ZITTING 1960—1961 — 635 0 (R 221)
ZITTING 1960—1961 — 635 0 (R 221)
Tweede Internationale TIn Overeenkomst, op 1 sep- tember 1960 te Londen gesloten
BRIEF VAN DE MINISTER VAN BUITENLANDSE ZAKEN
Nr. 1
Ter griffie van de Tweede Kamer der Staten-Generaal ontvangen: 27 mei 1961.
De wens, dat deze overeenkomst aan de uitdrukke- iijke goedkeuring van de Staten-Generaal zal worden onderworpen, kan door of namens de Kamer of door ten minste dertig leden der Kamer of door de Gevol- machtigde Minister van Suriname, onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen, te kennen worden gegeven uiterlijk op 26 juni 1961.
's-Gravenhage, 13 mei 1961.
Ter voldoening aan het bepaalde in artikel 60, lid 2, en onder verwijzing naar artikel 61, lid 3, van de Grondwet, als- ook naar artikel 24, eerste lid, van het Statuut voor het Ko- ninkrijk der Nederlanden, de Raad van State van het Konink- rijk gehoord, heb ik de eer U Hoogedelgestrenge hiernevens over te leggen de tekst van de op 1 september 1960 te Londen gesloten Tweede Internationale Tin Overeenkomst, met Bij- lagen, (Trb. 1961, 29) ') .
Een toelichtende nota bij de overeenkomst gelieve U Hoog- edelgcstrenge hiernevens aan te treffen.
Wat het Koninkrijk der Nederlanden betreft, zal de Over- eenkomst voor het gehele Koninkrijk gelden.
Aan de Gouverneurs van Suriname en van de Nederlandse Antillen is verzocht, bovengenoemde stukken op 27 mei 1961 over te leggen aan de Staten van Suriname onderscheidenlijk van de Nederlandse Antillen.
De Gevolmachtigde Ministers van Suriname en van de Nederlandse Antillen zijn van de overlegging in kennis gesteld.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
Aan
de Heer Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal
Toelichtende nota
I. De werkingsduur der Internationale Tinovereenkomst van 1 maart 1954 (Trb. 1954, 119; zie ook, laatstelijk, Trb. 1959, 15), welke op 1 juli 1956 aanving, loopt op 30 juni 1961 af. Met het oog hierop is in mei en juni 1960 te New York onder auspiciën van de Verenigde Naties een Tinconferentie bijcen- gekomen ter bespreking van de voor de toekomst te treffen voorzieningen.
Tijdens deze in uitstekende samenwerking verlopen confe- rentie is wel gebleken, dat er grote tevredenheid bestaat over de werking der vigerende overeenkomst en over het beleid van de Internationale Tinraad, dat daarop is gebaseerd.
Men achtte het dan ook wenselijk een nieuwe overeenkomst tot stand te brengen, die enerzijds het doel en de opzet van de Tinovereenkomst-1954 zou handhaven en die anderzijds op een aantal punten rekening zou houden met de gedurende vier jaar opgedane ervaringen, zodat een nog soepeler gang van zaken zou worden bevorderd.
De tekst van de nieuwe Tinovereenkomst is met algemene stemmen aanvaard door de gedelegeerden der 23 aan de conferentie deelnemende landen, te weten van 18 van de
20 landen, die bij de huidige overeenkomst partij zijn (Israël was niet vertegenwoordigd en Oostenrijk had een waarnemer gezonden), alsmede de Bondsrepubliek Duitsland, Japan, Mexico, Guinea en de Verenigde Arabische Republiek. De Verenigde Staten van Amerika en de Sovjet-Unie waren de belangrijkste van een twaalftal door waarnemers vertegenwoor- digde staten.
Evenals de lopende overeenkomst heeft de Tinovereenkomst- 1960, die wederom een looptijd van 5 jaar zal hebben, als belangrijkste doel het verkrijgen en handhaven van gelijkmatige
1 ) Nedergelegd ter griffie, ter inzage van de leden.
I 6350 (R 221) 1
2
tinprijzen op een door produktie- zowel als verbruikslandcn redelijk geacht peil. De middelen om dit doel te verwezenlijken, namelijk toepassing van bufferstockoperatics en wisselende exportreslrieties, waarbij de in Londen zetelende, uil vertegen- woordigers van alle deelnemende landen samengestelde, Inter- nationale Tinraad in periodieke vergaderingen het beleid te dien aanzien vaststelt, zijn onveranderd gebleven. Ook de minimum- en maximumprijzen zijn dezelfde gebleven. In de Tinraad bezitten de produktielanden samen 1000 stemmen evenals de verbruikslandcn. Aangezien verdere toelichting op de thans aan de Siaten-Cieneraal aangeboden bepalingen voor het merendeel een herhaling zou zijn van hetgeen reeds bij de behandeling van de Overeenkomst" 1954 is opgemerkt, menen de ondergete- kenden zich een algemene verwijzing te mogen veroorloven naar de destijds gevoerde gedachtenwisseling (Bijl. Hand. II 1954/55 — 3814 (R 1); Hand. II 1954/55, blz. 3793—3804;
Bijl. Hand. 1 1954/55, nrs. 176 en 200; Hand. I 1954/55, blz. 3493).
Met betrekking tot de fiscale positie van de functionarissen van de Tinraad zij nog opgemerkt dat ook bij de behandeling van de nieuwe overeenkomst het niet mogelijk is gebleken, daarin een naar Nederlands inzicht bevredigende regeling te dezer zake te doen opnemen. Daarom heeft de Regering, evenals in 1957 bij de wijziging van de overeenkomst van 1954 (zie Bijl. Hand. 1957/58, nr. 116 en Bijl. Hand. II 1957/ 58 — 5100 (R 103), nr. 1) bij de ondertekening als bedoeld in artikel XXI medegedeeld, dat de aanvaarding van de nieuwe overeenkomst niet inhoudt dat de Regering haar bezwaren tegen vrijstelling van enige vorm van belasting voor de salarissen van functionarissen van internationale organisaties in het alge- meen heeft laten varen. In een onder verantwoordelijkheid van de Verenigde Naties gevormde Interim-Commissie, wier taak het is het in werking treden van de Tweede Tinovereenkomst te vergemakkelijken, heeft Nederland vervolgens het initiatief genomen het invoeren van een slafheffing door de Tinraad aan te bevelen. Deze aanbeveling is in de Interim-Commissie door een zodanig aantal leden-landen ondersteund, dat de kans groot lijkt, dat de overeenkomstig de bepalingen van de Tweede Tinovereenkomst nieuw samen te stellen Tinraad t.z.t. tot op- volging van dit advies zal overgaan. Hiermede zou dan aan de Nederlandse wensen in dit opzicht zijn voldaan.
II. De door de produktielanden bijeen te brengen buffer- voorraad zal in metaal en geld een totaalwaarde van 20 000 ton tinmetaal vertegenwoordigen, tegenover 25 000 ton (±1 7 min. pond sterling) ingevolge de lopende overeenkomst. In afwijking van de lopende overeenkomst zal de Tinraad de bevoegdheid krijgen geld te lenen op zijn bezit aan tinmetaal, waardoor de mogelijkheid de aankopen voort te zetten aanzienlijk wordt vergroot. Het maximumbedrag van zodanige geldleningen zal door de Tinraad bij resolutie worden vastgesteld met het totale stemrecht der produktielanden en een meerderheid van de verbruikslanden. De verbruikslanden hebben generlei verplich- ting of risico met betrekking tot deze geldleningen.
Tot het vaststellen van exportquota kan eerst worden over- gegaan, wanneer ten minste 5000 ton tinmetaal in de buffer- voorraad ter bescherming van de verbruikersbelangen aanwezig is of bij de aanvang ener controlcperiode moet worden ver- wacht. Voor voortzetting der exportcontrole, die kwartaalsge- wijs door de Tinraad moet worden goedgekeurd, is echter de aanwezigheid van ten minste 10 000 ton tinmetaal in de buffer- voorraad vereist.
De thans toegepaste jaarlijkse herziening van het stemrecht der produktielanden is vervangen door een regeling, waarbij wijziging der in de nieuwe overeenkomst vastgestelde stemmen- verdeling eerst kan plaatsvinden, nadat een restrictievrije pe- riode van ten minste een jaar zal zijn verstreken. Indien even- wel gedurende een restrictieperiode één of meer produktielan- den de exportquota niet geheel zouden benutten, kan eveneens een herverdeling van stemrecht, op grond waarvan in tijden van restrictie de exportquota worden vastgesteld, plaatsvinden. Het stemrecht der verbruikslanden berustte tot dusver op jaargemiddelden van tininvoer minus uitvoer en verbruik, het- geen voor landen met tinsmelterijen en tinhandel tot onregel-
xxxxxx xxxxxxxxxxxxx in het stemrecht leidde. Volgens de nieuwe overeenkomst worden daarom de stemmen der ver- bruikslanden uitsluitend aan de hand van het tinverbruik vast- gcsteld.
In het jaar 1958, toen tijdens de recessie de tinmarkt mede door de sterk gestegen Russische tinuitvoer werd verstoord, hebben de verbruikslanden zich op aandringen van de produk- tielanden bereid verklaard tot aanzienlijke beperking gedurende een aantal maanden van de invoer van tinmetaal uit landen, die niet bij de Tinovereenkomst partij zijn.
Nederland ondervond als grootste importeur van zodanig tin veel nadeel van deze vrijwillige beperking. Aan de hand van de opgedane ervaringen werd voorgesteld, in de nieuwe Tinover- eenkomst bindende voorschriften ter zake op te nemen. Van Nederlandse zijde heeft men zich hiertegen echter verzet, om- dat door het wegvallen van de Indonesische ertsleveringen de Nederlandse behoefte aan tin van andere oorsprong sterk is toegenomen. Als resultaat hiervan zijn deze beperkende be- palingen niet in de nieuwe overeenkomst opgenomen.
Hoewel het betrokken deel van het Nederlandse bedrijfsleven geïnteresseerd blijft in de internationale tinmarkt, heeft het Nederlandse belang op het gebied der produktie wijziging on- dergaan: de Billitoninvesteringen in Indonesië zijn immers ver- vallen. Desondanks zijn voor Nederland nog steeds grote eco- nomische tinbelangen aanwezig op het stuk van de verwerking van tin in de industrie (vertind blik, tinlegeringen en chemische verbindingen) en met betrekking tot de werkzaamheden van de smelter der Hollandse Metallurgische Bedrijven te Arnhem, die voor uiteenlopende tinproduktcn aanzienlijke exportbe- langen heeft. Mede in overeenstemming met het reeds lange tijd door Nederland gevolgde beleid, gericht op de stabilisatie van grondstoffenprijzen, menen de ondergetekenden dan ook, dat er voor Nederland alle aanleiding bestaat tot de Tweede Internationale Tinovereenkomst toe te treden. Zij merken in dit verband nog op, dat het betrokken deel van het bedrijfsleven blijkens een ter zake uitgebracht advies de wenselijkheid van toetreding tot de nieuwe overeenkomst onderschrijft.
De ondergetekenden hebben voorts in aanmerking genomen, dat van de Verenigde Staten van Amerika, die waarschijnlijk niet tot de overeenkomst zullen toetreden, eenzelfde welwillen- de houding mag worden verwacht als zij met betrekking tot de vigerende regeling hebben ingenomen. Een zodanige verwach- ting bestaat ook aangaande de houding van de U.S.S.R., die zich destijds bereid heeft getoond door het instellen van tijde- lijke exportbeperkingen mede te werken aan het opheffen van een ernstige bedreiging van de tinmarkt. Het is verheugend te kunnen vaststellen, dat een belangrijk verbruiksland als Japan, en voorts ook Mexico, die bij de geldende overeenkomst geen partij waren, de nieuwe overeenkomst mede hebben onder- tekend.
De financiële verplichtingen, welke het Koninkrijk der Ne- derlanden door participatie aan de overeenkomst als verbruiks- land op zich neemt, blijven beperkt tot een bijdrage in de administratieve kosten. Aangezien alleen de produktielanden in de vorming van de buffervoorraad deelnemen, gaan de uit buffervoorraadtransacties voortvloeiende winsten of verliezen uitsluitend de deelnemende produktielanden aan.
De Minister van Economische Zaken,
J. W. DE POUS.
De Minister van Buitenlandse Zaken,
X. XXXX.
De Minister van Financiën,
X. XXXXXXXX.
De Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken,
TH. H. BOT.