Beschikking van
ondertekend door X Xxxxxxxxx op 30-01-2023
Beschikking van
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant
op de op 22 juni 2021 bij hen binnengekomen aanvraag van Cargill B.V. om een aantal voorschriften van de vigerende revisievergunning krachtens de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, voor de inrichting gelegen aan de Xxxxxxx 00, Xxxxxx xx Xxxx te wijzigen.
Wij hebben deze procedure ook gebruikt om ambtshalve enkele wijzigingen in de geldende voorschriften door te voeren.
Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, Namens deze,
Xxxxxxx Xxxxxxxxx, Teammanager
Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant
Dit document is ondertekend door de hierboven genoemde functionaris of diens vervanger. De digitale versie van deze beschikking/dit besluit is voorzien van een digitale ondertekening met PKI-certificaat. De hand- tekening is zichtbaar linksboven op de eerste pagina van het document. Als u in het digitale document op de handtekening klikt, kunt u deze verifiëren op authenticiteit. Het certificaat van de ondertekenaar kunt u dan digitaal inzien.
zaaknummer
2021-042897
ons kenmerk
D2023-01-014034
plaats
Tilburg
Xxxxxxxxx 000
5038 CB Tilburg
Postbus 75
5000 AB Tilburg
013 206 01 00
BESLUIT WIJZIGEN VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING
Onderwerp
Op 22 juni 2021 is een verzoek tot aanpassing van de voorschriften van een omgevingsvergunning ontvangen van Xxxxxxx B.V. De aanvraag betreft het verzoek om een aantal voorschriften verbonden aan de geldende vergunning te wijzigen.
De aanvraag gaat over de inrichting gelegen aan de Xxxxxxx 00 xx Xxxxxx xx Xxxx. De aanvraag is bij ons geregistreerd onder dossiernummer 2021-042897.
Gelet op wijzigingen in wet- en regelgeving alsmede beste beschikbare technieken hebben wij dit verzoek en de daarvoor te volgen procedure daarnaast gebruikt om de geldende omgevingsvergunning te actualiseren op grond van de artikel 2.31, lid 2 van de Wabo.
Besluit
Wij besluiten, gezien de overwegingen die zijn opgenomen in dit besluit en gelet op de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), de daarop betrekking hebbende uitvoeringsbesluiten en -regelingen:
• dat de brief d.d. 22 juni 2021 met daarin het verzoek om op basis van de uitge- voerde analyse het reeds vergunde UPD onveranderd te accepteren voor een termijnverlenging, dat wil zeggen met de koelcapaciteit gebaseerd op de PGS 29:2008 voorschrift 177, als maatwerk onderdeel uitmaakt van dit besluit;
• op verzoek van vergunninghouder en ambtshalve op grond van artikel 2.31, lid 2 van de Wabo de voorschriften 4.3.3, 4.3.4 en 4.3.5 van de geldende revisie- vergunning (kenmerk 14121112 – 635.826, d.d. 23 april 2018) in te trekken en daaraan de nieuwe voorschriften 4.3.3 tot en met 4.3.8 te verbinden, zoals opgenomen in het hoofdstuk ‘voorschriften’ alsmede na voorschrift 12.3.1 een aanvullend voorschrift 12.3.2 toe te voegen.
Beroep
Als u het niet eens bent met dit besluit, kunt u een beroepschrift indienen. Dit kan tot zes weken na de dag waarop dit besluit ter inzage is gelegd. In het beroepschrift moet u het volgende opnemen: uw naam en adres, de datum, een omschrijving van het besluit waarmee u het niet eens bent en de reden(en) van uw beroep. U moet het beroepschrift ook ondertekenen.
Het beroepschrift kunt u richten aan: Rechtbank Oost-Brabant Postbus 90125
5200 MA ’s-Hertogenbosch
U kunt ook digitaal beroep instellen bij de rechtbank. Zie daarvoor: xxxx://xxxxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx.
Daarvoor heeft u uw elektronische handtekening (DigiD) nodig. In bepaalde gevallen is digitaal beroep instellen verplicht. Kijk op de genoemde site voor de precieze voor- waarden.
Voorlopige voorziening
Bovenstaand besluit treedt in werking, ook al wordt een beroepschrift ingediend. Het is mogelijk om gelijktijdig met of na het indienen van een beroepschrift een voorlopige voorziening te vragen. Het verzoek om voorlopige voorziening kunt u richten aan:
Voorzieningenrechter van de Rechtbank Oost-Brabant Postbus 90125
5200 MA ’s-Hertogenbosch
U kunt ook digitaal verzoeken om een voorlopige voorziening. Zie daarvoor: xxxx://xxxxx.xxxxxxxxxxx.xx/xxxxxxxxxxxxx. Daarvoor heeft u uw elektronische handtekening (DigiD) nodig. In bepaalde gevallen is digitale indiening van het verzoek verplicht. Kijk op de genoemde site voor de precieze voorwaarden. Een voorlopige voorziening is in feite het nemen van een tijdelijke maatregel, bijvoorbeeld het schorsen van het besluit gedurende een bepaalde periode. Voorwaarde om een voorlopige voorziening te vragen is dat er sprake moet zijn van een spoedeisend belang.
Er zijn kosten verbonden aan het vragen van een voorlopige voorziening (griffierecht) en/of het indienen van een beroepschrift. Wij verwijzen daarvoor naar de website xxx.xxxxxxxxxxx.xx of u kunt voor informatie hierover terecht bij de griffie van de Rechtbank Oost-Brabant.
INHOUDSOPGAVE
BESLUIT WIJZIGEN VOORSCHRIFTEN OMGEVINGSVERGUNNING 2
4.3 Vastopgestelde Brandbeheers- of Brandblussysteem: beoordeling, certificatie en goedkeuring 5
12 OPSLAAN VAN STOFFEN IN OPSLAGTANKS 5
12.3 Bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks (ethanol en foezelolie) (PGS 29) 5
1.2. Omschrijving van de aanvraag 6
1.3. Huidige vergunningsituatie 6
1.6. Beoordeling van de aanvraag 8
1.9. Ter inzage legging ontwerpbeschikking 9
1.10. Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbeschikking 9
1.1. Toetsing (ambtshalve) wijziging vergunning(svoorschriften) 10
2.1. PGS 29: Brandbare vloeistoffen: bovengrondse opslag in cilindrische installaties 10
3. (AMBTSHALVE) WIJZIGING VAN VERGUNNINGVOORSCHRIFTEN 14
VOORSCHRIFTEN
4 BRANDBESTRIJDING
4.3 Vastopgestelde Brandbeheers- of Brandblussysteem: beoordeling, certificatie en goedkeuring
Nieuwe voorschriften 4.3.3 t/m 4.3.5 van revisievergunning d.d. 23 april 2018 met
kenmerk 14121112 en toevoeging voorschriften 4.3.6 t/m 4.3.8.
4.3.3 Voordat het UPD, inclusief een eventuele Nota van Aanvullingen (NvA), ter goedkeuring wordt aangeboden aan het bevoegd gezag, moet het zijn beoordeeld door een type A inspectie-instelling.
Deze instelling is voor het uitvoeren van beoordelingen en inspecties van brandbeveiligingssystemen geaccrediteerd door de Stichting Raad voor Accreditatie conform NEN-EN-ISO/IEC 17020 of door een andere accreditatieinstelling welke het Multilateral Agreement van European Accreditors heeft ondertekend.
Het verzoek om goedkeuring van het UPD moet vergezeld gaan met het beoordelingsrapport dat is opgesteld door de type A inspectie-instelling.
4.3.4 Iedere twaalf maanden na ingebruikname van het VBB-systeem dient deze te worden geïnspecteerd door een eerdergenoemde inspectie-instelling. Uit het inspectierapport moet blijken dat de installatie in overeen- stemming is met het UPD.
4.3.5 Als uit het jaarlijkse inspectierapport blijkt dat de installatie niet in overeenstemming is met het UPD, waardoor een “Nee-conclusie” wordt afgegeven, dan dient de vergunninghouder dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 5 werkdagen, te melden aan het bevoegd gezag.
In de melding dient door de vergunninghouder vermeld te worden hoe de installatie in overeenstemming kan worden gebracht met het UPD.
4.3.6 De vergunninghouder dient iedere vijf jaar het UPD op actualiteit te laten beoordelen door een ter zake kundige UPD-opsteller. Bij deze herbe- oordeling dienen -naast de wijzigingen in het normatief kader- eventuele wijzigingen op de inrichting of hernieuwde inzichten met betrekking tot het beveiligen van de risicovolle activiteiten te worden uitgewerkt in een ‘herbeoordelingsrapport’.
4.3.7 Als uit het herbeoordelingsrapport blijkt dat er aspecten uit het UPD aangepast dienen te worden, dan dienen de gewijzigde uitgangspunten aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt te worden in de vorm van een Nota van Aanvulling.
4.3.8 De vergunninghouder dient iedere vijf jaar het UPD, inclusief een Nota van Aanvulling (indien aanwezig) en het herbeoordelingsrapport, te laten beoordelen door een type A inspectie-instelling. Het resultaat van deze vijfjaarlijkse herbeoordeling dient aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt te worden.
12 OPSLAAN VAN STOFFEN IN OPSLAGTANKS
12.3 Bovengrondse opslag van brandbare vloeistoffen in verticale cilindrische tanks (ethanol en foezelolie) (PGS 29)
Aanvulling revisievergunning d.d. 23 april 2018 met kenmerk 14121112.
12.3.2 In afwijking van het op grond van vergunningvoorschrift 12.3.1, onder 4.j. toepasselijke voorschrift 4.2.29 van de PGS 29:2016, en de NFPA 15, voor wat betreft het aantal toegepaste koelringen, moet op de ethanol- en foezelopslag- tanks een koelcapaciteit aanwezig zijn van minimaal 17 dm3 per minuut per strekkende meter tankomtrek door middel van één koelring.
PROCEDURELE ASPECTEN
1. PROCEDURELE ASPECTEN
1.1. Gegevens aanvrager
Op 22 juni 2021 is een verzoek tot aanpassing van de voorschriften van een omgevingsvergunning ontvangen van Xxxxxxx B.V. De aanvraag als bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) betreft het verzoek om een aantal voorschriften met betrekking tot het uitgangspuntendocument (hierna: UPD) verbonden aan de geldende vergunning te wijzigen.
De aanvraag gaat over de inrichting gelegen aan de Xxxxxxx 00 xx Xxxxxx xx Xxxx. De aanvraag is bij ons geregistreerd onder dossiernummer 2021-042897.
Gelet op wijzigingen in wet- en regelgeving alsmede beste beschikbare technieken hebben wij deze vergunningaanvraag en daarvoor te volgen procedure daarnaast gebruikt om de geldende omgevingsvergunning te actualiseren op grond van artikel 2.31, lid 2 van de Wabo.
1.2. Omschrijving van de aanvraag
De aanvraag bestaat uit een brief d.d. 22 juni 2021 met daarin het verzoek om op basis van de uitgevoerde analyse het reeds vergunde UPD onveranderd te accepteren voor een termijn verlenging, dat wil zeggen met de koelcapaciteit gebaseerd op de PGS 29:2008 voorschrift 177 als maatwerk.
1.3. Huidige vergunningsituatie
Voor de inrichting zijn eerder de onderstaande vergunningen verleend:
SOORT VERGUNNING | DATUM | KENMERK | ONDERWERP |
Vergunning Wet natuurbescherming (vergunning o.g.v artikel 16 en/of artikel 19d Natuurbeschermingswet) | 26-10-2016 | Z/009961 – 37186 | Vergunning voor het produceren van (bio)ethanol, (glucose) stropen en zetmeel uit tarwe. |
Revisievergunning ingevolge de Wabo | 23-4-2018 | 14121112/ 635.826 | Vergunning voor het produceren van (bio)ethanol, (glucose) stropen en zetmeel uit tarwe. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 8-11-2018 | 18100816/ 717.969 | Het vervangen van de stads- watertank. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 8-11-2018 | 18101313/ 717.971 | Het vervangen van de Wheat Mix- tank. |
Veranderingsvergunning (milieuneutraal) | 24-6-2019 | 19051111/ 812.831 | Het vervangen van een luchtfilter op de zetmeelfabriek. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 30-4-2020 | 20031191/ 918.114 | Het bouwen van een gebouw voor een ook te plaatsen brikettenpers. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 22-6-2020 | 20050186/ 931.560 | Het bouwen van een (vervangende) schuur op het contractorpark. |
SOORT VERGUNNING | DATUM | KENMERK | ONDERWERP |
Veranderingsvergunning (milieuneutraal) | 30-6-2020 | 20050759/ 933.775 | Het gaan vervaardigen van cross- linked zetmeel voor toepassing in de papierindustrie. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 15-2-2021 | 2020-004415/ D2021-01- 015579 | Het bouwen en in gebruik hebben van opslagsilo’s voor het extern regenereren van actieve kool. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 15-3-2021 | 2021-008562/ D2021-02- 028067 | Het bouwen en in gebruik hebben van een afvalwatertank, de zoge- noemde BOD-tank. |
Veranderingsvergunning (milieuneutraal) | 24-3-2021 | 2021-14569/ D2021-03- 022577 | Het introduceren van een nieuwe grondstof, sucrose, voor het kunnen produceren van blends. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 21-7-2021 | 2021-032388/ D2021-07- 009004 | Realisatie van een valbeveiliging, leidingbrug en betonplaat bij de carbonsilo’s. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 14-9-2021 | 2021-035494/ D2021-09- 008267 | Realisatie van een onderstation voor de elektriciteitsvoorziening. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 19-10-2021 | 2021-044815/ D2021-10- 007315 | Het bouwen en in gebruik hebben van een fakkelinstallatie. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 3-2-2022 | 2021-057064/ D2022-01- 018001 | Het vervangen van de bestaande pentosanen-indamper. |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 8-4-2022 | 2022-013954/ D2022-03- 028831 | Het realiseren en in gebruik nemen van een vervangende afvalwatertank (BOD-tank). |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 31-5-2022 | 2022-012464/ D2022-04- 008871 | Het realiseren en in gebruik nemen van een vervangende anaerobe reactor. |
Veranderingsvergunning (bouwen) | 29-8-2022 | 2022-038715/ D2022-08- 019084 | Het aanpassen van een be- staande leidingenbrug (piperack). |
Veranderingsvergunning (bouwen, milieuneutraal) | 31-10-2022 | 2022-042338/ D2022-10- 000776 | Het realiseren en het in gebruik nemen van 5 PGS15 opslag- voorzieningen voor gasflessen, laboratoriumafval en -chemicaliën |
1.4. Vergunningplicht
De activiteiten van de inrichting zijn genoemd in Bijlage I onderdeel C van het Bor. De volgende Bor-categorieën zijn (onder meer) van toepassing:
Categorie | Omschrijving |
4.3, onder a | inrichtingen voor het vervaardigen van ethanol met een gehalte van ten minste 94% met een capaciteit ten aanzien daarvan van 5.000.000 kg per jaar of meer. |
9.3, onder i | inrichtingen voor het vervaardigen van zetmeel of zetmeelderivaten met een capaciteit ten aanzien daarvan van 10.000 kg per uur of meer |
Op grond van deze categorieën is sprake van een vergunningplichtige activiteit.
Het betreft een inrichting waartoe een IPPC-installatie behoort genoemd in Bijlage I categorie 4, ethanol-productie, van de Richtlijn industriële emissies.
1.5. Bevoegd gezag
Wij zijn bevoegd gezag voor de inrichting. Dit volgt uit artikel 2.4 van de Wabo juncto artikel 3.3 eerste lid van het Bor, op grond van de activiteiten van de inrichting, genoemd in Bijlage I onderdeel C categorieën 4.3, sub a.5 en 9.3, sub i van het Bor.
Daarbij zijn wij er procedureel en inhoudelijk voor verantwoordelijk dat in ons besluit alle aspecten aan de orde komen met betrekking tot de fysieke leefomgeving, zoals ruimte, milieu, natuur en aspecten met betrekking tot bouwen en brandveiligheid.
1.6. Beoordeling van de aanvraag
De aanvraag van 22 juni 2021 is vergezeld van een aantal technische bijlagen. De bijlagen zijn door Cargill als vertrouwelijke onderbouwing aangeleverd en als zodanig door ons bekeken. Het gaat hier om bedrijfs- en fabricagegegevens. Wij honoreren het verzoek om vertrouwelijkheid en leggen deze bijlagen niet ter inzage.
Wij zijn van oordeel dat de aanvraag voldoende informatie bevat voor een goede beoordeling van de gevolgen van de activiteit op de fysieke leefomgeving. De aanvraag is dan ook in behandeling genomen.
1.7. Procedure
Deze beschikking is voorbereid met de uitgebreide voorbereidingsprocedure als beschreven in paragraaf 3.3 van de Wabo. Gelet hierop zijn wij niet verplicht om van de aanvraag kennis te geven in een of meer dag-, nieuws- of huis-aan-huisbladen of op andere geschikte wijze, tenzij bij de voorbereiding van de beslissing op de aan- vraag een milieueffectrapport (MER) moet worden gemaakt. Nu deze uitzonderings- grond zich niet voordoet hebben wij geen kennisgegeven van de aanvraag.
1.8. Advies
In de Wabo en het Bor worden bestuursorganen vanwege hun specifieke deskundig- heid of betrokkenheid aangewezen als adviseur. Gelet op het bepaalde in artikel 2.26 Wabo, alsmede de artikelen 6.1 tot en met 6.5 van het Bor, hebben wij de aanvraag, die uitsluitend betrekking heeft op het aspect (externe) veiligheid, ter advies aan de volgende instanties/bestuursorganen gezonden:
• het college van burgemeester en wethouders van Bergen op Zoom
• de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
Van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant (hierna VR) hebben wij advies ontvangen op 5 juli 2021. Wij hebben dit advies doorgenomen en hebben dat bij de besluitvorming op de aanvraag betrokken.
Verder hebben wij het ontwerpbesluit op de aanvraag voor advies toegezonden aan voornoemde bestuursorganen, het Waterschap Brabantse Delta, de Nederlandse arbeidsinspectie en de Inspectie Leefomgeving en Transport.
1.9. Ter inzage legging ontwerpbeschikking
Van het ontwerp van de beschikking hebben wij de kennisgeving digitaal gepubliceerd op internet, te weten xxx.xxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxxx.xx, op 15 december 2022.
Tussen 15 december 2022 en 26 januari 2023 heeft het ontwerpbeschikking op de aanvraag ter inzage gelegen en is eenieder in de gelegenheid gesteld om zienswijzen naar voren te brengen.
Van deze gelegenheid is geen gebruik gemaakt. Gedurende de periode van ter inzage legging hebben wij wel een reactie van de Inspectie Leefomgeving en Transport ontvangen. Daarin is vermeld dat zij geen gebruik maakt van de geboden mogelijkheid om ten aanzien van de ontwerpbeschikking zienswijzen in te brengen.
Van de andere bestuursorganen en het bedrijf hebben wij geen reactie dan wel advies ontvangen.
1.10. Wijzigingen ten opzichte van de ontwerpbeschikking
In deze beschikking zijn ten opzichte van de ontwerpbeschikking geen wijzigingen aangebracht.
INHOUDELIJKE OVERWEGINGEN
1. TOETSINGSKADER MILIEU
1.1. Toetsing (ambtshalve) wijziging vergunning(svoorschriften)
Bij onze toetsing van de aanvraag hebben wij ook de verleende en nu geldende revisievergunning uit 2018 getoetst op actualiteit en de actuele stand van zaken met betrekking tot geldende wet- en regelgeving, rekening houdende met de grondslag van de vigerende revisievergunning. Hieruit is gebleken dat de voorschriften van de vergunning niet actueel zijn.
Gelet daarop hebben wij deze procedure gelijktijdig gebruikt om de voorschriften op grond van artikel 2.31, lid 2 van de Wabo te actualiseren.
2. EXTERNE VEILIGHEID
2.1. PGS 29: Brandbare vloeistoffen: bovengrondse opslag in cilindrische installaties
2.1.1. Toetsingskader
Het doel van de PGS 29:2016, versie 1.1, december 2016 (hierna PGS 29) is het ver- kleinen van veiligheidsrisico’s en geeft een referentiekader voor het oprichten, gebruiken, in standhouden en inspecteren van installaties met bovengrondse verticale cilindrische opslagtanks met brandbare vloeistoffen. Dit is vooral van belang, omdat ongewenste gebeurtenissen waarbij dergelijke installaties betrokken zijn, kunnen leiden tot zware ongevallen binnen en buiten de inrichting.
Volgens hoofdstuk 4, paragraaf 4.1 van de PGS 29 is het benodigde niveau van brand- veiligheid afhankelijk van:
• de eigenschappen van de opgeslagen stof;
• de risico's van de inrichting;
• de kwetsbaarheid van haar omgeving;
• de (operationele) mogelijkheden van de brandweer.
2.1.2. Aanleiding tot het verzoek en het verzoek tot wijziging
Aanleiding voor aanlevering van de toetsing en bijbehorende gegevens volgt uit voor- schrift 4.3.4 van vigerende revisievergunning:
Op 26 januari 2021 is door Cargill B.V. de 5-jaarlijkse toets van het UPD betreffende de brandveiligheidsinstallatie van de bio-ethanolplant per e-mail aan ons toegezonden. Omdat over enkele punten nog geen duidelijkheid kon worden gegeven en daarvoor nader onderzoek noodzakelijk was, is door Cargill B.V. aan ons gemeld dat deze stukken nog nagezonden zouden worden.
Met aanlevering van de aanvullende gegevens (uitgangspuntendocument (UPD, nr. 2853-20-01D, d.d. 10 februari 2021)) op 22 juni 2021 is daaraan voldaan.
In de begeleidende brief heeft Xxxxxxx ons verzocht om op basis van de uitgevoerde analyse het reeds vergunde UPD onveranderd te accepteren voor een termijn ver- lenging, dat wil zeggen met de koelcapaciteit gebaseerd op de PGS 29:2008 voor- schrift 177 als maatwerk.
Wij hebben dat verzoek beschouwd als verzoek tot aanpassing van voorschriften.
2.1.3. Beoordeling verzoek
Uit onze beoordeling en het advies van de VR blijkt dat het niet eenvoudig is (geweest) om stukken door te nemen en daaraan een goede conclusie te hangen.
Het voorschrift 4.3.4 vereist dat iedere 5 jaar een herbeoordeling van het UPD plaats dient te vinden. In dit of de andere voorschriften staat niet vermeld dat het resultaat van dit onderzoek ook ‘positief’ moet zijn en hoe moet worden gehandeld als dit niet zo is.
Uit de beoordeling van het verzoek, de toetsing van het UPD alsmede de vigerende revisievergunning blijkt verder dat:
• in het goedgekeurde UPD (paragraaf 5.3) de prestatie-eis voor de tankkoeling
gebaseerd is op de ontwerpgegevens van minimaal 17 dm3 per minuut per strekkende meter tankomtrek, in lijn met voorschrift 177 van PGS 29:2008 en dat daaraan wordt voldaan;
• in de PGS 29:2016 (voorschrift 4.2.29), vastgelegd in de vigerende vergunning in voorschrift 2.3.1 onder 4.j, een sproeidichtheid wordt vereist van minimaal 2 dm3 per minuut per m2 over het gehele tankoppervlak en dat daar (theoretisch) ook aan wordt voldaan;
• de tankkoeling conform het UPD moet zijn aangelegd conform NFPA 15, hetgeen inhoudt dat er elke 3,7 m een koelring aanwezig moet zijn. Hieraan wordt niet voldaan.
De opslagtanks, waar het goedgekeurde UPD betrekking op heeft, zijn slechts voorzien van 1 koelring aan de bovenzijde van de tank,
alsmede dat:
• bij deze herbeoordeling -naast de wijzigingen in het normatief kader- eventuele wijzigingen op de inrichting of hernieuwde inzichten over het beveiligen van de risicovolle activiteiten dienen te worden uitgewerkt in een ‘herbeoordelings- rapport’;
• als uit het herbeoordelingsrapport blijkt dat er aspecten uit het UPD aangepast dienen te worden, de gewijzigde uitgangspunten dan kenbaar aan het bevoegd gezag dienen te worden gemaakt in de vorm van een Nota van Aanvulling;
• de vergunninghouder iedere vijf jaar het UPD, inclusief het herbeoordelings- rapport, dient te laten beoordelen door een type A inspectie-instelling. Het resultaat van deze vijfjaarlijkse herbeoordeling dient aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt te worden.
Verder is ons bekend, dan wel is gebleken dat:
• in de opslagtanks een voorziening voor interne (schuim)blussing aanwezig is;
• de koeling op de opslagtanks als handbediende installatie is uitgevoerd, hetgeen inhoudt dat er dientengevolge geen certificatie van dit systeem mogelijk is;
• de opslagtanks een beperkte hoogte en omvang (diameter <15 m) hebben;
• het realiseren van extra koelringen en het daaruit sproeien van koelwater tot gevolg heeft dat (mogelijk) niet meer aan de eis van minimaal 2 dm3 per minuut per m2 over het gehele tankoppervlak wordt voldaan en naast de koel(sproei)- ringen nog meer aanpassingen aan de tanks zijn vereist;
• het vergroten van de capaciteit (bij aanleg van vereiste koelringen) ook tot gevolg heeft dat de opvangcapaciteit in de tankput niet meer voldoende zal zijn en ook daaraan aanpassingen zijn vereist;
• in de (directe) omgeving van de ethanolplant en de tankput met opslagtanks voor bio-ethanol geen brandgevaarlijke activiteiten worden uitgevoerd;
• in de beschikking ook voorschrift 4.2.32 uit de PGS 29:2016 is geborgd. Daarmee kan gesteld worden dat de opslagtanks -door de aanwezigheid van een schuimblusinstallatie in de tankput en in de tanks- niet blootgesteld kunnen worden aan een hittebelasting van meer dan 10 kW/m2. Daarmee is de koeling, zoals verplicht gesteld door opname van voorschrift 4.2.29 uit de PGS 29:2016, een extra voorziening.
2.1.4. Conclusie en (ambtshalve) aanpassing voorschriften
Aan de hand van voornoemde punten blijkt dat de brandbeveiligingsinstallatie niet alleen is voorzien van een schuimblusinstallatie, maar daarnaast ook nog voldoet aan de tankkoelingseis uit het UPD, te weten minimaal 17 dm3 per minuut per strekkende meter tankomtrek.
Ook voldoet deze (theoretisch) aan een sproeidichtheid van minimaal 2 dm3/min/m2 over het gehele tankoppervlak zoals genoemd in voorschrift 12.3.1 onder 4.j., ondanks dat onvoldoende koelringen zijn aangebracht.
De uitvoeringswijze om te komen tot voornoemde sproeidichtheid is handbediend uitgevoerd en voldoet daarmee niet aan de NFPA 15 (o.a. aantal koelringen). Des- ondanks bestaat hiertegen geen bezwaar vanuit de Veiligheidsregio Midden- en West- Brabant. Ook wij achten dit afdoende.
De huidige voorschriften uit de vigerende revisievergunning dekken het beoogde milieudoel maar sluiten niet aan bij de werkelijke situatie.
Gelet op voornoemde punten en het verzoek van Xxxxxxx komen wij tot de conclusie dat een aantal voorschriften moet worden aangepast; enerzijds in verband met het verzoek om akkoord te gaan met een koelcapaciteit van minimaal 17 dm3 per minuut per strekkende meter tankomtrek en anderzijds ambtshalve omdat voorschriften eenduidig en duidelijk moeten zijn.
2.1.5. Aanpassing voorschriften, verzoek en ambtshalve
Op 23 april 2018 hebben wij aan Cargill B.V. een revisievergunning verleend. In die vergunning zijn de volgende, nu ter discussie staande voorschriften opgenomen:
4.3.3 De onderdelen van het UPD die betrekking hebben op de goede werking van de VBB-systeem moeten zijn beoordeeld door een onafhankelijke inspectie- instelling.
Bij deze beoordeling moet worden nagegaan of het UPD in overeenstemming is met de voor de desbetreffende VBB-systeem geldende ontwerpnorm.
Deze inspectie-instelling moet voor het uitvoeren van beoordelingen en inspecties van brandbeveiligingsinstallaties geaccrediteerd zijn door de Stichting Raad voor Accreditatie conform NEN-EN-ISO/IEC 17020 als type A inspectie-instelling.
Het UPD, inclusief het bewijs van beoordeling door de inspectie-instelling, moet zijn goedgekeurd door het bevoegd gezag. Het goedgekeurde UPD alsmede het bewijs van beoordeling door de inspectie-instelling moet binnen de inrichting aanwezig zijn.
4.3.4 Elke vijf jaar moeten de onderdelen van het goedgekeurde UPD die betrekking hebben op de goede werking van het VBB-systeem op actualiteit worden beoordeeld door een inspectie-instelling als in de vorige alinea bedoeld. De beoordeling bestaat in ieder geval uit een beoordeling van de gehanteerde uitgangspunten en normen in het UPD in relatie tot de op het huidige moment te hanteren uitgangspunten en normen en in relatie tot eventuele doorge- voerde wijzigingen.
4.3.5 Het in gebruik genomen VBB-systeem van de ethanolopslag en -overslag alsmede productie dient iedere 12 maanden, of korter indien de ontwerpnorm dat voorschrijft, na aanleg van het VBB-systeem door een geaccrediteerde inspectie A-instelling te worden beoordeeld of het VBB-systeem functioneert en is onderhouden conform de door het bevoegd gezag goedgekeurde uitgangs- punten. Een certificaat waaruit blijkt dat de installatie in orde is bevonden, moet op verzoek aan het bevoegd gezag kunnen worden getoond.
12.3.1 De opslag van ethanol en foezelolie in bovengrondse stationaire tanks inclusief de bijbehorende leidingen en appendages dient te voldoen aan de navolgende voorschriften van de PGS 29 (2016):
……
4. incidentbeheersing en bestrijding
de voorschriften 4.2.1 t/m 4.2.7, 4.2.9 t/m 4.2.29, 4.2.32, 4.2.35 t/m 4.2.41
en 4.2.43 t/m 4.2.52 (brandbestrijdingsvoorzieningen);
……
Gelet op de punten zoals opgenomen onder de hiervoor staande paragrafen staan wij op het standpunt (ambtshalve dan wel op verzoek) dat het gewenst is de volgende twee wijzigingen in de voorschriften door te voeren:
1.
Voorschriften 4.3.3, 4.3.4 en 4.3.5 zullen ambtshalve worden ingetrokken en ver- vangen door de navolgende voorschriften:
4.3.3 Voordat het UPD, inclusief een eventuele Nota van Aanvullingen (NvA), ter goedkeuring wordt aangeboden aan het bevoegd gezag, moet het zijn beoordeeld door een type A inspectie-instelling.
Deze instelling is voor het uitvoeren van beoordelingen en inspecties van brandbeveiligingssystemen geaccrediteerd door de Stichting Raad voor Accreditatie conform NEN-EN-ISO/IEC 17020 of door een andere accreditatie- instelling welke het Multilateral Agreement van European Accreditors heeft ondertekend.
Het verzoek om goedkeuring van het UPD moet vergezeld gaan met het beoordelingsrapport dat is opgesteld door de type A inspectie-instelling.
4.3.4 Iedere twaalf maanden na ingebruikname van het VBB-systeem dient deze te worden geïnspecteerd door een eerder genoemde inspectie-instelling. Uit het inspectierapport moet blijken dat de installatie in overeenstemming is met het UPD.
4.3.5 Als uit het jaarlijkse inspectierapport blijkt dat de installatie niet in overeen- stemming is met het UPD, waardoor een “Nee-conclusie” wordt afgegeven, dan dient de vergunninghouder dit zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen 5 werkdagen, te melden aan het bevoegd gezag.
In de melding dient door de vergunninghouder vermeld te worden hoe de installatie in overeenstemming kan worden gebracht met het UPD.
4.3.6 De vergunninghouder dient iedere vijf jaar het UPD op actualiteit te laten beoordelen door een ter zake kundige UPD-opsteller. Bij deze herbeoordeling dienen -naast de wijzigingen in het normatief kader- eventuele wijzigingen op de inrichting of hernieuwde inzichten met betrekking tot het beveiligen van de risicovolle activiteiten te worden uitgewerkt in een ‘herbeoordelingsrapport’.
4.3.7 Als uit het herbeoordelingsrapport blijkt dat er aspecten uit het UPD aangepast dienen te worden, dan dienen de gewijzigde uitgangspunten aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt te worden in de vorm van een Nota van Aanvulling.
4.3.8 De vergunninghouder dient iedere vijf jaar het UPD, inclusief een Nota van Aanvulling (indien aanwezig) en het herbeoordelingsrapport, te laten beoordelen door een type-A inspectie-instelling. Het resultaat van deze vijfjaarlijkse herbeoordeling dient aan het bevoegd gezag kenbaar gemaakt te worden.
2.
Na voorschrift 12.3.1 van de vigerende vergunning d.d. 23 april 2018 wordt, op verzoek van vergunninghouder, een aanvullend voorschrift 12.3.2 toegevoegd, te weten:
12.3.2 In afwijking van het op grond van vergunningvoorschrift 12.3.1, onder 4.j. toepasselijke voorschrift 4.2.29 van de PGS 29:2016, en de NFPA 15, voor wat betreft het aantal toegepaste koelringen, moet op de ethanol- en foezelopslagtanks een koelcapaciteit aanwezig zijn van minimaal 17 dm3 per minuut per strekkende meter tankomtrek door middel van één koelring.
3. (AMBTSHALVE) WIJZIGING VAN VERGUNNINGVOORSCHRIFTEN
Uit onze beoordeling van de actualiteit van de vigerende vergunningen is gebleken dat de voorschriften met betrekking tot het hebben een VBB-systeem waaronder de (her)keuring van het daaraan ten grondslag liggende UPD niet actueel zijn.
Om de veilige werking van de installatie, op- en overslag van bio-ethanol, binnen de inrichting te garanderen hebben wij voorschriften van de vigerende vergunning inge- trokken en vervangen door nieuwe voorschriften.
Verder zijn wij, mede op advies van de Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant, van oordeel dat de aanwezige koelvoorziening met koelringen op de foezel- en ethanol- opslagtanks voldoende koelcapaciteit heeft en dat dientengevolge momenteel geen andere koelvoorziening op deze tanks is vereist. Wij hebben daarom op verzoek van Cargill een aanvullend voorschrift gesteld, waarin dit wordt vastgelegd.
Op grond van artikel 2.30 Wabo hebben wij op grond van voorgaande overwegingen besloten om de vigerende omgevingsvergunning van 23 april 2018, kenmerk 14121112 – 635.8261456208, op verzoek van vergunninghouder en ambtshalve aan te passen.
4. CONCLUSIE
Vanuit het toetsingskader dat betrekking heeft op het ambtshalve aanpassen van de vergunning(svoorschriften) kan dit besluit worden vastgesteld.
Ook kan het verzoek van Xxxxxxx B.V. tot wijziging van enkele voorschriften worden gehonoreerd.
Met het dictum van deze beschikking zijn hiervoor de relevante voorschriften inge- trokken en zijn hiertoe ook vervangende c.q. aanvullende voorschriften aan dit besluit verbonden.