Geschillencommissie Overeenkomst Buitengerechtelijke Kosten
Geschillencommissie Overeenkomst Buitengerechtelijke Kosten
Bindend advies van de Geschillencommissie Overeenkomst Buitengerechtelijke Kosten te ’s-Gravenhage, verder te noemen de Commissie, gegeven op 6 juni 2019,
in de zaak van
Belangenbehartiger X,
verder te noemen “belangenbehartiger X”, tegen:
Verzekeraar Y,
verder te noemen “verzekeraar Y”.
Procedure
Belangenbehartiger X heeft bij brief van 2 april 2019 een geschil tussen belangenbehartiger X en verzekeraar Y met betrekking tot de PIV-Overeenkomst Buitengerechtelijke Kosten (hierna: de PIV- Overeenkomst) voorgelegd aan de Commissie. Belangenbehartiger X heeft de relevante correspondentie die tussen partijen is gewisseld aan de Commissie toegezonden. De Commissie heeft nadere stukken van belangenbehartiger X gevraagd en verkregen. Verzekeraar Y heeft bij brief van 7 mei 2019 zijn standpunt nader toegelicht en met stukken onderbouwd. Belangenbehartiger X heeft per e-mail van 13 mei 2019 een nadere toelichting gegeven op zijn klacht. Verzekeraar Y heeft daarop gereageerd per e-mail van 14 mei 2019.
Pogingen van partijen om het geschil in der minne te regelen hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Partijen hebben daarmee voldaan aan het ontvankelijkheidsvereiste van artikel 4 sub a. van het reglement van de Commissie.
Nu de klacht en het verweer schriftelijk voldoende zijn toegelicht, heeft de voorzitter van de Commissie besloten dat partijen niet uitgenodigd worden om ter zitting hun standpunten mondeling toe te lichten. Partijen hebben ook zelf niet gevraagd op de voet van artikel 4 sub d. van het reglement van de Commissie om te worden gehoord.
Feiten
Tussen partijen staat vast:
- verzekeraar Y en belangenbehartiger X hebben de PIV-Overeenkomst met elkaar gesloten;
- op 8 april 2017 heeft een verzekerde van verzekeraar Y (hierna: [verzekerde]) een aanrijding veroorzaakt en daarbij zelf letsel opgelopen;
- ter zake de vergoeding van de door [verzekerde] ondervonden letselschade heeft zij een beroep gedaan op de door haar bij verzekeraar Y afgesloten SVI-polis;
- verzekeraar Y heeft [verzekerde] op 12 december 2018 voorgesteld om tot afwikkeling van de zaak over te gaan;
- op 22 januari 2019 heeft [verzekerde] zich tot belangenbehartiger X gewend en is een overeenkomst van opdracht tussen haar en belangenbehartiger X gesloten;
- op 24 januari 2019 heeft belangenbehartiger X zich bij verzekeraar Y gemeld als belangenbehartiger van [verzekerde] en daarbij verzocht om een voorschot op de BGK conform de PIV-Overeenkomst;
- verzekeraar Y heeft geweigerd een vergoeding ter zake van BGK aan belangenbehartiger X te betalen.
Geschilpunten
Het standpunt van belangenbehartiger X luidt – kort samengevat - als volgt.
Tussen belangenbehartiger X en verzekeraar Y geldt de PIV-Overeenkomst. Uit deze overeenkomst volgt dat verzekeraar Y aan belangenbehartiger X BGK dient te vergoeden in alle letselschadezaken in de zin van artikel 6:107 BW en/of overlijdensschadezaken in de zin van artikel 6:108 BW, waarvoor door verzekeraar op grond van polisvoorwaarden verzekeringsdekking wordt verleend dan wel voor verzekeraar op grond van de WAM een verplichting tot schadevergoeding bestaat.
Door verzekeraar Y is op grond van polisvoorwaarden verzekeringsdekking verleend aan [verzekerde].
Verzekeraar Y kan zich niet aan de verplichting die voortvloeit uit de PIV-Overeenkomst met belangenbehartiger X onttrekken door een beroep te doen op de polisvoorwaarden die gelden tussen verzekeraar Y en zijn verzekerde.
Het staat verzekeraar Y vrij om de polisdekking ten opzichte van zijn verzekerde te beperken, maar als dekking wordt geboden voor letselschade dienen de BGK te worden vergoed op grond van de PIV- Overeenkomst.
Het standpunt van verzekeraar Y luidt - kort samengevat - als volgt.
De PIV-Overeenkomst tussen belangenbehartiger X en verzekeraar Y is in deze zaak niet van toepassing. De PIV-Overeenkomst stelt voor toepasselijkheid als voorwaarde dat er sprake is van een letselschadezaak in de zin van artikel 6:107 BW en/of een overlijdenszaak in de zin van artikel 6:108 BW. Dat is hier niet het geval.
[Verzekerde] heeft aanspraak op schadevergoeding op grond van een eigen verzekering, een SVI- verzekering, waarvoor vanzelfsprekend polisvoorwaarden tussen [verzekerde] en verzekeraar Y gelden.
Mochten er in deze zaak aanknopingspunten zijn om de PIV-Overeenkomst tussen belangenbehartiger X en verzekeraar Y wel van toepassing te verklaren, dan komen de BGK van belangenbehartiger X niet voor vergoeding in aanmerking op grond van artikel 5.2 van de toepasselijke SVI-polisvoorwaarden. Hierin is bepaald dat, als een verzekerde recht heeft op een gehele of gedeeltelijke schadevergoeding op grond van een andere verzekering of op grond van een andere uitkering of verstrekking, hij voor dat deel geen beroep kan doen op de SVI-verzekering.
In deze kwestie bestond voor [verzekerde] op grond van een bij een rechtsbijstandsverzekeraar ondergebrachte eigen rechtsbijstandspolis recht op dekking/vergoeding, in de vorm van rechtshulp. [Verzekerde] heeft ervoor gekozen van deze dekking geen gebruik te maken. Dat betekent niet dat de kosten die door deze keuze zijn ontstaan onder de SVI-dekking vergoed zouden moeten worden.
Beoordeling
Tussen partijen bestaat verdeeldheid over de vraag of de PIV-Overeenkomst die zij met elkaar hebben gesloten van toepassing is op zaken waarin schade wordt vergoed aan een eigen verzekerde, op grond van een door deze afgesloten SVI-verzekering.
Belangenbehartiger X meent dat de Overeenkomst van toepassing is, omdat -conform artikel 1.1 van de Overeenkomst- door verzekeraar Y op grond van polisvoorwaarden verzekeringsdekking is verleend. Verzekeraar Y brengt daar tegenin dat niet is voldaan aan het -in hetzelfde artikel neergelegde- vereiste dat er sprake is van een letselschadezaak in de zin van artikel 6:107 BW en/of een overlijdenszaak in de zin van artikel 6:108 BW.
De Commissie stelt vast dat met de PIV-Overeenkomst is beoogd een regeling te treffen voor die situaties waarin een aansprakelijkheidsverzekeraar BGK is verschuldigd aan een belangenbehartiger.
Uit de thans vigerende regeling is niet af te leiden dat ook is beoogd de regeling zich te laten uitstrekken over die gevallen waarin een verzekeraar dekking verleent – en vergoeding voor een letselschade betaalt - op grond van een SVI-verzekering. De verwijzing naar artikel 6:107 en 6:108 BW in artikel 1.1 van de Overeenkomst, waarmee het toepassingsgebied van de regeling wordt begrensd, pleit tegen de gedachte dat dit de bedoeling is geweest. Artikel 6:107 BW veronderstelt immers een aansprakelijke derde, terwijl een SVI-verzekering tot uitkering komt zonder dat er sprake behoeft te zijn van aansprakelijkheid. De passage waarin het bestaan van verzekeringsdekking wordt genoemd voor toepasselijkheid volgt op de begrenzing van de reikwijdte van de PIV-overeenkomst door de verwijzing naar de artikelen 6:107 en 6:108 BW gevolgd door “waarvoor…dekking” en dat ziet naar de Commissie aanneemt op AVP of AVB-verzekeringen op grond waarvan dekking binnen een aansprakelijkheidsverband moet worden verleend. Voor deze gedachte pleit ook het daarna noemen van de WAM nu het daarbij ook om verzekeringsdekking binnen het verband van aansprakelijkheid gaat.
Op grond hiervan is de Commissie van oordeel dat door belangenbehartiger X in deze kwestie, waarin door verzekeraar Y letselschade is vergoed op grond van een SVI-verzekering, ten onrechte is aangenomen dat de PIV-Overeenkomst van toepassing was. Daarbij komt dat belangenbehartiger X ook de uitleg van de polisvoorwaarden die verzekeraar Y in deze zaak hanteert heeft betwist en een dergelijke uitleg valt expliciet buiten de bevoegdheid van de Commissie.
Het is de Commissie ambtshalve bekend dat er verzekeraars en belangenbehartigers zijn die de PIV- Overeenkomst zich mede laten uitstrekken tot zaken die in het kader van een SVI worden behandeld. De Commissie is van oordeel dat het in dat geval niet redelijk zou zijn om vergoeding van de BGK conform de PIV-Overeenkomst uit te sluiten of te beperken met een beroep op de polisvoorwaarden die tussen de verzekeraar en zijn verzekerde zijn overeengekomen. Dat zou immers leiden tot een ondoorzichtige situatie voor verzekerde en belangenbehartiger. De Commissie geeft de partijen die deel uitmaken van de PIV-Commissie buitengerechtelijke kosten in overweging om bij een komende herziening van de PIV-Overeenkomst hierover duidelijkheid te scheppen.
De Commissie ziet geen aanleiding tot het uitspreken van een kostenveroordeling ten laste van belangenbehartiger X nu er geen mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden en door verzekeraar Y niet is gesteld dat er kosten zijn gemaakt.
Bindend advies
De Commissie komt tot het oordeel dat in deze zaak de PIV-Overeenkomst tussen belangenbehartiger X en verzekeraar Y niet van toepassing is. Daarom is de Commissie van oordeel dat door verzekeraar Y aan belangenbehartiger X geen voorschot op de BGK conform de PIV- Overeenkomst betaalbaar hoeft te worden gesteld.
Dit bindend advies is vastgesteld door de Commissie, bijgestaan door de secretaris van de Commissie xx. X. Xxxxxx-Kool, op 6 juni 2019.
Xx. X. Xxxxxxx, voorzitter
Mw mr. X.X.X. xxx xxx Xxxx, lid
X. xxx Xxxx, lid