HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Regeling Erfgoed Maken
HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1.1 Gebruikte begrippen
1 In deze regeling worden onderstaande begrippen gebruikt.
a. Fonds: Stichting Fonds voor Cultuurparticipatie.
b. Algemeen Subsidiereglement: Algemeen Subsidiereglement Fonds voor Cultuurparticipatie 2021.
c. Caribisch deel van het Koninkrijk: de landen Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
d. CET: Central European Time, of Midden-Europese Tijd.
e. Culturele Codes: de Code Diversiteit en Inclusie, de Fair Practice Code en de Governance Code Cultuur.
f. Immaterieel erfgoed: recente cultuuruitingen of cultuuruitingen uit het verleden die beoefenaars beleven als erfgoed en die hun een gevoel van identiteit en continuïteit geven. Het erfgoed wordt vormgegeven in samenhang met maatschappelijke veranderingen en in interactie met de omgeving, en waar mogelijk doorgegeven.
g. Koninkrijk der Nederlanden: Nederland, Aruba, Curaçao, Sint Maarten en de drie openbare lichamen: Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
h. Materiaalkosten: aanschafkosten van materialen zonder welke het project niet kan worden uitgevoerd.
i. Materiële investeringen: aanschaf van materialen voor een project die aanvragers na dat project nog langere tijd kunnen gebruiken.
j. Zelfstandige erfgoedprofessional: een zzp’er met eenmanszaak, gericht op erfgoedparticipatie of -educatie die diensten of producten ontwikkelt voor gemeenschappen, instellingen of organisaties.
Artikel 1.5 Weigeringsgronden
1. Het Fonds weigert subsidie als:
a. voor dezelfde activiteiten al subsidie is of zal worden verleend: 1° door het Fonds;
2° door een van de andere rijkscultuurfondsen;
3° op grond van de Regeling op het specifiek cultuurbeleid; of 4° op grond van de Erfgoedwet.
b. de activiteiten of projecten waarvoor subsidie wordt gevraagd op het moment van de aanvraag al worden uitgevoerd;
c. de aanvraag wordt ingediend door een uitgeverij of omroeporganisatie;
d. de aanvraag is voor een seriële productie, waaronder een project dat niet eenmalig door één instelling of persoon wordt georganiseerd, maar een serie is van gelijksoortige aanvragen, waardoor het unieke of experimentele karakter van het project niet meer aanwezig is, tenzij vooraf en in overleg met het Fonds anders is bepaald;
e. de aanvrager failliet is verklaard of redelijkerwijs te verwachten is dat dat binnenkort gebeurt;
f. de aanvraag onvoldoende aansluit bij het doel van de regeling; of
g. de aanvraag gericht is op activiteiten die kunnen worden aangemerkt als reguliere of terugkerende activiteiten of redelijkerwijs gefinancierd kunnen worden uit het reguliere budget van de aanvrager.
2. Het Fonds kan subsidie weigeren als aanvragers in de jaren voorafgaand aan de aanvraag subsidie van het Fonds hebben ontvangen en toen niet, of niet helemaal, hebben voldaan aan de subsidieverplichtingen.
Artikel 1.6 Voorwaarden en beperkingen
1. Alleen kosten die direct verband houden met de projecten of activiteiten komen in aanmerking voor subsidiëring.
2. Het Fonds verstrekt alleen subsidie als de aanvrager:
a. aantoont dat er een begrotingstekort is en dat ondersteuning door het Fonds nodig is;
b. de mogelijkheid van andere inkomsten dan de gevraagde subsidie onderzoekt, rekening houdend met de aard van het project of de activiteiten; en
c. aannemelijk maakt dat de financiële middelen, samen met de subsidie van het Fonds, voldoende zijn om het project of de activiteiten uit te voeren.
3. In afwijking van artikel 4, negende lid, van het Algemeen subsidiereglement kunnen aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk in de subsidieaanvraag de benodigde kosten opnemen voor het omwisselen van valuta voor het uitvoeren van het project.
4. Aanvragers uit het Europees deel van Nederland kunnen maximaal 25% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project.
5. Aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen maximaal 45% van de totale projectkosten inzetten voor materiële investeringen die nodig zijn voor het project.
6. De post onvoorzien kan maximaal 7% van de totale projectkosten zijn.
Artikel 1.7 Bijzondere verplichtingen
1. Met deelname aan deze regeling geeft de aanvrager toestemming aan het Fonds om gegevens uit de aanvraag en de eventuele verantwoording in te zetten voor kennisdeling en onderzoeksdoeleinden.
2. Als het Fonds daarom vraagt, is de subsidieontvanger verplicht actief deel te nemen aan monitoring en evaluatie van zijn project in relatie tot de regeling.
3. Als een aanvraag wordt ingediend namens een natuurlijk persoon, dan onderschrijft deze in ieder geval de Code Diversiteit en Inclusie en de Fair Practice Code.
Artikel 1.8 Indieningsvereisten
1. Aanvragen worden ingediend via het digitale aanvraagformulier in de online aanvraagomgeving Mijn Fonds, via de website van het Fonds.
2. Voor het gebruik van Mijn Fonds is een account bij het Fonds vereist. Het aanmaken daarvan duurt enkele dagen.
4. Alleen volledige aanvragen worden in behandeling genomen. Het Fonds kan aanvragers in de
gelegenheid stellen onvolledige aanvragen aan te vullen.
5. Als aanvragen worden aangevuld, dan geldt de datum dat het Fonds de aanvulling ontvangt als ontvangstdatum en als moment van het indienen van de aanvraag.
Artikel 1.9 Beoordelingswijze
1. Het Fonds beoordeelt de aanvragen op volgorde van binnenkomst en neemt daarover binnen dertien weken een besluit.
2. Een project start niet eerder dan dertien weken na het indienen van de aanvraag, en uiterlijk binnen zes maanden van de honorering.
HOOFDSTUK 3 TALENTONTWIKKELING AMBACHTEN: MEESTER-GEZELTRAJECT
Dit hoofdstuk richt zich op talentontwikkeling op het gebied van ambachten die verloopt via een Meester-Gezeltraject. Het Fonds onderzoekt of dergelijke trajecten bijdragen aan het stimuleren van kennisoverdracht, de (door)ontwikkeling en het levend houden van ambachten. Subsidie op basis van dit hoofdstuk is niet bedoeld voor beoefenaars die zich beginnen te bekwamen in een ambacht (leerlingen zonder enige ervaring of starters).
Paragraaf 1 Algemeen
Artikel 3.1 Gebruikte begrippen
Naast artikel 1.1 gelden in dit hoofdstuk onderstaande begripsbepalingen.
a. Ambacht: beroepsmatige activiteit waarbij een persoon specifieke producten van begin tot eind maakt, vanuit een historische en culturele basis, waarbij het vakmanschap van die maker terug te zien is in het product.
b. Gezel: persoon met enige aantoonbare ervaring in een specifiek ambacht, die door een Meester opgeleid wil worden om zich verder te bekwamen in dat ambacht, zodat dit behouden blijft, wordt doorontwikkeld en levend gehouden.
c. Meester: zeer ervaren ambachtsbeoefenaar die een Gezel onder de hoede neemt en deze opleidt tot gevorderd ambachtsbeoefenaar, door kennis, kunde en ervaring over te dragen. Een Meester wordt door vakgenoten erkend om werkwijze en vakbekwaamheid en kan dat aantonen met een curriculum vitae en referenties van minstens vijf jaar praktijk, al dan niet aan de hand van een portfolio.
d. Meester-Gezeltraject: een informeel leertraject waarin Xxxxxxxx zich onder begeleiding van een Meester verder bekwamen in een ambacht, zodat zij dit op een eigentijdse manier zelfstandig kunnen beoefenen, voortzetten en op hun beurt doorgeven.
e. Opleidingsplan: een plan waarin Xxxxxxx en Gezel hun leerdoelen vastleggen, de manier waarop zij die realiseren, en bepalen waarvoor de subsidie wordt ingezet.
f. Samenwerkingsovereenkomst: een document waarin Xxxxxxx en Gezel de eigen verantwoordelijkheden beschrijven, de gang van zaken als de samenwerking onverhoopt niet wordt voortgezet, de subsidieverdeling en afspraken over materiaal en eigendom van kennis en producten.
Paragraaf 2 Doel en hoogte van de subsidie Artikel 3.2 Doel
Met dit hoofdstuk stimuleert het Fonds de kennisoverdracht, doorontwikkeling en het levend
houden van ambachten door middel van Meester-Gezeltrajecten.
Artikel 3.3 Wie kan aanvragen
1. Subsidie kan worden aangevraagd door de Gezel, zijnde een natuurlijk persoon woonachtig in het Koninkrijk der Nederlanden. Aanvragen door VOF’s worden niet in behandeling genomen
2. Als twee Gezellen tegelijkertijd bij een Meester een traject volgen, besluiten zij onderling wie de aanvrager is.
Artikel 3.4 Waarvoor kan worden aangevraagd?
1. Subsidie op basis van dit hoofdstuk kan alleen worden aangevraagd voor een talentontwikkelingstraject op het gebied van ambachten, dat via een Meester- Gezelconstructie verloopt.
2. Het talentontwikkelingstraject is gericht op het vakbekwamer maken van een Gezel in een Meester-Gezelconstructie, waarbij de Meester de eigen ambachtelijke kennis, kunde, beroepshouding en vaardigheden overdraagt aan de Gezel. Meester en Gezel of
Gezellen stellen gezamenlijk een projectplan op met een opleidingsplan met doelen, planning en looptijd. Daarnaast stellen zij een samenwerkingsovereenkomst en een begroting op.
3. Een Meester kan in één traject maximaal twee Gezellen onder de hoede nemen.
4. Het project heeft een looptijd van maximaal een jaar.
Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie
1. De subsidie die op grond van dit hoofdstuk wordt verstrekt, is per project minimaal
€ 10.000 en maximaal € 25.000.
2. De subsidie kan maximaal 100% van de projectkosten bedragen.
Artikel 3.6 Subsidieplafond
1. Het subsidieplafond voor dit hoofdstuk is € 190.000.
2. Van het subsidieplafond is ten minste € 25.000 bestemd voor aanvragers gevestigd in het Caribisch deel van het Koninkrijk.
Artikel 3.7 Weigeringsgronden
Naast de weigeringsgronden van artikel 1.5 worden aanvragen voor subsidie op grond van
dit hoofdstuk niet in behandeling genomen als die niet de vereiste documenten zoals bedoeld in artikel 3.9 bevat.
Paragraaf 3 De aanvraag
Artikel 3.8 Indieningstermijnen
Aanvragen op grond van dit hoofdstuk kunnen worden ingediend van maandag 3 oktober 2022 om
13.00 uur CET tot en met woensdag 2 november 2022, 17.00 uur CET.
Artikel 3.9 Indieningsvereisten
1. Aanvragen worden voorzien van een projectplan voor de gehele looptijd van het project, waarin in ieder geval is opgenomen:
a. een samenwerkingsovereenkomst, opgesteld volgens het verplichte model dat op de website van het Fonds beschikbaar is gesteld;
b. een opleidingsplan;
c. een planning;
d. een sluitende begroting; en
e. een recent curriculum vitae of portfolio van Meester én Gezel of Gezellen.
2. Aanvragen worden uitsluitend in behandeling genomen als ten minste de samenwerkingsovereenkomst en het opleidingsplan ondertekend zijn door zowel de Meester als de Gezel of Gezellen.
Artikel 3.10 Beoordelingscriteria
1. Aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de volgende criteria, waarvan in de toelichting is uiteengezet op welke wijze die worden getoetst:
a. inhoudelijke kwaliteit; en
b. organisatorische kwaliteit.
2. Een aanvraag die tijdig en volledig is ingediend en voldoet aan het doel van dit
hoofdstuk, wordt voorgelegd aan een interne adviescommissie, bestaande uit medewerkers van het Fonds. De commissie kan aanvrager de gelegenheid bieden om de aanvraag toe te lichten.
3. Alleen aanvragen die voldoen aan alle criteria komen voor subsidie in aanmerking.
🙟
TOELICHTING HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN
Artikelsgewijs
Artikel 1.1 Gebruikte begrippen
Eerste lid, onderdeel o en p
Materiële investeringen en materiële kosten: Maximaal 25% of 45% (dat wordt uitgelegd in artikel 1.6 onder 5 en 6) van de totale projectkosten kan worden besteed aan materiële investeringen. Dat zijn investeringen in goederen die langer meegaan dan de projectperiode, bijvoorbeeld apparatuur en instrumenten als laptops, camera’s, lasapparaten, draaibanken en naaimachines.
Daarnaast kennen we materiaalkosten, die mogen worden opgevoerd in de begroting: kosten voor spullen die nodig zijn voor de eindproducten of die daarin terugkomen, zoals schilderbenodigdheden, hout voor klompen, stof voor Staphorster mutsen of papier voor collages tijdens de les. Deze materialen zijn in principe opgebruikt na afloop van het project. Ook software die specifiek nodig is voor een project valt onder materiaalkosten. De aanvrager houdt hierbij vanzelfsprekend rekening met een passende verhouding tussen de kosten voor begeleiding en voor materialen. Twijfel je waaronder iets valt? Neem dan contact met ons op.
Artikel 1.6 Voorwaarden en beperkingen
Derde lid
Aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk kunnen kosten die zij maken voor het omwisselen van valuta opnemen in de begroting en in de subsidieaanvraag. Daarvoor is gekozen om aanvragers zo gelijkwaardig mogelijk te behandelen. Meer informatie hiervoor vind je op onze website, of door contact op te nemen met een adviseur van deze regeling.
TOELICHTING HOOFDSTUK 3 TALENTONTWIKKELING AMBACHTEN: MEESTER-GEZELTRAJECT
ALGEMEEN
Naast een brede subsidieregeling voor erfgoedparticipatie en -educatie, biedt het Fonds in de beleidsperiode 2021-2024 eenmalig ondersteuning aan talentontwikkeling binnen de ambachten. Dit gebeurt via een Meester-Gezelconstructie. Daarmee spelen wij in op de behoefte van ambachtsbeoefenaars aan ondersteuningsmogelijkheden om hun kennis en vaardigheden door te geven, en daarmee immaterieel erfgoed levend te houden.
Sommige ambachten kennen een beroepsopleiding, andere hebben die mogelijkheid niet (meer). Wij vinden het belangrijk dat subsidie bijdraagt aan het ontwikkelen en levend houden van ambachten. Doel van de Meester-Gezelconstructie is betere borging van de kennis over ambachten waarvoor geen opleiding bestaat. Die ambachten kunnen we levend houden als Gezellen (leerlingen met enige ervaring) zich daar via een informeel leertraject in bekwamen en het zelf vervolgens op een eigentijdse manier vormgeven en voortzetten. Daarom bieden we binnen dit hoofdstuk de kans aan een Meester in de ambachten om via een talentontwikkelingstraject maximaal twee Gezellen onder de hoede nemen. Meester en Gezel(len) stellen gezamenlijk een opleidingsplan op en een Gezel vraagt subsidie aan.
PER ARTIKEL
Artikel 3.1 Gebruikte begrippen Eerste lid
Onderdeel a
Ambacht: met deze omschrijving kiezen we ervoor om nadruk te leggen op de historische en culturele basis van een product. De vaardigheid en technieken van de maker moeten te zien zijn in het eindproduct.
Onderdeel c.
Gezel: met enige aantoonbare ervaring wordt bedoeld dat de Gezel al een periode actief
is als ambachtsbeoefenaar en zich in dat ambacht heeft bekwaamd door doen, lessen of cursussen. Daardoor is diegene in staat om te signaleren bij welke onderdelen van het ambacht de hulp van een Meester kan leiden tot meer vakbekwaamheid.
Artikel 3.2 Doel
Deze subsidie geeft ambachtsbeoefenaars de mogelijkheid om hun kennis over te dragen aan een of twee nieuwe beoefenaars door middel van een Meester-Gezeltraject. Belangrijk aspect daarvan is dat de Gezel praktijkervaring en -kennis kan opdoen op een manier die gewoonlijk niet goed mogelijk is. De Meester kan de fijne kneepjes van het vak doorgeven doordat ze veelvuldig samenwerken.
Doordat de partijen gedurende een periode van maximaal een jaar samenwerken, leren ze van elkaar. Uiteindelijk zet de Xxxxx met dit traject zelf een stap in de richting van Meesterschap, en doet de Meester ervaring op in het overdragen van expertise en lesgeven.
Artikel 3.3 Wie kan aanvragen
Voor deze subsidie kan enkel de Gezel de aanvraag indienen. Hiervoor hebben we gekozen omdat we stimuleren dat de opgedane kennis uiteindelijk in het Koninkrijk der Nederlanden wordt ingezet en wordt doorgegeven. Het is dus niet mogelijk voor een Meester om een aanvraag in te dienen voor
een traject met een Gezel die buiten het Koninkrijk der Nederlanden woont. Wel kan een Gezel een traject aangaan met een Meester die buiten het Koninkrijk der Nederlanden woont.
Een natuurlijk persoon kan ingeschreven zijn als eenmanszaak bij de Kamer van Koophandel.
Artikel 3.4 Waarvoor kan aangevraagd worden Eerste lid
Projecten rond ambachten die niet gericht zijn op een talentontwikkelingstraject via een Meester- Gezelconstructie komen niet in aanmerking voor subsidie. Dit geldt ook voor trainingen, cursussen, meeloopdagen, stagetrajecten, educatieprojecten en commerciële projecten, met of zonder andere partners.
Tweede lid
Het is van belang dat de partijen gezamenlijk een opleidingsplan opstellen: voor een goede kennisborging en voor optimale afstemming van de wensen van Xxxxx en Meester. Het opleidingsplan bevat op maat geformuleerde opleidingsdoelstellingen: op welke onderdelen van het ambacht wil de Gezel leren van de Meester, en welke kunde de Meester wil overdragen.
Derde lid
Het is mogelijk voor twee Gezellen om tegelijkertijd bij één Meester hetzelfde of grotendeels hetzelfde talentontwikkelingstraject te doorlopen. Voorwaarde is dat de Gezellen dit traject tegelijkertijd doorlopen. In dat geval stellen de drie partijen gezamenlijk een projectplan met opleidingsdoelen op. Deze doelen mogen op bepaalde punten van elkaar verschillen. Wel moet het traject onderdelen bevatten waarin de Gezellen gezamenlijk leren en in contact staan met de Meester. In dat geval kunnen ze ook van elkaar leren.
Artikel 3.5 Hoogte van de subsidie
Voor subsidie komen alleen projectkosten in aanmerking die relevant zijn in het licht van het doel van deze regeling. Hierbij horen ook materiaalkosten. Lasten die op een of andere manier tot de normale exploitatiekosten kunnen worden gerekend, zoals vaste huur, aanschaf van inventaris en investeringen die niet direct op de realisatie van de activiteiten zijn gericht, komen niet in aanmerking voor ondersteuning. Per traject is maximaal € 25.000 beschikbaar. Dit geldt ook voor trajecten waarin de Meester twee Gezellen opleidt.
Artikel 3.6 Subsidieplafond
Er is € 25.000 gereserveerd voor aanvragers uit het Caribisch deel van het Koninkrijk. Als dit bedrag niet wordt benut, dan komt het geld beschikbaar voor overige aanvragen.
Artikel 3.9 Indieningsvereisten Eerste lid
Aanvragen moeten een projectplan bevatten om in aanmerking te komen voor deze subsidie, naast het aanvraagformulier. In dat plan beschrijf je wat je doet gedurende de hele looptijd van het project.
Onderdeel a
In de samenwerkingsovereenkomst leggen partijen hun gezamenlijke voornemens vast, waaronder:
- wie de overeenkomst aangaat;
- de duur, de start en het einde van de overeenkomst;
- of de Meester een officiële inschrijving heeft bij een vakgenootschap of opleiding;
- dat beide partijen kennis hebben genomen van de subsidieverplichtingen van het Fonds;
- dat de Meester bereid en in staat is om de Gezel gedurende het traject te begeleiden, en deze in de gelegenheid te stellen om in de praktijk te brengen en te ontwikkelen wat in het opleidingsplan is vastgelegd;
- de afspraken van Xxxxx en Meester over de wijze waarop zij uitvoering geven aan de vereisten van het traject;
- het doel van de overeenkomst;
- de verplichtingen van de Meester;
- de verplichtingen van Xxxxx;
- de aanpak bij geschillen en
- de verdeling van de subsidie.
Een voorbeeld-samenwerkingsovereenkomst is beschikbaar op de website van het Fonds. Deze hoort geraadpleegd te zijn alvorens het indienen van de subsidieaanvraag. Wij beschouwen de samenwerkingsovereenkomst pas als geldig, als deze is ondertekend door beide partijen, inclusief datum en plaats.
Onderdeel b
Via het opleidingsplan geven Meester en Gezel inzicht in wat ze kunnen bewerkstelligen doordat ze subsidie krijgen: welke activiteiten kunnen ze uitvoeren, die zonder subsidie niet mogelijk waren geweest? Hiertoe beschrijf je je stappen om de leerdoelen te realiseren. Daarnaast voeg je een planning toe van deze stappen in proces. De Gezel kan bijvoorbeeld in een bepaalde periode wekelijk les krijgen in het verbeteren van basistechnieken. Die lessen kunnen bestaan uit één uur theorie en zeven uur praktijkles, waarbij de Meester tussendoor advies geeft. Aan het einde van elke lesdag bespreken Meester en Gezel dan steeds de voortgang.
Ook de Meester beschrijft de eigen leerdoelen.
Onderdeel d
Als aanvrager dien je een begroting in met een overzicht van de inkomsten en uitgaven. Daarnaast maak je inzichtelijk hoe de subsidie wordt verdeeld over de partijen. Licht dit toe en maak duidelijk hoe de onderdelen van de begroting verbonden zijn met de activiteiten uit het projectplan.
Onderdeel e
Je voegt deze documenten als bijlage toe aan de aanvraag. Een recent curriculum vitae bevat in elk geval informatie over activiteiten en opdrachten met betrekking tot het ambacht van de laatste vijf jaren. Als je geen curriculum vitae hebt, dan kun je een portfolio opstellen met een beschrijving van minstens vijf opdrachten, cursussen of trainingen.
Artikel 3.10 Beoordelingscriteria
Wij beoordelen aanvragen aan de hand van de volgende criteria.
Eerste lid Onderdeel a
Binnen het criterium inhoudelijke kwaliteit beoordelen wij of de inhoud en de aanpak van het project
bijdragen aan kennisoverdracht over een specifiek ambacht, het doorontwikkelen en het levend houden van ambachten. Hierbij beoordelen wij:
1. het opleidingsplan: leg uit op welke manier de gekozen aanpak bijdraagt aan het bereiken van de doelstellingen en traject de doorontwikkeling van het ambacht; en
2. de mate waarin er sprake is van actieve ambachtsbeoefening; en
3. de aansluiting van het projectplan op de behoeften van Xxxxx en Meester, zoals die zijn beschreven in de aanleiding van het projectplan en de opleidingsdoelstellingen: waarom deze doelstellingen, en de manier waarop partijen elkaar helpen in het realiseren daarvan.
Onderdeel b
Binnen het criterium organisatorische kwaliteit beoordelen wij of er sprake is van een helder en realistisch projectplan dat aansluit bij de doelstellingen van het Meester-Gezeltraject, waarbij wij toetsen op:
1. de haalbaarheid van de planning van het talentontwikkelingstraject;
2. de helderheid van de beschrijving van de opleidingsdoelstellingen en de activiteiten;
3. de helderheid van de rol- en taakverdeling tussen Meester en Gezel;
4. de redelijkheid van de begroting in relatie tot de activiteiten en de verdeling van de subsidie. Wij verwachten dat de partijen goede afspraken maken over evenredige verdeling van de subsidie: een eerlijke vergoeding voor de tijd van beide partijen; en
5. de mate van aandacht voor monitoring en evaluatie van het project. Het is van belang dat Meester en Gezel op regelmatige basis officiële contactmomenten hebben over de voortgang van het project.