AUTEURSWETGEVING: BEPALINGEN UIT HET WETBOEK ECONOMISCH RECHT (WER)
BEPALINGEN UIT HET WETBOEK ECONOMISCH RECHT (WER)
BOEK I: Definities
HOOFDSTUK 9. Definities eigen aan boek XI
Art. I.13. Voor de toepassing van boek XI gelden de volgende definities :
1° Verdrag van Parijs : het Verdrag tot bescherming van de industriële eigendom ondertekend te Parijs op 20 maart 1883 en goedgekeurd bij de wet van 5 juli 1884, inbegrepen iedere herzieningsakte die door België werd bekrachtigd;
2° Berner Conventie : de Berner Conventie voor de bescherming van werken van letterkunde en kunst van 9 september 1886, aangevuld te Parijs op 4 mei 1896, herzien te Berlijn op 13 november 1908, aangevuld te Bern op 20 maart 1914, herzien te Rome op 2 juni 1928, te Brussel op 26 juni 1948, te Stockholm op 14 juli 1967 en
te Parijs op 24 juli 1971, gedaan te Parijs op 24 juli 1971;
3° TRIPs-Overeenkomst : de Overeenkomst inzake de handelsaspecten van de intellectuele eigendom, opgenomen als Annex 1C bij het Akkoord tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, ondertekend te Marrakesh op 15 april 1994 en goedgekeurd bij de wet van 23 december 1994;
4° Wereldhandelsorganisatie : de organisatie opgericht door het Akkoord tot oprichting van de Wereldhandelsorganisatie, ondertekend op 15 april 1994 te Marrakesh en goedgekeurd bij wet van 23 december 1994;
5° Dienst : de Dienst voor de Intellectuele Eigendom bij de Federale Overheidsdienst Economie;
6° databank : een verzameling van werken, gegevens of andere zelfstandige elementen, systematisch of methodisch geordend, en afzonderlijk met elektronische middelen of anderszins toegankelijk;
7° technische voorzieningen : technologie, inrichtingen of onderdelen die in het kader van hun normale werking dienen voor het voorkomen of beperken van handelingen ten aanzien van werken of prestaties of databanken, die door de houders van auteursrechten of naburige rechten of producenten van databanken niet zijn toegestaan;
8° Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie: Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie ingesteld door artikel 2 van Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk;
9° onderzoeksorganisatie: een universiteit, inclusief de bibliotheken ervan, een onderzoeksinstelling of een andere entiteit die hoofdzakelijk tot doel heeft wetenschappelijk onderzoek te verrichten of onderwijsactiviteiten te verrichten die ook de verrichting van wetenschappelijk onderzoek omvatten:
a) zonder winstoogmerk of door herinvestering van alle winst in haar wetenschappelijk onderzoek, of
b) op grond van een door een lidstaat erkende taak van algemeen belang;
op zodanige wijze dat de toegang tot de door zulk wetenschappelijk onderzoek voortgebrachte resultaten niet op preferentiële basis kan worden aangewend door een onderneming die een beslissende invloed heeft op dit soort organisatie;
10° tekst- en datamining: een geautomatiseerde analysetechniek die gericht is op de ontleding van tekst en gegevens in digitale vorm om informatie te genereren zoals, maar niet uitsluitend, patronen, trends en onderlinge verbanden;
11° werken of prestaties die permanent deel uitmaken van de collectie van een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed: werken, prestaties, of hun kopieën, die eigendom of permanent in het bezit zijn van de desbetreffende voor het publiek toegankelijke bibliotheek, van het desbetreffend voor het publiek toegankelijk museum of van het desbetreffend archief of instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;
12° werken of prestaties die niet of niet meer in de handel zijn: een werk of een prestatie waarvan te goeder trouw kan worden aangenomen dat het hele werk of de hele prestatie niet beschikbaar is voor het publiek via de gebruikelijke handelskanalen, nadat een redelijke inspanning is geleverd om te controleren of het beschikbaar is voor het publiek.
Art. I.16. § 1. Voor de toepassing van boek XI, titel 5, gelden de volgende definities:
1° Controledienst: de controledienst van de vennootschappen voor het beheer van auteursrechten en naburige rechten bij de Federale Overheidsdienst Economie;
2° rechtmatig gebruiker: eenieder die handelingen verricht welke door de auteur of bij wet zijn toegestaan; 3° doorgifte via de kabel: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, door middel van een kabel- of
microgolfsysteem, aan het publiek, van een eerste uitzending, al dan niet via de ether, ook per satelliet, van televisie- of radioprogramma's die voor ontvangst door het publiek bestemd zijn, ongeacht de wijze waarop de exploitant van doorgiftediensten via de kabel de programmadragende signalen van de omroeporganisatie met het oog op doorgifte verkrijgt;
3° /1 doorgifte: de gelijktijdige, ongewijzigde en integrale doorgifte, anders dan de doorgifte via de kabel, die bedoeld is voor ontvangst door het publiek, van een eerste uitzending van televisie- of radioprogramma's die voor ontvangst door het publiek zijn bedoeld, wanneer deze eerste uitzending wordt verricht per draad of via de ether, met inbegrip van satellietuitzending, maar niet via online-uitzending, mits:
a) de doorgifte wordt verricht door een andere partij dan de omroeporganisatie die de eerste uitzending heeft gedaan of onder controle of verantwoordelijkheid waarvan die eerste uitzending plaatsvond, ongeacht de wijze waarop de partij die de doorgifte verricht de programmadragende signalen van de omroeporganisatie met het oog op doorgifte verkrijgt; en
b) indien de doorgifte via een internettoegangsdienst als gedefinieerd in artikel 2, tweede alinea, punt 2, van Verordening (EU) 2015/2120 geschiedt, zij in een beheerde omgeving wordt verricht.
Een beheerde omgeving is een omgeving waarin een exploitant van een doorgiftedienst een beveiligde doorgifte verricht aan bevoegde gebruikers;
4° beheersvennootschap: iedere in België gevestigde vennootschap die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of een van hoofddoelen, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden, en die eigendom is of onder zeggenschap staat van haar leden;
5° collectieve beheerorganisatie: iedere organisatie die gevestigd is in een andere lidstaat van de Europese Unie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling gemachtigd is om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden en die aan één of beide van de onderstaande criteria voldoet:
a) ze is eigendom van of staat onder zeggenschap van haar leden;
b) ze treedt op zonder winstoogmerk;
6° onafhankelijke beheerentiteit: een organisatie gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling is gemachtigd om, als haar enig doel of hoofddoel, auteursrechten of naburige rechten te beheren namens meer dan één rechthebbende en in het gezamenlijk belang van die rechthebbenden en die direct noch indirect, geheel noch gedeeltelijk eigendom is van, noch onder zeggenschap staat van rechthebbenden, en die met winstoogmerk optreedt.
7° directe injectie: een technisch proces waarin een omroeporganisatie haar programmadragende signalen overbrengt aan een distributeur van signalen, op zodanige wijze dat de programmadragende signalen tijdens die overbrenging niet toegankelijk zijn voor het publiek;
8° ondersteunende onlinedienst: een onlinedienst bestaande in het aanbieden aan het publiek, door of onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie, van televisie- of radioprogramma's gelijktijdig met of voor een bepaalde periode na de uitzending ervan door de omroeporganisatie, alsmede van materiaal dat een ondersteuning vormt voor die uitzending.
§ 1/1. Voor de toepassing van boek XI, titel 5, hoofdstuk 2, artikelen XI.190, 18° en 19°, XI.217, 17° en 18°, en hoofdstuk 8/2, evenals titel 6, artikel XI.299, § 4, en titel 7, hoofdstuk 3, artikel XI.310, § 2, gelden de volgende definities:
1° werk of prestatie: een werk in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander soort geschrift, notaties met inbegrip van bladmuziek en daarmee samenhangende illustraties, op om het even welke drager, met inbegrip van audioformaten, zoals luisterboeken, en digitale formaten, dat wordt beschermd door het auteursrecht of naburige rechten en dat is gepubliceerd of op een andere geoorloofde wijze algemeen beschikbaar is gesteld;
2° begunstigde: onverminderd andere handicaps, een persoon:
a) die blind is;
b) met een visuele handicap die niet zodanig kan worden verbeterd dat de persoon het gezichtsvermogen krijgt
dat wezenlijk gelijkwaardig is aan dat van een persoon zonder een dergelijke handicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen;
c) met een waarnemings- of leeshandicap en die ten gevolge daarvan niet in staat is in wezenlijk dezelfde mate als een persoon zonder een dergelijke handicap gedrukte werken te lezen; of
d) die, ten gevolge van een fysieke handicap, niet in staat is een boek vast te houden of te hanteren, dan wel scherp te zien of zijn ogen te bewegen in een mate die gewoonlijk voor het lezen aanvaardbaar wordt geacht;
3° exemplaar in toegankelijke vorm: een exemplaar van een werk of prestatie in een alternatieve vorm waarmee dat werk of die prestatie voor een begunstigde toegankelijk wordt, onder meer om de toegang tot het werk voor die begunstigde even eenvoudig en gemakkelijk te maken als voor een persoon zonder een van de onder 2° bedoelde handicaps;
4° toegelaten entiteit: een entiteit die door een lidstaat van de Europese Unie is gemachtigd of erkend om zonder winstoogmerk onderwijs, opleiding, aangepast lezen of toegang tot informatie aan begunstigden te bieden. Deze term omvat tevens openbare instellingen of organisaties zonder winstoogmerk die begunstigden dezelfde diensten aanbieden als een van hun hoofdactiviteiten, institutionele verplichtingen of in het kader van hun taken van openbaar belang.
§ 2. De volgende definities zijn toepasselijk op § 1, 4°, 5° en 6°, en op boek XI, titel 5, hoofdstuk 9: 1° rechthebbende: iedere persoon of entiteit, anders dan een beheersvennootschap of een collectieve
beheerorganisatie, die houder is van een auteursrecht of naburig recht of krachtens een overeenkomst voor de exploitatie van rechten of bij wet aanspraak kan maken op een aandeel in de rechteninkomsten;
2° vennoot: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de voorwaarden tot lidmaatschap van de beheersvennootschap en door deze beheersvennootschap is toegelaten;
3° lid: een rechthebbende of een entiteit die rechthebbenden vertegenwoordigt, met inbegrip van andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en verenigingen van rechthebbenden, die voldoet aan de voorwaarden tot lidmaatschap van de collectieve beheerorganisatie en door deze collectieve beheerorganisatie is toegelaten;
4° rechteninkomsten: door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie namens rechthebbenden geïnde inkomsten, hetzij voortvloeiend uit een exclusief recht, een recht op vergoeding of een recht op schadeloosstelling;
5° beheerkosten: de bedragen die door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie in rekening worden gebracht of op de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten ingehouden of verrekend worden om de kosten te dekken van haar beheer van auteursrechten en naburige rechten;
6° vertegenwoordigingsovereenkomst: iedere overeenkomst tussen beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties waarbij één beheersvennootschap en/of collectieve beheerorganisatie een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie belast met het beheer van de rechten die zij vertegenwoordigt, met inbegrip van overeenkomsten die worden gesloten krachtens de artikelen XI.273/8 en XI.273/9;
7° repertoire: de werken en/of prestaties waarvoor een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie rechten beheert;
8° multiterritoriale licentie: een licentie die geldt voor het grondgebied van meer dan één lidstaat;
9° onlinerechten inzake muziekwerken: elk van de rechten van een auteur inzake een muziekwerk waarin artikel XI.165 voorziet en die zijn voorgeschreven voor de verstrekking van een onlinedienst;
10° de voorwaarden tot lidmaatschap: de voorwaarden die toepasselijk zijn op de handeling waarbij de rechthebbende het beheer van zijn rechten toevertrouwt aan de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie alsook de handeling waarbij de rechthebbende vennoot van de beheersvennootschap of lid van de collectieve beheerorganisatie kan worden.
Art. I.17. Voor de toepassing van boek XI, titel 7, gelden de volgende definities :
1° rechtmatig gebruiker : de persoon die opvragingen verricht en/of de databank hergebruikt op een wijze die door de producent van de databank of bij wet is toegestaan;
2° producent van een databank : de natuurlijke persoon of de rechtspersoon die het initiatief neemt tot en het risico draagt van de investeringen waardoor de databank ontstaan is;
3° opvraging : de permanente of tijdelijke overbrenging van de inhoud van een databank of van een substantieel deel ervan op een andere drager, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Openbare uitlening
wordt niet als opvraging beschouwd;
4° hergebruik : elke vorm van het aan het publiek ter beschikking stellen van de inhoud van een databank of van een substantieel deel ervan, door verspreiding van kopieën, verhuur, on line transmissie of in een andere vorm. Openbare uitlening wordt niet als hergebruik beschouwd.
Art. I.17/1. Voor de toepassing van boek XI, titels 8/1, 9/1 en 10, hoofdstuk 4/1, gelden de volgende definities:
1° bedrijfsgeheim: informatie die aan de volgende cumulatieve voorwaarden voldoet:
a) ze is geheim in die zin dat zij, in haar geheel dan wel in de juiste samenstelling en ordening van haar bestanddelen, niet algemeen bekend is bij of gemakkelijk toegankelijk is voor personen binnen de kringen die zich gewoonlijk bezighouden met de desbetreffende soort informatie;
b) ze bezit handelswaarde omdat zij geheim is;
c) ze is door de persoon die rechtmatig daarover beschikt onderworpen aan redelijke maatregelen, gezien de omstandigheden, om deze geheim te houden;
2° houder van het bedrijfsgeheim: iedere natuurlijke of rechtspersoon die rechtmatig over een bedrijfsgeheim beschikt;
3° inbreukmaker: iedere natuurlijke of rechtspersoon die een bedrijfsgeheim onrechtmatig heeft verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt;
4° inbreukmakende goederen: goederen waarvan het ontwerp, de kenmerken, de werking, het productieproces of het in de handel brengen aanzienlijk baat hebben bij bedrijfsgeheimen die onrechtmatig zijn verkregen, gebruikt of openbaar gemaakt.
BOEK XI: intellectuele rechten
HOOFDSTUK 2. Auteursrecht
Afdeling 1. Auteursrecht in het algemeen
Art. XI.165. § 1. Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren.
Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om toestemming te geven tot het bewerken of het vertalen van het werk.
Dat recht omvat ook het exclusieve recht om toestemming te geven tot het verhuren of het uitlenen van het werk.
Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht om het werk volgens ongeacht welk procedé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen. Alleen de auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft het recht de distributie van het origineel van het werk of van kopieën ervan aan het publiek, door verkoop of anderszins, toe te staan.
De eerste verkoop of andere eigendomsoverdracht in de Europese Unie van het origineel of een kopie van een werk van letterkunde of kunst door de auteur of met diens toestemming leidt tot uitputting van het distributierecht van dat origineel of die kopie in de Europese Unie.
§ 2. De auteur van een werk van letterkunde of kunst heeft op dat werk een onvervreemdbaar moreel recht. De globale afstand van de toekomstige uitoefening van dat recht is nietig.
Het omvat ook het recht om het werk bekend te maken. Niet bekendgemaakte werken zijn niet vatbaar voor beslag.
De auteur heeft het recht om het vaderschap van het werk op te eisen of te weigeren.
Hij heeft het recht op eerbied voor zijn werk en dat maakt het hem mogelijk zich te verzetten tegen elke wijziging ervan.
Niettegenstaande enige afstand, behoudt hij het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van dit werk dan wel tegen enige andere aantasting van het werk, die zijn eer of zijn reputatie kunnen schaden.
Art. XI.166. § 1. Na het overlijden van de auteur blijft het auteursrecht gedurende zeventig jaar bestaan ten voordele van de persoon die hij daartoe heeft aangewezen of, indien dat niet is gebeurd, ten voordele van zijn erfgenamen, overeenkomstig artikel XI.171.
§ 2. Onverminderd het tweede en het derde lid van deze paragraaf, wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, genieten al hun rechtverkrijgenden het auteursrecht tot zeventig jaar na de dood van de langstlevende der auteurs.
De beschermingstermijn van een audiovisueel werk verstrijkt zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen : de hoofdregisseur, de scenarioschrijver, de tekstschrijver en de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het werk zijn gemaakt.
De beschermingstermijn van een muziekwerk met tekst bedraagt zeventig jaar na de dood van de langstlevende van de volgende personen, ongeacht of zij al dan niet als coauteur zijn aangewezen : de tekstschrijver en de componist van het muziekwerk, mits hun beider bijdragen specifiek zijn gecreëerd voor het respectieve muziekwerk met tekst.
§ 3. Voor anonieme of pseudonieme werken bedraagt de duur van de rechten van de auteur zeventig jaar vanaf het tijdstip waarop het werk op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk is gemaakt.
Indien evenwel het door de auteur aangenomen pseudoniem geen enkele twijfel over zijn identiteit laat of de auteur zijn identiteit tijdens de in het eerste lid vermelde termijn kenbaar maakt, geldt de in paragraaf 1 vastgestelde beschermingstermijn.
Voor anonieme of pseudonieme werken die niet binnen zeventig jaar na hun totstandkoming op geoorloofde wijze voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, vervalt de bescherming bij de uitputting van die termijn.
§ 4. Voor werken die in verschillende banden, delen, nummers of afleveringen gepubliceerd zijn en waarvan de termijn van zeventig jaar ingaat op het tijdstip waarop het werk voor het publiek toegankelijk is gemaakt, loopt de beschermingstermijn voor elk onderdeel afzonderlijk.
§ 5. De beschermingstermijn van foto's die oorspronkelijk zijn, in de zin dat zij een eigen intellectuele
schepping van de auteur zijn, wordt vastgesteld overeenkomstig de voorgaande paragrafen.
§ 6. Een ieder die na het verstrijken van de auteursrechtelijke bescherming een niet eerder gepubliceerd werk voor het eerst op geoorloofde wijze publiceert of op geoorloofde wijze aan het publiek meedeelt, geniet een bescherming die gelijkwaardig is met die van de vermogensrechten van de auteur. De beschermingstermijn van deze rechten bedraagt vijfentwintig jaar vanaf het tijdstip waarop het werk voor het eerst op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek meegedeeld is.
§ 7. De in dit artikel gestelde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.
Art. XI.167. § 1. De vermogensrechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, volgens de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Zij kunnen onder meer worden overgedragen of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.
Ten aanzien van de auteur worden alle contracten schriftelijk bewezen.
De contractuele bedingen met betrekking tot het auteursrecht en de exploitatiewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp dat een werk omvat, leidt niet tot het recht om het werk te exploiteren; met het oog op de uitoefening van zijn vermogensrechten moet de auteur op een redelijke manier toegang tot zijn werk behouden.
Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de auteur, de reikwijdte en de duur van de overdracht of de licentie uitdrukkelijk worden bepaald.
De persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer moet het werk overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.
De overdracht van de rechten of de verlening van een licentie betreffende nog onbekende exploitatievormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.
§ 2. De overdracht of de licentie van de vermogensrechten betreffende toekomstige werken geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de werken waarop de overdracht of de licentie betrekking heeft, bepaald is.
§ 3. Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een auteur werken tot stand brengt ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover het werk bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien.
In die gevallen zijn paragraaf 1, vierde tot zesde lid, en paragraaf 2 niet van toepassing.
Art. XI.167/1. Wanneer een auteur zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn werken heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven in het kader van een exploitatieovereenkomst, behoudt hij het recht om een passende en evenredige vergoeding te ontvangen.
Art. XI.167/2. Wanneer een auteur zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn werken overdraagt of in licentie geeft in het kader van een exploitatieovereenkomst, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer binnen een redelijke termijn na het plaatsvinden van de betrokken exploitatie, op regelmatige basis en ten minste eenmaal per jaar aan de auteur, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van zijn werken, met name wat betreft de exploitatiewijzen, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen, waarbij de administratieve lasten voortvloeiende uit de transparantieplicht van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, zoals bedoeld in het eerste lid, onevenredig zijn in het licht van de bij de exploitatie van het werk voortgebrachte inkomsten, kan de transparantieplicht bedoeld in het eerste lid beperkt worden tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mag worden verwacht in de desbetreffende sector.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de bijdrage van de auteur niet significant is, gelet op het geheel van het werk, tenzij de auteur aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel XI.167/3 uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.
Teneinde zijn rechten bedoeld in artikel XI.167/3 uit te oefenen, behoudt de auteur evenwel steeds het recht om de in het eerste lid bedoelde informatie op te vragen bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs of
bij wijze geregeld bij collectieve overeenkomst.
Wanneer de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer de bedoelde rechten vervolgens overgedragen heeft of in licentie heeft gegeven aan derden, en hij niet alle informatie bezit die nodig is om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid, kan de auteur, of zijn vertegenwoordiger, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs aanvullende informatie betreffende de exploitatie van zijn werken vragen aan deze derde of aan de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, die het verzoek van de auteur of zijn vertegenwoordiger doorgeeft aan de derde. Wanneer de auteur of zijn vertegenwoordiger rechtstreeks zijn verzoek wil richten aan de derde, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer informatie over de identiteit van de derde aan de auteur of zijn vertegenwoordiger.
De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.167/5 kunnen bepalen of de auteur of zijn vertegenwoordiger zich rechtstreeks moet richten tot de derde of hij zich moet richten tot de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer.
Art. XI.167/3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.167/5, die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel bedoelde mechanisme, kan de auteur, of zijn vertegenwoordiger, van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of van de licentienemer, in het kader van een exploitatieovereenkomst, een aanvullende, passende en billijke vergoeding vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van het werk.
Art. XI.167/4. In het kader van een exploitatieovereenkomst moet de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer deze exclusieve rechten exploiteren binnen de overeengekomen termijn. Deze termijn mag niet strijdig zijn met de eerlijke beroepsgebruiken, tenzij deze een hogere beschermingsgraad biedt aan de auteur.
Indien de overeenkomst deze termijn niet vaststelt, dan wordt die bepaald overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken voor het betrokken soort werken. De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.167/5 kunnen deze beroepsgebruiken bepalen.
Indien de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer zijn verplichting tot exploitatie niet nakomt binnen de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen en daarvoor geen wettige reden van verschoning heeft, kan de auteur zijn overgedragen of in exclusieve licentie gegeven rechten geheel of gedeeltelijk terugnemen of de exclusiviteit van de licentie beëindigen, indien binnen een redelijke termijn of binnen de termijn bepaald in de collectieve overeenkomst zoals bedoeld in artikel XI.167/5 geen gevolg is gegeven aan een ingebrekestelling die bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs is opgestuurd.
Het eerste tot het derde lid zijn niet van toepassing:
1° indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de auteur kunnen worden opgelost;
2° indien het werk of de prestatie een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, waarbij de individuele bijdrage van de auteur die het herroepingsrecht wil uitoefenen van relatief belang is en de bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme nadeel zouden ondervinden van de uitoefening van dit recht;
3° indien de auteur het werk tot stand heeft gebracht ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut en voor zover de creatie van het werk binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt;
4° indien de auteur het werk tot stand heeft gebracht ter uitvoering van een bestelling waarbij degene die de bestelling heeft geplaatst een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld en voor zover het werk bestemd is voor die activiteit;
5° indien een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.167/5, het herroepingsrecht regelt.
Elke contractuele bepaling die afwijkt van wat in dit artikel wordt bepaald, is alleen afdwingbaar als zij voortvloeit uit een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.167/5.
Art. XI.167/5. Bij collectieve overeenkomst kunnen onder meer worden bepaald: 1° de strekking van de overdracht of van de licentieverlening van rechten;
2° de wijze waarop de overdracht of de licentieverlening van rechten plaatsvindt;
3° de nadere regels met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht of licentieverlening; 4° de nadere regels met betrekking tot de transparantieplicht bedoeld in artikel XI.167/2;
5° de nadere regels met betrekking tot het mechanisme van aanpassing van contracten bedoeld in artikel
XI.167/3;
6° het herroepingsrecht bedoeld in artikel XI.167/4; 7° methodes van alternatieve geschillenbeslechting.
Bij collectieve overeenkomsten wordt steeds een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van elk van de partijen nagestreefd.
De Koning kan, onder de voorwaarden en de procedure die Hij bepaalt, de collectieve overeenkomsten verbindend verklaren ten aanzien van rechthebbenden en gebruikers van dezelfde categorie als deze die de desbetreffende overeenkomsten hebben gesloten. In dit geval gaat Hij na of de partijen bij de overeenkomst paritair vertegenwoordigd waren en of de overeenkomst niet indruist tegen de geldende regelgeving. Indien de Koning vaststelt dat de overeenkomst niet voldoet aan deze voorwaarden, informeert Hij de partijen bij de collectieve overeenkomst over de redenen van deze beslissing.
Art. XI.167/6. De artikelen XI.167 tot XI.167/5 zijn van dwingend recht.
Art. XI.168. Wanneer het auteursrecht onverdeeld is , en onverminderd artikel XI.245/1, § 2, wordt de uitoefening ervan bij overeenkomst geregeld. Bij gebreke van een overeenkomst mag geen van de auteurs het recht afzonderlijk uitoefenen, behoudens rechterlijke beslissing in geval van onenigheid.
Iedere auteur blijft echter vrij om, in zijn naam en zonder tussenkomst van de andere auteurs, wegens inbreuk op het auteursrecht een rechtsvordering in te stellen en voor zijn deel schadevergoeding te eisen.
De rechter kan te allen tijde de machtiging tot publicatie van het werk afhankelijk stellen van de maatregelen die hij nuttig acht; hij kan, op verzoek van de auteur die zich tegen de publicatie verzet, beslissen dat deze niet zal delen in de kosten en baten van de exploitatie of dat zijn naam niet op het werk zal voorkomen.
Art. XI.169. Wanneer een werk door twee of meer personen samen is gemaakt, waarbij duidelijk kan worden opgemaakt welke de individuele bijdrage van ieder der auteurs is, mogen de auteurs behoudens andersluidende bepaling in het kader van dit werk met niemand anders samenwerken.
Zij hebben evenwel het recht om hun bijdrage afzonderlijk te exploiteren, voor zover deze exploitatie het gemeenschappelijke werk niet in het gedrang brengt.
Art. XI.170. De oorspronkelijke auteursrechthebbende is de natuurlijke persoon die het werk heeft gecreëerd. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als auteur aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op het werk, op een reproductie van het werk, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.
De uitgever van een anoniem werk of van een werk onder pseudoniem wordt ten aanzien van derden geacht de auteur daarvan te zijn.]
Art. XI.171. Na het overlijden van de auteur worden de rechten bedoeld in artikel XI.165, § 1, tijdens de duur van de bescherming van het auteursrecht, uitgeoefend door zijn erfgenamen of legatarissen, tenzij de auteur ze aan een bepaald persoon heeft toegekend, met inachtneming van het wettelijk voorbehouden erfdeel dat aan de erfgenamen toekomt.
De rechten, bedoeld in artikel XI.165, § 2, worden na het overlijden van de auteur, uitgeoefend door zijn erfgenamen of legatarissen, tenzij hij daartoe een welbepaald persoon heeft aangewezen.
Bij onenigheid geldt de regeling van artikel XI.168.
Afdeling 2. Bijzondere bepalingen betreffende de werken van letterkunde
Art. XI.172. § 1. Onder werken van letterkunde wordt verstaan de geschriften van welke aard ook, alsmede lessen, voordrachten, redevoeringen, preken of andere mondelinge uitingen van de gedachte.
Redevoeringen uitgesproken in vergaderingen van vertegenwoordigende lichamen, in openbare terechtzittingen van rechtscolleges of in politieke bijeenkomsten mogen evenwel vrijelijk worden gereproduceerd en aan het publiek medegedeeld; alleen de auteur heeft echter het recht om ze afzonderlijk uit te geven.
§ 2. Er bestaat geen auteursrecht op officiële akten van de overheid.
Afdeling 3. Bijzondere bepalingen betreffende de werken van grafische of beeldende kunst
Art. XI.173. Tenzij anders is overeengekomen, wordt bij de overdracht van een werk van grafische of beeldende kunst aan de verkrijger het recht overgedragen het werk als dusdanig tentoon te stellen, in omstandigheden die geen afbreuk doen aan de eer of de faam van de auteur; de andere auteursrechten worden echter niet overgedragen.
Tenzij anders is overeengekomen of tenzij andere gebruiken heersen, heeft de overdracht van een werk van grafische of beeldende kunst het verbod tot gevolg om er andere identieke exemplaren van te maken.
Art. XI.174. De auteur of de eigenaar van een portret dan wel enige andere persoon die een portret bezit of voorhanden heeft, heeft niet het recht het te reproduceren of aan het publiek mede te delen zonder toestemming van de geportretteerde of, gedurende twintig jaar na diens overlijden, zonder toestemming van zijn rechtverkrijgenden.
Art. XI.175. § 1. Bij elke doorverkoop van een oorspronkelijk kunstwerk waarbij actoren uit de professionele kunsthandel betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, na de eerste overdracht door de auteur, is door de verkoper aan de auteur een onvervreemdbaar, op de doorverkoopprijs berekend volgrecht verschuldigd, waarvan geen afstand kan worden gedaan, zelfs niet op voorhand.
In deze afdeling wordt onder "oorspronkelijk kunstwerk" verstaan, een werk van grafische of beeldende kunst, zoals afbeeldingen, collages, schilderingen, tekeningen, gravures, prenten, lithografieën, beeldhouwwerk, tapisserieën, keramische werken, glaswerk en foto's, voorzover dit werk een schepping is van de kunstenaar zelf, of het gaat om een exemplaar dat als oorspronkelijk kunstwerk wordt aangemerkt.
Kopieën van kunstwerken die onder deze afdeling vallen en die door de kunstenaar zelf of in zijn opdracht in beperkte oplage zijn vervaardigd, worden als oorspronkelijk kunstwerk in de zin van deze afdeling beschouwd. Dergelijke kopieën zijn in de regel genummerd, gesigneerd of door de kunstenaar op andere wijze als authentiek gemerkt.
§ 2. Het volgrecht is evenwel niet van toepassing op een doorverkoop waarbij de verkoper het werk minder dan drie jaar voor de doorverkoop rechtstreeks heeft verkregen van de kunstenaar en de doorverkoopprijs maximaal
10.000 euro bedraagt. De bewijslast dat aan deze voorwaarden is voldaan, rust op de verkoper.
§ 3. Het volgrecht komt toe aan de erfgenamen en andere rechtverkrijgenden van de auteurs overeenkomstig de artikelen XI.166 en XI.171.
§ 4. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten is de reciprociteit van toepassing op het volgrecht.
Art. XI.176. Het volgrecht wordt berekend op de verkoopprijs exclusief belasting, op voorwaarde dat die minimum 2.000 euro bedraagt. Teneinde verschillen weg te werken die negatieve effecten hebben op de werking van de interne markt, kan de Koning dit bedrag van 2.000 euro wijzigen, zonder evenwel een bedrag hoger dan 3.000 euro te kunnen bepalen. Het bedrag van het volgrecht wordt bepaald als volgt :
- 4 % van het deel van de verkoopprijs tot en met 50.000 euro;
- 3 % van het deel van de verkoopprijs van 50.000,01 euro tot en met 200.000 euro;
- 1 % van het deel van de verkoopprijs van 200.000,01 euro tot en met 350.000 euro;
- 0,5 % van het deel van de verkoopprijs van 350.000,01 euro tot en met 500.000 euro;
- 0,25 % van het deel van de verkoopprijs boven 500.000 euro.
Het maximumbedrag van het recht mag evenwel niet hoger liggen dan 12.500 euro.
Art. XI.177. § 1. Het volgrecht kan ten aanzien van derden uitsluitend door het in § 2 bepaalde uniek platform worden uitgeoefend.
Indien de auteur het beheer van zijn rechten niet aan een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie heeft opgedragen, wordt het uniek platform geacht met het beheer van zijn rechten te zijn belast. De auteur kan zijn rechten doen gelden binnen een termijn van vijf jaar te rekenen van de datum van de doorverkoop.
§ 2. Ten behoeve van het beheer van het volgrecht wordt een uniek platform opgericht door de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties die in België het volgrecht beheren. De aangifte van de in artikel XI.175, § 1 bepaalde doorverkoop en de betaling van het volgrecht geschieden via dit uniek platform. De Koning bepaalt bij een in Ministerraad overlegd besluit, de voorwaarden waaraan dit platform moet voldoen.
Art. XI.178. § 1. Voor de doorverkopen die plaatsvinden in het kader van een openbare veiling zijn de actoren uit de professionele kunsthandel die bij de doorverkoop betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, de openbare ambtenaar, en de verkoper hoofdelijk verplicht, het uniek platform binnen een maand na de verkoop in kennis te stellen van die verkoop. Zij zijn tevens hoofdelijk verplicht de verschuldigde rechten binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving te betalen via het uniek platform.
Voor de doorverkopen die niet plaatsvinden in het kader van een openbare veiling, met inbegrip van de verkopen die aanleiding hebben gegeven tot de toepassing van artikel XI.175, § 2, zijn de actoren uit de professionele kunsthandel die bij de doorverkoop betrokken zijn als verkoper, koper, of tussenpersoon, en de verkoper hoofdelijk verplicht het uniek platform binnen de termijn en op de wijze bepaald door de Koning in kennis te stellen van die verkoop. Zij zijn tevens hoofdelijk verplicht de verschuldigde rechten binnen een termijn van twee maanden na de kennisgeving te betalen via het uniek platform.
De kennisgevingen van de doorverkopen bepaald in het eerste en tweede lid gebeuren vanaf 1 januari 2015 op elektronische wijze bij het uniek platform door middel van een systeem dat aan de door de Koning bepaalde voorwaarden voldoet. De Koning kan de in de vorige zin bepaalde datum aanpassen.
§ 2. De vordering van de auteur verjaart door verloop van vijf jaren te rekenen van de doorverkoop.
§ 3. Bij het verstrijken van de verjaringstermijn bepaald in paragraaf 2, zullen de door de Koning aangewezen beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties de rechten die niet konden worden betaald aan de rechthebbenden, verdelen op de door de Koning bepaalde wijze.
§ 4. Gedurende een periode van drie jaren na de doorverkoop, kan het uniek platform van de actoren uit de professionele kunsthandel, overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels, alle inlichtingen opvragen die noodzakelijk zijn om de inning en verdeling van het volgrecht veilig te stellen.
De auteurs kunnen tevens, overeenkomstig de door de Koning bepaalde regels, van het in artikel XI.177, § 2, bepaalde uniek platform alle inlichtingen opvragen die noodzakelijk zijn om de inning en verdeling van het volgrecht veilig te stellen.
§ 5. De in artikel XI.177, § 1 bepaalde beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het volgrecht beheren maken, volgens de nadere regels en binnen de termijn bepaald door de Koning, op de website van het uniek platform de doorverkopen bekend waarvan zij werden in kennis gesteld.
Afdeling 4. Bijzondere bepalingen betreffende de audiovisuele werken
Art. XI.179. Naast de hoofdregisseur worden ook de natuurlijke personen die tot het werk hebben bijgedragen als auteurs van een audiovisueel werk beschouwd.
Behoudens tegenbewijs worden geacht auteurs te zijn van een in samenwerking tot stand gebracht audiovisueel werk :
a) de scenarioschrijver;
b) de bewerker;
c) de tekstschrijver;
d) de grafische ontwerper van animatiewerken of van animatiesequenties in een audiovisueel werk, die een belangrijk deel van dat werk uitmaken;
e) de auteur van muziekwerken met of zonder woorden die speciaal voor het audiovisueel werk gemaakt zijn. De auteurs van het oorspronkelijke werk worden gelijkgesteld met de auteurs van het nieuwe werk als de bijdrage van eerstgenoemden in het nieuwe werk wordt gebruikt.
Art. XI.180. De auteur die weigert zijn bijdrage tot het audiovisueel werk af te maken of niet bij machte is dat te doen, kan zich niet verzetten tegen het gebruik van zijn bijdrage met het oog op de voltooiing van het werk. Voor die bijdrage wordt hij beschouwd als auteur en geniet hij de rechten die daaruit voortvloeien.
Art. XI.181. Een audiovisueel werk wordt als voltooid beschouwd wanneer de regisseur en de producent de definitieve versie ervan in onderlinge overeenstemming hebben vastgesteld.
De auteurs kunnen hun morele rechten pas laten gelden na voltooiing van het audiovisueel werk. Het is verboden de moederband van die versie te vernietigen.
Art. XI.182. De auteurs van een audiovisueel werk alsmede de auteurs van een creatief element dat op geoorloofde wijze in een audiovisueel werk is opgenomen of erin is verwerkt, met uitzondering van de auteurs
van muziekwerken dragen, behoudens andersluidend beding, aan de producenten het exclusieve recht op de audiovisuele exploitatie van het werk over, met inbegrip van de rechten die voor deze exploitatie noodzakelijk zijn, zoals het recht om het werk van ondertiteling te voorzien of het na te synchroniseren, onverminderd de bepalingen van de artikelen XI.181 en XI.183 van deze titel.
Art. XI.183. § 1. Behoudens wat betreft de audiovisuele werken die tot de niet-culturele sector of tot de reclamewereld behoren, hebben de auteurs van het audiovisuele werk, voor elke wijze van exploitatie recht op een afzonderlijke vergoeding.
§ 2. [...]
Art. XI.184. Het verlenen van het recht om van een bestaand werk een audiovisuele bewerking te maken, moet geregeld worden in een afzonderlijk contract, los van het uitgavecontract betreffende het werk.
Het verlenen van het recht om het werk te adapteren in een andere vorm dan een bestaand audiovisueel werk, moet geregeld worden in een afzonderlijk contract, los van het contract betreffende het audiovisuele werk.
Art. XI.185. Het faillissement van de producent, de gerechtelijke reorganisatie die hij heeft verkregen of de invereffeningstelling van zijn bedrijf hebben niet de ontbinding van de contracten met de auteurs van het audiovisueel werk tot gevolg.
Wanneer de vervaardiging of de exploitatie van het werk wordt voortgezet, moet de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval, alle verplichtingen van de producent ten aanzien van de auteurs nakomen.
Wordt het bedrijf geheel of gedeeltelijk overgedragen dan wel vereffend, dan moet de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval, een afzonderlijke kavel opmaken voor elk audiovisueel werk waarvan de exploitatierechten kunnen worden overgedragen of geveild.
Hij moet, op straffe van nietigheid, elke andere producent van het werk, de regisseur en de andere auteurs bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs op de hoogte brengen, ten minste één maand voor de overdracht tot stand komt of voor enige andere verkoop- of veilingsprocedure wordt ingezet.
De koper is tot dezelfde verplichtingen gehouden als de overdrager.
De regisseur en, bij diens ontstentenis, de andere auteurs hebben een recht van voorrang op het werk, behalve indien een van de co-producenten verklaart koper te zijn. Bij gebreke van overeenstemming wordt de koopprijs vastgesteld bij rechterlijke beslissing.
Heeft een van de co-producenten niet verklaard koper te zijn binnen één maand te rekenen van de kennisgeving, dan kan de regisseur gedurende een maand zijn recht van voorrang uitoefenen. Na het verstrijken van die termijn hebben de gezamenlijke auteurs een maand om hun recht van voorrang uit te oefenen.
Uitoefening van dat recht geschiedt bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs gericht aan de curator of de vereffenaar, naar gelang van het geval.
Degenen die een recht van voorrang genieten, kunnen daarvan afzien bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs gericht aan de curator.
Wanneer de producent zijn werkzaamheden sedert meer dan twaalf maanden heeft stopgezet of wanneer de vereffening is bekendgemaakt en meer dan twaalf maanden na de bekendmaking nog niet is overgegaan tot de verkoop van het audiovisueel werk, kan elk van de auteurs van dat werk de ontbinding van zijn contract vorderen.
Afdeling 5. Bijzondere bepalingen betreffende databanken
Art. XI.186. Databanken die door de keuze of de rangschikking van de stof een eigen intellectuele schepping van de auteur vormen, worden als zodanig door het auteursrecht beschermd.
De bescherming van databanken op grond van het auteursrecht geldt niet voor de werken, de gegevens of de elementen zelf en laat de bestaande rechten op de werken, gegevens of andere elementen vervat in de databank onverlet.
Art. XI.187. Behoudens een andersluidende contractuele of statutaire bepaling, wordt alleen de werkgever geacht verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot databanken die in de niet culturele nijverheid zijn gemaakt door een of meer werknemers of ambtenaren bij de uitoefening van hun taken, of volgens de onderrichtingen van hun werkgever.
In verband met het vermoeden van overdracht kunnen de collectieve overeenkomsten de omvang en de wijze daarvan bepalen.
Art. XI.188. De rechtmatige gebruiker van een databank of van kopieën daarvan kan zonder toestemming van de auteur van de databank alle in artikel XI.165, § 1, bedoelde handelingen verrichten die noodzakelijk zijn om toegang te krijgen tot en normaal gebruik te maken van de inhoud van de databank.
Voor zover de rechtmatige gebruiker slechts toestemming heeft om een deel van de databank te gebruiken, geldt het eerste lid ook alleen voor dat deel.
De bepalingen van het eerste en tweede lid zijn van dwingend recht.
Afdeling 6. Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur
Onderafdeling 1. Algemene uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur
Art. XI.189. § 1. Het citeren uit een werk dat op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, ten behoeve van kritiek, polemiek, of recensie, maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voorzover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt.
Het citeren bedoeld in het vorige lid moet de bron en de naam van de auteur vermelden, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. [ ...]
§ 3. De auteur kan zich niet verzetten tegen tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
- de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of
- een rechtmatig gebruik,
van een beschermd werk, waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten.
Art. XI.190. Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, kan de auteur zich niet verzetten tegen :
1° de reproductie en de mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten uit werken of van integrale werken van grafische of beeldende kunst in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht;
De reproductie en de mededeling aan het publiek van het werk bij gelegenheid van een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht overeenkomstig het voorgaande lid, moeten uit een oogpunt van voorlichting gerechtvaardigd zijn, en de bron, waaronder de naam van de auteur, moet vermeld worden, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
2° de reproductie en de mededeling aan het publiek van een werk tentoongesteld in een voor het publiek toegankelijke plaats, wanneer het doel van de reproductie of van de mededeling aan het publiek niet het werk zelf is;
2/1° de reproductie en de mededeling aan het publiek van werken van beeldende, grafische of bouwkundige kunst, die zijn gemaakt om permanent in openbare plaatsen te worden geplaatst, indien de reproductie of de mededeling gebeurt van het werk zoals het zich aldaar bevindt [ ...];
3° [ ...]
4° [ ...];
5° [ ] degedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, van artikelen, van werken van beeldende of grafische kunst, of van korte fragmenten uit andere werken [ die op papier of op een soortgelijke drager zijn vastgelegd], met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, met uitzondering van bladmuziek, wanneer die reproductie
[3 wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten] [ ...];
6° [...];
7° [ ...];
8° [ ];
9° de reproductie van werken, met uitzondering van bladmuziek, door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk;
10° een karikatuur, een parodie of een pastische, rekening houdend met de eerlijke gebruiken; 11° [ ...];
12° de reproductie in welke vorm of welk medium ook, gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het
culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De materialen die aldus worden vervaardigd blijven eigendom van deze instellingen, die zichzelf ieder commercieel of winstgevend gebruik ervan ontzeggen.
De auteur kan hiertoe toegang krijgen, onder strikte inachtneming van de bewaring van het werk en tegen een billijke vergoeding van het werk verricht door deze instellingen;
13° de mededeling, met inbegrip van de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen werken die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
14° tijdelijke opnamen van werken, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;
15° de reproductie en mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houden en van niet-commerciële aard zijn en voorzover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, en onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen onder 18° en 19° [ ...];
16° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van artistieke werken, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
17° de reproductie van uitzendingen, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen;]
18° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde [ ...]. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
19° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden
uitgevoerd zonder winstoogmerk en met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde [ ...];
20° de reproductie van rechtmatig toegankelijke werken met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die werken door de auteur ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining;
21° de reproductie en de mededeling aan het publiek van werken ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen.
Art. XI.191. § 1. In afwijking van artikel XI.190 kan de auteur wanneer de databank wettig openbaar is gemaakt, zich niet verzetten tegen :
1° de gedeeltelijke of integrale reproductie op papier of op een soortgelijke drager, met behulp van een fotografische techniek of een andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, van databanken die op papier of op een soortgelijke drager zijn vastgelegd, wanneer die reproductie wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten [...];
2° [ ...];
3° [ ...];
4° [ ...];
5° de reproductie en de mededeling aan het publiek van een databank wanneer die handelingen worden verricht om de openbare veiligheid te waarborgen of om in een administratieve of gerechtelijke procedure aan te wenden [ ...].
[ ...].
§ 2. Artikel XI.190, 1°, 2°, 10°, 12°, en 20°, is op analoge wijze van toepassing op databanken.
Onderafdeling 2. Uitzonderingen op de vermogensrechten van de auteur ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Art. XI.191/1. § 1. Wanneer het werk op geoorloofde wijze openbaar is gemaakt, en onverminderd de eventuele toepassing van de artikelen XI.189, § 3, en XI.190, 2°, 2/1°, 10°, 12°, 13°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, 20°, en 21°, kan de auteur zich niet verzetten tegen:
1° het citeren ten behoeve van onderwijs, of in het kader van wetenschappelijk onderzoek, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke gebruiken en in de mate dat het beoogde doel dit rechtvaardigt;
2° de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten, met inbegrip van de uitvoering van een werk tijdens een publiek examen. Deze kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten en de uitvoering van een werk tijdens een publiek examen kan zowel binnen als buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden;
3° de reproductie van werken, met uitzondering van bladmuziek, ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling [...];
4° de mededeling aan het publiek van werken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voor zover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de
normale activiteiten van de instelling en beveiligd wordt door passende maatregelen [ ...];
5° het gebruik van literaire werken van overleden auteurs in een bloemlezing bestemd voor het onderwijs dat niet het behalen van een direct of indirect commercieel voordeel nastreeft, op voorwaarde dat de keuze van het uittreksel, alsmede de presentatie en de plaats ervan de morele rechten van de auteur in acht nemen en dat een billijke vergoeding wordt betaald, die door de partijen wordt overeengekomen of anders door de rechter overeenkomstig de eerlijke gebruiken worden vastgesteld;
6° de reproductie of de mededeling aan het publiek van werken door instellingen voor kinderopvang die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht, op voorwaarde dat die reproductie of mededeling aan het publiek gebeurt in het raam van de pedagogische activiteiten van die instellingen;
7° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op werken waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van werken worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De auteur kan maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de werken worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
8° de reproductie, met uitzondering van bladmuziek, of de mededeling aan het publiek van werken in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
§ 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde gebruiken, worden de bron en de naam van de auteur vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Art. XI.191/2. § 1. In afwijking van artikel XI.191/1 kan de auteur wanneer de databank wettig openbaar is gemaakt, zich niet verzetten tegen :
1° de reproductie van databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling [...];
2° de mededeling aan het publiek van databanken ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voorzover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, en beveiligd wordt door passende maatregelen [ ...];
3° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op databanken waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van databanken worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De auteur kan maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de databanken worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
4° de reproductie of de mededeling aan het publiek van databanken in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van databanken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.]
§ 2. Bij de in paragraaf 1 bedoelde gebruiken, worden de bron en de naam van de auteur vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 3. Artikel XI.191/1, § 1, 1°, 2° en 6°, is op analoge wijze van toepassing op databanken.
Onderafdeling 3. Uitlening van werken
Art. XI.192. § 1. De auteur kan de uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken, partituren van muziekwerken, geluidswerken en audiovisuele werken niet verbieden wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht.
De auteur kan de uitlening door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, van een exemplaar in toegankelijke vorm niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt zonder winstoogmerk en met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde [ ...].
§ 2. De uitlening van geluidswerken en audiovisuele werken kan pas plaatsvinden twee maanden na de eerste verspreiding van het werk onder het publiek.
Na raadpleging van de instellingen en vennootschappen voor het beheer van de rechten, kan de Koning voor alle fonogrammen en eerste vastleggingen van films of voor bepaalde daarvan de in het vorige lid bedoelde termijn verlengen of verkorten.
§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen die door de Koning worden aangewezen, mogen werken van letterkunde, databanken, fotografische werken, geluids- en audiovisuele werken alsook partituren van muziekwerken invoeren die voor het eerst buiten de Europese Unie rechtmatig zijn verkocht en die op het grondgebied van die Unie niet aan het publiek worden verdeeld, ingeval die invoer geschiedt voor openbare uitleningen met een educatief of cultureel doel en voor zover zulks geen betrekking heeft op meer dan vijf exemplaren of partituren van het werk.
Onderafdeling 4. Verweesde werken
Art. XI.192/1. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen, hebben de toestemming de in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen en onder de voorwaarden bepaald in art. XI.245/5, te gebruiken :
a) beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van artikel XI.165, § 1, vierde lid;
b) de reproductie in de zin van artikel XI.165, § 1, eerste lid, met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren.
Art. XI.192/2. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de auteur van een werk zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een werk dat niet of niet meer in de handel is en dat permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de werken beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de auteur of van elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een auteur kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de werken die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de auteur om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van auteurs.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
Onderafdeling 5. Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3, 4 en 4/1
Art. XI.192/3. De in de artikelen XI.189, XI.190, XI.191, XI.191/1, XI.191/2, XI.192, § 1, tweede lid, XI.192/1 en XI.192/2 bedoelde uitzonderingen mogen slechts worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het werk of de databank en de wettige belangen van de rechthebbende niet onredelijk worden geschaad.
Art. XI.193. De bepalingen van de artikelen XI.189, XI.190, XI.191, XI.191/1, XI.191/2, XI.192, XI.192/1 en XI.192/2 zijn van dwingend recht.
Afdeling 7. Gemeenschappelijke bepaling betreffende de geluidswerken en audiovisuele werken
Art. XI.194. De auteur die zijn recht betreffende de verhuring van een geluidswerk of audiovisueel werk overdraagt of afstaat, behoudt het recht op een billijke vergoeding voor de verhuring.
Van dat recht kan de auteur geen afstand doen.
Afdeling 8. Het uitgavecontract
Art. XI.195. Het uitgavecontract moet bepalen uit hoeveel exemplaren de eerste oplage minimum zal bestaan en hoeveel auteursexemplaren voor de auteur zelf bestemd zijn.
Deze verplichting geldt evenwel niet voor het contract waarin bedongen is dat een gewaarborgd minimum van auteursrechten ten laste komt van de uitgever en evenmin in het geval van een digitale uitgave.
Art. XI.196. § 1. De uitgever moet de exemplaren van het werk binnen de termijn bedoeld in artikel XI.167/4 produceren of laten produceren en, in het geval van een digitale uitgave, het werk aanbieden in een technisch gebruikelijk exploiteerbaar formaat in zijn catalogus van digitale uitgaven en/of het via diverse digitale kanalen beschikbaar stellen voor het publiek.
§ 2. [ ...]
[ § 2/1. De auteur van een wetenschappelijk artikel dat het resultaat is van minstens voor de helft met publieke middelen gefinancierd onderzoek behoudt, zelfs indien hij, overeenkomstig artikel XI.167, zijn rechten aan een uitgever van een tijdschrift heeft overgedragen of in een gewone of exclusieve licentie heeft ondergebracht, het recht om het manuscript na verloop van een termijn van twaalf maanden voor humane en sociale wetenschappen en zes maanden voor andere wetenschappen na de eerste uitgave, in een tijdschrift, kosteloos beschikbaar te stellen in open toegang aan het publiek, mits de bron van de eerste uitgave wordt vermeld.
Het uitgavecontract kan een kortere termijn voorzien dan deze bepaald in het eerste lid. De Koning kan de termijn bepaald in het eerste lid verlengen.
Van het recht bepaald in het eerste lid kan geen afstand worden gedaan. Dit recht is van dwingend recht en is van toepassing ongeacht het door de partijen gekozen recht van zodra er een aanknopingspunt in België gelokaliseerd is. Het recht is mede van toepassing op de werken die zijn tot stand gebracht vóór de inwerkingtreding van deze paragraaf en die op dat tijdstip niet tot het openbaar domein behoren.
§ 3. De uitgever kan zijn contract niet overdragen zonder instemming van de auteursrechthebbende, tenzij hij tegelijkertijd zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt.
Art. XI.197. De uitgever kan na afloop van het contract, gedurende drie jaar de exemplaren die hij nog voorradig heeft, blijven verkopen tegen de normale prijs, tenzij de auteur verkiest die exemplaren zelf op te kopen tegen een prijs die, bij gebreke van overeenstemming, vastgesteld wordt door de rechtbank.
<Opgeheven bij W 2022-06-19/03, art. 25, 113; Inwerkingtreding : 01-08-2022
Art. XI.199. Afgezien van alle andere redenen die de ontbinding van het uitgavecontract rechtvaardigen, kan de auteur de ontbinding vorderen wanneer de uitgever overgaat tot de volledige vernietiging van de exemplaren. In geval van ontbinding van het contract heeft de auteur het recht de nog voorradige exemplaren aan te kopen tegen een prijs die door de rechtbank wordt vastgesteld, wanneer de uitgever en de auteur daarover niet tot overeenstemming zijn gekomen.
Het feit dat de auteur de ontbinding van het contract vordert, kan geen afbreuk doen aan de exploitatiecontracten die de uitgever op geldige wijze met derden heeft gesloten, zij het dat de auteur tegen deze laatsten een rechtstreekse vordering kan instellen tot betaling van de eventueel overeengekomen vergoeding die hem op grond daarvan toekomt.
Art. XI.200. In geval van faillissement, gerechtelijke reorganisatie of in vereffeningstelling van het bedrijf van de uitgever kan de auteur het oorspronkelijke contract onmiddellijk opzeggen bij een aangetekende zending
met ontvangstbewijs.
Alle exemplaren, kopieën of reproducties waarop het auteursrecht van toepassing is, moeten bij voorrang aan de auteur te koop worden aangeboden tegen een prijs die, ingeval de curator en de auteur het niet eens kunnen worden, vastgesteld wordt door de rechter bij wie de zaak aanhangig is, op verzoek van de meest gerede partij, nadat de curator of de auteur behoorlijk zijn opgeroepen en, in voorkomend geval, op advies van een of meer deskundigen.
De auteur verliest zijn recht van voorrang indien hij, binnen dertig dagen na de ontvangst van het aanbod, aan de curator niet te kennen geeft dat hij er gebruik van wil maken. Het aanbod en de aanvaarding moeten, op straffe van nietigheid, worden gedaan bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs. De auteur van het werk kan van zijn recht van voorrang afzien bij deurwaardersexploot of bij een aangetekende zending gericht aan de curator.
Wordt de in het tweede lid bepaalde procedure gevolgd, dan kan de auteur op dezelfde wijze afzien van het hem gedane aanbod, binnen een termijn van vijftien dagen te rekenen van de dag waarop hij door de deskundige of de deskundigen bij een aangetekende zending in kennis is gesteld van het voor eensluidend verklaard afschrift van het rapport.
De kosten van het deskundigenonderzoek worden verdeeld onder de gezamenlijke schuldeisers en de auteur.
Afdeling 9. Het opvoeringscontract
Art. XI.201. Het opvoeringscontract wordt gesloten voor bepaalde tijd of voor het aantal keren dat het werk aan het publiek wordt meegedeeld.
De overdracht of de exclusieve licentie die wordt verleend door een auteur met het oog op livevoorstellingen blijft ten hoogste drie jaar gelden; onderbreking van de opvoeringen gedurende twee opeenvolgende jaren doet die rechten van rechtswege vervallen.
De begunstigde van een opvoeringscontract kan dat contract niet aan een derde overdragen zonder instemming van de auteur, tenzij hij tegelijkertijd zijn bedrijf geheel of gedeeltelijk overdraagt.
Art. XI.202. De begunstigde van het opvoeringscontract moet aan de auteur of zijn rechtverkrijgenden het exacte programma van de openbare opvoeringen of uitvoeringen meedelen en hun een met bewijsstukken gestaafde staat van zijn inkomsten bezorgen.
[ ...]
HOOFDSTUK 3. Naburige rechten
Afdeling 1. Algemene bepaling
Art. XI.203. De bepalingen van dit hoofdstuk doen geen afbreuk aan het auteursrecht. Geen van deze bepalingen mag op zodanige wijze worden uitgelegd dat zij de uitoefening van het auteursrecht beperkt.
De in dit hoofdstuk erkende naburige rechten zijn roerende rechten die overgaan bij erfopvolging en vatbaar zijn voor gehele of gedeeltelijke overdracht, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Ze kunnen onder meer worden overgedragen of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.
Afdeling 2. - [ Bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars]
Art. XI.204. De uitvoerende kunstenaar heeft een onvervreemdbaar moreel recht op zijn prestatie. De globale afstand van de toekomstige uitoefening van dat recht is nietig.
De uitvoerende kunstenaar heeft het recht zijn naam vermeld te zien overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken, almede een onjuiste toeschrijving te verbieden.
Niettegenstaande enige afstand behoudt de uitvoerende kunstenaar het recht om zich te verzetten tegen elke misvorming, verminking of andere wijziging van zijn prestatie, dan wel tegen enige andere aantasting ervan die zijn eer of zijn reputatie kunnen schaden.
Art. XI.205.[ § 1. Alleen de uitvoerende kunstenaar heeft het recht om zijn prestatie te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.
Dat recht omvat onder meer het exclusieve recht om de verhuring of de uitlening ervan toe te staan. Alleen hij heeft het recht om zijn prestatie volgens om het even welk procédé, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, aan het publiek mede te delen.
De rechten van de uitvoerende kunstenaar omvatten onder meer het exclusieve distributierecht dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de uitvoerende kunstenaar van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Unie of met diens toestemming.
Ook variété- en circusartiesten worden als uitvoerende kunstenaars beschouwd. Aanvullende kunstenaars die volgens de beroepsgebruiken als dusdanig zijn erkend, worden niet als uitvoerende kunstenaars beschouwd.
§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als uitvoerend kunstenaar aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.
§ 3. Ten aanzien van de uitvoerende kunstenaar worden alle contracten schriftelijk bewezen.
De contractuele bedingen met betrekking tot de rechten van de uitvoerende kunstenaar en
de exploitatiewijzen ervan moeten restrictief worden geïnterpreteerd. De overdracht van het voorwerp waarin een vastlegging van de prestatie is geïncorporeerd, leidt niet tot het recht om de prestatie te exploiteren.
Voor elke exploitatiewijze moeten de vergoeding voor de uitvoerende kunstenaar, de reikwijdte en de duur van de overdracht of de licentie uitdrukkelijk worden bepaald.
De persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer moet de prestatie overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken exploiteren.
De overdracht van de rechten of de verlening van een licentie betreffende nog onbekende exploitatievormen is nietig, niettegenstaande enige daarmee strijdige bepaling.
De overdracht of de licentie van de vermogensrechten betreffende toekomstige prestaties geldt slechts voor een beperkte tijd en voor zover het genre van de prestaties waarop de overdracht of de licentie betrekking heeft, bepaald is.
§ 4. Wanneer een uitvoerende kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of een statuut, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan de werkgever voor zover uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien en voor zover de prestatie binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt.
Wanneer een uitvoerende kunstenaar een prestatie levert ter uitvoering van een bestelling, kunnen de vermogensrechten worden overgedragen of in licentie gegeven aan degene die de bestelling heeft geplaatst voor zover deze laatste een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld, voor zover de prestatie bestemd is voor die activiteit en uitdrukkelijk in die overdracht of licentieverlening van rechten is voorzien.
In die gevallen is paragraaf 3, derde tot zesde lid, niet van toepassing.
Art. XI.205/1. Wanneer een uitvoerende kunstenaar zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn prestatie heeft overgedragen of in licentie heeft gegeven in het kader van een exploitatieovereenkomst, behoudt hij het recht om een passende en evenredige vergoeding te ontvangen.
Art. XI.205/2. Wanneer een uitvoerende kunstenaar zijn exclusieve rechten voor de exploitatie van zijn prestatie overdraagt of in licentie geeft in het kader van een exploitatieovereenkomst, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer binnen een redelijke termijn na het plaatsvinden van de betrokken exploitatie, op regelmatige basis en ten minste eenmaal per jaar aan de uitvoerende kunstenaar, rekening houdend met de specifieke kenmerken van elke sector, actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van zijn prestatie, met name wat betreft de exploitatiewijzen, alle voortgebrachte inkomsten en de verschuldigde vergoeding.
In behoorlijk gemotiveerde gevallen, waarbij de administratieve lasten voortvloeiende uit de transparantieplicht van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, zoals bedoeld in het eerste lid, onevenredig zijn in het licht van de bij de exploitatie van de prestaties voortgebrachte inkomsten, kan de transparantieplicht bedoeld in het eerste lid beperkt worden tot het soort en niveau van informatie die in dergelijke gevallen redelijkerwijs mag worden verwacht in de desbetreffende sector.
Het eerste en het tweede lid zijn niet van toepassing wanneer de bijdrage van de uitvoerende kunstenaar niet significant is, gelet op het geheel van het werk of de prestaties, tenzij de uitvoerende kunstenaar aantoont dat hij de informatie nodig heeft om zijn rechten uit hoofde van artikel XI.205/3 uit te oefenen en hij met dat doel om de informatie verzoekt.
Teneinde zijn rechten bedoeld in artikel XI.205/3 uit te oefenen, behoudt de uitvoerende kunstenaar evenwel steeds het recht om de in het eerste lid bedoelde informatie op te vragen bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs of bij wijze geregeld bij collectieve overeenkomst.
Wanneer de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer de bedoelde rechten vervolgens overgedragen heeft of in licentie heeft gegeven aan derden, en hij niet alle informatie bezit die nodig is om te voldoen aan de verplichting bedoeld in het eerste lid, kan de uitvoerende kunstenaar, of zijn vertegenwoordiger, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs aanvullende informatie betreffende de exploitatie van zijn prestaties vragen aan deze derde of aan de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer, die het verzoek van de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger doorgeeft aan de derde. Wanneer de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger rechtstreeks zijn verzoek wil richten aan de derde, bezorgt de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer informatie over de identiteit van de derde aan de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger.
De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.205/5 kunnen bepalen of de uitvoerende kunstenaar of zijn vertegenwoordiger zich rechtstreeks moet richten tot de derde of hij zich moet richten tot de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer.
Art. XI.205/3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.205/5, die voorziet in een mechanisme dat vergelijkbaar is met het in dit artikel bedoelde mechanisme, kan de uitvoerende kunstenaar, of zijn vertegenwoordiger, van de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of van de licentienemer, in het kader van een exploitatieovereenkomst, een aanvullende, passende en billijke vergoeding vorderen wanneer de oorspronkelijk overeengekomen vergoeding onevenredig laag blijkt te zijn in vergelijking met alle relevante daaropvolgende inkomsten die voortvloeien uit de exploitatie van de prestatie.
Art. XI.205/4. In het kader van een exploitatieovereenkomst moet de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer deze exclusieve rechten exploiteren binnen de overeengekomen termijn. Deze termijn mag niet strijdig zijn met de eerlijke beroepsgebruiken, tenzij deze een hogere beschermingsgraad biedt aan de uitvoerende kunstenaar.
Indien de overeenkomst deze termijn niet vaststelt, dan wordt die bepaald overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken voor het betrokken soort prestaties. De collectieve overeenkomsten bedoeld in artikel XI.205/5 kunnen deze beroepsgebruiken bepalen.
Indien de persoon aan wie de rechten werden overgedragen of de licentienemer zijn verplichting tot exploitatie niet nakomt binnen de in het eerste en tweede lid gestelde termijnen en daarvoor geen wettige reden van verschoning heeft, kan de uitvoerende kunstenaar zijn overgedragen of in exclusieve licentie gegeven rechten geheel of gedeeltelijk terugnemen of de exclusiviteit van de licentie beëindigen, indien binnen een redelijke termijn of binnen de termijn bepaald in de collectieve overeenkomst zoals bedoeld in artikel XI.205/5 geen gevolg is gegeven aan een ingebrekestelling die bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs is opgestuurd.
Het eerste tot het derde lid zijn niet van toepassing:
1° indien het gebrek aan exploitatie van de rechten voornamelijk te wijten is aan omstandigheden waarvan redelijkerwijs verwacht kan worden dat die door de uitvoerende kunstenaar kunnen worden opgelost;
2° indien het werk of de prestatie een bijdrage omvat van meer dan één auteur of uitvoerende kunstenaar, waarbij de individuele bijdrage van de uitvoerende kunstenaar die het herroepingsrecht wil uitoefenen van relatief belang is, waardoor de bijdragen en de rechtmatige belangen van alle auteurs en uitvoerende kunstenaars die worden getroffen door de toepassing van het herroepingsmechanisme nadeel zouden ondervinden van de uitoefening van dit recht;
3° indien de uitvoerende kunstenaar de prestatie heeft geleverd ter uitvoering van een arbeidsovereenkomst of statuut en voor zover de prestatie binnen het toepassingsgebied van de overeenkomst of het statuut valt;
4° indien de uitvoerende kunstenaar de prestatie heeft geleverd ter uitvoering van een bestelling waarbij degene die de bestelling heeft geplaatst een activiteit uitoefent in de niet-culturele sector of in de reclamewereld en voor zover de prestatie bestemd is voor die activiteit;
5° indien een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.205/5, het herroepingsrecht regelt.
Elke contractuele bepaling die afwijkt van wat in dit artikel wordt bepaald is alleen afdwingbaar als zij voortvloeit uit een collectieve overeenkomst, zoals bedoeld in artikel XI.205/5.
Art. XI.205/5. Bij collectieve overeenkomst kunnen onder meer worden bepaald: 1° de strekking van de overdracht of de licentieverlening van rechten;
2° de wijze waarop de overdracht of de licentieverlening van rechten plaatsvindt;
3° de nadere regels met betrekking tot de vergoeding voor de overdracht of licentieverlening; 4° de nadere regels met betrekking tot de transparantieplicht bedoeld in artikel XI.205/2;
5° de nadere regels met betrekking tot het mechanisme van aanpassing van contracten bedoeld in artikel XI.205/3;
6° het herroepingsrecht bedoeld in artikel XI.205/4; 7° methodes van alternatieve geschillenbeslechting.
Bij collectieve overeenkomsten wordt steeds een billijk evenwicht tussen de rechten en belangen van elk van de partijen nagestreefd.
De Koning kan, onder de voorwaarden en de procedure die Hij bepaalt, de collectieve overeenkomsten verbindend verklaren ten aanzien van rechthebbenden en gebruikers van dezelfde categorie als deze die de desbetreffende overeenkomsten hebben gesloten. In dit geval gaat Hij na of de partijen bij de overeenkomst paritair vertegenwoordigd waren en of de overeenkomst niet indruist tegen de geldende regelgeving. Indien de Koning vaststelt dat de overeenkomst niet voldoet aan deze voorwaarden, informeert Hij de partijen bij de collectieve overeenkomst over de redenen van deze beslissing.
Art. XI.205/6. Artikel XI.203, tweede lid, en de artikelen XI.205 tot XI.205/5 zijn van dwingend recht.
Art. XI.206. § 1. Tenzij anders is overeengekomen, draagt de uitvoerende kunstenaar aan de producent het exclusieve recht van audiovisuele exploitatie van zijn prestatie over, met inbegrip van de voor deze exploitatie noodzakelijke rechten, zoals het recht om het werk van ondertiteling te voorzien of het na te synchroniseren, onverminderd de bepalingen voorzien in de tweede en de derde paragraaf.
§ 2. De uitvoerende kunstenaar die weigert zijn aandeel in de verwezenlijking van het audiovisuele werk af te maken of niet bij machte is dat te doen, kan zich niet verzetten tegen het gebruik van zijn aandeel met het oog op de voltooiing van het werk. Voor die medewerking wordt hij beschouwd als uitvoerend kunstenaar en geniet hij de rechten die daaruit voortvloeien.
De uitvoerende kunstenaars kunnen hun morele rechten pas laten gelden na voltooiing van het audiovisueel werk.
Het is verboden de moederband van die versie te vernietigen.
§ 3. Behoudens wat betreft de prestaties met het oog op de verwezenlijking van audiovisuele werken die tot de niet-culturele sector of tot de reclamewereld behoren, hebben de uitvoerende kunstenaars voor elke wijze van exploitatie recht op een afzonderlijke vergoeding.
§ 4. [ ...]
Art. XI.207. Gaat het om een live-voorstelling door een ensemble, dan wordt de toestemming gegeven door de solisten, de dirigenten, de regisseurs en, voor de andere uitvoerende kunstenaars, door de directeur van hun groep.
Art. XI.208. De rechten van de uitvoerende kunstenaar vervallen vijftig jaar na de datum van de prestatie. Indien een vastlegging van de prestatie, op geoorloofde wijze gepubliceerd of aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van het eerste feit.
Indien echter
- binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering anders dan op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten 50 jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek;
- binnen deze termijn een vastlegging van de uitvoering op een fonogram op geoorloofde wijze gepubliceerd of op geoorloofde wijze aan het publiek medegedeeld is, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van die eerste publicatie of, ingeval deze eerder valt, die eerste mededeling aan het publiek.
De in het eerste en tweede lid bepaalde termijnen worden berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.
Na het overlijden van de uitvoerende kunstenaar worden de rechten uitgeoefend door diens erfgenamen of legatarissen, tenzij de uitvoerende kunstenaar ze aan een bepaald persoon heeft toegekend, met inachtneming van het wettelijk voorbehouden erfdeel dat aan de erfgenamen toekomt.
Afdeling 3. Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de producenten van fonogrammen en van de
eerste vastleggingen van films
Art. XI.209. § 1. Onder voorbehoud van het bepaalde in artikel XI.212 en onverminderd het recht van de auteur en van de uitvoerende kunstenaar heeft alleen de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films het recht om zijn prestatie te reproduceren of de reproductie ervan toe te staan, op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk.
Dat recht omvat tevens het recht om de verhuring of de uitlening ervan toe te staan.
Het omvat ook het exclusieve distributierecht, dat slechts wordt uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de producent van de reproductie van zijn prestatie in de Europese Unie of met diens toestemming.
Alleen de producent heeft het recht om het fonogram of de eerste vastlegging van de film volgens ongeacht welk procédé aan het publiek mede te delen, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.
De rechten van de producenten van eerste vastleggingen van films vervallen vijftig jaar na de vastlegging. Indien de eerste vastlegging van de film binnen deze termijn evenwel op geoorloofde wijze gepubliceerd of aan het publiek meegedeeld is, vervallen de rechten vijftig jaar na de datum van het eerste feit.
De rechten van producenten van fonogrammen vervallen vijftig jaar na de vastlegging. Indien het fonogram echter binnen deze termijn op geoorloofde wijze gepubliceerd is, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van de eerste geoorloofde publicatie. Indien binnen de in de eerste zin bedoelde termijn geen geoorloofde publicatie heeft plaatsgevonden en het fonogram tijdens deze termijn op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, vervallen de rechten zeventig jaar na de datum van de eerste geoorloofde mededeling aan het publiek.
Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.
§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.
Art. XI.210. § 1. Indien de producent van fonogrammen vijftig jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, vijftig jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld, verzuimt voldoende kopieën van het fonogram ten verkoop aan te bieden of voor het publiek beschikbaar te stellen, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, kan de uitvoerende kunstenaar het contract houdende overdracht van zijn rechten op de vastlegging van zijn uitvoering aan een producent van fonogrammen beëindigen.
Het recht om het contract houdende overdracht te beëindigen mag worden uitgeoefend indien de producent, binnen een jaar na de kennisgeving door de uitvoerende kunstenaar bij aangetekende zending van zijn voornemen om het contract houdende overdracht te beëindigen als bedoeld in het eerste lid, geen uitvoering geeft aan beide exploitatiehandelingen als bedoeld in het eerste lid.
De uitvoerende kunstenaar kan geen afstand doen van zijn recht op beëindiging.
Wanneer een fonogram de vastlegging van uitvoeringen van meerdere uitvoerende kunstenaars bevat, kunnen de uitvoerende kunstenaars hun contracten houdende overdracht, bij gebreke van een overeenkomst tussen hen, elk voor hun bijdrage beëindigen.
Indien alle contracten houdende overdracht van alle bij het fonogram betrokken uitvoerende kunstenaars overeenkomstig deze paragraaf beëindigd worden, vervallen de rechten van de producent van fonogrammen op het fonogram.
§ 2. Wanneer in een contract houdende overdracht aan de uitvoerende kunstenaar het recht op een niet- periodieke vergoeding wordt toegekend, heeft de uitvoerende kunstenaar recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding van de producent van fonogrammen voor ieder volledig jaar dat direct volgt op het vijftigste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld.
De uitvoerende kunstenaar kan geen afstand doen van dit recht op een jaarlijkse aanvullende vergoeding.
§ 3. Het totaalbedrag dat de producent van fonogrammen opzij moet leggen voor het bekostigen van de in paragraaf 2 bedoelde jaarlijkse aanvullende vergoeding komt overeen met 20 % van de inkomsten die de producent van fonogrammen tijdens het jaar voorafgaande aan het jaar waarvoor voornoemde vergoeding wordt
betaald, heeft verkregen uit de reproductie, verspreiding en beschikbaarstelling van het betrokken fonogram, volgend op het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is medegedeeld.
De producenten van fonogrammen zijn verplicht om op verzoek van de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap, in het belang van de uitvoerende kunstenaars die recht hebben op de jaarlijkse aanvullende vergoeding als bedoeld in paragraaf 2, die vennootschap alle informatie te verstrekken die nodig kan zijn om betaling van die vergoeding te garanderen.
Indien de producenten van fonogrammen de in het tweede lid bedoelde informatie niet verstrekken, kan de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap de vordering tot staking instellen, als bedoeld in artikel
XI.336 en XVII.14, om van de rechter te verkrijgen dat hij beveelt tot het verstrekken van de in het tweede lid bedoelde informatie.
De plicht tot beroepsgeheim bedoeld in artikel XI.281 geldt voor de personeelsleden van de krachtens paragraaf 4 aangewezen beheersvennootschap, wat betreft alle informatie waarvan ze kennis hebben op grond van deze paragraaf.
§ 4. Volgens de voorwaarden en modaliteiten die Hij vaststelt, belast de Koning een representatieve vennootschap van de uitvoerende kunstenaars ermee, de inning en verdeling van de in paragraaf 2 bedoelde vergoeding te verzekeren.
§ 5. Indien een uitvoerende kunstenaar recht heeft op periodieke betalingen, worden er geen voorschotten of contractueel bepaalde kortingen ingehouden op de betalingen aan de kunstenaar volgend op het vijftigste jaar nadat het fonogram op geoorloofde wijze is gepubliceerd of, indien het fonogram niet op geoorloofde wijze is gepubliceerd, volgend op het vijftigste jaar nadat het op geoorloofde wijze aan het publiek is meegedeeld.
Afdeling 4. Bepaling betreffende de verhuring van fonogrammen en van de eerste vastleggingen van films
Art. XI.211. De uitvoerende kunstenaar die zijn recht betreffende de verhuring van een fonogram of van een eerste vastlegging van een film overdraagt of afstaat, behoudt het recht op een billijke vergoeding voor de verhuring.
Van dat recht kan geen afstand worden gedaan en het kan niet overgedragen worden.
Afdeling 5. Gemeenschappelijke bepalingen betreffende de uitvoerende kunstenaars en de producenten
Art. XI.212. Wanneer de prestatie van een uitvoerende kunstenaar, die werd vastgelegd op een fonogram, op geoorloofde wijze wordt gereproduceerd of door de omroep uitgezonden, mogen de uitvoerende kunstenaar en de producent van fonogrammen zich, onverminderd het recht van de auteur, niet verzetten:
1° tegen de openbare uitvoering ervan, op voorwaarde dat die prestatie niet voor een voorstelling wordt gebruikt en van het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om die prestatie te kunnen bijwonen;
2° tegen de uitzending ervan.
Art. XI.213. Het gebruik van prestaties, overeenkomstig artikel XI.212, geeft de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen recht op een billijke vergoeding, ongeacht de plaats waar die prestaties zijn vastgelegd.
De Koning bepaalt het bedrag van de billijke vergoeding, die verschillend kan zijn naargelang de betrokken sector. Hij kan de nadere regels bepalen volgens dewelke de uitvoering van prestaties moet verricht worden teneinde er een openbaar karakter in de zin van artikel XI.212, 1° aan toe te kennen.
De Koning bepaalt eveneens de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de billijke vergoeding, alsmede het tijdstip waarop deze verschuldigd is.
De vergoeding wordt door de personen die de handelingen bepaald in artikel XI.212 verrichten, betaald aan de in hoofdstuk 9 van deze titel bedoelde beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde billijke vergoeding beheren.
Degenen die de vergoeding verschuldigd zijn, moeten overeenkomstig de eisen van de redelijkheid de inlichtingen meedelen die nuttig zijn voor de inning en de verdeling van de rechten.
De Koning bepaalt op welke wijze die inlichtingen en stukken worden verstrekt.
Art. XI.214. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.213 bedoelde vergoeding door de beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties verdeeld onder de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen, ieder voor de helft. Deze verdeelsleutel is van dwingend recht.
Het deel van de in artikel XI.213 bedoelde vergoeding, waarop de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.
De duur van de in artikel XI.213 bedoelde rechten op vergoeding is telkens gelijk aan die bepaald in de artikelen XI.208, eerste, tweede en derde lid en XI.209, § 1 [ ...] zesde en zevende lid.
Afdeling 6. Bepalingen betreffende de omroeporganisaties
Art. XI.215. § 1. Alleen de omroeporganisatie heeft het recht volgende handelingen toe te staan :
a) het rechtstreeks of later heruitzenden van haar uitzendingen daaronder begrepen de doorgifte via de kabel en/of de doorgifte en de mededeling aan het publiek per satelliet;
b) de reproductie van haar uitzendingen door welk procédé ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk daaronder begrepen de distributie van vastleggingen van haar uitzendingen;
c) de mededeling van haar uitzendingen op een voor het publiek toegankelijke plaats tegen betaling van toegangsgeld;
d) de beschikbaarstelling voor het publiek van de vastleggingen van haar uitzendingen op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn.
Het distributierecht bedoeld in het eerste lid, b), wordt slechts uitgeput in geval van een eerste verkoop of eerste andere eigendomsoverdracht door de omroeporganisatie van de vastlegging van haar uitzending in de Europese Unie of met haar toestemming.
§ 2. Tenzij het tegendeel is bewezen, wordt een ieder als de omroeporganisatie aangemerkt wiens naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is als dusdanig op de prestatie, op een reproductie van de prestatie, of bij een mededeling aan het publiek ervan wordt vermeld.
Art. XI.216. De bescherming bedoeld in artikel XI.215 blijft gelden gedurende vijftig jaar te rekenen van de eerste uitzending.
Deze duur wordt berekend vanaf de eerste januari van het jaar dat volgt op het feit dat de rechten doet ontstaan.
Afdeling 6/1. Bepalingen betreffende de persuitgevers.
Art. XI.216/1. § 1. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "perspublicatie" verstaan een verzameling die voornamelijk bestaat uit literaire werken van journalistieke aard, maar die ook andere werken of prestaties kan omvatten, en die:
a) een afzonderlijk element onder één titel vormt in een periodiek uitgegeven of regelmatig bijgewerkte publicatie, zoals een krant of een tijdschrift met een algemene of specifieke inhoud;
b) als doel heeft het algemene publiek informatie te verstrekken over nieuws of andere onderwerpen; en
c) via een of ander medium wordt gepubliceerd op initiatief van en onder redactionele verantwoordelijkheid en controle van een dienstverlener.
Periodieke publicaties die voor wetenschappelijke of academische doeleinden worden uitgegeven, zoals wetenschappelijke bladen, worden niet beschouwd als perspublicaties.
§ 2. Voor de toepassing van deze afdeling wordt onder "dienst van de informatiemaatschappij" een dienst in de zin van artikel I.18, 1°, verstaan.
Art. XI.216/2. § 1. Onverminderd de rechten van de auteur, de uitvoerende kunstenaar, de producent van fonogrammen of van eerste vastleggingen van films en van de omroeporganisatie heeft alleen een in een lidstaat van de Europese Unie gevestigde persuitgever het recht om:
1° zijn perspublicatie op welke wijze of in welke vorm ook, direct of indirect, tijdelijk of duurzaam, volledig of gedeeltelijk te reproduceren of te laten reproduceren voor het onlinegebruik ervan door een dienstverlener van de informatiemaatschappij;
2° zijn perspublicatie op welke wijze dan ook voor het publiek beschikbaar te stellen voor het onlinegebruik ervan door een dienstverlener van de informatiemaatschappij op zodanige wijze dat de perspublicatie voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk is.
§ 2. De persuitgever en de dienstverlener van de informatiemaatschappij dienen te goeder trouw te
onderhandelen met betrekking tot de in paragraaf 1 bedoelde exploitaties en de vergoeding die hiervoor verschuldigd is, voor zover en in de mate dat de persuitgever bereid is om voormelde exploitaties toe te staan.
Bij het uitblijven van een akkoord kan de meest gerede partij een beroep doen op de geschillenbeslechtingsprocedure voor het Belgisch Instituut voor Postdiensten en Telecommunicatie bedoeld in artikel 4 van de wet van 17 januari 2003 betreffende de rechtsmiddelen en de geschillenbehandeling naar aanleiding van de wet van 17 januari 2003 met betrekking tot het statuut van de regulator van de Belgische post- en telecommunicatiesector, waarin kan geoordeeld worden over de vergoeding die voor de in paragraaf 1 bedoelde exploitaties verschuldigd is en waarbij een voor de betrokken partijen bindende administratieve beslissing zoals bedoeld in voornoemd artikel 4 kan worden genomen.
§ 3. De dienstverlener van de informatiemaatschappij verstrekt op schriftelijk verzoek van de persuitgever actuele, relevante en volledige informatie betreffende de exploitatie van perspublicaties opdat de persuitgever de waarde van het in paragraaf 1 bedoelde recht kan inschatten. De dienstverlener van de informatiemaatschappij verstrekt met name informatie betreffende het aantal raadplegingen van de perspublicaties en de inkomsten die de dienstverlener van de informatiemaatschappij genereert door de exploitatie van de perspublicaties.
De informatie wordt binnen één maand vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het schriftelijk verzoek van de persuitgever verstrekt.
De verstrekte informatie wordt in geen enkel geval gebruikt voor andere doeleinden dan de evaluatie van het in paragraaf 1 bedoelde recht en de toekenning van een passend deel van deze vergoeding zoals bedoeld in paragraaf 6. De verstrekte informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld.
§ 4. De krachtens paragraaf 1 verleende bescherming is niet van toepassing op: 1° handelingen op het gebied van hyperlinking;
2° het gebruik van losse woorden of zeer korte fragmenten van een perspublicatie; 3° het gebruik van werken of prestaties waarvan de bescherming verstreken is.
§ 5. Wordt beschouwd als persuitgever, tenzij het tegendeel wordt bewezen, eenieder die als dusdanig in de perspublicatie, in een reproductie van de perspublicatie of in verband met een mededeling ervan aan het publiek voorkomt door vermelding van zijn naam of letterwoord waarmee hij te identificeren is.
§ 6. Auteurs van werken die in een perspublicatie zijn opgenomen, hebben recht op een passend deel van de vergoeding die persuitgevers ontvangen van dienstverleners van de informatiemaatschappij voor het gebruik van hun perspublicaties.
Het deel van de vergoeding, bedoeld in het eerste lid, waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.
Het deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid wordt bepaald overeenkomstig een collectieve overeenkomst tussen de persuitgevers enerzijds en de auteurs, bedoeld in het eerste lid, anderzijds.
Het beheer van het recht op een passend deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België een bijkantoor hebben, worden uitgeoefend.
Overeenkomstig de voorwaarden die Hij bepaalt, kan de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België het recht op vergoeding, bedoeld in het eerste lid, beheren, belasten met het sluiten van de collectieve overeenkomst, bedoeld in het derde lid, en de inning en verdeling van die vergoeding.
§ 7. De persuitgever verstrekt op schriftelijk verzoek van de beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties bedoeld in paragraaf 6 actuele, relevante en volledige informatie in verband met de vergoeding die de persuitgever ontvangt van de dienstverlener van de informatiemaatschappij.
De informatie wordt binnen één maand vanaf de dag volgend op de kennisgeving van het schriftelijk verzoek van de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie verstrekt.
De verstrekte informatie wordt in geen enkel geval gebruikt voor andere doeleinden dan voor de evaluatie van het in paragraaf 6 bedoelde passend deel. De verstrekte informatie wordt strikt vertrouwelijk behandeld.
§ 8. Bij het uitblijven van een akkoord omtrent het passend deel zoals bedoeld in paragraaf 6, kunnen de partijen beroep doen op een commissie. Deze commissie wordt voorgezeten door een vertegenwoordiger van de minister en is samengesteld uit vertegenwoordigers van de persuitgevers en vertegenwoordigers van de rechthebbenden. De commissie legt het passend deel van de vergoeding bedoeld in paragraaf 6 vast. De Koning bepaalt de verdere uitvoeringsmodaliteiten van deze bepaling. De Koning kan de vergoeding voor de leden van deze commissie vastleggen.
De commissie bedoeld in het eerste lid kan enkel worden gevat indien kan worden aangetoond dat de partijen minstens een poging tot bemiddeling bedoeld in de artikelen 1724 tot 1737 van het Gerechtelijk Wetboek hebben ondernomen.
Art. XI.216/3. De rechten bedoeld in artikel XI.216/2, § 1, vervallen twee jaar nadat de perspublicatie is verschenen.
Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop die perspublicatie is verschenen.
Afdeling 7. Gemeenschappelijke bepalingen voor de afdelingen 1 tot 6/1.
Onderafdeling 1. Algemene uitzonderingen
Art. XI.217. De artikelen XX.000, XX.000, XX.000, XX.000 en XI.216/2 zijn niet van toepassing wanneer de handelingen bedoeld in die artikelen verricht worden met een van de hierna volgende doelstellingen :
1° het citeren uit een prestatie, ten behoeve van kritiek, polemiek, of recensie, maakt geen inbreuk op het auteursrecht, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke beroepsgebruiken en het beoogde doel zulks wettigt;
2° de vastlegging, de reproductie en de mededeling aan het publiek, met het oog op informatie, van korte fragmenten van de prestaties van de houders van naburige rechten bedoeld in de afdelingen 2 tot 6, in een verslag dat over actuele gebeurtenissen wordt uitgebracht;
3° [ ...]
4°[ ...];
5° [ ...];
6° [ ...];
7° de reproductie van prestaties door een natuurlijke persoon voor privégebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk;
8° tijdelijke reproductiehandelingen van voorbijgaande of bijkomstige aard die een integraal en essentieel onderdeel vormen van een technisch procédé dat wordt toegepast met als enig doel :
- de doorgifte in een netwerk tussen derden door een tussenpersoon; of
- een rechtmatig gebruik van een prestatie,
waarbij die handelingen geen zelfstandige economische waarde bezitten;
9° een karikatuur, een parodie of een pastiche, rekening houdend met de eerlijke gebruiken; 10° [ ...];
11° de reproductie in welke vorm of welk medium ook, gerechtvaardigd door het voor de bewaring van het culturele en wetenschappelijke patrimonium gestelde doel, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed;
12° de mededeling en de beschikbaarstelling van niet te koop aangeboden of aan licentievoorwaarden onderworpen prestaties die onderdeel uitmaken van de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, wetenschappelijke- en onderwijsinstellingen, musea of archieven die niet het behalen van een direct of een indirect economisch of commercieel voordeel nastreven, hierin bestaande dat het werk, via speciale terminals in de gebouwen van die instellingen, voor onderzoek of privéstudie medegedeeld wordt aan of beschikbaar gesteld wordt voor individuele leden van het publiek;
13° tijdelijke opnamen van prestaties, gemaakt door omroeporganisaties met hun eigen middelen, met inbegrip van de middelen van een persoon die optreedt namens en onder de verantwoordelijkheid van de omroeporganisaties, ten behoeve van hun eigen uitzendingen;
14° de reproductie en mededeling aan het publiek van prestaties ten behoeve van mensen met een handicap, die rechtstreeks met deze handicap verband houdt en van niet-commerciële aard is en voor zover het wegens de betrokken handicap noodzakelijk is, en onverminderd de eventuele toepassing van de bepalingen onder 17° en 18° [ ...];
15° de reproductie en de mededeling aan het publiek voor reclamedoeleinden, voor openbare tentoonstellingen of openbare verkopen van prestaties, voorzover het noodzakelijk is voor de promotie van die gebeurtenissen, met uitsluiting van enig ander commercieel gebruik;
16° de reproductie van uitzendingen of perspublicaties, door erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugd- of gehandicaptenzorg, voor zover deze instellingen geen winstoogmerk nastreven en dat deze reproductie is voorbehouden voor het exclusieve gebruik van de daar verblijvende natuurlijke personen;
17° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem
optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde [ ...]. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
18° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde [ ...];
19° de reproductie van rechtmatig toegankelijke prestaties met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die prestaties door de houders van naburige rechten ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining;
20° de reproductie en de mededeling aan het publiek van de prestatie ten behoeve van de openbare veiligheid of om het goede verloop van een administratieve, parlementaire of gerechtelijke procedure of de berichtgeving daarover te waarborgen.
Onderafdeling 2. Uitzonderingen ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Art. XI.217/1. Onverminderd de eventuele toepassing van artikel XI.217, 8°, 9°, 11°, 12°, 14°, 15°, 16°, 17°, 18°, 19°, en 20°, zijn de artikelen XX.000, XX.000, XX.000, XX.000 en XI.216/2 niet van toepassing wanneer de handelingen bedoeld in die artikelen verricht worden met een van de hierna volgende doelstellingen :
1° het citeren uit een prestatie ten behoeve van onderwijs, of in het kader van wetenschappelijk onderzoek, voor zover zulks geschiedt overeenkomstig de eerlijke gebruiken en in de mate dat het beoogde doel dit rechtvaardigt;
2° de kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten, met inbegrip van de uitvoering van een prestatie tijdens een publiek examen. Deze kosteloze uitvoering in het kader van schoolactiviteiten en de uitvoering van een prestatie tijdens een publiek examen kan zowel binnen als buiten de gebouwen van de onderwijsinstelling plaatsvinden;
3° de reproductie van prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, voor zover het gebruik wordt verantwoord door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling [ ...];
4° de mededeling aan het publiek van prestaties ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek, door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht en voor zover deze mededeling verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling, plaatsvindt in het kader van de normale activiteiten van de instelling, en beveiligd wordt door passende maatregelen [ ...];
5° de reproductie of de mededeling aan het publiek van prestaties door instellingen voor kinderopvang die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht, op voorwaarde dat die reproductie of mededeling aan het publiek gebeurt in het raam van de pedagogische activiteiten van die instellingen;
6° de reproductie door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op prestaties waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze reproducties van prestaties worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De houders van naburige rechten kunnen maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de prestaties worden gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
7° de reproductie of de mededeling aan het publiek van prestaties in het kader van het digitaal gebruik ervan ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en
het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in de voorgaande zin bedoelde gebruik van prestaties ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
Onderafdeling 3. Uitlening van prestaties
Art. XI.218. § 1. De uitvoerende kunstenaar en de producent kunnen de uitlening van fonogrammen en van eerste vastleggingen van films niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt met een educatief of cultureel doel door instellingen die daartoe door de overheid officieel zijn erkend of opgericht.
De uitvoerende kunstenaar en de producent kunnen de uitlening door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie, van een exemplaar in toegankelijke vorm niet verbieden, wanneer die uitlening geschiedt zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde [ ...].
§ 2. De uitlening van fonogrammen en van eerste vastleggingen van films kan pas plaatsvinden twee maanden na de eerste verspreiding van het werk onder het publiek.
Na raadpleging van de instellingen en vennootschappen voor het beheer van de rechten, kan de Koning voor alle fonogrammen en eerste vastleggingen van films of voor bepaalde daarvan de in het vorige lid bedoelde termijn verlengen of verkorten.
§ 3. De in paragraaf 1 bedoelde instellingen die door de Koning worden aangewezen, mogen fonogrammen of eerste vastleggingen van films invoeren die voor het eerst buiten de Europese Unie rechtmatig zijn verkocht en die op het grondgebied van die Unie niet aan het publiek worden verdeeld, ingeval die invoer geschiedt voor openbare uitleningen met een educatief of cultureel doel en voor zover zulks geen betrekking heeft op meer dan vijf exemplaren van het fonogram of de eerste vastlegging van de film.
Onderafdeling 4. Verweesde werken
Art. XI.218/1. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, alsook archieven, instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed en publieke omroeporganisaties, die in de lidstaten van de Europese Unie en van de Europese Economische Ruimte gevestigd zijn, om taken van openbaar belang te vervullen, hebben de toestemming om de in hun verzamelingen voorkomende verweesde werken op een van de volgende wijzen en onder de voorwaarden bepaald in art. XI.245/5, te gebruiken :
a) beschikbaarstelling voor het publiek van het verweesde werk in de zin van de artikelen XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid, XI.215, § 1, eerste lid, d), en XI.216/2, § 1, 2°;
b) de reproductie in de zin van de artikelen XI.205, § 1, eerste lid, XI.209, § 1, eerste lid, XI.215, § 1, eerste lid, b), en XI.216/2, § 1, 1° met als doel het digitaliseren, beschikbaar stellen, indexeren, catalogiseren, behouden of restaureren.
Onderafdeling 4/1. Niet of niet meer in de handel zijnde prestaties
Art. XI.218/2. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie van een prestatie of de persuitgever zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een prestatie of perspublicatie die niet of niet meer in de handel is en die permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de prestaties en perspublicaties beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie, de persuitgever of elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een uitvoerende kunstenaar, een producent, een omroeporganisatie of een persuitgever kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke
bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de prestaties en perspublicaties die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de uitvoerende kunstenaar, de producent, de omroeporganisatie of de persuitgever om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van de uitvoerende kunstenaars, de producenten, de omroeporganisaties of de persuitgevers.
§ 4. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
§ 5. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
Onderafdeling 5. Gemeenschappelijke bepalingen voor de onderafdelingen 1, 2, 3, 4 en 4/1
Art. XI.218/3. De in de artikelen XI.217, XI.217/1, XI.218, § 1, tweede lid, XI.218/1 en XI.218/2 bedoelde uitzonderingen mogen slechts worden toegepast mits daarbij geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de prestatie en de wettige belangen van de rechthebbenden niet onredelijk worden geschaad.
Art. XI.219. De bepalingen van de artikelen XX.000, XX.000/0, XX.000, XX.000/0 en XI.218/2 zijn van dwingend recht.
HOOFDSTUK 4. Mededeling aan het publiek per satelliet, doorgifte via de kabel, doorgifte, uitzending via directe injectie en ondersteunende onlinediensten van omroeporganisaties
Afdeling 1. Mededeling aan het publiek per satelliet
Art. XI.220. Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna volgende bepalingen geldt de bescherming van het auteursrecht en van de naburige rechten tevens voor de satellietomroep.
Art. XI.221. De mededeling aan het publiek per satelliet vindt slechts plaats in de lidstaat van de Europese Unie waar de programmadragende signalen onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Indien de mededeling aan het publiek per satelliet plaatsvindt in een Staat die niet tot de Europese Unie behoort en die niet het niveau van bescherming biedt waarin de voorafgaande hoofdstukken voorzien, wordt zij niettemin geacht in de hierna omschreven lidstaat te hebben plaatsgevonden en kunnen de rechten er, naar gelang van het geval, tegen de persoon die het grondstation exploiteert of tegen de omroeporganisatie worden uitgeoefend :
- indien de programmadragende signalen per satelliet worden doorgezonden vanuit een grondstation op het grondgebied van een lidstaat, of
- indien de omroeporganisatie die tot de mededeling aan het publiek opdracht heeft gegeven, haar hoofdvestiging op het grondgebied van een lidstaat heeft.
Art. XI.222. Voor de artikelen XI.220 en XI.221 wordt onder mededeling aan het publiek per satelliet de handeling verstaan waarbij de programmadragende signalen voor ontvangst door het publiek onder controle en verantwoordelijkheid van de omroeporganisatie worden ingevoerd in een ononderbroken mededelingenketen die naar de satelliet en terug naar de aarde loopt. Indien de programmadragende signalen in gecodeerde vorm worden uitgezonden, is er sprake van mededeling aan het publiek per satelliet wanneer de middelen voor het decoderen van de uitzending door of met toestemming van de omroeporganisatie ter beschikking van het publiek worden gesteld.
Afdeling 2. Doorgifte via de kabel en doorgifte
Art. XI.223. Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna omschreven nadere regels beschikken alleen de auteur en de houders van de naburige rechten over het recht de doorgifte via de kabel en/of de doorgifte van hun werken en prestaties toe te staan.
Art. XI.224. § 1. Het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om de doorgifte via de kabel en/of de doorgifte toe te staan of te verbieden, kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het recht van doorgifte via de kabel en/of van doorgifte beheren, worden uitgeoefend.
§ 2. Indien de auteur of de houders van naburige rechten het beheer van hun rechten niet aan een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen, wordt de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van hun rechten te zijn belast.
Indien de rechten van die categorie door meer dan één beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie worden beheerd, staat het de auteur of de houders van naburige rechten vrij te kiezen welke van die beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties geacht wordt hun rechten te beheren. Voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de exploitant van doorgiftediensten via de kabel of exploitant van doorgiftediensten en de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze beheersvennootschap of collectieve beheersorganisatie hebben opgedragen. Zij kunnen die rechten doen gelden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de datum van doorgifte via de kabel of van doorgifte van hun werk of van hun prestatie.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent , ongeacht of het om haar eigen rechten gaat dan wel of deze haar door andere rechthebbenden zijn overgedragen.
Art. XI.225. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de doorgifte via de kabel en/of de doorgifte toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent van een audiovisueel werk, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel en/of voor de doorgifte.
§ 2. Het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel en/of voor de doorgifte, zoals bepaald in de eerste paragraaf, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars. Deze bepaling is van dwingend recht.
§ 3. Het beheer van het recht van de auteurs op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die auteurs vertegenwoordigen.
Het beheer van het recht van de uitvoerende kunstenaars op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. [ ...]
§ 5. Zolang het uniek platform, bedoeld in artikel XI.228/1 niet opgericht is, kan het recht op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, door de beheersvennootschappen en/of collectieve
beheerorganisaties rechtstreeks van de exploitanten van doorgiftediensten via de kabel en/of de exploitanten van doorgiftediensten gevorderd worden.
Afdeling 3. Mededeling aan het publiek via directe injectie
Art. XI.226. Overeenkomstig de voorafgaande hoofdstukken en rekening houdend met de hierna omschreven nadere regels, beschikken alleen de auteur en de houders van de naburige rechten over het recht de mededeling
aan het publiek via directe injectie van hun werken en prestaties toe te staan.
Art. XI.226/1. Indien een omroeporganisatie haar programmadragende signalen via directe injectie aan een distributeur van signalen overbrengt, zonder dat zijzelf deze programmadragende signalen gelijktijdig en direct uitzendt naar het publiek, en de distributeur van signalen deze programmadragende signalen aan het publiek uitzendt, worden de omroeporganisatie en de distributeur van signalen geacht samen één enkele handeling van mededeling aan het publiek via directe injectie te verrichten, waarvoor zij toestemming van de rechthebbenden verkrijgen.
Niettegenstaande het eerste lid, zijn de omroeporganisatie en de distributeur van signalen elk slechts gehouden tot hun respectievelijke bijdrage in deze handeling van mededeling aan het publiek. De bijdrage van de omroeporganisatie bestaat erin haar programmadragende signalen over te brengen aan een distributeur van signalen zonder dat de omroeporganisatie zelf deze programmadragende signalen gelijktijdig en direct uitzendt naar het publiek. De bijdrage van de distributeur van signalen bestaat erin om die programmadragende signalen uit te zenden aan het publiek.
De toestemming van de rechthebbenden moet verkregen worden voor elk van de respectievelijke bijdragen van de omroeporganisatie en de distributeur van signalen in de handeling van mededeling aan het publiek via directe injectie.
Art. XI.227.[ § 1. Het recht van de auteur en van de houders van naburige rechten om toestemming te verlenen of te weigeren voor de mededeling aan het publiek via directe injectie [ ...], kan uitsluitend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België het recht van mededeling aan het publiek via directe injectie beheren, worden uitgeoefend.
§ 2. Indien de auteur of de houders van naburige rechten het beheer van hun rechten niet aan een beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen, wordt de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie die rechten van dezelfde categorie beheert, geacht met het beheer van hun rechten te zijn belast.
Indien de rechten van die categorie door meer dan één beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie worden beheerd, staat het de auteur of de houders van naburige rechten vrij te kiezen welke van die beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties geacht wordt hun rechten te beheren. Voor hen gelden dezelfde rechten en plichten uit de overeenkomst tussen de distributeurs van signalen, de omroeporganisaties en de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie als voor de rechthebbenden die het beheer van hun rechten aan deze beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie hebben opgedragen. Zij kunnen die rechten doen gelden binnen een termijn van drie jaar te rekenen van de datum van de mededeling aan het publiek, via directe injectie, van hun werk of van hun prestatie.
§ 3. De paragrafen 1 en 2 zijn niet van toepassing op de rechten die een omroeporganisatie in het kader van haar eigen uitzendingen uitoefent, ongeacht of het om haar eigen rechten gaat dan wel of deze haar door andere rechthebbenden zijn overgedragen, noch op de rechten waarvan de producenten houder zijn ten aanzien van omroeporganisaties.
Art. XI.227/1. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent van een audiovisueel werk, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek via directe injectie.
§ 2. Het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek via directe injectie, zoals bepaald in de eerste paragraaf, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars. Deze bepaling is van dwingend recht.
§ 3. Het beheer van het recht van de auteurs op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen die auteurs vertegenwoordigen.
Het beheer van het recht van de uitvoerende kunstenaars op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. Zolang het uniek platform, bedoeld in artikel XI.228/1, niet opgericht is, kan het recht op een vergoeding, zoals bepaald in de eerste paragraaf, door de beheersvennootschappen rechtstreeks van de omroeporganisaties en distributeurs van signalen gevorderd worden.
Afdeling 3/1. Ondersteunende onlinediensten van omroeporganisaties
Art. XI.227/1/1. § 1. Worden voor de uitoefening van de auteursrechten en naburige rechten die relevant zijn voor de hiernavolgende handelingen, geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat van de Europese Unie waar de omroeporganisatie haar hoofdvestiging heeft:
1° de handelingen van mededeling aan het publiek van werken of prestaties, per draad of draadloos, en van beschikbaarstelling aan het publiek van werken of prestaties, per draad of draadloos, op zodanige wijze dat deze voor leden van het publiek op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegankelijk zijn, die plaatsvinden bij het verstrekken aan het publiek van:
a) radioprogramma's; en
b) televisieprogramma's, met uitzondering van uitzendingen van sportevenementen en werken of prestaties die daarin opgenomen zijn, die:
i) nieuws- en actualiteitenprogramma's betreffen; of
ii) volledig door de omroeporganisatie zijn gefinancierd,
in een ondersteunende onlinedienst door of onder controle en verantwoordelijkheid van een omroeporganisatie; en
2° de handelingen tot reproductie van dergelijke werken of prestaties die noodzakelijk zijn voor de verlening van, de toegang tot of het gebruik van een dergelijke onlinedienst voor dezelfde programma's.
§ 2. Bij de vaststelling van het bedrag van de betalingen voor de in paragraaf 1 bedoelde rechten, nemen de partijen alle aspecten van de ondersteunende onlinedienst in acht, zoals de kenmerken van die dienst, waaronder de duur van de onlinebeschikbaarheid van de in die dienst aangeboden programma's, het luisteraars- of kijkerspubliek en de aangeboden taalversies.
Het eerste lid staat er niet aan in de weg dat het bedrag van de betalingen wordt berekend op basis van de inkomsten van de omroeporganisatie.
§ 3. Xxxxxxxxx 0 doet geen afbreuk aan de contractuele vrijheid van de partijen om de exploitatie van de in diezelfde paragraaf bedoelde rechten te beperken.
Afdeling 4. Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3/1
Art. XI.227/2. § 1. Onverminderd de overige wettelijke en reglementaire informatievoorschriften wisselen de producenten, de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties, de exploitanten van satellietgrondstations, de omroeporganisaties, de exploitanten van doorgiftediensten via de kabel, de exploitanten van doorgiftediensten en de distributeurs van signalen tijdig de passende en toereikende informatie uit in het kader van de volgende doeleinden:
1° de vaststelling van het betrokken type van exploitatiehandeling zoals de uitzending, de mededeling aan het publiek per satelliet, de doorgifte via de kabel, de doorgifte, de mededeling aan het publiek via directe injectie en/of de ondersteunende onlinedienst;
2° de vaststelling van de relevante economische grondslagen voor de berekening van de vergoedingen;
3° de vaststelling van de omvang van reeds geïnde en te innen vergoedingen voor de in de bepaling onder 1° genoemde exploitatiehandelingen, teneinde anomalieën betreffende betalingen van rechten te vermijden in hoofde van omroeporganisaties, exploitanten van doorgiftediensten via de kabel, exploitanten van doorgiftediensten en distributeurs van signalen.]
§ 2. Na overleg met de leden van het Overlegcomité, bedoeld in artikel XI.282, § 3, kan de Koning vaststellen: 1° de voorwaarden en nadere regels voor de informatie-uitwisseling bedoeld in paragraaf 1, daaronder
begrepen de aard van de uitgewisselde informatie, de personen die de informatie aanleveren en de personen die de informatie ontvangen. De Koning kan vaststellen dat de informatie-uitwisseling, bedoeld in paragraaf 1, kan geschieden via tussenkomst van de FOD Economie;
2° aanbevelingen voor de tariferings- en inningsregels voor de rechten voor de exploitatiehandelingen bedoeld in paragraaf 1.
Art. XI.228. § 1. Wanneer er geen overeenkomst betreffende de toestemming voor de mededeling aan het publiek per satelliet, de doorgifte via de kabel, de doorgifte, de mededeling aan het publiek via directe injectie en/of de ondersteunende onlinedienst kan worden gesloten, kunnen de partijen in onderling akkoord een beroep doen op een of meer bemiddelaars.
§ 2. De bemiddelaar of de bemiddelaars worden aangewezen volgens de bepalingen van het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek, die van toepassing zijn op de aanwijzing van bemiddelaars. Zij moeten hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen waarborgen. Zij moeten bijstand verlenen bij het voeren van onderhandelingen en kunnen voorstellen doen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De voorstellen worden ter kennis gebracht bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs.
§ 3. Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de kennisgeving geen van de betrokken partijen zich door middel van een kennisgeving aan de andere partijen in dezelfde vorm tegen de voorstellen van de bemiddelaar of de bemiddelaars, heeft verzet, worden zij geacht die voorstellen te hebben aanvaard.
Art. XI.228/1. Onverminderd het tweede lid, voorzien de omroeporganisaties die voor hun eigen uitzendingen het recht uitoefenen om de doorgifte via de kabel, de doorgifte of de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan, zoals bedoeld in de artikelen XI.223 en XI.226, de beheersvennootschappen die de rechten beheren om de doorgifte via de kabel, de doorgifte en de mededeling aan het publiek via directe injectie toe te staan of te verbieden, zoals bedoeld in de artikelen XI.224, § 1, en XI.227, § 1, en de beheersvennootschappen die het recht op een vergoeding voor de doorgifte via de kabel, de doorgifte en voor de mededeling aan het publiek via directe injectie zoals bedoeld in de artikelen XI.225, § 1, en XI.227/1, § 1, beheren, in een uniek platform voor de inning van voornoemde rechten.
Na advies van het overlegcomité, bepaalt de Koning de voorwaarden waaraan dit platform moet voldoen. Hij kan op basis van objectieve criteria de samenstelling en draagwijdte van het uniek platform beperken onder andere wat betreft bepaalde categorieën van rechthebbenden.
Na advies van het overlegcomité, bepaalt de Koning de datum waarop het uniek platform van toepassing wordt.
HOOFDSTUK 4/1. Gebruik van werken en prestaties door verleners van een onlinedienst voor het delen van content.
Art. XI.228/2. Voor de toepassing van dit hoofdstuk wordt onder "verlener van een onlinedienst voor het delen van content" verstaan de verlener van een dienst van de informatiemaatschappij in de zin van artikel I.18, 1°, die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen heeft een grote hoeveelheid door de gebruikers van de dienst geüploade werken of prestaties op te slaan en toegankelijk te maken voor het publiek, waarbij hij deze werken en prestaties ordent en promoot met een winstoogmerk.
Verleners van diensten als online-encyclopedieën zonder winstoogmerk, onderwijs- of wetenschappelijke gegevensbanken zonder winstoogmerk, platforms voor het ontwikkelen en delen van opensourcesoftware, aanbieders van elektronische communicatiediensten als gedefinieerd in Richtlijn (EU) 2018/1972 van het Europees Parlement en de Raad van 11 december 2018 tot vaststelling van het Europees wetboek voor elektronische communicatie, onlinemarktplaatsen en business-to-business clouddiensten en clouddiensten waarmee gebruikers content kunnen uploaden voor eigen gebruik, zijn geen verleners van een onlinedienst voor het delen van content in de zin van dit hoofdstuk.
Art. XI.228/3. § 1. Een verlener van een onlinedienst voor het delen van content verricht een handeling van mededeling aan het publiek, met inbegrip van de beschikbaarstelling voor het publiek van werken en/of prestaties van de rechthebbenden bedoeld in de artikelen XI.165, § 1, vierde lid, XI.205, § 1, derde lid, XI.209, § 1, vierde lid, en/of een handeling van beschikbaarstelling van prestaties voor de rechthebbenden bedoeld in artikel XI.215, § 1, eerste lid, d), wanneer hij het publiek toegang verleent tot dergelijke werken of prestaties die door gebruikers ervan werden geüpload.
§ 2. Wanneer een verlener van een onlinedienst voor het delen van content toestemming krijgt, heeft die toestemming ook betrekking op handelingen van mededeling aan het publiek of van beschikbaarstelling voor het publiek die door de gebruikers van de diensten worden verricht, voor zover zij niet op commerciële basis handelen of hun activiteit geen significante inkomsten genereert.
§ 3. Wanneer een verlener van een onlinedienst voor het delen van content een handeling van mededeling aan het publiek of een handeling van beschikbaarstelling voor het publiek van werken of prestaties verricht onder de in artikel XI.228/2 en paragraaf 1 bepaalde voorwaarden, is de in artikel XII.19, § 1, bedoelde aansprakelijkheidsregeling niet van toepassing op situaties die onder dit hoofdstuk vallen.
Art. XI.228/4. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerend kunstenaar zijn recht om de mededeling aan het publiek door een verlener van een onlinedienst voor het delen van content, zoals bedoeld in artikel XI.228/3, §
1, toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek door een verlener van een onlinedienst voor het delen van content.
§ 2. Het recht op een vergoeding bedoeld in paragraaf 1, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.
§ 3. Het beheer van het recht op een vergoeding van de auteurs bedoeld in paragraaf 1, kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die auteurs vertegenwoordigen.
Het beheer van het recht op een vergoeding van de uitvoerende kunstenaars bedoeld in paragraaf 1 kan uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. De bepalingen van de paragrafen 1 tot 3 zijn van dwingend recht.
Art. XI.228/5. § 1. Als geen toestemming wordt verleend, is de verlener van een onlinedienst voor het delen van content aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° overeenkomstig strenge sectorale normen op het gebied van professionele toewijding, zich naar beste vermogen heeft ingespannen om ervoor te zorgen dat bepaalde werken en prestaties waarvoor de rechthebbenden hem de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, niet beschikbaar zijn; en, in ieder geval,
3° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen, en zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toekomstige uploads ervan overeenkomstig de bepaling onder 2°, te voorkomen.
§ 2. In afwijking van paragraaf 1, is een nieuwe verlener van een onlinedienst voor het delen van content waarvan de diensten gedurende minder dan drie jaar beschikbaar waren voor het publiek in de Europese Unie en die een jaaromzet hebben van minder dan 10 miljoen euro, berekend overeenkomstig Aanbeveling 2003/361/EG van de Commissie, aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen.
Wanneer het gemiddelde aantal maandelijkse unieke bezoekers van de in het eerste lid bedoelde dienstverlener meer dan vijf miljoen bedraagt, berekend op basis van het voorgaande kalenderjaar, is die dienstverlener aansprakelijk voor niet-toegestane handelingen van mededeling aan het publiek, met inbegrip van het beschikbaar stellen voor het publiek, van werken en prestaties, tenzij de dienstverlener aantoont dat hij:
1° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om toestemming te krijgen; en
2° na ontvangst van een voldoende onderbouwde melding van de rechthebbenden, prompt is opgetreden om de toegang tot de werken en prestaties in kwestie te deactiveren of deze van zijn website te verwijderen; en
3° zich naar beste vermogen heeft ingespannen om verdere uploads van de werken en prestaties in kwestie waarvoor de rechthebbenden de nodige toepasselijke informatie hebben verstrekt, te voorkomen.
§ 3. Bij het bepalen of de dienstverlener zijn verplichtingen uit hoofde van de paragrafen 1 en 2 is nagekomen en in het licht van het evenredigheidsbeginsel wordt onder meer rekening gehouden met de volgende elementen: 1° het type, het publiek en de omvang van de dienst en het soort werken of prestaties die door de gebruikers
van de dienst zijn geüpload, en
2° de beschikbaarheid van passende en doeltreffende middelen en de kosten daarvan voor dienstverleners.
§ 4. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 tot 3 bepaalde voorwaarden, onder meer wat betreft de melding en de nodige toepasselijke informatie.
Art. XI.228/6. § 1. De samenwerking bedoeld in artikel XI.228/5 tussen de verleners van een onlinedienst voor het delen van content en de rechthebbenden leidt niet tot het voorkomen van de beschikbaarheid van door gebruikers geüploade werken of prestaties die geen inbreuk maken op het auteursrecht en naburige rechten, ook niet wanneer deze werken of prestaties vallen onder een uitzondering of beperking.
§ 2. De toepassing van dit hoofdstuk leidt niet tot een algemene toezichtverplichting.
Art. XI.228/7. § 1. De verleners van een onlinedienst voor het delen van content verstrekken de rechthebbenden, op hun verzoek, passende informatie over de werking van hun praktijken met betrekking tot de in artikel XI.228/5, § 1, bedoelde samenwerking en, indien licentieovereenkomsten worden gesloten tussen dienstverleners en rechthebbenden, informatie over het gebruik van werken of prestaties die onder de overeenkomsten valt.
§ 2. De verleners van een onlinedienst voor het delen van content delen hun gebruikers in hun algemene voorwaarden mee dat zij werken en prestaties kunnen gebruiken op grond van uitzonderingen of beperkingen op het auteursrecht en naburige rechten.
§ 3. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 en 2 bedoelde informatieplicht.
Art. XI.228/8. § 1. Verleners van een onlinedienst voor het delen van content voeren een doeltreffend en snel klachten- en beroepsmechanisme in dat beschikbaar is voor de gebruikers van hun diensten in geval van geschillen over het deactiveren van de toegang tot of het verwijderen van door hen geüploade werken of prestaties.
§ 2. Wanneer rechthebbenden verzoeken om de toegang tot hun specifieke werken of prestaties te deactiveren of om die specifieke werken of prestaties te verwijderen, motiveren zij de redenen voor hun verzoek naar behoren.
§ 3. Klachten die in het kader van het in paragraaf 1 bedoelde mechanisme worden ingediend, worden onverwijld behandeld en besluiten om geüploade werken of prestaties ontoegankelijk te maken of te verwijderen in het kader van het onderzoek van deze klachten, worden onderworpen aan menselijke toetsing.
§ 4. De Koning kan, rekening houdend met de dialogen georganiseerd door de Europese Commissie overeenkomstig artikel 17, lid 10, van Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG, nadere regels bepalen in verband met de in de paragrafen 1 tot 3 bedoelde klachten- en beroepsmechanismen, met name wat betreft de termijn waarbinnen dergelijke klachten moeten worden behandeld, de te volgen procedure en de status van de content die het voorwerp uitmaakt van de klacht tijdens de behandeling ervan.
Art. XI.228/9. § 1. Verleners van onlinediensten voor het delen van content wijzen, voor wat betreft de activiteiten die gericht zijn op gebruikers die hun zetel of gewone verblijfplaats in België hebben, in hun algemene voorwaarden die ze zijn overeengekomen met deze gebruikers of in hun licentieovereenkomsten met de rechthebbenden die hun zetel of gewone verblijfplaats in België hebben, twee of meer bemiddelaars aan waarmee deze verleners bereid zijn te werken met het oog op de buitengerechtelijke regeling van elk geschil in verband met het ontoegankelijk maken of verwijderen van geüploade werken of prestaties.
De in het eerste lid bedoelde bemiddelaars voldoen aan de voorwaarden van artikel 1726 van het Gerechtelijk Wetboek. De bemiddeling verloopt volgens de regels van het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek die betrekking hebben op de buitengerechtelijke bemiddeling.
§ 2. Onverminderd het vrijwillige karakter van de bemiddeling, werken de verleners van onlinediensten voor het delen van content, hun gebruikers en de rechthebbenden te goeder trouw aan bemiddelingspogingen die overeenkomstig dit artikel plaatsvinden.
§ 3. De verleners van onlinediensten voor het delen van content dragen een redelijk aandeel van de totale bemiddelingskosten. De bemiddelaar kan op verzoek van de partijen, rekening houdend met alle relevante elementen van de desbetreffende zaak, en met name met de relatieve gegrondheid van de argumenten van de partijen bij het geschil, het gedrag van de partijen, alsmede de grootte en de financiële draagkracht van de partijen in verhouding tot elkaar, een niet-bindend voorstel tot verdeling van de kosten doen, inbegrepen het redelijk aandeel dat wordt gedragen door de verlener van een onlinedienst voor het delen van content.
HOOFDSTUK 4.2. Gebruik van geluids- en/of audiovisuele werken door bepaalde dienstverleners van de informatiemaatschappij.
Art. XI.228/10. Dit hoofdstuk is van toepassing op dienstverleners van de informatiemaatschappij die als belangrijkste of een van de belangrijkste doelstellingen hebben het aanbieden van een grote hoeveelheid door het auteursrecht of de naburige rechten beschermde geluids- en/of audiovisuele werken met een winstoogmerk, en waarbij:
1° gebruikers tegen een wederkerende betaling in geld of zonder een dergelijke betaling, het recht hebben op toegang tot de aangeboden geluids- en/of audiovisuele werken;
2° gebruikers geen permanente reproductie van het geraadpleegde werk kunnen verwerven;
3° gebruikers op een door hen individueel gekozen plaats en tijd toegang hebben tot de aangeboden geluids- en/of audiovisuele werken; en
4° de dienstverlener de redactionele verantwoordelijkheid heeft voor het aanbod en de organisatie van die dienst, waaronder de ordening, rangschikking en promotie van de geluids- en/of audiovisuele werken.
Art. XI.228/11. § 1. Wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar van een geluids- of audiovisueel werk zijn recht om de mededeling aan het publiek, met inbegrip van de beschikbaarstelling aan het publiek, door een dienstverlener van de informatiemaatschappij bedoeld in artikel XI.228/10, toe te staan of te verbieden, heeft overgedragen aan een producent, behoudt hij het recht op een vergoeding voor de mededeling aan het publiek door een dienstverlener van de informatiemaatschappij bedoeld in artikel XI.228/10.
§ 2. Het recht op een vergoeding zoals bedoeld in paragraaf 1, is onoverdraagbaar en niet vatbaar voor afstand door de auteurs of uitvoerende kunstenaars.
§ 3. Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.167/5, kan het beheer van het recht op een vergoeding van de auteurs van een geluids- of audiovisueel werk, bedoeld in paragraaf 1, uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die auteurs vertegenwoordigen.
Bij gebrek aan toepasselijke collectieve overeenkomst, zoals bepaald in artikel XI.205/5, kan het beheer van het recht op een vergoeding, bedoeld in paragraaf 1, van de uitvoerende kunstenaars van een geluids- of audiovisueel werk, uitsluitend worden uitgeoefend door beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die uitvoerende kunstenaars vertegenwoordigen.
§ 4. De bepalingen van paragrafen 1 tot 3 zijn van dwingend recht.
HOOFDSTUK 5. De vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van werken en prestaties
Art. XI.229. De auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten van fonogrammen en van audiovisuele werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van hun werken en prestaties, wanneer die reproductie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.190, 9° en 17° en XI.217, 7° en 16°.
De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire aankoper van dragers die kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ ...], dan wel van apparaten die kennelijk gebruikt worden voor deze reproductie op de datum waarop die dragers en die apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.
Overeenkomstig de in artikel XI.232 bepaalde nadere regels, stelt de Koning vast welke apparaten en dragers kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ ...].
Onverminderd de internationale overeenkomsten, verdelen de beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren overeenkomstig artikel XI.234 de vergoeding onder de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, [ ...] en de producenten.
Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, belast de Koning
een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen of collectieve beheersorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren, met de inning en de verdeling van de vergoeding.
Wanneer een auteur of een uitvoerende kunstenaar zijn recht op een vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik heeft afgestaan, behoudt hij het recht op een billijke vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.
Art. XI.230. De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen beheersvennootschap kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij
:
- de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet van 18 juli
1977 inzake douane en accijnzen vervangen bij de wet van 27 december 1993;
- de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het BTW-Wetboek van 3 juli 1969;
- en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Art. XI.231. Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en aan de BTW-Administratie op hun verzoek.
Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
- de dienst Controle en Bemiddeling van de FOD Economie;
- de beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.
Art. XI.232. De Koning bepaalt, per categorie van technische soortgelijke dragers en apparaten die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ ...] en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.
De Koning kan, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch soortgelijke dragers en apparaten vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ ...] en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding voor het kopiëren voor eigen gebruik.
De computers of categorieën van computers zoals deze door de Koning worden gedefinieerd, kunnen slechts bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Miniterraad onderworpen worden aan de vergoeding of ingeschreven worden in de specifieke lijst zoals bedoeld in het tweede lid.
Op hetzelfde moment dat Hij het statuut van de apparaten en dragers vaststelt, stelt de Koning bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding vast. Deze vergoeding wordt vastgesteld per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers.
Een apparaat dat kennelijk gebruikt wordt voor het reproduceren voor eigen gebruik van werken en prestaties [ ...] en die op voortdurende wijze een drager incorporeert, is slechts aan een enkele vergoeding onderworpen. Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel I.13, 7°, XI.291 en XV.69 bedoelde technische voorzieningen op de betrokken werken of prestaties.
Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.
Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.
Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.
Het gebrek aan gebruik van technische voorzieningen kan geen afbreuk doen aan het recht op vergoeding zoals gedefinieerd in artikel XI.229.
Art. XI.233. De vergoeding bedoeld in artikel XI.229 wordt terugbetaald op de wijze bepaald door de Koning
:
1° aan de producenten van geluidswerken en audiovisuele werken; 2° aan de omroeporganisaties;
3° aan de instellingen die door de overheid officieel erkend en gesubsidieerd worden met het oog op de
bewaring van geluidsmateriaal of audiovisueel materiaal. De vergoeding wordt enkel terugbetaald voor de dragers die zijn bestemd om geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal te bewaren en ter plaatse beluisterd of bekeken te worden;
4° aan blinden, slechtzienden, doven en slechthorenden, evenals aan de erkende instellingen, opgericht ten behoeve van deze personen;
5° aan de erkende onderwijsinstellingen, die geluidsmateriaal en audiovisueel materiaal gebruiken voor didactische of wetenschappelijke doeleinden;
6° aan de erkende ziekenhuizen, gevangenissen en instellingen voor jeugdzorg.
Bovendien kan de Koning, bij een na overleg in de Ministerraad vastgesteld koninklijk besluit, de categorieën van fysieke personen en rechtspersonen bepalen die :
1° hetzij genieten van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van de vergoeding die is geïnd en doorgerekend op de dragers en apparaten die zij verworven hebben;
2° hetzij voor deze waarvoor de betalingsplichtigen van de vergoeding zoals bedoeld in artikel XI.229, geheel of gedeeltelijk hiervan zijn vrijgesteld of worden terugbetaald voor de dragers en apparaten verworven door deze personen.
De terugbetaling of de vrijstelling van de vergoeding bedoeld in het vorige lid, dient behoorlijk met redenen omkleed te zijn :
1° hetzij door de noodzaak om, zonder afbreuk te doen aan de creatie, de meest gelijke toegang te waarborgen voor elkeen tot de nieuwe informatie- en communicatietechnologieën, daar de vergoeding in kwestie een obstakel zou vormen voor deze toegang;
2° hetzij door de noodzaak om de verwerving van dragers en apparaten te waarborgen door personen die dit materieel kennelijk niet aanwenden voor de reproducties bedoeld in artikel XI.229.
De Koning bepaalt de voorwaarden van de terugbetaling of de vrijstelling.
Art. XI.234. § 1. Met betrekking tot de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding, kan de Koning de verdeelsleutel vaststellen tussen de volgende categorieën van werken :
1) de werken van letterkunde;
2) de werken van beeldende of grafische kunst;
3) de geluidswerken;
4) de audiovisuele werken.
Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de geluidswerken en audiovisuele werken, wordt naar rata van een derde, verdeeld tussen auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten.
Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de werken van letterkunde en de werken van beeldende of grafische kunst, wordt toegewezen aan de auteurs.
Het tweede en het derde lid zijn van dwingend recht.
Het gedeelte van de in artikel XI.229 bedoelde vergoeding dat betrekking heeft op de geluidswerken en audiovisuele werken, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.
De in artikel XI.229 bedoelde vergoeding die betrekking heeft op de werken van letterkunde en de werken van beeldende of grafische kunst, waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.
§ 2. De Gemeenschappen en de Federale Staat kunnen besluiten om dertig procent van de opbrengst van de vergoeding waarvan sprake is in de voorgaande paragraaf, te gebruiken ter aanmoediging van de schepping van werken, en zulks door middel van een samenwerkingsakkoord met toepassing van artikel 92bis, § 1, van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming der instellingen.
HOOFDSTUK 6. De vergoeding voor reprografie
Art. XI.235. De auteurs hebben recht op een vergoeding voor de reproductie op papier of op een soortgelijke drager van hun werken, wanneer die reproductie plaatsvindt onder de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.190, 5° en XI.191, § 1, 1°.
Art. XI.236. De in het artikel XI.235 bedoelde vergoeding bestaat uit een evenredige vergoeding die bepaald wordt in functie van het aantal reproducties van werken.
Deze is verschuldigd door de natuurlijke personen of de rechtspersonen die reproducties van werken vervaardigen of, in voorkomend geval, met décharge van eerstgenoemden, door hen die onder bezwarende titel of gratis een reproductieapparaat ter beschikking stellen van anderen.
Art. XI.237. De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen beheersvennootschap kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij
:
- de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977, [ ...];
- de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het BTW-wetboek van 3 juli 1969;
- en de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Art. XI.238. Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en btw-Administratie op hun verzoek.
Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
- de dienst Controle en Bemiddeling en van de FOD Economie;
- de beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.
Art. XI.239. De Koning bepaalt bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in de artikel XI.236 bedoelde vergoeding.
Deze vergoeding kan worden aangepast naar gelang van de betrokken sectoren.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de inning en de verdeling van en de controle op die vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.
Onverminderd de internationale overeenkomsten, wordt de in artikel XI.236 bedoelde vergoeding toegewezen aan de auteurs. Deze bepaling is van dwingend recht.
De in artikel XI.236 bedoelde vergoeding waarop de auteurs recht hebben, is onoverdraagbaar.
Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en de nadere regels, belast de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve
beheersorganisaties die in België de in artikel XI.235 en XI.236 bedoelde vergoeding beheren, met de inning en de verdeling van de vergoeding.
Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.
Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.
Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.
HOOFDSTUK 7. Het gebruik van werken of prestaties ten behoeve van onderwijs en wetenschappelijk onderzoek
Art. XX.000.Xx auteurs en de uitgevers van werken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van die werken onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4° en 8°.
De auteurs van databanken hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling ervan onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.191/2, § 1.
De uitvoerende kunstenaars, de producenten van fonogrammen en de producenten van eerste vastleggingen van films hebben recht op een vergoeding voor de reproductie en de mededeling van hun prestaties onder de voorwaarden bepaald in artikel XI.217/1, 3°, 4 en 7°.
<Opgeheven bij W 2016-12-22/03, art. 33, 045; Inwerkingtreding : 10-03-2017 (KB 2017-03-05/01, art. 21)>
Art. XI.242. De vergoeding bedoeld in artikel XI.240, wordt vastgesteld bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad [ met inachtneming van de doelstellingen voor bevordering van onderwijsactiviteiten.
De Koning stelt de modaliteiten van inning, verdeling en toezicht van de vergoeding vast, evenals het tijdstip waarop deze verschuldigd is.
De Koning kan, op de door Hem bepaalde voorwaarden en wijze, een of meer beheersvennootschappen die alleen of gezamenlijk representatief zijn voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.240 bedoelde vergoeding beheren, ermee belasten de inning en de verdeling van de vergoeding te verzekeren.
De Koning kan tevens de verdeelsleutel van de vergoeding vaststellen, tussen de categorieën van rechthebbenden enerzijds, en tussen de categorieën van werken anderzijds.
In dit geval is de verdeelsleutel van dwingend recht.
Het deel van de vergoeding bedoeld in artikel XI.240, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.]
HOOFDSTUK 8. Bepalingen inzake openbare uitlening
Art. XI.243. § 1. In geval van uitlening van werken van letterkunde, databanken, fotografische werken of partituren van muziekwerken onder de voorwaarden genoemd in artikel XI.192, hebben de auteur en de uitgever recht op een vergoeding.
§ 2. In geval van uitlening van geluidswerken of audiovisuele werken onder de voorwaarden genoemd in de artikelen XI.192 en XI.218, hebben de auteur, de uitvoerende kunstenaar en de producent recht op een vergoeding.
Art. XI.244. Na raadpleging van de Gemeenschappen, de instellingen en beheersvennootschappen bepaalt de Koning het bedrag van de in artikel XI.243 bedoelde vergoedingen.
De Koning kan het bedrag van de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding bepalen, o.a. in functie van : 1° het volume van de collectie van de uitleeninstelling; en/of
2° het aantal uitleningen per instelling.
Deze vergoedingen worden geïnd door de beheersvennootschappen en/of collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding beheren.
De Koning kan, overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België de in artikel XI.243 bedoelde vergoeding beheren, belasten met de inning en de verdeling van de vergoedingen voor openbare uitlening.
Na raadpleging van de Gemeenschappen en, in voorkomend geval, op hun initiatief, bepaalt de Koning voor sommige categorieën van instellingen die door de overheid zijn erkend of opgericht, een vrijstelling of een forfaitair vastgesteld bedrag per uitlening bij de vaststelling van de vergoedingen bedoeld in artikel XI.243.
Art. XI.245. § 1. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.243, § 1, bedoelde vergoeding verdeeld tussen de auteurs en de uitgevers naar rata van 70 % voor de auteurs en 30 % voor de uitgevers.
§ 2. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten wordt de in artikel XI.243, § 2, bedoelde vergoeding verdeeld tussen de auteurs, de uitvoerende kunstenaars en de producenten naar rata van een derde voor elk.
§ 3. De bepalingen in de eerste en de tweede paragraaf zijn van dwingend recht.
Het deel van de in artikel XI.243, § 1 bedoelde vergoeding, waarop de auteurs recht hebben is onoverdraagbaar.
Het deel van de in artikel XI.243, § 2 bedoelde vergoeding, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.
HOOFDSTUK 8/1. Bepalingen inzake verweesde werken
Art. XI.245/1. § 1. Onder verweesd werk wordt verstaan een werk of fonogram, zoals bepaald in artikel XI.245/2, waarvan geen van de rechthebbenden is geïdentificeerd, of zelfs indien één of meer rechthebbenden wel zijn geïdentificeerd, geen ervan is opgespoord ondanks dat een zorgvuldig onderzoek naar de rechthebbenden is uitgevoerd en dat zorgvuldig onderzoek geregistreerd is overeenkomstig de artikelen XI.245/3 en XI.245/4.
§ 2. Een werk of fonogram, zoals bepaald in artikel XI.245/2, met meer dan één rechthebbende wordt eveneens als verweesd beschouwd indien :
1° niet alle rechthebbenden zijn geïdentificeerd of, indien zij wel zijn geïdentificeerd, niet zijn opgespoord nadat een zorgvuldig onderzoek overeenkomstig de artikelen XI.245/3 en XI.245/4 is uitgevoerd en geregistreerd; en
2° de rechthebbenden die zijn geïdentificeerd en opgespoord, met betrekking tot de rechten waarover zij beschikken, de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties toestemming hebben verleend voor de respectievelijk onder de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 vallende handelingen van reproductie en beschikbaarstelling voor het publiek.
Art. XI.245/2. § 1. Voor de toepassing van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, kunnen enkel als verweesd werk beschouwd worden :
a) werken welke in de vorm van een boek, dagblad, krant, tijdschrift of ander geschrift zijn gepubliceerd en zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed;
b) cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke zijn opgenomen in de verzamelingen van voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen of musea alsook in de verzamelingen van archieven of instellingen voor cinematografisch- of geluidserfgoed, en
c) cinematografische of audiovisuele werken en fonogrammen welke tot en met 31 december 2002 door publieke omroeporganisaties zijn geproduceerd en opgenomen in hun archieven, en die door het auteursrecht of naburige rechten worden beschermd en voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie zijn gepubliceerd of, als ze niet zijn gepubliceerd, voor het eerst in een lidstaat van de Europese Unie zijn uitgezonden.
§ 2. Indien de in paragraaf 1 bedoelde werken en fonogrammen nooit gepubliceerd of uitgezonden zijn, worden zij eveneens voor de toepassing van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 als verweesd werk beschouwd indien zij door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties met toestemming van de rechthebbenden voor het publiek toegankelijk zijn gemaakt, mits redelijkerwijze mag worden aangenomen dat de rechthebbenden zich niet tegen de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde gebruikswijzen zouden verzetten.
§ 3. Werken en prestaties die zijn opgenomen of verwerkt zijn in, of integrerend deel uitmaken van de in paragrafen 1 en 2 bedoelde werken, zijn ook verweesde werken in de zin van de artikelen XI.192/1 en XI.218/1.
Art. XI.245/3. § 1. Om uit te kunnen maken of een werk of fonogram een verweesd werk is, zorgen de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties ervoor dat voor elk werk of fonogram te goeder trouw, overeenkomstig artikel XI.245/4, een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd wordt.
Het zorgvuldig onderzoek dient voorafgaand aan het gebruik van het werk of fonogram plaats te vinden.
De status van verweesd werk of fonogram wordt verworven vanaf het ogenblik dat het zorgvuldig onderzoek is uitgevoerd door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties en zij dit werk of fonogram als verweesd hebben geregistreerd.
§ 2. Een werk of fonogram dat in een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte als een verweesd werk wordt beschouwd, wordt in België eveneens als een verweesd werk beschouwd.
Art. XI.245/4. § 1. Een zorgvuldig onderzoek, dat uitgevoerd wordt door de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties, om uit te maken of een werk of fonogram al dan niet verweesd is, gebeurt door de geschikte bronnen voor de desbetreffende categorie van werken of fonogrammen te raadplegen.
In overleg met de representatieve organisaties van de rechthebbenden en met de representatieve organisaties van de gebruikers en overeenkomstig voorwaarden en modaliteiten die Hij vastlegt, bepaalt de Koning de bronnen die voor elke categorie van werken of fonogrammen in kwestie geschikt zijn om het zorgvuldig onderzoek uit te voeren.
§ 2. Het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte waar het werk of de fonogram voor het eerst gepubliceerd is of, bij afwezigheid van publicatie, in de lidstaat van de eerste uitzending, behalve ingeval van cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats in een lidstaat van de Europese Unie of van de Europese Economische Ruimte heeft, in welk geval het zorgvuldig onderzoek wordt uitgevoerd in de lidstaat waar de producent zijn zetel of gewone verblijfplaats heeft.
In het in artikel XI.245/2, paragraaf 2 genoemde geval wordt het zorgvuldig onderzoek uitgevoerd in de lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte waar de instelling of organisatie is gevestigd die het werk of de fonogram met de toestemming van de rechthebbende voor het publiek toegankelijk heeft gemaakt.
Indien er aanwijzingen zijn dat er in andere landen relevante informatie over de rechthebbenden te vinden is, worden ook in die andere landen de beschikbare informatiebronnen geraadpleegd.
§ 3. De in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties houden de documentatie bij met betrekking tot hun zorgvuldige onderzoeken.
Zij xxxxx xxxxxxxxxx de volgende informatie op in één voor het publiek toegankelijke onlinedatabank die overeenkomstig Verordening (EU) nr. 2017/1001 door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd :
a) de resultaten van het zorgvuldige onderzoek dat zij hebben verricht en die tot de conclusie hebben geleid dat een werk of fonogram als verweesd dient te worden beschouwd;
b) de naam van de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbenden van een werk of fonogram met meer dan één rechthebbende, waarbij de geïdentificeerde en opgespoorde rechthebbende een toestemming hebben gegeven tot gebruik overeenkomstig artikel XI.245/1, § 2;
c) het gebruik dat de instellingen of organisaties van de verweesde werken maken;
d) elke wijziging, overeenkomstig artikel XI.245/6, van de status van verweesd werk van werken of fonogrammen die de instellingen en organisaties gebruiken;
e) de relevante contactgegevens van de betrokken instelling of organisatie.
§ 4. De voor de verweesde werken bevoegde nationale autoriteit wordt, na raadpleging van de Gemeenschappen, door de Koning aangewezen.
Art. XI.245/5. § 1. De in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, bedoelde instellingen en organisaties gebruiken een verweesd werk overeenkomstig de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 enkel om taken van openbaar belang te vervullen, in het bijzonder het behouden van, het restaureren van en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot werken of fonogrammen die in hun verzameling zijn opgenomen.
De instellingen en organisaties mogen inkomsten verkrijgen uit zulke gebruikswijzen, maar uitsluitend ter vergoeding van hun kosten voor de digitalisering van verweesde werken en de beschikbaarstelling voor het publiek ervan.
§ 2. De instellingen en organisaties bedoeld in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1, vermelden bij elk gebruik van een verweesd werk de naam van de geïdentificeerde auteurs en andere rechthebbenden.
Art. XI.245/6. Een rechthebbende heeft te allen tijde de mogelijkheid om de status van een als verweesd beschouwd werk te beëindigen.
Het eerste lid is mutatis mutandis van toepassing op de rechthebbenden bepaald in artikel XI.245/1, paragraaf 2.
Art. XI.245/7. Wanneer de auteurs, de uitvoerende kunstenaars, de producenten, de omroeporganisaties en de persuitgevers de status van verweesd werk beëindigen, hebben zij recht op een vergoeding voor het gebruik dat de in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 bedoelde instellingen en organisaties overeenkomstig de artikelen XI.192/1 en XI.218/1 van dergelijke werken of fonogrammen hebben gemaakt.
De vergoeding wordt betaald door de instellingen en organisaties bedoeld in de artikelen XI.192/1 en XI.218/1.
De Koning kan de berekeningswijze van de vergoeding voor het gebruik van verweesde werken voor alle of bepaalde soorten werken en/of prestaties bepalen.
De Koning kan, op de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, een of meer vennootschappen die alleen of gezamenlijk representatief zijn voor alle vennootschappen die de rechten beheren, belasten met de inning en de verdeling van de vergoeding voor het gebruik van verweesde werken.
De Koning kan tevens de verdeelsleutel van de vergoeding vaststellen, tussen de categorieën van rechthebbenden enerzijds, en tussen de categorieën van werken anderzijds. In dit geval is de verdeelsleutel van dwingend recht.
Het deel van de vergoeding bedoeld in het eerste lid, waarop de auteurs en de uitvoerende kunstenaars recht hebben, is onoverdraagbaar.
HOOFDSTUK 8/1/1. Bepalingen inzake niet of niet meer in de handel zijnde werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en databanken.
Art. XI.245/7/1. De Koning kan in specifieke voorschriften per soort of genre werken of prestaties voorzien teneinde te bepalen of ze overeenkomstig artikel XI.245/7/2 in licentie kunnen worden gegeven of kunnen worden gebruikt krachtens de uitzondering of beperking bedoeld in de artikelen XX.000/0, XX.000/0, XX.000/0 en XI.310/1. Hij kan eveneens bepalen wat onder redelijke inspanning, bedoeld in artikel I.13, 12°, moet worden verstaan.
Art. XI.245/7/2. § 1. Wanneer de in paragraaf 2 bedoelde beheersvennootschap met de hierna genoemde instellingen licentieovereenkomsten voor niet-commerciële doeleinden sluit voor de reproductie, de distributie en/of de mededeling aan het publiek van niet of niet meer in de handel zijnde werken of prestaties die permanent
deel uitmaken van de collectie van een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, wordt zij geacht ook de rechten, voorwerp van de licentie, te beheren van de auteurs, houders van naburige rechten of producenten van databanken die het beheer van hun rechten niet aan de beheersvennootschap hebben opgedragen.
De in paragraaf 2 bedoelde beheersvennootschap waarborgt, overeenkomstig artikel XI.248, een gelijke behandeling met betrekking tot de voorwaarden van de licentie voor alle rechthebbenden.
§ 2. Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, duidt de Koning een beheersvennootschap aan die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die in België voor bepaalde soorten werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en/of databanken het type van rechten beheren die het voorwerp kunnen uitmaken van de licentie bedoeld in paragraaf 1.
Art. XI.245/7/3. Een auteur, een houder van naburige rechten of een producent van databanken kan te allen tijde, gemakkelijk en effectief zijn werken uitsluiten van de toepassing van de in de artikelen XI.192/2, XI.218/2, XI.299/1 en XI.310/1 bedoelde uitzonderingen en/of van de licentieverlening door de in artikel XI.245/7/2, § 2, bedoelde beheersvennnootschap, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het sluiten van een licentie of na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
Vanaf het ogenblik dat de in het eerste lid bedoelde instelling kennis heeft gekregen van dergelijke uitsluiting, beëindigt zij elke lopende vorm van gebruik binnen een redelijke termijn.
Art. XI.245/7/4. De in België gevestigde publiek toegankelijke bibliotheken en musea, archieven en instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed moeten de licentie bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 1, sluiten met de representatieve beheersvennootschap bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 2.
Art. XI.245/7/5. De bepalingen van de artikelen XI.192/2, XI.218/2, XI.299/1 en XI.310/1 en van dit hoofdstuk zijn niet van toepassing op reeksen van niet of niet meer in de handel zijnde werken of prestaties, als er, op basis van de in artikel I.13, 12°, bedoelde redelijke inspanning, bewijs is dat deze reeksen hoofdzakelijk bestaan uit:
1° werken of prestaties die voor het eerst zijn uitgegeven buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte;
2° cinematografische of audiovisuele werken waarvan de producenten hun zetel of gewone verblijfplaats hebben buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte; of
3° werken of prestaties van onderdanen van landen die geen lidstaat zijn van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte, wanneer het na een redelijke inspanning niet mogelijk was op grond van de bepalingen onder 1° en 2° een lidstaat van de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte of een land van buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte te bepalen.
Het eerste lid is niet van toepassing indien de in artikel XI.245/7/2, § 2, bedoelde beheersvennootschap voldoende representatief is voor de auteurs, houders van naburige rechten of producenten van databanken van het land buiten de Europese Unie of de Europese Economische Ruimte.
Art. XI.245/7/6. § 1. Ten minste zes maanden voordat de werken, prestaties, perspublicaties, computerprogramma's en/of databanken overeenkomstig artikel XI.245/7/2 worden gereproduceerd, gedistribueerd of medegedeeld aan het publiek, moeten de in dit artikel bedoelde instellingen en de beheersvennootschap bedoeld in artikel XI.245/7/2, § 2, partijen bij de licentie, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de werken en/of prestaties die niet of niet meer in de handel zijn; 2° de partijen bij de licentie;
3° het door het gebruik gedekte grondgebied; 4° de overeengekomen exploitatiewijzen; en
5° de mogelijkheid voor de auteur, houder van de naburige rechten en producent van databanken om zijn werken of prestaties uit te sluiten van deze licentie overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van auteurs, houders van naburige rechten en producenten van databanken.
§ 2. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
HOOFDSTUK 8/2. Bepalingen inzake toegelaten entiteiten
Art. XI.245/8. § 1. Een toegelaten entiteit die in België gevestigd is en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, bedoelde handelingen uitvoert, stelt haar eigen praktijken vast en volgt deze praktijken om te waarborgen dat zij:
1° exemplaren in toegankelijke vorm uitsluitend distribueert, meedeelt of beschikbaar stelt aan begunstigden of aan andere toegelaten entiteiten;
2° passende maatregelen neemt om de ongeoorloofde reproductie, distributie, mededeling aan het publiek of beschikbaarstelling aan het publiek van exemplaren in toegankelijke vorm te ontmoedigen;
3° getuigt van de nodige zorgvuldigheid bij, en registers bijhoudt van, de handelingen die zij uitvoert met werken of prestaties en met de exemplaren in toegankelijke vorm daarvan; en
4° op haar website, in voorkomend geval, of via andere online- of offlinekanalen, informatie publiceert en actualiseert over de manier waarop zij voldoet aan de verplichtingen van het bepaalde onder 1° tot en met 3°.
§ 2. Een toegelaten entiteit die in België gevestigd is en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, bedoelde handelingen uitvoert, verstrekt op verzoek en op een toegankelijke manier de volgende informatie aan begunstigden, andere toegelaten entiteiten of rechthebbenden:
1° de lijst met werken of prestaties waarvan zij over exemplaren in toegankelijke vorm beschikt, alsmede de beschikbare vormen; en
2° de naam en de contactgegevens van de toegelaten entiteiten waarmee zij exemplaren in toegankelijke vorm op grond van de artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, heeft uitgewisseld.
Art. XI.245/9. De toegelaten entiteiten die in België gevestigd zijn en de in artikelen XI.190, 19°, XI.192, § 1, tweede lid, XI.217, 18°, XI.218, § 1, tweede lid, XI.299, § 4, 2°, of XI.310, § 2, 2°, alsook artikelen 3 en 4 van verordening (EU) 2017/1563 bedoelde handelingen uitvoeren, delen, op vrijwillige basis, hun namen en contactgegevens mee aan de bevoegde dienst van de FOD Economie.
HOOFDSTUK 9. Collectief beheer van het auteursrecht en de naburige rechten
Afdeling 1. Toepassingsgebied
Art. XI.246. § 1. De beheersvennootschappen zijn onderworpen aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
De collectieve beheerorganisaties die een bijkantoor in België hebben, zijn voor de uitoefening van hun activiteiten op Belgisch grondgebied onderworpen aan de artikelen XI.248, XI.248/6, XI.248/7, XI.248/9, § 3, XI.248/12, XI.249 tot XI.253, XI.255 tot XI.257, XI.261 tot XX.000, XX.000, XX.000 tot XI.273/1 en XI.273/13
tot XI.273/16.
De in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten zijn onderworpen aan de artikelen XI.261, § 1, XI.266, 1°, 2°, 3°, 5°, 6°, 7°, XI.267 en XI.269.
De onafhankelijke beheerentiteiten die in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigd zijn en die een bijkantoor in België hebben, zijn voor de uitoefening van hun activiteiten op Belgisch grondgebied onderworpen aan de artikelen XI.261, § 1, XI.266, 1°, 2°, 3°, 5°, 6°, 7°, XI.267 en XI.269.
§ 2. De desbetreffende bepalingen van dit hoofdstuk zijn van toepassing op entiteiten die direct of indirect eigendom zijn van, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie, mits dergelijke entiteiten een activiteit verrichten die, indien ze werd verricht door een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie, onderworpen zou zijn aan de bepalingen van dit hoofdstuk.
Afdeling 2. Rechtsvorm
Art. XI.247. De beheersvennootschappen moeten rechtspersoonlijkheid bezitten en zijn beperkt aansprakelijk.
De collectieve beheerorganisaties zijn organisaties die op regelmatige wijze zijn opgericht in een van de lidstaten van de Europese Unie, ander dan België, waar zij op geoorloofde wijze een activiteit van collectief beheer uitoefenen in de zin van artikel I.16, § 1, 5°.
De onafhankelijke beheerentiteiten zijn organisaties die op regelmatige wijze zijn opgericht in een van de lidstaten van de Europese Unie waar zij op geoorloofde wijze een activiteit van collectief beheer uitoefenen in de zin van artikel 1.16, § 1, 6°.
Afdeling 3. Interacties met de rechthebbenden en organisatie
Onderafdeling 1. Algemene principes
Art. XI.248. De beheersvennootschappen beheren de rechten in het belang van de rechthebbenden. Dit beheer moet worden uitgevoerd op billijke, zorgvuldige, doeltreffende en niet-discriminatoire wijze.
De beheersvennootschappen leggen aan de rechthebbenden geen verplichtingen op die objectief beschouwd niet noodzakelijk zijn voor de bescherming van hun rechten en belangen of voor dit doeltreffende beheer van hun rechten.
Onderafdeling 2. Rechten van de rechthebbenden
Art. XI.248/1. § 1. De vennoten van de beheersvennootschappen moeten rechthebbenden zijn of entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, waaronder andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties of verenigingen van rechthebbenden, die voldoen aan de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en die door de beheersvennootschap aanvaard zijn.
De statuten van de beheersvennootschappen verlenen aan de personen beoogd in het eerste lid waarvan zij de rechten beheren, het recht om hun vennoot te worden, op grond van de lidmaatschapsvoorwaarden.
Onverminderd de artikelen XI.229, vijfde lid, XI.239, achtste lid, XI.242, derde lid, XI.244, vierde lid, en XI.248/2, § 2, kan een beheersvennootschap de aanvaarding van individuele rechthebbenden als vennoten niet weigeren.
De lidmaatschapsvoorwaarden berusten op objectieve, transparante en niet-discriminatoire criteria. Ze zijn opgenomen in de statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en worden openbaar gemaakt. Ze worden op niet-discriminatoire wijze toegepast.
In gevallen waarin een beheersvennootschap een aanvraag tot lidmaatschap weigert, verstrekt deze de rechthebbende een duidelijke uitleg over de gronden waarop zij deze beslissing heeft genomen.
§ 2. De statuten van de beheersvennootschap voorzien in passende en doeltreffende mechanismen voor deelname van de vennoten aan haar besluitvormingsproces. De vertegenwoordiging van de verschillende categorieën vennoten in het besluitvormingsproces is billijk en evenwichtig.
§ 3. Onverminderd andere wettelijke bepalingen voldoen de beheersvennootschappen aan de voorschriften van de artikelen XI.267, XI.273/1 en XI.273/8, § 2 met betrekking tot rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben, maar niet hun vennoten zijn.
§ 4. De beheersvennootschappen houden een register van hun vennoten en rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben en actualiseren dat regelmatig.
§ 5. De beheersvennootschappen stellen hun vennoten, onder meer ten behoeve van de uitoefening van hun lidmaatschapsrechten alsook de rechthebbenden die bij wet of door middel van overdracht, licentieverlening of een andere contractuele regeling een rechtstreekse juridische band met hen hebben, in de gelegenheid op elektronische wijze met hen te communiceren.
Art. XI.248/2. § 1. De statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap leggen de rechten bepaald in §§ 2 tot 6 en in artikel XI.248/3 vast.
§ 2. Rechthebbenden hebben het recht om een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie van hun keuze te machtigen de rechten, rechtencategorieën of soorten werken en prestaties van hun keuze te beheren
voor de grondgebieden van hun keuze, ongeacht de lidstaat van nationaliteit, verblijf of vestiging van de beheersvennootschap, de collectieve beheerorganisatie of de rechthebbende. Tenzij de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie objectief gerechtvaardigde redenen heeft om het beheer te weigeren, is de vennootschap of de organisatie verplicht dergelijke rechten, rechtencategorieën of soorten werken en prestaties te beheren, mits het beheer daarvan binnen hun werkterrein valt.
§ 3. Ondanks de handeling waarbij de rechthebbende het beheer van zijn rechten toevertrouwt aan de beheersvennootschap, heeft de rechthebbende het recht om licenties te verlenen voor niet-commercieel gebruik van alle rechten, categorieën van rechten of soorten werken en prestaties die hij kiest.
Om te garanderen en te vergemakkelijken dat de rechthebbende het in het eerste lid voorziene recht kan uitoefenen om licenties te verlenen voor niet-commercieel gebruik, stellen de beheersvennootschappen in hun statuten de voorwaarden met betrekking tot die uitoefening vast. Deze voorwaarden moeten billijk, niet- discriminatoir en evenredig zijn.
§ 4. In gevallen waarin een rechthebbende een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie machtigt om zijn rechten te beheren, verleent hij specifiek toestemming voor elk recht of elke categorie rechten of soort werken en prestaties. Elke toestemming daartoe moet schriftelijk worden bewezen.
§ 5. Rechthebbenden hebben het recht om de, door hen aan een beheersvennootschap verleende machtiging voor het beheer van rechten, categorieën van rechten of soorten werk en prestaties te beëindigen, of uit een collectieve beheerorganisatie elk van de rechten, categorieën van rechten of soorten werk en prestaties van hun keuze, volgens de voorwaarden en nadere regels bepaald in artikel XI.248/3, terug te trekken.
§ 6. Wanneer een rechthebbende een beheersvennootschap machtigt om zijn rechten te beheren, is de beheersvennootschap verplicht de rechthebbende informatie te verschaffen over beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, alvorens zijn toestemming te verkrijgen om zijn rechten te beheren.
§ 7. De beheersvennootschappen informeren de rechthebbenden over hun rechten op grond van de paragrafen 1 tot 6 en van artikel XI.248/3, alsook over de voorwaarden bedoeld in § 3, alvorens hun toestemming te verkrijgen om een recht of rechtencategorie of soort werk of prestatie te beheren.
Onderafdeling 3. Organisatie
Art. XI.248/3. § 1. Niettegenstaande ieder andersluidend beding, kunnen de statuten, reglementen of overeenkomsten van de vennootschappen een rechthebbende niet beletten het beheer van de rechten die betrekking hebben op een of meer categorieën van rechten, op een of meer categorieën van werken of prestaties van zijn repertoire, of op een of meer grondgebieden, toe te vertrouwen aan een andere vennootschap van zijn keuze of om het beheer zelf uit te oefenen.
Voor zover de rechthebbende een opzegging van zes maanden voor het einde van het boekjaar geeft, tenzij een kortere termijn voorzien wordt in de overeenkomst met de rechthebbende, zal de beëindiging of terugtrekking van de rechten uitwerking hebben de eerste dag van het volgende boekjaar. Indien de opzegging van de beëindiging of terugtrekking minder dan zes maanden voor het einde van het boekjaar wordt gegeven of minder dan de termijn die voorzien wordt in de overeenkomst met de rechthebbende indien deze korter is dan zes maanden, heeft de terugtrekking uitwerking de eerste dag van het boekjaar dat volgt op het daarop volgende boekjaar.
§ 2. De beëindiging of de terugtrekking van de rechten gebeurt zonder afbreuk te doen aan de rechtshandelingen die voordien door de vennootschap zijn gesteld.
Als er aan een rechthebbende inkomsten uit rechten verschuldigd zijn voor exploitatiehandelingen die hebben plaatsgevonden voordat de machtiging is beëindigd of de terugtrekking van rechten van kracht werd, of op grond van een licentie die is verleend voordat de beëindiging of terugtrekking van kracht werd, behoudt de rechthebbende zijn rechten op grond van de artikelen XI.249, § 2, XI.252, XI.254, XI.256, XI.258, XI.267, XI.269, XI.273/1 en XI.273/7.
§ 3. Een beheersvennootschap mag de uitoefening van de in paragraaf 2 en in artikel XI.248/2, § 5, vervatte rechten niet beperken door, als voorwaarde voor de uitoefening van die rechten, te eisen dat het beheer van rechten of rechtencategorieën of soorten werken en prestaties die het voorwerp zijn van de beëindiging of terugtrekking, wordt toevertrouwd aan een andere beheersvennootschap.
Art. XI.248/4. § 1. De algemene vergadering beslist over de lidmaatschapsvoorwaarden.
§ 2. De algemene vergadering beslist over de benoeming of het ontslag van de bestuurders of zaakvoerders, ziet toe op hun algemene prestaties en keurt hun beloning en andere emolumenten, zoals geldelijke of niet-
geldelijke voordelen, pensioenrechten en -toekenningen, rechten op andere toekenningen en rechten op ontslagvergoedingen goed.
Overeenkomstig artikel 524bis van het Wetboek van Vennootschappen beslist de algemene ledenvergadering in een beheersvennootschap met een dualistische bestuursstructuur niet over de benoeming of het ontslag van leden van het directiecomité en keurt zij evenmin hun beloning en andere emolumenten goed wanneer de bevoegdheid tot het nemen van dergelijke besluiten aan de raad van bestuur is gedelegeerd.
§ 3. De algemene vergadering beslist ten minste over de volgende zaken:
1° het algemene beleid inzake de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen;
2° het algemene beleid inzake de verdeling van bedragen die niet-verdeelbaar zijn, overeenkomstig artikel XI.254;
3° het algemene beleggingsbeleid ten aanzien van rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten, overeenkomstig artikel XI.250;
4° het algemene beleid betreffende inhoudingen op rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten;
5° het algemene beleid inzake de bestemming van rechten voor sociale, culturele of educatieve doeleinden overeenkomstig artikel XI.258;
6° het risicobeheerbeleid;
7° de goedkeuring van iedere verwerving, verkoop of verhypothekeren van onroerend goed;
8° de goedkeuring van fusies en samenwerkingsverbanden, de oprichting van dochtermaatschappijen, de overname van andere entiteiten en de verwerving van aandelen of rechten in andere entiteiten;
9° de goedkeuring voor het opnemen van leningen, het verstrekken van leningen of het verstrekken van zekerheden voor leningen, onverminderd artikel XI.257.
§ 4. De algemene vergadering kan de in paragraaf 3, 6°, 7°, 8° en 9°, opgesomde bevoegdheden bij besluit of door middel van een bepaling in de statuten delegeren aan de raad van bestuur.
De raad van bestuur geeft in zijn bestuursverslag de beslissingen aan die genomen werden in het raam van de aan hem krachtens het eerste lid gedelegeerde bevoegdheden.
§ 5. De beheersvennootschappen mogen voorzien dat het recht van de vennoten om hun stemrecht uit te oefenen tijdens de algemene vergadering wordt beperkt op grond van een of beide van de volgende criteria:
1° duur van de handeling waardoor de rechthebbende het beheer van zijn rechten aan de beheersvennootschap heeft toevertrouwd;
2° ontvangen bedragen of aan een rechthebbende verschuldigde bedragen, mits deze criteria worden vastgesteld en worden toegepast op een billijke en evenredige wijze.
De in het eerste lid, 1° en 2° bepaalde criteria worden opgenomen in de statuten of de lidmaatschapsvoorwaarden van de beheersvennootschap en worden openbaar gemaakt overeenkomstig de artikelen XI.266 en XI.270.
§ 6. Iedere vennoot van een beheersvennootschap heeft het recht om een andere persoon of entiteit als gevolmachtigde aan te wijzen om namens hem deel te nemen aan en zijn stem uit te brengen tijdens de algemene vergadering, mits deze aanwijzing geen belangenconflict tot gevolg heeft, wat bijvoorbeeld kan gebeuren wanneer de aanwijzende vennoot en de gevolmachtigde binnen de beheersvennootschap tot verschillende categorieën rechthebbenden behoren.
De Koning kan voorwaarden opleggen betreffende de aanwijzing van gevolmachtigden en de uitoefening van het stemrecht van de vennoten die zij vertegenwoordigen indien dergelijke voorwaarden geen afbreuk doen aan de passende en doeltreffende deelname van de vennoten aan het besluitvormingsproces van een beheersvennootschap.
Elke volmacht geldt voor één algemene vergadering. De gevolmachtigde geniet op de algemene vergadering dezelfde rechten als deze waarop de aanwijzende vennoot aanspraak zou kunnen maken. De gevolmachtigde brengt zijn stem uit overeenkomstig de instructies van de aanwijzende vennoot.
Art. XI.248/5. De personen die het beheer of de administratie van een beheersvennootschap waarnemen, doen dit op rationele, prudente en passende wijze met behulp van de administratieve en boekhoudkundige procedures en interne controlemechanismen ingesteld overeenkomstig de artikelen XI.248/8 tot XI.248/12.
De personen die het beheer of de administratie van een beheersvennootschap waarnemen, zijn onderworpen aan het bepaalde in de artikelen 527 en 528 van het Wetboek van Vennootschappen, waarbij een overtreding van hoofdstuk 9 van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan, wordt gelijkgesteld met een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen.
Art. XI.248/6. § 1. Ongeacht de rechtsvorm of de grootte van de beheersvennootschap stellen de bestuurders of zaakvoerders van de beheersvennootschappen een jaarverslag op waarin zij rekenschap geven van hun beleid. Dit jaarverslag bevat de in artikel 96 van het Wetboek van Vennootschappen bepaalde elementen, alsook alle gegevens die volgens deze titel in het jaarverslag moeten worden opgenomen.
Het eerste lid geldt ook voor de collectieve beheerorganisaties voor wat hun in België gevestigde bijkantoren betreft. Het jaarverslag wordt opgesteld door de persoon die in België met het bestuur van een bijkantoor van een collectieve beheerorganisatie is belast.
§ 2. Onverminderd de artikelen 95, 96 en 119 van het Wetboek van Vennootschappen worden in het jaarverslag van de beheersvennootschap volgende gegevens opgenomen:
1° informatie over weigeringen om een licentie te verlenen op grond van artikel XI.262, § 2; 2° een beschrijving van de wettelijke en bestuurlijke structuur van de beheersvennootschap;
3° informatie over entiteiten die direct of indirect eigendom zijn, of geheel of gedeeltelijk onder toezicht staan van de beheersvennootschap;
4° informatie over het totale beloningsbedrag dat in het afgelopen boekjaar aan de personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren, is betaald, alsmede over andere aan hen verleende voordelen;
5° wanneer een beheersvennootschap de verdeling en de betalingen niet uitgevoerd heeft binnen de termijn vastgesteld in artikel XI.252 § 1, tweede lid, de redenen van deze vertraging;
6° het totaal van de niet-verdeelbare bedragen bedoeld in artikel XI.254, met een toelichting van het gebruik dat ervan gemaakt wordt;
7° informatie over de betrekkingen met andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties; 8° elke andere informatie als bepaald door de Koning.
§ 3. De beheersvennootschappen delen voor elk boekjaar, binnen de acht maanden die volgen op de laatste dag van het betrokken boekjaar, een kopie van hun jaarverslag, bedoeld in paragraaf 1, mee aan de Controledienst.
Binnen dezelfde termijn en voor een minimale duur van vijf jaar, wordt de informatie bedoeld in paragraaf 2 bovendien opgenomen op de internetpagina van de beheersvennootschap op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina.
§ 4. Na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, kan de Koning nadere regels bepalen betreffende de wijze waarop de in paragraaf 2 vermelde gegevens worden weergegeven.
Art. XI.248/7. De personen die onderworpen zijn aan een gerechtelijk verbod als bedoeld door de artikelen 1 tot 3, 3bis, §§ 1 en 3, en 3ter van het koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 betreffende het rechterlijk verbod aan bepaalde veroordeelden en gefailleerden om bepaalde ambten, beroepen of werkzaamheden uit te oefenen, mogen binnen een beheersvennootschap feitelijk en/of juridisch geen functie van zaakvoerder, bestuurder, persoon die in België met het bestuur van een bijkantoor van een collectieve beheersorganisatie is belast of directeur uitoefenen, noch vennootschappen vertegenwoordigen die dergelijke functies uitoefenen.
De in het eerste lid opgesomde functies mogen evenmin worden uitgeoefend door:
1° personen die werden veroordeeld tot een gevangenisstraf van minder dan drie maanden of een geldboete voor een misdrijf bedoeld in voornoemd koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934;
2° personen die strafrechtelijk werden veroordeeld wegens overtreding van:
a) de artikelen 148 en 149 van de wet van 6 april 1995 inzake het statuut van en het toezicht op de beleggingsondernemingen;
b) de artikelen 104 en 105 van de wet van 22 maart 1993 op het statuut van en het toezicht op de kredietinstellingen;
c) de artikelen 38, vierde lid, en 42 tot 45 van het koninklijk besluit nr. 185 van 9 juli 1935 op de bankcontrole en het uitgifteregime voor titels en effecten;
d) de artikelen 31 tot 35 van de bepalingen betreffende de private spaarkassen, gecoördineerd op 23 juni 1962;
e) de artikelen 13 tot 16 van de wet van 10 juni 1964 op het openbaar aantrekken van spaargelden;
f) de artikelen 110 tot 112ter van titel V van boek I van het Wetboek van Koophandel of de artikelen 75, 76, 78, 150, 175, 176, 213 en 214 van de wet van 4 december 1990 op de financiële transacties en de financiële markten;
g) artikel 4 van het koninklijk besluit nr. 41 van 15 december 1934 tot bescherming van het gespaard vermogen door reglementering van de verkoop, op afbetaling, van premie-effecten;
h) de artikelen 18 tot 23 van het koninklijk besluit nr. 43 van 15 december 1934 betreffende de controle op de kapitalisatieondernemingen;
i) de artikelen 200 tot 209 van de wetten op de handelsvennootschappen, gecoördineerd op 30 november 1935;
j) de artikelen 67 tot 72 van het koninklijk besluit nr. 225 van 7 januari 1936 tot reglementering van de hypothecaire leningen en tot inrichting van de controle op de ondernemingen van hypothecaire leningen of artikel 34 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet;
k) de artikelen 4 en 5 van het koninklijk besluit nr. 71 van 30 november 1939 betreffende het leuren met roerende waarden en demarchage met roerende waarden en goederen of eetwaren;
l) artikel 31 van het koninklijk besluit nr. 72 van 30 november 1939 tot regeling van de beurzen voor de termijnhandel in goederen en waren, van het beroep van de makelaars en tussenpersonen die zich met deze termijnhandel inlaten en van het regime van de exceptie van spel;
m) artikel 29 van de wet van 9 juli 1957 tot regeling van de verkoop op afbetaling en van zijn financiering of de artikelen 101 en 102 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet;
n) artikel 11 van het koninklijk besluit nr. 64 van 10 november 1967 tot regeling van het statuut van de portefeuillemaatschappijen;
o) de artikelen 53 tot 57 van de wet van 9 juli 1975 betreffende de controle der verzekeringsondernemingen;
p) de artikelen 11, 15, § 4, en 18 van de wet van 2 maart 1989 op de openbaarmaking van belangrijke deelnemingen in ter beurze genoteerde vennootschappen en tot reglementering van de openbare overnameaanbiedingen;
q) artikel 139 van de wet van 25 juni 1992 op de landverzekeringsovereenkomst;
r) artikel XI.293, XI.303 en XI.304;
3° personen die werden veroordeeld door een buitenlandse rechtbank voor een van de misdrijven als bepaald in 1° en 2° ; in deze gevallen is artikel 2 van voormeld koninklijk besluit nr. 22 van 24 oktober 1934 van toepassing.
De Koning kan de bepalingen van dit artikel aanpassen om ze in overeenstemming te brengen met de wetten die de erin opgesomde teksten wijzigen.
Art. XI.248/8. § 1. Elke beheersvennootschap beschikt over een toezichtfunctie voor permanent toezicht op de activiteiten en de taakuitvoering van de personen die leiding geven aan de activiteiten van de vennootschap.
De verschillende categorieën vennoten van de beheersvennootschap zijn billijk en evenwichtig vertegenwoordigd in het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent.
Elke persoon die de toezichtfunctie uitoefent, legt aan de algemene ledenvergadering jaarlijks een individuele verklaring inzake belangenconflicten af die de in artikel XI.248/10, § 2 bedoelde informatie bevat.
§ 2. Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, komt periodiek bijeen en heeft ten minste de bevoegdheid om: 1° de bevoegdheden uit te oefenen die het door de algemene ledenvergadering zijn gedelegeerd, met inbegrip
van de bevoegdheden op grond van artikel XI.248/4, §§ 2 en 4;
2° toezicht te houden op de activiteiten en de taakuitvoering van de in artikel XI.248/5 bedoelde personen, met inbegrip van de uitvoering van de besluiten van de algemene vergadering, en in het bijzonder van de in artikel XI.248/4, § 3, 1° tot 4° vermelde algemene beleidslijnen.
Het orgaan dat de toezichtfunctie uitoefent, brengt ten minste eenmaal per jaar aan de algemene vergadering verslag uit over de uitoefening van zijn bevoegdheden.
Art. XI.248/9. § 1. De beheersvennootschappen beschikken over een aan hun werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle.
§ 2. De beheersvennootschap maakt een onderscheid tussen enerzijds het vermogen dat gevormd wordt door de rechten die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze titel erkende rechten, alsook door alle ontvangsten voortvloeiend uit de investering van de inkomsten gevormd door de rechten, en anderzijds haar eigen vermogen dat gevormd wordt door de vergoeding voor haar diensten van beheer en door de inkomsten van haar andere activiteiten of van haar eigen vermogen.
De sommen die geïnd en beheerd worden voor rekening van de houders van de door deze titel erkende rechten, en welke nog niet betaald werden aan de rechthebbende, worden voor rekening van de rechthebbenden, onder een afzonderlijke rubriek gestort op een bijzondere rekening bij een kredietinstelling ingeschreven op een van de lijsten bedoeld in de artikelen 14 en 312 van de wet van 25 april 2014 op het statuut van en het toezicht op kredietinstellingen en beursvennootschappen. Deze kredietinstelling dient daarbij vooraf te verzaken aan het principe van eenheid van rekeningen en aan de wettelijke en conventionele compensatie tussen de verschillende rekeningen van de beheersvennootschap.
§ 3. De beheersvennootschappen kunnen hun jaarrekening niet opmaken volgens het verkort schema bepaald in artikel 93 van het Wetboek van Vennootschappen.
Na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, past de Koning de regels vastgesteld bij toepassing van artikel III.84 en de regels vastgesteld bij toepassing van artikel 92 van het Wetboek van Vennootschappen aan en vervolledigt ze naar de vereisten van het wettelijk statuut van de beheersvennootschappen.
De Koning kan bij de vaststelling van de regels die Hij bepaalt, bij toepassing van het tweede lid, een onderscheid maken in functie van de betrokken rechten.
Art. XI.248/10. § 1. De beheersvennootschappen voeren procedures in en passen deze procedures toe om belangenconflicten te vermijden en, daar waar die niet vermeden kunnen worden, om feitelijke of potentiële belangenconflicten te identificeren, te beheren, te bewaken en bekend te maken op een zodanige wijze dat voorkomen wordt dat deze de door de vennootschap vertegenwoordigde gezamenlijke belangen van de rechthebbenden schaden. Hiertoe werken zij regels uit met betrekking tot de verrichtingen die personeelsleden, het uitvoerend personeel en de vertegenwoordigers van de beheersvennootschap in het kader van hun functie uitvoeren en waarbij deze een manifest persoonlijk belang hebben.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde procedures omvatten een jaarlijkse individuele verklaring van elk van de personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren aan de algemene ledenvergadering, die de volgende informatie bevat:
1° ieder belang bij de beheersvennootschap;
2° iedere in het voorafgaande boekjaar van de beheersvennootschap ontvangen beloning, in de vorm van pensioenregelingen daaronder inbegrepen, voordelen in natura en andere soorten voordelen;
3° eventuele bedragen die zij in het voorafgaande boekjaar als rechthebbende van de beheersvennootschap hebben ontvangen;
4° een opgave aangaande ieder feitelijk of potentieel conflict tussen persoonlijke belangen en die van de beheersvennootschap of tussen verplichtingen die verschuldigd zijn aan de beheersvennootschap en verplichtingen die verschuldigd zijn aan een andere natuurlijke of rechtspersoon.
Art. XI.248/11. Na overleg met de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité opgericht door artikel XI.282, bepaalt de Koning de minimale eisen in verband met de boekhoudkundige organisatie en de interne controle van de beheersvennootschappen.
De Controledienst kan ten allen tijde de nodige gegevens opvragen inzake de beleidsstructuur, administratieve en boekhoudkundige organisatie en interne controle van een beheersvennootschap.
Indien de Controledienst ernstige of herhaalde inbreuken door een beheersvennootschap op de bepalingen van deze titel, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de bepalingen van haar statuten of reglementen vaststelt en hij op basis van de gegevens waarover hij beschikt duidelijke aanwijzingen heeft dat deze inbreuken een gevolg zijn van een niet aan haar werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur of administratieve organisatie, zal de Controledienst aanbevelingen terzake kunnen doen aan de beheersvennootschap.
Binnen een termijn van drie maanden kan de beheersvennootschap besluiten deze aanbevelingen al dan niet op te volgen. Indien zij de aanbevelingen weigert op te volgen, dient zij de redenen hiervoor binnen dezelfde termijn op te geven aan de Controledienst.
Indien de Controledienst vaststelt, nadat de beheersvennootschap geweigerd heeft de aanbevelingen op te volgen, dat een ernstige of herhaaldelijke inbreuk op de bepalingen van deze titel, van de uitvoeringsbesluiten ervan of van de bepalingen van haar statuten of reglementen niet is verholpen of stopgezet, en aantoont dat dit te wijten is aan een niet aan haar werkzaamheden aangepaste beleidsstructuur of administratieve organisatie, zal hij de nodige maatregelen zoals voorzien in de artikelen XX.00/0, XX.00/0, XX.00/0 en XVII.21 kunnen nemen.
Art. XI.248/12. Als de beheersvennootschap nauwe banden heeft met andere natuurlijke of rechtspersonen, mogen die banden geen belemmering vormen voor een passend individueel of geconsolideerd toezicht op de beheersvennootschap.
Onder nauwe banden dient te worden verstaan:
1° een situatie waarin een deelnemingsverhouding bestaat of;
2° een situatie waarin vennootschappen verbonden vennootschappen zijn in de zin van het Wetboek van Vennootschappen;
3° een band van dezelfde aard als bedoeld in bovenstaande 1° en 2° tussen een natuurlijke persoon en een rechtspersoon;
Niettegenstaande het tweede lid, worden de volgende situaties vermoed nauwe banden te creëren: de bestuursorganen zijn voor ten minste de meerderheid uit dezelfde personen samengesteld, de zetel of de exploitatiezetel is op hetzelfde adres gevestigd, er bestaan duurzame en relevante, rechtstreekse of onrechtstreekse banden op het vlak van administratieve, financiële of logistieke bijstand, dan wel van bijstand inzake human resources of infrastructuur.
Afdeling 4. Beheer van de rechten
Onderafdeling 1. Tariferings-, innings- en verdelingsregels
Art. XI.249. § 1. De vennootschappen voor het beheer van de rechten stellen tariferingsregels en innings- en verdelingsregels vast voor alle exploitatiewijzen waarvoor zij rechten van de rechthebbenden beheren, behalve in de gevallen waarin zij door of krachtens de wet zijn of moeten worden vastgesteld.
§ 2. De verdelingsregels omvatten eveneens de informatie over de beheerkosten en andere inhoudingen op de rechteninkomsten en op inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten. Wanneer een rechthebbende een beheersvennootschap of een collectieve beheerorganisatie zijn toestemming geeft om zijn rechten te beheren, moet de vennootschap of de organisatie deze informatie aan de rechthebbende verstrekken alvorens zijn toestemming te verkrijgen om zijn rechten te beheren.
§ 3. De beheersvennootschappen beschikken steeds over een bijgewerkte en gecoördineerde versie van hun regels van tarifering, inning en verdeling van de rechten. De bijgewerkte en gecoördineerde versie van hun regels van tarifering en inning, wordt bekendgemaakt op de internetpagina van de beheersvennootschap op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina binnen een maand na haar laatste bijwerking.
Elke rechthebbende die het beheer van zijn rechten heeft toevertrouwd aan een beheersvennootschap heeft het recht binnen een termijn van drie weken na zijn verzoek een bijgewerkte en gecoördineerde versie te verkrijgen van de regels van tarifering, inning en verdeling van die beheersvennootschap.
Onderafdeling 2. Investeringen
Art. XI.250. De rechteninkomsten en inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten mogen van de kant van de beheersvennootschappen slechts het voorwerp zijn van niet-speculatieve beleggingen.
Wanneer een beheersvennootschap overeenkomstig het eerste lid rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten belegt, doet zij dat in het belang van de rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt, in overeenstemming met het in artikel XI.248/4, § 3, onder 3° en 6° bedoelde algemene beleggings- en risicobeheerbeleid en rekening houdend met de volgende bepalingen:
1° wanneer er een potentieel belangenconflict bestaat, ziet de beheersvennootschap erop toe dat de belegging uitsluitend in het belang van die rechthebbenden wordt uitgevoerd;
2° de activa worden belegd met het oogmerk om de zekerheid, kwaliteit, liquiditeit en winstgevendheid van de portefeuille als geheel te waarborgen;
3° de activa worden deugdelijk gediversifieerd om buitensporige afhankelijkheid van één belegging en de accumulatie van risico in de portefeuille als geheel te vermijden.
Onderafdeling 3. Verdeling
Art. XI.251. Het is een beheersvennootschap niet toegestaan om de rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken voor andere doeleinden dan uitkering aan de rechthebbenden, behalve wanneer het haar is toegelaten om haar beheerkosten in te houden of te compenseren in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel XI.284/4, § 3, 4° of deze rechteninkomsten of inkomsten uit de belegging van rechteninkomsten te gebruiken in overeenstemming met een besluit genomen overeenkomstig artikel XI.248/4, § 3.
Art. XI.252. § 1. Onverminderd artikel XI.260, § 3, en artikel XI.273/7, verdelen en betalen de beheersvennootschappen regelmatig, zorgvuldig en nauwkeurig de verschuldigde bedragen aan de
rechthebbenden in overeenstemming met de verdelingsregels.
De beheersvennootschappen of hun vennoten die entiteiten zijn die rechthebbenden vertegenwoordigen, nemen maatregelen om de bedragen die ze ontvangen zo snel mogelijk, en uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, te verdelen en aan de rechthebbenden te betalen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en prestaties met rechthebbenden, de beheersvennootschappen ervan weerhouden deze uiterste termijn te eerbiedigen. Het in artikel XI.248/6 beoogde jaarverslag vermeldt de rechten die niet binnen die termijn werden verdeeld alsook de redenen waarom ze niet werden verdeeld.
§ 2. Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen niet binnen de in § 1 vermelde termijn kunnen worden verdeeld omdat de betrokken rechthebbenden niet geïdentificeerd of gelokaliseerd kunnen worden, en indien de uitzondering op de termijn niet van toepassing is, worden deze bedragen gescheiden bewaard in de boekhouding van de beheersvennootschap.
§ 3. De beheersvennootschap treft alle nodige maatregelen, in overeenstemming met § 1, om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren. De beheersvennootschap maakt, in het bijzonder, uiterlijk drie maanden na het verstrijken van de in § 1 vermelde termijn, informatie bekend over werken en prestaties waarvoor één of meer rechthebbenden niet zijn geïdentificeerd of gelokaliseerd aan:
1° de rechthebbenden die zij vertegenwoordigt of de entiteiten die rechthebbenden vertegenwoordigen, wanneer die entiteiten lid zijn van de beheersvennootschap;
2° alle beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties waarmee ze vertegenwoordigingsovereenkomsten heeft gesloten.
De informatie vermeld in het eerste lid omvat, voor zover beschikbaar, het volgende: 1° de titel van het werk of van de prestatie;
2° de naam van de rechthebbende;
3° de naam van de betrokken uitgever of producent, en
4° alle overige ter zake dienende beschikbare informatie die kan helpen om de rechthebbende te identificeren.
De beheersvennootschap controleert ook de in artikel XI.248/1, § 4, bedoelde registers en andere gemakkelijk beschikbare registers. Indien de voormelde maatregelen geen resultaat opleveren, maakt de beheersvennootschap deze informatie uiterlijk één jaar na het verstrijken van de periode van drie maanden openbaar.
§ 4. Wanneer de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen drie jaar na afloop van het boekjaar waarin de inning van de rechteninkomsten heeft plaatsgevonden nog niet kunnen worden verdeeld en mits de beheersvennootschap alle nodige maatregelen heeft getroffen om de rechthebbenden te identificeren en te lokaliseren als bedoeld in paragraaf 3, worden deze bedragen niet-verdeelbaar geacht. Deze bedragen worden overeenkomstig artikel XI.254 beheerd.
Art. XI.253. De beheersvennootschappen mogen enkel voorschotten op de rechten toekennen als elk van de volgende voorwaarden vervuld is:
1° zij worden verleend op grond van niet-discriminatoire regels. Deze regels maken een wezenlijk bestanddeel van de verdelingsregels van de beheersvennootschap uit;
2° het verlenen van voorschotten brengt het resultaat van de definitieve verdeling niet in het gedrang.
Art. XI.254. De niet-verdeelbare sommen, met inbegrip van de sommen die overeenkomstig artikel XI.252, § 4, niet verdeelbaar worden geacht, worden verdeeld onder de rechthebbenden van de betrokken categorie, op de wijze die bij tweederde meerderheid van de algemene vergadering wordt bepaald, onverminderd het recht van de rechthebbenden om deze bedragen bij de beheersvennootschap op te eisen.
De Koning kan het begrip "rechthebbenden van de betrokken categorie" nader bepalen.
Bij gebreke van een dergelijke meerderheid wordt met dit doel speciaal een nieuwe algemene vergadering bijeengeroepen, die bij gewone meerderheid beslist.
De beheerkosten van de beheersvennootschap kunnen niet op discriminerende manier ten opzichte van de andere categorie van rechten beheerd door de beheersvennootschap, worden aangerekend op de sommen bedoeld in het eerste lid.
De Koning bepaalt de voorwaarden waarbinnen, overeenkomstig het vierde lid, de beheerkosten van de beheersvennootschap worden aangerekend op de in het eerste lid bedoelde sommen.
De Commissaris maakt jaarlijks een bijzonder verslag op over:
1° de kwalificatie van sommen door de beheersvennootschap als niet-verdeelbare sommen;
2° het gebruik dat de beheersvennootschap van deze sommen maakt; en 3° de aanrekening van de beheerkosten op deze sommen.
Art. XI.255. Onverminderd specifieke afwijkende bepalingen verjaren de vorderingen tot betaling van de rechten geïnd door de beheersvennootschappen na tien jaar te rekenen van de dag van hun inning. Deze termijn wordt geschorst vanaf de inning tot de datum van hun inverdelingstelling.
Onderafdeling 4. Beheerkosten
Art. XI.256. De beheersvennootschappen zorgen ervoor dat de beheerkosten in de loop van een bepaald boekjaar redelijk zijn en in verhouding met de overeenstemmende beheerdiensten, en niet hoger zijn dan de gerechtvaardigde en gedocumenteerde gemaakte kosten.
Indien beheerkosten van een beheersvennootschap een plafond van vijtien procent overschrijden van het gemiddelde van de tijdens de laatste drie boekjaren geïnde rechten, wordt deze overschrijding op volledige, precieze en gedetailleerde wijze gemotiveerd in het jaarverslag bepaald in artikel XI.248/6. De Koning kan dit percentage aanpassen en een onderscheid maken op basis van objectieve en niet-discriminatoire criteria.
De voorschriften voor het gebruik en de transparantie van het gebruik van de ingehouden of verrekende bedragen met betrekking tot beheerkosten zijn van toepassing op alle andere inhoudingen om de kosten te dekken van het beheren van auteursrecht en naburige rechten.
Onderafdeling 5. Kredieten en leningen
Art. XI.257. De beheersvennootschappen mogen noch op rechtstreekse noch op onrechtstreekse wijze kredieten of leningen toestaan. Ze mogen zich evenmin op rechtstreekse of onrechtstreekse wijze borg stellen voor de verbintenissen aangegaan door derden.
Onderafdeling 6. Sociale, culturele en educatieve doeleinden
Art. XI.258. Onverminderd artikel XI.234, § 2, kan enkel de algemene vergadering van de beheersvennootschap met een meerderheid van twee derden van de stemmen van de aanwezige of vertegenwoordigde vennoten, tenzij de statuten in strengere bepalingen voorzien, beslissen dat ten hoogste tien procent van de geïnde rechten door de beheersvennootschap kan worden bestemd voor sociale, culturele of educatieve doeleinden. De algemene vergadering kan daarbij een algemeen kader of algemene richtlijnen vastleggen betreffende de aanwending van die sommen.
Het beheer van de rechten bestemd voor sociale, culturele of educatieve doeleinden wordt uitgevoerd door de beheersvennootschap zelf op grond van billijke criteria, in het bijzonder wat betreft de toegang tot en de omvang van die diensten.
De beheersvennootschappen zorgen ervoor dat de beheerkosten in de loop van een bepaald boekjaar redelijk zijn en in verhouding met de sociale, culturele of educatieve overeenstemmende doeleinden.
De beheersvennootschappen die overeenkomstig het eerste lid een deel van hun geïnde rechten bestemmen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, scheiden de rekeningen zodat blijkt welke middelen voor die doelstellingen bestemd worden, alsmede hun daadwerkelijke aanwending.
De toekenning en het gebruik van rechten door de beheersvennootschap ten behoeve van sociale, culturele en educatieve doeleinden maakt elk jaar het voorwerp uit van een verslag van de raad van bestuur, waarin de toekenning en het gebruik van die rechten aangegeven worden. Dit verslag wordt voorgelegd aan de algemene vergadering en wordt ter informatie overgemaakt aan de Controledienst.
Onderafdeling 7. Vertegenwoordigingsovereenkomsten
Art. XI.259. De beheersvennootschappen discrimineren niet jegens een rechthebbende wiens rechten zij beheren krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst, met name ten aanzien van toepasselijke tarieven, beheerskosten en de voorwaarden voor inning van de rechteninkomsten en verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.
Art. XI.260. § 1. Een beheersvennootschap hanteert geen andere inhoudingen dan voor beheerkosten op de rechteninkomsten die voortvloeien uit de rechten die zij beheert op grond van een
vertegenwoordigingsovereenkomst, of op inkomsten uit de belegging van die rechteninkomsten, tenzij de andere beheersvennootschap of de andere collectieve beheerorganisatie die partij is bij de vertegenwoordigingsovereenkomst, uitdrukkelijk met dergelijke inhoudingen instemt.
§ 2. De beheersvennootschappen verdelen en betalen regelmatig, zorgvuldig en correct de aan andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties verschuldigde bedragen.
§ 3. De beheersvennootschappen verrichten deze verdeling en betalingen van aan de andere beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties verschuldigde bedragen zo snel mogelijk en uiterlijk negen maanden na afloop van het boekjaar waarin de rechteninkomsten zijn geïnd, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en prestaties met rechthebbenden, de beheersvennootschap ervan weerhouden deze termijn na te leven.
De beheersvennootschappen of, wanneer zij als vennoten entiteiten hebben die rechthebbenden vertegenwoordigen, deze vennoten, verdelen en betalen de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die krachtens vertegenwoordigingsovereenkomsten ontvangen werden, zo snel mogelijk en uiterlijk zes maanden na ontvangst van deze bedragen, tenzij objectieve redenen die in het bijzonder verband houden met de verslaglegging door gebruikers, de identificatie van rechten, rechthebbenden of de afstemming van gegevens over werken en andere materie met rechthebbenden, de beheersvennootschap of, in voorkomend geval, haar vennoten ervan weerhouden deze termijn na te leven.
Afdeling 5. Interacties met gebruikers
Onderafdeling 1. Inning van de rechten
Art. XI.261.[ § 1. De beheersvennootschappen en gebruikers van werken en prestaties voeren te goeder trouw onderhandelingen over de licentieverlening voor rechten, de inning en tarifering van rechten. Onderhandelingen te goeder trouw omvatten het verschaffen van alle noodzakelijke informatie over de respectieve diensten van de beheersvennootschappen en de gebruikers.
§ 2. Onverminderd de bepalingen waarin is voorzien op grond van de artikelen XI.175 tot XX.000, XX.000,
XX.000 tot XI.245, verstrekken de gebruikers een beheersvennootschap, in een vooraf overeengekomen en vooraf vastgesteld tijdsbestek en in een overeengekomen en vooraf vastgesteld formaat, de hun ter beschikking staande relevante informatie over het gebruik van de door de beheersvennootschap vertegenwoordigde rechten die nodig is voor de inning van de rechteninkomsten en de verdeling en uitbetaling van de aan de rechthebbenden verschuldigde bedragen.
Wanneer zij een besluit nemen over de te verstrekken informatie en het formaat voor het verstrekken van deze informatie, nemen de beheersvennootschappen en de gebruikers voor zover mogelijk de vrijwillige normen van de industrie in acht.
Bij ontstentenis van een overeenkomst tussen de beheersvennootschappen en de gebruikers over de te verstrekken informatie en het formaat dat in acht moet worden genomen voor het verstrekken van de informatie bedoeld in het eerste lid, kan de Koning dit bepalen. Hij kan de informatie en de nadere regels voor de verstrekking ervan onder meer onderscheiden volgens de aard van het gebruik zoals de al dan niet professionele aard ervan.
§ 3. Dit artikel is niet van toepassing op de consumenten.
Art. XI.262. § 1. Licentievoorwaarden zijn gebaseerd op objectieve en niet-discriminerende criteria. Bij het verlenen van licenties voor rechten zijn beheersvennootschappen niet verplicht licentievoorwaarden die zijn overeengekomen met een gebruiker als precedent te gebruiken voor andere onlinediensten, wanneer de gebruiker een nieuwe soort onlinedienst aanbiedt die nog geen drie jaar voor het publiek in de Europese Unie beschikbaar is.
Rechthebbenden ontvangen een passende vergoeding voor het gebruik van de rechten. Tarieven voor exclusieve rechten en rechten op vergoeding zijn redelijk in verhouding tot, onder meer, de economische waarde van het gebruik van de rechten in het handelsverkeer, gelet op de aard en reikwijdte van het gebruik van de werken en prestaties, en in verhouding tot de economische waarde van de door de beheersvennootschap verstrekte dienst. De beheersvennootschappen stellen de betrokken gebruiker in kennis van de criteria die voor het bepalen van die tarieven zijn gebruikt.
§ 2. De beheersvennootschappen beantwoorden aanvragen van gebruikers zonder onnodige vertraging en geven daarbij, onder meer, op welke informatie zij nodig hebben om een licentie aan te bieden.
Nadat ze alle relevante informatie heeft ontvangen, biedt de beheersvennootschap zonder onnodige vertraging een licentie aan, of verschaft zij de gebruiker een gemotiveerde verklaring waarin zij uitlegt waarom zij niet van plan is een licentie te verlenen voor een bepaalde dienst.
§ 3. Een beheersvennootschap stelt gebruikers in de gelegenheid op elektronische wijze met haar te communiceren, onder meer, voor zover van toepassing, ten behoeve van de verslaglegging over het licentiegebruik.
Art. XI.263. § 1. De beheersvennootschappen kunnen, binnen de perken van de hen op grond van hun statuten verleende bevoegdheden, algemene contracten sluiten met betrekking tot de exploitatie van auteursrechten en naburige rechten.
§ 2. De beheersvennootschappen zijn bevoegd om in rechte op te treden met het oog op de verdediging van de rechten die zij krachtens de statuten beheren.
§ 3. Het bewijs van een opvoering, uitvoering, reproductie of enige andere exploitatie, alsook het bewijs van een onjuiste verklaring over de opgevoerde, uitgevoerde of gereproduceerde werken of over de inkomsten kan niet alleen door de processen-verbaal van de officieren of de agenten van de gerechtelijke politie worden geleverd, maar ook door de vaststellingen van een gerechtsdeurwaarder of, tot het tegendeel bewezen is, van een door beheersvennootschappen aangewezen persoon die erkend is door de minister en beëdigd is overeenkomstig artikel 572 van het Gerechtelijk Wetboek.
Onderafdeling 2. Verhoging van rechten
Art. XI.264. § 1. Indien de beheersvennootschappen verhogingen van de toepasselijke rechten toepassen wanneer de gebruiker de beschermde werken of prestaties niet binnen de vereiste termijnen aangeeft, of wanneer hij niet de informatie verschaft die vereist is voor de inning of verdeling van de rechten, nemen zij de regels betreffende deze verhogingen op in hun tariferings- of inningsregels. Deze verhogingen hebben een schadevergoedend karakter.
§ 2. Teneinde hun schadevergoedend karakter te garanderen, kan de Koning de verhogingen van de toepasselijke rechten bepalen die door de beheersvennootschappen worden toegepast wanneer de gebruiker de beschermde werken of prestaties niet binnen de vereiste termijnen aangeeft, of wanneer hij niet de informatie verschaft die vereist is voor de inning of verdeling van de rechten.
Onderafdeling 3. Administratieve vereenvoudiging
Art. XI.265. Na overleg met de beheersvennootschappen, de organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen en de organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282 en onverminderd het exclusieve recht van auteurs en houders van naburige rechten of hun verkrijgers, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, rekening houdend met de verschillende categorieën van werken en prestaties en met de verschillende exploitatiewijzen, nadere regels bepalen voor de administratieve vereenvoudiging van de inning van de door de beheersvennootschappen beheerde rechten.
In uitvoering van het eerste lid kan de Koning alle maatregelen van administratieve vereenvoudiging bepalen, zoals het oprichten van een uniek platform, of het instellen van een unieke factuur.
De maatregelen van administratieve vereenvoudiging kunnen voorzien worden voor een enkele exploitatiewijze of voor meerdere exploitatiewijzen samen. De beheersvennootschappen die rechten beheren die behoren tot die exploitatiewijze of exploitatiewijzen, werken de maatregelen van administratieve vereenvoudiging uit die door de Koning bepaald werden in uitvoering van dit artikel.
Vanaf de door de Koning bepaalde datum voorzien de beheersvennootschappen die de auteursrechten en de naburige rechten op de openbare uitvoering van fonogrammen en films beheren, in een uniek platform voor de inning van voornoemde rechten, op voorwaarde dat de fonogrammen en films niet voor een voorstelling worden gebruikt en aan het publiek geen toegangsgeld of vergoeding wordt gevraagd om de uitvoering ervan te kunnen bijwonen.
Afdeling 6. Informatie en communicatie
Onderafdeling 1. Algemene informatie
Art. XI.266. Onverminderd andere wettelijke bepalingen maakt elke beheersvennootschap op haar internetpagina op een duidelijk leesbare plaats en met duidelijke verwijzing in het hoofdmenu van de internetpagina op zijn minst de volgende informatie openbaar en houdt deze actueel:
1° haar statuten;
2° haar lidmaatschapsvoorwaarden en de voorwaarden voor beëindiging of terugtrekking van de machtiging tot beheer van rechten, indien deze niet zijn opgenomen in het statuut;
3° standaardlicentieovereenkomsten en normaal toepasselijke tarieven, inclusief kortingen; 4° de lijst met personen die de activiteiten van de beheersvennootschap beheren;
5° haar algemene beleid inzake verdeling van de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen; 6° haar algemene beleid inzake beheerkosten;
7° haar algemene beleid inzake inhoudingen, voor andere doeleinden dan deze met betrekking tot beheerkosten, op rechteninkomsten en op enig ander inkomen voortvloeiend uit de belegging van rechteninkomsten, met inbegrip van inhoudingen ten behoeve van sociale, culturele en educatieve doeleinden;
8° een lijst met door haar gesloten vertegenwoordigingsovereenkomsten, en de namen van de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties waarmee deze vertegenwoordigingsovereenkomsten zijn gesloten;
9° haar algemene beleid inzake de verdeling van op grond van artikel XI.254, niet-verdeelbare bedragen;
10° de overeenkomstig de artikelen XI.273/1 en XI.273/12, beschikbare procedures voor klachtenafhandeling en geschillenbeslechting.
Art. XI.267. Elke beheersvennootschap maakt, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, op elektronische wijze en zonder onnodige vertraging op zijn minst de volgende informatie bekend aan iedere beheersvennootschap of iedere collectieve beheerorganisatie namens wie zij rechten beheert op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst of aan iedere rechthebbende of iedere gebruiker:
1° de werken of prestaties die zij beheert, de rechten die zij direct of krachtens een vertegenwoordigingsovereenkomst beheert en het grondgebied dat zij bestrijkt, of
2° wanneer wegens de reikwijdte van de activiteiten van de beheersvennootschap dergelijke soorten van werken of prestaties niet kunnen worden vastgesteld, de soorten werken of prestaties die zij vertegenwoordigt, de rechten die zij beheert en de grondgebieden die zij bestrijkt.
Onderafdeling 2. Informatie van de rechthebbenden
Art. XI.268. Onverminderd de informatie die medegedeeld moet worden krachtens de wetten en de statuten, kan elke vennoot of zijn gemachtigde, binnen een maand te rekenen van de dag van zijn verzoek, een afschrift krijgen van de stukken van de laatste drie jaren die betrekking hebben op:
1° de door de algemene vergadering goedgekeurde jaarrekeningen en de financiële structuur van de vennootschap;
2° de bijgewerkte lijst van de bestuurders;
3° de verslagen van de raad van bestuur en van de commissaris-revisor aan de algemene vergadering;
4° de tekst van en de toelichting bij de aan de algemene vergadering voorgestelde resoluties, alsmede alle inlichtingen betreffende de kandidaten voor de raad van bestuur;
5° het door de commissaris-revisor voor juist verklaarde totale bedrag van de bezoldigingen, forfaitaire kosten en voordelen van welke aard ook, die werden uitgekeerd aan de bestuurders;
6° de geactualiseerde tarieven van de vennootschap;
7° de bestemming van de sommen die, overeenkomstig de artikelen XI.178, § 3, en XI.254, verdeeld moesten worden.
Art. XI.269. § 1. De beheersvennootschappen maken ten minste eenmaal per jaar de volgende informatie bekend aan elke rechthebbende ten gunste van wie zij rechteninkomsten heeft verdeeld of betalingen heeft gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft:
1° de contactgegevens voor het gebruik waarvan de rechthebbende de beheersvennootschap heeft gemachtigd, om de rechthebbende te identificeren en te lokaliseren;
2° de aan de rechthebbende toegewezen rechteninkomsten;
3° de door de beheersvennootschap aan de rechthebbende betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en per soort gebruik;
4° de periode waarin het gebruik waarvoor bedragen zijn toegewezen en betaald aan de rechthebbende, heeft plaatsgevonden, tenzij objectieve redenen in verband met de verslaglegging door gebruikers de beheersvennootschap ervan weerhouden deze informatie te verstrekken;
5° bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;
6° bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerskosten, met inbegrip van inhoudingen voor sociale, culturele of educatieve doeleinden, bedoeld in artikel XI.258;
7° de eventuele rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;
8° bijkomende informatie zoals eventueel bepaald door de Koning, na overleg met de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen, het Instituut van de Bedrijfsrevisoren en de beheersvennootschappen die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282 en onverminderd andere wettelijke bepalingen.
§ 2. Wanneer een beheersvennootschap rechteninkomsten toewijst en als vennoten entiteiten heeft die verantwoordelijk zijn voor de verdeling van rechteninkomsten aan de rechthebbenden, verstrekt de beheersvennootschap de in de paragraaf 1 opgesomde informatie aan die entiteiten mits zij deze informatie niet in hun bezit hebben. De entiteiten maken ten minste eenmaal per jaar op zijn minst de in paragraaf 1 opgesomde informatie bekend aan elke rechthebbende aan wie zij inkomsten uit rechten hebben toegewezen of betalingen hebben gedaan in de periode waarop de informatie betrekking heeft.
Onderafdeling 3. Informatie in het kader van vertegenwoordigingsovereenkomsten
Art. XI.270. De beheersvennootschappen maken minimaal eenmaal per jaar en op elektronische wijze aan beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties namens wie zij rechten beheren op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst, voor de periode waarop de informatie betrekking heeft, ten minste de volgende informatie bekend:
1° de toegewezen rechteninkomsten, de door de beheersvennootschap betaalde bedragen per beheerde rechtencategorie en soort gebruik voor de rechten die zij beheren op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst, en rechteninkomsten toegewezen aan een rechthebbende die voor enige periode onbetaald blijven;
2° bedragen die zijn ingehouden met betrekking tot beheerkosten;
3° de bedragen die zijn ingehouden voor andere doeleinden dan met betrekking tot beheerkosten, zoals bedoeld in artikel XI.260;
4° informatie over elke verleende of geweigerde licentie met betrekking tot werken en prestaties die worden bestreken door de vertegenwoordigingsovereenkomst;
5° door de algemene vergadering van vennoten genomen besluiten voor zover deze besluiten relevant zijn voor het beheer van de rechten op grond van de vertegenwoordigingsovereenkomst.
Onderafdeling 4. Informatie van de gebruikers
Art. XI.271. Na overleg met de beheersvennootschappen, de organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen en de organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, die zetelen in het overlegcomité ingesteld door artikel XI.282, bepaalt de Koning:
1° de minimuminformatie die de documenten betreffende de inning van rechten die door de beheersvennootschappen ter kennis van het publiek worden gebracht onverminderd andere wettelijke bepalingen moeten bevatten;
2° de minimuminformatie die de facturen afkomstig van de beheersvennootschappen onverminderd andere wettelijke bepalingen moeten bevatten.
De Koning kan een onderscheid maken betreffende de minimuminformatie bepaald in het eerste lid, 1° en 2° in functie van de betrokken rechten.
Onderafdeling 5. [ Mededeling aan de Controledienst]
Art. XI.272. Niettegenstaande iedere andersluidende bepaling brengen de beheersvennootschappen de Controledienst op de hoogte van de voorstellen tot wijziging van de statuten, de tarifering-, inning- of verdelingregels minstens zestig dagen vóór onderzoek ervan door het bevoegde orgaan.
De Controledienst kan eisen dat de opmerkingen die hij over die voorstellen maakt, ter kennis van het bevoegde orgaan van de vennootschap worden gebracht. Deze opmerkingen en de desbetreffende antwoorden moeten worden opgenomen in het proces-verbaal van het bevoegde orgaan.
Art. XI.273. De beheersvennootschappen bezorgen aan de Controledienst bij wijzigingen een gecoördineerde en bijgewerkte versie van hun tariferings-, innings- en verdelingsregels.
Afdeling 7. Klachtenbeheer
Art. XI.273/1. § 1. De rechthebbenden, de beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties die de rechten die zij vertegenwoordigen op grond van een vertegenwoordigingsovereenkomst hebben toevertrouwd, en de gebruikers van beschermde werken en prestaties, hebben het recht om rechtstreeks bij de beheersvennootschappen klacht in te dienen tegen handelingen van beheer van auteursrechten of naburige rechten, met name in verband met de machtiging om rechten te beheren, de beëindiging of terugtrekking van rechten, lidmaatschapsvoorwaarden, de inning van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen, inhoudingen en verdelingen.
§ 2. Om het in paragraaf 1, inhoudengen bedoelde recht te garanderen, stellen de beheersvennootschappen efficiënte en snelle procedures voor het behandelen van de klachten ter beschikking van de rechthebbenden, de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties en de gebruikers van beschermde werken en prestaties.
§ 3. De beheersvennootschap reageert zo snel mogelijk op de klacht en uiterlijk binnen een maand na de dag waarop de klacht werd ingediend. Ze doet al het mogelijke om duidelijke, ter zake doende en voldoeninggevende antwoorden te bieden. Omwille van gemotiveerde uitzonderlijke redenen kan de termijn voor het behandelen van de klacht worden verlengd met ten hoogste een maand.
Het antwoord wordt op een duurzame gegevensdrager gegeven. Wanneer het antwoord van de beheersvennootschap luidt dat de eis volledig of gedeeltelijk ongegrond is, motiveert ze dit antwoord.
Afdeling 8. Multiterritoriale licenties van onlinerechten inzake muziekwerken met het oog op onlinegebruik ervan
Art. XI.273/2. De beheersvennootschappen houden zich aan de voorschriften van deze afdeling, wanneer ze multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verlenen.
Art. XI.273/3. § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, beschikt over voldoende capaciteit om elektronisch op doelmatige en transparante wijze de gegevens te verwerken die nodig zijn voor het beheer van dergelijke licenties, onder meer voor de identificatie van het repertoire en het toezicht op het gebruik daarvan, de facturering van gebruikers, de inning van rechteninkomsten en de verdeling van aan rechthebbenden verschuldigde bedragen.
§ 2. Voor de doeleinden van paragraaf 1 voldoet een beheersvennootschap ten minste aan de volgende voorwaarden:
1° over het vermogen beschikken om de muziekwerken waarvoor de beheersvennootschap is gemachtigd tot vertegenwoordiging, geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren;
2° over het vermogen beschikken om voor elk betrokken grondgebied de rechten en de respectievelijke rechthebbenden geheel of gedeeltelijk nauwkeurig te identificeren, voor elk muziekwerk of aandeel daarin waarvoor de beheersvennootschap is gemachtigd tot vertegenwoordiging;
3° gebruik maken van unieke identificatiemiddelen om rechthebbenden en muziekwerken te identificeren, voor zover mogelijk rekening houdend met vrijwillige industriële normen en praktijken die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie;
4° gebruik maken van gepaste middelen om tijdig en doeltreffend tegenstrijdigheden te constateren en weg te nemen in de gegevens van andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties die multiterritoriale licenties voor rechten van onlinegebruik van muziekwerken verlenen.
Art. XI.273/4. § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, verstrekt aan aanbieders van onlinediensten, aan rechthebbenden wier rechten zij vertegenwoordigt en aan beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties op elektronische wijze, in antwoord op een naar behoren gemotiveerd verzoek, actuele informatie die de identificatie van het door haar vertegenwoordigde onlinemuziekrepertoire mogelijk maakt. Deze informatie omvat:
1° de vertegenwoordigde muziekwerken;
2° de geheel of gedeeltelijk vertegenwoordigde rechten, en 3° de bestreken grondgebieden.
§ 2. De beheersvennootschap kan zo nodig redelijke maatregelen treffen om de juistheid en integriteit van de gegevens te beschermen, hun hergebruik te controleren en commercieel gevoelige informatie te beschermen.
Art. XI.273/5. § 1. Een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, voert een regeling in waarmee rechthebbenden, andere beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en aanbieders van onlinediensten kunnen vragen om rectificatie van de gegevens als bedoeld in de lijst van voorwaarden in artikel XI.273/3, § 2, of de op grond van artikel XI.273/4 verstrekte informatie, wanneer zij op grond van redelijke bewijsstukken van mening zijn dat de gegevens of de informatie met betrekking tot hun onlinerechten inzake muziekwerken onjuist zijn/is. Wanneer de vorderingen voldoende onderbouwd zijn, ziet de beheersvennootschap erop toe dat de gegevens of de informatie zonder onnodige vertraging worden/wordt gerectificeerd.
§ 2. De beheersvennootschap voorziet rechthebbenden wier muziekwerken zijn opgenomen in haar eigen muziekrepertoire en rechthebbenden die haar overeenkomstig artikel XI.273/10 hebben belast met het beheer van hun onlinerechten inzake muziekwerken, van de middelen om in elektronische vorm informatie bij haar in te dienen over hun muziekwerken, hun rechten inzake die werken en de grondgebieden waarvoor de rechthebbenden de organisatie machtigen. Daarbij houden de beheersvennootschap en de rechthebbenden, voor zover mogelijk, rekening met vrijwillige industriële normen of praktijken met betrekking tot gegevensuitwisseling die zijn ontwikkeld op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie, die de rechthebbenden in staat stellen om het muziekwerk, geheel of gedeeltelijk, de onlinerechten, geheel of gedeeltelijk en de grondgebieden waarvoor zij de organisatie machtigen, te kunnen specificeren.
§ 3. Wanneer een beheersvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie op grond van de artikelen XI.273/8 en XI.273/9 machtigt om multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen, past de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie paragraaf 2 ook toe met betrekking tot de rechthebbenden wier muziekwerken opgenomen zijn in het repertoire van de lastgevende beheersvennootschappen, tenzij de partijen anders overeenkomen.
Art. XI.273/6. § 1. De beheersvennootschap ziet toe op het gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken die zij geheel of gedeeltelijk beheert door aanbieders van onlinediensten aan wie zij een multiterritoriale licentie voor die rechten heeft verleend.
§ 2. De beheersvennootschap biedt aanbieders van onlinediensten de mogelijkheid om op elektronische wijze verslag te doen van het feitelijke gebruik van onlinerechten inzake muziekwerken, en aanbieders van onlinediensten doen nauwkeurig verslag van het feitelijke gebruik van die werken. De beheersvennootschap biedt het gebruik van ten minste één verslagmethode aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie zijn ontwikkeld voor de elektronische uitwisseling van dergelijke gegevens. De beheersvennootschap kan weigeren verslagen van de aanbieder van onlinediensten in een eigen indeling te aanvaarden, als ze toelaat een verslag voor te leggen volgens een industriële norm voor de elektronische gegevensuitwisseling.
§ 3. De beheersvennootschap verzendt haar facturen op elektronische wijze naar de aanbieder van onlinediensten. De beheersvennootschap biedt het gebruik van ten minste één indeling aan, rekening houdend met vrijwillige industriële normen of praktijken die op internationaal niveau of op het niveau van de Europese Unie zijn ontwikkeld. Op de factuur worden de werken en rechten vermeld die geheel of gedeeltelijk in licentie zijn gegeven op grond van de gegevens als bedoeld in de lijst met voorwaarden uit hoofde van artikel XI.273/3,
§ 2, en, voor zover mogelijk, het feitelijke gebruik dat ervan werd gemaakt, op grond van de door de aanbieder van onlinediensten verstrekte informatie en de indeling die is gebruikt om die informatie te verstrekken. Als de beheersvennootschap een industriële norm hanteert, kan de aanbieder van onlinediensten niet weigeren de factuur te aanvaarden vanwege de indeling.
§ 4. De beheersvennootschap factureert de onlinediensten aan de aanbieder zorgvuldig en zonder vertraging
nadat het feitelijke gebruik van de onlinerechten van het betrokken muziekwerk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.
§ 5. De beheersvennootschap voert een toereikende regeling in die de aanbieder van onlinediensten in staat stelt om de juistheid van de factuur te betwisten, ook wanneer de aanbieder van onlinediensten van één of meer beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties facturen ontvangt voor dezelfde onlinerechten inzake hetzelfde muziekwerk.
Art. XI.273/7. § 1. Onverminderd paragraaf 3 verdeelt een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent, de aan rechthebbenden verschuldigde bedragen die voortvloeien uit dergelijke licenties nauwkeurig en zonder vertraging nadat het feitelijke gebruik van het werk is gemeld, tenzij dat niet mogelijk is om redenen die zijn toe te schrijven aan de aanbieder van onlinediensten.
§ 2. Onverminderd paragraaf 3 verstrekt de beheersvennootschap samen met elke betaling die zij doet op grond van paragraaf 1 ten minste de volgende informatie aan rechthebbenden:
1° de periode waarin en de gebieden waar het gebruik waarvoor bedragen aan rechthebbenden verschuldigd zijn, heeft plaatsgevonden;
2° de geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de beheersvennootschap zijn verdeeld voor ieder recht voor online gebruik van een muziekwerk waarvoor de rechthebbenden de beheersvennootschap hebben gemachtigd hen geheel of gedeeltelijk te vertegenwoordigen;
3° de voor rekening van de rechthebbenden geïnde bedragen, ingehouden bedragen en bedragen die door de beheersvennootschap zijn verdeeld met betrekking tot iedere aanbieder van onlinediensten.
§ 3. Wanneer een beheerorsvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie heeft belast met multiterritoriale licentieverlening voor de onlinerechten inzake muziekwerken op grond van de artikelen XI.273/8 en XI.273/9, verdeelt de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie de in paragraaf 1 bedoelde bedragen nauwkeurig en zonder vertraging,en verstrekt zij de in § 2 bedoelde informatie aan de lastgevende beheersvennootschap. Deze is vervolgens verantwoordelijk voor de verdeling van die bedragen en de verstrekking van die informatie aan de rechthebbenden, tenzij de partijen anderszins overeenkomen.
Art. XI.273/8. § 1. Iedere vertegenwoordigingsovereenkomst waarbij een beheersvennootschap een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie belast met de verlening van multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen muziekrepertoire, is van niet-exclusieve aard. De lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie beheert die onlinerechten op niet- discriminerende wijze.
§ 2. De lastgevende beheersvennootschap informeert haar leden over de belangrijkste bepalingen van de overeenkomst, met inbegrip van de duur ervan en de kosten van de door de lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie geleverde diensten.
§ 3. De lastnemende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie informeert de lastgevende beheersvennootschap over de belangrijkste voorwaarden waarop de onlinerechten van deze laatste in licentie worden gegeven, met inbegrip van de aard van de exploitatie, alle bepalingen die betrekking hebben of van invloed zijn op de licentiekosten, de duur van de licentie, de boekperioden en de bestreken grondgebieden.
Art. XI.273/9. § 1. Wanneer een beheersvennootschap die geen multiterritoriale licenties voor de onlinerechten inzake muziekwerken in haar eigen repertoire verleent of aanbiedt te verlenen, een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie verzoekt een vertegenwoordigingsovereenkomst te sluiten om deze rechten te beheren, is de aangezochte beheersvennootschap verplicht met een dergelijk verzoek in te stemmen als zij al multiterritoriale licenties voor dezelfde categorie onlinerechten inzake muziekwerken in het repertoire van één of meer andere beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties verleent of aanbiedt te verlenen.
§ 2. De aangezochte beheersvennootschap beantwoordt het verzoek tot vertegenwoordigingsovereenkomst van de beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie schriftelijk en zonder onnodige vertraging.
§ 3. Onverminderd de paragrafen 5 en 6 beheert de aangezochte beheersvennootschap het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie onder dezelfde voorwaarden als die welke van toepassing zijn op het beheer van haar eigen repertoire.
§ 4. De aangezochte beheersvennootschap neemt het vertegenwoordigde repertoire van de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie op in alle aanbiedingen die zij doet aan aanbieders van onlinediensten.
§ 5. De beheerkosten voor de dienst die door de aangezochte beheersvennootschap wordt verleend aan de verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie, zijn niet hoger dan de kosten die redelijkerwijs door deze laatsten in rekening worden gebracht.
§ 6. De verzoekende beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie stelt aan de aangezochte beheersvennootschap de informatie betreffende haar eigen muziekrepertoire ter beschikking die nodig is voor de verlening van multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken. Wanneer informatie ontoereikend is of wordt verstrekt in een vorm die de aangezochte beheersvennootschap niet in staat stelt aan de vereisten van deze afdeling te voldoen, heeft deze laatste het recht om de kosten in rekening te brengen die redelijkerwijs zijn gemaakt om aan de vereisten te voldoen of om de werken waarvoor de informatie ontoereikend of onbruikbaar is, uit te sluiten.
Art. XI.273/10. Indien een beheersvennootschap vanaf 10 april 2017 geen multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen, of geen andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie toestaat die rechten voor dergelijk doel te vertegenwoordigen, kunnen de rechthebbenden die die beheersvennootschap hebben gemachtigd om hun onlinerechten inzake muziekwerken te vertegenwoordigen, met inachtname van de in artikel XI.248/3, § 1, bepaalde opzegtermijn, de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van multiterritoriale licentieverlening voor alle grondgebieden uit die vennootschap terugtrekken zonder de onlinerechten inzake muziekwerken ten behoeve van monoterritoriale licentieverlening te hoeven terugtrekken, teneinde zelf of via enige andere partij die zij machtigt of via een andere beheersvennootschap die wel voldoet aan de voorwaarden van deze titel, multiterritoriale licenties voor hun onlinerechten inzake muziekwerken te verlenen.
Art. XI.273/11. De bepalingen van deze afdeling zijn niet van toepassing op de beheersvennootschappen die op grond van de vrijwillige samenvoeging van de vereiste rechten overeenkomstig de mededingingsregels krachtens de artikelen 101 en 102 VWEU, een multiterritoriale licentie verlenen voor de onlinerechten inzake muziekwerken die vereist zijn voor een omroeporganisatie die zijn radio- of televisieprogramma's gelijktijdig met of na de oorspronkelijke uitzending, alsook voor ondersteunend onlinemateriaal, met inbegrip van vooruitblikken, dat door of voor de omroeporganisatie is gemaakt bij de oorspronkelijke uitzending van het radio- of televisieprogramma, wil meedelen of openbaar wil maken.
Art. XI.273/12. De geschillen met betrekking tot een beheersvennootschap die multiterritoriale licenties voor onlinerechten inzake muziekwerken verleent of aanbiedt te verlenen, kunnen in onderling akkoord worden onderworpen aan een of meer bemiddelaars, in de volgende gevallen:
1° geschillen met een feitelijke of potentiële aanbieder van onlinediensten betreffende de toepassing van de artikelen XI.262, XI.273/4 tot XI.273/6;
2° geschillen met één of meer rechthebbenden betreffende de toepassing van de artikelen XI.273/4 tot XI.273/10;
3° geschillen met een andere beheersvennootschap of collectieve beheerorganisatie betreffende de toepassing van de artikelen XI.273/4 tot XI.273/9.
De bemiddelaar of de bemiddelaars worden aangewezen volgens de bepalingen van het zevende deel van het Gerechtelijk Wetboek, die van toepassing zijn op de aanwijzing van bemiddelaars. Zij moeten hun onafhankelijkheid en onpartijdigheid kunnen waarborgen. Zij moeten bijstand verlenen bij het voeren van onderhandelingen en kunnen voorstellen doen na de betrokken partijen te hebben gehoord. De voorstellen worden ter kennis gebracht bij ter post aangetekende zending met ontvangstbewijs.
Indien binnen een termijn van drie maanden te rekenen vanaf de kennisgeving geen van de betrokken partijen zich door middel van een kennisgeving aan de andere partijen in dezelfde vorm tegen de voorstellen van
de bemiddelaar of de bemiddelaars, heeft verzet, worden zij geacht die voorstellen te hebben aanvaard.
Afdeling 9. Revisoraal toezicht
Art. XI.273/13. § 1. De controle binnen de beheersvennootschappen, op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van deze titel, de uitvoeringsbesluiten ervan, de statuten en de verdelingsregels, van de in de jaarrekening en geconsolideerde rekeningen weergegeven verrichtingen, wordt opgedragen aan een of meer commissarissen gekozen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren, ongeacht de grootte van de beheersvennootschap.
Alle bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen die betrekking hebben op de commissarissen, op hun
opdracht, hun taken en bevoegdheden, op de benoeming- en ontslagmodaliteiten, zijn van toepassing op de commissarissen bepaald in het eerste lid.
§ 2. De controle bij collectieve beheerorganisaties voor wat hun in België gevestigde bijkantoren betreft, op de financiële toestand, op de jaarrekening en op de regelmatigheid, ten aanzien van deze titel, de uitvoeringsbesluiten ervan, de statuten en de verdelingsregels, en van de in de jaarrekening weergegeven verrichtingen, wordt opgedragen aan een of meer revisoren gekozen onder de leden van het Instituut der bedrijfsrevisoren, ongeacht de grootte van de collectieve beheerorganisatie.
Art. XI.273/14. De Controledienst kan op elk ogenblik aan de bij een beheersvennootschap aangestelde commissaris of revisor een bewijs vragen dat de commissaris of revisor niet het voorwerp uitmaakt van een tuchtsanctie.
De commissaris of revisor die het voorwerp heeft uitgemaakt van een tuchtsanctie, brengt de Controledienst alsmede de betrokken beheersvennootschap van die tuchtsanctie op de hoogte binnen vijf werkdagen na de betekening van die tuchtmaatregel door het Instituut van de Bedrijfsrevisoren.
Art. XI.273/15. Wanneer een commissaris of revisor ontslag neemt uit de beheersvennootschap, dan brengt deze de Controledienst hiervan op de hoogte binnen de vijf werkdagen die volgen op de kennisgeving van het ontslag.
Binnen vijf werkdagen die volgen op de herroeping door de beheersvennootschap van het mandaat van commissaris of revisor, uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het Wetboek van Vennootschappen, brengt de beheersvennootschap die herroeping ter kennis van de Controledienst.
Art. XI.273/16. § 1. Onverminderd de taken die aan de commissaris of revisor worden opgedragen door of op grond van andere wettelijke bepalingen, bestaat de opdracht van de bij een beheervennootschap aangestelde commissaris of revisor er in om:
1° zich ervan te vergewissen dat de beheersvennootschap passende maatregelen heeft getroffen voor de administratieve en boekhoudkundige organisatie en voor de interne controle met het oog op de naleving van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan. Die taak maakt ieder jaar het voorwerp uit van een bijzonder verslag aan de raad van bestuur dat ter informatie wordt bezorgd aan de Controledienst;
2° in het kader van hun opdracht bij een beheersvennootschap of van een opdracht als revisor bij een natuurlijke persoon of rechtspersoon waarmee de beheersvennootschap nauwe banden heeft, in de zin van artikel XI.248/12, op eigen initiatief verslag uit te brengen aan de bestuurders of zaakvoerders van de beheersvennootschap, wanneer zij kennis krijgen van:
a) beslissingen, feiten of ontwikkelingen die de positie van de beheersvennootschap op financieel vlak, op het vlak van haar administratieve en boekhoudkundige organisatie of van haar interne controle, op beduidende wijze beïnvloeden of kunnen beïnvloeden;
b) beslissingen of feiten die een schending van het Wetboek van Vennootschappen, van de boekhoudwetgeving, van de statuten van de vennootschap, van deze titel en van de ter uitvoering ervan genomen besluiten kunnen uitmaken;
c) andere beslissingen of feiten die kunnen leiden tot een verklaring met voorbehoud, een afkeurende verklaring, of een onthoudende verklaring.
Een kopie van de in het vorige lid, onder 1° en 2° bedoelde verslagen wordt door de commissaris tegelijkertijd bezorgd aan de Controledienst. De Controledienst zal geen verdere acties ondernemen in verband met de in de verslagen vermelde gegevens gedurende een termijn van vijftien dagen na het versturen van deze verslagen teneinde de beheersvennootschap toe te laten haar opmerkingen aan de commissaris of revisor en aan de Controledienst over te maken.
§ 2. Geen burgerrechtelijke, strafrechtelijke of disciplinaire vordering kan worden ingesteld noch kan een professionele sanctie worden uitgesproken tegen de commissarissen of revisoren die te goeder trouw de informatie bepaald in paragraaf 1, eerste lid, 2° verstrekt hebben.
De commissarissen en revisoren zijn ten aanzien van de minister en van de Controledienst vrijgesteld van hun beroepsgeheim wanneer zij een overtreding van het Wetboek van Vennootschappen, van de boekhoudwetgeving, van de statuten van de vennootschap, van de bepalingen van dit hoofdstuk of van de uitvoeringsbesluiten ervan vaststellen.
§ 3. De commissaris kan eisen van het bestuursorgaan van de vennootschap waarop hij controle uitoefent, dat het hem, ter zetel van de vennootschap, in het bezit stelt van inlichtingen betreffende natuurlijke of rechtspersonen waarmee de beheersvennootschap nauwe banden heeft, in de zin van artikel XI.248/12.
Afdeling 10. Vergunning en verklaring
Art. XI.273/17. § 1. De beheersvennootschappen en de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, eerste en tweede lid, die hun activiteiten in België willen uitoefenen, moeten, alvorens met hun activiteiten te starten, een vergunning krijgen van de minister.
§ 2. De vergunning wordt verleend aan beheersvennootschappen die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.247 tot XI.248/12, XI.249 tot XI.254, XI.256 tot XX.000, XX.000, XX.000, § 1, XI.267, en XI.273/1.
De vergunning wordt verleend aan collectieve beheerorganisaties die voldoen aan de voorwaarden bepaald in de artikelen XI.248, XI.248/7, XI.248/12, XI.249, XI.262, XI.264, XI.266, XI.273/1, en XI.273/13, § 2.
De vergunningsvoorwaarden voor een collectieve beheerorganisatie met een bijkantoor in België mogen geen overlapping vormen met gelijkwaardige, of gezien hun doel in wezen vergelijkbare eisen en controles waaraan de collectieve beheerorganisatie al onderworpen is in het land van de Europese Unie waar ze gevestigd is.
§ 3. Alle aanvragen om vergunning worden per aangetekende zending naar de minister gestuurd.
De Koning bepaalt de inlichtingen en de stukken die bij de aanvraag om vergunning moeten worden gevoegd. Binnen twee maanden na de indiening van de aanvraag bezorgt de minister of zijn afgevaardigde de aanvrager een ontvangstbewijs indien het dossier volledig is. In het tegengestelde geval, informeert hij deze dat het dossier niet volledig is met vermelding van de ontbrekende documenten of gegevens. De minister of zijn afgevaardigde
levert het ontvangstbewijs van het volledige dossier af binnen twee maanden na ontvangst van de ontbrekende documenten of gegevens.
De minister spreekt zich uit binnen drie maanden vanaf de kennisgeving van de volledigheid van het dossier. Indien de aanvrager binnen deze termijn bijkomende gegevens of documenten bij zijn aanvraag voegt, wordt de termijn van drie maanden met twee maanden verlengd. De beslissing wordt binnen vijftien dagen ter kennis gebracht van de aanvrager bij aangetekende zending.
De vergunning wordt binnen dertig dagen bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Als een weigering van de vergunning wordt overwogen, deelt de minister of de hiertoe aangewezen persoon vooraf zijn grieven mee aan de betrokken beheersvennootschap of aan de betrokken collectieve beheerorganisatie, bij een aangetekende zending met ontvangstbewijs. Hij deelt de beheersvennootschap of de collectieve beheerorganisatie mee dat zij vanaf deze kennisgeving over een termijn van twee maanden beschikt om het dossier dat werd opgemaakt, in te kijken, om te worden gehoord door de minister of de hiertoe aangewezen persoon en om zijn middelen te doen gelden. Deze termijn van twee maanden schort de termijn van drie maanden bedoeld in het vierde lid op. De beslissing wordt binnen vijftien dagen bij aangetekende zending ter kennis gebracht.
Art. XI.273/18. § 1. De in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid bedoelde onafhankelijke beheerentiteiten die in België gevestigd zijn of in België hun activiteiten uitoefenen via een bijkantoor, moeten bij de Controledienst een verklaring indienen alvorens met hun activiteiten te starten.
§ 2. De Koning legt het aangifteformulier vast, alsook de inlichtingen en de stukken die bij de aangifte moeten worden gevoegd.
§ 3. De verklaringen worden gepubliceerd op de website van de FOD Economie, K.M.O, Middenstand en Energie.
HOOFDSTUK 10. Transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
<Opgeheven bij W 2016-06-29/01, art. 28, 036; Inwerkingtreding : 16-07-2016>
Afdeling 2. De Controledienst van de beheersvennootschappen
Art. XI.279. § 1. De Controledienst oefent toezicht uit op de toepassing door de beheersvennootschappen: 1° van deze titel en van de uitvoeringsbesluiten ervan; en,
2° van hun statuten en hun regels van tarifering, inning en verdeling.
§ 2. De Controledienst ziet toe op de toepassing door de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI, 246, § 1, tweede lid met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van de bepalingen opgesomd in artikel XI.246, § 1, tweede lid, en van de uitvoeringsbesluiten ervan; 2° van hun statuten en hun regels inzake tarifering, inning en verdeling; en
3° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, de rechten in België beheren.
De Controledienst ziet toe op de toepassing door de collectieve beheerorganisaties die geen bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van hun regels inzake tarifering, inning en verdeling; en
2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de collectieve beheerorganisaties bedoeld in dit lid, de rechten in België beheren.
§ 3. De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten: 1° van de in artikel XI.246, § 1, derde lid, opgesomde bepalingen en van de uitvoeringsbesluiten ervan, en
2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de in België gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten de rechten beheren.
De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten die een bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied:
1° van de bepalingen opgesomd in artikel XI.246, § 1, vierde lid, en van de uitvoeringsbesluiten ervan; en 2° van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen
waarvoor de in het eerste lid bedoelde beheerentiteiten de rechten in België beheren.
De Controledienst ziet toe op de toepassing door de in een andere lidstaat van de Europese Unie gevestigde onafhankelijke beheerentiteiten die geen bijkantoor in België hebben, met betrekking tot hun activiteiten op het Belgisch grondgebied van de bepalingen van de hoofdstukken 1 tot 8 en 11 van deze titel toepasselijk op de exploitatiewijzen waarvoor de in het eerste lid bedoelde beheerentiteiten de rechten in België beheren.
§ 4. De vennoten van een beheersvennootschap, leden van een collectieve beheerorganisatie, rechthebbenden, gebruikers, beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en andere belanghebbende partijen kunnen de Controledienst in kennis stellen van activiteiten of omstandigheden die, volgens hen, een inbreuk op de bepalingen bedoeld in de paragrafen 1 en 3 vormen.
§ 5. Onverminderd de bevoegdheden van de officieren van gerechtelijke politie, zijn de ambtenaren van de Controledienst, hiertoe aangewezen door de minister, eveneens bevoegd voor het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.112.
Art. XI.279/1. § 1. Een verzoek om informatie uitgaande van een daartoe aangewezen instantie van een andere lidstaat van de Europese Unie aangaande zaken met betrekking tot de activiteiten van de beheersvennootschappen wordt onverwijld door de Controledienst beantwoord mits het verzoek naar behoren gemotiveerd is.
De Controledienst die een verzoek ontvangt als bedoeld in het eerste lid, van een instantie van een andere lidstaat aangaande een beheersvennootschap, geeft binnen drie maanden een gemotiveerd antwoord.
§ 2. Wanneer de Controledienst van oordeel is dat een collectieve beheerorganisatie of een onafhankelijke beheerentiteit die in een andere lidstaat gevestigd is, maar op Belgisch grondgebied actief is, mogelijkerwijs niet voldoet aan de bepalingen van het nationale recht ter uitvoering van richtlijn 2012/26/EU van de lidstaat waar die beheerorganisatie of beheerentiteit gevestigd is, kan zij alle relevante informatie doorgeven aan de bevoegde
instantie van de lidstaat waar de genoemde organisatie of entiteit gevestigd is, eventueel vergezeld, waar toepasselijk van een verzoek aan die instantie om onder haar bevoegdheid vallende passende maatregelen te nemen.
§ 3. De aangelegenheden als bedoeld in § 2, kunnen eveneens door de Controledienst worden verwezen naar de overeenkomstig artikel 41 van de richtlijn 2014/26/EU opgerichte groep van deskundigen.
Art. XI.280. De beheersvennootschappen moeten alle gegevens betreffende het beheer van de rechten bewaren, hetzij op de maatschappelijke zetel, hetzij op enige andere plaats die de minister of de daartoe aangestelde ambtenaar vooraf heeft toegestaan.
De collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, moeten alle gegevens betreffende het beheer van de rechten bewaren hetzij in het Belgische bijkantoor hetzij op enige andere plaats die de minister of de daartoe aangestelde ambtenaar vooraf heeft toegestaan.
In het geval van de collectieve beheerorganisaties, betreft de verplichting bedoeld in het vorige lid de documenten met betrekking tot het beheer van de rechten ontstaan in België en van de rechten van de rechthebbenden gevestigd of verblijvend in België.
Onverminderd andere wettelijke bepalingen die een langere termijn voorschrijven, bedraagt de termijn gedurende welke de in het eerste en het tweede lid bedoelde documenten moeten worden bewaard, tien jaar te rekenen vanaf de inverdelingstelling van de bedragen waarop zij betrekking hebben.
Art. XI.281. De personeelsleden van de beheersvennootschappen, van de onafhankelijke beheerentiteiten gevestigd in België, van de bijkantoren in België van collectieve beheerorganisaties en van onafhankelijke beheerentiteiten gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Unie en alle andere personen die betrokken zijn bij de inning van de krachtens de hoofdstukken 5 tot 9 verschuldigde vergoedingen, moeten het beroepsgeheim bewaren over alle inlichtingen waarvan ze kennis hebben door of naar aanleiding van de uitvoering van hun opdracht.
Art. XI.282. § 1. Binnen de FOD Economie wordt een comité opgericht met als doel :
1° het overleg te organiseren voor de uitwerking van de uitvoeringsmaatregelen van de bepalingen van hoofdstuk 9;
2° een overleg over de toepassing van de bepalingen van titel 5 inzake de audiovisuele werken, tussen de in de audiovisuele sector betrokken milieus, te organiseren.
§ 2. Dit comité vergadert ten minste een maal per jaar en is samengesteld uit vertegenwoordigers :
1° van beheersvennootschappen die gemachtigd zijn hun activiteiten op het Belgische grondgebied uit te oefenen;
2° van organisaties die de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten van audiovisuele werken of omroeporganisaties vertegenwoordigen;
3° van organisaties die de debiteuren van de rechten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister; 4° van organisaties die de consumenten vertegenwoordigen, aangewezen door de minister;
5° van het Instituut der bedrijfsrevisoren;
6° van de Commissie voor de Boekhoudkundige Normen.
§ 3. De leden van het overlegcomité die door de minister aangeduid worden als vertegenwoordigers van de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken, kunnen :
1° overleggen over de toepassing van de bepalingen van titel 5, m.b.t. de audiovisuele werken;
2° overeenkomstig de procedure bepaald door de Koning, collectieve overeenkomsten inzake de exploitatie van audiovisuele werken, sluiten.
De collectieve overeenkomsten bepaald in punt 2° kunnen bij koninklijk besluit algemeen verbindend verklaard worden ten aanzien van derden. De minister kan weigeren de Koning voor te stellen een collectieve overeenkomst bindend te maken op grond van het feit dat die overeenkomst kennelijk onwettige bepalingen bevat, of bepalingen die indruisen tegen het algemeen belang. Hij brengt de leden bepaald in het eerste lid op de hoogte van de redenen daarvoor.
Binnen de zes maanden na de inwerkingtreding van de huidige bepaling, en vervolgens elke twee jaar, richt het overlegcomité, dat is samengesteld uit leden die door de minister aangeduid worden als vertegenwoordigers van de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken, een advies aan de minister over de toepassing van de bepalingen van titel 5, inzake de audiovisuele werken, en in het bijzonder inzake de artikelen XI.182, XI.183 en XI.206.
§ 4. De Koning bepaalt de samenstelling, de benoemingsvoorwaarden van de leden, alsook de organisatie en werking van het comité.
De minister duidt in het overlegcomité de leden aan die de auteurs, uitvoerende kunstenaars, producenten, omroeporganisaties en gebruikers van audiovisuele werken vertegenwoordigen en die gerechtigd zijn om de collectieve overeenkomsten bedoeld in paragraaf 3 te onderhandelen.
Art. XI.283. De bepalingen van hoofdstuk 9 en van afdeling 2 van dit hoofdstuk zullen door de Dienst worden geëvalueerd in het vierde jaar na de datum van inwerkingtreding van de wet van 10 december 2009 tot wijziging van de wet van 30 juni 1994 betreffende het auteursrecht en de naburige rechten wat het statuut van en de controle op de vennootschappen voor het beheer van de rechten betreft.
Het verslag van deze evaluatie wordt door de minister overgezonden aan de Kamer van volksvertegenwoordigers.
Afdeling 3. Economische analyse van het auteursrecht en de naburige rechten
Art. XI.284. Om het belang van het auteursrecht en de naburige rechten voor de economie in zijn geheel of voor bepaalde economische sectoren te evalueren, vervult de FOD Economie, op verzoek van de minister of van de Kamer van Volksvertegenwoordigers, of op eigen initiatief, de volgende taken :
1° verzamelen, verwerken en analyseren van de statistische gegevens betreffende het auteursrecht en de naburige rechten;
2° observeren en analyseren van de markt van het auteursrecht en de naburige rechten; 3° uitvoeren van economische analyses;
4° organiseren van publieke raadplegingen;
5° uitwerken van een gegevensbank van nationale, Europese of internationale studies betreffende het economische belang van het auteursrecht en de naburige rechten, die door of op aanvraag van een autoriteit of de betrokken milieus werden uitgevoerd;
6° uitbrengen van adviezen aan de minister, in het kader van zijn analyseopdracht in verband met het economische belang van het auteursrecht en de naburige rechten.
Voor de uitvoering van de opdrachten, nader bepaald in 1°, 2°, 3°, 4° en 5°, kan de FOD Economie alleen handelen, of de taken toevertrouwen aan een derde die garantie op onafhankelijkheid en objectiviteit biedt.
Art. XI.285. De FOD Economie, of de derde die hij aanwijst, kan van ambtswege aan de natuurlijke personen en aan de fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht elke informatie vragen, die nuttig kan zijn voor de uitvoering van de in artikel XI.284 gedefinieerde taken.
De Koning bepaalt de manier waarop en de termijnen waarbinnen die informatie door de FOD Economie moet worden aangevraagd en aan hem moet worden verstrekt door de fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht.
De fysieke personen en rechtspersonen van publiek- en privaatrecht verstrekken op verzoek van de FOD Economie, of van de door hem aangewezen derde, een kopie van de licentieovereenkomsten die ze hebben gesloten bij toepassing van deze titel, zowel met de beheersvennootschappen als met andere personen, alsook de informatie betreffende de uitvoering van deze overeenkomsten.
De leden van de FOD Economie of van de derde die hij aanwijst, die belast zijn met het verzamelen of analyseren van de gegevens, zijn gebonden aan de vertrouwelijkheidsplicht ten opzichte van de individuele gegevens die ze behandelen. Die gegevens en informatie mogen enkel op anonieme en geaggregeerde wijze worden gepubliceerd.
De informatie die op grond van dit artikel werd verkregen kan niet worden gebruikt voor een ander doel of reden dan de economische analyse van het autuersrecht en de naburige rechten.
Afdeling 4. Bepalingen gemeenschappelijk aan de afdelingen 1 tot 3
Art. XI.286. § 1. Onverminderd de paragrafen 2 en 3 en artikel XI.288, zijn de ambtenaren van de Controledienst gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun functie. Zij mogen na de beëindiging van hun functie gedurende één jaar geen enkele functie uitoefenen in een vennootschap die onderworpen is aan de controle bepaald in hoofdstuk 9 of in een grote vennootschap in de zin van artikel 15 van het Wetboek van Vennootschappen waarvan meer dan de helft van de bedrijfsopbrengsten rechtstreeks voortvloeien uit de
exploitatie in België van beschermde werken of prestaties.
§ 2. De Controledienst kan zich bij het verrichten van de opdrachten die hem zijn toegekend, laten bijstaan door onafhankelijke deskundigen die aan hem verslag uitbrengen. Deze deskundigen zijn gehouden tot een vertrouwelijkheidsplicht ten aanzien van vertrouwelijke informatie waarvan zij kennis hebben in het kader van de uitoefening van hun opdracht.
§ 3. De Controledienst kan :
1° vertrouwelijke gegevens meedelen in het kader van gerechtelijke procedures ingesteld nadat een rechtspersoon failliet is verklaard of een gerechtelijke reorganisatie heeft verkregen;
2° vertrouwelijke gegevens meedelen over de rechtspersonen of de natuurlijke personen :
a) op bevel van een rechtbank;
b) aan de Belgische of Europese autoriteiten belast met het toezicht op de naleving van de wetgeving inzake de bescherming van de economische mededinging;
c) aan de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures;
d) aan de personen belast met de wettelijke controle van de rekeningen van rechtspersonen;
e) aan de autoriteiten belast met het toezicht op de organen betrokken bij de vereffening en het faillissement van rechtspersonen of bij andere soortgelijke procedures.
Gegevens mogen slechts meegedeeld worden met het oog op de uitoefening door de ontvanger ervan van zijn wettelijke opdracht zoals omschreven in het eerste lid.
Voor zover dit voor de ontvanger van de informatie die meegedeeld werd door de Controledienst geen afbreuk doet aan de vervulling van zijn opdracht, wordt een kopie hiervan meegedeeld aan de betrokken rechtspersoon of natuurlijke persoon.
Art. XI.287. § 1. Er wordt een organiek fonds opgericht voor de transparantie van het auteursrecht en de naburige rechten.
De ontvangsten toegewezen aan het fonds bedoeld in het eerste lid, alsook de mogelijke uitgaven ten laste van het fonds, zijn vermeld bij het genoemde fonds, in de bij organieke wet van 27 december 1990 houdende oprichting van begrotingsfondsen gevoegde tabel.
§ 2. Om het fonds bedoeld in paragraaf 1 te spijzen en volgens de nadere regels bepaald door de Koning zijn de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid, de onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid, ertoe gehouden een jaarlijkse bijdrage te betalen.
In geval van intrekking van de vergunning in toepassing van boek XV, blijven de beheersvennootschap en de collectieve beheerorganisaties onderworpen aan de verplichting tot bijdrage tot 31 december van het jaar waarin de beslissing van intrekking in werking is getreden.
In geval van doorhaling bij de Kruispuntbank voor ondernemingen van haar maatschappelijke zetel of van haar bijkantoor, blijft de onafhankelijke beheerentiteit onderworpen aan de bijdrage tot 31 december van het jaar tijdens hetwelk de doorhaling plaats heeft.
De jaarlijkse bijdrage is eenmalig en ondeelbaar verschuldigd.
§ 3. De bijdrage van elke beheersvennootschap, collectieve beheerorganisatie en onafhankelijke beheerentiteit, bedoeld in paragraaf 2, wordt berekend op grond van de auteursrechten en van de naburige rechten die ze int op het nationale grondgebied en op grond van de auteursrechten en van de naburige rechten die ze in het buitenland int voor rekening van personen die op het nationale grondgebied verblijven.
§ 4. De bijdrage verschuldigd door iedere beheersvennootschap, collectieve beheerorganisatie en onafhankelijke beheerentiteit, bedoeld in paragraaf 2 bestaat in een percentage van de berekeningsgrondslag zoals bepaald in paragraaf 3.
Onverminderd het derde lid moet het percentage aan de volgende voorwaarden voldoen: 1° gelijk zijn voor alle beheersvennootschappen;
2° gelijk zijn voor alle collectieve beheerorganisaties bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid;
3° gelijk zijn voor alle onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid;
4° ervoor zorgen dat met de totale opbrengst van de bijdragen het geheel van de kosten kan worden gedekt die voortvloeien uit het toezicht op grond van dit hoofdstuk;
5° 0,4 % van de berekeningsgrondslag bepaald in paragraaf 3 niet overschrijden.
De Koning bepaalt het percentage van de berekeningsbasis, in overeenstemming met de voorwaarden bepaald in het vorige lid. Dit percentage kan verschillend zijn voor de beheersvennootschappen, de collectieve beheerorganisaties en de onafhankelijke beheerentiteiten.
Het percentage mag 0,1 % niet overschrijden van de in paragraaf 3 bepaalde berekeningsgrondslag, voor de bijdrage verschuldigd door de beheersvennootschappen die representatief zijn voor alle beheersvennootschappen en collectieve beheersorganisaties, aangeduid door de Koning overeenkomstig de artikelen XI.229, vijfde lid, XI.239, achtste lid, XI.242, derde lid en XI.244, vierde lid, voor wat betreft de vergoedingsrechten geïnd door deze vennootschappen, respectievelijk bepaald in de artikelen XX.000, XX.000, XX.000, XX.000 en XI.243.
§ 5. Zijn niet begrepen in de in paragraaf 3 bepaalde berekeningsgrondslag, de rechten geïnd door beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties of onafhankelijke beheerorganisaties bedoeld in § 2 voor zover:
1° die rechten uitsluitend betrekking hebben op exploitatiedaden verricht in het buitenland;
2° de rechten integraal moeten worden doorgestort, in voorkomend geval na inhouding van een commissie voor het beheer, door de beheersvennootschap, de collectieve beheerorganisatie bedoeld in artikel XI.246, § 1, tweede lid of de onafhankelijke beheerentiteit bedoeld in artikel XI.246, § 1, derde en vierde lid, naar één of meer beheervennootschappen, collectieve beheerorganisaties of onafhankelijke beheerentiteiten in het buitenland; en
3° enkel de beheersvennootschap of beheersvennootschappen, collectieve beheerorganisaties en onafhankelijke beheerentiteiten bedoeld in 2° die de zetel van hun economische bedrijvigheid in het buitenland hebben, voor de verdeling van deze rechten instaan.
§ 6. Het organieke fonds mag een debetstand vertonen mits deze debetstand nog in de loop van hetzelfde begrotingsjaar wordt aangezuiverd in functie van de verwezenlijkte ontvangsten zodat het begrotingsjaar met een positief saldo kan worden afgesloten.
§ 7. Onverminderd de andere sancties bepaald door dit Wetboek, kan de minister van Financiën op verzoek van de minister, de Federale Overheidsdienst Financiën belasten met de invordering van de onbetaald gebleven bijdragen.
Art. XI.288. Jaarlijks publiceert de FOD Economie een activiteitenverslag betreffende het auteursrecht en de naburige rechten. Dit verslag omvat een onderdeel "wetgeving", een onderdeel "controle" en een onderdeel "economische analyse". Het verslag biedt een overzicht van de activiteiten die gedurende het jaar werden uitgeoefend door de FOD Economie.
Het onderdeel "controle" zal per categorie van werken en exploitatiewijzen een onderscheid maken tussen de vragen om inlichtingen, de klachten van debiteuren en van rechthebbenden en de ambtshalve tussenkomsten van de Controledienst alsmede hun resultaten. De gegronde klachten worden bekendgemaakt per beheersvennootschap. Het verslag geeft een getrouw beeld van de sector van het collectief beheer en zal verslag uitbrengen van de specifieke rol en de financiële toestand van de beheersvennootschappen alsook van de recente ontwikkelingen binnen deze sector.
Het verslag wordt meegedeeld aan de minister. Eveneens wordt het verslag op de website van de FOD Economie gepubliceerd.
HOOFDSTUK 11. Toepassingsgebied
Art. XI.289. Onverminderd het bepaalde in internationale overeenkomsten gelden de bij deze titel gewaarborgde rechten in België ook voor de buitenlandse auteurs en de buitenlanders die naburige rechten genieten, maar niet voor een langere termijn dan bij de Belgische wet is bepaald.
Indien evenwel die rechten in hun eigen land vervallen na een kortere termijn, vervallen zij ook in België na het verstrijken van die termijn.
Zijn de Belgische auteurs en de Belgische houders van naburige rechten in mindere mate beschermd in een vreemd land, dan gelden de voordelen van deze titel voor de onderdanen van dat land slechts in gelijke mate. Niettegenstaande het eerste lid is de reciprociteit van toepassing op de rechten op vergoeding van uitgevers, uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen, alsook van eerste vastleggingen van films bedoeld in de artikelen XI.229, XI.240, XI.243, XI.318/1 en XI.318/7, zulks onverminderd het Verdrag over de Europese Unie.
Art. XI.290. De Belgische auteurs mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van :
1° de Berner Conventie en van
2° het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake auteursrecht (WCT), gedaan te Genève op 20 december 1996, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.
De Belgische houders van naburige rechten mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van het Internationaal Verdrag inzake de bescherming van uitvoerende kunstenaars, producenten van fonogrammen en omroeporganisaties, gedaan te Rome op 26 oktober 1961, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.
De Belgische uitvoerende kunstenaars en producenten van fonogrammen mogen, tot eigen voordeel, in België de toepassing eisen van de bepalingen van het Verdrag van de Wereldorganisatie voor de intellectuele eigendom inzake uitvoeringen en fonogrammen (WPPT), gedaan te Genève op 20 december 1996, in al de gevallen waar deze bepalingen gunstiger zijn dan de Belgische wet.
HOOFDSTUK 12. - Rechtsbescherming van technische voorzieningen en informatie betreffende het beheer van rechten
Art. XI.291. § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat deze omzeiling het plegen van inbreuken bedoeld in artikel XI.293 kan vergemakkelijken, is schuldig aan een misdrijf. De omzeiling van technische voorzieningen getroffen, overeenkomstig of krachtens dit artikel of overeenkomstig artikel XI.336 en XVII.15,
§ 1, wordt geacht het plegen van inbreuken bedoeld in artikel XI.293 te vergemakkelijken.
Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die
:
1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of
2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of
3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf.
Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een werk of prestatie wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.
§ 2. De rechthebbenden nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een werk of een prestatie om de uitzonderingen bedoeld in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18°, 19°, 20° en 21°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, in
artikel XI.191/2, § 1, 1° tot 4°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17°, 18°,
19° en 20°, in artikel XI.217/1, 3°, 4°, 6° en 7°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, §§ 4 tot 7, en in artikel XI.310, §§ 2 tot 5, te kunnen genieten, mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot het door de technische voorziening beschermde werk of prestatie.
De Koning kan, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, volgens de voorwaarden die Hij vaststelt, de lijst van bepalingen bedoeld in het eerste lid, uitbreiden tot de artikelen XI.190, 9°, en XI.217, 7°, voor zover dit geen afbreuk doet aan de normale exploitatie van werken of van prestaties, noch de wettige belangen van de rechthebbenden onredelijk schaadt.
§ 3. De paragraaf 2 geldt niet voor werken of prestaties voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.
§ 4. De technische voorzieningen bedoeld in paragraaf 1 en artikel I.13 mogen de rechtmatige verkrijgers van werken en prestaties niet beletten deze werken en prestaties overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken.
Art. XI.292. § 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht : 1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van werken of van prestaties, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk
op het auteursrecht of op een naburig recht, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf.
§ 2. In de zin van dit artikel wordt onder "informatie betreffende het beheer van rechten" verstaan alle door de rechthebbenden verstrekte informatie op grond waarvan het werk of prestatie, dan wel de auteur of andere rechthebbende kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van het werk of prestatie, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.
Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een werk of prestatie of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan.
HOOFDSTUK 13. Namaak
Art. XI.293. Hij die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het auteursrecht en de naburige rechten, is schuldig aan het misdrijf van namaak.
Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een auteur of van een persoon die een naburig recht geniet, of voor enig door hem gebruik distinctief kenmerk om zijn werk of prestatie aan te duiden. De aldus tot stand gebrachte voorwerpen worden als nagemaakt beschouwd.
Hij die voorwerpen, wetende dat zij nagemaakt zijn, verkoopt, verhuurt, te koop of te huur stelt, in voorraad heeft voor de verkoop of de verhuur of in België invoert voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.
De bepalingen van hoofdstuk XI van de wet van 3 juli 1969 houdende invoering van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde zijn van toepassing op de overtredingen van de bepalingen van de hoofdstukken 5 tot 8 en op de overtredingen van hun uitvoeringsbesluiten, waarbij de term "belasting" wordt vervangen door "vergoeding".
Wanneer de feiten voorgelegd aan de rechtbank, het voorwerp zijn van een vordering tot staking in toepassing van artikel XVII.14, § 3, kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.
Titel 6. Computerprogramma's
Art. XI.293/1. Deze titel voorziet in de omzetting van volgende richtlijnen:
1° Richtlijn 2009/24/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 april 2009 betreffende de rechtsbescherming van computerprogramma's;
2° Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.
Art. XI.294. Computerprogramma's, het voorbereidend materiaal daaronder begrepen,
worden auteursrechtelijk beschermd en gelijkgesteld met werken van letterkunde in de zin van de Berner Conventie.
Art. XI.295. Een computerprogramma geniet bescherming indien het oorspronkelijk is in die zin, dat het een eigen intellectuele schepping van de auteur is. Om te bepalen of het programma voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt, mogen geen andere criteria worden aangelegd.
De bescherming overeenkomstig deze titel wordt verleend aan de uitdrukkingswijze, in welke vorm ook, van een computerprogramma. De ideeën en beginselen die aan enig element van een computerprogramma ten grondslag liggen, met inbegrip van de ideeën en beginselen die aan de interfaces daarvan ten grondslag liggen, worden niet auteursrechtelijk beschermd.
Art. XI.295/1. De artikelen XI.167/1 tot XI.167/6 zijn niet van toepassing op de computerprogramma's.
Art. XI.296. Tenzij bij overeenkomst of statutair anders is bepaald, wordt alleen de werkgever geacht verkrijger te zijn van de vermogensrechten met betrekking tot computerprogramma's die zijn gemaakt door een of meer werknemers of beambten bij de uitoefening van hun taken of in opdracht van hun werkgever.
Art. XI.297. Het morele recht wordt geregeld overeenkomstig artikel 6bis, 1, van de Berner Conventie.
Art. XI.298. Onverminderd de artikelen XI.299 en XI.300, omvatten de vermogensrechten :
a) de permanente of tijdelijke reproductie van een deel of het geheel van een computerprogramma, ongeacht op welke wijze en in welke vorm. Voor zover voor het laden of in beeld brengen, of de uitvoering, transmissie of opslag van een computerprogramma deze reproductie van het programma noodzakelijk is, is voor deze handelingen toestemming van de rechthebbende vereist;
b) het vertalen, bewerken, arrangeren of anderszins veranderen van een programma, en de reproductie van het resultaat daarvan, onverminderd de rechten van degene die het programma verandert;
c) elke vorm van distributie, met inbegrip van het verhuren en uitlenen, van een oorspronkelijk computerprogramma of kopieën daarvan onder het publiek. De eerste verkoop in de Europese Unie van een kopie van een programma door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de distributie van die kopie in de Europese Unie, met uitzondering van het recht om controle uit te oefenen op het verder verhuren en het uitlenen van het programma of een kopie daarvan.
Art. XI.299. § 1. Tenzij bij overeenkomst uitdrukkelijk anders is bepaald, is voor de in artikel XI.298, a) en b), genoemde handelingen, geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer deze handelingen voor de rechtmatige gebruiker noodzakelijk zijn om het computerprogramma te kunnen gebruiken voor het beoogde doel, met inbegrip van het verbeteren van fouten.
§ 2. De reproductie in de vorm van een reservekopie door de rechtmatige gebruiker van het computerprogramma mag niet worden verboden, voor zover die kopie noodzakelijk is om het programma te kunnen gebruiken.
§ 3. De rechtmatige gebruiker van een kopie van een computerprogramma is gemachtigd om zonder toestemming van de rechthebbende de werking van het programma te observeren, te bestuderen en uit te testen, ten einde vast te stellen welke ideeën en beginselen aan een element van het programma ten grondslag liggen, indien hij dit doet bij het rechtmatig laden of in beeld brengen, de uitvoering, transmissie of opslag van het computerprogramma.
§ 4. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor:
1° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het computerprogramma en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de rechthebbende. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
2° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van het computerprogramma en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de rechthebbende.
De bepalingen van titel 5, hoofdstuk 8/2, zijn mutatis mutandis van toepassing op de bepalingen onder 1° en 2°.
§ 5. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor reproducties in de zin van artikel XI.298, a) en b), van rechtmatig toegankelijke werken met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van die werken door de rechthebbende ervan niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze reproducties mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.
§ 6. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor de handelingen bedoeld in artikel XI.298 wanneer deze handelingen plaatsvinden in het kader van het digitaal gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en
het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in het eerste lid bedoelde gebruik van werken ter illustratie bij onderwijs via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
§ 7. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist voor de handelingen bedoeld in artikel XI.298, a), wanneer deze handelingen, in welke vorm of welk medium ook, worden uitgevoerd door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed met betrekking tot werken die permanent deel uitmaken van hun collecties en wanneer de handelingen plaatsvinden met het oog op het behoud van dergelijke werken en voor zover de handeling noodzakelijk is voor dergelijk behoud.
Art. XI.299/1. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de rechthebbende van een computerprogramma zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet- commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een computerprogramma dat niet of niet meer in de handel is en dat permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de computerprogramma's beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de identificeerbare rechthebben de worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een rechthebbende kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de computerprogramma's die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de rechthebbende om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van rechthebbenden.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
Art. XI.300. § 1. Er is geen toestemming van de rechthebbende vereist wanneer de reproductie van de code en de vertaling van de codevorm in de zin van artikel XI.298, a) en b), onmisbaar zijn om de informatie te verkrijgen die nodig is om de compatibiliteit van een onafhankelijk gecreëerd computerprogramma met andere programma's tot stand te brengen, voor zover aan de volgende voorwaarden wordt voldaan :
a) de reproductie en de vertaling worden verricht door een persoon die het recht heeft om een kopie van het programma te gebruiken, of voor zijn rekening door een daartoe gemachtigd persoon;
b) de gegevens die nodig zijn om de compatibiliteit tot stand te brengen zijn nog niet eerder snel en
gemakkelijk beschikbaar gesteld voor hem;
c) de reproductie en de vertaling blijven beperkt tot die onderdelen van het oorspronkelijke programma die voor het tot stand brengen van deze compatibiliteit noodzakelijk zijn.
§ 2. Het bepaalde in de vorige paragraaf biedt niet de mogelijkheid dat de op grond daarvan verkregen informatie :
a) voor een ander doel dan het tot stand brengen van de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma wordt gebruikt;
b) aan derden wordt meegedeeld, tenzij die mededeling noodzakelijk is met het oog op de compatibiliteit van het onafhankelijk gecreëerde programma;
c) of wordt gebruikt voor de ontwikkeling, productie of het in de handel brengen van een qua uitdrukkingswijze in wezen gelijk computerprogramma, of voor andere handelingen waarmee inbreuk op het auteursrecht wordt gepleegd.
§ 3. Dit artikel mag niet zodanig worden toegepast dat ongerechtvaardigd nadeel voor de rechtmatige belangen van de rechthebbende ontstaat of het normale gebruik van het computerprogramma belemmerd wordt.
Art. XI.301. De bepalingen van de artikelen XI.299, §§ 2 tot 7, XI.299/1 en XI.300 zijn van dwingend recht.
Art. XI.302. De termijn van bescherming van computerprogramma's door het auteursrecht wordt bepaald overeenkomstig artikel XI.166.
Art. XI.303. De inbreuken op het auteursrecht inzake een computerprogramma worden gesanctioneerd overeenkomstig de wet.
Art. XI.304. Hij die een kopie van een computerprogramma in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit, terwijl hij weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat het een onrechtmatige kopie is, dan wel middelen in het verkeer brengt of voor commerciële doeleinden bezit die uitsluitend bestemd zijn om de ongeoorloofde verwijdering of ontwijking van de technische voorzieningen ter bescherming van het computerprogramma te vergemakkelijken, is schuldig aan het misdrijf van namaak.
Titel 7. Databanken
HOOFDSTUK 1. Begrippen en toepassingsgebied
Art. XI.305. Deze titel voorziet in de omzetting van volgende richtlijnen:
1° Richtlijn 96/9/EG van het Europees Parlement en de Raad van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken;
2° Richtlijn (EU) 2019/790 van het Europees Parlement en de Raad van 17 april 2019 inzake auteursrechten en naburige rechten in de digitale eengemaakte markt en tot wijziging van Richtlijnen 96/9/EG en 2001/29/EG.
Art. XI.306. Het recht van de producenten van databanken is van toepassing op databanken in ongeacht welke vorm, waarvan de verkrijging, de controle of de presentatie van de inhoud in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een substantiële investering.
Het recht van de producenten van databanken geldt ongeacht enige andere vorm van bescherming van databanken of van de inhoud ervan door het auteursrecht dan wel door andere rechten en laten de bestaande rechten op de werken, de gegevens of andere elementen opgenomen in de databank onverlet.
Het recht van de producenten van databanken geldt niet voor computerprogramma's als zodanig, daaronder begrepen die gebruikt bij de fabricage of de werking van databanken.
HOOFDSTUK 2. Rechten van de producenten van databanken
Art. XI.307. Producenten van databanken hebben het recht de opvraging en/of het hergebruik van het geheel of van een in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantieel deel van de inhoud van hun databanken te verbieden.
Herhaald en systematisch opvragen en/of hergebruiken van niet-substantiële delen van de inhoud van de databank zijn niet toegestaan indien zij strijdig zijn met een normale exploitatie van die databank of zij ongerechtvaardigde schade toebrengen aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.
De eerste verkoop in de Europese Unie van een kopie van een databank door de rechthebbende of met diens toestemming leidt tot uitputting van het recht om controle uit te oefenen op de doorverkoop van die kopie in de Europese Unie.
Art. XI.308. Het recht van de producenten van databanken is een roerend recht dat overgaat bij erfopvolging en vatbaar is voor gehele of gedeeltelijke overdracht, overeenkomstig de bepalingen van het Burgerlijk Wetboek. Het kan onder meer worden overgedragen of in een gewone of exclusieve licentie worden ondergebracht.
Art. XI.309. Het recht van de producenten van databanken geldt vanaf het tijdstip waarop de fabricage van de databank is voltooid en verstrijkt vijftien jaar na 1 januari van het jaar volgend op de datum van de voltooiing. Ten aanzien van databanken die voor het verstrijken van de in het eerste lid gestelde termijn op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek worden gesteld, verstrijkt de beschermingstermijn vijftien jaar na 1 januari van het jaar volgend op de datum waarop zij voor het eerst ter beschikking van het publiek zijn gesteld.
Met elke in kwalitatief of kwantitatief opzicht substantiële wijziging van de inhoud van een databank, met name elke substantiële wijziging ten gevolge van opeenvolgende toevoegingen, weglatingen of wijzigingen, die in kwalitatief of kwantitatief opzicht getuigt van een nieuwe substantiële investering, gaat voor de door die investering ontstane databank een eigen beschermingstermijn in.
De producent van de databank moet bewijzen op welke datum de fabricage is voltooid, alsook dat de inhoud van de databank op zodanige wijze substantieel is gewijzigd dat overeenkomstig het derde lid aan de aldus ontstane databank een eigen beschermingstermijn kan worden toegekend.
HOOFDSTUK 3. Uitzonderingen op het recht van de producenten van databanken
Art. XI.310. § 1. De rechtmatige gebruiker van een databank die op enige wettige wijze aan het publiek ter beschikking is gesteld, kan zonder toestemming van de producent :
1° uitsluitend voor privégebruik een substantieel deel van de inhoud van een niet-electronische databank opvragen;
2° ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek een substantieel deel van de inhoud van een databank opvragen, voor zover zulks verantwoord is door de nagestreefde niet-winstgevende doelstelling;
3° een substantieel deel van de inhoud van een databank opvragen en/of hergebruiken om de openbare veiligheid te waarborgen of om in een administratieve of gerechtelijke procedure aan te wenden.
De naam van de producent en de benaming van de databank waarvan de inhoud ter illustratie bij onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek wordt opgevraagd, moeten worden vermeld.
§ 2. Er is geen toestemming van de producent vereist voor:
1° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe de begunstigde rechtmatige toegang heeft, door een begunstigde of een namens hem optredende persoon, voor exclusief gebruik door de begunstigde en voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de databank en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de producent. Een in België gevestigde begunstigde kan een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is;
2° een handeling die noodzakelijk is voor de vervaardiging, de mededeling, de beschikbaarstelling of de distributie van een exemplaar in toegankelijke vorm van een werk of prestatie waartoe zij rechtmatige toegang heeft, door een in België gevestigde toegelaten entiteit aan een begunstigde of een andere toegelaten entiteit gevestigd in een lidstaat van de Europese Unie. Een in België gevestigde toegelaten entiteit kan eveneens een exemplaar in toegankelijke vorm verkrijgen van of er toegang toe hebben bij een toegelaten entiteit die in een lidstaat van de Europese Unie gevestigd is. De in de twee voorgaande zinnen bedoelde handelingen worden uitgevoerd zonder winstoogmerk, met het oog op exclusief gebruik door een begunstigde, voor zover hierdoor geen afbreuk wordt gedaan aan de normale exploitatie van de databank en geen onredelijke schade wordt berokkend aan de wettige belangen van de producent.
De bepalingen van titel 5, hoofdstuk 8/2, zijn mutatis mutandis van toepassing op paragraaf 2.
§ 3. Er is geen toestemming van de producent vereist voor:
1° de opvraging door onderzoeksorganisaties, door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, om met het oog op wetenschappelijk onderzoek tekst- en datamining te verrichten op de inhoud van de
databanken, werken en prestaties waartoe zij rechtmatige toegang hebben.
Deze opvragingen van de inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, worden opgeslagen met een passend beveiligingsniveau en mogen worden bewaard voor doeleinden in verband met wetenschappelijk onderzoek, inclusief de verificatie van onderzoeksresultaten.
De producenten van databanken kunnen maatregelen nemen om de veiligheid en de integriteit te verzekeren van de netwerken en databanken waar de inhoud van een databank wordt gehost, voor zover deze maatregelen niet verder gaan dan wat nodig is om die doelstelling te verwezenlijken;
2° de opvraging van de rechtmatig toegankelijke inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, met het oog op tekst- en datamining, op voorwaarde dat het gebruik van de inhoud van een databank door de producenten van databanken niet op passende wijze uitdrukkelijk is voorbehouden.
Bij content die online voor het publiek beschikbaar wordt gesteld, wordt het voorbehoud enkel als passend beschouwd indien hierbij machinaal leesbare middelen worden gebruikt.
Deze opvragingen mogen worden bewaard zolang dit nodig is voor tekst- en datamining.
§ 4. Er is geen toestemming van de producent vereist voor de opvraging of het hergebruik van de inhoud van een databank dat plaatsvindt in het kader van het digitaal gebruik van werken of prestaties ter illustratie bij onderwijs, voor zover het gebruik verantwoord is door de nagestreefde, niet-winstgevende doelstelling en op voorwaarde dat het gebruik:
a) plaatsvindt onder de verantwoordelijkheid van een onderwijsinstelling, in haar gebouwen of elders, of door middel van een beveiligde elektronische omgeving die alleen toegankelijk is voor de leerlingen of studenten en het onderwijzend personeel van de onderwijsinstelling; en
b) vergezeld gaat van de vermelding van de bron, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
Het in het eerste lid bedoelde gebruik van de inhoud van een databank, waaronder werken of prestaties, ter illustratie bij onderwijs, via beveiligde elektronische omgevingen, wordt geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de onderwijsinstelling is gevestigd.
§ 5. Er is geen toestemming van de producent vereist voor de opvraging en/of het hergebruik van de inhoud van een databank, in welke vorm of welk medium ook, die wordt uitgevoerd door voor het publiek toegankelijke bibliotheken, door voor het publiek toegankelijke musea, door archieven of door instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed met betrekking tot de inhoud van databanken, waaronder werken of prestaties, die permanent deel uitmaken van hun collecties wanneer de handelingen plaatsvinden met het oog op het behoud van dergelijke inhoud van een databank en voor zover de handeling noodzakelijk is voor dergelijk behoud.
Art. XI.310/1. § 1. Behoudens in het geval bedoeld in paragraaf 2, kan de producent van een databank zich niet verzetten tegen de reproductie of mededeling aan het publiek voor niet-commerciële doeleinden door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, van een databank die niet of niet meer in de handel is en die permanent deel uitmaakt van hun collecties, op voorwaarde dat:
1° de overeenkomstig artikel XI.245/7/2, § 2, aangeduide representatieve beheersvennootschap niet is aangeduid voor de betrokken rechten;
2° de databanken beschikbaar worden gesteld op niet-commerciële websites; en
3° de bron en de naam van de producent of van elke andere identificeerbare rechthebbende worden vermeld, tenzij dit niet mogelijk blijkt.
§ 2. Een producent kan overeenkomstig artikel XI.245/7/3 te allen tijde, gemakkelijk en effectief, zijn werken uitsluiten van de rechten van reproductie en mededeling aan het publiek, bedoeld in paragraaf 1, hetzij in het algemeen, hetzij in specifieke gevallen, inclusief na het begin van het gebruik in kwestie door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed.
De Koning kan nadere regels bepalen inzake de wijze van uitoefening van de uitsluiting bedoeld in het eerste lid.
§ 3. Ten minste zes maanden voordat de reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, plaats heeft, moeten voornoemde instellingen, in een voor het publiek toegankelijke onlinedatabank, die overeenkomstig Verordening (EU) 2017/1001 van het Europees Parlement en de Raad van 14 juni 2017 inzake het Uniemerk door het Bureau voor intellectuele eigendom van de Europese Unie wordt opgericht en beheerd, de volgende informatie kenbaar maken:
1° de identificatie van de databanken die niet of niet meer in de handel zijn; en
2° de mogelijkheid voor de producent om zijn rechten uit te sluiten van deze uitzondering, overeenkomstig artikel XI.245/7/3.
De Koning kan nadere regels bepalen in verband met de in het eerste lid bedoelde kenbaarmaking, alsook aanvullende passende publiciteitsmaatregelen bepalen indien dit noodzakelijk blijkt voor de algemene bewustwording van producenten.
§ 4. De reproductie en de mededeling aan het publiek door een voor het publiek toegankelijke bibliotheek of een voor het publiek toegankelijk museum, een archief of een instelling voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed, bedoeld in paragraaf 1, worden geacht uitsluitend plaats te vinden in de lidstaat waar de voornoemde instelling is gevestigd.
§ 5. De voor het publiek toegankelijke bibliotheken of de voor het publiek toegankelijke musea, de archieven of de instellingen voor cinematografisch of audio(visueel) erfgoed zijn de verantwoordelijken voor de verwerking van persoonsgegevens, elk voor de hen betreffende gegevensverwerkingen.
HOOFDSTUK 4. Rechten en verplichtingen van de rechtmatige gebruikers
Art. XI.311. De producent van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, kan de rechtmatige gebruiker van die databank niet beletten in kwalitatief of kwantitatief opzicht niet- substantiële delen van de inhoud ervan voor welk doel ook op te vragen en/of te hergebruiken.
Voor zover de rechtmatige gebruiker slechts toestemming heeft om een deel van de databank op te vragen en/of te hergebruiken, geldt het recht bedoeld in het eerste lid van dit artikel ook alleen voor dat deel.
Art. XI.312. De rechtmatige gebruiker van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, mag geen handelingen verrichten die in strijd zijn met een normale exploitatie van die databank of waardoor ongerechtvaardigde schade wordt toegebracht aan de rechtmatige belangen van de producent van de databank.
Art. XI.313. De rechtmatige gebruiker van een databank die op enigerlei wijze ter beschikking van het publiek wordt gesteld, mag de houder van een auteursrecht of van een naburig recht op in die databank vervatte werken of prestaties geen nadeel berokkenen.
Art. XI.314. De bepalingen van de artikelen XI.310 tot XI.313 zijn van dwingend recht.
HOOFDSTUK 5. - Beschermingsgerechtigden
Art. XI.315. Het recht van de producenten van databanken geldt voor databanken waarvan de producent onderdaan is van een lidstaat van de Europese Unie of zijn gewone verblijfplaats heeft op het grondgebied van de Europese Unie.
Het eerste lid van dit artikel is eveneens van toepassing op vennootschappen en ondernemingen opgericht overeenkomstig de wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, waarvan de statutaire zetel, het hoofdbestuur of de hoofdvestiging in de Unie is gelegen. Indien een dergelijke vennootschap of onderneming echter alleen haar statutaire zetel op het grondgebied van de Unie heeft, moeten haar werkzaamheden een werkelijke en duurzame band met de economie van een lidstaat hebben.
Databanken uit derde landen die niet onder het eerste of tweede lid van dit artikel vallen en waarop overeenkomsten betrekking hebben die op voorstel van de Commissie van de Europese Unie door de Raad zijn gesloten, worden beschermd op grond van het recht van de producenten van databanken. De duur van de aan deze databanken verleende bescherming kan niet langer zijn dan die vastgesteld in artikel XI.309.
HOOFDSTUK 6. Rechtsbescherming van technische voorzieningen en van informatie betreffende het beheer van rechten
Art. XI.316. § 1. Eenieder die een doeltreffende technische voorziening omzeilt en dat weet of redelijkerwijs behoort te weten, is schuldig aan een misdrijf.
Eenieder die inrichtingen, producten of onderdelen vervaardigt, invoert, verdeelt, verkoopt, verhuurt, er reclame voor verkoop of verhuur voor maakt, of voor commerciële doeleinden bezit, of die diensten verricht die
:
1° gestimuleerd, aangeprezen of in de handel worden gebracht om de bescherming van een doeltreffende technische voorziening te omzeilen, of
2° slechts een commercieel beperkt doel of nut hebben naast het omzeilen van de bescherming van een doeltreffende technische voorziening, of
3° in het bijzonder ontworpen, vervaardigd of aangepast zijn met het doel het omzeilen van een doeltreffende technische voorziening mogelijk of gemakkelijker te maken, is schuldig aan een misdrijf.
Technische voorzieningen worden geacht doeltreffend te zijn in de zin van het eerste en tweede lid indien het gebruik van een databank wordt beheerst door de rechthebbende, door toepassing van een controle op de toegang of een beschermingsprocédé zoals encryptie, versluiering of andere transformatie van het werk of prestatie of een kopieerbeveiliging die de beoogde bescherming bereikt.
§ 2. De producenten van databanken nemen binnen een redelijke termijn afdoende vrijwillige maatregelen, waaronder overeenkomsten met andere betrokken partijen, om ervoor te zorgen dat de nodige middelen verschaft worden aan de gebruiker van een databank om de uitzonderingen te kunnen genieten bepaald in artikel XI.310, eerste lid, 2° en 3°, mits de gebruiker op rechtmatige wijze toegang heeft tot de door de technische voorziening beschermde databank.
§ 3. De technische voorzieningen die door de producenten van databanken vrijwillig worden getroffen, met inbegrip van die ter uitvoering van vrijwillig gesloten overeenkomsten, alsook de technische voorzieningen die getroffen werden krachtens een beschikking gegeven bij toepassing van artikel 2bis van de wet van 10 augustus 1998 houdende omzetting in Belgisch gerechtelijk recht van de Europese richtlijn van 11 maart 1996 betreffende de rechtsbescherming van databanken, genieten de in § 1 bedoelde rechtsbescherming.
§ 4. Paragraaf 2 geldt niet voor databanken voor het publiek beschikbaar gesteld op grond van overeengekomen bepalingen op zodanige wijze dat leden van het publiek daartoe toegang hebben op een door hen individueel gekozen plaats en tijd.
§ 5. De technische voorzieningen bedoeld in paragraaf 1 mogen de rechtmatige verkrijgers van databanken niet beletten deze databanken overeenkomstig hun beoogde doel te gebruiken.
Art. XI.317. § 1. Eenieder die opzettelijk op ongeoorloofde wijze een van de volgende handelingen verricht : 1° de verwijdering of wijziging van elektronische informatie betreffende het beheer van rechten;
2° de verspreiding, de invoer ter verspreiding, de uitzending, de mededeling aan het publiek of de beschikbaarstelling voor het publiek van databanken, waaruit op ongeoorloofde wijze elektronische informatie betreffende het beheer van rechten is verwijderd of waarin op ongeoorloofde wijze dergelijke informatie is gewijzigd, en die weet of redelijkerwijs behoort te weten dat hij zodoende aanzet tot een inbreuk op het recht van de producenten van databanken, dan wel een dergelijke inbreuk mogelijk maakt, vergemakkelijkt of verbergt, is schuldig aan een misdrijf.
§ 2. In de zin van dit artikel wordt onder "informatie betreffende het beheer van rechten" verstaan alle door de producenten van databanken verstrekte informatie op grond waarvan de databank, dan wel de producent van de databank kunnen worden geïdentificeerd. Deze term wijst ook op informatie betreffende de voorwaarden voor het gebruik van de databank, alsook op de cijfers en codes waarin die informatie vervat ligt.
Het eerste lid is van toepassing, wanneer bestanddelen van deze informatie zijn verbonden met een kopie van een databank of kenbaar worden bij de mededeling aan het publiek ervan.
HOOFDSTUK 7. Namaak
Art. XI.318. Eenieder die kwaadwillig of bedrieglijk inbreuk pleegt op het recht van de producenten van databanken is schuldig aan het misdrijf van namaak.
Hetzelfde geldt voor de kwaadwillige of bedrieglijke aanwending van de naam van een producent van databanken of van enig door hem gebruikt distinctief kenmerk om zijn prestatie aan te duiden. Dergelijke prestaties worden als nagemaakt beschouwd.
Eenieder die met kwaadwillig of bedrieglijk opzet nagemaakte databanken hergebruikt, in voorraad heeft om te worden hergebruikt of op het Belgisch grondgebied invoert, voor commerciële doeleinden, is schuldig aan hetzelfde misdrijf.
Wanneer de aan de rechtbank voorgelegde feiten het voorwerp uitmaken van een vordering tot staking met toepassing van artikel XVII.14, XVII.15, XVII.18, XVII.19 en XVII.20 kan er niet over de strafvordering beslist worden dan nadat een in kracht van gewijsde gegane beslissing is genomen over de vordering tot staking.
TITEL 7/1. De vergoeding van de uitgevers voor reproducties op papier van hun uitgaven op papier en de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven
Art. XI.318/1. Zonder afbreuk te doen aan het recht op vergoeding bepaald in artikel XI.239, hebben de uitgevers een recht op vergoeding voor de reproductie op papier of op een soortgelijke drager van hun uitgaven op papier, in geval van een gedeeltelijke of integrale reproductie van artikelen, van beeldende of grafische kunst, of van korte fragmenten uit andere uitgaven, met behulp van ongeacht welke fotografische techniek of enige andere werkwijze die een soortgelijk resultaat oplevert, wanneer die reproductie wordt gemaakt door een rechtspersoon voor intern gebruik dan wel door een natuurlijk persoon voor intern gebruik in het kader van zijn professionele activiteiten, met uitzondering van de reproducties die worden gemaakt ter illustratie van het onderwijs of voor wetenschappelijk onderzoek.
De duur van het recht op vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt vijftig jaar vanaf de eerste uitgave op papier. Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste uitgave op papier.
Art. XI.318/2. De in het artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding bestaat uit een evenredige vergoeding die bepaald wordt in functie van het aantal reproducties van de uitgaven op papier.
Deze is verschuldigd door de natuurlijke personen of de rechtspersonen die reproducties overeenkomstig artikel XI. 318/1 vervaardigen of, in voorkomend geval, met décharge van eerstgenoemden, door hen die onder bezwarende titel of gratis een reproductieapparaat ter beschikking stellen van anderen.
Art. XI.318/3. De Koning bepaalt bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in de artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding.
Deze vergoeding kan worden aangepast naar gelang van de betrokken sectoren.
De Koning bepaalt de nadere regels voor de inning en de verdeling van en de controle op die vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.
Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en de nadere regels, belast de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen en collectieve
beheerorganisaties die in België de in artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding beheren, met de inning en de verdeling van de in artikel XI.318/1 bedoelde vergoeding.
Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.
Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.
Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.
Art. XI.318/4. De in het kader van dit hoofdstuk door de Koning aangewezen beheersvennootschap kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij
:
1° de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977;
2° de Administratie van de btw met toepassing van artikel 93bis van het btw-wetboek van 3 juli 1969; en
3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Art. XI.318/5. Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en btw-Administratie op hun verzoek.
Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan en krijgen van :
1° de dienst Controle en Bemiddeling en van de FOD Economie;
2° de beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.
Art. XI.318/6. De bepalingen van Boek I, hoofdstuk 9, Boek XI, titel 5 en titel 9, Boek XV, en Boek XVII zijn van overeenkomstige toepassing op de huidige titel, in die zin dat de woorden "naburig recht" of "naburige rechten" moeten gelezen worden als omvattende "het recht van de uitgevers op vergoeding voor de reproductie
op papier of op een soortgelijke drager van hun uitgaven op papier".
Art. XI.318/7. Zonder afbreuk te doen aan het recht op vergoeding van de auteurs, uitvoerende kunstenaars en producenten, bepaald in artikel XI.229, hebben de uitgevers een recht op vergoeding voor de reproductie van hun uitgaven, met uitzondering van bladmuziek, door een natuurlijke persoon voor eigen gebruik gemaakt, en zonder enig direct of indirect commercieel oogmerk.
De duur van het recht op vergoeding bedoeld in het eerste lid bedraagt vijftig jaar vanaf de eerste uitgave. Deze termijn wordt berekend vanaf 1 januari van het jaar dat volgt op de eerste uitgave.
De vergoeding wordt betaald door de fabrikant, de invoerder of de intracommunautaire aankoper van dragers en apparaten die kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven, op de datum waarop die dragers en apparaten op het nationale grondgebied in de handel worden gebracht.
Overeenkomstig de in artikel XI.318/8 bepaalde nadere regels, stelt de Koning vast welke apparaten en dragers kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven.
Overeenkomstig de door Hem gestelde voorwaarden en nadere regels, belast de Koning een beheersvennootschap die representatief is voor alle beheersvennootschappen of collectieve beheerorganisaties die in België de in het eerste lid bedoelde vergoeding beheren, met de inning en de verdeling van de vergoeding.
Art. XI.318/8. De Koning bepaalt, per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers die Hij definieert, of deze kennelijk gebruikt worden voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en bepaalt de nadere regels met betrekking tot de inning en de verdeling van en de controle op de vergoeding, alsmede het tijdstip waarop ze verschuldigd is.
De Koning kan, op een specifieke lijst, de categorieën van technisch soortgelijke apparaten en dragers vaststellen die niet kennelijk worden gebruikt voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en die niet onderworpen zijn aan de vergoeding van de uitgevers voor het kopiëren voor eigen gebruik van hun uitgaven.
De computers of categorieën van computers zoals deze door de Koning worden gedefinieerd, kunnen slechts bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad onderworpen worden aan de vergoeding of ingeschreven worden in de specifieke lijst zoals bedoeld in het tweede lid.
Op hetzelfde moment dat Hij het statuut van de apparaten en dragers vaststelt, stelt de Koning bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, de in artikel XI.318/7 bedoelde vergoeding vast.
Deze vergoeding wordt vastgesteld per categorie van technisch soortgelijke apparaten en dragers.
Een apparaat dat kennelijk gebruikt wordt voor het reproduceren voor eigen gebruik van uitgaven en dat op voortdurende wijze een drager incorporeert, is slechts aan een enkele vergoeding onderworpen.
Bij het vaststellen van deze vergoeding wordt onder andere rekening gehouden met het al dan niet toepassen van de in artikel I.13, 7°, XI.291 en XV.69 bedoelde technische voorzieningen op de betrokken uitgaven.
Het bedrag van deze vergoeding kan om de drie jaar worden herzien.
Indien de omstandigheden die het bepalen van het bedrag hebben gerechtvaardigd, kennelijk en duurzaam gewijzigd zijn, kan dit bedrag voor het verstrijken van de termijn van drie jaar worden herzien.
Indien de Koning het bedrag binnen de termijn van drie jaar herziet, motiveert Hij zijn beslissing door de wijziging van de initiële omstandigheden.
Het gebrek aan gebruik van technische voorzieningen kan geen afbreuk doen aan het recht op vergoeding zoals gedefinieerd in artikel XI.318/7.
Art. XI.318/9. Artikel XI.233 is van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven.
Art. XI.318/10. De overeenkomstig artikel XI.318/7 door de Koning aangewezen beheersvennootschap kan de nodige inlichtingen voor het uitvoeren van haar opdracht in naleving van artikel XI.281 en XV.113 bekomen bij:
1° de Administratie der Douane en Accijnzen met toepassing van artikel 320 van de algemene wet inzake douane en accijnzen van 18 juli 1977;
2° de Administratie van de BTW met toepassing van artikel 93bis van het BTW-wetboek van 3 juli 1969; en 3° de Rijksdienst voor Sociale Zekerheid in toepassing van de wet van 15 januari 1990 houdende oprichting
en organisatie van een Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid.
Art. XI.318/11. Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de overeenkomstig artikel XI.318/7 aangewezen
beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan de Administratie der Douane en Accijnzen en BTW- Administratie op hun verzoek.
Onverminderd artikel XI.281 en XV.113 kan de aangewezen beheersvennootschap inlichtingen doorgeven aan en krijgen van:
1° de dienst Controle en Bemiddeling van de FOD Economie;
2° de beheersvennootschappen en collectieve beheerorganisaties die een gelijkaardige activiteit uitoefenen in het buitenland, mits wederkerigheid.
Art. XI.318/12. De bepalingen van Boek I, hoofdstuk 9, Boek XI, titel 5 en titel 9, Boek XV, en Boek XVII zijn van overeenkomstige toepassing op de vergoeding van de uitgevers voor reproducties voor eigen gebruik van hun uitgaven, in die zin dat de woorden "naburig recht" of "naburige rechten" moeten gelezen worden als omvattende "het recht van de uitgevers op vergoeding voor de reproductie voor eigen gebruik van hun uitgaven".
Titel 8. Topografieën van halfgeleiderproducten
HOOFDSTUK 1. Het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct
Afdeling 1. Het voorwerp en de houder van het exclusief recht
Art. XI.319. De maker van een topografie van een halfgeleiderproduct heeft het exclusief en tijdelijk recht deze te reproduceren en ze commercieel te exploiteren.
Voor de toepassing van deze titel moeten de termen topografie, halfgeleiderproduct en commerciële exploitatie verstaan worden in de zin bedoeld door de richtlijn 87/54 van 16 december 1986 van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende de rechtsbescherming van topografieën van halfgeleiderproducten of in de zin van xxxx xxxxxxxxx besloten door de Raad van de Europese Unie met toepassing van artikel 1, § 2, van die richtlijn.
Art. XI.320. De topografie van een halfgeleiderproduct wordt slechts beschermd voor zover zij voldoet aan de voorwaarden dat zij het voortbrengsel is van de eigen intellectuele inspanning van de maker en in de halfgeleiderindustrie niet algemeen bekend is. Indien de topografie van een halfgeleiderproduct bestaat uit in de halfgeleiderindustrie algemeen bekende bestanddelen, wordt zij slechts beschermd voor zover de combinatie van dergelijke bestanddelen, als één geheel bezien, aan de twee bovengenoemde voorwaarden voldoet.
Art. XI.321. 321. De door deze titel georganiseerde bescherming betreft alleen de topografie zelf en strekt zich niet uit tot enige in de topografie belichaamde concepten, processen, systemen, technieken of gecodeerde informatie.
Art. XI.322. § 1. Indien een topografie van een halfgeleiderproduct door een werknemer in de uitoefening van zijn functie is gemaakt, wordt, behoudens andersluidend beding, de werkgever als de maker beschouwd.
§ 2. Indien een topografie van een halfgeleiderproduct op bestelling is gemaakt, wordt, behoudens andersluidend beding, degene die de bestelling heeft gedaan, als de maker beschouwd.
Art. XI.323. Het recht op bescherming, georganiseerd door deze titel, gaat over op de rechtsopvolgers van de persoon die krachtens deze titel van dat recht houder is.
Afdeling 2. Voorwaarden op het stuk van nationaliteit, verblijf of vestiging
Art. XI.324. Het recht op bescherming ingesteld door artikel XI.319 komt toe aan de natuurlijke personen die onderdaan van een lidstaat van de Europese Unie zijn of hun gewone verblijfplaats op het grondgebied van een lidstaat hebben.
Het recht op bescherming toegekend krachtens artikel XI.322 komt toe aan de natuurlijke personen als bedoeld in het eerste lid en aan de vennootschappen of andere rechtspersonen met een daadwerkelijke industriële of commerciële vestiging op het grondgebied van een lidstaat van de Europese Unie.
Art. XI.325. Voor het recht op bescherming georganiseerd door deze titel komen eveneens in aanmerking personen als bedoeld in de artikelen XI.319 en XI.322 die onderdaan zijn van dan wel hun gewone verblijfplaats
of daadwerkelijke industriële of commerciële vestiging hebben in andere dan de in artikel XI.324, tweede lid, bedoelde landen, indien zulks in een internationale overeenkomst is vastgesteld of door de Raad van de Europese Unie is besloten.
Art. XI.326. Wanneer er geen recht op bescherming bestaat krachtens deze afdeling, geldt het recht op bescherming ook voor de in artikel XI.324, tweede lid, bedoelde personen die :
a) in een lidstaat van de Europese Unie voor het eerst een topografie commercieel exploiteren die nog niet elders in de wereld commercieel is geëxploiteerd, en
b) van degene die daarover kan beschikken, bij uitsluiting toestemming hebben verkregen de topografie commercieel in de hele Europese Unie te exploiteren.
Afdeling 3. De duur en het verstrijken van het exclusief recht
Art. XI.327. § 1. Het in artikel XI.319 bedoeld exclusief recht ontstaat wanneer de topografie voor het eerst op enigerlei wijze wordt vastgelegd.
§ 2. Het exclusief recht vervalt tien jaar na het verstrijken van het kalenderjaar waarin de topografie voor het eerst ergens ter wereld commercieel geëxploiteerd is.
§ 3. Indien een topografie in een periode van vijftien jaar na de eerste vastlegging nergens ter wereld commercieel is geëxploiteerd, vervalt het krachtens paragraaf 1 ontstaan exclusief recht.
HOOFDSTUK 2. De beperkingen van het exclusief recht op een topografie van een halfgeleiderproduct
Art. XI.328. De houder van het recht op bescherming van een topografie van een halfgeleiderproduct kan het hem door deze titel verleend exclusief recht van reproductie en commerciële exploitatie niet doen gelden ten aanzien van :
a) de reproductie die uitsluitend geschiedt voor de analyse, de evaluatie of het onderwijzen van de topografie of van de concepten, processen, systemen of technieken die in de topografie belichaamd zijn;
b) de topografie die het resultaat is van overeenkomstig het bepaalde in punt a) verrichte analyses en evaluaties van een andere topografie, althans in zover de nieuwe topografie het voortbrengsel is van de intellectuele inspanning van de maker en in de halfgeleiderindustrie niet algemeen bekend is.
Art. XI.329. § 1. Indien een persoon bij het verwerven van een halfgeleiderproduct niet weet of niet redelijkerwijs kan vermoeden dat de topografie van dit product beschermd is door het in artikel XI.319 bedoeld exclusief recht, kan hem niet worden verboden dat product commercieel te exploiteren.
§ 2. De houder van het exclusief recht kan evenwel van de in § 1 bedoelde persoon een bedrag eisen dat gelijkwaardig is aan het bedrag dat hem normaal zou toekomen uit hoofde van de commerciële exploitatie van de topografie voor de handelingen begaan nadat deze persoon weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat de topografie van het halfgeleiderproduct door een exclusief recht beschermd is.
Art. XI.330. Het in artikel XI.319 bedoelde exclusief recht geldt niet voor de commerciële exploitatie van een topografie of halfgeleiderproduct nadat deze door de houder van het exclusief recht of met zijn uitdrukkelijke toestemming in een lidstaat van de Europese Unie in het verkeer is gebracht.
Art. XI.331. De vordering wegens inbreuk op het exclusief recht verjaart na vijf jaar te rekenen vanaf de dag waarop de inbreuk werd gepleegd.
Art. XI.332. § 1. De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de andere wettelijke bepalingen inzake intellectuele eigendom.
§ 2. De bepalingen van deze titel doen geen afbreuk aan de toepassing van het auteursrecht op de werken die in het halfgeleiderproduct zouden zijn vastgelegd.
Titel 8/1. Bedrijfsgeheimen
Art. XI.332/1. Deze titel voorziet in de gedeeltelijke omzetting van richtlijn (EU) 2016/943 van het Europees Parlement en de Raad van 8 juni 2016 betreffende de bescherming van niet-openbaar gemaakte knowhow en bedrijfsinformatie (bedrijfsgeheimen) tegen het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken en openbaar maken daarvan.
Art. XI.332/2. § 1. De bepalingen betreffende bedrijfsgeheimen laten onverlet:
1° de uitoefening van de fundamentele rechten die zijn vervat in regels van inter- en supranationaal recht en in de Grondwet, in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
2° de toepassing van regels van het recht van de Europese Unie en van nationaal recht die houders van bedrijfsgeheimen voorschrijven informatie, waaronder bedrijfsgeheimen, om redenen van algemeen belang, openbaar te maken aan het publiek of aan administratieve of rechterlijke instanties voor de uitvoering van de taken van deze instanties;
3° de toepassing van regels van het recht van de Europese Unie en van nationaal recht die instellingen en organen van de Europese Unie of nationale overheidsinstanties voorschrijven of toestaan de door bedrijven ingediende informatie waarover deze instellingen, organen of instanties beschikken krachtens, en in overeenstemming met, in het recht van de Europese Unie of het nationale recht omschreven verplichtingen en prerogatieven, openbaar te maken;
4° de autonomie van de sociale partners en hun recht om collectieve overeenkomsten te sluiten in overeenstemming met het recht van de Europese Unie, het nationale recht en de nationale praktijken.
§ 2. De bepalingen betreffende bedrijfsgeheimen mogen niet worden opgevat als een grond om de mobiliteit van werknemers te beperken. In het bijzonder bieden deze bepalingen, met betrekking tot de uitoefening van deze mobiliteit, geen enkele grond om:
1° werknemers te beperken in het gebruik van informatie die geen bedrijfsgeheim als omschreven in artikel I.17/1, 1°, vormt;
2° werknemers te beperken in het gebruik van ervaringen en vaardigheden die zij op eerlijke wijze tijdens de normale uitoefening van hun functie hebben opgedaan;
3° andere aanvullende beperkingen op te leggen aan werknemers in hun arbeidsovereenkomsten dan die welke zijn opgelegd in overeenstemming met het recht van de Europese Unie of het nationale recht.
Art. XI.332/3. § 1. De verkrijging van een bedrijfsgeheim wordt als rechtmatig beschouwd indien het bedrijfsgeheim wordt verkregen op een van de volgende manieren:
1° een onafhankelijke ontdekking of onafhankelijk ontwerp;
2° observatie, onderzoek, demontage of testen van een product of voorwerp dat ter beschikking van het publiek is gesteld of dat op een rechtmatige manier in het bezit is van de persoon die de informatie verwerft en die niet gebonden is aan een rechtsgeldige verplichting de verkrijging van het bedrijfsgeheim te beperken;
3° uitoefening van het recht van werknemers of werknemersvertegenwoordigers op informatie en raadpleging overeenkomstig het recht van de Europese Unie, het nationale recht en de nationale praktijken;
4° iedere andere praktijk die, gezien de omstandigheden, in overeenstemming is met de eerlijke handelspraktijken.
§ 2. Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt als rechtmatig beschouwd voor zover dit verkrijgen, gebruiken of openbaar maken door het recht van de Europese Unie of het nationale recht vereist of toegestaan is.
Art. XI.332/4. § 1. De verkrijging van een bedrijfsgeheim zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd wanneer de verkrijging gebeurde door middel van:
1° onbevoegde toegang tot of het zich onbevoegd toe-eigenen of kopiëren van documenten, voorwerpen, materialen, substanties of elektronische bestanden waarover de houder van het bedrijfsgeheim rechtmatig beschikt en die het bedrijfsgeheim bevatten of waaruit het bedrijfsgeheim kan worden afgeleid;
2° andere gedragingen die, gezien de omstandigheden, worden beschouwd als strijdig met de eerlijke handelspraktijken.
§ 2. Het gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt als onrechtmatig beschouwd wanneer dit, zonder de toestemming van de houder van het bedrijfsgeheim, wordt verricht door een persoon die aan een van
de volgende voorwaarden voldoet:
1° hij heeft het bedrijfsgeheim op onrechtmatige manier verkregen;
2° hij maakt een inbreuk op een geheimhoudingsovereenkomst of een andere verplichting tot het niet openbaar maken van het bedrijfsgeheim;
3° hij maakt een inbreuk op een contractuele of andere verplichting tot beperking van het gebruik van het bedrijfsgeheim.
§ 3. Het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim wordt ook als onrechtmatig beschouwd wanneer een persoon op het moment van het verkrijgen, gebruiken of openbaar maken wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim direct of indirect werd verkregen van een andere persoon die het bedrijfsgeheim op een onrechtmatige manier gebruikte of openbaar maakte in de zin van paragraaf 2.
§ 4. Het produceren, aanbieden of in de handel brengen van inbreukmakende goederen, of de invoer, uitvoer of opslag van inbreukmakende goederen voor die doeleinden, wordt ook als een onrechtmatig gebruik van een bedrijfsgeheim beschouwd wanneer de persoon die dergelijke activiteiten uitvoert, wist of, gezien de omstandigheden, had moeten weten dat het bedrijfsgeheim onrechtmatig werd gebruikt in de zin van paragraaf 2.
Art. XI.332/5. Een verzoek om de toepassing van de maatregelen, procedures en rechtsmiddelen inzake het onrechtmatig verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van een bedrijfsgeheim, wordt afgewezen wanneer het vermeende verkrijgen, gebruiken of openbaar maken van het bedrijfsgeheim in een van de volgende gevallen plaatsvond:
1° het uitoefenen van het recht op vrijheid van meningsuiting en van informatie zoals neergelegd in de regels van inter- en supranationaal recht en in de Grondwet, met inbegrip van de eerbiediging van de vrijheid en het pluralisme van de media;
2° het onthullen van wangedrag, fouten of illegale activiteiten, op voorwaarde dat de verweerder handelde met het oog op de bescherming van het algemeen openbaar belang;
3° het openbaar maken van het bedrijfsgeheim door werknemers aan hun vertegenwoordigers in het kader van de rechtmatige uitoefening van hun vertegenwoordigende functies overeenkomstig het recht van de Europese Unie of het nationale recht, op voorwaarde dat deze openbaarmaking noodzakelijk was voor deze uitoefening;
4° met het oog op de bescherming van een rechtmatig belang dat erkend is in het recht van de Europese Unie of het nationale recht.
Titel 8/2. Gemeenschappelijke bepalingen voor de titels 1 tot 3
Art. XI.332/6. In geval van een crisis betreffende de openbare veiligheid, met inbegrip van de volksgezondheid, kan de Koning de termijnen bepaald door of krachtens de titels 1 tot 3 die aflopen tijdens een periode die de Koning bepaalt en die met de crisis verband houdt, verlengen tot een datum die na deze periode kan liggen.
In de beslissing tot verlenging bedoeld in het eerste lid, bepaalt de Koning onder meer het volgende: 1° de begindatum en de einddatum van de periode bedoeld in het eerste lid;
2° de datum tot dewelke de termijnen worden verlengd, die na de periode bedoeld in het eerste lid kan liggen; 3° de termijnen die worden verlengd;
4° de personen in de procedure voor wie de termijnen worden verlengd.
Titel 9. Burgerrechtelijke aspecten van de bescherming van intellectuele eigendomsrechten
HOOFDSTUK 1. Algemeenheden
Art. XI.333. Deze titel voorziet in de omzetting van richtlijn 2004/48/EG van 29 april 2004 betreffende de handhaving van intellectuele eigendomsrechten.
HOOFDSTUK 2. Staking van de inbreuk en andere maatregelen
Art. XI.334. § 1. Wanneer de rechter een inbreuk op een uitvindingsoctrooi, een aanvullend beschermingscertificaat, een kwekersrecht, een auteursrecht, een naburig recht, het recht van een producent van databanken of het recht op een topografie van halfgeleiderproducten vaststelt, beveelt hij tegenover elke
inbreukmaker de staking van deze inbreuk.
De rechter kan eveneens een bevel tot staking uitvaardigen tegenover tussenpersonen wier diensten door derden worden gebruikt om inbreuk op een in het eerste lid bepaald recht te plegen.
§ 2. Onverminderd de aan de benadeelde wegens de inbreuk verschuldigde schadevergoeding en zonder schadeloosstelling van welke aard ook, kan de rechter op vordering van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen de terugroeping uit het handelsverkeer, de definitieve verwijdering uit het handelsverkeer of de vernietiging gelasten van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt.
Deze maatregelen worden uitgevoerd op kosten van de inbreukmaker, tenzij bijzondere redenen dit beletten. Bij de beoordeling van een vordering als bedoeld in het eerste lid, wordt rekening gehouden met de evenredigheid tussen de ernst van de inbreuk en de gelaste corrigerende maatregelen, alsmede met de belangen van derden.
§ 3. Wanneer de rechter in de loop van een procedure een inbreuk vaststelt, kan hij, op verzoek van de partij die een vordering inzake namaak kan instellen, de inbreukmaker bevelen al hetgeen hem bekend is omtrent de herkomst en de distributiekanalen van de inbreukmakende goederen of diensten aan de partij die de vordering instelt mee te delen en haar alle daarop betrekking hebbende gegevens te verstrekken, voor zover die maatregel gerechtvaardigd en redelijk voorkomt.
Eenzelfde bevel kan worden opgelegd aan de persoon die de inbreukmakende goederen op commerciële schaal in zijn bezit heeft, de diensten waardoor een inbreuk wordt gemaakt op commerciële schaal heeft gebruikt, of op commerciële schaal diensten die bij inbreukmakende handelingen worden gebruikt, heeft verleend.
§ 4. De rechter kan bevelen dat zijn beslissing of de samenvatting die hij opstelt wordt aangeplakt tijdens de door hem bepaalde termijn, zowel buiten als binnen de inrichtingen van de inbreukmaker en dat zijn vonnis of de samenvatting ervan in kranten of op enige andere wijze wordt bekendgemaakt, dit alles op kosten van de inbreukmaker.
HOOFDSTUK 3. Vergoeding van de schade geleden door de namaak
Art. XI.335. § 1. Onverminderd paragraaf 3, heeft de benadeelde partij recht op de vergoeding van elke schade die hij door de inbreuk op een in artikel XI.334, § 1, eerste lid bepaald recht lijdt.
§ 2. Wanneer de omvang van de schade op geen andere wijze kan bepaald worden, kan de rechter de schadevergoeding in redelijkheid en billijkheid vaststellen op een forfaitair bedrag.
De rechter kan, bij wijze van schadevergoeding, de afgifte bevelen aan de eiser van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de waarde van die goederen, materialen en werktuigen de omvang van de werkelijke schade overschrijdt, bepaalt de rechter de door de eiser te betalen opleg.
In geval van kwade trouw kan de rechter, bij wijze van schadevergoeding, de afdracht bevelen van het geheel of een deel van de ten gevolge van de inbreuk genoten winst alsmede tot het afleggen van rekening en verantwoording dienaangaande. Bij het bepalen van de af te dragen winst worden enkel de kosten in mindering gebracht die rechtstreeks verbonden zijn aan de betrokken inbreukactiviteiten.
§ 3. In geval van kwade trouw kan de rechter de verbeurdverklaring uitspreken ten voordele van de eiser van de inbreukmakende goederen, alsmede, in passende gevallen, van de materialen en werktuigen die voornamelijk bij de schepping of vervaardiging van die goederen zijn gebruikt, en die nog in het bezit van de verweerder zijn. Indien de goederen, materialen en werktuigen niet meer in het bezit van de verweerder zijn, kan de rechter een vergoeding toekennen waarvan het bedrag gelijk is aan de voor de verkochte goederen, materialen en werktuigen ontvangen prijs. De aldus uitgesproken verbeurdverklaring slorpt de schadevergoeding op ten belope van de waarde van het verbeurdverklaarde.
HOOFDSTUK 4. Vordering betreffende de toepassing van technische voorzieningen in het kader van het auteursrecht, de naburige rechten en het recht van de producenten van databanken
Art. XI.336. § 1. Niettegenstaande de rechtsbescherming voorzien in artikel XI.291 en in artikel XI.316, zijn de voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg en de voorzitter van de ondernemingsrechtbank in aangelegenheden die tot de respectieve bevoegdheid van die rechtbanken behoren, bevoegd voor het vaststellen van elke overtreding van artikel XI.291, §§ 2 en 4, en van artikel XI.316, §§ 2 en 5, en naargelang het geval :
1° Inzake auteursrecht en naburige rechten :
a) ofwel het opleggen aan de rechthebbenden van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen bedoeld in artikel XI.190, 5°, 12°, 14°, 15°, 17°, 18°, 19°, 20° en 21°, in artikel XI.191, § 1, 1° en 5°, in artikel XI.191/1, § 1, 3°, 4°, 5°, 7° en 8°, in artikel XI.191/2, § 1, 1° tot 4°, in artikel XI.192, § 1, tweede lid, in artikel XI.217, 11°, 13°, 14°, 16°, 17°, 18°, 19° en 20°, in artikel XI.217/1, 3°, 4°, 6° en 7°, in artikel XI.218, § 1, tweede lid, in artikel XI.299, §§ 4 tot 7, en in artikel XI.310, §§ 2 tot 5, of in de bepalingen door de Koning bepaald krachtens artikel XI.291, § 2, tweede lid, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen mits die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot het werk of de beschermde prestatie;
b) ofwel het bevelen aan de rechthebbenden om de technische voorzieningen aan te passen aan artikel XI.291,
§ 4;
2° inzake het recht van de producenten van databanken :
a) ofwel het opleggen aan de producenten van databanken van het nemen van passende maatregelen die de begunstigden van de uitzonderingen voorzien in artikel XI.310, eerste lid, 2° en 3°, toelaten te kunnen genieten van deze uitzonderingen ingeval die begunstigde op rechtmatige wijze toegang heeft tot de databank;
b) ofwel het bevelen aan de producenten van databanken om de technische voorzieningen aan te passen aan artikel XI.316, § 5.
§ 2. De vordering gegrond op paragraaf 1 wordt ingesteld op verzoek van :
1° de belanghebbenden;
2° de minister bevoegd voor het auteursrecht;
3° een beroeps- of interprofessionele vereniging met rechtspersoonlijkheid;
4° een vereniging ter verdediging van de consumentenbelangen die rechtspersoonlijkheid bezit en voor zover zij in de bijzondere raadgevende commissie Verbruik vertegenwoordigd is of door de minister bevoegd voor het auteursrecht, volgens criteria bepaald bij een koninklijk besluit, vastgesteld na overleg in de Ministerraad, erkend is.
De verenigingen en groepen bedoeld in de punten 3° en 4° kunnen in rechte optreden voor de verdediging van hun statutair omschreven collectieve belangen.
§ 3. De vordering gegrond op paragraaf 1 wordt ingesteld en behandeld zoals in kortgeding.
Zij mag worden ingesteld bij verzoekschrift op tegenspraak, overeenkomstig de artikelen 1034ter tot 1034sexies van het Gerechtelijk Wetboek.
De voorzitter van de rechtbank van eerste aanleg of de voorzitter van de ondernemingsrechtbank kan bevelen dat de beschikking of de samenvatting ervan wordt aangeplakt gedurende de termijn die hij bepaalt, en zowel binnen als buiten de inrichtingen van de overtreder en op diens kosten, evenals de bekendmaking van de beschikking of van de samenvatting ervan, op kosten van de overtreder, in dagbladen of op een andere wijze.
De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad, niettegenstaande elk rechtsmiddel en zonder borgtocht.
BOEK XV: rechtshandhaving
TITEL 1. De uitoefening van toezicht en de opsporing en vaststelling van inbreuken HOOFDSTUK 1. Algemene bevoegdheden
Art. XV.3. Met het oog op het opsporen en vaststellen van de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, hebben de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de volgende bevoegdheden :
1° zich tijdens de gewone openings- of werkuren, tijdens het productieproces of op het ogenblik dat de producten of diensten worden aangeboden of er aanwijzingen zijn dat het productieproces gaande is of de producten of diensten worden aangeboden, toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot alle plaatsen , en tot alle vervoersmiddelen, waarvan ze kunnen eisen dat de vervoerder ze tot stilstand
brengt, waarvan zij op redelijke gronden van oordeel zijn dat de betreding ervan voor het vervullen van hun taak noodzakelijk is, tenzij het bewoonde lokalen betreft.
Voor wat betreft het opsporen en vaststellen van inbreuken op Boek IX en Boek XI kunnen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren zich echter te allen tijde toegang verschaffen tot of zich toegang laten verschaffen tot de in het eerste lid bedoelde plaatsen.
De bewoonde lokalen kunnen niettemin worden betreden na de voorafgaande en schriftelijke toestemming van de bewoner.
Indien zij redenen hebben te geloven aan het bestaan van een inbreuk kunnen zij, op gemotiveerd verzoek, in de bewoonde lokalen binnentreden tussen vijf en eenentwintig uur met voorafgaande, gemotiveerde, schriftelijke, ondertekende en gedagtekende machtiging van de onderzoeksrechter en door ten minste twee ambtenaren die gezamenlijk optreden.
In het geval van heterdaad zoals bedoeld in artikel 41 van het Wetboek van Strafvordering mogen zij ook te allen tijde binnengaan in de bewoonde lokalen [ ...], in welk geval zij er niet toe gehouden zijn de huiszoeking met twee te doen;
2° alle nuttige vaststellingen doen, alle onderzoeken, controles en opsporingen uitvoeren en alle informatie verzamelen die zij noodzakelijk achten voor het verzekeren van een daadwerkelijke naleving van de bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
3° elke persoon ondervragen over elk feit waarvan de kennis ervan nuttig is voor de opsporing of de vaststelling;
4° de pakken, kisten, tonnen en alle andere soorten verpakkingen openen waarvan zij veronderstellen dat zij goederen bevatten die het voorwerp of het bewijs van een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1, uitmaken, en er de inhoud van onderzoeken;
5° zich op eerste vordering, zonder verplaatsing of na zich naar de in de bepaling onder 1° bedoelde plaatsen of vervoersmiddelen te hebben begeven, alle inlichtingen, documenten, stukken, boeken, bescheiden, gegevensbestanden en geïnformatiseerde dragers van gegevens , ongeacht het gebruikte medium of de locatie van opslag, laten verstrekken die zij tot het volbrengen van hun taken nodig achten en hiervan gratis afschrift nemen, of ze gratis meenemen tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
Wanneer de geïnformatiseerde dragers toegankelijk zijn via een informaticasysteem of via elk ander elektronisch apparaat, hebben zij het recht zich de op die informatiedragers geplaatste gegevens in een leesbare en verstaanbare vorm te doen voorleggen, in de door hen gevraagde vorm tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 kunnen desgevallend de termijn bepalen waarbinnen deze gegevens moeten worden verstrekt;
5° /1. in afwijking van de artikelen 46bis en]5 46quater van het Wetboek van Strafvordering, zich op eerste vordering door elke persoon gratis alle inlichtingen laten verstrekken die de identificatie mogelijk maken van personen die het voorwerp uitmaken van een onderzoek en personen die betrokken zijn bij financiële en gegevensstromen die noodzakelijk zijn in het kader van het onderzoek.
Voor wat de identificatie betreft van natuurlijke of rechtspersonen aan de hand van het telefoonnummer van de betrokkene of het IP-adres, kunnen zij, op een met redenen omkleed verzoek en in overeenstemming met het artikel 127/1 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, de verstrekking van de identificatiedocumenten en -gegevens vorderen van de operator bedoeld in artikel 2, 11°, van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie.
De leidinggevende ambtenaar van de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 wijst de personen aan die gemachtigd zijn om de in het tweede lid bedoelde informatie op te vragen en te verwerken. Elk verzoek tot het opvragen van informatie wordt gevalideerd door de leidinggevende ambtenaar of diens vertegenwoordiger.
Het opvragen van de in het tweede lid bedoelde informatie gebeurt na een toetsing van de noodzakelijkheid en
proportionaliteit van het verzoek, door andere dan de in het derde lid bedoelde ambtenaren. Deze ambtenaren mogen in geen enkele andere hoedanigheid optreden in het dossier waarvoor de informatie wordt opgevraagd. De door deze ambtenaren uitgevoerde toetsing dient met redenen te worden omkleed en is dwingend.
Verkeersgegevens, locatiegegevens en IP-adressen, bedoeld in en overeenkomstig artikel 127/1 van de wet van 13 juni 2005 betreffende de elektronische communicatie, kunnen slechts opgevraagd worden op een met redenen omkleed verzoek en met voorafgaande machtiging van een onderzoeksrechter in de Nederlandstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel of een onderzoeksrechter in de Franstalige rechtbank van eerste aanleg te Brussel, die voor de toepassing van dit lid ook bevoegd is buiten zijn arrondissement. De verkeersgegevens, locatiegegevens en IP-adressen kunnen slechts opgevraagd worden voor het opsporen en vaststellen van inbreuken van niveau 5 of 6.
De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 van de FOD Economie, zorgen voor de publicatie op de website van hun overheidsdienst van het jaarlijks aantal verleende en geweigerde verzoeken om toegang tot de gegevens bedoeld in het tweede en vijfde lid, het aantal metagegevens waartoe zij toegang heeft gehad, het aantal personen waarop deze toegangen betrekking hadden en of er al dan niet inbreuken zijn vastgesteld op basis van die gegevens;
5° /2. in afwijking van artikel 46quater van het Wetboek van Strafvordering, financiële stromen opsporen. Meer bepaald kunnen ze kosteloos alle noodzakelijke informatie over de producten, diensten en verrichtingen van financiële aard en betreffende virtuele waarden, die betrekking hebben op een verdachte vorderen bij :
a) personen en instellingen als bedoeld in artikel 5, § 1, 3° tot 22°, van de wet van 18 september 2017 tot voorkoming van het witwassen van geld en de financiering van terrorisme en tot beperking van het gebruik van contanten;
b) personen en instellingen die binnen het Belgisch grondgebied diensten beschikbaar stellen of aanbieden met betrekking tot virtuele waarden die toelaten dat gereglementeerde betaalmiddelen in virtuele waarden worden uitgewisseld;
5° /3. met het oog op het uitoefenen van de bevoegdheden bedoeld in de bepalingen onder 5° /1, eerste lid, en 5° /2, door middel van een met redenen omkleed verzoek, alle noodzakelijke informatie opvragen bij het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank van België, overeenkomstig de wet van 8 juli 2018 houdende organisatie van een centraal aanspreekpunt van rekeningen en financiële contracten en tot uitbreiding van de toegang tot het centraal bestand van berichten van beslag, delegatie, overdracht, collectieve schuldenregeling en protest.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van de algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die voortkomen uit de in het eerste lid bedoelde opvraging niet langer bewaard dan noodzakelijk voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn van vijf jaar:
1° na de definitieve vaststelling dat er geen inbreuken werden begaan door de betrokken persoon;
2° indien is vastgesteld dat de waarschuwing bedoeld in artikel XV.31 werd nageleefd, vanaf het ogenblik van de vaststelling van de regularisatie;
3° vanaf het ogenblik dat een toezegging werd verkregen of aanvaard, zoals bedoeld in artikel XV.31/2, en er geen verdere administratieve of strafrechtelijke vervolging is voorzien;
4° vanaf het ogenblik van de vaststelling van de betaling van de transactie bedoeld in de artikelen XV.61 of XV.62;
5° vanaf het ogenblik dat een definitieve administratieve beslissing is genomen, in het bijzonder deze bedoeld in artikel XV.60/2;
6° vanaf het ogenblik dat toepassing is gemaakt van de minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of de bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek of enige andere rechterlijke procedure;
7° vanaf het ogenblik van de definitieve rechterlijke beslissing.
De ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 van de FOD Economie, zorgen voor de publicatie op de website van hun overheidsdienst van het jaarlijks aantal aan hen verleende en geweigerde verzoeken om toegang tot het Centraal Aanspreekpunt van de Nationale Bank van België, het aantal personen waarop deze toegangen betrekking hadden en of er al dan niet inbreuken zijn vastgesteld op basis van die gegevens.
6° een inventaris van producten opmaken of ze laten opmaken;
7° kosteloos de nodige monsters nemen, voor het bepalen van de aard en de samenstelling van de goederen evenals voor de verschaffing van het bewijs van een inbreuk, tegen afgifte van een ontvangstbewijs.
In voorkomend geval moeten de eigenaars, bezitters of houders van bedoelde zaken de recipiënten verschaffen
die nodig zijn voor het vervoer en de bewaring van de monsters.
De Koning bepaalt de voorwaarden en de nadere regelen voor het nemen, meenemen en ontleden van deze stalen en kan tevens de voorwaarden en de nadere regelen voor de erkenning van natuurlijke of rechtspersonen bevoegd om de ontledingen uit te voeren vastleggen;
8° goederen of diensten inspecteren, bestuderen, demonteren en testen of dit laten doen. Indien er voldoende aanwijzingen zijn dat een goed of dienst :
a) niet voldoet aan de voorwaarden opgelegd door besluiten genomen in uitvoering van artikelen VI.9, § 1, en VI.10, of
b) het voorwerp is van een oneerlijke handelspraktijk, of
c) in strijd is met de intellectuele eigendomsrechten zoals strafbaar gesteld in titel 3, hoofdstuk 2, afdeling 8, en de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren niet over de mogelijkheid beschikken om zelf de nodige ontleding
of controle uit te voeren of de resultaten onvoldoende betrouwbaar zijn, kan de betrokken onderneming bovendien gelast worden om het goed of de dienst binnen een bepaalde termijn en op kosten van de onderneming te onderwerpen aan ontleding of controle door een onafhankelijk laboratorium of onderzoeksinstelling.
De onderneming vraagt aan de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren een bevestiging van het gekozen laboratorium of de gekozen onderzoeksinstelling;
9° goederen en diensten als testaankoop kopen, indien nodig ook met gebruikmaking van een fictieve identiteit en ondernemingen benaderen door zich voor te doen als cliënten of potentiële cliënten, zonder dat zij hun hoedanigheid en de omstandigheid dat de bij deze gelegenheid gedane vaststellingen kunnen worden aangewend voor de uitoefening van het toezicht, moeten mededelen.
Wanneer een inbreuk wordt vastgesteld, kunnen de betaalde bedragen voor het uitvoeren van de testaankopen teruggevorderd worden van de overtreder.
Blijven vrij van straf, de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, die in dat kader strikt noodzakelijke strafbare feiten plegen.
De betrokken persoon of personen waarbij vaststellingen worden gedaan mogen niet worden geprovoceerd in de zin van het artikel 30 van de voorafgaande titel van het Wetboek van Strafvordering.
Alle andere bevoegdheden bedoeld in de bepalingen onder 1° tot en met 8°, kunnen aangewend worden bij het uitoefenen van deze bevoegdheid.
Deze bevoegdheid kan enkel worden uitgeoefend indien het voor de uitoefening van het toezicht noodzakelijk is om de reële omstandigheden die gelden voor gewone cliënten of potentiële cliënten te kunnen vaststellen.
De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren stellen een verslag op waarin minstens volgende elementen worden opgenomen:
a) de datum en locatie van het onderzoek;
b) de identiteit van de betrokken ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
c) de aanleiding voor het voeren van het onderzoek;
d) de vaststellingen, met, in voorkomend geval, de eventuele vastgestelde inbreuken;
e) de gebeurtenissen tijdens het onderzoek;
f) de identificatie van de betrokken persoon of personen waarbij het onderzoek is gevoerd;
g) in voorkomend geval, de fictieve identiteit waarvan gebruik werd gemaakt.
<Opgeheven bij W 2020-09-29/05, art. 6, 092; Inwerkingtreding : 30-11-2020>
Art. XV.5/1. § 1. Indien er geen andere doeltreffende middelen zijn om de inbreuken bedoeld in artikel XV.2,
§ 1, te doen beëindigen of te verbieden, en om het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, hebben de hiertoe door de minister aangeduide ambtenaren de bevoegdheid om :
1° inhoud te verwijderen van of de toegang te beperken tot een online interface, of opdracht te geven tot de duidelijke weergave van een waarschuwing aan consumenten wanneer die zich toegang tot de online interface verschaffen;
2° aanbieders van hostingdiensten te gelasten toegang tot een online interface te deactiveren, te blokkeren of te beperken;
3° operatoren van domeinregisters of registrerende instanties te gelasten een volledig gekwalificeerde domeinnaam te schrappen en de betrokken bevoegde autoriteit toe te laten deze te registreren.
Maatregelen die worden genomen op grond van het vorige lid, worden door het openbaar ministerie bevestigd
binnen een termijn van achtenveertig uur. Bij ontstentenis van een bevestiging door het openbaar ministerie, is de verwijdering, de opdracht tot vermelding van een waarschuwingsboodschap, de deactivering, de blokkering, de beperking of de schrapping van rechtswege opgeheven.
Het openbaar ministerie kan de in het eerste lid bedoelde ambtenaren ook bevelen de in deze paragraaf bedoelde maatregelen te nemen, onder dezelfde voorwaarden.
§ 2. Behalve in het geval van gemotiveerde hoogdringendheid, nemen de in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx xxxxxxxxxx, vooraleer over te kunnen gaan tot het nemen van een maatregel bedoeld in paragraaf 1 en in de mate dat de contactgegevens bedoeld in artikel XII.6 voorhanden zijn, minstens vierentwintig uur voor het nemen van de maatregel contact op met de onderneming verantwoordelijk voor de online interface. Hierbij verwijzen zij naar de door hen vastgestelde inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, en/of naar het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen dat is vastgesteld en naar de maatregelen die genomen kunnen worden op basis van onderhavige bepaling.
Slechts indien de onderneming niet reageert of indien de reactie niet tot gevolg heeft dat het gevaar van ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen wordt vermeden voor het einde van de termijn van vierentwintig uur, kan overgegaan worden tot het nemen van de bedoelde maatregel.
§ 3. De maatregelen die op basis van paragraaf 1 worden genomen, maken het voorwerp uit van een schriftelijke vaststelling. Dit geschrift vermeldt minstens :
1° de datum en het uur waarop de maatregelen zijn genomen;
2° de datum en het uur van de in paragraaf 2 bedoelde contactname;
3° de identiteit van de in paragraaf 1 bedoelde ambtenaren, de hoedanigheid waarin zij optreden en de administratie waartoe zij behoren;
4° de genomen maatregelen;
5° de feitelijke en juridische grondslag.
§ 4. Het openbaar ministerie kan de maatregelen die het bevolen of bevestigd heeft, te allen tijde opheffen.
Zolang er geen bevestiging is van het openbaar ministerie, kunnen de in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx xxxxxxxxxx de maatregelen opheffen.
Na de bevestiging van de maatregelen of na het bevel kan op gemotiveerde wijze beroep worden ingesteld tegen de genomen maatregelen bij het openbaar ministerie.
§ 5. De maatregelen bedoeld in paragraaf 1 worden van rechtswege opgeheven door de rechterlijke beslissing die een einde maakt aan de vervolgingen zodra die in kracht van gewijsde is gegaan, of door seponering van de zaak door het openbaar ministerie, of door een beslissing van de in xxxxxxxxx 0 xxxxxxxx xxxxxxxxxx.
Art. XV.7. Onverminderd het vorderingsrecht van het openbaar ministerie en van de onderzoeksrechter, bedoeld in de artikelen 28ter, § 3, en 56, § 2, van het Wetboek van Strafvordering, beschikken de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2, bij de uitvoering van hun taak, over de mogelijkheid om inlichtingen en adviezen te verschaffen, met name met betrekking tot de meest doeltreffende middelen voor de naleving van de bepalingen van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit Wetboek in sancties voorziet en van de andere wetten waarvoor zij belast zijn met het toezicht op de naleving ervan.
Art. XV.10/3. § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 15 van dezelfde verordening kan het recht op inzage worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden
verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.
§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.
Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.
De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 15 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig artikel 15 van dezelfde verordening ingediende aanvraag.
De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek of van de controle die de weigering of de beperking van inzage rechtvaardigt.
§ 3. Bij ontvangst van een verzoek tot inzage, bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van de inzage en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.
De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in xxxxxxxxx 0, xxxxxxx lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.
Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.
Art. XV.10/4. § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 16 van dezelfde verordening kan het recht op rectificatie, worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de uitoefening van het openbaar gezag.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.
§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.
Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.
De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 16 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig artikel 16 ingediende aanvraag.
De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het doel van het onderzoek dat of van de controle die de weigering of beperking van her recht op rectificatie rechtvaardigt.
§ 3. Bij ontvangst van een verzoek bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van zijn recht op rectificatie en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.
De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in xxxxxxxxx 0, xxxxxxx lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.
Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.
Art. XV.10/5. § 1. Overeenkomstig artikel 23, lid 1, d) en h), en in afwijking van artikel 18 van dezelfde verordening kan het recht op beperking van de verwerking, worden uitgesteld, beperkt of uitgesloten in het geval van de verwerking van persoonsgegevens waarvoor de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie de verwerkingsverantwoordelijke is, ter waarborging van:
1° de voorkoming en opsporing van strafbare feiten, alsook de onderzoeken en vervolgingen ter zake of de tenuitvoerlegging van straffen, met inbegrip van de bescherming tegen en de voorkoming van gevaren voor de openbare veiligheid;
2° een taak op het gebied van toezicht, inspectie of regelgeving die verband houdt, al is het incidenteel, met de
uitoefening van het openbaar gezag.
De in het eerste lid bedoelde verwerkingen zijn deze die de voorbereiding, de organisatie, het beheer en de opvolging beogen van de onderzoeken uitgevoerd door de inspectie- en/of controlediensten van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, met inbegrip van de procedures met het oog op de eventuele toepassing van een transactievoorstel door de bevoegde diensten.
Onverminderd de bewaring noodzakelijk voor de verdere verwerking met het oog op archivering in het algemeen belang, wetenschappelijk of historisch onderzoek of statistische doeleinden bedoeld in artikel 89 van algemene verordening gegevensbescherming, worden de persoonsgegevens die het resultaat zijn van de in paragraaf 1 bedoelde verwerkingen niet langer bewaard dan nodig is voor de doeleinden waarvoor zij worden verwerkt, met een maximale bewaartermijn die één jaar na de definitieve beëindiging van de administratieve en gerechtelijke procedures en rechtsmiddelen uit hoofde van de beperking van de rechten van de betrokkene, bedoeld in het eerste lid, niet mag overschrijden.
§ 2. Deze afwijkingen gelden voor de periode waarin de betrokkene door de genoemde diensten aan een inspectie of onderzoek of aan voorbereidende handelingen in het kader van de uitoefening van hun wettelijke taken wordt onderworpen, en voor de periode waarin documenten afkomstig van deze diensten worden verwerkt met het oog op de betreffende vervolging.
Deze afwijkingen gelden voor zover de toepassing van die rechten afbreuk zou doen aan de behoeften van de controle, het onderzoek of de voorbereidende handelingen, of het geheim van het strafrechtelijk onderzoek dreigt te schenden.
De duur van de in paragraaf 2, eerste lid, bedoelde voorbereidende handelingen, gedurende welke artikel 18 van de algemene gegevensbeschermingsverordening niet van toepassing is, mag niet langer zijn dan een jaar te rekenen vanaf de ontvangst van een overeenkomstig dit artikel 18 ingediende aanvraag.
De beperking bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, heeft geen betrekking op de gegevens die losstaan van het voorwerp van het onderzoek dat of van de controle die de weigering van het recht op beperking van verwerking van deze gegevens rechtvaardigt.
§ 3. Bij ontvangst van een verzoek [...] bevestigt de functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke de ontvangst.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene zo snel mogelijk en in elk geval binnen de maand na ontvangst van het verzoek schriftelijk in kennis van elke weigering of beperking van zijn recht op beperking van de verwerking van hem aangaande persoonsgegevens en van de redenen voor de weigering of beperking. Deze informatie hoeft niet te worden verstrekt indien de verstrekking ervan een van de in paragraaf 1, tweede lid, genoemde doeleinden in gevaar zou kunnen brengen. Indien nodig kan deze termijn met twee maanden worden verlengd, rekening houdend met het aantal aanvragen en de complexiteit ervan.
De verwerkingsverantwoordelijke stelt de betrokkene binnen de maand na ontvangst van de aanvraag in kennis van de verlenging en van de redenen voor het uitstel.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke informeert de betrokkene over de mogelijkheden om een klacht in te dienen bij de Gegevensbeschermingsautoriteit en een beroep in te stellen bij een rechterlijke instantie.
De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke tekent de feitelijke of juridische gronden op waarop de beslissing is gebaseerd. Deze informatie wordt ter beschikking gesteld van de Gegevensbeschermingsautoriteit.
Wanneer een inspectie- en/of controledienst van de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie gebruik heeft gemaakt van de uitzondering bepaald in paragraaf 1, eerste lid, en met uitzondering van de situaties vermeld in xxxxxxxxx 0, xxxxxxx lid, wordt de uitzonderingsregeling onmiddellijk na afsluiting van de inspectie of het onderzoek opgeheven. De functionaris voor gegevensbescherming van de verwerkingsverantwoordelijke brengt de betrokkene hiervan onverwijld op de hoogte.
Wanneer een dossier wordt doorgezonden naar het openbaar ministerie bij de hoven en rechtbanken en/of de onderzoeksrechter, worden de rechten pas hersteld na toestemming van de rechterlijke instantie of nadat de gerechtelijke fase afgelopen is en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde dienst een beslissing heeft genomen. De inlichtingen die worden ingewonnen in het kader van de uitoefening van de door de rechterlijke instantie opgedragen taken, mogen evenwel slechts worden meegedeeld met de uitdrukkelijke toestemming van deze laatste.
Afdeling 10. Certificering van de cyberbeveiliging.
Onderafdeling 1. Vrijwillige cyberbeveiligingscertificering
Art. XV.30/3. Op het gebied van vrijwillige cyberbeveiligingscertificering kan de Koning, bij besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalde opdrachten bedoeld in de hoofdstukken 5 en 6, met uitzondering van artikel 21 en 22, van de wet van 20 juli 2022 inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot aanwijzing van een nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit, aan bepaalde ambtenaren van de FOD Economie toevertrouwen, op voorwaarde dat de FOD Economie over de daarvoor vereiste expertise beschikt. In dat geval vraagt de Koning het advies van en overlegt Hij vooraf met de autoriteit bedoeld in artikel 5, § 1, van voornoemde wet. De FOD Economie vervult die toezichtsopdrachten enkel ten aanzien van producten of entiteiten die gereglementeerd zijn door dit Wetboek, de uitvoeringsbesluiten ervan of verordeningen van de Europese Unie betreffende aangelegenheden die, overeenkomstig de boeken VI, VII, IX en XII van dit Wetboek, tot de regelgevende bevoegdheid van de Koning behoren.
Onderafdeling 2. Verplichte cyberbeveiligingscertificering
Art. XV.30/4. § 1. Met betrekking tot de Europese cyberbeveiligingscertificering die verplicht is op grond van de Europese of nationale wetgeving, na advies van de nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit, kan de Koning, bij een besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad, bepaalde toezichtsopdrachten in verband met de Cyberbeveiligingsverordening of in verband met de wet van 20 juli 2022 inzake de certificering van de cyberbeveiliging van informatie- en communicatietechnologie en tot aanwijzing van een nationale cyberbeveiligingscertificeringsautoriteit, toevertrouwen aan bepaalde ambtenaren van de FOD Economie, op voorwaarde dat die laatste over de voor deze doeleinden vereiste expertise beschikt.
§ 2. De in de eerste paragraaf bedoelde toezichtsopdrachten, met inbegrip van de opsporing, vaststelling, vervolging en bestraffing van inbreuken, worden uitgeoefend overeenkomstig de bepalingen van dit boek.
HOOFDSTUK 3. Waarschuwings- en openbaarmakingsprocedures en herstelmaatregelen
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. XV.31. § 1. Wanneer is vastgesteld dat een handeling een inbreuk bedoeld in artikel XV.2, § 1 vormt, of dat zij aanleiding kan geven tot een vordering tot staking, kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 een waarschuwing richten tot de overtreder waarbij die tot stopzetting van deze handeling wordt aangemaand.
De waarschuwing wordt de overtreder ter kennis gebracht binnen een termijn van dertig dagen volgend op de dag van de vaststelling van de feiten, bij aangetekende zending met ontvangstmelding of door de overhandiging van een afschrift van het proces-verbaal van waarschuwing. De waarschuwing kan ook per fax of elektronische post worden meegedeeld. Indien geen reactie volgt op de waarschuwing per fax of elektronische post wordt deze via aangetekende zending met ontvangstmelding opgestuurd.
Wanneer de overtreder niet kan worden geïdentificeerd op de dag van de inbreuk begint de termijn van dertig dagen te lopen op de dag waarop de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 de vermoedelijke overtreder van de inbreuk met zekerheid konden identificeren.
De waarschuwing vermeldt :
1° de ten laste gelegde feiten en de geschonden wettelijke of reglementaire bepaling of bepalingen bedoeld in artikel XV.2, § 1;
2° de termijn waarbinnen en voor wat betreft de inbreuken op titel 3, hoofdstuk 3, afdeling 8, de mogelijke wijzen waarop voormelde feiten dienen te worden stopgezet;
3° dat, indien aan de waarschuwing geen gevolg wordt gegeven, ofwel een vordering tot staking zal ingesteld worden, ofwel de procureur des Konings zal ingelicht worden ofwel de transactieprocedure bedoeld in titel 2, hoofdstuk 1, zal toegepast worden, ofwel een bestuurlijke sanctie zal opgelegd worden;
4° dat de overtreder kan toezeggen om de inbreuk stop te zetten en, waar relevant, bijkomend kan toezeggen over te gaan tot herstel, dat een toezegging aanvaard kan worden en aanleiding kan geven tot het stopzetten van de handhaving maar verdere bestuurlijke of strafrechtelijke handhaving niet noodzakelijk in de weg staat en dat de toezegging van de overtreder om de inbreuk stop te zetten of, waar relevant, over te gaan tot herstel, openbaar kan worden gemaakt.
§ 2. Wanneer aan de waarschuwing, bedoeld in paragraaf 1, geen gevolg is gegeven binnen de in paragraaf 1, vierde lid, 2°, bedoelde termijn, wordt een in artikel XV.60/1, § 2, bedoeld proces-verbaal opgemaakt.
§ 3. Onverminderd de andere in dit Wetboek voorgeschreven maatregelen kunnen de ambtenaren bedoeld in artikel XV.2 openbaar maken dat een onderneming heeft toegezegd om een in dit Wetboek of zijn uitvoeringsbesluiten bedoelde inbreuk stop te zetten.
§ 4. Dit artikel is niet van toepassing op de inbreuken op de bepalingen van boek VII, titel 4, hoofdstuk 4, met uitzondering van artikel VII.183, § 5, 4°.
Afdeling 3. Herstelmaatregelen
Art. XV.31/2. § 1. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om toezeggingen tot het beëindigen van inbreuken te verkrijgen of te aanvaarden van de onderneming die verantwoordelijk is voor de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1.
§ 2. De in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren hebben de bevoegdheid om van de onderneming, op haar initiatief, aanvullende toezeggingen tot herstel te verkrijgen in het belang van consumenten die nadeel hebben ondervonden van de vermoede inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, of, waar passend, toezeggingen van de onderneming trachten te verkrijgen die adequaat herstel bieden aan consumenten die nadeel ondervinden van de inbreuken.
§ 3. Het verkrijgen of aanvaarden van een toezegging staat verdere administratieve of strafrechtelijke handhaving niet in de weg.
De toezegging en aanvaarding ervan door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren kan tot gevolg hebben dat de handhaving wordt beëindigd voor zover de inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, werden stopgezet en in voorkomend geval de schade aan consumenten werd vergoed.
§ 4. De toezeggingen bedoeld in de paragrafen 1 en 2, met inbegrip van de identiteit van de onderneming, kunnen openbaar worden gemaakt, voor zover zij aanvaard werden door de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren.
Afdeling 4. Openbaarmaking
Art. XV.31/2/1. Om ernstige schade aan de collectieve consumentenbelangen te voorkomen, beschikken de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren over de bevoegdheid om tijdelijk over te gaan tot de publicatie van de naam, de praktijk en in voorkomend geval, de volledige identificatiegegevens van ondernemingen die praktijken hanteren die schade veroorzaken aan consumenten.
Vooraleer over te kunnen gaan tot de publicatie, dienen de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren de onderneming op de hoogte te brengen van de feiten die aan de basis liggen van de in het eerste lid bedoelde maatregelen, van het voornemen om deze maatregelen te nemen en van de bepalingen opgenomen in het derde en vierde lid.
Er kan slechts worden overgegaan tot de in het eerste lid bedoelde publicatie, indien er binnen de termijn van vierentwintig uur geen reactie wordt ontvangen van de onderneming, er geen contact mogelijk is, indien de onderneming niet toezegt de schadelijke praktijk stop te zetten zoals bedoeld in artikel XV.31/2, of indien ze op geen andere manier een afdoende verantwoording heeft gegeven.
Onverminderd de mogelijkheid om de toezegging zelf openbaar te maken, wordt de publicatie ingetrokken van zodra de onderneming het bewijs levert dat ze de inbreuk heeft stopgezet in overeenstemming met haar toezegging zoals bedoeld in artikel XV.31/2.
TITEL 2. De bestuurlijke handhaving
HOOFDSTUK 1. De transactie
Afdeling 1. Algemene bepalingen
Art. XV.61. § 1. Wanneer de in artikel XV.2 bedoelde ambtenaren inbreuken bedoeld in artikel XV.2, § 1, vaststellen, kunnen de door de minister aangestelde ambtenaren een geldsom voorstellen waarvan de vrijwillige betaling door de overtreder de strafvordering doet vervallen.
De overtreder krijgt in dat geval de mogelijkheid om elk proces-verbaal tot vaststelling van een inbreuk
waarop het voorstel betrekking heeft vooraf in te zien en zich daarvan een afschrift te doen afgeven.
De tarieven alsook de betalings- en inningswijzen van deze transactie worden door de Koning vastgesteld. De geldsom bedoeld in het eerste lid mag niet hoger zijn dan het maximumbedrag van de strafrechtelijke geldboete die wegens de vastgestelde inbreuk kan worden opgelegd, verhoogd met de opdeciemen.
§ 2. In geval van toepassing van paragraaf 1 wordt het proces-verbaal pas toegezonden aan de procureur des Konings als de overtreder niet is ingegaan op het voorstel tot transactie of de voorgestelde geldsom niet heeft betaald binnen de daarvoor bepaalde termijn.
§ 3 De binnen de aangegeven termijn uitgevoerde betaling doet de strafvordering vervallen, behalve indien tevoren een klacht gericht werd aan de procureur des Konings, de onderzoeksrechter verzocht werd een onderzoek in te stellen of indien het feit bij de rechtbank aanhangig gemaakt werd. In deze gevallen worden de betaalde bedragen aan de overtreder teruggestort.
[...]
§ 4. De beslissing tot het voorstellen van een geldsom zoals bedoeld in paragraaf 1 kan, voor wat de inbreuken bedoeld in XV.83, 15° /1, betreft, openbaar worden gemaakt. De openbaarmaking, in voorkomend geval, is niet- nominatief indien ze niet opweegt tegen de bescherming van de persoonlijke levenssfeer, een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopende strafrechtelijke procedure in het gedrang dreigt te brengen of een onevenredig nadeel dreigt te berokkenen aan de betrokken personen of ondernemingen.
§ 5. Waar passend wordt voor het bepalen van de geldsom bedoeld in § 1, rekening gehouden met de volgende niet-limitatieve en indicatieve criteria:
1° de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;
2° de door de onderneming genomen maatregelen om de door de consumenten geleden schade te beperken of te verhelpen;
3° de eerdere inbreuken van de onderneming;
4° de door de onderneming als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen, als daarover relevante informatie beschikbaar is;
5° de sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de onderneming zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad opgericht mechanisme;
6° de andere verzwarende of verzachtende omstandigheden die van toepassing zijn op de zaak.
HOOFDSTUK 1/1. De op de administratieve geldboeten toepasselijke regels
Art. XV.62/2. In geval van herhaling binnen een termijn van vijf jaar die volgt op een administratieve beslissing tot schuldigverklaring, op een administratieve beslissing tot oplegging van een administratieve geldboete of op een gerechtelijke veroordeling tot een sanctie, kan het bedrag van de administratieve geldboete op het dubbele van het maximum worden gebracht.
Art. XV.62/3. In geval van samenloop van meerdere inbreuken worden de bedragen van de administratieve geldboeten samengevoegd zonder dat ze evenwel het dubbele van het maximum van de hoogste administratieve geldboete mogen overschrijden.
Art. XV.62/4. Wanneer eenzelfde feit verscheidene inbreuken oplevert of wanneer verschillende inbreuken die gelijktijdig worden voorgelegd aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van hetzelfde misdadig opzet, wordt alleen de zwaarste administratieve geldboete opgelegd.
Wanneer de bevoegde ambtenaren vaststellen dat inbreuken reeds het voorwerp waren van een beslissing tot het opleggen van een definitieve administratieve geldboete, en andere feiten die bij hen aanhangig zijn en die in de veronderstelling dat zij bewezen zouden zijn, aan die beslissing voorafgaan en samen met de eerste inbreuken de opeenvolgende en voortgezette uitvoering zijn van een zelfde misdadig opzet, houden ze bij de toemeting van de administratieve geldboete rekening met de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Indien deze hun voor een juiste bestraffing van al de inbreuken voldoende lijken, spreken ze zich uit over de schuldvraag en verwijzen ze in hun beslissing naar de reeds opgelegde administratieve geldboeten. Het totaal van de administratieve geldboeten opgelegd met toepassing van dit artikel mag het maximum van de zwaarste administratieve geldboete niet te boven gaan.
Art. XV.62/5. Bij verzachtende omstandigheden kan de administratieve geldboete worden verminderd tot een bedrag onder het wettelijk minimum.
Art. XV.62/6. § 1. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 mogen besluiten dat de beslissing tot het opleggen van een administratieve geldboete niet of slechts gedeeltelijk zal worden ten uitvoer gelegd, voor zover aan de overtreder geen administratieve geldboete van niveau 2 tot en met 6 werd opgelegd of hij niet veroordeeld werd tot een strafsanctie van niveau 2 tot en met 6 tijdens de vijf jaren die de nieuwe inbreuk voorafgaan.
Een sanctie van niveau 1 tot en met 6 die vroeger uitgesproken was voor feiten die voortvloeien uit eenzelfde misdadig opzet, vormt geen beletsel voor het verlenen van een uitstel.
§ 2. De bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 verlenen het uitstel bij dezelfde beslissing als die met welke zij de geldboete opleggen.
De beslissing waarbij het uitstel wordt toegestaan of geweigerd, moet met redenen omkleed zijn.
§ 3. De proeftermijn mag niet minder zijn dan één jaar en niet meer dan drie jaar, te rekenen van de datum van de kennisgeving van de beslissing tot oplegging van de administratieve geldboete of van het vonnis of het arrest dat in kracht van gewijsde is gegaan.
§ 4. Het uitstel kan herroepen worden ingeval gedurende de proeftermijn een nieuwe inbreuk begaan is die de toepassing meebrengt van een administratieve geldboete van een gelijk, hoger of lager niveau dan de administratieve geldboete die tevoren gepaard ging met uitstel.
§ 5. Het uitstel wordt herroepen bij dezelfde beslissing als die waarbij de administratieve geldboete wordt opgelegd voor de nieuwe inbreuk die begaan is tijdens de proeftermijn.
De vermelding van de herroeping van het uitstel in de beslissing geschiedt zowel wanneer de herroeping van rechtswege gebeurt, als wanneer deze ter beoordeling van de bevoegde ambtenaren wordt gelaten.
§ 6. De administratieve geldboete die uitvoerbaar wordt als gevolg van de herroeping van het uitstel wordt onbeperkt gecumuleerd met die welke opgelegd is wegens de nieuwe inbreuk.
TITEL 3. - De strafrechtelijke handhaving van dit Wetboek en zijn uitvoeringsbesluiten]
HOOFDSTUK 1. Algemene bepalingen
Art. XV.69/1. Het openbaar ministerie bezorgt aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 een kennisgeving van zijn beslissing om al dan niet strafvervolging in te stellen, een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek voor te stellen.
Wanneer het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek, of wanneer het openbaar ministerie geen beslissing heeft genomen binnen een termijn van drie maanden te rekenen van de dag van ontvangst van het proces-verbaal waarin de inbreuk werd vastgelegd, beslissen de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4 of de procedure voor de administratieve sanctie wordt opgestart.
Art. XV.69/2. Indien het openbaar ministerie afziet van het instellen van een strafvervolging en van het voorstellen van een minnelijke schikking bedoeld in artikel 216bis van het Wetboek van strafvordering of van een bemiddeling in strafzaken bedoeld in artikel 216ter van hetzelfde Wetboek en indien er aanvullende onderzoeksdaden hebben plaatsgevonden, bezorgt het een afschrift van de procedurestukken van deze onderzoeksdaden aan de bevoegde ambtenaren bedoeld in artikel XV.60/4.
Art. XV.70. § 1. De inbreuken op de bepalingen van dit Wetboek, van zijn uitvoeringsbesluiten, van de wetten en uitvoeringsbesluiten waarvoor dit boek in sancties voorziet en van de verordeningen van de Europese Unie waarvoor dit boek in sancties voorziet, worden bestraft met een sanctie tussen niveau 1 en niveau 6, en dit als volgt:
1° de sanctie van niveau 1 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 5 000 euro of tot 4 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt;
2° de sanctie van niveau 2 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot
een maximumbedrag van 10 000 euro of tot 4 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt;
3° de sanctie van niveau 3 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 25 000 euro of tot 6 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt;
4° de sanctie van niveau 4 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 26 euro tot een maximumbedrag van 50 000 euro of tot 6 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt;
5° de sanctie van niveau 5 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 250 euro tot een maximumbedrag van 100 000 euro of tot 6 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt, en een gevangenisstraf van één maand tot één jaar of uit één van die straffen alleen;
6° de sanctie van niveau 6 bestaat uit een strafrechtelijke geldboete van een minimumbedrag van 500 euro tot een maximumbedrag van 100 000 euro of tot 6 % van de totale jaaromzet in het laatst afgesloten boekjaar voorgaand aan het opleggen van de geldboete waarover gegevens beschikbaar zijn die toelaten om de jaaromzet vast te stellen, indien dit een hoger bedrag vertegenwoordigt, en een gevangenisstraf van één jaar tot vijf jaar of uit één van die straffen alleen.
§ 2. Indien geen informatie beschikbaar is over de totale jaaromzet bedoeld in paragraaf 1, bedraagt het maximumbedrag van de geldboete 2 miljoen euro.
In geval van een grensoverschrijdende inbreuk, kan de jaaromzet verwezenlijkt in de andere landen waar de inbreuk is begaan, opgenomen worden in de berekening van de jaaromzet voor de bepaling van het maximumbedrag van de geldboete bedoeld in paragraaf 1.
Wanneer er overeenkomstig artikel 21 van Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad van 12 december 2017 betreffende samenwerking tussen de nationale autoriteiten die verantwoordelijk zijn voor handhaving van de wetgeving inzake consumentenbescherming en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 2006/2004 sancties worden opgelegd, wordt de totale jaaromzet verwezenlijkt in de betrokken lidstaten in elk geval opgenomen in de berekening van het maximumbedrag van de geldboete bedoeld in paragraaf 1.
§ 3. Voor het opleggen van de sanctie wordt rekening gehouden met de volgende niet-limitatieve en indicatieve criteria:
1° de aard, de ernst, de omvang en de duur van de inbreuk;
2° de door de onderneming genomen maatregelen om de door de consumenten geleden schade te beperken of te verhelpen;
3° de eerdere inbreuken van de onderneming;
4° de door de onderneming als gevolg van de inbreuk behaalde financiële voordelen of vermeden verliezen, als daarover relevante informatie beschikbaar is;
5° de sancties die in grensoverschrijdende zaken in andere lidstaten aan de onderneming zijn opgelegd voor dezelfde inbreuk, wanneer informatie over dergelijke sancties beschikbaar is via het bij Verordening (EU) 2017/2394 van het Europees Parlement en de Raad opgericht mechanisme;
6° de andere verzwarende of verzachtende omstandigheden die van toepassing zijn op de zaak.