieuwe werknemer de nodige inlich-
tingen en instructies werden verstrekt met betrekking tot het welzijn op het werk. Dit document is ter beschikking van de werkgevers bij het sectorfonds.
PRIORITEIT 3: Diversiteit en evenredige arbeidsdeelname
Motivatie
De initiatieven ter ondersteuning van werkgevers moeten worden uitgebreid met specifieke aandacht voor het groot aantal KMO’s binnen de sector. Met uitzondering van enkele grotere ondernemingen is de textielverzorgingssector voornamelijk een KMO-sector. De contacten met deze bedrijven zijn vooral gebaseerd op persoonlijke bedrijfsbezoeken, gerichte mailings en tele- fonische/elektronische ondersteuning. De sector ijvert voor een verdere professionalisering door ondernemingen te steunen in het voeren van een modern Human Resources beleid. Hiervoor be- staan de nodige tools en opleidingen of ze worden opgesteld en verfijnd. De sector heeft een aantal initiatieven uitgewerkt ter bevordering van die professionaliteit die wij hieronder even belichten.
Tewerkstelling in de textielverzorgingssector wordt gekenmerkt door een hoog aantal werkne- mers uit kansengroepen, zoals kortgeschoolden en werknemers van allochtone origine, in een KMO omgeving. Deze werknemers hebben over het algemeen gesproken maar een beperkte kans om door te stromen naar een leidinggevende functie, wat voornamelijk te maken heeft met de veelal vlakke structuur van een KMO onderneming. Maar ook de interne samenwerking met ver- schillende leeftijden, achtergronden, culturen en (fysieke) mogelijkheden is een noodzaak voor iedere onderneming uit de sector. Een doorgedreven politiek van diversiteit en integratie moeten wij blijven aanhouden om de sector de nodige kansen te geven.
TFTC wil dan ook graag zijn steentje bijdragen om iedere onderneming te helpen nadenken over hoe zij het begrip diversiteit kan invullen en welke acties zij wil en kan ondernemen om con- structief om te gaan met diversiteit. Het ‘managen’ van diversiteit vormt dan ook een belangrijke uitdaging.
RESULTAATSINDICATOR:
Optrekken van het aantal opleidingen NODW in de sector
Voor 2018 willen wij in 5 bedrijven een opleiding Nederlands op de werkvloer organiseren in de textielverzorgingssector.
Voor 2019 willen wij eveneens in 5 andere bedrijven een opleiding Nederlands op de werkvloer organiseren in de textielverzorgingssector.
Nulmeting voor de opleiding NODW binnen de bedrijven: in 2014, 2015 en 2016 noteerden wij tel- kens 1 onderneming die de opleiding heeft georganiseerd. In 2017 geen enkele.
Acties
De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten:
Actie 1: Uitbreiding van het aantal instructiefilmpjes
Geschreven handleidingen en gebruiksaanwijzingen worden vaak als saai, taai en vervelend erva- ren. Met als gevolg dat het product of een taak niet goed wordt uitgevoerd. Een instructiefilm is zeer geschikt om een product of taak uit te leggen, het trainen van (nieuw) personeel, het uit-
eenzetten van veiligheidsinstructies of E-learning. Al deze doelstellingen zitten vervat in de in- structiefilms die TFTC in nauwe samenwerking met een aantal ondernemingen uit de sector en met de videodiensten van VDAB heeft gemaakt. Een goede instructiefilm kenmerkt zich door het op een heldere en duidelijke wijze visualiseren van de te nemen stappen, regels of unieke eigen- schappen, samen met een helder en duidelijke mondelinge verklaring. TFTC heeft op dit ogenblik een twintigtal van deze filmpjes op haar website staan. Deze zijn vrij te gebruiken door onder- nemingen die hun nieuw personeel willen laten kennis maken met een bepaalde taak, door scho- len van het deeltijds onderwijs die hun leerlingen willen laten kennis maken met de sector of ze een handeling willen aanleren die ze in het centrum wegens onvoldoende infrastructuur niet kunnen aanleren. De bedoeling van deze filmpjes is ook te komen tot een standaardprocedure, die tevens de veiligheid bij de uitvoering verhoogt. Ook de opleiding ‘medewerker wasserij’ van VDAB maakt gebruik van deze instructiefilms. Op het ogenblik van de opmaak van dit convenant zijn deze films nog beperkt tot het takenpakket van een medewerker in de wasserij, maar tegen het einde van 2017 moeten de reeds opgenomen films over de uitbreiding van die wasserijtaken en ook een overzicht van de taken in de droog/nieuwkuis via de TFTC website beschikbaar zijn. Er wordt vervolgens werk gemaakt van filmpjes over veiligheid en hygiëne op de werkvloer.
Timing: doorlopend over de jaren 2018 en 2019 Partners: VDAB en enkele ondernemingen uit de sector
Actie 2: Uitbreiding van het beeldwoordenboek
Omdat de textielverzorgingssector zoals reeds vaak aangehaald een sector is met een zeer grote diversiteit onder zijn werknemers, heeft TFTC een beeldwoordenboek voor de sector gemaakt. Omdat bleek dat een allesomvattend woordenboek veel te groot en dus minder bruikbaar zou worden, werd een eerste deel gemaakt over de machines, hun onderdelen en de onderhoudspro- ducten en over de zaken die in een wasserij gewassen en onderhouden worden: (beroeps)kledij, bed- en badlinnen, tapijten enz…
Het tweede deel dat wij willen uitwerken zal dan handelen over de onderneming, de handelingen en de veiligheid en hygiëne.
Xxxxxxx helpen enorm bij het onthouden van de woordenschat: beelden bieden direct houvast en zijn daardoor aansprekender dan tekst alleen, ze motiveren en maken het leren van het Ne- derlands in dit geval leuker (en makkelijker)! Bij elk plaatje staat het Nederlandse woord, waarna de Franse, Engelse, Duitse, Poolse, Russische, Spaanse en Portugese vertaling vermeld staan.
Op haar vergadering van september 2017 besluit de stuurgroep textielverzorging na overleg dat een digitale modulaire tool moet ontwikkeld worden. Zo kunnen de bedrijven zelf hun beeld- woordenboek “op maat van de werknemer” samenstellen.
Dit kan afhankelijk van de items en de talen die opportuun zijn voor elk bedrijf.
De stuurgroep gaat verder akkoord om het beeldwoordenboek ook nog op papier uit te geven, maar meent dat het belangrijker is publiciteit te maken voor een degelijke digitale tool met keu- zeopties. De bedrijven kunnen dan in eigen beheer een beeldwoordenboek samenstellen.
In de loop van 2018 zal een eerste bevraging gebeuren bij de ondernemingen die gebruik maken van het woordenboek om na te gaan welke aanpassingen er eventueel nog moeten gebeuren om het gebruik nog te intensifiëren.
Timing: doorlopend over de jaren 2018 en 2019
Partners: Liebens Reclame (opmaak) en enkele producenten/leveranciers voor de sector (beel- den).
Actie 3: werkbaar werk verder promoten
Het Koninklijk Besluit van 10 april 2014 betreffende de preventie van psychosociale risico’s op het werk bepaalt dat “de werkgever de situaties die aanleiding kunnen geven tot psychosociale risi-
co’s op het werk moet identificeren met medewerking van de werknemers” en “passende preven- tiemaatregelen moet treffen”.
Om de werkgever te helpen om ‘werkbaar werk’ nog beter te organiseren, rekenen TFTC en FBT op hulp van de werknemers, omdat zij beschikken over kennis en expertise die de werkgever misschien niet heeft, en omdat zij beter dan de werkgever weten wat er onder collega’s leeft en hoe mensen hun job ervaren.
TFTC heeft in 2015 in samenwerking met FBT een sectorale enquête opgesteld. Deze bevraging kon/kan anoniem gebeuren en er kwamen reeds meer dan 2000 antwoorden binnen (ongeveer één derde van de bevraagden). Op die manier kregen wij een zeer actueel sectorbeeld hoe arbei- ders en bedienden het werk in een textielverzorgingsbedrijf ervaren. Alle stakeholders uit de sec- tor zijn het erover eens dat de resultaten een houvast bieden bij mogelijke onderhandelingen met sociale partners en overheden over werkbaar werk, opleidingen, kwaliteit van de arbeid.
Deze actie loopt nog steeds en het is de bedoeling om in de loop van het huidige convenant de mogelijke knelpunten voor de sector te concretiseren en er oplossingen voor te bedenken. Er is trouwens met de sociale partners reeds een protocolakkoord afgesloten om werk te maken van acties rond werkbaar werk.
Actie 4: diversiteit ondersteunen en nog meer onder de aandacht brengen
De uitdaging waarvoor we staan, het verhogen van de globale werkzaamheidsgraad voor alle personen op de Vlaamse arbeidsmarkt, is groot. Het Pact 2020 stelt dat Vlaanderen zorgt voor een diversiteitsbeleid dat een essentieel onderdeel is van het personeelsbeleid in elke Vlaamse onderneming en organisatie. Daartoe ondersteunt, responsabiliseert en stimuleert het onderne- mingen en organisaties. In het diversiteitsbeleid is er naast aandacht voor vrouwen, ouderen en kortgeschoolden ook steeds voldoende oog voor personen van allochtone afkomst en personen met een arbeidshandicap.
Deze doelstelling, die alle sectoren overstijgt, draagt op haar beurt bij tot de bredere doelstelling om elk talent te activeren met het accent op maatwerk. Op deze manier worden de competen- ties en talenten van diverse groepen versterkt. Discriminatie op de arbeidsmarkt is immers niet beperkt tot afkomst of nationaliteit, ook op vlak van geslacht, leeftijd, handicap of andere gron- den kan discriminatie plaatsvinden.
Er staat voor de komende jaren een grote hervorming op stapel met een nieuw instrumentarium dat de focus gaat leggen op talent en competenties. De overheid gaat uit van drie kanalen waaraan de sector graag zijn medewerking verleent:
- Het activeren van talenten via VDAB
- Het investeren in talenten via de KMO portefeuille
- Het doorbreken van vooroordelen door het versnellen van talentbenadering en het aan- pakken van structurele drempels.
De sector gaat zeker mee in de doelstellingen en zal bijvoorbeeld de nieuwe KMO portefeuille aan de ondernemingen bekend maken om ze aan te sporen via (strategisch) advies hun perso- neelsbeleid te versterken en hun organisatie open te stellen voor competente medewerkers van diverse achtergrond.
Deze sector is op gebied van diversiteit een koploper waardoor bepaalde onderdelen van het Pact 2020 nu reeds gehaald worden (vrouwen en allochtonen) en dus zal de sector zich vooral concentreren op ongekwalificeerd uitgestroomde jongeren en het behoud van werk voor oudere werknemers, waarbij wij werkbaar werk stimuleren om te komen tot een verhoogde werkzaam- heidsgraad.
Enkele cijfers bewijzen de vorige alinea (bron: Vlaamse beleidsmaatregelen in sectoraal perspec- tief – Xx. Xxxxxxx Xxxxx Xxxxxx):
Aantal IBO contracten per 100 VTE (%) (2016):
Textielverzorging 1,36
Vlaams gemiddelde 0,85
% IBO’S ingevuld door prioritaire kansengroepen (2016)
Textielverzorging 71,05
Vlaams gemiddelde 42
Aanmoedigingspremie BEV per 100 VTE (%) (2015) Textielverzorging 2,88
Vlaams gemiddelde 1,63
EAD en diversiteit: Vlaamse ondersteuningspremie (2015) Textielverzorging 2,61 (tweede grootste sector)
Vlaams gemiddelde 0,77
Doelgroepverminderingen (2016/2) Textielverzorging 22,45
Vlaams gemiddelde 10,13
Van deze 22,45 % gaat 78,22 % naar ouderen, 13,53 % naar langdurig werklozen, 4,98 % naar jon-
geren en 3,27 % naar “andere”.
TFTC verbindt zich er verder toe om ook regionaal te gaan overleggen met andere partners en netwerken als VOKA (Vlaams netwerk van ondernemingen) en UNIZO (Unie van zelfstandige on- dernemers) om aan te sluiten bij eventuele acties die zij hieromtrent op poten zetten. Verder gaat ze de websites xxx.xxxxxxxxxxxxx.xx (om een scan van de leeftijdspiramide in de onderne- ming te maken) en xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx (voor retentiebeleid en duurzaam loopbaanbe- leid) via haar eigen website, via de blog en de elektronische nieuwsbrief ‘The Training Guide’ meer bekendheid geven en meer onder de aandacht brengen. TFTC gaat eveneens de sector in- formeren over de verschillende tewerkstellings- en activeringsmaatregelen, te vinden op de web- site xxx.xxxx.xx
De sector textielverzorging neemt zijn verantwoordelijkheid om zicht te krijgen op de diversi- teitsproblematiek in de sector. We noteren dat met de Herkomstmonitor 2015 een sectorale nul- meting werd gerealiseerd door het Departement WSE. Wij bemerken dat 10,19% van de werkne- mers in de sector afkomstig is uit de EU en 18,81% afkomstig is van niet-EU landen. Van 0,08% is de herkomst niet geweten. Wij geven hieronder ook een aantal cijfers voor wat betreft de inte- rims in de sector (uit eigen vaststellingen). Dit beeld komt ook ongeveer overeen met de cijfers uit de herkomstmonitor van de arbeiders in de ondernemingen zelf.
Percentage interims inde sector van allochtone afkomst: 2015 23,07 %
2016 31,68 %
Percentage scholingsgraad interims in de sector minder dan HSO: 2015 84,34 %
2016 73,36 %
Timing: doorlopend in 2018 en 2019
Partners: andere sectoren, VDAB, VOKA, UNIZO…
PRIORITEIT 4: Actieplan ter bestrijding van arbeidsgerelateerde discriminatie
Motivatie
FBT (sector textielverzorging) is mede-ondertekenaar van een actieplan ter bestrijding van dis- criminatie samen met Federgon (sector van de dienstverleners), VVSG (ledenorganisatie van de Vlaamse gemeenten) en PWA Vlaanderen. Dit actieplan werd eind maart 2017 met Vlaams minis- ter voor Werk, Xxxxxxxx Xxxxxxx, afgesloten. De deelnemers aan dit actieplan engageren zich om acties te ondernemen. Deze acties worden onderverdeeld in drie luiken.
A. Acties die georganiseerd worden door de Vlaamse Overheid, beleidsveld Werk.
B. Het uitwerken van een “basispakket” aan informatie met alle betrokken partijen dat een gemeenschappelijke visie op discriminatie binnen de sectoren weerspiegelt en dat ideali- ter bekrachtigd wordt, naar het voorbeeld van de uitzendsector.
C. Een reeks mogelijke maatregelen en acties waarbij de sector textielverzorging zich maximaal inzet om deze te realiseren, rekening houdend met hun specifieke context: in- formeren en sensibiliseren, opleiden, preventie en mogelijke remediëring.
De introductie van praktijktesten werd als erkenningsvoorwaarde voor ondernemingen opge- legd. Zo werd in de erkenningsvoorwaarden opgenomen dat “de onderneming praktijktesten toestaat om de naleving van de voorwaarden vermeld in punt i. en punt j. na te gaan. De onder- neming verbindt zich ertoe om de nodige acties te ondernemen naar aanleiding van de resulta- ten van de praktijktesten.”
Met punt i. en punt j. wordt bedoeld dat:
i) De onderneming zich ertoe verbindt geen werknemers en klanten direct of indirect te discrimineren als vermeld in artikel 2 van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt;
j) De onderneming verbindt zich ertoe geen prestaties te laten verrichten in een omgeving met onaanvaardbare risico’s of gevaren voor de werknemers of in een omgeving waar de werknemers het slachtoffer zouden kunnen zijn van misbruiken of discriminatoire praktijken.
Er werd inmiddels in het kader van dit actieplan door de deelnemende federaties beslist om een aparte VZW op te richten om als praktijktesten bepaalde “mystery calls” uit te voeren.
RESULTAATSINDICATOR:
Maken van een digitale tool (kwis-spel) rond cultuurverschillen, diversiteit en discriminatie
In 2018 willen wij een ontwerp klaar hebben om aan bevoegde instanties te laten goedkeuren. Tegen eind 2019 willen wij deze tool beschikbaar stellen voor de textielverzorgingssector (en an- dere geïnteresseerden).
Motivatie voor andere keuze dan uit lijst: Spelend leren is een methodiek die het aanleren boei- end, leuk en efficiënt kan maken. De keuze om te komen tot een spel als leermiddel is een hele logische. We zijn opgegroeid met spelen. Al spelend leerden we, heel natuurlijk. We groeien op in samenleving die steeds hectischer wordt en we leggen onszelf de klok op van deze tijd. We heb- ben geen tijd meer om te spelen of spelen niet meer uit schaamte, laat staan in een arbeidssitu- atie. Maar de vraag naar verschillende werkvormen neemt toe. De structurele aandacht voor le-
ren in organisaties lijdt tot het verschijnsel ‘cursus- en opleidingsmoeheid’, wat in veel gevallen het gevolg is van onjuist opleiden of van onjuiste leerdoelen; een te klein onderscheid tussen “need to learn” en “nice to learn”. Maar niet alleen de variëteit van werkvormen staat ter discus- sie, maar ook het rendement van opleiden. Nog steeds grijpen organisaties vaak naar een tradi- tionele vorm van opleiden, door een trainer in een zaal te zetten en met behulp van een stapel sheets de deelnemers kennis over te brengen. Het rendement van opleiden is onder meer afhan- kelijk van de keuze van de werkvorm, die op zijn beurt weer afhankelijk is van de geformuleerde leerdoelen. ‘Leren moet leuk zijn, dan stijgt het rendement vanzelf’ is ons motto. Daarom hebben wij gekozen – ook in functie van ons doelpubliek – om hier een andere vorm van leren te ge- bruiken.
Acties
De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten:
Actie 1: de non-discriminatiecode op het afsprakenblad met de sector
Ondernemingen die gebruik maken van de opleidingsportefeuille moeten op het afsprakenblad met de sector en TFTC de non-discriminatiecode ondertekenen. Deze non-discriminatiecode maakt diversiteit bespreekbaar. De werkgever heeft zo een middel om in te gaan tegen elk ge- drag, elke houding en elke uitspraak die discriminerend van aard is. De code is zowel gericht op de relaties tussen werkgever en werknemer, tussen personeelsleden onderling als tussen perso- neel en derden.
TFTC zal ervoor zorgen dat deze non-discriminatiecode niet op de achtergrond verdwijnt door ze integraal en onverkort telkens op te nemen bij de jaarlijks te hernieuwen ondertekening van het afsprakenblad.
In 2000 werden door de Europese unie twee richtlijnen aangenomen: de richtlijn inzake gelijke behandeling in arbeid die discriminatie verbiedt op grond van seksuele geaardheid, godsdiensti- ge overtuiging, leeftijd en handicap met betrekking tot werkgelegenheid; en de richtlijn inzake rassengelijkheid die discriminatie verbiedt op grond van ras of etniciteit, opnieuw in het kader van werkgelegenheid, maar ook bij de toegang tot de verzorgingsstaat en sociale zekerheid, en goederen en diensten. TFTC zal deze richtlijnen onder de aandacht brengen van de ondernemin- gen.
Timing: doorlopend in 2018 en 2019
Actie 2: samenwerking met externen intensifiëren
TFTC maakte dit jaar - na een korte bevraging in de sector over diversiteit en discriminatie - kennis met het Agentschap Integratie en Inburgering regio Brussel. Het Agentschap Integratie en Inburgering draagt bij aan de algemene doelstellingen van het Vlaams integratiebeleid en werkt daarvoor nauw samen met de lokale besturen en met de andere relevante beleidsdomeinen van de Vlaamse overheid in Vlaanderen en Brussel.
Het agentschap vervult de volgende opdrachten:
• advies en begeleiding geven aan burgers via inburgeringstrajecten en via een trajectma- tig vormings- en begeleidingsaanbod, met het oog op evenredige participatie van perso- nen van vreemde herkomst
• de toegankelijkheid van voorzieningen voor personen van vreemde herkomst verhogen via:
o taalbeleid en taalpromotie
o integratiewerk
o juridische adviesverlening
o en de dienstverlening sociaal tolken en sociaal vertalen
• bijdragen tot het maatschappelijk draagvlak voor het samenleven in diversiteit;
• advies en ondersteuning geven in functie van een inclusief en gecoördineerd integratie- beleid.
Deze contacten zullen in de komende jaren uitgediept worden.
TFTC zal ook streven naar een samenwerking met het interfederaal gelijke kansen centrum UNIA (xxx.xxxx.xx), vooral voor de beoordeling van de hierboven vermelde resultaatsindicator.
TFTC ondersteunt de ondernemingen ook bij het voorkomen en aanpakken van discriminatie en/of pestgedrag door hen te verwijzen naar de website van de Belgische Overheid terzake: xxxxx://xxx.xxxxxxx.xx/xx/xxxxxxxx/xxxxxxxxxxx/xxxxxxxx_xx_xxxxxxxxx/xxxxxxxxxxxxx
PRIORITEIT 5: Samenwerking(sverbanden)
Motivatie
De samenwerking met VDAB loopt reeds enkele jaren en is gebaseerd op het feit dat een aantal vacatures in de sector moeilijk ingevuld geraken. In de loop der jaren is die samenwerking nog geïntensifieerd, wat geleid heeft tot een aantal overeenkomsten met de sector en TFTC. De sa- menwerkingsovereenkomst heeft als doel alle werkzoekenden, werknemers en werkgevers uit het PC 110 en alle leerkrachten uit het onderwijs textielverzorging de kans te geven zich op een ge- structureerde wijze om- of bij te scholen bij VDAB. De raamovereenkomst heeft tot doel de sec- tor een juist beeld te geven van het aantal IBO’s in de sector en de ondernemers via dit systeem een kans te geven een werkzoekende op maat van het bedrijf op te leiden. VDAB maakt jaarlijks de balans op van de realisaties van het afgelopen jaar om er conclusies uit te trekken voor de komende jaren.
De cijfers in verband met IBO:
In 2015 telden wij 10 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector In 2016 telden wij 30 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector
In 2017 telden wij (eerste 3 kwartalen) 27 IBO overeenkomsten in de textielverzorgingssector
Acties
De sector engageert zich om de volgende concrete acties op te zetten om werk te maken van de gekozen prioriteiten:
Actie 1: samenwerking met Syntra Vlaanderen in het kader van het Sectoraal Partnerschap
De sector wenst samen te werken met zoveel mogelijk partners uit onderwijs en opleiding om de kennisoverdracht aan leerlingen, werkzoekenden en werknemers zo goed mogelijk te organise- ren. Het stelsel van leren en werken heeft een intense samenwerking met Syntra Vlaanderen te-
weeggebracht onder de vorm van het sectoraal partnerschap textielverzorging (het tweede sec- toraal partnerschap in Vlaanderen). TFTC neemt ook deel aan de vergaderingen van de klank- bordgroep van Syntra. TFTC is eveneens opgenomen in de intersectorale opleidingsgroep rond SBM (Skills voor Bedrijf en Medewerkers). TFTC zal deze samenwerking bestendigen.
Actie 2: samen werken aan werk
Naast de samenwerking met VDAB voor het inschakelen van werkzoekenden in de textielverzor- gingssector, kijkt TFTC ook in de richting van andere gespecialiseerde opleidings-, begeleidings- en bemiddelingscentra… die zich inzetten om mensen met een arbeidshandicap en kansarmen te ondersteunen bij hun professionele integratie in het reguliere arbeidscircuit. Zij zijn gegroepeerd onder FeGOB: de Federatie van Centra voor Gespecialiseerde Opleiding, Begeleiding en Bemidde- ling. Door middel van werk op maat proberen ze de sociale positie van de doelgroep te verster- ken en leggen ze de basis voor de sociale inclusie van de doelgroep. Vermits – zoals in de secto- rale visie onderstreept – de sector dringend nood heeft aan jongeren en deze centra zich in hoofdzaak richten tot deze doelgroep, zijn de centra dan ook prioritaire aanspreekpartners om projecten rond duurzame tewerkstelling in de sector op te zetten.
Timing: doorlopend over 2018 en 2019
Partners: De Ploeg (xxx.xxxxxxx.xx), Synkroon (xxx.xxxxxxxx.xx), De Poort (xxx.xxxxxxxxxx.xxx), Compaan (xxx.xxxxxxx.xx) en de werkplekarchitecten (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx)
Actie 3: samenwerking met andere opleidingsverstrekkers en/of sectorfondsen
De sector heeft reeds een aantal samenwerkingsafspraken gemaakt met private opleidingsver- strekkers en andere sectorfondsen om het opleidingsaanbod zo breed mogelijk te houden. Er wordt uitgekeken naar andere opportuniteiten.
Dit zijn vooralsnog de bestaande samenwerkingen:
- Voor NODW: VDAB (xxx.xxxx.xx), Heydays (xxx.xxxxxxx.xx), BLCC (xxx.xxxx.xx) en Semantics Belgium (www. Xxxxxxxxxxxxxxxx.xxx)
- Voor niet-sectorspecifieke opleidingen: In2learning (xxx.xx0xxxxxxxx.xx), Novare (xxx.xxxxxx.xx), Step Opleidingen (xxx.xxxx-xxxxxx.xxx), Rode Kruis Vlaanderen (xxx.xxxxxxxxx.xx), Training Solutions (xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxx.xx), HaCeCo (xxx.xxxxxx.xx) en vele anderen
- Voor interims is er een aparte samenwerking met het Vormingsfonds van de Uitzend- krachten (xxx.xxx-xxx.xx)
- Voor chauffeursopleidingen in het kader van het behalen van het attest vakbekwaam- heid met een aantal erkende opleidingsinstituten op dat gebied.
Er bestaat een goedlopende samenwerking met het sectorfonds OpFo 100 (aanvullend paritair comité voor de werklieden- xxx.xxxx000.xx) en er wordt gestreefd naar een samenwerking met de twee overige sectorfondsen uit de textielpijler om gemeenschappelijke activiteiten te ont- plooien: voor de textielsector COBOT (xxx.xxxxx.xx) en voor de mode en confectie IVOC (xxx.xxxx.xx). Deze hebben op hun beurt een nauwe samenwerking met WOODWIZE (sector hout). TFTC neemt ook deel aan de vergaderingen van een intersectorale sectorconsulenten- werkgroep.
Wij verwijzen ook graag nog even naar de internationale samenwerkingsverbanden met CTTN- IREN (Frankrijk) (xxxx://xxx.xxxx-xxxx.xxx/), EFIT (Duitsland) (xxx.xxxx-xxxxxxxxxxxx.xx), DTV (Duitsland) (xxx.xxx-xxxx.xx), TSA (Groot-Brittanië) (xxx.xxx-xx.xxx) en VTS (Zwitserland) (xxx.xxxxxxxxxxxx.xx) voor wat betreft opleidingen en de inhoud hiervan.
Samenvattende tabel resultaatsindicatoren.
RESULTAATSINDICATOR PRIORITEIT 1:
Aantal leerwerkplekken binnen het huidig stelsel ‘leren en werken’ (DBSO) bepalen.
− Schooljaar 2017-2018: 5 leerwerkplekken
− Schooljaar 2018-2019: 8 leerwerkplekken
RESULTAATSINDICATOR PRIORITEIT 2:
Optrekken van het aantal bedrijfsbezoeken in de sector
− Voor 2018: 25 (waaronder 2 nieuwe bedrijven) bedrijfsbezoeken.
− Voor 2019: 30 (waaronder 2 nieuwe bedrijven) bedrijfsbezoeken.
RESULTAATSINDICATOR PRIORITEIT 3:
Optrekken van het aantal opleidingen NODW in de sector
− Voor 2018: in 5 bedrijven een opleiding Nederlands op de werkvloer organiseren.
− Voor 2019: in 5 andere bedrijven een opleiding Nederlands op de werkvloer organiseren.
RESULTAATSINDICATOR PRIORITEIT 4:
Maken van een digitale tool (kwis-spel) rond cultuurverschillen, diversiteit en discriminatie
− In 2018: een ontwerp klaar hebben om aan bevoegde instanties te laten goedkeuren.
− Eind 2019: deze tool beschikbaar stellen voor de textielverzorgingssector (en andere geïn- teresseerden).
Algemene bepalingen inzake financiering, beëindiging, wijziging, evaluatie, controle en toezicht van de overeenkomst
Financiering
Twintig procent van het in artikel 1 vermelde bedrag wordt uitbetaald in zoverre de resultaats- indicator per decretale kapstok is behaald. Als een indicator niet wordt behaald, wordt de twin- tig procent a rato van het aantal behaalde resultaatsindicatoren betaald.
Beëindiging
- Het sectorconvenant wordt afgesloten voor een periode van 2 jaar. Het sectorconvenant kan niet stilzwijgend worden verlengd.
- Het sectorconvenant eindigt hetzij bij het verstrijken van de looptijd, hetzij bij onderlinge overeenkomst tussen de partijen, hetzij door opzegging. De partijen kunnen op elk moment het sectorconvenant opzeggen, mits ze een opzegtermijn van 6 maanden in acht nemen. De kennisgeving van de opzegging gebeurt per aangetekende brief. De opzeggingstermijn begint te lopen vanaf de eerste werkdag na de kennisgeving. Het sectorconvenant kan door de Vlaamse Regering worden beëindigd zonder inachtname van een opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding als het algemeen belang dat in buitengewone omstandigheden vereist. Als bij de evaluatie door het departement Werk en So- ciale Economie wordt vastgesteld dat de representatieve werkgevers- en werknemersorganisa- ties op ernstige wijze tekortschieten in de verwezenlijking van de beoogde doelstellingen, kan de Vlaamse Regering het sectorconvenant eenzijdig beëindigen zonder opzegtermijn en zonder dat het aanleiding kan geven tot de betaling van een vergoeding.
Wijzigbaarheid
- De Vlaamse Regering bepaalt na voorafgaand overleg tussen de Vlaamse Regering en de socia- le partners in het Vlaams Economisch Sociaal Overlegcomité, de wijze waarop bijsturingen of wijzigingen van het actieplan of van de verbintenissen in het sectorconvenant tijdens de loop- tijd worden doorgevoerd.
Evaluatie
- Het departement Werk en Sociale Economie voorziet een sjabloon voor de inhoudelijke en fi- nanciële rapportage. Bij de opvolgingsmomenten en evaluaties wordt nagegaan of de aange- gane verbintenissen ook effectief zijn bereikt.
Controle en toezicht
- De sociaalrechtelijke inspecteurs van de administratie zijn belast met het toezicht op de nale- ving van de bepalingen van het decreet op de sectorconvenants en de uitvoeringsbesluiten er- van. De Vlaamse Regering kan in het geval van een vastgestelde inbreuk het sectorconvenant opschorten.
Opgemaakt in drie originele exemplaren te Brussel op , waarvan elke partij
een exemplaar ontvangt.
Namens de Vlaamse Regering,
Xxxxxxx Xxxxx XXXXXXX,
Viceminister-president van de Vlaamse Regering en Vlaams minister van Onderwijs;
De xxxx Xxxxxxxx XXXXXXX,
Vlaams minister van Werk, Economie, Innovatie en Sport
Namens de sociale partners van de sector textielverzorging,
met als vertegenwoordigers voor de werkgevers:
Xxxxxxx Xxx XXXXX XXXXXXXXX, Directeur FBT;
De xxxx Xxxxxx XXXXX, Voorzitter FBT;
met als vertegenwoordigers voor de werknemers:
De xxxx Xxxx Xxxxxxxxxxx, Federaal secretaris Algemene Centrale ABVV;
De xxxx Xxx Xxxxxxxx, Algemeen secretaris ACV-CSC METEA
De xxxx Xxxx Xx Xxxxx,
Nationaal sectoraal verantwoordelijke ACLVB