ZITTING 1956—1957 — 454 8
ZITTING 1956—1957 — 454 8
Goedkeuring en uitvoering van het vijftiende Protocol hij de Nederlands-Belgisch-Luxemburgse
Douane-overeenkomst
BIJLAGE II
VAN DE MEMORIE VAN TOELICHTING »)
No. 4
Toelichting op de verschillende wijzigingsvoorstellen
Paragraaf 13, eerste lid, letter /ibis, der Inleidende bepalingen
Het invoeren van het nieuwe onderdeel hbis in het eerste lid van paragraaf 13 der Inleidende bepalingen van het tarief van invoerrechten beoogde de tot dusverre bij enige internationale verdragen geregelde vrijstellingen van invoerrecht voor goe- deren, welke bestemd zijn voor de aanleg, de inrichting en het onderhoud van de kerkhoven, begraafplaatsen en gedenktekens voor de in oorlogstijd overleden en op het grondgebied van Nederland, België of Luxemburg begraven leden van vreemde krijgsmachten, in het tarief van invoerrechten vast te leggen.
Dit is geschied op verzoek van België en Luxemburg. Wat Nederland betreft, werd de evenbedoelde vrijstelling reeds ver- leend op grond van de ter zake gesloten verdragen en had het invoegen van de bedoelde bepaling in het tarief van invoer- rechten geen materiële betekenis. Voor België en Luxemburg bracht het opnemen van dit onderdeel in het tarief van invoer- rechten een vereenvoudiging mede.
Post 192
In de toelichtingen op het tarief van invoerrechten is — in overeenstemming met de toelichtingen op de nomenclatuur van Genève, waarop het tarief is gebaseerd — bepaald, dat port- landcement, welke wordt verkregen door het branden van mengsels van klei en kalksteen of door het branden van klci- houdende kalksteen, moet worden ingedeeld onder post \92-a van het tarief. Voorts is in de evenbedoelde toelichtingen be- paald, dat witcement onder de tariefpost 192-c moet worden ingedeeld. Moeilijkheden werden ondervonden bij de indeling in het tarief van invoerrechten van een soort witcement, welke met de naam „witte portlandcement" wordt aangeduid. De wijziging van post 192 van het tarief van invoerrechten, welke overigens aansluit aan een reeds bestaande statistische indeling van witte portlandcement, heeft aan deze moeilijkheden een einde gemaakt.
Post 241
Door de wijziging van post 241 van het tarief van invoer- rechten wordt het invoerrecht op natriumhydrosulfiet verhoogd van 3 tot 12 pet. der waarde. Natriumhydrosulfiet werd tot voor kort in de Beneluxlanden niet in voldoende hoeveelheden ge- produceerd om aan de behoefte in de Beneluxlanden te vol- doen, terwijl de leveringen door derde landen zo schaars waren, dat van een tekort kon worden gesproken. Dit is voor de Rege- ring van België aanleiding geweest om de produktie van het evengenoemde produkt sterk aan te moedigen, zodat er thans in de Beneluxlanden èn kwalitatief èn kwantitatief ruim vol- doende wordt geproduceerd om in de Beneluxbehoefte te voor- zien. Het nieuwe recht is aanvaardbaar te achten, omdat het een bij ons matig tariefniveau passend tegenwicht verschaft tegen de concurrentie door de industrieën van de omliggende landen, industrieën, welke zelf door hoge invoerrechten worden beschermd. De in de Benelux gevestigde verbruikende industrie (de textielververij) zal het door haar benodigde natriumhydro- sulfiet volledig in de Beneluxlanden kunnen aankopen.
1 ) Bijlage I is nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
Posten 279 en 967
De wijziging van post 279 is tweedelig. In de eerste plaats is het invoerrecht van 3 pet. der waarde op polyamiden, vloei- baar, in stukken of in poeder, voor zover deze produkten be- stemd zijn voor de vervaardiging van geheel synthetisch bereide garens en vezels, afgeschaft. Deze tariefwijziging werd door de Belgische Regering voorgesteld en houdt verband met de om- standigheid, dat de onlangs in België opgerichte industrie, die geheel synthetische garens en vezels vervaardigt, de door haar benodigde polyamiden uit derde landen moet betrekken. Ge- meend is, dat tegen dit verzoek geen overwegende bezwaren konden worden ingebracht. In daartoe aanleiding gevende ge- vallen zal ook de Nederlandse industrie, die geheel synthetische garens en vezels vervaardigt, van de vrijstelling kunnen ge- nieten.
In de tweede plaats is post 279 gewijzigd ten aanzien van door extrusie verkregen buisvormige bladen, met een wand- dikte van minder dan 0,25 mm, terwijl een zelfde wijziging ten aanzien van post 967 is tot stand gekomen. Buizen van de bij de posten 279 en 967 bedoelde plastische stoffen zijn thans onderworpen aan een invoerrecht van 3, respectievelijk 8 pet. der waarde. Deze invoerrechtenpercentages, welke sinds de inwerkingtreding van het Beneluxtarief van invoerrechten heb- ben gegolden, kunnen — gezien de systematische opbouw van het tarief van invoerrechten — ten aanzien van de normaal met de naam „buizen" aan te duiden artikelen niet als onjuist worden aangemerkt. Sinds enige jaren vindt echter vervaardi- ging plaats van door extrusie verkregen buisvormige bladen. Deze artikelen hebben steeds een zeer geringe dikte, terwijl de omtrek vaak zeer groot — soms zelfs enige meters — kan zijn. Hoewel zij qua aard en toepassingsmogelijkheden volkomen verschillen van de gewoonlijk met de naam „buizen" aange- duide artikelen, zijn de bedoelde buisvormige bladen voor de toepassing van het tarief van invoerrechten bij gebrek aan een op deze artikelen aansluitende goederenomschrijving als
„buizen" ingedeeld.
De toepassingsmogelijkheden van de platte buisvormige bladen zijn echter vrijwel geheel gelijk aan die van dunne bladen van kunstmatige plastische stoffen, voor welke laatste artikelen in verband met de belangen van de Beneluxindustrie een in- voerrecht van 20 pet. der waarde is voorzien. Het komt zelfs vaak voor, dat de buisvormige bladen eenvoudig in de lengte- richting worden doorgesneden, waardoor een dun blad wordt verkregen.
Het verschil in invoerrechtenpercentage, te weten tussen enerzijds 3 en 8 pet. der waarde en anderzijds 20 pet., is zo groot, dat de in het tarief van invoerrechten voorziene be- scherming voor de producenten van platte dunne bladen ten gevolge van de invoer van buisvormige bladen in het gedrang kwam. In verband hiermede is van Belgische zijde voorgesteld, het invoerrecht op de buisvormige bladen op te trekken tot 20 pet. der waarde. Aangezien dit laatste percentage van Neder- landse zijde hoog werd geacht, mede gezien de ontwikkeling, welke zich ten aanzien van het gebruik van plastische stof in dunne vellen heeft voltrokken, is getracht tot een compromis te komen, in dier voege, dat tegelijk met een verhoging van het
invoerrecht op buisvormige bladen een verlaging van het in- voerrecht op platte dunne vellen van plastische stoffen zou worden ingevoerd, waarbij de gedachten uitgingen naar een percentage van 15 pet. der waarde voor beide produkten. België bleek echter niet bereid te zijn om het invoerrecht van 20 pet. op de vellen te verlagen. In verband hiermede is gemeend, dat in dit geval van Nederlandse zijde niet verder kon worden ge- gaan dan een verhoging tot 12 pet. voor de buisvormige bladen, waardoor — in verband met de concurrerende invloed, welke de buisvormige bladen op de platte vellen uitoefenen — toch nog een zekere prijsdrukkende werking zal blijven bestaan ten aanzien van de prijzen van de dunne vellen.
Post 281
Ontsmettingsmiddelen, schimmelwerende middelen, insekten- bestrijdingsmiddelen en dergelijke middelen waren vóór 1 juni 1956 bij invoer onderworpen aan een invoerrecht van 10 pet. der waarde, indien de invoer plaatsvond in verpakkingen met een netto-inhoud van 1200 g of minder of in tabletvorm. Bij invoer in andere opmaking werd vóór de evengenoemde datum geen invoerrecht geheven.
Sinds 1946 is de produktie van de evenbedoelde middelen op ruime schaal ter hand genomen en Nederland beschikt thans over een industrie, die produkten van hoog kwalitatief gehalte vervaardigt. Deze industrie voorziet, hoewel zij niet in staat is alle typen bestrijdingsmiddelen te leveren — ook in de toekomst zal een beperkte invoer van artikelen met bij- zonderë eigenschappen plaatsvinden —, voor het grootste deel in de Beneluxbehoeften, terwijl bovendien nog voor grote bedragen naar derde landen wordt geëxporteerd.
De Nederlandse industrie was, wat de niet in kleinverpak- king (1200 g) en de niet in tabletvorm verhandelde produkten van hogerbedoelde aard betreft, onbeschermd tegen de hevige buitenlandse concurrentie uit de omliggende landen, die hun eigen industrieën van bedoelde preparaten door hoge tolmuren beschermen.
De hogerbedoelde bestrijdingsmiddelen worden met name in de land- en tuinbouw gebruikt. In verband met de hevige concurrentiestrijd ten aanzien van deze bestrijdingsmiddelen, zowel internationaal als nationaal, is het weinig aannemelijk, dat de importhandel het in te stellen invoerrecht volledig zal doorberekenen en dat de Beneluxindustrie haar prijzen even- redig zal kunnen verhogen. De repercussie van het op de be- doelde produkten ingestelde invoerrecht van 10 pet. der waarde op de prijzen van land- en tuinbouwprodukten zal, naar het voorkomt, geplaatst naast zoveel andere factoren, welke de prijzen beïnvloeden, nauwelijks aanwijsbaar zijn.
In dit verband wordt nog opgemerkt, dat de verbruikers van de vakerbedoelde middelen zelf belang hebben bij een in de Benelux gevestigde industrie, welke haar produktie aanpast aan en haar research instelt op de in dit deel van Europa aanwezige agrarische en klimatologische omstandigheden.
In verband met het bovenstaande is gemeend, dat aan de industrie in kwestie de steun, welke ontleend kan worden aan een redelijk invoerrecht niet kan worden onthouden.
Het percentage van 10 pet. der waarde past in de systema- tiek van het tarief van invoerrechten; het betreft hier een industrieel eindprodukt, dat als hulpmiddel in andere bedrijven wordt toegepast.
Bovendien is door de instelling van dit invoerrecht in zekere zin een anomalie in het tarief van invoerrechten weggenomen. Een aantal van de voor de vervaardiging van de bestrijdings- middelen te gebruiken grond- en hulpstoffen zijn namelijk bij invoer in de Benelux aan invoerrecht onderworpen. Van deze grond- en hulpstoffen kunnen worden genoemd: chloor, ammo- niak, azijnzuur, ether, ethyl-alcohol, methyl-alcohol, arsenicum-
trioxyde, bloem van zwavel en koolzuur.
Post 307
Ceramische verfstoffen zijn onderworpen aan een invoer- recht van 8 pet. der waarde, doch de qua gebruiksdoel en aard daarmede zeer grote overeenkomst vertonende glasfritten — deze laatste artikelen dienen voor het emailleren — werden
5
vóór l juni 1956 ingedeeld onder post 664-a van het tarief van invoerrechten, welke post de glasmassa, een grondstof voor de glasfabricage, omvat. Deze indeling, welke is overgenomen uit de nomenclatuur van Genève, waar het Beneluxtarief op is gebaseerd, was uit een oogpunt van tariefsystematiek en mede in economisch opzicht minder juist. In de nieuwe no- menclatuur voor tarieven van invoerrechten, welke in het kader van de Europese Douane Unie is opgesteld, worden glasfritten onder een der posten van het op verf en verfwaren betrekking hebbende hoofdstuk ingedeeld.
Het herstellen van deze tarieftechnische fout betekent, dat bij invoer van glasfritten een invoerrecht van 8 pet. der waarde zal worden geheven. Dit wordt gerechtvaardigd door de be- langen van de in de Benelux gevestigde industrie, die glas- fritten vervaardigt en waarvan de produktiecapaciteit ruim voldoende is om in de Beneluxbehoeften te voorzien.
Post 352
De ten aanzien van deze tariefpost tot stand gekomen wijzi- ging betreft een afschaffing van het invoerrecht van 3 pet. der waarde op enkel gelooid, niet getouwd leder van Indische geiten of van Indische bastaards. Dit leder vormt een aparte klasse en wordt na verdere bereiding in het algemeen ge- bezigd voor de vervaardiging van fijn lederwerk en marokijn- werk. Het leder is in de staat, waarin het wordt ingevoerd, een halffabrikaat, dat min of meer ligt in het vlak van de volgens tariefpost 348 van invoerrecht vrijgestelde grond- stoffen. Het moet, alvorens tot voorwerpen te kunnen worden verwerkt, nog verschillende bewerkingen ondergaan (zoals bij- looien, gelijkmaken, uitspreiden, satineren, enz.).
De Beneluxlanden zijn voor dit produkt op import aan- gewezen, zodat het vóór 1 juni 1956 geheven invoerrecht een zuiver fiscaal karakter had.
Post 384
De heffing van invoerrechten op onder de tariefpost 384 in te delen houtsoorten is sinds jaren geschorst. In verband hiermede is de vraag in studie genomen, of het invoerrecht op deze houtsoorten definitief zou kunnen worden afgeschaft. Bij deze bestudering is gebleken, dat de criteria, welke thans in post 384-a-l van het tarief van invoerrechten zijn opge- nomen ter omschrijving van het zogenaamde „bestekhout" en welke waren overgenomen uit het vooroorlogse Nederlandse tarief van invoerrechten, gezien de produktie van de thans nog in Nederland gevestigde „natzagers", niet meer juist waren. Deze criteria zijn derhalve herzien en de in dit verband tot stand gekomen wijziging betekent een belangrijke beperking van de groep enkel overlangs gezaagde houtsoorten, waarvoor vóór 1 juni 1956 in het tarief een invoerrecht van 10 pet. der waarde was vastgesteld. Tevens is gebleken, dat een invoer- rechtenpercentage van 5 pet. der waarde voldoende is om de thans nog bestaande natzagers een kleine ruggesteun te geven tegen de buitenlandse concurrentie. Het blijven bestaan van een zekere zaagcapaciteit in de Beneluxlanden wordt van belang geacht. In dit verband moge worden gewezen op het feit, dat onmiddellijk na de laatste wereldoorlog voor Neder- land in het Zwarte Woud hout werd gekapt, dat hier te lande moest worden gezaagd.
Voor de overige onder post 384 van het tarief van invoer- rechten vallende houtsoorten is een volledige afschaffing van het invoerrecht tot stand gekomen, waardoor als het ware de bestaande schorsing wordt geconsolideerd.
Post 400
De bij onderverdeling b van post 400 bedoelde goederen waren oorspronkelijk alle aan een invoerrecht van 18 pet. der waarde onderworpen. Dit invoerrechtenpercentage werd on- juist geacht ten aanzien van de tot deze groep goederen be- horende bezaagde blokken voor het vervaardigen van schoen- leesten, in verband waarmede reeds eerder een verlaging tot
6 pet. tot stand kwam.
In de laatste jaren is gebleken, dat de buitenlandse leve-
ranciers — de Beneluxlanden zijn voor deze goederen groten- deels op import uit derde landen aangewezen — steeds minder geneigd waren bezaagde blokken voor het vervaardigen van schoenleesten te leveren, doch een verder bewerkt produkt, blokken in voorwerpsvorm voor het vervaardigen van schoen- leesten, welke vóór 1 juni 1956 aan een invoerrecht van 18 pet. der waarde waren onderworpen. Bij de met ingang van 1 juni 1956 voorlopig in werking gestelde tariefwijziging is ook voor de blokken in voorwerpsvorm het invoerrecht verlaagd van
18 tot 6 pet. der waarde.
Post 465
De ten aanzien van deze tariefpost tot stand gekomen wijziging betreft het in de omschrijving daarvan opnemen van
„lonten van continuvezels voor de vervaardiging van dis- continuvezels" van geheel synthetisch bereide of van kunst- matige textielstoffen.
Dit is een nieuw produkt, dat vóór 1 juni 1956 voor de toe- passing van het tarief moest worden aangemerkt als ,,garens", zodat het bij invoer was onderworpen aan een invoerrecht van 10 pet. der waarde.
De evenbedoelde lonten zijn echter geheel andere produkten dan „garens" en vormen in wezen een halffabrikaat voor de vervaardiging van garens, dat in het produktieproces eigenlijk nog voorafgaat aan de stapelvezels voor de vervaardiging van garens.
In verband hiermede zijn thans deze produkten met name in post 465 van het tarief van invoerrechten genoemd en is daar- voor een invoerrecht van 6 pet. vastgesteld, een percentage, dat ook voor stapelvezels geldt.
In een op de even genoemde tariefpost opgenomen aan- tekening is nauwkeurig omschreven welke produkten als de bedoelde lonten moeten worden aangemerkt.
Posten 572 en 577
De ten aanzien van deze posten tot stand gekomen wijzigingen betreffen eveneens een groep nieuwe produkten, welke eigenlijk niet in het tarief van invoerrechten konden worden ingedeeld. Het betreft hier textielvezels, welke in betrekkelijk dunne vliezen zijn gebracht, waarna zij met behulp van kunstmatige plastische stoffen of met behulp van rubber tot een samen-
hangend geheel zijn geagglomereerd.
Het gebruiksdoel van deze artikelen is vrijwel gelijk aan dat van met plastische stoffen of met rubber geïmpregneerd of bedekt weefsel of vilt.
In verband met het bovenstaande zijn de evenbedoelde nieuwe produkten met name in de tariefpost 572 en 577 (in welke posten het hogerbedoelde weefsel en vilt reeds waren opgenomen) genoemd.
Post 667
Reeds tijdens de behandeling in 1947 van de BeneIuxdouanc- overeenkomst is door de Tweede Kamer der Staten-Generaal aangedrongen op verlaging van het invoerrecht op ruw spiegel- glas en op enkel geslepen glas, welke produkten grondstoffen zijn voor de Nederlandse glasfabrieken. Zoals te verwachten was, is het desbetreffende voorstel van Nederland door België in verband met de belangen van de Belgische glasfabrikanten niet met enthousiasme ontvangen. De thans tot stand gekomen overeenstemming met betrekking tot een verlaging van invoer- rechten voor enkel geslepen glas van 15 tot 12 pet. der waarde is dan ook met moeite bereikt en kon alleen worden verkregen doordat van Nederlandse zijde met Belgische wensen op andere punten rekening is gehouden.
Posten 730 en 731
De ten aanzien van deze tariefposten tot stand gekomen wijzigingen betreffen verhogingen van invoerrechten, te weten: voor handnaalden (naak borduur- en dergelijke naalden)
van 10 tot 15 pet.;
voor naaimachinenaalden van 10 tot 15 pet.; voor gewone spelden van 12 tot 15 pet.
6
Deze wijzigingen zijn een uitvloeisel van door de Belgische Regering gedane voorstellen, welke gedragen worden door de wens om aan de Belgische industrie een hogere tarifaire be- scherming te geven. Ook de Nederlandse industrie van naai- naalden had reeds aangedrongen op verhoging van het mvoer- recht.
In de algemene systematiek van het tarief van invoerrechten ligt het percentage voor in de consumptiesfeer liggende eind- fabrikaten van onedele metalen op 15 pet., zodat uit dien hoofde de tot stand gekomen invoerrechtenverhoging niet on- logisch is.
In verband hiermede en de betrekkelijk geringe repercussie in aanmerking genomen, welke de invoerrechtenverhoging op het huishoudbudget en op ander terrein zal hebben, is het stand- punt ingenomen, dat in verband met de van Belgische zijde op andere punten gedane concessies, met name ten aanzien van glas, de op dit punt gedane voorstellen — welke overigens ten aanzien van naaimachinenaalden nog iets verder gingen — konden worden ingewilligd.
Post 779
Van Belgische zijde was voorgesteld het invoerrecht op stuifpocder en schilfers van aluminium, een halffabrikaat, dat wordt gebezigd bij de vervaardiging van bepaalde verfsoorten, te verhogen van 6 tot 12 pet. der waarde. Dit voorstel werd gemotiveerd door erop te wijzen, dat in België een nieuwe industrie was gevestigd, welke de evenbedoelde produkten ver- vaardigt en welke door het bestaande invoerrecht van 6 pet. der waarde in onvoldoende mate werd beschermd tegen de hevige concurrentie uit derde landen, die hun industrieën met hoge tolmuren beschermen.
De evenbedoelde produkten worden ook in Nederland ver- vaardigd en ook de Nederlandse industrie heeft op een hogere invoerrechtenbescherming aangedrongen.
Vrijwel alle in de Beneluxlanden vervaardigde verfpigmenten zijn aan invoerrecht onderworpen, en wel tot percentages, welke tot 8 pet. der waarde komen. Ter zake wordt verwezen naar post 306 van het tarief van invoerrechten. Voorts zou kunnen worden gesteld, dat aluminiumstuifpoeder en aluminium- schilfers, welke ook in pastavorm kunnen zijn, dichter bij de aan 12 pet. der waarde onderworpen aangemaakte verf liggen dan de bij post 306 bedoelde pigmenten.
In verband hiermede is gemeend, dat aan het Belgische voor- stel gedeeltelijk kon worden tegemoet gekomen en dat kon worden ingestemd met een verhoging van het invoerrechten- percentage voor de onderwerpelijke produkten van 6 tot 10 pet. der waarde. De Beneluxproduktie is ruim voldoende voor de binnenlandse behoeften, zodat de verbruikers niet genood- zaakt zijn uit het buitenland te importeren.
Post 799
In deze tariefpost is de vóór 1 juni 1956 daarin voorkomende onderverdeling voor capsules voor flessen geschrapt. Deze produkten komen in de internationale handel praktisch niet voor en de met de naam „tincapsules voor flessen" aangeduide produkten bestaan vrijwel steeds uit een legering van tin en lood, waarin het lood naar het gewicht overheerst, zodat in- deling onder post 789-a moet plaatsvinden. Het voorstel tot wijziging van post 799 voorkomt verwarring, doch heeft verder geen materiële betekenis.
Post 950
Post 950 van het tarief van invoerrechten omvat de niet onder een andere post van het tarief begrepen delen en onder- delen van muziekinstrumenten, waarvoor bij deze tariefpost een heffingspercentage van 12 pet. der waarde is vastgesteld.
Het normale invoerrechtenpercentage voor complete muziek- instrumenten bedraagt 18 pet. der waarde, doch dat voor accor- deons bedraagt slechts 15 pet. der waarde, hetgeen een gevolg is van een in het kader van het Algemeen Akkoord voor Ta- rieven en Handel door de Beneluxlanden gedane tarief concessie.
7
De tarifaire marge tussen complete muziekinstrumenten en delen en onderdelen daarvan bedraagt dus algemeen 6 pet., doch die voor accordeons is slechts 3 pet.
In Nederland is sinds enige jaren een bedrijf gevestigd, dat zich bezighoudt met de vervaardiging van accordeons. De ver- laging van het invoerrecht op delen en onderdelen van accor- deons beoogt de produktievoorwaarden voor dit bedrijf, dat moet concurreren tegen sinds jaren als zeer goed bekend staande buitenlandse merken, enigszins te vergemakkelijken.
Post 975
De ten aanzien van post 975 tot stand gekomen wijziging houdt een verlaging van invoerrechten in voor bepaalde delen en onderdelen van poppen. Ook deze wijziging beoogt de pro- duktievoorwaarden van de in de Benelux gevestigde poppen- industrie enigszins te vergemakkelijken door het invoerrecht op een aantal delen en onderdelen van poppen te verlagen van 20 tot 12 pet. der waarde.